Meedoen op maat beleidsplan Wmo 2013-2016
Olst-Wijhe, oktober 2013 doc. nr.: 13.021159
Samenvatting Sinds 1 januari 2007 bestaat de landelijke Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Wmo is bedoeld voor alle burgers en het maatschappelijke doel van de Wmo is ‘meedoen’. De wet moet er voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. In de Wmo draait het om kernbegrippen zoals participatie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Burgers worden gevraagd om naar eigen vermogen een bijdrage te leveren aan sociale verbanden via werk, opleiding, vrijwilligerswerk en/of mantelzorg. Met de komst van de Wmo is de zorgplicht van de overheid vervangen door een compensatieplicht. De individuele situatie van de burger is bepalend voor de aard van eventuele compensatie. Bouwstenen voor het nieuwe Wmo Beleidsplan 2013-2016 van de gemeente Olst-wijhe vormen de aanbevelingen uit de evaluatie van ons huidige Wmo beleid (vastgesteld door de raad op 25 maart 2013), de inhoud van onze Sociale Toekomstvisie en de nieuwe verantwoordelijkheden die op ons afkomen. In het Wmo beleidsplan wordt de doelgroep jeugd niet langer specifiek opgenomen. De ondersteuning van jeugdigen met opgroeiproblemen en ouders met opvoedproblemen komen onder de nieuwe Jeugdwet te vallen. Om een Wmo-beleidsplan te kunnen maken dat gericht is op de toekomst en op de kracht van onze samenleving is het van belang om de beleidsvorming interactief vorm te geven. Dit heeft in twee trajecten plaatsgevonden. Dit nieuwe Beleidsplan Wmo is voor een belangrijk deel gebaseerd op de resultaten van een visieontwikkeltraject dat in samenwerking met de gemeenten Deventer, Raalte en Voorst en in cocreatie met stakeholders in 2012 heeft plaatsgevonden ter voorbereiding op de decentralisatie AWBZ functie Begeleiding naar de Wmo. Daarnaast heeft onze Sociale Toekomstvisie 2012-2020 als basis gediend voor het nieuwe beleidsplan Wmo 2013-2016. Veel inwoners en organisaties waren betrokken bij het opstellen hiervan. Het Wmo Beleidsplan 2013-2016 is in een overgangsfase opgesteld. Gemeenten krijgen de komende jaren te maken met een door het Rijk ingezette ingrijpende transformatie van het sociale domein. De plannen sluiten aan bij het bestaande Wmo-gedachtegoed, met 'meedoen voor iedereen' als centrale doelstelling. Wel gaan ze gepaard met een vanuit het rijk opgelegde grote “efficiencykorting”. De motieven voor hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg (financiële houdbaarheid, meer voor elkaar zorgen en betere kwaliteit) zijn doorvertaald naar de nieuwe Wmo. Uitgangspunten zijn: - Uitgaan van wat mensen wel kunnen. - Eerst kijken naar eigen mogelijkheden - Voor wie niet (meer) zelfredzaam kan zijn is er ondersteuning of zorg. De missie van de gemeente Olst-Wijhe sluit daar bij aan: streven naar een samenleving waaraan iedere inwoner naar vermogen meedoet en waarbij mensen naar elkaar omkijken. Iedere inwoner is primair zelf verantwoordelijk voor zijn of haar rol in de maatschappij. De gemeente draagt bij aan een klimaat waarin inwoners zelf en met elkaar in staat zijn om mee te doen in onze samenleving. De gemeente wil de eigen burgerkracht versterken, faciliteren en ondersteunen, zodat - inwoners prettig en veilig wonen, - alle jongeren goed kunnen opgroeien en ontwikkelingsmogelijkheden hebben, - er voldoende mogelijkheden zijn om mee te doen in onze samenleving - en inwoners naar elkaar omzien en biedt zorg en ondersteuning van goede kwaliteit aan kwetsbare inwoners. De indeling van dit Wmo beleidsplan volgt de gekantelde werkwijze: uitgaan van eigen kracht en "samenredzaamheid" in onze lokale samenleving, zorgen voor een zoveel mogelijk "inclusieve
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
2 van 43
samenleving" met goede algemene voorzieningen en tenslotte maatwerk bieden aan degenen die aanvullend hierop maatschappelijke ondersteuning nodig hebben om mee te kunnen doen in onze samenleving. De basis van onze samenleving, dat zijn de burgers zelf. In eerste instantie zorgen zij voor zichzelf en voor elkaar. Van inwoners wordt verwacht dat zij zich af en toe in willen zetten voor anderen in hun omgeving. Daar ben je elkaars familie, buren en vrienden voor. De gemeente vertrouwt op de eigen kracht van de burger en de kracht van diens sociale netwerken. In de meeste situaties gaat dit ook prima. Wel kan de gemeente de eigen kracht van de burger versterken. Om zo lang mogelijk gezond en zelfredzaam te blijven is het belangrijk een woon- en leefomgeving te hebben waar bewoners zich goed voelen en vertrouwen hebben in hun dorp of buurt. Dit gaat niet alleen over de fysieke inrichting van de woonomgeving, maar ook over een goed functionerend leefklimaat met een sterke sociale samenhang. Dat wil zeggen dat bewoners onderling contact hebben, elkaar ondersteunen als het nodig is en gezamenlijk activiteiten ondernemen. Het gaat er ook om dat mensen elkaar op zaken kunnen aanspreken als dat nodig is. Doorontwikkeling van onze huidige dorps- en buurtaanpak en uitvoering van ons masterplan wonen, zorg en welzijn (woonservicegebieden) beogen behoud en versterking van een prettige leefomgeving. In onze visie vormen mantelzorgers en vrijwilligers belangrijke steunpilaren in een krachtige samenleving waarin burgers zoveel mogelijk zelfredzaam zijn. Mensen die zich intensief en vaak langdurig inzetten voor een ander of voor de samenleving verdienen erkenning, waardering en ondersteuning. Voor deze informele steunsystemen is een ondersteuningsstructuur beschikbaar. Binnen de Wmo wordt eerst bekeken wat de burger zelf kan. Daarna op welke wijze binnen informele steunsystemen een oplossing kan worden gevonden. Daarna komen formele structuren zoals professionals in beeld. Daarbij valt een onderscheid te maken tussen algemene en individuele voorzieningen. Door preventieve, algemene voorzieningen kunnen mensen gewoon meedoen in onze samenleving, zonder bijzondere maatregelen. Preventieve voorzieningen worden meestal opgezet en uitgevoerd door partijen uit de samenleving; het maatschappelijk middenveld. Wij kunnen als gemeente partijen helpen en stimuleren om preventieve voorzieningen te ontwikkelen. (bijvoorbeeld via het faciliteren van welzijnsfaciliteiten). Collectieve voorzieningen bieden een antwoord op een ondersteuningsvraag die vaker voorkomt en zonder maatwerk opgelost kan worden (bijvoorbeeld een boodschappendienst of een rolstoelpool). Juist omdat dit een minder kostbare oplossing is dan een individuele voorziening, willen we bij de realisering van algemene of collectieve voorzieningen een duidelijke initiërende en faciliterende rol vervullen. Daarbij denken we dan aan activiteiten gericht op ontmoeting, op informatie, op versterking van de informele steunsystemen en op langer zelfstandig kunnen wonen. Als het voor iemand met beperkingen niet mogelijk is om (volledig) op eigen kracht en inzet van met sociaal netwerk en algemene voorzieningen zelfstandig te functioneren, dan zijn er individuele voorzieningen waar iemand op terug kan vallen. Het eventueel verstrekken van individuele voorzieningen maakt deel uit van de uitkomsten van “het gesprek” en van een afgesproken zorg- en/of welzijnsarrangement. Dat betekent dat er sprake is van maatwerk, van een individuele oplossingsgerichte benadering. Er valt een onderscheid te maken naar lichte individuele voorzieningen (o.a. hulpmiddelen, huishoudelijke hulp) en zware individuele voorzieningen (o.a. dagbesteding, intensieve thuisbegeleiding). De individuele voorzieningen die de gemeente momenteel levert zijn vooral huishoudelijke verzorging, vervoersvoorzieningen en rolstoelen en woonvoorzieningen. De zwaardere individuele voorzieningen maken op dit moment vooral deel uit van de huidige functie Begeleiding binnen de AWBZ.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
3 van 43
Ook verschillende vormen van maatschappelijke zorg vallen onder de individuele voorzieningen. Het gaat om: - Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en bestrijding huiselijk geweld; - Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz); - Verslavingszorg. Doel van deze maatschappelijke zorg is om de aansluiting met de samenleving te behouden of te herstellen. Toegang tot de Wmo geschiedt via het “gesprek”. Onze basisgedachte, gebaseerd op “1 gezin, 1 plan, 1 regisseur”, is het organiseren van een centrale toegang. Met toegang bedoelen we het proces vanaf het moment dat een inwoner met een ondersteuningsvraag zich meldt (of gemeld wordt). Tijdens “het gesprek” wordt de vraag samen met de betreffende inwoner in kaart gebracht. De vraag wordt tijdens het gesprek verhelderd, alle leefgebieden worden in dit gesprek doorgenomen zodat een integraal advies en/of arrangement kan worden opgesteld. Wij willen in onze gemeente naar een hecht team van cliëntondersteuners onder één aansturing. Dit team is een belangrijke spil binnen onze gemeente en is op de hoogte van het aanbod in de informele zorg en het aanbod van organisaties uit de zorg- en welzijnsketen. Organisaties kennen de cliëntondersteuners en cliëntondersteuners kennen hen, de lijnen zijn kort. Dit team is verantwoordelijk voor: - intake; vraagverheldering, onderzoek naar antwoorden op de ondersteuningsvraag (via principe van het inschakelen van eigen kracht, het sociale netwerk, algemene of collectieve voorzieningen of tenslotte een individuele voorziening). - samenstellen van een zorg- en/of welzijnsarrangement - warme overdracht naar zorg- en/of welzijnsaanbieder - klachten en ervaringen over geleverde ondersteuning worden gemeld bij de cliëntondersteuners zodat inzicht is in de tevredenheid over het aanbod waarnaar verwezen is. Getracht wordt om de zorg zo lang mogelijk thuis bij de zorgvrager te verlenen (al dan niet met behulp van vrijwilligers, mantelzorgers en professionele hulp). Wanneer dit niet meer mogelijk blijkt te zijn, wordt hulp buitenshuis gezocht (dagbesteding, logeerhuizen, opname in een intramurale setting). Het team cliëntondersteuners kijkt naar het gehele (gezins)systeem en neemt daarbij ook de mogelijke ondersteuningsvraag van de mantelzorger mee. Randvoorwaarden bij het Wmo beleid betreffen de financiële middelen, maar ook een goede cliëntparticipatie, samenwerking met ketenpartners en heldere communicatie. Het Wmo budget is geen afgebakend budget, maar terug te vinden in de verschillende programma’s van de begroting. Uitvoering van voornemens in deze nota vindt plaats binnen de huidige begrotingskaders. Financiering van nieuwe initiatieven of activiteiten is in principe alleen mogelijk door een verschuiving van middelen binnen de verschillende begrotingsprogramma’s. Voor de uitvoering van nieuwe taken en verantwoordelijkheden vormen de rijksbudgetten die wij hiervoor ontvangen het financiële kader. Naar verwachting komt er eind 2013 meer duidelijkheid over de verdeling van het macrobudget nieuwe Wmo voor 2015. Wel is al duidelijk dat het kabinet vanaf 2015 enorme bezuinigingen in zorg en ondersteuning gaat doorvoeren, die bijna zonder precedent zijn en diep in zullen grijpen in het leven van veel kwetsbare burgers. Er ontstaat een stevige toenemende druk op de beschikbare middelen door krimpende budgetten bij zowel rijksoverheid als gemeenten en een toenemende vraag. Tegelijkertijd kent de gemeente Olst-Wijhe een hoog ambitie niveau om ‘meedoen voor iedereen’ te realiseren. Wij gaan er van uit dat we door een andere manier van werken het doel van de Wmo, meedoen voor iedereen, toch kunnen realiseren: - Door de eigen kracht van betrokkenen en hun netwerk aan te spreken, aangevuld met passende algemene voorzieningen en minder relatief dure individuele voorzieningen;
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
4 van 43
-
-
Door met maatwerk in te spelen op de eigenlijke behoefte van de cliënt (de vraag achter de vraag); Door samen (inwoners, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en gemeente) te blijven investeren in onze sociale infrastructuur; Door betere afstemming tussen zorgverleners (één cliënt, één plan, één verantwoordelijke) en minder versnippering van de geboden zorg en ondersteuning (dus minder verschillende mensen in één gezin); Door de administratieve last te verminderen en bureaucratie te vermijden.
Voor onze gemeente zijn er risico’s verbonden aan deze decentralisatie opgaven. Gelet op de impact die de decentralisaties hebben op onze gemeentebegroting zal er veel aandacht worden besteed aan monitoring en zullen op relevante momenten financiële tussenrapportages worden geleverd. Er wordt steeds meer gestuurd op een compacte overheid, waarbij er een groter beroep wordt gedaan op de samenleving (“kleine overheid, grote burger”). Ook willen onze inwoners steeds meer zeggenschap over de ruimtelijke en sociale invulling van hun dorp of buurt. Dat vraagt van ons als gemeente een andere houding; van een sterk bepalende en uitvoerende rol naar faciliterende en ondersteunende rol. Vertrekpunt daarbij is het zoeken naar samenwerking en investeren in vitale coalities met onze inwoners, kernen, organisaties, scholen en ondernemingen in Olst-Wijhe. Samenwerking is ook belangrijk in verband met raakvlakken tussen Wmo en de AWBZ zorg. Een goede samenwerking tussen huisartsen, wijkverpleegkundigen, de intramurale zorgverleners en het Wmo team cliëntondersteuning is van groot belang voor een goede afstemming van de zorg en ondersteuning van kwetsbare inwoners. Daarnaast vraagt het afspraken met strategische partners (zorgkantoor/ zorgverzekeraar) over deze raakvlakken. De ontwikkelingen binnen het sociaal domein hebben gevolgen voor cliëntenparticipatie. De adviestaak van de Wmo Adviesraad neemt de komende jaren als gevolg hiervan toe. In hoeveelheid werk, maar ook wordt de inhoud breder: meer domeinen en beleidsvelden. Net als de gemeente krijgt ook de Wmo Adviesraad te maken met nieuwe Wmo-burgers, zoals kwetsbare voormalig AWBZ cliënten. Bovendien wordt de advisering naar verwachting vaker integraal en niet gericht op een specifieke doelgroep of prestatieveld. Met de uitbreiding van de Wmo met AWBZ-taken en de komst van de Participatiewet wordt de overlap in doelgroepen met de cliëntenraad WWB nog groter. Al zijn er ook verschillen in functie en structuur en in relatie met de achterban. Daarnaast hebben AWBZ-zorgorganisaties cliëntenraden, welke ook in toenemende mate met gemeenten te maken krijgen. De toekomstige koers van de Wmo Adviesraad wordt in de loop van 2014 een belangrijk aandachtspunt. Het beleidsplan Wmo 2013-2016 omvat een planperiode van vier jaar. Halverwege deze periode, per 1 januari 2015, worden ingrijpende wijzigingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning verwacht. Tevens is het de verwachte startdatum van de drie decentralisaties. Op dit moment is nog niet duidelijk of dit landelijke besluitvormingstraject gevolgen heeft voor dit beleidsplan Wmo. Indien noodzakelijk wordt hierover tussentijds gerapporteerd en waar nodig aangepaste besluitvorming voorgelegd. Evaluatie van dit beleidsplan vindt medio 2016 plaats.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
5 van 43
Meedoen op maat Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2013-2016
Inhoudsopgave
Samenvatting ………………………………………………………………………………………. 2 Hoofdstuk 1: Inleiding …………………………………………………………………………… 1.1 Inleiding …………………...................................................................................... ……. 1.2 Leeswijzer …………………………………………………………………………………….. 1.3 Totstandkoming nota ………………………………………………………………………….
7 7 7 8
Hoofdstuk 2: Meedoen op maat ……………………………………………………………….. 2.1 Doel Wmo …………………......................................................................................... 2.2 Wmo in ontwikkeling ………………………………………………………………………….
9 9 9
Hoofdstuk 3: Visie en ambitie……………………………………………………………………. 3.1 Terugblik Wmo 2008-2012 …………………………………………………………………… 3.2 Trends en ontwikkelingen …………………………………………………………………….. 3.3 Missie, visie en ambitie ………………………………………………………………………..
