Oldenhove waardenstelling
Dr W.A. de Wagt / Bureau Wim de Wagt Heemstede, december 2014
Waardenstelling Oldenhove
1
Inleiding Vanwege veranderende omstandigheden in de zorg en een gewijzigd gebruik door Sint Jacob in de Hout van het gebouw, overweegt Sint Jacob in de Hout het Zorgcentrum Oldenhove oorspronkelijk Bejaardentehuis Oldenhove - te vervangen door nieuwbouw. Als reactie hierop namen derden het initiatief om het gebouw voor te dragen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst met behulp van deze waardenstelling waarin de architectuurhistorische betekenis van Oldenhove wordt beschreven. De beschrijving is gebaseerd op archief- en literatuuronderzoek en een visuele opname van het gebouw.
Inhoud
Motivering voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst 3
Beschrijving Inleiding
5
De architect, G.H.M. Holt
8
Architectuur en inrichting
10
Reacties
20
Conclusie in architectuurhistorische context
21
Beknopte bronnenlijst
27
Waardenstelling Oldenhove
2
Straat en huisnummer: Dompvloedslaan 1 Postcode en plaats: 2051 NA Overveen Functie: Woonzorgcentrum Oldenhove, voorheen Bejaardentehuis Oldenhove Oorspronkelijke eigenaar: Sint Lambertus Stichting, Overveen Huidige eigenaar: Stichting Sint Jacob in de Hout, Haarlem Architect: G.H.M. Holt, Haarlem Bouwjaar: 1965-1967
Motivering voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst 1. Architectuurhistorische waarde Oldenhove dankt zijn bijzondere architectonische karakter aan de ingenieuze verspringingen en verticale geledingen van de hoofdmassa, die ingegeven werden de architectuur ‘individualiteit’ te geven. De architect nam hiermee doelbewust afstand van het zakelijke, anonieme modernisme in de architectuur van de jaren zestig. Hij liet zich inspireren door een buitenlands voorbeeld, namelijk het Richards Medical Research Labs van de Universiteit van Pennsylvania (1957-1960) van de Amerikaanse architect Louis Kahn. Onderdelen als de rood-groene accenten in de gevels en de pui-indeling van het trappenhuis aan de achterzijde dragen bij aan de opvallend robuuste en ritmische gevelarchitectuur. Vanwege de manier waarop de architectuur van Oldenhove een eigen taal laat spreekt dankzij de ordening van de bouwmassa en de kleurtoepassing onderscheidt het gebouw zich nadrukkelijk van andere bejaardentehuizen uit die tijd. Oldenhove loopt in dat opzicht vooruit op de jaren zeventig en tachtig, toen er juist veel meer aandacht ontstond voor dergelijke expressieve architectonische aspecten, ook in de ouderenhuisvesting. Het interieur bevat enkele opmerkelijke onderdelen met een interessante ruimtewerking en lichtinval, zoals de ontvangsthal met entresol en de hoog opgetrokken kapel. De bemoeienis van de architect met de afwerking van het interieur is tegenwoordig nog op enkele plaatsen zichtbaar, zoals de witte mozaïek steentjes van het trappenhuis en de vrijwel in originele staat verkerende kapel. De oorspronkelijke afwerking vormde stilistisch één geheel met de architectuur en was van een hoog ontwerpniveau. 2. Typologische waarde Oldenhove is een goed bewaard voorbeeld van het zogeheten pensiontehuis, een nieuw gebouwtype voor de huisvesting van ouderen dat na de Tweede Wereldoorlog in zwang raakte. Kenmerkend voor dit gebouwtype zijn de collectieve voorzieningen en de combinatie Waardenstelling Oldenhove
3
van appartementen voor zelfstandig wonende alleenstaanden en flats voor echtparen. Oldenhove onderscheidt zich van de meeste andere bejaardentehuizen uit die tijd door het opvallend grote aantal verschillende appartemententypen. 3. Stedenbouwkundige waarde Oldenhove neemt door zijn vrije ligging op het terrein een prominente, beeldbepalende positie in aan de Dompvloedslaan. Vanwege de alzijdige behandeling van de bouwmassa, met appartementen in alle gevels, staat het aan alle zijden ‘in contact’ met zijn omgeving, waarin de omringende tuin als collectieve voorziening voor de bewoners een passende overgang vormt naar zowel de Dompvloedslaan als de bosschages richting Bloemendaalseweg en de landerijen van Buytentwist. 4. Historische waarde Oldenhove is een concreet teken van de inzet van de Sint Lambertus Stichting en de Overveense parochie O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen voor de zorg en huisvesting van rooms-katholieke ouderen nadat Huize Duinrust tot het verleden behoorde. In die zin is het gebouw een getuigenis van de belangrijke maatschappelijke rol van de rooms-katholieke kerk in Overveen.
