15 november 2015 Lazarus en de rijke (OKK 21e zondag na Pinksteren C; RK 26e zondag door het jaar C) GROET Wij zijn hier samengekomen van ver weg en dichtbij, van verschillende bloedgroepen in het geloof, verzameld in dit gemeenschappelijk huis, Wij zijn hier samengekomen om te weten wie wij zijn, Vrouwen en mannen naar Gods beeld , Vrienden en vriendinnen van Jezus de Christus, Mensen, vervuld van Gods Geest. Genade en vrede mogen met ons zijn.
WOORD TEN GELEIDE ‘Om de zorg voor het gemeenschappelijke huis’. Dat is de ondertitel van de encycliek van Paus Franciscus Laudato Si (Geprezen zijt Gij). De encycliek heeft groot enthousiasme opgeroepen in de wereld. Niet alleen in de Rooms-Katholieke Kerk, niet alleen in de christelijke kerken, ook bij humanisten, atheïsten, bij velen - ongeacht hun geloof. De paus constateert in zijn encycliek dat de zwaarste gevolgen van de milieuschade en de oorlogen terecht komen op de schouders van de armen. De ongelijkheid tussen rijk en arm groeit meer en meer… We horen vandaag het verhaal over de arme Lazarus en de rijke uit het Lukasevangelie. Een verhaal dat gaat over de kloof tussen arm en rijk. De paus ageert tegen de - wat hij noemt globalisering van de onverschilligheid. Daar ligt de grote zonde van onze tijd. De ploerten en schenders, zoals de psalm ze noemt, zíen de armen niet; armen: de ontrechten, de vluchtelingen, de vreemden.
Gerechtigheid, zegt de paus, moet steeds leidraad zijn als we willen groeien naar één gezamenlijk huis. Dit wensen wij elkaar toe: dat wij elkaar verblijden en doen leven, zoals het lied zingt. Brood van genade, wijn van eeuwig leven. Maar wie niets hebben: wie zal hen hieraan deel geven? die in weelde zwelgen en van niets weten, wie zal hen naar gerechtigheid doen verlangen? Dat is de kern van het verhaal van Lazarus, het motto van deze viering. Gebed voor onze aarde uit encycliek Laudato si Wij bidden met paus Franciscus: Almachtige God, U bent aanwezig in heel het universum en in het kleinste van uw schepselen, U omarmt alles wat bestaat met uw liefde. Stort uw liefdeskracht ook uit over ons, opdat wij het leven en de schoonheid beschermen. Overstelp ons met uw vrede, opdat wij als broers en zusters samen leven, zonder iemand kwaad te berokkenen. O, God van de armen, help ons om hen die uitgestoten en vergeten worden, en die zo kostbaar zijn in uw ogen, bij te staan. Genees ons, opdat wij beschermers van de aarde worden en ons niet gedragen als roofdieren. Genees ons, opdat wij zaaiers van schoonheid worden en niet van vervuiling en vernietiging. Raak de harten van hen die eigen profijt najagen ten koste van de aarde en van de armen. Leer ons alles naar waarde te schatten, en vol bewondering te aanschouwen. Laat ons op onze weg naar het oneindig licht,
ontdekken hoe diep verbonden wij zijn met alle schepselen. Dank U omdat U, nu en altijd, bij ons bent. Wij vragen U, sterk ons in onze strijd voor rechtvaardigheid, liefde en vrede.