12 12 13 14
Hoofdstuk 4: Meedoen in Olst-Wijhe…………………………………………………………... 4.1 Uitgangspunten ……………………………………………………………………………….. 4.2 Eigen kracht …………………………………………………………………………………… 4.3 Sociaal netwerk / informele steunsystemen………………………………………………… 4.4 Algemene of collectieve voorzieningen ……………………………………………………. 4.5 Individuele voorzieningen ……………………………………………………………………. 4.6 Toegang via “het gesprek” …………………………………………………………………… 4.7 Het ondersteuningsproces ……………………………………………………………………
16 16 17 18 19 21 24 25
Hoofdstuk 5: Randvoorwaarden ……………………………………………………………….. 5.1 Financiën …………………………………………………………………………………........ 5.2 Samenwerking en communicatie ……………………………………………………………. 5.3 Cliëntenparticipatie ……………………………………………………………………………. 5.4 Monitoring en evaluatie ………………………………………………………………………..
29 29 32 33 33
Bijlagen 1: Cijfers AWBZ zorg naar Wmo voor gemeente Olst-Wijhe 2: Cliëntportretten (enkele voorbeelden uit CIZ brochure “wie is de cliënt?”, maart 2013) 3: Lijst met gebruikte begrippen en afkortingen
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
6 van 43
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Inleiding Op 25 maart 2013 heeft de raad de evaluatie van ons eerste Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning (2008-2012) vastgesteld. Bouwstenen voor het nieuwe Wmo Beleidsplan 2013-2016 vormen: - de conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie van het huidige Wmo beleid; - de inhoud van onze Sociale Toekomstvisie; - de nieuwe verantwoordelijkheden, die op ons afkomen. (waaronder de functie Begeleiding en eventueel Persoonlijke Verzorging van AWBZ naar Wmo en decentralisatie jeugdbeleid) De huidige Wmo is nog ingedeeld naar prestatievelden. In de onlangs bekend geworden landelijke concepttekst Wmo 2015 wordt dat gewijzigd in een drietal doelen. Dit Wmo Beleidsplan is in een overgangsfase opgesteld. De opbouw van ons beleidsplan is gebaseerd op de toekomst, hierbij wordt in hoofdstuk 3 nog wel een relatie gelegd met de huidige negen prestatievelden. Alle bestaande prestatievelden zijn erin opgenomen. 1.2 Leeswijzer In dit Wmo-beleidsplan gaan we in hoofdstuk 1 eerst in op de landelijke Wet maatschappelijke ondersteuning en op de belangrijke veranderingen die aanstaande zijn. In hoofdstuk 2 leest u de visie van de gemeente Olst-Wijhe. We kijken in dit hoofdstuk ook terug naar de resultaten die de begin 2013 uitgevoerde evaluatie Wmo-beleid 2008-2012 ons opleverde. Deze resultaten zijn eerder al in een apart document aan de raad gepresenteerd. En we schetsen de ontwikkelingen die we voor ons zien. In hoofdstuk 3 komt de kern van ons nieuwe Wmo-beleid aan de orde. De indeling van dit hoofdstuk volgt de gekantelde werkwijze: uitgaan van eigen kracht en "samenredzaamheid" in onze lokale samenleving, zorgen voor een zoveel mogelijk "inclusieve samenleving" met goede algemene voorzieningen en tenslotte maatwerk bieden aan degenen die aanvullend hierop maatschappelijke ondersteuning nodig hebben om mee te kunnen doen in onze samenleving. Hoofdstuk 4 gaat in op de randvoorwaarden. Uiteraard gaat dit over financiële middelen, maar ook over een goede cliëntparticipatie en communicatie. Af en toe treft u in de tekst een geformuleerde uitdaging aan. Het zijn spannende afwegingen of dilemma's die de komende tijd aan de orde zijn en die in ontmoetingen met de Wmo Adviesraad als gezamenlijke uitdaging zijn herkend. In bijlage 1 kunt u achtergrondinformatie vinden over de ontwikkeling "van AWBZ naar Wmo", in de vorm van cijfermatige AWBZ-gegevens over onze toekomstige Wmo cliënten. Tenslotte: de Wmo gaat over mensen. Om dit te benadrukken stellen in bijlage 2 enkele toekomstige Wmo cliënten zich aan u voor. n.b. Waar in dit document wordt gesproken over cliënt kan ook de vertegenwoordiger van de cliënt (familielid, mentor) worden gelezen.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
7 van 43
1.3 Totstandkoming nota Om een Wmo-beleidsplan te kunnen maken dat gericht is op de toekomst en op de kracht van onze samenleving is het van belang om de beleidsvorming interactief vorm te geven. Dit heeft in twee trajecten plaatsgevonden. Dit nieuwe Beleidsplan Wmo is voor een belangrijk deel gebaseerd op de resultaten van een visieontwikkeltraject dat in samenwerking met de gemeenten Deventer, Raalte en Voorst in 2012 heeft plaatsgevonden ter voorbereiding op de decentralisatie AWBZ functie Begeleiding naar de Wmo. Deze gemeenten vallen onder het verzorgingsgebied van het zorgkantoor Salland/Eno. Daarbij is de navolgende vraagstelling gehanteerd. ‘Hoe kunnen wij vanuit het perspectief van de burger/cliënt onze gemeente (geografisch gebied) zo inrichten, dat burgers met beperkingen zo danig worden gecompenseerd/ondersteund, dat zij binnen hun eigen kracht en mogelijkheden, zo optimaal mogelijk kunnen meedoen in de samenleving.’ Bij dat traject is gekozen voor een interactief proces waarbij diverse groepen in verschillende rollen actief zijn geweest. De belangrijkste stakeholders; cliënten, cliëntondersteuningorganisatie, Wmo raden, aanbieders en zorgkantoor hebben een actieve inbreng geleverd. Er zijn in een aantal rondes veel klankbordbijeenkomsten georganiseerd. De uitkomsten ervan vormden telkens input voor verdere uitwerking en verdieping van een regionale visie. Alle participanten hebben een uitstekende bijdrage geleverd aan dit visiedocument. Door het betrekken van inhouds- en ervaringsdeskundigen is optimaal gebruik gemaakt van de aanwezige wensen en kennis. Daarnaast heeft onze Sociale Toekomstvisie 2012-2020, als basis gediend voor het nieuwe beleidsplan Wmo 2013-2016. Vanaf de start zijn veel inwoners en organisaties betrokken bij het opstellen van deze Sociale Toekomstvisie. Een bestuurlijke klankbordgroep met een vertegenwoordiging van de gemeenteraad, een denktank met mensen die werkzaam zijn (geweest) in de zorg, stakeholders en belangenbehartigers zijn actief bevraagd om input te leveren voor de visie. Daarnaast zijn er verschillende discussiebijeenkomsten geweest met inwoners en maatschappelijke organisaties over de richting, die op de vier thema’s uit de visie gekozen zou moeten worden. De opbrengsten uit alle bijeenkomsten hebben uiteindelijk geleid tot een conceptversie van de Sociale Toekomstvisie 2012 – 2020, die juni 2012 is vrijgegeven voor inspraak. Tenslotte is nog een inspraakbijeenkomst georganiseerd en zijn organisaties in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op onze visie. Het Wmo beleidsplan 2013-2016 “Meedoen op maat” is in goed overleg met de Wmo Adviesraad tot stand gekomen. Bij het opstellen van de nota is gebruik gemaakt van door de Wmo Adviesraad al eerder gegeven adviezen. In de vergadering van de Wmo Adviesraad van 21 augustus 2013 is het conceptbeleidsplan Wmo besproken. Het onderdeel “cliëntenparticipatie Wmo” heeft daarbij specifieke aandacht gehad. Het overleg heeft tot diverse aanvullingen in de nota geleid. Ook is besloten om gezamenlijk een aantal kerndilemma’s c.q. uitdagingen voor de komende periode te formuleren. Tenslotte heeft de Wmo Adviesraad op 11 oktober 2013 een advies aan het college uitgebracht. Veel van de hierin aanvullend geformuleerde uitdagingen zijn in de nota opgenomen. De overige onderwerpen uit het advies worden gebruikt bij de verdere uitwerking van de doorontwikkeling van de Wmo. Concreet gaat het dan vooral om de thema’s: - Eigen kracht vormgeven (terughoudende rol professionals, aandacht voor draagkracht en draaglast van mantelzorgers) - Kennen en herkennen nieuwe doelgroepen (wijze van benaderen, geschiktheid algemene voorzieningen, relatie intramuraal-extramuraal) - Verdere uitwerking van de Toegang (het Gesprek, de regisseur, team cliëntenondersteuners) Het concept Wmo-beleidsplan 2013-2016 is ook besproken in het Platform wonen, zorg en welzijn. Gedurende de uitvoeringsperiode van ons masterplan wonen, zorg en welzijn fungeert dit platform als klankbordgroep; ontwikkelingen en projecten worden hier uitgewisseld en op elkaar afgestemd. Het platform vertegenwoordigt de voor onze gemeente belangrijkste lokale partners op terrein van zorg en welzijn.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
8 van 43
Hoofdstuk 2: Meedoen op maat 2.1 Doel Wmo Sinds 1 januari 2007 bestaat de landelijke Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo); de Welzijnswet en de Wet Voorzieningen Gehandicapten zijn erin opgegaan. Daarnaast ging de Huishoudelijke Verzorging van de AWBZ naar de Wmo over. De Wmo is bedoeld voor alle burgers. Het maatschappelijke doel van de Wmo is ‘meedoen’. De wet moet er voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. In de Wmo draait het om kernbegrippen zoals participatie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Burgers worden gevraagd om naar eigen vermogen een bijdrage te leveren aan sociale verbanden via werk, opleiding, vrijwilligerswerk en/of mantelzorg. Met de komst van de Wmo is de zorgplicht van de overheid vervangen door een compensatieplicht. De individuele situatie van de burger is bepalend voor de aard van eventuele compensatie. De compensatieplicht legt gemeenten de verplichting op om mensen met een beperking in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te compenseren, daar waar zij niet op eigen kracht of met hun eigen netwerk zelfstandig kunnen participeren in de maatschappij. De gemeente beslist op elke wijze de compensatie vorm krijgt; de wet schrijft dat niet voor. Welke ondersteuning het beste aansluit bij de concrete beperking in de participatie is afhankelijk van de lokale en individuele situatie. De gemeente ondersteunt bijvoorbeeld vrijwilligers en mantelzorgers. De Wmo regelt waar nodig ook hulp bij het huishouden en zorgt voor goede informatie over de hulp en informatie die mensen kunnen krijgen. De Wmo kan activiteiten stimuleren die de onderlinge betrokkenheid in buurten en wijken vergroten. De Wmo biedt ondersteuning om te voorkomen dat mensen later zwaardere vormen van hulp nodig hebben. Het gaat bijvoorbeeld om opvoedingsondersteuning en activiteiten tegen eenzaamheid. De gemeente is verplicht om eens per vier jaar een beleidsplan Wet maatschappelijke ontwikkelingen vast te stellen. Het beleidsplan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan gaat daarmee over een breed scala van beleidsterreinen, waarvoor veelal (actuele) beleidskaders zijn vastgesteld. 2.2 De Wmo in ontwikkeling De Wmo is in 2007 ingevoerd als toenmalig sluitstuk van de modernisering van de AWBZ (Algemene wet bijzondere Ziektekosten). Lokaal maatwerk en minder regels waren nadrukkelijke uitgangspunten. In de praktijk was de aandacht bij gemeenten eerst vooral gericht op borging van het leveren van concrete voorzieningen, zoals de hulp bij het huishouden en voorzieningen voor gehandicapten. Daarna kwam er ruimte voor meer integraal beleid en concretisering van het “compensatiebeginsel” binnen de Wmo, als vervanger van de voormalige zorgplicht, incl. een recht op individuele voorzieningen. Sinds de invoering ervan heeft de Wmo een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Uitgangspunten als Kanteling en Eigen kracht deden hun intrede. Aangekondigde decentralisatie opgaven zullen de Wmo en daarmee de samenhang binnen het sociale domein naar verwachting de komende jaren nog verder versterken. Gemeenten krijgen de komende jaren te maken met een door het Rijk ingezette ingrijpende transformatie van het sociale domein. De plannen sluiten aan bij het bestaande Wmo-gedachtegoed, met 'meedoen voor iedereen' als centrale doelstelling. Wel gaan ze gepaard met een vanuit het rijk opgelegde grote “efficiencykorting”.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
9 van 43
De motieven voor hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg (financiële houdbaarheid, meer voor elkaar zorgen en betere kwaliteit) zijn doorvertaald naar de nieuwe Wmo. Uitgangspunten zijn: - Uitgaan van wat mensen wel kunnen. - Eerst kijken naar eigen mogelijkheden - Voor wie niet (meer) zelfredzaam kan zijn is er ondersteuning of zorg. Een van de op handen zijnde wijzigingen betreft het vervallen van de AWBZ-indicatie begeleiding: ‘Het geheel aan activiteiten waarmee een persoon wordt ondersteund bij het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en bij het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven.’ De rijksoverheid heeft het voornemen deze begeleiding uit de AWBZ te schrappen en per 1 januari 2015 in de Wmo de nieuwe ondersteuningsvraag onder te brengen. Door het vervallen van de indicatie begeleiding zal er een nieuwe ondersteuningsvraag op de gemeente afkomen. Het compensatiebeginsel in de Wmo wordt uitgebreid met met deze nieuwe taak. Op dit moment hebben mensen met een matige of zware beperking die onvoldoende zelfredzaam zijn aanspraak op extramurale begeleiding ten laste van de AWBZ. De AWBZ begeleiding kan individueel, groepsgewijs of via tijdelijke opname worden gerealiseerd. De cliëntengroep is breed samengesteld en omvat mensen met somatische, psychogeriatrische of psychiatrische problematiek, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. Het gaat om activiteiten zoals bijvoorbeeld woon- en thuisbegeleiding, dagactiviteiten voor GGz of verstandelijk beperkten, logeerhuizen, sport en vakantie activiteiten voor verstandelijk beperkten, activeringsprogramma’s, inloophuizen en ontmoetingsgroepen. Ook de functie “persoonlijke verzorging” zou over gaan naar de Wmo. Het doel van deze functie is het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij activiteiten op het gebied van de algemeen dagelijkse levensverrichtingen. Het gaat dan om zelfzorg uitvoeren of zorg in verband met een (soms tijdelijk) gezondheidsprobleem. Concrete voorbeelden: douchen, aankleden, maaltijd klaarmaken, scheren, ogen druppelen, steunkousen aantrekken, naar toilet gaan. In het regeerakkoord stond het voornemen om gemeenten via de Wmo geheel verantwoordelijk te maken voor de activiteiten op het gebied van begeleiding en verzorging. Sinds begin november 2013 is bekend dat staatssecretaris Van Rijn besloten heeft om, in tegenspraak met het regeerakkoord, vrijwel de gehele persoonlijke verzorging over te hevelen naar de zorgverzekeraars. Hiermee wordt een knip per 2015 tussen persoonlijke verzorging en verpleging voorkomen en verwacht het rijk bovendien een grotere besparing te kunnen realiseren. Aan dit plan zitten echter ook nadelen. De gemeente kijkt juist breder naar de samenhang van de zorgvragen van mensen dan de zorgverzekeraar. (Niet medische) persoonlijke verzorging kent grote samenhang met de andere zorg- en ondersteuningstaken van gemeenten voor thuiswonende burgers met beperkingen. Dit vergroot de mogelijkheden tot het bieden van dekkende arrangementen en maatwerk. De zorgverzekeraar biedt alleen verpleging. Er zit een grote overlap tussen cliënten die een indicatie voor persoonlijke verzorging hebben en al bekend zijn bij de Wmo (landelijk 71%), terwijl de overlap van mensen met persoonlijke verzorging en verpleging slechts 7% bedraagt. Zo ontstaan juist ongewenste knippen en verschillende loketten voor de klant. Welke oplossing ook wordt gekozen, duidelijk is dat in beide gevallen een goede organisatie en afstemming tussen partijen van belang is om het uitgangspunt 1 cliënt, 1 plan te kunnen realiseren. Andere aangekondigde wijzigingen die gevolgen hebben voor het Wmo-beleid: - Gemeentelijke budget voor de huishoudelijke hulp (HH) wordt met ingang van 2015 structureel met 40% gekort. Dit betekent dat gemeenten al voor die tijd maatregelen moeten nemen om de bezuiniging te kunnen opvangen en de HH beschikbaar te kunnen houden voor burgers met beperkingen die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
10 van 43
-
Lichtere zorgzwaartepakketten (ZZP’s) in de intramurale zorg vervallen geleidelijk en moeten extramuraal worden opgevangen. Dit heeft tot gevolg dat een groter aantal kwetsbare burgers een beroep zal doen op de Wmo. Ook voor de intramurale zorgorganisaties kan deze scheiding van wonen en zorg gevolgen hebben en een keuze voor een zwaardere doelgroep en/of aanpassingen van het vastgoed aan de orde zijn. e
Naar verwachting wordt de nieuwe wetstekst Wmo 2015 het 4 kwartaal 2013 ingediend bij de Tweede Kamer. De contouren van de nieuwe wetstekst zijn sinds kort bekend. De negen prestatievelden in de huidige wet worden vervangen door drie doelen: 1. Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden huiselijk geweld. 2. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. 3. Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg). Grotere eigen verantwoordelijkheid voor burgers (zelfredzaamheid) is uitgangspunt. Burgers staan elkaar bij (samenredzaamheid). Bij onvoldoende (zelf/samen)redzaamheid is een beroep op de Wmo/gemeente mogelijk. Gemeenten moeten daarbij mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en voorkomen dat inwoners op ondersteuning aangewezen zijn. De gemeenten moeten algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen bieden, die de zelfredzaamheid en participatie van de cliënten ondersteunen. Daarnaast moet een maatwerkvoorziening voor opvang worden geboden. De compensatieplicht in de huidige Wmo wordt vervangen door de ruimer geformuleerde “resultaatverplichting”. Dit benadrukt dat gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden. In de nieuwe Wmo wordt de doelgroep jeugd niet langer specifiek opgenomen. De ondersteuning van jeugdigen met opgroeiproblemen en ouders met opvoedproblemen komen onder de nieuwe Jeugdwet te vallen.