Waardenstelling Oldenhove
4
Beschrijving
Inleiding De Sint Lambertus Stichting kwam voort uit de armenzorg van de parochie van O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen Overveen, die in 1910-1912 Huize Duinrust - het latere Marinehospitaal - had laten bouwen als verpleeghuis voor rooms-katholieke arme bejaarden. De dagelijkse zorg in Huize Duinrust was in handen van de zusters franciscanessen van het klooster Alverna in Aerdenhout. Tijdens de bezetting namen Duitse militairen in 1942 bezit van het gebouw; de bewoners en het personeel moesten het tehuis verlaten. Na afloop van de oorlog wilde de Nederlandse Marine het uitgewoonde, vervuilde en vernielde pand overnemen om er een hospitaal in te vestigen. Dit stuitte aanvankelijk op weerstand van de Sint Lambertus Stichting, die Duinrust na een renovatie wilde gaan gebruiken als bejaardentehuis. Vanwege de staat van het gebouw en de hoge kosten die met een verbouwing en modernisering gemoeid zouden zijn, overwoog het College van Regenten vanaf ongeveer 1951 de bouw van een nieuw tehuis. Nadat een locatie aan de Zijlweg afviel, lieten de bestuurders het oog vallen op een stuk grond van het rooms-katholieke Armbestuur aan de Dompvloedslaan. In juni 1959 legde de Sint Lambertus Stichting een verzoek bij de gemeente neer om het bestemmingsplan te wijzigen zodat de bouw van een bejaardentehuis mogelijk werd, maar dit verzoek werd afgewezen. Een jaar later werd het verzoek alsnog gehonoreerd vanwege een wijziging van het streekplan Zuid-Kennemerland. Huize Duinrust werd vervolgens met twee bijbehorende villa’s op 11 maart 1961verkocht aan de Rijksgebouwendienst. Tot 1990 deed het voormalige tehuis voor ouden van dagen dienst als Marinehospitaal. In 1994 werd het door brand verwoest. Na moeizame onderhandelingen kwamen de Sint Lambertus Stichting en het Armbestuur tot overeenstemming met elkaar over de aankoop van het terrein aan de Dompvloedslaan. De beoogde architect van het nieuwe bejaardentehuis, G.H.M. Holt, had intussen een schetsontwerp klaar liggen, waaruit bleek dat er behalve het terrein van het Armbestuur ook nog een aangrenzend stuk grond nodig was om het bouwplan te kunnen realiseren. Hierop stond een villa, genaamd Oldenhove, waaraan het bejaardentehuis ten slotte zijn naam dankte. Het College van Regenten besloot op 23 maart 1963 tot de aankoop van beide kavels. Het Armbestuur deed zijn terrein, waarop overigens twee rijtjes eenvoudige woningen stonden, voor 230.000 gulden van de hand; de villa, eigendom van de gemeente, verwisselde voor 352.000 gulden van eigenaar. * De bouwopdracht luidde een tehuis voor 120 zelfstandig wonende ouden van dagen, voor het merendeel alleenstaanden maar ook echtparen. De appartementen moesten één tot drie kamers bevatten, variërend van ongeveer 15 tot 40 m2 en met huurprijzen van 6.000 – Waardenstelling Oldenhove
5
17.000 gulden per jaar. Alle flats (op enkele van de allerkleinste na) kregen eigen sanitaire voorzieningen en een keukentje. Andere eisen betroffen collectieve voorzieningen zoals een gezamenlijke zitkamer, een biljartzaal, bibliotheek, kapel, centrale keuken, bergingen en dergelijke. Voor zieke bewoners waren enkele verpleegkamers nodig. Verder had Holt rekening te houden met verschillende soorten personeelsvertrekken waaronder een regentenkamer (bestuurskamer). Holts allereerste situatieschets is 31 mei 1956 gedateerd; in december 1962 (terwijl zijn opdrachtgever nog steeds niet beschikt over de benodigde gronden) dient hij zijn eerste bouwbestek met begroting in bij het College van Regenten. Nadat de aankoop eenmaal een feit is maakt Holt een nieuw bestek, gedateerd 20 augustus 1963. Dit dient als uitgangspunt voor de openbare aanbesteding een jaar later. De bouw wordt op 28 oktober 1964 gegund voor 2.997.000 gulden aan N.V. Aannemingsbedrijf Harm Fokkens te Naarden, dat op 3 