EVANGELIE Lucas 16,19-31
Toespraak Ekklesia 15 november 2015 Lazarus en de rijke Het is een heel oude geloofsvoorstelling dat gestorvenen verantwoording moeten afleggen van hun leven op aarde. U kent misschien de schilderijen of timpanen boven de portalen van kathedralen, met name in Frankrijk, waar het Laatste Oordeel wordt verbeeld. In het midden staat daar soms de aartsengel Michaël met een weegschaal in de hand, aan de ene kant de goede zielen en aan de andere kant de kwaaie, en aan dat schaaltje trekken dan ook nog de duiveltjes. Links staat Abraham afgebeeld met in zijn schoot de brave zieltjes. En rechts de muil van een hellemonster dat de kwaaie zielen opslurpt. De mens die verantwoording moet afleggen van zijn leven op aarde: niemand ontkomt er aan. Op die afbeeldingen staan ook koningen en bisschoppen aan de foute kant, het kan ons misschien wat troost bieden...! De machthebbers treft hetzelfde oordeel. Voor God de Rechter is ieder immers gelijk. Er is een sprookje van meer dan twintig eeuwen oud, afkomstig uit Egypte, waar de hiernamaalscultus als nergens anders floreerde. Een arme man sterft en wordt in een simpele mat de woestijn in gedragen. Een rijke man wordt tezelfdertijd, beladen met eerbetoon en grafgeschenken, naar de dodenstad gevoerd. Twee mannen, vader en zoon, kijken toe. ‘Ach,’ zegt de vader, ‘hoeveel beter vergaat het de rijken dan de armen’. Maar de zoon, die scherper ziet, zegt tot zijn vader: ‘Moge het jou in het dodenrijk vergaan zoals die arme’. En de zoon neemt de vader mee op een tocht naar het dodenrijk. Daar treffen ze de arme in de grafkleding van de rijke: fijn laken als een koningsmantel. Hij bekleedt een ereplaats naast Osiris de god van het dodenrijk. En de rijke? Die wordt gefolterd! De daden van de arme en de rijke zijn op de weegschaal gelegd: het gewicht sloeg bij de arme door naar de goede daden en bij de rijke naar de slechte daden. Het lot van de rijke en de arme is in het dodenrijk omgekeerd. Het sprookje heeft vermoedelijk via Joodse kringen zijn weg gevonden naar het Israël en de evangelist Lucas nam het op in zijn evangelie. Maar bij Lucas gaat het niet zozeer om de speculatie wat er in het hiernamaals gebeurt. Hij wil getuigen van de gerechtigheid die hier op aarde moet plaatsvinden.
Van de vier evangelieschrijvers houdt Lucas het meest drastisch een pleidooi voor de rechten van de armen. De problematiek van rijk en arm is een rode draad door heel zijn evangelie. Het eerste optreden van Jezus in de synagoge is de proclamatie van de hele blijde boodschap, het evangelie. Jezus slaat de boekrol op bij Jesaja, waar Hij aantreft: De geest van de Heer rust op mij, daartoe heeft Hij mij gezalfd. Om aan armen de goede boodschap te brengen heeft Hij mij gezonden. De proclamatie is, omdat die de missie verwoordt van de redemptoristen, de congregatie waarvoor ik werk. Het verhaal van Lazarus en de vrek is een bekeringsverhaal. Jezus wil ons een spiegel voorhouden. Niet zozeer gaat het om het lot van de arme, alsof die beter is dan de rijke. Per slot van rekening doet die arme ook niets om uit zijn ellende te komen, hij is passief. Hoe kwam het dat Hij tot de bedelstaf was geraakt? Dat vertelt het verhaal helemaal niet… De rijke wordt vaak een vrek genoemd. Maar dat is nog maar de vraag. Hij ging in purper gekleed en richtte schitterende feesten aan. Wie kwamen er op die feestjes? We moeten oppassen om direct een moreel oordeel te verbinden aan de arme of rijke situatie van een mens. Het gaat er niet om dat die rijke kwellingen moet ondergaan omdát hij rijk was, - of dat de arme in de schoot van Abraham wordt opgenomen omdát hij arm was. Het is al te gemakkelijk om één op één de parabel uit te leggen: zie je wel, die bankiers, dat zijn de boeven, die zullen er wel flink van langs krijgen in het hiernamaals. Dat er armen bestaan is nu eenmaal gevolg van het feit dat er rijken zijn… Er was een zeker rijk mens. Zo begint het verhaal. Dat is nu eenmaal de situatie waarin wij zitten. Onze situatie hier op aarde wordt bepaald door de rijke. Maar gek: hij heeft in het verhaal géén naam… Wie in de Schrift naamloos blijft, speelt geen wezenlijke rol. Zo ook trouwens met de vrouwen, die vrijwel altijd naamloos blijven: zij spelen immers in de cultuur van die dagen niet de hoofdrol. Maar dit terzijde. De rijke speelt in het evangelie geen rol. Rijken blíjven ook het liefst naamloos. Die lui van de Quote 500 (overigens dus vrijwel allemaal mannen, maar dit terzijde!) vinden het helemaal niet leuk dat zij met naam en toenaam vermeld staan op een lijst. Naast die rijke is er de arme. Hij bestaat bij gratie van de rijke: hij ligt bij de stadspoort en probeert wat kruimels brood te bemachtigen van de rijke. De arme is in de Schrift materieel arm, maar vooral ook: hij is rechteloos, hij heeft geen poot om op te staan in de maatschappij en is totaal afhankelijk van de rijken. Maar wat die arme dus wél heeft: hij heeft een naam. Lazarus, niet meer en niet minder. En wat betekent die naam? God-helpt. Zonder die arme, zonder Lazarus, kan de rijke niet leven. De rijke is de hulpeloze in het verhaal. Zal hij zijn weldoener, zijn bevrijder bijtijds ontdekken?