De uitdaging: echte kanteling en eigen kracht realiseren Gekantelde werkwijze = alle principes van de gekantelde werkwijze integraal en evenwichtig invoeren en toepassen. En Eigen Kracht en zelfredzaamheid als doel betekent onze burgers en kwetsbare burgers zódanig in hun eigen kracht en zelfredzaamheid ondersteunen dat zij zo min mogelijk afhankelijk zijn / worden van anderen en van instanties en dat zij zoveel mogelijk zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij.
De uitdaging: maatwerk versus objectieve criteria Uitgangspunt van de Wmo is (waar nodig) compensatie bieden, als iemand niet op eigen kracht mee kan doen in onze samenleving. Er bestaat geen algemeen, standaard recht op een bepaalde voorziening. Ieder mens is uniek, ondersteuning is gericht op die persoon en daarom maatwerk. Maatwerk leidt per definitie tot verschil in compensatie, vanwege bijvoorbeeld verschillen in leefgebieden, steunsystemen etc. per persoon. Dit mag echter niet leiden tot willekeur en vergt ook een omslag in denken van burgers én professionals.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
11 van 43
Hoofdstuk 3: Visie en ambitie 3.1 Terugblik Wmo 2008-2012 Op 4 maart 2013 heeft de raad de evaluatie Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vastgesteld. In deze paragraaf leest u de conclusies uit deze evaluatienota. De wet wil ervoor zorgen dat alle inwoners van onze gemeente mee kunnen doen in de samenleving. De wet omvat een groot aantal beleidsvelden, samengevat in 9 prestatievelden. Het Wmo beleidsplan geeft aan hoe al deze verschillende beleidsinspanningen elkaar raken en kunnen versterken. Ons eerste Wmo Beleidsplan (2008 – 2012) richtte zich dan ook meteen op een breed terrein. De gemeente Olst-Wijhe streeft naar een samenleving waarin iedereen zo zelfstandig mogelijk kan functioneren, maar ook naar een zorgzame samenleving waarin mensen iets voor elkaar willen betekenen. In de afgelopen jaren is er hard gewerkt om de Wmo op een goede manier vorm te geven. Vrijwel alle in ons Wmo Beleidsplan geformuleerde acties zijn uitgevoerd. Bij het invoeringstraject is aandacht besteed aan het versterken van de samenhang in voorzieningen. De samenwerking en afstemming tussen uitvoerende organisaties is verbeterd. De Wmo Adviesraad heeft met inzet en betrokkenheid haar rol vormgegeven. Er is geïnvesteerd in een goede ondersteuningsstructuur voor mantelzorgers en vrijwilligers. Enkele prestatievelden worden in regionaal verband opgepakt, zoals bijvoorbeeld huiselijk geweld en verslavingsbeleid. De acties zijn uitgevoerd binnen het financieel kader en de beschikbare budgetten per prestatieveld, uitgezonderd de individuele Wmo voorzieningen, waar aanvullende middelen nodig waren als gevolg van een toename van het gebruik van deze voorzieningen, door aanpassing van wet- en regelgeving en vanwege autonome kostenstijgingen. Op de gebruikelijke wijze is hierover verslag gedaan en verantwoording afgelegd. De financiële consequenties van het structureel vervolg van Makelen & Schakelen zijn meegenomen in onze meerjarenbegroting. Wij brengen participatie in de praktijk door burgers en organisaties actief te betrekken bij het beleid. Voorbeelden hiervan zijn de Wmo Adviesraad, het platform wonen, zorg en welzijn maar ook de buurtschouwen, kernenbezoeken en dorpsontwikkelingsplannen. Uit meerdere onderzoeken blijkt een grote mate van tevredenheid van gebruikers ten aanzien van de Wmo voorzieningen. Kortom, in de afgelopen jaren is een stevig fundament gelegd voor de verdere doorontwikkeling van de Wmo: in de realisatie van concrete (algemene) voorzieningen en dienstverlening en ook in de samenwerking en ontschotting c.q. integraal en vraaggericht werken. Gelijktijdig speelden belangrijke interne en externe ontwikkelingen. Intern betrof dit verschillende heroverwegingsoperaties, waarbij voor de Wmo belangrijke uitgangspunten overeind bleven (zoals in dienstverlening en communicatie de kracht van een kleine gemeente blijven benutten, als ‘civil society’ blijven inzetten op vitale coalities met inwoners, kernen, organisaties, scholen en ondernemers), maar die ook een grotere (mede)verantwoordelijkheid voor burgers betekenen (bijvoorbeeld het beëindigen van project Toezichthouders openbare ruimte en de gemeentelijke bijdrage aan HALT). Extern waren de aangekondigde ingrijpende decentralisaties vervolgens enige tijd onzeker vanwege de val van het kabinet. Inmiddels is er, ondanks nog tal van onduidelijkheden, meer zicht op de gevolgen van het nieuwe regeerakkoord en is duidelijk dat de omvang van de taken die naar gemeenten worden overgeheveld alleen maar groter is geworden. Deze nieuwe verantwoordelijkheden die op ons afkomen zullen de bouwstenen worden van ons nieuwe beleidsplan Wmo.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
12 van 43
Het gaat om drie decentralisaties van werk (nieuwe Participatiewet), zorg (Begeleiding en persoonlijke verzorging van AWBZ naar Wmo) en jeugd (alle onderdelen Jeugdzorg) naar gemeenten die bij goede overdracht en uitvoering een sterke samenhang in het sociaal domein kunnen opleveren. Voorbereidende werkzaamheden zijn, veelal in regionale samenwerking, gestart. Aandachtspunten zijn bijvoorbeeld het contact leggen met nieuwe aanbieders en doelgroepen, het kantelen van de werkwijze, het verder ontwikkelen van ideeën rond ‘de toegang’ van de zorg en het vormgeven van het gemeentelijk opdrachtgeverschap. Uitgangspunt bij de opstelling van een nieuw Beleidsplan 2013-2016 zal zijn dat daarbij het principe van de Kanteling verder wordt doorgezet. Een veranderingstraject waarbij nog meer dan nu participatie (in plaats van zorg), resultaten (in plaats van voorzieningen) en maatwerk (in plaats van protocollen) centraal komen te staan. Onze vastgestelde Sociale Toekomstvisie 2012 – 2020 geeft richting aan veel thema’s die de Wmo raken: prettig en veilig wonen, goed kunnen opgroeien, voldoende mogelijkheden tot participatie en zorg & ondersteuning aan kwetsbare inwoners. Voor 2013 staat onder meer een bewustwordingscampagne gepland: uitgaan van eigen kracht en verantwoordelijkheid, stimuleren van het zelforganiserend vermogen in de gemeenschap. Ook een convenant gemeente – beheerders dorps- en buurthuizen over de bijdrage die zij ten behoeve van de sociale infrastructuur kunnen leveren staat in het uitvoeringsprogramma 20122014 opgenomen, alsmede het onderzoek naar de vorming van één brede, lokaal georganiseerde welzijnsorganisatie. De komende jaren zetten wij verder in op het aanboren van de eigen kracht en oplossend vermogen van de burger, diens omgeving en de lokale samenleving. Met de gemeente als betrouwbaar vangnet. Dit vraagt van alle partijen, zowel burgers, maatschappelijke organisaties als gemeente, nog een flinke omslag. Maar met de aanwezige betrokkenheid op elkaar en de fysieke en sociale infrastructuur die we in Olst-Wijhe met elkaar hebben opgebouwd moet het lukken om -ook in een moeilijke financiële situatie- de Wmo in onze gemeente op een goede manier verder vorm te geven. 3.2 Trends en ontwikkelingen Ter voorbereiding op de overgang van de functie Begeleiding van AWBZ naar Wmo is regionaal gekeken naar relevante trends voor de samenleving over 7 à 10 jaar. Vergrijzing en ontgroening De totale bevolking zal de komende jaren blijven toenemen. Het aandeel 65-plussers stijgt van 15,6 % in 2011 naar 19,7 % in 2020. Bovendien worden mensen steeds ouder. Deventer ligt onder dit landelijk percentage, Olst-Wijhe, Raalte en Voorst daarboven. Het aandeel 70-plussers en vooral het aandeel 80-plussers daarin zal sterker groeien dan de groei van de totale bevolking. Tegelijkertijd neemt het aandeel jongeren (0 tot 20 jaar) af van 23,5% in 2011 naar 22 % in 2020. Het aantal mensen dat alleenstaand is of samenwoont neemt eveneens toe evenals het aantal eenoudergezinnen. Bovendien zullen meer mensen in stedelijke gebieden wonen. Dit zien we terug in onze bevolkingscijfers; Deventer kent nog een groei, Olst-Wijhe, Raalte en Voorst worden geconfronteerd met een krimp. Deze demografische ontwikkelingen zullen een toenemend beroep op voorzieningen veroorzaken en vergt meer inzet op voorzieningen om thuis te blijven wonen of eenzaamheid te voorkomen. Afnemende financiën, groei informele economie De financiële mogelijkheden van mensen en overheden worden minder door de financiële crisis. Het zal nog vele jaren duren voordat de gevolgen van de crises op inkomen en bestedingen zijn verdwenen. We zien dat bepaalde bevolkingsgroepen steeds harder moet werken om het hoofd boven water te houden.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
13 van 43
Door de afname van het gezinsinkomen zullen meer mensen in het ” grijze en zwarte” circuit terechtkomen, zowel om te werken als om diensten af te nemen. De omvang van de informele economie neemt hierdoor toe. De risico’s voor armoede en sociale uitsluiting binnen bepaalde groepen blijven hoog. Vooral eenoudergezinnen, alleenstaande 65-plussers en niet-westerse allochtonen vormen een risicogroep. Er zullen meer mensen zijn die om uiteenlopende redenen zorg mijden. Er ontstaan meer kloven tussen groepen mensen. Vooral de kloof tussen welgestelde, gezonde mensen en arme, ongezonde mensen wordt groter. Om financiële redenen zullen meer mensen zorg gaan mijden. Zoals hiervoor vermeld neem het aantal ouderen (65-plussers) toe. Het aandeel gezonde ouderen met meer financiële mogelijkheden binnen deze groep neemt eveneens toe. Individualisering De trend naar meer individualisering zal doorzetten. Dit leidt tot een verdere verharding van de maatschappij. De toenemende individualisering wordt ook veroorzaakt door een toenemende werkdruk e en langer doorwerken na het 65 levensjaar. Omdat iedereen druk is met zijn eigen bestaan is er minder tijd voor vrijwilligerswerk en mantelzorg. De afgelopen jaren is een beleid ingezet om te komen tot meer informele zorg en minder betaalde professionele zorg. De grenzen van de draagkracht van vrijwilligers en mantelzorgers komen daardoor dichterbij. Door de toenemende individualisering is er meer vraag naar maatwerk van zorg en voorzieningen en komen er meer initiatieven voor zelfregulering. Dit zal leiden tot minder betutteling van de cliënt en ruimte voor de eigen regie in de zorg en ondersteuning. Innovatie Instellingen, bedrijven en overheden gaan steeds ‘slimmer werken’. Er ontstaan veel innovatieve ideeën. Er wordt meer integraal gekeken naar en bewust gestuurd op het laten verdwijnen van de schotten tussen de verschillende beleidsterreinen. Het ontschotten leidt ook tot meer ruimte voor eigen initiatieven en meer eigenheid van zorgprofessionals evenals meer samenwerking tussen professionals en vrijwilligers. Door meer te werken vanuit de eigen kracht van mensen ontstaan veel kansen en mogelijkheden. Desondanks zal het zorglandschap ingewikkelder en onoverzichtelijker worden en zullen grotere groepen mensen meer ondersteuning nodig hebben om hun weg te vinden in het zorg- en ondersteuningsland. Door de toepassing van meer domotica en andere slimmere technieken kunnen eenvoudige taken worden overgenomen door ’machines’ en robots. 3.3. Missie, visie en ambitie Missie: De gemeente Olst-Wijhe streeft naar een samenleving waaraan iedere inwoner naar vermogen meedoet en waarbij mensen naar elkaar omkijken. Iedere inwoner is primair zelf verantwoordelijk voor zijn of haar rol in de maatschappij. De gemeente draagt bij aan een klimaat waarin inwoners zelf en met elkaar in staat zijn om mee te doen in onze samenleving. De gemeente wil de eigen burgerkracht versterken, faciliteren en ondersteunen, zodat - inwoners prettig en veilig wonen, - alle jongeren goed kunnen opgroeien en ontwikkelingsmogelijkheden hebben, - er voldoende mogelijkheden zijn om mee te doen in onze samenleving - en inwoners naar elkaar omzien en biedt zorg en ondersteuning van goede kwaliteit aan kwetsbare inwoners. Ter aanvulling geldt nog specifiek voor de verschillende transities: Jeugd: De gemeente zal daar waar nodig versterken, faciliteren en ondersteunen bij het opgroeien en opvoeden in onze gemeente met preventief jeugdbeleid en effectieve opvoed- en opgroeiondersteuning. Werk (Participatiewet): De gemeente zal inwoners die onvoldoende in staat zijn om zelf een positie op de arbeidsmarkt te verwerven daar waar nodig faciliteren. We streven naar verantwoord evenwicht tussen een beroep doen
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
14 van 43
op zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van inwoners en het ondersteunen van diegenen die (nog) niet op eigen kracht kunnen meedoen aan de samenleving. Zorg (AWBZ Begeleiding/Persoonlijke Verzorging, wijziging Wmo): De gemeente wil inwoners die zelf onvoldoende toe in staat zijn om mee te doen in de samenleving de ondersteuning bieden die ze nodig hebben, zodat zij binnen hun eigen kracht en mogelijkheden, zo optimaal mogelijk kunnen meedoen in de samenleving. Visie op/uitgangspunten voor de uitvoering: 1. Benutten en ondersteunen eigen kracht van de burger (cliënt (kind/ouders/verzorgers en zijn/haar netwerk), zodat gemeente alleen ondersteunt waar nodig 2. De burger draagt bij naar vermogen: eigen verantwoordelijkheid en eigen regie staan voorop 3. Hulp en ondersteuning zo vroeg, zo snel, dichtbij en zo licht als mogelijk De aard en vorm van de ondersteuning sluit aan bij de hulpvraag en ondersteuningsbehoefte en is onafhankelijk van belangen van aanbieders van ondersteuning/zorg/andere diensten; vraagverheldering 4. door toegangspunt/toewijzer en integraal kijken naar de ondersteuningsbehoefte en mogelijkheden van het netwerk van de cliënt. (centraal toegangspunt voor integrale diagnose van de hulpvraag) 5. Er is altijd één regisseur in het (ondersteunings/zorg)proces: uitgangspunt is één cliënt/huishouden/gezin, één plan 6. Bureaucratie en administratieve lasten zoveel mogelijk verminderen 7. Met minder geld meer bereiken door anders te werken 8. Nauw samenwerken met maatschappelijke organisaties, scholen en werkgevers en naburige gemeenten We hebben het ambitieniveau om integraal te kijken naar de cliënt en streven naar het uitgangspunt dat één persoon bij ons één klant is en geen meerdere afzonderlijke klanten. We houden rekening met andere Wmo arrangementen en andere gemeentelijke domeinen, zoals re-integratie, de bijstand of het woonbeleid. Vervoer van en voor diverse (doel)groepen kunnen mogelijk worden gebundeld en verbreed. Door slim en integraal te kijken en te organiseren kan de Wmo compensatie doelmatiger en effectiever worden, kunnen inhoudelijke doelstellingen worden behaald en zijn de transities financieel beter beheersbaar. Het principe van de Kanteling wordt toegepast. Nadrukkelijk wordt een omslag gemaakt van indiceren en voorzieningen verstrekken naar participatie en inwoners in hun kracht zetten. Zowel de burger als vrijwilligersorganisaties en professionele aanbieders worden uitgedaagd om resultaatgericht te denken. We kijken naar de vraag achter de vraag. Mensen die willen maar niet kunnen stimuleren we en mensen die niet willen maar wel kunnen spreken we daarop aan. Daar waar mogelijk kiezen we voor kleinschalige organisaties waarbij sprake is van korte lijnen en gewerkt wordt vanuit het principe “kennen en gekend worden”. Soms vraagt een specifieke doelgroep om specialistische zorg. In dat geval kan omvang van de doelgroep reden zijn om te kiezen voor een grotere organisatieomvang. Er is altijd sprake van een verbinding tussen formele en informele zorg, bij voorkeur per dorp of buurt georganiseerd. We gaan er nl. vanuit dat een dorp of buurt een menselijke maat kent die bij uitstek geschikt is voor het organiseren van ondersteuning dicht bij de zorgvrager. Inwoners die elkaar kennen en zich betrokken voelen bij hun buurt en hun buren zetten zich makkelijk voor elkaar in. De uitdaging: ondersteuning nabij versus keuzevrijheid. De gemeente Olst-Wijhe wil met minder geld meer bereiken door anders te werken. Uitgangspunt is het organiseren van ondersteuning dicht bij de zorgvrager en een verbinding tussen formele en informele zorg en met andere maatschappelijke organisaties. Hoe verhoudt zich deze keuze voor een beperkt aantal (veelal) lokale partners zich tot de keuzevrijheid van de cliënt, inclusief diens eventuele vraag om een PGB? Hoe kunnen we dit bereiken zonder dat de cliënt zich beperkt voelt in zijn keuzevrijheid?