december 1964 formeel de opdracht krijgt voor de bouw van Oldenhove. De bouwvakkers bereiken het hoogste punt van het bouwwerk op de eerste zomerdag van 1966. Weer een jaar later, op 23 augustus 1967, wandelt de eerste bewoonster de nieuwe trots van de Sint Lambertus Stichting binnen. Op dat moment wordt op alle etages nog gewerkt. De officiële opening valt op 4 november in het bijzijn van onder anderen de burgemeester en vertegenwoordigers van het bisdom Haarlem. Behalve de hoofdaannemer was uiteraard een groot aantal ondernemers en leveranciers bij de bouw en inrichting betrokken. De lijst vermeldt onder andere de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij te Haarlem voor de tuinaanleg en beplanting, Vroom & Dreesmann voor gordijnen, vitrages en vloermatten, en het Heemsteedse bedrijf Vendor voor de meubilering van onder meer de lounge, de kapel en de directiekamer. Om eventuele ongewenste bebouwing tussen Oldenhove en de Bloemendaalseweg in de toekomst te voorkomen koopt de Sint Lambertus Stichting op 21 april 1967 de aan de Bloemendaalseweg gelegen villa Buytentwist. Het College van Regenten besluit aanvankelijk hier serviceflats voor bejaarden te realiseren en laat Holt een opzet op papier zetten voor een gebouw van drie lagen hoog. Echter, nadat er financiële onenigheid is ontstaan tussen Holt en de regenten verzoekt de stichting in juni 1969 het bureau Wiegerinck-Van Balen-MeurkensDorigo te Arnhem om op te treden als architect van de serviceflats. Veel verder komen de plannen niet. Villa Buytentwist wordt enige tijd gebruikt als secretariaat van Oldenhove en er worden bewoners die op de wachtlijst staan tijdelijk gehuisvest. De villa komt in 1979 in handen van de gemeente.
Waardenstelling Oldenhove
6
Huize Duinrust, later Marine Hospitaal, Overveen
Advertentie in De Tijd, 27 mei 1967
Waardenstelling Oldenhove
7
De architect, G.H.M. Holt De architect van Oldenhove, G.H.M. Holt (1904-1988), kwam uit de eigen gelederen van de Sint Lambertus Stichting. Holt zat in het College van Regenten van de stichting, maar nam hier afscheid van voordat hij formeel de ontwerpopdracht ontving. Hij maakte in zijn hoedanigheid van bestuurder het hele voortraject actief mee, waarbij de beslissing om een nieuw bejaardentehuis te bouwen dus in zijn voordeel uitpakte. Ondanks deze betrokkenheid kreeg hij na de bouw een hoogoplopend conflict met het bestuur over de uitbetaling van zijn honorarium. Gerard Holt, die in Overveen woonde in een door hemzelf ontworpen woonhuis aan de Lonbar Petrilaan, had een in Haarlem gevestigd architectenbureau met zijn collega Bernard Bijvoet. Binnen dit bureau hadden beide architecten hun eigen praktijk, hoewel ze voor bepaalde projecten overlegden of samenwerkten. Holt en Bijvoet golden als vooraanstaande, vooruitstrevende architecten in hun tijd. Holt kwam uit een progressief rooms-katholiek milieu en had zijn opleiding genoten aan de Haarlemse School voor bouwkunde, versierende kunsten en kunstambachten. Hij verkeerde net als Bijvoet al voor de Tweede Wereldoorlog in modernistische architectenkringen en zette na de bevrijding zijn affiniteit met vernieuwing in de architectuur voort. Vanwege zijn katholieke achtergrond, die bij gelijkgezinde collega’s meestal leidde tot een meer behoudende architectuuropvatting, betekende dit dat hij een bijzondere positie innam in de architectenwereld. Holt zat onder andere in de redactie van het hervormingsgezinde architectuurblad Forum. Verder was hij hoogleraar architectuur aan de Technische Hogeschool Delft. Tegelijk had de Overvener veel contacten in katholieke kringen; een aanzienlijk deel van zijn opdrachtenportefeuille bestond uit rooms-katholieke woningbouwprojecten, scholen en kerken. Vooral met zijn kerken ontpopte hij zich als een spraakmakende architect, die even eigenzinnig als smaakvol en waardig vernieuwingen in de