De rollen worden omgekeerd, zoals ook in het Egyptische sprookje. Het geschiedde dan, staat er. De geschiedenis van de arme als geschiedenis van God. Op aarde werd hij omgeven door honden, maar nu wordt hij opgetild door engelen. Van de arme wordt niet verteld dat hij begraven wordt, hij wordt direct ten hemel opgenomen. Daarmee krijgt de arme een messiaanse waardigheid. Er ontstaat een gesprek tussen Abraham en de rijke. De arme Lazarus doet dan al niet meer mee in het verhaal. Hij is geborgen in de schoot. De kloof tussen arm en rijk wordt door de aartsvader Abraham, de modelgelovige in de Bijbel, aan de kaak gesteld. En op dat moment vervalt de rijke opnieuw in zonde, hij doorziet nog steeds niet wie de arme is: namelijk Lazarus: God-helpt, God-redt, de messias. Hij wil die arme wel wat liefdadigheid schenken, zoals de heerser de slaaf wat brood toewerpt. Maar de rijke doorziet nog steeds niet dat hij zonder de arme niet kan leven. In plaats van dat hij zich over de arme ontfermt, wil hij zich ontfermen over zijn rijke broers. Hij denkt alleen maar aan zijn eigen familie, dat die gered mogen worden. Heel passend dat Abraham hem terecht wijst. ‘Die broers hebben toch ook Mozes en de profeten…’, zegt hij. In die boekrollen stáát toch alles over Gods ontferming. Maar dan zegt de rijke: ja, maar als er iemand uit de doden opstaat, dán zullen ze zich laten overtuigen. En daar voelt Lucas zich gebeten, daar wringt de schoen. Want Lucas schrijft zijn evangelie immers jaren later na de dood van Jezus. Lucas moet pijnlijk ervaren, dat zelfs de opstanding van de Messias de mensen niet tot inkeer heeft gebracht. Dat wonder van de opstanding was toch genoegzaam bekend voor de mensen aan wie Lucas de blijde boodschap verkondigde? Nee dus… De boodschap was nog steeds aan dovemansoren verteld. De opstanding: dat gaat dus in tegen alle onverschilligheid. Niet rijkdom is de zonde. Dat is wellicht een troost voor ons. Het gaat er om, hoe je met je rijkdom omgaat. Opstanding is de weg ten leven kiezen. Dat je goed doet. Dat je niet doet wat slecht is, niet achter oplichters aanloopt, niet met Ploert en Schender heult… Gezegend de mens die opkomt voor zijn vriend, zijn vriend niet verraadt… Die in opstand komt tegen onrecht. Het gaat in het verhaal niet om de rijkdom van de rijke, maar om zijn blindheid voor de arme. Om je rijkdom als kans te zien, om barmhartigheid te betrachten. Enkele jaren geleden zaten bij - toen nog - Pauw en Witteman een man en vrouw aan tafel. De vrouw, alleenstaand, is ernstig ziek, door ongelukkige omstandigheden tot armoede vervallen en kan nauwelijks haar kinderen onderhouden. De man is rijk en had gehoord van het lot van die vrouw. Hij ziet haar ellende. En dan gaat het over de kinderbijslag. Hij zegt dat hij de kinderbijslag helemaal niet nodig heeft. Hij houdt een pleidooi om de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. En als gebaar heeft hij aangeboden de kinderbijslag die hij ontvangt aan de vrouw te schenken…