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
15 van 43
Hoofdstuk 4: Meedoen in Olst-Wijhe
4.1 Uitgangspunten Keuzevrijheid, eigen regie en eigen kracht De burger heeft keuzevrijheid om zijn leven in te richten zoals hij dit wenst. Hij heeft daarbij de regie zelf in handen. Indien dit op eigen kracht niet lukt, kan hulp of ondersteuning gewenst of noodzakelijk zijn. De meeste mensen vinden zelf de weg op eigen kracht en maken eigen keuzes, sommige mensen hebben daarbij (soms tijdelijk) hulp nodig. De eigen kracht van inwoners komt ook tot uitdrukking in de eigen financiële draagkracht in de vorm van een eigen bijdrage. Bij de ondersteuningsinzet wordt eerst bekeken wat de burger zelf kan. Daarna op welke wijze binnen informele steunsystemen een oplossing kan worden gevonden. Daarna komen formele structuren zoals professionals in beeld. Deze opbouw wordt met onderstaande Wmo piramide schematisch weergegeven.
Lokaal en collectief Wij willen de mogelijkheden van burgers en hun sociale netwerk aanspreken en maatwerk zoveel mogelijk in de directe omgeving realiseren. We willen een verschuiving realiseren van individuele voorzieningen naar meer algemene voorzieningen en collectieve arrangementen en het stimuleren van de eigen kracht. Daarbij organiseren wij lokaal en nabij wat lokaal kan en regionaal waar dit moet. We kijken naar oplossingen in wijken en kernen. Inclusief beleid Inclusief beleid en een inclusieve vormgeving van de samenleving kunnen de beoogde verschuiving van individuele voorzieningen naar algemene voorzieningen ondersteunen. We denken daarbij aan een zo breed mogelijke toegankelijkheid van de samenleving, openbaar vervoer, de openbare ruimte, openbare gebouwen en algemene voorzieningen, sportgelegenheden. Inclusief beleid moet tevens aansluiten bij bestaande woonzorgzones. Dit vergt aandacht voor en bewustwording bij partners en is een lange termijn kwestie. Wederkerigheid Mensen die ondersteuning krijgen kunnen –en willen- vaak zelf iets betekenen voor de maatschappij. We willen deze wederkerigheid waar mogelijk (laten) organiseren. Ook het lotgenotencontact willen we meer integraal benaderen en verschillende mensen bij elkaar brengen en niet alleen lotgenotengroepen op basis van een bepaalde diagnose of ziektebeeld.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
16 van 43
Niemand tussen wal en schip Er mogen geen burgers tussen wal en schip vallen of uit beeld raken. We willen zorgen dat iedereen met een probleem op de één of andere manier ondersteuning ontvangt indien nodig. 4.2 Eigen kracht De basis van onze samenleving, dat zijn de burgers zelf. In eerste instantie zorgen zij voor zichzelf en voor elkaar. Van inwoners wordt verwacht dat zij zich af en toe in willen zetten voor anderen in hun omgeving. Daar ben je elkaars familie, buren en vrienden voor. De gemeente vertrouwt op de eigen kracht van de burger en de kracht van diens sociale netwerken. In de meeste situaties gaat dit ook prima. Wel kan de gemeente de eigen kracht van de burger versterken. Wij hebben hiervoor beleidsuitgangspunten en acties geformuleerd op terrein van sociale samenhang en leefbaarheid (= prestatieveld 1) en over informatie, advies en cliëntondersteuning (= prestatieveld 3) sociale samenhang en leefbaarheid (prestatieveld 1) Om zo lang mogelijk gezond en zelfredzaam te blijven is het belangrijk een woon- en leefomgeving te hebben waar bewoners zich goed voelen en vertrouwen hebben in hun dorp of buurt. Dit gaat niet alleen over de fysieke inrichting van de woonomgeving, maar ook over een goed functionerend leefklimaat met een sterke sociale samenhang. Dat wil zeggen dat bewoners onderling contact hebben, elkaar ondersteunen als het nodig is en gezamenlijk activiteiten ondernemen. Het gaat er ook om dat mensen elkaar op zaken kunnen aanspreken als dat nodig is. De gemeente kan dit wel stimuleren en faciliteren, maar nooit alleen realiseren. Essentieel daarin is de actieve rol van de inwoners zelf, de zogenaamde ‘civil society’. Wat is er de afgelopen jaren gebeurd? De afgelopen periode is veel geïnvesteerd in kleinschaligheid en nabijheid, zowel in voorzieningen en accommodaties als in actieve menskracht per kern zoals de buurtschouw, het kernenbezoek, dorpsontwikkelplannen (DOP), sportaccommodaties. Dit vormt een belangrijk en waardevol fundament voor de verdere doorontwikkeling van de Wmo. Het past bij het gedachtegoed van de Wmo om in te zetten op eigen kracht, het sociale netwerk te benutten en algemene of collectieve voorzieningen te versterken om het beroep op individuele voorzieningen zoveel mogelijk te voorkomen. De resultaten sluiten ook goed aan bij onze Sociale Toekomstvisie en daarin opgenomen belangrijke waarden als kleinschaligheid (elkaar kennen) en gemeenschapszin. Wat gaan we doen?: - Doorontwikkeling dorps- en buurtaanpak - Convenant gemeente en dorps- en buurthuizen m.b.t. bijdrage sociale infrastructuur - Uivoering van uitvoeringsprogramma masterplan wonen, zorg en welzijn (woonservicegebieden) Informatie, advies en cliëntondersteuning (= prestatieveld 3) Met het geven van informatie en advies wordt gedoeld op activiteiten die de burger de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. Het kan zowel gaan om algemene voorzieningen (zoals informatiepunten) of om meer specifieke voorzieningen (zoals een individueel advies of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag). Hoewel de wet dit niet verplicht laten veel gemeenten, waaronder Olst-Wijhe, zich bij de invulling van dit prestatieveld leiden door de één loket gedachte: een burger zou zich in principe niet vaker dan éénmaal tot de gemeente hoeven te wenden om over het gehele scala van voorzieningen de nodige informatie te krijgen. Onder cliëntondersteuning wordt verstaan de ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning bevordert de regie van de cliënt over zijn/haar leven (en diens omgeving), tot zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Het gaat een stap verder dan informatie en advies en richt zich op mensen die voor een vraag of situatie staan die zodanig complex is dat de betreffende persoon het zelf en met zijn omgeving niet kan oplossen.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
17 van 43
Wat is er de afgelopen jaren gebeurd? Het Wmo loket is vormgegeven, waarbij de dienstverlening is gericht op verschillende vormen van contact: fysiek, telefonisch, digitaal. De ervaringen (waaronder resultaten uit klanttevredenheidsonderzoeken) en de bestaande samenwerking met andere dienstverleners kunnen we benutten voor de verdere doorontwikkeling van de Wmo, waarbij we meer klanten en nieuwe klantgroepen de weg willen wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. In de Sociale Toekomstvisie staat al aangegeven dat wij in onze gemeente naar een hecht team van cliëntondersteuners willen onder één aansturing en met korte lijnen naar zorg- en welzijnsorganisaties. Wat gaan we doen? - “gekanteld” digitale wmo loket + sociale kaart, in samenwerking met Deventer en Raalte Een gekantelde sociale kaart is van belang als voorwaarde voor de doorontwikkeling van de Wmo, met uitgangspunt van toenemende eigen regie en verantwoordelijkheid bij de burger leggen en integrale benadering binnen het sociale domein (dus goede samenwerking ketenpartners).
-
toegang tot de Wmo en methodiek “het gesprek” en zorg- en welzijnsarrangementen doorontwikkelen (2014) incl. de samenstelling, competenties en positie van het team cliëntondersteuners. ketenzorg dementie implementeren, incl. voorlichting (o.a. website) (2013-2014) Langzultuwonen (campagne voor doelgroep senioren, gericht op preventie) (2013-2014)
4.3 Sociaal netwerk / informele steunsystemen De meeste hulp aan mensen wordt gegeven vanuit informele zorg, vooral door mantelzorgers. Onder mantelzorg verstaan we de langdurige zorg (meestal meer dan drie maanden en een intensiteit van tenminste 8 uren per week) die door personen uit diens directe omgeving worden geboden. De zorgverlening vloeit rechtstreeks voort uit de bestaande sociale relatie (partner, familie, vrienden etc.). Vrijwilligerswerk is werk dat onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. De vrijwillige inzet van burgers, zowel informeel (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband (vrijwilligersorganisaties en bijv. sport) vormt een onmisbaar deel van de “civil society” Mantelzorgers en vrijwilligers worden vaak in één adem genoemd, terwijl tussen beide groepen wel duidelijke verschillen bestaan. Daar waar vrijwilligers de keuze hebben om activiteiten voor de samenleving te verrichten ligt dat voor mantelzorgers anders. Zij verkeren in een niet zelf gekozen situatie en vooral langdurige mantelzorg kan erg belastend zijn met het risico van gezondheidsschade bij de mantelzorger. Olst-Wijhe wil een gemeente zijn waar mensen naar elkaar omzien: kennen en gekend worden. In onze visie vormen mantelzorgers en vrijwilligers belangrijke steunpilaren in een krachtige samenleving waarin burgers zoveel mogelijk zelfredzaam zijn. Mensen die zich intensief en vaak langdurig inzetten voor een ander of voor de samenleving verdienen erkenning, waardering en ondersteuning. Wij vinden het van groot belang om de bestaande mantelzorgcapaciteit in stand te houden en om overbelasting van de mantelzorgers te voorkomen. Onze samenleving wordt – in toenemende mate - gedragen door vrijwilligers en daarom vinden wij het belangrijk om onze bijdrage te leveren aan het aantrekken en behouden van vrijwilligers. Onze inwoners verrichten relatief veel vrijwilligerswerk en mantelzorg. Van de volwassenen in onze gemeente (18-65 jaar) verricht 45% vrijwilligerswerk. Dat percentage ligt duidelijk hoger dan het landelijke gemiddelde en iets hoger dan het regionale gemiddelde. Ruim 18% van de volwassenen in onze gemeente geeft aan mantelzorg te verrichten. Van deze mantelzorgers voelt zich 42% (enigszins) overbelast. Door alle veranderingen in de zorg zullen we steeds meer van hen vragen. Dat kan alleen wanneer we voor voldoende ondersteuning blijven zorgen. Deze ondersteuning valt onder Wmo-prestatieveld 4: het
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
18 van 43
ondersteunen van mantelzorgers (inclusief steun bij het vinden van adequate oplossingen indien zij hun taken tijdelijk niet kunnen waarnemen) alsmede het ondersteunen van vrijwilligers. Wat is er de afgelopen jaren gebeurd? Bij het opstellen van het eerste Wmo Beleidsplan stond het ondersteunen van vooral mantelzorgers nog in de kinderschoenen. Er is sindsdien flink geïnvesteerd in een goede ondersteuning van deze groepen en in een betere afstemming tussen alle betrokken organisaties. Dit is extra van belang, nu binnen de Wmo (onder meer bij de functie Begeleiding) het beroep op vrijwillige inzet straks nog verder zal toenemen. Onze gemeentelijke organisatie gaf alvast het goede voorbeeld en ontving eind 2011 landelijke erkenning als mantelzorgvriendelijke organisatie. Vastgesteld beleid: Beleidskader “Olst-Wijhe (ont)zorgt. Beleid voor ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers in Olst-Wijhe, 2012-2016.” Het daarbij behorende uitvoeringsprogramma 2013-2014 wordt door verschillende organisaties in onze gemeente (stichting WelZijn Olst-Wijhe, stichting Kulturhus Olst-Wijhe en de stichting Vrijwillige Thuiszorg Overijssel) uitgevoerd. Wat gaan we doen? - Uitvoeringsprogramma 2013-2014 uitvoeren - Tweejarig uitvoeringsprogramma 2015-2016 opstellen (eind 2014), waarbij speciale aandacht wordt besteed aan de gevolgen van de landelijke zorgherziening en mogelijke toename van overbelasting van vrijwilligers/mantelzorgers, incl . effectieve ondersteuning - Ondersteuning mantelzorgers door nieuwe ketenzorg dementie afspraken in onze gemeente, vanaf een eerste “niet pluis gevoel” fase. 4.4 Algemene of collectieve voorzieningen Prestatieveld 5, het bevorderen van participatie en zelfredzaamheid gaat over voorzieningen in een gemeente die mensen in staat stellen om zelfstandig te kunnen deelnemen aan de samenleving (deelname aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig functioneren). De voorzieningen zijn bestemd voor iedereen of voor een brede doelgroep, met name ouderen, gehandicapten en mensen met een psychisch of psychosociaal probleem. Door preventieve, algemene voorzieningen kunnen mensen gewoon meedoen in onze samenleving, zonder bijzondere voorzieningen. Preventieve voorzieningen worden meestal opgezet en uitgevoerd door partijen uit de samenleving; het maatschappelijk middenveld. Wij kunnen als gemeente partijen helpen en stimuleren om preventieve voorzieningen te ontwikkelen. Collectieve voorzieningen bieden een antwoord op een ondersteuningsvraag die vaker voorkomt en zonder maatwerk opgelost kan worden (bijvoorbeeld een boodschappendienst of een rolstoelpool). Juist omdat dit een minder kostbare oplossing is dan een individuele voorziening, willen we bij de realisering van algemene of collectieve voorzieningen een duidelijke initiërende en faciliterende rol vervullen. Daarbij denken we dan aan: 1. Activiteiten gericht op ontmoeting: - voldoende voorzieningen die ontmoeting kunnen faciliteren en stimuleren (dorps- en buurthuizen, zorgcentra, multifunctionele ruimten bij wooncomplexen met relatief veel zorgvragers). - voldoende activiteiten gericht op ontmoeting; samen bewegen (Meer bewegen voor Ouderen, Sport Extra), samen eten, maatjesactiviteiten Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ), vriendenkringen voor mensen met een verstandelijke beperking. 2. Activiteiten gericht op informatie: - Informatie- en ontmoetingspunten (samenwerking welzijn, informele zorg, belangenbehartigers). - Wmo-loket (digitaal en fysiek).