stijl en plattegrond toepaste. In Overveen en omgeving zette Holt vóór sprake was van Oldenhove zijn handtekening onder verschillende bouwprojecten. Het meest bekend en geroemd zijn het inmiddels gesloopte, op nieuw-zakelijke leest geschoeide openluchtbad van Stoops Bad uit 1934-1935, waarmee hij furore maakte, en de Erebegraafplaats in de duinen aan de Zeeweg, die vlak na de oorlog tot stand kwam; deze opdracht voerde hij uit met de architect Auke Komter. Ook in Haarlem heeft Gerard Holt meerdere projecten op zijn naam staan. Zijn hoogtepunt in deze stad is de Pastoor van Arskerk in Parkwijk (1959-1961), een uitstekend voorbeeld van door veranderende liturgische inzichten gevoede, vernieuwende kerkenbouw . Een andere categorie in zijn oeuvre vormden de theaters en culturele centra die hij in verschillende steden in Nederland gezamenlijk met Bernard Bijvoet ontwierp. Een bekend project van Bijvoet in Haarlem is Verpleeghuis Zuiderhout nabij de Haarlemmerhout, dat ongeveer in dezelfde tijd als Oldenhove tot stand kwam.
Waardenstelling Oldenhove
8
Oldenhove, kort na de bouw
Tekening, oorspronkelijke situatie Waardenstelling Oldenhove
9
Architectuur en inrichting Oldenhove werd zeer gunstig gesitueerd in de hoek tussen de Bloemendaalseweg en Dompvloedslaan, aan de noordzijde grenzend aan de landerijen van Buytentwist, met een (toen nog) vrij uitzicht over de Westelijke Randweg richting Haarlem in het oosten, aan de overkant van de Dompvloedslaan een woonwijk uit de wederopbouw, en met een bomenrijke overgang naar de Bloemendaalseweg. De Dompvloedslaan was (en is) een brede, rustige weg, het gemeentehuis ligt op een goede steenworp afstand. De huisjes op het vroegere terrein van het Armbestuur stonden daar nog enige tijd; intussen ligt hier Overduin, een gebouw met seniorenwoningen, gebouwd naar ontwerp van Cees Dam, nota bene de schoonzoon van Holt. Alles bij elkaar boden deze omstandigheden de kans Oldenhove in ruimtelijke zin tamelijk vrij te ontwerpen. En dat is wat Holt deed. Hij plaatste het bejaardentehuis met zijn lange zuidwestgevel, waar de hoofdingang te vinden is, op ongeveer vijfendertig meter afstand van de Dompvloedslaan, de afstand tot de Bloemendaalseweg bedraagt zo’n tachtig meter. De opbouw omvat zes woonlagen boven een souterrain en een kelder. De appartementen, 80 in totaal, zijn verdeeld over alle zijden van het gebouw. Het grondvlak bestaat uit tegen elkaar aangeschoven, ten opzichte van elkaar verspringende rechthoeken met afwisselende beukmaten die voortkomen uit de toepassing van verschillende appartemententypen. Doordat de beuken rechts van de hoofdingang en hal naar voren springen in de richting van de Dompvloedslaan, profiteren ook de appartementen aan de zonarme achterzijde, die op het noordoosten liggen, maximaal van de zon, doordat in hun zijgevels ramen zijn aangebracht. De gevels bieden dankzij de verspringingen, de ritmische en gevarieerde afwisseling van open en gesloten vlakken, van glas, baksteen en kunststof gevelplaten, en niet in de laatste plaats dankzij de boven het dak uitstekende, torenachtige bouwdelen een zeer levendige aanblik. De contrasterende kleurstelling – de groene gevelplaten gecombineerd met de rode trekstangen van de balkonconstructies – accentueert deze ritmiek. In Holts handen vloeiden functionaliteit en architectonische vormgeving in elkaar over. Optimale bezonning en uitzicht was één ding, een ander praktisch gegeven was de afwisselende grootte van de kamers en de verdeling van de appartemententypen over het gebouw. Binnen de vaste beukmaten zijn niet minder dertien verschillende appartemententypen gerealiseerd. Deze verschillen tot uiting te laten komen in de architectuur was voor Holt een doel; het ging hem om de individualiteit van de afzonderlijke woningen. In een toelichting zei hij: ‘Het gebouw staat als een beeldhouwwerk in het terrein. In de omgeving is het autonoom. In de expressie hebben wij het naamloze collectivisme dat vele flatgebouwen kenmerkt, trachten te voorkomen. Het eigene van de bewoners heeft ook in de uiterlijke vormen van Oldenhove de nadruk gekregen.' Met andere woorden, Holt nam doelbewust afstand van de modernistische ‘gladde dozen-’stijl (zijn eigen woorden) die in de jaren zestig in zwang was. ‘Men gelooft dat dit de meest functionele vorm is voor bijna alles. Ik geloof niet, dat wij het altijd van dat soort functionaliteit moeten hebben om een nuttig gebouw te ontwerpen.’ Oldenhove, vervolgde Waardenstelling Oldenhove
10
hij, ‘heb ik van meet af aan een expressie willen laten zijn van individualiteit. Ik heb willen vermijden er een pakhuis van te maken, waar de mensen naamloos in laadjes wonen. Ik heb het eigenen van de bewoner zoveel mogelijk recht willen doen wedervaren. Zo ben ik gekomen tot dit rotsige, deze langs elkaar gestapelde en in elkaar geschoven volumen van verschillende hoogten. Maar naast deze wilde onordelijkheid is er een vaste maat, bijvoorbeeld in de ramen.’
Voorgevel, 1968
Waardenstelling Oldenhove
11
Voorzijde met hoofdentree en terras
Doorsnede en plattegrond beletage, oorspronkelijke toestand Waardenstelling Oldenhove
12
Voorgevel, 2014
Souterrain aan de voorzijde, 2014
Waardenstelling Oldenhove
13
* De hoofdingang van Oldenhove geeft toegang tot een ontvangsthal op de verhoogd liggende zogeheten beletage. Oorspronkelijk lag het in de bedoeling om de bezoekers via een statige trap naar deze entree te leiden, maar tijdens de bouw werd hier om onbekende redenen van afgezien. Het souterrain rechts naast de hoofdingang, waar zich onder andere de centrale keuken bevindt, ligt op een lager stuk terrein en krijgt daglicht door grote ramen. De ontvangsthal loopt zonder onderbrekingen van voor- tot achtergevel. Aan beide uiteinden heeft de hal, die voorzien is van een entresol, een glazen pui, wat voor een opvallend lichte atmosfeer in deze hoge ruimte zorgt. Links van de hal ligt de ‘lounge’, oftewel de gezamenlijke zitkamer; vanuit deze ruimte kan men een betegeld zitterras aan de voorkant van het gebouw betreden. De stichting was er trots op dat het de bewoners kleurentelevisie kon aanbieden in de lounge. Godsdienstige bewoners kunnen twee verdiepingen hoger terecht in een kapel; aan de andere kant van de gang ligt hier een sacristie. De kapel, compleet met altaar, strekt zich uit over twee verdiepingen en krijgt daglicht via twee lichtkoven in het plafond, dat op die plaats omhoog is gebogen. Er is bovendien een balkon in deze ruimte, dat toegankelijk is vanaf de derde etage. Op de eerste verdieping hield het bestuur vergadering in een speciaal gestoffeerde en ingerichte regentenkamer. Als gevolg van het trapsgewijs verlopende grondvlak kent de centrale gang die op elke verdieping de appartementen ontsluit een knik, hetgeen voor een opmerkelijk ruimtelijk effect zorgt in deze gangen. De draagconstructie van het gebouw bestaat uit een gebruikelijk gewapend betonskelet (betonkolommen met betonen vloerbalken en vloerplaten); het platte dak bestaat uit houten balklagen met vloerhout. De gevels zijn opgetrokken in metselwerk, de gevelkozijnen zijn van grenenhout. De balkons hebben stalen balustrades en zijn onderling verbonden door verticale trekstangen; oorspronkelijk hadden de balkons aan de onderrand bevestigde plantenbakken, maar deze zijn nu niet meer aanwezig. Een opmerkelijk onderdeel zijn de groen geverfde, met een gevarieerd ritmisch patroon van verticale stijlen ingedeelde puien van het trappenhuis aan de achterzijde. Holt nam ook het ontwerp van het interieur en de afwerkingen voor zijn rekening. Veel wanden in het gebouw, inclusief die van de ontvangsthal en de lounge, werden uitgevoerd in schoon metselwerk; de zichtbare betonnen kolommen en balken vertoonden de houtnerf van