De paus protesteert in zijn encycliek tegen een ongebreideld consumentisme. Maar er zijn dus wel rijken die hun verworven rijkdom te gelde maken in goede zin. Die ondanks hun rijkdom een levensstijl onderhouden van profetisch en contemplatief leven. In een spiritualiteit van soberheid die in vrijheid beleefd wordt. Een spiritualiteit waarin rijk en arm kunnen groeien in een gezamenlijk huis, waarin men zich verantwoordelijk weet voor de zorg van onze planeet en de kwaliteit van leven voor de allerarmsten. Daartoe moeten we een groot solidariteitsgevoel ontwikkelen. Dat vraagt allereerst om het zíen van de problemen hier op aarde, in onze samenleving. De paus ziet en benoemt de problemen, hij analyseert ze buitengewoon kritisch als was het een politiek partijprogramma. De encycliek Laudato Si is eigenlijk een vervolg op het Rapport van de Club van Rome uit 1972, het Conciliair proces van de Wereldraad van Kerken in 1989 dat Gerechtigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping in verband bracht met elkaar. Zien wij de arme? Dat is de hamvraag. Waar is de arme in ons midden? Dat is de vraag die ons moet bezighouden. Wanneer je de arme immers in de ogen ziet, de rechteloze in deze samenleving, dán zul je God ontmoeten. En dan komen we in een omkering: we zullen door de arme zelf bekeerd worden, geëvangeliseerd worden. De arme, Lazarus, zal ons redden. Lazarus is de menslievende God in eigen persoon. Hij zal ons verlossen. Dat kan als we de arme wíllen zien en ontdekken in onze omgeving. Het gaat er om nú al recht te doen aan de arme. Goed leven, het geluk in het Rijk Gods, hier en nu op onze planeet, daarvoor mogen wij het instrument zijn, om de zorg voor het gemeenschappelijk huis. Dat het zo mag zijn.
VOORBEDE Menslievende God, Jij kent de nood van uw mensen en hoort hun roepen om ontferming. Wij komen bij Jou met al onze zorgen om de wereld. Wij bidden om inkeer voor de volkeren die elkaar uitsluiten, die elkaar zo aan banden leggen dat groeien in welvaart voor de kleinen onmogelijk wordt. Open onze ogen voor onrecht en uitbuiting, uitsluiting en minachting.
Maak ons meer en meer mensen van Jou. Menslievende God, zie ons zoals wij hier samengekomen zijn. Doe in ons groeien het mededogen om de nood van mensen in onze omgeving, zij die moeten leven met grote schulden, die niet weten hoe ze kunnen rondkomen; voor mensen die zich niet gezien en gehoord voelen, die er soms helemaal alleen voor staan. Wij bidden dat wij mogen groeien in verantwoordelijkheid. Aanvaard onze goede wil om bij te dragen aan een wereld waarin de kloof tussen rijk en arm wordt overbrugd. Maak ons meer en meer mensen van Jou. Menslievende God, wij bidden ook voor onszelf, met onze zorgen waarmee wij naar hier gekomen zijn…
ZEGENBEDE Mogen wij elkaar tot zegen zijn bij alles wat ons te doen staat, bij alles wat ons overkomt. Mogen wij de arme die ons pad kruist tot zegen zijn. Moge de arme ons zegenen zo goed als God. Moge de zegen op ons rusten van Hem die trouw is tot in eeuwigheid, die recht doet aan verdrukten, en brood geeft aan de hongerigen, die gevangenen bevrijdt en blinden de ogen opent. Als wij nu straks van hier gaan, moge de menslievende God ons dan tot zegen zijn op onze weg, al de dagen van ons leven.