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
19 van 43
- Themabijeenkomsten organisaties, belangenbehartigers. 3. Activiteiten gericht op versterking informele steunsystemen: - Buurtcontactpersonen (vrijwilligers) die zorgvraag en hulp in buurt aan elkaar koppelen (individueel). - Afstemming informele zorg onderling en tussen formele en informele zorg (platform Informele zorg). - Ondersteuning mantelzorgers (individueel). - Projecten waarbij jong en oud, mensen met of zonder beperking elkaar helpen c.q.ondersteunen (bijv. mensen met een verstandelijke beperking die beheerstaken verrichten in een dorpshuis of ouderen die mensen met een verstandelijke beperking begeleiding bieden bij hun dagbesteding). 4. Activiteiten c.q. voorzieningen gericht op langer zelfstandig wonen: - Voldoende nultredenwoningen - Aanbod van haal- en brengdiensten (gemaksdiensten) - Domotica (thuistechnologie) - Collectieve Wmo-voorzieningen (buurtbus, rolstoelpool, scootmobielpool etc.) - Respijtzorg (tijdelijke overname van de zorg) Als het gaat om voorzieningen vinden we het van groot belang dat in iedere kern een ontmoetingsfunctie is. Juist dorps- en buurthuizen vervullen een verbindende rol in de nabije omgeving van mensen. Wij streven naar behoud en een betere benutting van deze functie. Bij onderwijs-, sport- en culturele voorzieningen vinden wij het vooral van belang dat voldoende kwaliteit geboden kan worden. Door de veranderende bevolkingssamenstelling zullen deze voorzieningen onder druk komen te staan en is een discussie over de vraag of voldoende kwaliteit geboden kan worden onontkoombaar. Een ‘vitaal platteland’ en daarmee het behouden van de leefbaarheid op het platteland en het handhaven van algemene voorzieningen en infrastructuur (winkels, scholen, buurthuis enz.) zijn voorwaarden voor het realiseren van de beoogde verschuiving van individuele naar collectieve voorzieningen. Wat is er de afgelopen jaren gebeurd? In dit op te stellen nieuwe Beleidsplan 2013-2016 wordt het principe van de Kanteling – resultaatgericht, eigen kracht van de burger en diens netwerk benutten en aandacht voor participatie en meedoen – verder doorgezet. Een goede afstemming tussen wonen-zorg-welzijn en de aanwezigheid van geschikte algemene voorzieningen in de nabijheid zijn daarbij noodzakelijke voorwaarden. De in de evaluatie Wmobeleid 2008-2012 genoemde gerealiseerde acties binnen dit prestatieveld (zoals uitvoering van projecten wonen,zorg, welzijn, Kulturhusconcept, Makelen&Schakelen) vormen een nuttige basis, waarop verder gebouwd kan worden. Wat gaan we doen? - AWBZ pilots uitvoeren (2013): de samenwerkende gemeenten vinden het belangrijk om in 2013 aan de hand van een aantal pilots praktijkervaring op te doen. Met deze praktijkervaringen wordt onder meer beoogd om goed inzicht te krijgen in de daadwerkelijke ondersteuningstaken die binnen de Wmo opgevangen moeten worden en te inventariseren in hoeverre onze algemene voorzieningen aanpassing of aanvulling behoeven.
-
Faciliteren van het project Noaberhuus, een initiatief van maatschappelijke organisaties, (20132014) betreft informatie- en ontmoetingspunten in Olst en Wijhe Fysieke maatregelen in openbare ruimte (WZW, bijdrage provincie, uitvoering 2014) Doelstelling is het verbeteren van de toegankelijkheid van de woonomgeving. We maken eind 2013 een uitvoeringsplan op basis van een inventarisatie na een consultatieronde intern en extern, uitvoering vindt in 2014 plaats.
-
Scootmobielopstelplekken (WZW, bijdrage provincie, uitvoering 2013/2014) In ons Masterplan WZW staat aangegeven dat na realisatie van een aantal genoemde nieuwbouwprojecten het (kleine) tekort aan 0-treden(huur)woningen is ingelopen. Een extra voorraad 0-tredenwoningen realiseren zou wenselijk kunnen zijn, gelet op de regeringsplannen met noodzaak om steeds langer thuis te blijven wonen. De nog niet opgepluste voorraad is hiervoor echter minder geschikt (bijv. te klein). In overleg met SallandWonen en Provincie Overijssel gaan wij nu van een aantal scootmobiel opstelplekken bij woongebouwen realiseren. Het betreft gebouwen met (overwegend) senioren als doelgroep en al een goede basistoegankelijkheid van woongebouw en woningen.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
20 van 43
De huidige Wmo besteedt specifieke aandacht aan de doelgroep Jeugd. In prestatieveld 2: preventieve ondersteuning bij opgroeien en opvoeden gaat het om preventieve activiteiten ter ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. Deze activiteiten worden onderscheiden in vijf functies: 1. informatie en advies 2. signaleren 3. toeleiding naar het hulpaanbod 4. licht pedagogische hulp 5. coördinatie van zorg op lokaal niveau Het doel is dat onze kinderen en jongeren prettig kunnen wonen in onze gemeente en daarbij opgroeien tot volwassenen die naar vermogen meedoen in de maatschappij. Ouders zijn de eerst verantwoordelijke en eerst aangewezen personen voor de opvoeding van hun kinderen. Zij delen deze taak met, zoals naaste familie, buren, leidsters in de kinderopvang, leerkrachten en trainers van sportverenigingen. De gemeente moet er voor zorgen dat er voor elk van de hierboven genoemde functies een passend aanbod is. Dat kan variëren van een algemeen toegankelijk aanbod voor iedereen tot een aanbod voor specifieke doelgroepen. Wat is er de afgelopen jaren gebeurd? - Met (onder meer) de invoering van het Centrum voor Jeugd en Gezin is stevig ingezet op samenwerking en afstemming binnen de keten. Er zijn goede stappen gezet richting integraal jeugdbeleid en preventieve ondersteuning. De opgedane ervaringen (inhoudelijk en qua werkprocessen) krijgen een natuurlijk vervolg door de voorbereiding van de decentralisatie Jeugdzorg. - Beleidskader ‘Opgroeien en opvoeden in Olst-Wijhe’ (vastgesteld 6 mei 2013) Wat gaan we doen? In de nieuwe Wmo wordt prestatieveld 2 uit de definitie van het begrip Maatschappelijke ondersteuning geschrapt. De ondersteuning van jeugdigen met opgroeiproblemen en ouders met opvoedproblemen komen onder de nieuwe Jeugdwet te vallen. Met deze wet krijgen gemeente de verantwoordelijkheid voor preventie, vroeghulp en alle vormen van gespecialiseerde jeugdzorg. Deze transitie jeugdzorg betekent een flinke operatie vanwege de complexiteit van het huidige jeugdzorgstelsel en vele betrokkenen. Ons preventieve jeugdveld moet klaar voor zijn voor deze transitie en de komende willen wij insteken op de doorontwikkeling van ons huidige beleid. Onze gemeentelijke rol is in eerste instantie het faciliteren en ondersteunen van organisaties en initiatieven. Als het nodig is pakken wij de sturende rol, om organisaties bijvoorbeeld beter te laten samenwerken. Concrete acties: - Met onze lokale partners, waaronder onze huisartsen, werken wij samen aan een efficiënt, flexibel en zelfsturend netwerk, waarbij de professionals werken vanuit dezelfde visie, waarbij ouders en kinderen vroegtijdig, snel en in hun eigen sociale omgeving ondersteund kunnen worden bij opvoeden en opgroeien. - Opstellen en uitwerken van visie op de transitie jeugdzorg. 4.5 Individuele voorzieningen Als het voor iemand met beperkingen niet mogelijk is om (volledig) op eigen kracht en inzet van met sociaal netwerk en algemene voorzieningen zelfstandig te functioneren, dan zijn er individuele voorzieningen waar iemand op terug kan vallen. Daarmee geven wij invulling aan prestatieveld 6: het verlenen van voorzieningen die mensen met beperkingen compenseren zodat zij in staat zijn tot het voeren van een huishouden, het zich verplaatsen in
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
21 van 43
en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan. Het eventueel verstrekken van individuele voorzieningen maakt deel uit van de uikomsten van het gesprek en van afgesproken zorg- en/of welzijnsarrangement. Dat betekent dat er sprake is van maatwerk, van een individuele oplossingsgerichte benadering. Er valt een onderscheid te maken naar lichte individuele voorzieningen (o.a. hulpmiddelen, huishoudelijke hulp) en zware individuele voorzieningen (o.a. dagbesteding, intensieve thuisbegeleiding). De individuele voorzieningen die de gemeente momenteel levert zijn vooral huishoudelijke verzorging, vervoersvoorzieningen en rolstoelen en woonvoorzieningen. De zwaardere individuele voorzieningen maken op dit moment vooral deel uit van de huidige functie Begeleiding binnen de AWBZ. Wat is er de afgelopen jaren gebeurd? Sinds de invoering van de Wmo hebben we ervaring opgedaan met het verstrekken van diverse individuele voorzieningen. Aandacht voor een goede dienstverlening (kwaliteitshandvest, servicenormen) en oplossingen op maat leverden een in het algemeen hoge klanttevredenheid op. Een onverminderd tevreden klant, ondanks verdere financiële bezuinigingen de komende jaren, via compensatie op maat is onze uitdaging. Een aantal kleinere woonvoorzieningen is “algemeen gebruikelijk” verklaard en komen niet meer voor vergoeding in aanmerking. Met SallandWonen is in DOWR-verband juni 2013 een convenant Wmo afgesloten, waarbij verantwoordelijkheden van partijen zijn vastgelegd en de gemeente gemandateerd wordt om woningaanpassingen rechtstreeks met de gecontracteerde leveranciers te regelen. Vastgesteld beleid: Verordening Wmo (nov. 2011) en Beleidsregels Wmo (1 juli 2012) Wat gaan we doen? - Beleidskader Individuele Voorzieningen Wmo 2014-2017 vaststellen - Doorontwikkeling van diensten en burgerinitiatieven, van mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuiszorg en het inzetten van domotica t.a.v. huishoudelijke hulp - Doorontwikkeling van individuele voorzieningen naar algemene voorzieningen zoals scootmobiel of rolstoel (bijv. poolvorming) - Jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoeken - Periodieke evaluatie individuele voorzieningen (2016) Ook verschillende vormen van maatschappelijke zorg vallen onder de individuele voorzieningen. Het gaat om: - Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en bestrijding huiselijk geweld - Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) - Verslavingszorg Doel van deze maatschappelijke zorg is om de aansluiting met de samenleving te behouden of te herstellen. Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en bestrijding huiselijk geweld (= prestatieveld 7) Maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door één of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn op eigen kracht zich te handhaven in de samenleving. Het gaat om mensen met veelsoortige problemen (rond huisvesting, financiën, gedrag/ziekte/verslaving, problemen met maatschappelijke deelname). De doelgroep bestaat enerzijds uit thuiswonende mensen met een dreigende huisuitzetting en risico op verdere teloorgang en anderzijds mensen met meervoudige problemen die sinds kort of al langdurig op straat leven, zorgmijdend gedrag vertonen en/of soms voor overlast zorgen. In de nieuwe Wmo wordt de gemeente verantwoordelijk voor een integraal advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK). Een AMHK is beschikbaar voor iedereen die advies nodig heeft over een situatie waarbij (vermoedelijk) sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling. Daarnaast
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
22 van 43
fungeert het AMHK als meldpunt voor (vermoedens van) huiselijk geweld of kindermishandeling. Voor de organisatie van een AMHK is regionale samenwerking noodzakelijk.
Openbare geestelijke gezondheidszorg (= prestatieveld 8) Gemeenten zijn verantwoordelijk voor “het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ), met uitzondering van het bieden van psychosociale hulpverlening bij rampen”. Alle gemeenten zijn op grond van de Wmo verantwoordelijk voor het uitvoerend beleid, maar alleen de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingszorg ontvangen de Awbz-middelen voor de OGGZ. De middelen worden toegevoegd aan de specifieke uitkering maatschappelijke opvang/verslavingszorg. Deze middelen zijn bedoeld voor signaleren, opsporen, contact leggen en contact houden, het toeleiden zelf en de ongevraagde nazorg. Openbare geestelijke gezondheidszorg richt zich theoretisch tot de gehele bevolking, maar praktisch tot slechts een klein deel daarvan: mensen die zo ernstig in problemen zijn, dat multidisciplinair ingrijpen (vaak in de vorm van bemoeizorg) noodzakelijk is. Verslavingsbeleid (= prestatieveld 9) De (ambulante) verslavingszorg omvat activiteiten die gericht zijn op preventie van verslavingsproblemen en op ambulante hulpverlening bij verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van overlastbestrijding door verslaving. Het verslavingsbeleid is complex. De doelgroep is groot en gevarieerd en de problematiek van de verslaafden is zeer verschillend. Globaal gesproken kan de volgende ordening worden aangebracht in de benodigde verslavingszorg: primaire preventie, gericht op de doelgroep die experimenteel gebruikt en de groep die zonder klachten gebruikt; korte interventies, gericht op de doelgroep riskante gebruikers; gespecialiseerde behandeling, nodig voor riskante gebruikers met klachten en verslaafden; zorg voor ernstig chronisch verslaafden. Wat is er de afgelopen jaren gebeurd? Onze gemeente investeerde de afgelopen jaren in regionale samenwerking met het oog op een goede maatschappelijke zorg. De gemeente Deventer is centrumgemeente voor de regio Midden-IJssel ten aanzien van de zorg aan de doelgroep maatschappelijke opvang, Verslavingszorg en OGGZ (Openbare Geestelijke GezondheidsZorg). Het beleidskader is vastgelegd in een Stedelijk/Regionaal Kompas. Zwolle is (voor DOWR) onze centrumgemeente voor vrouwenopvang en bestrijding huiselijk geweld. Deze samenwerkingsstructuur sluit goed aan bij de verdere doorontwikkeling van de Wmo en de decentralisatieopgaven die op stapel staan. Dit geldt voor zowel de prestatievelden 7, 8 als 9. Voorbeelden van gerealiseerde acties bij prestatieveld 7 zijn aansluiting bij Steunpunt Huiselijk Geweld Zwolle, cursus signaleren van huiselijk geweld gerealiseerd aan verschillende beroepsgroepen en in regionaal verband de invoering gerealiseerd van wet- en regelgeving tijdelijk huisverbod plegers huiselijk geweld. Onder prestatieveld 8 vallen onder meer de in “Regionaal Kompas” verband gemaakte afspraken en uitgevoerde acties in het kader van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. En onder prestatieveld 9 valt het uitgevoerde actieplan Jeugd & Alcohol. Wat gaan we doen? - Wij vinden het van belang om de mensen uit deze doelgroep in Olst-Wijhe ook zelf te kennen. We willen met de centrumgemeente(n) afspraken maken over actieve uitwisseling ten aanzien van preventie, toeleiding naar ondersteuning en onze Wmo uitgangspunten zoals bijv. eigen kracht, wederkerigheid. - voortzetting van de samenwerking in Regionaal Kompas verband
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
23 van 43
-
Vraaggerichte voorlichting (o.a. aan informele zorg/vrijwilligers en mantelzorgers) over “hoe om te gaan met psychiatrische problematiek
4.6 Toegang via “het gesprek” Inwoners met een ondersteuningsvraag melden zich via diverse wegen. Via organisaties in de welzijnsketen, zorgketen, informele zorg of rechtstreeks bij het Wmo-loket of cliëntondersteuners. Nu wordt deze vraag, afhankelijk van de aard van de vraag of de manier waarop het antwoord op deze vraag gefinancierd moet worden, doorgeleid naar verschillende instanties. Deze instanties hebben hun eigen werkwijze, hun eigen manier van indicatiestelling etc. Dit levert niet alleen veel administratieve last bij onze inwoners en bij de betreffende organisaties op maar ook versnippering van zorg en ondersteuning en onduidelijkheden over rollen en verantwoordelijkheden. Onze basisgedachte, gebaseerd op “1 gezin, 1 plan, 1 regisseur”, is het organiseren van een centrale toegang. Met toegang bedoelen we het proces vanaf het moment dat een inwoner met een ondersteuningsvraag zich meldt (of gemeld wordt). Tijdens “het gesprek” wordt de vraag samen met de betreffende inwoner in kaart gebracht. De vraag wordt tijdens het gesprek verhelderd, alle leefgebieden worden in dit gesprek doorgenomen zodat een integraal advies en/of arrangement kan worden opgesteld. Wij willen in onze gemeente naar een hecht team van cliëntondersteuners onder één aansturing. Dit team is een belangrijke spil binnen onze gemeente en is op de hoogte van het aanbod in de informele zorg en het aanbod van organisaties uit de zorg- en welzijnsketen. Organisaties kennen de cliëntondersteuners en cliëntondersteuners kennen hen, de lijnen zijn kort. Dit team is verantwoordelijk voor: - intake; vraagverheldering, onderzoek naar antwoorden op de ondersteuningsvraag (via principe van het inschakelen van eigen kracht, het sociale netwerk, algemene of collectieve voorzieningen of tenslotte een individuele voorziening). - samenstellen van een zorg- en/of welzijnsarrangement; aan de hand van de intake wordt gekeken welke vormen van ondersteuning geboden moet worden. Indien nodig vindt een verwijzing naar het CIZ plaats wanneer er sprake is van AWBZ-zorg. - warme overdracht naar zorg- en/of welzijnsaanbieder (initiatief blijft wel bij inwoner). - klachten en ervaringen over geleverde ondersteuning worden gemeld bij de cliëntondersteuners zodat inzicht is in de tevredenheid over het aanbod waarnaar verwezen is. Het team cliëntondersteuners beschikt over een brede expertise over de problematiek van de verschillende doelgroepen. Met de overheveling van de extramurale begeleiding en de jeugdzorg wordt de gemeente verantwoordelijk voor de zorg aan een geheel nieuwe doelgroep (mensen met een verstandelijke beperking, psychiatrische problematiek). De cliëntondersteuners moeten enerzijds generalisten zijn maar anderzijds ook hun eigen specialisme met betrekking tot de vraag en het aanbod van deze nieuwe doelgroep meenemen. Het team is lokaal georganiseerd, geeft zoveel mogelijk zelf de indicatie voor zorg af (zoals nu ook al binnen de uitvoering van de Wmo het geval is) en vraagt slechts in zeer complexe casussen om een indicatie van een externe adviseur. Voor bepaalde specifieke doelgroepen (bijv. mensen met een zintuiglijke beperking) is een andere route naar ondersteuning nodig omdat ‘het gesprek’ bijzondere deskundigheid en/of vaardigheden vereist. Hiervoor zoeken we een regionale oplossing of een oplossing, bijvoorbeeld via een gespecialiseerde aanbieder. Getracht wordt om de zorg zo lang mogelijk thuis bij de zorgvrager te verlenen (al dan niet met behulp van vrijwilligers, mantelzorgers en professionele hulp). Wanneer dit niet meer mogelijk blijkt te zijn, wordt hulp buitenshuis gezocht (dagbesteding, logeerhuizen, opname in een intramurale setting).