het kistwerk. Dit duidt erop dat Holt de ‘puurheid’ van deze bouwmaterialen als expressiemiddel wilde gebruiken. Tegelijk was het interieur ‘verzacht’ door bijvoorbeeld de afwerking van de vloeren en van de ontvangsthal met een mozaïek van witte steentjes; deze ‘vloerbedekking’ liep gedeeltelijk door in de lounge, waarin voor het overige oranje vloertegels lagen. Ook de randen van de trappen werden afgewerkt met deze steentjes; verder zorgen witte marmer platen hier voor een comfortabele ‘touch’. De gangen kregen geluiddempende tapijten. Vermeldenswaard was ook de gecapitonneerde, dat wil zeggen met fijn geweven stof beklede, wanden van de regentenkamer. Voor de lounge ontwierp Holt de Waardenstelling Oldenhove
14
leren fauteuils en zitbanken, evenals de rieten meubelen, waarvoor hij een speciale voorkeur had. Zelfs de asbakken en kandelaars waren van zijn hand. Tegenwoordig is van deze interieur afwerking en – inrichting weinig nog herkenbaar. De belangrijkste bewaard gebleven onderdelen zijn te vinden in het trappenhuis: witte mozaïeksteentjes, marmerplaten, trapleuningen en dergelijke.
Waardenstelling Oldenhove
15
Ontvangsthal met balie gezien naar de hoofdingang, 1968.
Lounge met zitjes, 1968 Waardenstelling Oldenhove
16
Kapel met balkon, 1968
Plattegrond 2de verdieping met kapel, en doorsnede, oorspronkelijke toestand
Waardenstelling Oldenhove
17
* De ruime variatie in appartemententypen bracht een grote differentiatie in de huurprijzen met zich mee. Bewoners hadden de keuze uit verschillende soorten 1-, 2- of 3kamerappartementen. De kleinste eenkamerflat mat 14,5 m2, de grootste driekamerwoning was 61.8 m2. Alle kamers beschikten over een voorportaal en een kitchenette met roestvrijstalen aanrecht en gootsteen, een elektrische warmplaat, koelkast en dergelijke. De flats hadden een badkamer met zitbad en handdouche, een wastafel en wc. De eenkamerappartementen waren feitelijk zit-slaapkamers; in de twee- en driekamer flats konden zit- en slaapgedeelte van elkaar worden gescheiden door een vouwwand. Alle appartementen hadden centrale verwarming en genoten een klein balkon. Nieuwe bewoners troffen de appartementen leeg aan, stoffering en meubilering waren voor eigen rekening. De vloeren waren belegd met parket; tussen parket en betonnen vloer was een kurklaag aangebracht om eventuele geluidsoverlast tegen te gaan. De vitrage kon eventueel tegen aanschafprijs door de stichting worden geleverd. De wanden van de badkamers waren afgewerkt met groene, paarse of andere kleuren tegels. Tegenwoordig is het parket in de appartementen nog aanwezig, hetzelfde geldt voor het tegelwerk van de badkamers. De appartementen waren bestemd voor zelfstandige bewoning, met dien verstande dat de bewoners gebruik konden maken van bepaalde diensten, zoals warme maaltijden uit de centrale keuken en hulp bij het schoonhouden van hun ruimte. In geval van nood konden ze de hulp van het personeel inroepen door op een alarmknop te drukken. Het tehuis bood alleen lichte verpleging. Met het oog hierop was een klein aantal ziekenkamers aanwezig. Verder konden de bewoners voor hun lichamelijke verzorging terecht bij een pedicure en een kapper. Voor de dagelijkse boodschappen was er een winkel in de gang bij de hal. Om de honger van de geest te stillen was er op de tweede verdieping dicht bij de kapel een bibliotheek, degenen die graag een keutje legden konden in het souterrain terecht in een biljartzaal. Tenslotte moet de tuinaanleg worden genoemd. Het terrein rondom het gebouw kreeg een gazon, dat aan de voorzijde doorsneden werd met enkele recht lopende paden; aan de straat prijkte tegenover de entree een bomengroep. Als rustige groene overgang naar de Dompvloedslaan, de bosschages richting Bloemendaalseweg en de landerijen aan de noord en oostzijde eenvoudig en effectief. Aan de achterzijde is een parkeerplaats aangelegd.