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
24 van 43
Een aantal vormen van zorg bijvoorbeeld palliatieve zorg vragen aandacht voor de binnen deze zorgvorm gemaakte afspraken en afstemming met andere vormen van zorg. Het team cliëntondersteuners kijkt naar het gehele (gezins)systeem en neemt daarbij ook de mogelijke ondersteuningsvraag van de mantelzorger mee. De huisarts van betreffende zorgvrager wordt geïnformeerd over de toewijzing van zorg en indien nodig geconsulteerd.
4.7 Het ondersteuningsproces Vormgeving van de ondersteuning kent een aantal onderdelen, die eerder in dit hoofdstuk al aan de orde kwamen. In de regionale visie AWBZ functie Begeleiding is, met name ook voor de complexere ondersteuningsvragen het proces uitgewerkt. Toegang via ‘het gesprek’ We willen inzicht krijgen in de totale problematiek en kijken daarom ‘achter de voordeur’. - De toegang tot de Wmo verloopt door ‘het gesprek’. - Cliënten die daartoe in staat zijn worden gemotiveerd om, voorafgaand aan het contact met een professional, de hulpvraag zelf in kaart te brengen met een zelfhulpinstrument (gekantelde sociale kaart) voor vraagverheldering. - De cliënt of zijn vertegenwoordiger heeft de regie - De uitvoerders van het gesprek hebben voldoende kennis en gespreksvaardigheden. - Het gesprek brengt de samenloop met andere gemeentelijke beleidsterreinen in beeld. - Het gesprek kan leiden tot het doorleiden van de vraag naar collectieve voorzieningen - Er is aandacht voor de mogelijkheid voor de cliënt om te wisselen van aanbieder Zinvol bezig en in eigen kracht - De ondersteuning is gericht op het aanwenden van de eigen kracht van de cliënt en op participatie passend binnen de mogelijkheden van de cliënt. - In het ondersteuningsplan zijn de participatie/ondersteuningsdoelen opgenomen Maatwerk Het bieden van ondersteuning is maatwerk, er zijn geen standaard producten voor de ondersteuning maar welzijns- en zorgarrangementen - Het gesprek leidt niet tot een indicatie maar tot een afspraak. - Er komt geen Wmo productenboek voor deze nieuwe ondersteuningsvraag en geen nieuw classificatiesysteem met checklijst. Niemand tussen wal en schip Om te voorkomen dat burgers tussen wal en schip vallen wordt de ondersteuningsvraag van de cliënt gevolgd tot er een oplossing is gevonden. Daarbij stellen we de volgende eisen aan aanbieders. - Meer onderlinge samenwerking, afstemming en uitwisseling tussen professionals en samen met de cliënt, tussen vrijwilligers/mantelzorgers en professionals. - Er komt een warme overdracht tussen professionals en/of vrijwilligers. - Er komt een cliëntvolgsysteem waarbij via een verwijsindex per cliënt de betrokken aanbieders in beeld zijn. Individuele cliëntinformatie over de ondersteuning is afgeschermd. Informele steunsystemen De vrijwilligers en mantelzorgers willen wij waar nodig ondersteunen en versterken. Een mogelijke overbelasting van het systeem rond de cliënt moet immers zoveel mogelijk worden voorkomen. Algemene en collectieve voorzieningen - De algemene en collectieve voorzieningen worden in natura aangeboden. - Er zijn voldoende bereikbare algemene en collectieve voorzieningen in de nabijheid van de cliënt. Dit voorkomt veel onnodige vervoersbewegingen. Zo nodig worden deze voorzieningen ontwikkeld.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
25 van 43
Keuzevrijheid We willen graag keuzevrijheid en maatwerk voor de cliënt. Dit betekent bijvoorbeeld bij individuele voorzieningen keuze hebben in zorgverlener. In sommige gevallen kan dit ook de keuzemogelijkheid inhouden tussen zorg in natura of persoonsvolgend/persoonsgebonden budget (PGB). Wij zullen hier wel voorwaarden aan verbinden. Het PGB moet bijvoorbeeld essentieel is voor het realiseren van keuzevrijheid, moet voor de cliënt passend zijn (eigen regie kunnen voeren) en financieel verantwoord en beheersbaar voor gemeenten. Beleid hierover zal deel uitmaken van het implementatieplan AWBZBegeleiding. Het rijk zal in de nieuwe Wmo 2015 ook landelijke randvoorwaarden stellen. In de concept-wettekst staan een aantal voorwaarden genoemd waaraan voldaan moet worden om voor een persoonsgebonden budget in aanmerking te komen. Zo acht de regering het bijvoorbeeld wenselijk dat beloning van nietprofessionals uit middelen van een PGB beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt. Hieronder wordt het ondersteuningsproces op hoofdlijnen schematisch weergegeven.
Voorliggend aan het daadwerkelijke ondersteuningsproces wordt de samenleving zoveel mogelijk inclusief vorm gegeven waardoor er niet altijd een beroep hoeft gedaan te worden op specifieke voorzieningen. Tevens zijn er algemene voorzieningen waar iedereen gebruik van kan maken zoals buurthuizen, inloopplekken, klussendiensten, maaltijdvoorzieningen etc. Wanneer deze voorzieningen onvoldoende ondersteuning bieden is de vervolgstap het proces ondersteuning. Deze bestaat uit vier stappen: A.
Vraagverheldering en advies: In deze stap wordt ‘het gesprek’ gevoerd met de cliënt. De leefgebieden van de cliënt worden besproken en de ondersteuningsvraag wordt vastgesteld.
B.
Ondersteuningsplan: Samen met de cliënt wordt een arrangement of een ondersteuningsplan opgesteld. In het ondersteuningsplan zijn opgenomen o.a. het participatiedoel van de cliënt, de systeeminzet (op welke wijze wordt gebruik gemaakt van ondersteunende systemen in de omgeving van de cliënt zoals mantelzorg en vrijwilligers), de doorlooptijd, het tijdspad en het resultaat.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
26 van 43
C.
Ondersteuningsrealisatie: Het uitvoeren van eventuele ondersteuning gebeurt door een aanbieder(s) conform een ondersteuningsplan.
D.
Evaluatie; afronding of voortzetting van de ondersteuningsrealisatie: In het uitvoeringsproces zitten evaluatie momenten. De evaluatie maakt deel uit van een cyclisch proces. Op basis van de evaluatie wordt de ondersteuningsuitvoering aangepast of beëindigd.
Het ondersteuningsplan is een belangrijk instrument in het geheel van de ondersteuning en heeft een tweeledige functie. Het is een contract tussen de cliënt en de aanbieder en het is een stuurinstrument voor de gemeente naar grootheden, zoals uitstroom en trendgegevens. De aanbieder rapporteert aan de gemeente resultaatgegevens over de effecten van de ondersteuningsinzet van alle cliënten gezamenlijk. Dus op grootheden en niet individueel worden de parameters aangeleverd: participatiedoel van de cliënt, systeeminzet, doorlooptijd, tijdspad en resultaat zoals vastgelegd in het ondersteuningsplan door de aanbieder verantwoord. Overigens zal de mate van stabiliteit in de ondersteuningsvraag verschillen per cliënt en dat dit ook in de werkwijze (inhoud ondersteuningsplan, frequentie van evaluatie etc.) tot uiting moeten komen. In het proces ondersteuning zijn, naast de cliënt, drie groepen ‘spelers’ die een verschillende rol hebben: 1. ‘Aanspreekpunt nabij’ Personen of organisaties zoals: eigen netwerk, buren, hulpverleners die al over de vloer komen, wijk-of buurtteams, huisarts, wijkagent, opbouwwerker etc. Deze spelers werken outreachend en proactief en kunnen signalen oppikken in de wijk (zoals verwaarlozing, zorg mijden etc.). Tevens kunnen de wijk-/ buurt-/ dorpsbewoners hier, zonder drempels, contact zoeken en hun vraag of zorg over zichzelf of hun omgeving voorleggen.
2. Vraagverhelderaars Dit zijn op een of meerdere plaatsen in de gemeente personen of organisaties zoals: een team cliënt ondersteuners, Wmo loket, frontoffice werk en inkomen. Gemeenten geven zelf lokaal invulling aan deze functie. In samenspraak met de cliënt het verhelderen van de vraag of het probleem en samen met de cliënt bepalen welk type oplossing nodig is dit kan zijn: a. binnen de voorliggende voorziening een oplossing zoeken òf b. in samenspraak met de cliënt bepalen welk type aanbieder in aanmerking komt om de ondersteuning te bieden.
3.
Aanbieders van ondersteuning Dit zijn de aanbieders van zorg in natura of de PGB aanbieders. Het, in samenspraak met de cliënt, opstellen van het ondersteuningsplan, het realiseren van de uitvoering van de ondersteuning en het evalueren, bijstellen of afronden van de uitvoering van de ondersteuning. De gekozen aanbieder is verantwoordelijk voor de coördinatie van het gehele ondersteuningsproces, ook wanneer er meerdere aanbieders zijn betrokken. Uiteraard is deze aanbieder niet verantwoordelijk voor de andere aanbieder. Overigens kan soms ook een cliënt of vertegenwoordiger zelf de coördinerende regisseur zijn. De cliënt is eigenaar van het ondersteuningsplan.
Het cliëntpad verloopt volgens de route op de volgende pagina.
De uitdaging: wie is de regisseur? 1 cliënt/gezin, 1 plan, 1 regisseur. Wie is die regisseur en wat moet die doen? In principe houdt de cliënt zelf de regie, is deze dan ook de regisseur? Of is er voor die cliënt een eenduidige ondersteuner en contactpersoon gewenst? Of juist een regisseur ten opzichte van alle betrokken zorgorganisaties? In de decentralisaties worden nu nog verschillende termen gehanteerd: regisseur, begeleider, coördinator. Uitwerking zal een eenduidige rol en terminologie moeten opleveren. De uitdaging: bewustwording bij burgers op de juiste wijze stimuleren. Kunnen wij via een -op een genuanceerde en goed gekozen toon gevoerde- bewustwordingscampagne in onze gemeente, burgers stimuleren mee te gaan in de gedachte van: actief burgerschap, eigen verantwoordelijkheid, wederkerigheid en een samenleving waarin iedereen moet kunnen meedoen. Begrip
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
27 van 43
voor en omgaan met mensen die zich anders gedragen of die een andere benadering nodig hebben. Oog en oor voor je omgeving, spontaan hulp en ondersteuning in je omgeving aan kwetsbare burgers aanbieden. Uitleggen waarom zoveel mogelijk wordt gewerkt met lokale organisaties en waar burgers terecht kunnen als ze knelpunten ervaren.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
28 van 43
Hoofdstuk 5: randvoorwaarden 5.1 Financiën Het Wmo budget is geen afgebakend budget, maar terug te vinden in de verschillende programma’s van de begroting. Uitvoering van voornemens in deze nota vindt plaats binnen de huidige begrotingskaders. Financiering van nieuwe initiatieven of activiteiten is in principe alleen mogelijk door een verschuiving van middelen binnen de verschillende begrotingsprogramma’s (“nieuw voor oud”). Om toch een beeld te krijgen van de investeringen die wij doen in relatie tot de Wmo zijn de belangrijkste budgetten in onderstaande overzichten opgenomen. Daarbij wordt de indeling uit hoofdstuk 3 gevolgd: - Eigen kracht en sociaal netwerk - Algemene en collectieve voorzieningen - Individuele (Wmo) voorzieningen De opgenomen bedragen zijn exclusief de kosten van onze interne organisatie (benodigd aantal fte’s). Eventuele baten zijn buiten beschouwing gelaten. Directe inkomsten betreffen vooral de ontvangen van de eigen bijdragen Wmo: 256.449,- (2011) / 302.624,- (2012). Niet alle activiteiten zijn in de schema’s opgenomen. Zo leveren bijvoorbeeld sportaccommodaties, culturele evenementen en een breed verenigingsleven ook een positieve bijdrage aan een leefbaar OlstWijhe en een inclusieve samenleving. Gekozen is om alleen de activiteiten op te nemen die de meest directe relatie met de doelen van de Wmo hebben.
Eigen kracht & Sociaal netwerk Doel / resultaat Activiteiten Informatie en advies - Digitaal Wmo loket en sociale beschikbaar kaart beschikbaar
Uitgaven per jaar 10.000,-
Goede sociale samenhang en leefbaarheid in de kernen
ca. 10.000,(= totaalbedrag voor 12 groepen)
-
Activiteiten diverse bewonersgroepen / Plaatselijk Belang Leefbaarheidsinitiatieven “van onderop” bijdrage exploitaties buurthuizen/zalencentra (eigendom gemeente of subsidierelatie) Buurthuis Den Nul,
15.000,totaal ca. 414.000,-
Sociaal Cultureel Centrum de Bongerd, Welsum, Het Wapen van Wesepe, SPOC, Holstohus
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
29 van 43
Algemene en collectieve voorzieningen Doel / resultaat Ontmoeting
Activiteiten - activiteiten WelZijn Olst-Wijhe (o.a. maaltijden, gastspreker) - In groepsverband beoefenen van (uiteenlopende vormen van) sport, cultuur etc. - Aangepast sporten - combinatiefunctionaris
Uitgaven per jaar 170.200,- (2013) subsidie WelZijn O-W (incl. activiteiten tabel 2 + 3)
informatie
Digitaal Wmo loket en sociale kaart
Zie vorige schema
Bevorderen van begrip en herkenning van (ernstig) psychische klachten + wegwijs Versterken informele steunsystemen
Activiteiten op gebied van collectieve preventie GGZ (door Mindfit en IXTA NOA)
7.400,- (Mindfit) + 500,- (IXTA NOA)
-
Ondersteuning mantelzorgers Ondersteuning vrijwilligers Vrijwillige hulpdiensten Ketenzorg/netwerk dementie
p.m. 2.000,30.000,-
45.400,- (SVTO) 43.000,- (stichting Kulturhus) (tot 2015 budget Zorgkantoor)
Langer zelfstandig wonen
Diverse projecten WZW: o.a. opstelplaatsen voor scootmobielen realiseren, toegankelijkheid openbare ruimte verbeteren, bewustwordingscampagne Langzultuwonen, domotica/ thuistechnologie
Subsidie provincie Overijssel (100%) Totaal bedrag voor uitvoering projecten Masterplan WZW (woonservicegebieden) t/m 2014: € 268.000,-
Collectieve Wmo voorzieningen
Rolstoelpool Wesepe (pilot)
0,- (rolstoelen uit opslag)
De uitdaging: preventie op waarde schatten. Als bijvoorbeeld (vroeg)signalering niet goed is geregeld, zal dit vergaande financiële gevolgen hebben. Preventie is investeren in de toekomst met als doel; kostenbeheersing, kostenbesparing op termijn. Bezuinigen is: uitgaan van wat niet meer kan. De uitdaging is om een goede afweging te maken tussen bezuinigen op en het laten voortbestaan van preventief werkende onderdelen in de samenleving en het zorg en welzijnssysteem.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
30 van 43
Individuele voorzieningen Doel / resultaat Voorzieningen voor mensen met een beperking (= prestatieveld 6)
Ondersteunen van individuele + groepen kwetsbare burgers ter vergroting v. maatschapp. participatie en zelfredzaamheid
Activiteiten/voorzieningen die belangrijke bijdrage leveren aan maatschapp. participatie/zelfredzaamheid burgers Stimuleren van maatschapp.integratie inburgeraars Hulp/begeleiding aan mensen met materiële of immateriële problemen Hulp aan gezinssysteem wanneer huiselijk geweld dreigt of plaatsgevonden heeft Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, OGGZ, verslavingsbeleid Goed Wmo beleid door adviezen vanuit cliëntperspectief
Activiteiten woonvoorziening rolstoelvoorziening Vervoersvoorziening regiotaxi/CVV Huishoudelijke hulp - Algemeen: o.a. individuele cliëntcontacten, (ouderen)sozen, huisbezoek, Makelen & Schakelen (door WelZijn O-W) - mantelzorgondersteuning en intensieve vrijwillige thuiszorg (informatie, advies, praktische en emotionele ondersteuning) - psychiatrie/psychosociale problemen: Vriendendiensten Deventer (cliëntondersteunende activiteiten + maatjesprojecten) o.a. activiteiten van de: - ouderenbonden - cliëntenraad Chronisch zieken en Gehandicapten - stichting Slachtofferhulp IJsselland Activiteiten gericht op maatschapp. begeleiden van inburgeraars (door stichting Vluchtelingenwerk Overijssel) Algemeen maatschappelijk werk (uitgevoerd door De Kern)
Uitgaven per jaar 153.432,- (2011) / 113.940,- (2012) 105.493,- (2011) / 133.627,- (2012) 185.593,- (2011) / 184.802,- (2012) 268.379,- (2012) 1.811.032,- (2011) / 1.803.297,- (2012)
Uitvoeren ketencoördinatie huiselijk geweld binnen Olst-Wijhe (door stichting Kadera)
14.700 (2013)
Tijdelijk opvang bieden, begeleiding, informatie & advies, signaleren en toeleiden, nazorg
Via centrumgemeente Deventer
- Diverse activiteiten door Wmo Adviesraad - Clienttevredenheidsonderzoeken Wmo
7.200,-
Zie vorige tabel subsidie WelZijn O-W
Zie vorige tabel subsidie SVTO
7.500,-
(2013) 1.597,1.369 4.254,10.000,214.957,- (regulier AWM, 2013)
(p.m., uit centrale onderzoeksbudget)
Voor de uitvoering van nieuwe taken en verantwoordelijkheden vormen de rijksbudgetten die wij hiervoor ontvangen het financiële kader. In de septembercirculaire 2013 zou het rijk naar verwachting meer duidelijkheid verschaffen over de hoogte van de budgetten. Inmiddels wordt verwacht dat deze informatie over de verdeling van het macrobudget nieuwe Wmo voor 2015 pas eind 2013 beschikbaar komt. Wel is al duidelijk dat het kabinet vanaf 2015 enorme bezuinigingen in zorg en ondersteuning gaat doorvoeren, die bijna zonder precedent zijn en diep in zullen grijpen in het leven van veel kwetsbare burgers.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
31 van 43
Samengevat ontstaat een stevige toenemende druk op de beschikbare middelen door krimpende budgetten bij zowel rijksoverheid als gemeenten en een toenemende vraag. Tegelijkertijd kent de gemeente Olst-Wijhe een hoog ambitie niveau om ‘meedoen voor iedereen’ te realiseren. Er moet dus meer gebeuren met minder geld. Wij gaan er van uit dat we door een andere manier van werken het doel van de Wmo, meedoen voor iedereen, toch kunnen realiseren: - Door de eigen kracht van betrokkenen en hun netwerk aan te spreken, aangevuld met passende algemene voorzieningen en minder relatief dure individuele voorzieningen. - Door met maatwerk in te spelen op de eigenlijke behoefte van de cliënt (de vraag achter de vraag) - Door samen (inwoners, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en gemeente) te blijven investeren in onze sociale infrastructuur. - Door betere afstemming tussen zorgverleners (één cliënt, één plan, één verantwoordelijke) en minder versnippering van de geboden zorg en ondersteuning (dus minder verschillende mensen in één gezin). - Door de administratieve last te verminderen en bureaucratie te vermijden. Een uitdaging voor alle betrokken partijen. Voorwaarde is wel dat wettelijke, institutionele en financiële schotten zoveel mogelijk worden geslecht. Voor onze gemeente zijn er risico’s verbonden aan deze decentralisatie opgaven. Voorlopig wordt de interne voorbereiding gebaseerd op aannames. Uiteraard volgen wij deze of zij bewaarheid worden. Gelet op de impact die de decentralisaties hebben op onze gemeentebegroting zullen wij op relevante momenten financiële tussenrapportages leveren. 5.2 Samenwerking en communicatie Er wordt steeds meer gestuurd op een compacte overheid, waarbij er een groter beroep wordt gedaan op de samenleving (“kleine overheid, grote burger”). Ook willen onze inwoners steeds meer zeggenschap over de ruimtelijke en sociale invulling van hun dorp of buurt. Dat vraagt van ons als gemeente een andere houding; van een sterk bepalende en uitvoerende rol naar faciliterende en ondersteunende rol. Vertrekpunt daarbij is het zoeken naar samenwerking en investeren in vitale coalities met onze inwoners, kernen, organisaties, scholen en ondernemingen in Olst-Wijhe Samenwerking is ook belangrijk in verband met raakvlakken tussen Wmo en de AWBZ zorg. Een goede samenwerking tussen huisartsen, wijkverpleegkundigen, de intramurale zorgverleners en het Wmo team cliëntondersteuning is van groot belang voor een goede afstemming van de zorg en ondersteuning van kwetsbare inwoners. Ook vergt het afspraken met strategische partners (zorgkantoor/ zorgverzekeraar) over deze raakvlakken. Zo sluiten wij, samen met een aantal regiogemeenten, binnenkort een convenant met zorgverzekeraar Eno (voorheen Sallandverzekeringen) af met als doel om de samenwerking tussen de twee grootste zorgfinanciers (zorgverzekeraars en gemeenten) in onze regio te intensiveren. En wij onderzoeken, in regionale samenwerking, de haalbaarheid van experimenten die gericht zijn op de ontschotting tussen de romp AWBZ, de Wmo en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Wij gaan in de uitvoering van ons Wmo beleid uit van vertrouwen in burgers en cliënten en mantelzorgers, vrijwilligers en professionals die de cliënten ondersteuning bieden. Dit vergt een transformatie; ander gedrag van professionals en burgers, een andere cultuur bij gemeente, instellingen en professionals, andere werkwijzen en een andere omgang tussen cliënten, vrijwilligers, professionals, instellingen en gemeenten. Onze communicatie dient daarbij van een hoog niveau te zijn. Er wordt ruimte geboden voor initiatieven uit onze gemeenschap. Deze initiatieven worden vanuit een open en meedenkende houding door ons benaderd. Wij maken heldere afspraken met onze partners en komen deze ook na.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
32 van 43
5.3 Cliëntenparticipatie Met de komst van de Wmo heeft onze gemeente ook de cliëntenparticipatie binnen deze Wmo geconcretiseerd. Een eerste aanzet hiertoe vormde de notitie Cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ‘Op weg naar een Wmo-adviesraad’ gemeente Olst-Wijhe (mei 2007). Een goede cliëntenparticipatie kan niet zonder belangenorganisaties. Er is wel een onderscheid. Belangenbehartiging is het opkomen voor belangen door betrokkenen (een persoon of groep). Cliëntenparticipatie is een formele vorm van collectieve belangenbehartiging, waarbij cliënten voor een specifieke organisatie, onderwerp of situatie inbreng hebben in het beleidsproces van de beslissers. Cliëntenparticipatie is meer dan een wettelijke verplichting. Het is belangrijk omdat het de kwaliteit van het beleid en acceptatie/draagvlak verbetert, signalen levert, betere besluitvorming oplevert, de afstand tussen burgers en politiek vermindert en beleidsmakers inzicht geeft in de effecten van beleid. De Wmo Adviesraad heeft de afgelopen jaren met grote inzet en betrokkenheid haar rol vormgegeven. Men is tevreden met het gekozen clustermodel en slaagt er redelijk in om ontstane vacatures weer in te vullen. Organisatie van de clusters ziet de Wmo Adviesraad als een blijvend speerpunt, naast -als tweede essentiële taak- om draagvlak binnen de gemeenschap te verkrijgen en te behouden. Voor sommige clusters gaat dit gemakkelijker dan voor anderen. In het algemeen zijn de “georganiseerde clusters” relatief gemakkelijk te organiseren en voelt de achterban zich ook vertegenwoordigd. Moeilijker te bemensen zijn bijvoorbeeld de clusters GGZ en Mantelzorgers. In het gemeentelijk sociaal domein is zoals bekend veel in beweging. De drie grote komende decentralisaties doen taken en bevoegdheden van gemeenten fors toenemen en is in toenemende mate sprake van integraal beleid in het sociale domein. Welke gevolgen heeft dit voor cliëntenparticipatie? De adviestaak van de Wmo Adviesraad neemt de komende jaren als gevolg hiervan toe. In hoeveelheid werk, maar ook wordt de inhoud breder: meer domeinen en beleidsvelden. Net als de gemeente krijgt ook de Wmo Adviesraad te maken met nieuwe Wmo-burgers, zoals kwetsbare voormalig AWBZ cliënten en jeugdigen en hun ouders. Bovendien wordt de advisering naar verwachting vaker integraal en niet gericht op een specifieke doelgroep of prestatieveld. Met de uitbreiding van de Wmo met AWBZ-taken en de komst van de Participatiewet wordt de overlap in doelgroepen met de cliëntenraad WWB nog groter. Al zijn er ook verschillen in functie en structuur en in relatie met de achterban. Voorlopig kiest de Wmo Adviesraad voor voortzetting van het bestaande samenwerkingsmodel. Op termijn (na invoering Participatiewet) wordt bekeken of samenvoegen wenselijk is. Daarnaast hebben AWBZ-zorgorganisaties cliëntenraden, welke ook in toenemende mate met gemeenten te maken krijgen. De vraag wordt actueel in hoeverre de huidige samenstelling en werkstructuur van de Wmo Adviesraad nog optimaal zijn vanaf 2015. Landelijk spelen er vooral twee discussies. 1. verdere verbreding van de Wmo-raad richting een brede participatieraad die adviseert over het gehele sociale domein 2. Is het instellen van “instituten voor en door burgers” wel de juiste wijze om burgers te laten meedenken bij beleid. De toekomstige koers van de Wmo Adviesraad wordt in de loop van 2014 een belangrijk aandachtspunt. 5.4 Monitoring en evaluatie Jaarlijks kunt u via de gebruikelijke rapportages in onze planning & controlcyclus de voortgang volgen. Met het maatschappelijk veld gaan wij in 2014 concrete succesbepalende factoren/ prestatie-indicatoren ontwikkelen. Succesbepalende factoren geven weer wat ons in de ogen van belanghebbenden (zoals klanten, partners) succesvol maakt. Zij geven richting. Prestatie-indicatoren zorgen voor de meetbaarheid ervan.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
33 van 43
De Wmo Adviesraad heeft het initiatief genomen om te komen tot tijdelijke extra monitoring van klantenervaringen via de instelling van een lokaal en onafhankelijk meldpunt “knelpunten Wmo”. Eventuele instelling van een dergelijk meldpunt is ook in het verleden aan de orde geweest. Zowel gemeente als Wmo Adviesraad waren toen van mening dat instelling van een dergelijk meldpunt onvoldoende meerwaarde had. Onze inwoners hebben al de mogelijkheid om een klacht of bezwaarschrift in te dienen en daarnaast leert de ervaring dat inwoners ook eventuele klachten melden aan de Wmo Adviesraad, de ouderenbonden, welzijnsorganisatie en het maatschappelijk werk. De Wmo Adviesraad vindt het in deze periode, met een combinatie van drie transities, de transformatie van het lokale sociale domein en bezuinigingen, van belang dat burgers tijdelijk een extra plek hebben waar men met knelpunten naar toe kan en dat er goed zicht ontstaat op de knelpunten die zich eventueel zullen voordoen. Er zal in onderling overleg voor worden gewaakt dat het voor burgers geen extra schakel betekent in de korte lijnen met de burgers die wij in onze gemeente nastreven. Het beleidsplan Wmo 2013-2016 omvat een planperiode van vier jaar. Halverwege deze periode, per 1 januari 2015, worden ingrijpende wijzigingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning verwacht. Tevens is het de verwachte startdatum van de drie decentralisaties. Op dit moment is nog niet duidelijk of dit landelijke besluitvormingstraject gevolgen heeft voor dit beleidsplan Wmo. Indien noodzakelijk wordt hierover tussentijds gerapporteerd en waar nodig aangepaste besluitvorming voorgelegd. Evaluatie van dit beleidsplan vindt medio 2016 plaats. Op basis van de uitkomsten en nieuwe ontwikkelingen kan eind 2016 een nieuw Wmo beleidsplan worden geschreven.
De uitdaging: kwaliteitsbewaking zonder bureaucratie Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor een breed sociaal domein. We willen geen extra bureaucratie en ‘administratieve rompslomp’. Toch zijn we wel verantwoordelijk voor de geleverde kwaliteit van zorg, willen we gemeenschapsgeld doelmatig besteden en moeten we werken binnen beperkte budgetten, waarbij wij toch onze kwetsbare burgers passend willen ondersteunen.
De uitdaging: PGB voor inzet niet professionals? Zijn wij in staat om aan te tonen dat PGB middelen die worden aangewend voor het financieel vergoeden van niet-professionals, bijdragen aan aantoonbaar betere en effectievere ondersteuning?
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
34 van 43
Bijlage 1
Cijfers AWBZ zorg naar Wmo voor gemeente Olst-Wijhe
In deze bijlage worden enkele cijfers gepresenteerd die een indicatie gegeven van de (extramurale en lichtere intramurale) zorg die nu nog in het kader van de AWBZ wordt vergoed en per 2015 naar de gemeenten gaat. De cijfers zijn beschikbaar gesteld door alle zorgverzekeraars. De cijfers geven een beeld van: - aantallen cliënten, met een uitsplitsing naar (postcode)gebied, naar leeftijd en naar gebruik van (soorten) zorg in natura (ZIN) danwel persoonsgebonden budget (PGB); - kosten van de huidige zorg (uitsplitsingen naar extramuraal/intramuraal en ZIN/PGB) De aan ons beschikbaar gestelde AWBZ gegevens hebben vaak als invalshoek “unieke cliënten” per subgroep/functie/financieringsvorm. Omdat veel inwoners met AWBZ zorg meerdere soorten zorg ontvangen (en soms zelfs ZIN + PGB) kunnen de deelgetallen niet zonder meer opgeteld worden. Ter aanvulling op de aangeleverde cijfers: in Olst-Wijhe ontvangen ca. 175 thuis wonende cliënten AWBZ Begeleiding en ca. 440 inwoners persoonlijke verzorging. De eerste tabel “Aantal extramurale cliënten ZIN, per gebied en naar leeftijd (peiljaar 2012)” en de derde tabel “Aantal extramurale cliënten PGB, per gebied en naar leeftijd (peiljaar 2011)” geven aan hoeveel zelfstandig wonende inwoners uit onze gemeente enige vorm van AWBZ zorg ontvangen. Er zijn zes soorten: persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, behandeling, verblijf en kortdurend verblijf. In totaal ontvangen 487 inwoners AWBZ zorg in natura, 80 inwoners ontvangen zorg via PGB. De tweede en vierde tabel geven de aantallen cliënten weer die de soorten AWBZ zorg ontvangen (via ZIN c.q. PGB) die volgens het regeerakkoord deel zouden gaan uitmaken van de decentralisatie AWBZ per 11-2015. De tabellen geven de aantallen cliënten per functie aan (begeleiding groep, individueel, etc.). De eindtotalen liggen hoger, omdat een groot aantal cliënten meerdere functies begeleiding ontvangt. Juist in deze tabellen spelen dus veel dubbeltellingen. Tabellen met kostenoverzicht: De huidige kosten voor extramurale en intramurale zorg mogen niet worden opgeteld als indicatie voor toekomstige kosten voor onze gemeente. De getoonde kosten intramurale zorg geven een beeld van de omvang wat er aan kosten op dit moment speelt in de AWBZ. Niet al deze AWBZ zorg komt (voor zover nu bekend) bij de gemeenten/in de Wmo terecht. Lichtere zorgzwaartepakketten (ZZP’s) in de intramurale zorg vervallen geleidelijk en gelden bovendien (vooralsnog) uitsluitend voor nieuwe cliënten. Daarnaast zal de ondersteuning van voorheen intramuraal en nu thuis te ondersteunen cliënten binnen de Wmo naar verwachting ook anders ingevuld gaan worden dan in een intramurale setting.
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
35 van 43
Aantallen extramurale cliënten
Zorg in Natura (ZIN) 2012 Aantal extramurale cliënten ZIN, per gebied en naar leeftijd (peiljaar 2012) 18-49 50-64 65-74 75-84 onbeke gebied jaar jaar jaar jaar 85+ nd Olst 31 20 36 57 59 0 Wesepe 1 2 5 6 6 0 Wijhe 39 21 30 94 67 0 Welsum 0 1 3 7 1 0 Marle 0 0 0 0 0 1 totaal gemeente Olst-Wijhe 71 44 74 164 133 1
totaal 203 20 251 12 1 487
Aantal extramurale cliënten ZIN, per gebied en naar functie (peiljaar 2012) onders begelei behand teunen ding begelei eling de persoo groeps ding groeps begelei nlijke verban individ verban ding verzorg verblijf gebied d ueel d alg. ing tijdelijk Olst 25 53 1 0 163 0 Wesepe 1 2 0 0 18 0 Wijhe 41 57 2 1 199 2 Welsum 1 1 0 0 11 0 Marle 0 0 0 0 1 0 totaal gemeente Olst-Wijhe 68 113 3 1 392 2
totaal 242 21 302 13 1 579
Meer functies per cliënt mogelijk!
Zorg via Persoonsgebonden Budget (2011) Aantal extramurale cliënten PGB, per gebied en naar leeftijd (peiljaar 2011) leeftijd 18-49 50-64 65-74 75-84 onbeke gebied jaar jaar jaar jaar 85+ nd Olst 23 8 7 4 2 0 Wesepe 0 0 0 0 0 2 Wijhe 15 9 3 3 3 0 Welsum 0 0 0 0 0 0 Marle 0 0 0 0 0 1 totaal gemeente Olst-Wijhe 38 17 10 7 5 3
totaal 44 2 33 0 1 80
Aantal extramurale cliënten PGB, per gebied en naar functie (peiljaar 2011) begelei huisho persoo ding begelei udelijk nlijke groeps ding e verzorg verban individ verzorg ing verblijf gebied d ueel ing tijdelijk totaal Olst 23 28 2 27 4 84 Wesepe 0 1 0 2 0 3 Wijhe 12 20 0 21 1 54 Welsum 0 0 0 0 0 0 Marle 0 1 0 0 0 1 totaal gemeente Olst-Wijhe 35 50 2 50 5 142 Meer functies per cliënt mogelijk
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
36 van 43
Aantallen intramurale cliënten Zorgzwaartepakketten (ZZP) beschrijven welke ondersteuning of zorg iemand nodig heeft die niet zelfstandig kan wonen. Het zorgzwaartepakket bepaalt ook hoeveel geld de instelling krijgt voor de zorg aan de cliënt. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) geeft de indicatiebesluiten af en bepaalt welk zorgzwaartepakket daarbij hoort. Er zijn 53 zorgzwaartepakketten, verdeeld over 3 soorten zorg: verpleging en verzorging, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg.
Zorg in Natura (2012) Tabel 4.1.1 Aantal intramurale cliënten ZIN, per gebied en naar leeftijd (peiljaar 2012) 18-49 50-64 65-74 75-84 gebied jaar jaar jaar jaar 85+ totaal Olst 20 8 9 31 59 127 Wesepe 0 0 0 0 0 0 Wijhe 33 4 3 20 35 95 Welsum 0 0 0 0 0 0 Marle 0 0 0 0 0 0 totaal gemeente Olst-Wijhe 53 12 12 51 94 222 Aantal intramurale cliënten ZIN per gebied en naar zorgzwaartepakket (peiljaar 2012) ZZP gebied ZZP 1 ZZP 2 ZZP 3 ZZP 4 overig totaal Olst 1 22 69 43 0 135 Wesepe 0 0 0 0 0 0 Wijhe 2 26 51 22 0 101 Welsum 0 0 0 0 0 0 Marle 0 0 0 0 0 0 totaal gemeente Olst-Wijhe 3 48 120 65 0 236 Meer pakketten in zorgzwaarte per cliënt mogelijk
Zorg via PGB (2011) Aantal intramurale cliënten PGB, per gebied en naar leeftijd(peiljaar 2011) 18-49 50-64 65-74 75-84 gebied jaar jaar jaar jaar 85+ Olst 4 0 0 2 3 Wesepe 0 0 0 0 0 Wijhe 2 0 0 0 0 Welsum 0 0 0 0 0 Marle 0 0 0 0 0 totaal gemeente Olst-Wijhe 6 0 0 2 3
totaal 9 0 2 0 0 11
Aantal intramurale cliënten PGB, per gebied en naar zorgzwaartepakket (peiljaar 2011) ZZP gebied ZZP 1 ZZP 2 ZZP 3 ZZP 4 overig totaal Olst 0 1 3 3 3 10 Wesepe 0 0 0 0 0 0 Wijhe 0 0 2 0 0 2 Welsum 0 0 0 0 0 0 Marle 0 0 0 0 0 0 totaal gemeente Olst-Wijhe 0 1 5 3 3 12
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
37 van 43
Huidige kosten extramurale en intramurale zorg Kosten voor extramurale zorg, naar functie kosten toegekend functie ZIN PGB begeleiding in groepsverband € 549.575 € 313.634 begeleiding individueel € 721.823 € 374.740 behandeling in groepsverband € 5.406 €0 ondersteunende begeleiding algemeen € 1.690 €0 persoonlijke verzorging € 1.624.232 € 388.785 verblijf tijdelijk € 4.738 € 29.068 totaal gemeente Olst-Wijhe € 2.907.464 € 1.106.227
totaal € 863.209 € 1.096.563 € 5.406 € 1.690 € 2.013.017 € 33.806 € 4.013.691
Kosten voor intramurale AWBZ-zorg, naar zorgzwaartepakket kosten toegekend zorgzwaartepakket ZIN PGB totaal ZZP 1 € 69.860 €0 € 69.860 ZZP 2 € 1.130.236 €0 € 1.130.236 ZZP 3 € 3.739.341 € 1.571 € 3.740.912 ZZP 4 € 1.705.867 € 10.849 € 1.716.716 ZZP overig €0 €0 €0 onbekend €0 € 80.868 € 80.868 totaal gemeente Olst-Wijhe € 6.645.304 € 93.288 € 6.738.592
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
38 van 43
Bijlage 2
Cliëntportretten
In deze bijlage staat een drietal willekeurige (AWBZ)cliëntportretten Het zijn voorbeelden uit CIZ brochure “Wie is de cliënt?”, maart 2013. Met deze publicatie wil het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) de betrokken organisaties inzicht geven in de problemen waarmee mensen te maken hebben en die nu aanleiding zijn voor een AWBZ-indicatie. Met die kennis kunnen gemeenten en zorgverzekeraars hun beleid voor deze mensen in de komende jaren vaststellen. Een cliëntportret is een korte omschrijving van het leven van een persoon of een gezin. Het zou uw buurvrouw of opa kunnen zijn of het kindje van uw beste vrienden. Mensen uit uw eigen omgeving. Het portret schetst het beeld van de problemen en beperkingen waarmee mensen dagelijks worden geconfronteerd. Er zijn twintig portretten gemaakt. Dat is slechts een kleine greep uit de grote variatie van cliënten die het CIZ kent. De beschreven portretten omvatten zeker niet alle combinaties van zorg waarop nu een beroep wordt gedaan. Elke situatie is weer anders en maakt een individuele afweging noodzakelijk. In de beschrijving van de portretten is uitgegaan van de zorg waarvoor mensen in 2012 een AWBZindicatie hebben gekregen. Ook hulp vanuit de Wmo, de gemeentelijke voorzieningen en de zorgverzekering is meegenomen. Het gehele rapport is terug te vinden op: http://www.ciz.nl/sites/ciz/files/filemanager/CIZ_Wie_is_de_client_-webversie.pdf
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
39 van 43
Emma Emma is een jonge vrouw van 25 jaar met een lichte verstandelijke beperking. Zij woont nog bij haar ouders thuis. Het is een warm gezin. Toen haar broer en zus het huis uitgingen om te gaan studeren kwam ook bij Emma de wens boven om “zelfstandig” te gaan wonen. In haar jeugd heeft zij het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen bezocht. Na haar schoolperiode is ze gaan werken in de sociale werkvoorziening. Hier is Emma helemaal op haar plaats. Ze is praktisch ingesteld en kan taken die haar zijn aangeleerd redelijk zelfstandig uitvoeren. Ze geniet van het samenzijn met collega’s en is altijd bereid om iedereen te helpen. Wel heeft zij geregeld de bevestiging nodig dat wat zij doet echt goed is. Daarna gaat ze weer met inzet aan de slag. Door stress of werkdruk wordt ze onzeker, raakt ze het overzicht kwijt en gaat ze fouten maken. Sinds enkele jaren krijgt Emma wekelijks begeleiding vanuit een zorginstelling in de buurt. De begeleiding is gericht op het vergroten van haar zelfredzaamheid. Bij deze zorginstelling horen ook een aantal kleinschalige woonvormen waarin bewoners een eigen appartementje hebben. Daarnaast is er een gezamenlijke ruimte waarin bewoners elkaar kunnen ontmoeten en waar begeleiding aanwezig is. Voor Emma is dit een ideale omgeving om te gaan wonen. Zij is prima in staat om voor zichzelf en haar woning te zorgen als er geregeld iemand langskomt om haar te stimuleren. Bij contacten met officiële instanties heeft ze hulp nodig. De brieven die ze krijgt, begrijpt ze niet. Op dit moment gaat één van haar ouders met haar mee naar bijvoorbeeld de gemeente. De dagelijkse begeleiding is voor haar noodzakelijk voor het goed kunnen opvangen van onverwachte gebeurtenissen, en voor Emma is elke verstoring van de dagelijkse structuur een “onverwachte gebeurtenis”. Daarnaast is zij kwetsbaar in sociale contacten buiten haar directe kring. Ze vertrouwt iedereen blindelings en is daardoor erg beïnvloedbaar.
Geïndiceerde zorg en ingezette zorg AWBZ Nu: Begeleiding individueel,klasse 2 Wacht op een intramurale plaatsing voor ZZP-VG-2 Wmo Gemeente sociale werkvoorziening Zorgverzekering Mantelzorg de ouders ondersteunen haar in het dagelijks leven en in contacten met officiële instanties Grondslag AWBZ = Verstandelijke handicap
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
40 van 43
Peter Peter is een man van 40 jaar. Hij heeft gestudeerd en niets leek een succesvolle carrière in de weg te staan. Nadat Peter diverse malen is opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis vanwege psychotische periodes, is 15 jaar geleden vastgesteld dat hij chronische schizofrenie heeft. De laatste paar jaar gaat het redelijk goed met hem en woont hij in een klein huisje in het centrum. Belangrijk is dat hij hulp accepteert, zijn medicatie inneemt en de band met de werkelijkheid kan behouden. Als dat niet lukt, gaat hij vreemde dingen doen: hij zwalkt dan in zijn pyjama over straat, roept overal dat de onderwereld het NU gaat overnemen en ziet in iedereen een potentiële vijand. Op zo’n moment moet hij opnieuw worden opgenomen in het psychiatrische ziekenhuis. De laatste opname is nu twee jaar geleden. Hij is toen door de politie opgepakt voor geweld tegen zijn bovenburen. Zijn omgeving vindt hem maar vreemd en men is eigenlijk een beetje bang voor hem. Hij heeft dan ook nauwelijks contacten in de buurt. De enige mensen die hij geregeld ziet zijn zijn ouders en de vaste begeleider. Peter heeft moeite met overzicht en het nemen van initiatieven. Hierdoor komt hij niet altijd tot dagelijkse activiteiten. Hij is van slag als er iets gebeurt wat niet gepland is. Het is belangrijk dat Peter geen stress en spanning heeft, omdat dat het risico op een psychose vergroot. Inmiddels heeft hij een redelijk vast dag- en weekschema, wat hem houvast en rust geeft. Hij kan halve dagen gebruik maken van dagbesteding maar dat wil hij niet: Ik ben een geleerde en heb het veel te druk met studie. Ik heb wereldwijd contacten met andere wetenschappers en ik moet ook tijd hebben om te kunnen publiceren (volgens eigen zeggen). Zijn begeleider komt twee keer per week om te kijken hoe het met hem gaat, om te helpen bij praktische zaken in huis en huishouden en om in de gaten te houden of hij zijn medicatie inneemt. Als er onverwachte dingen gebeuren, raakt Peter in paniek en belt hij met zijn begeleider, die zo nodig een keer extra langskomt. Peter heeft één keer per maand een afspraak met zijn psychiater, die door middel van gesprekken Peters stemming in de gaten houdt en die de medicatie voorschrijft. Geïndiceerde zorg en ingezette zorg AWBZ Begeleiding individueel,klasse 2 Begeleiding groep, 5 dagdelen per week. Peter maakt geen gebruik van deze zorg Wmo Gemeente Zorgverzekering behandeling door psychiater Mantelzorg hulp bij onderhoud van huis en tuin door zijn ouders Grondslag AWBZ = Psychiatrische aandoening
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
41 van 43
Mevrouw Van de Wetering Mevrouw Van de Wetering is 74 jaar. Ze is getrouwd en woont samen met haar man in een appartement. Sinds 5 jaar heeft mevrouw de ziekte van Alzheimer. Haar situatie wordt heel langzaam slechter. Inmiddels verliest zij steeds meer het contact met de dagelijkse werkelijkheid en kan ze niet meer voor zichzelf zorgen. Zelf is zij van mening dat zij dat nog prima kan. Voor haar gevoel van eigenwaarde is het belangrijk dat activiteiten niet zomaar van haar worden overgenomen maar dat zij zoveel mogelijk zelf erbij betrokken blijft. Als haar dochter aankondigt dat ze thee gaat zetten, reageert mevrouw fel: het is mijn keuken, dat kan ik echt nog wel zelf. Daarna pakt ze de elektrische waterkoker, vult hem met melk en zet hem op het gas. Waarna ze haar dochter triomfantelijk aankijkt: zie je wel? Op dat moment vraagt het veel geduld en tact om ongelukjes te voorkomen zonder dat mevrouw boos het huis uit wil lopen. Mevrouw Van de Wetering kan geen moment alleen gelaten worden. Voortdurend moet er iemand letten op wat zij doet. Opstaan, douchen en aankleden lukt haar niet meer zelfstandig. Maar ook bij eten en drinken heeft zij hulp nodig. De meeste zorg en begeleiding krijgt zij van haar echtgenoot. Met engelengeduld weet hij elke keer opnieuw zijn vrouw te betrekken bij de huiselijke bezigheden en haar af te leiden als zij dwars is of hem niet begrijpt. Zijn dochter woont ver weg en heeft een eigen gezin. Het is voor haar onmogelijk om geregeld aanwezig te zijn. De heer Van de Wetering is bijna 80 jaar. De voortdurende zorg voor zijn vrouw is hem dit najaar allemaal te veel geworden; een verkoudheid ontaardde in een longontsteking en de heer Van de Wetering moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Mevrouw is toen voor een crisisopname in het verpleeghuis geplaatst. Nu de heer Van de Wetering is opgeknapt wil hij graag weer zelf voor zijn vrouw zorgen. Samen met hem wordt gekeken welke zorg hij zelf kan geven aan zijn vrouw en welke zorg door anderen moet worden overgenomen. Zodra er overdag plaats is voor mevrouw op de zorgboerderij kan zij weer thuis komen wonen Geïndiceerde zorg en ingezette zorg AWBZ Begeleiding groep,klasse 8 Persoonlijke verzorging, klasse 3 Wmo huishoudelijke hulp Gemeente taxivergoeding Zorgverzekering Mantelzorg de echtgenoot zorgt voor toezicht en begeleiding op de uren dat mevrouw geen professionele zorg ontvangt Grondslag AWBZ = Psychogeriatrie
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
42 van 43
Bijlage 3
Lijst met gebruikte begrippen en afkortingen
Algemeen gebruikelijk Een algemeen gebruikelijke Wmo voorziening is een voorziening die niet uitsluitend voor mensen met een beperking is bedoeld, gewoon voor particulieren te koop is en niet voor vergoeding in aanmerking komt Civil Society maatschappelijk middenveld, breed scala aan samenwerkingvormen van mensen “tussen markt en staat” (bijvoorbeeld kerken, buurt- en sportverenigingen, milieuorganisaties). Omvat zowel activiteiten, organisaties als informele verbanden. Domotica “huisautomatisering”, technologische toepassingen in een woning in combinatie met diensten, waardoor mensen (langer) zelfstandig kunnen blijven wonen. (bijvoorbeeld: persoonsalarmering, videocommunicatie)
ASHG AWBZ BOS CJG CIZ CVV DOP DOWR GGZ HALT OOGZ
Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Algemene wet bijzondere Ziektekosten Buurt, Onderwijs, Sport Centrum voor Jeugd en Gezin Centraal Indicatie Orgaan Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (in Olst-Wijhe uitgevoerd door Regiotaxi Salland) dorpsontwikkelplan samenwerkingsverband van de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte Geestelijke Gezondheidszorg Het ALTernatief, alternatieve straf ter preventie en bestrijding van jeugdcriminaliteit, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (de OGGZ omvat alle activiteiten op het terrein van de geestelijke gezondheid die niet vooraf worden gegaan door een vrijwillige, individuele hulpvraag van een cliënt)
PGB PV Wmo WWB WZW Zvw Zzp
persoonsgebonden budget Persoonlijke Verzorging Wet maatschappelijke ondersteuning Wet werk en bijstand wonen, zorg en welzijn, ook wel gebruikt als afkorting voor ons Masterplan wonen, zorg en welzijn Zorgverzekeringswet Zorgzwaartepakket
Meedoen op maat, beleidsplan Wmo 2013-2016
43 van 43