Waardenstelling Oldenhove
18
Details trappenhuis met oorspronkelijke mozaïekafwerking en trapleuning, 2014
Detail appartement met oorspronkelijke marmerplaat en zicht op balkon, 2014 Waardenstelling Oldenhove
19
Reacties De reacties in de plaatselijke pers na de oplevering waren lovend. Een ‘luxe pension voor bejaarden’, werd Oldenhove genoemd, een ‘eerste klas hotel’ zelfs. De - katholieke Nieuwe Haarlemse Courant vond Holts schepping ‘een beeldhouwwerk op een plein’. Het comfort, de moderne voorzieningen en de afwerking van het gebouw maakten veel indruk. ‘Er is van alles aan gedaan om het er van binnen even rijk te doen uitzien als van buiten. Wie heeft het in zijn eigen huis zo gehad!’ De voorzitter van het stichtingsbestuur, mr. E.F.M. Goossens, verklaarde: ‘Met Oldenhove willen wij tegemoet komen aan de wensen van de meer draagkrachtige bejaarden. Tot nu toe vonden die meestal een tehuis in kleine bejaardenpensions. In de grotere centra vonden zij in vele gevallen niet hun eigen leefklimaat.’ Gerard Holt beaamde dit: ‘Het doet denken aan een Hilton-hotel.’ Veelzeggend was het volgende verhaal dat werd opgetekend door een enthousiaste medewerker van Oldenhove. ‘Het is deze zomer voorgekomen, dat een heer en dame, die langs de Dompvloedslaan wandelden, daar een gezelschapje zag zitten bij een kopje thee. Ze zagen ons huis aan voor een hotel-restaurant, en besloten om er een plaatsje uit te zoeken om van hun vermoeienis te bekomen. Ze kwamen tot de ontdekking dat dit complex geen hotel was, maar een pension-tehuis. Want zo is de opzet: een pension, geen verzorgingstehuis.’ Dat de doelgroep heel anders was dan die van Huize Duinrust, ontging de pers niet. De 120 Oldenhove-bewoners van de eerste lichting waren voornamelijk ‘beter gesitueerde bejaarden’. Bovendien was een twintigtal van hen niet van rooms-katholieke komaf. ‘Dat de stichting nog volledig aan de in 1914 geformuleerde doelstelling beantwoordt, kan men niet volhouden,’ concludeerde de krant. Bij de constatering dat het om ‘beter gesitueerde bejaarden’ ging moet echter wel aangetekend worden dat het grote aantal appartement typen met bijbehorende uiteenlopende huurprijzen, van laag tot hoog, het ook voor mensen die minder te besteden hadden mogelijk maakte om Oldenhove te betrekken, en dat is juist wat er in de loop van de tijd ook gebeurd is.
Waardenstelling Oldenhove
20
Conclusie in architectuurhistorische context Oldenhove is een goed voorbeeld van een nieuw gebouwtype voor de huisvesting van ouderen dat na de TweedeWereldoorlog opgang deed, het zogeheten pensiontehuis. Dergelijke woongebouwen, zo staat te lezen in het boek De architectuur van ouderenhuisvesting (2009) van Noor Mens en Cor Wagenaar, waren bestemd voor alleenstaande ouderen en echtparen. De bewoners genoten indien gewenst een zekere mate van huishoudelijke hulp en lichte verpleging, en konden gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen als eetzalen, conversatie- en recreatiezalen, een centrale keuken en dergelijke. Zijn architectonische karakter dankt het gebouw vooral aan de ingenieuze verspringingen en verticale geledingen van de hoofdmassa. Voor de architect speelde hierbij de uitdrukking van de individualiteit van de bewoners een belangrijke rol, waarbij hij bewust afstand nam van het zakelijke modernisme in de architectuur van de jaren zestig. In Holts ogen resulteerde de ritmisch geordende, reliëfrijke architectuur in een ‘beeldhouwwerk’ dat zich autonoom tot zijn omgeving verhoudt, dat wil zeggen: vrij en op zich zelf staand. Bij deze typering moet een kanttekening worden geplaatst. Oldenhove is natuurlijk geen autonoom kunstwerk, maar een praktisch functionerend gebouw dat nadrukkelijk in verbinding staat met zijn omgeving door middel van de situering van de appartementen op de zon en het uitzicht. De typering geeft echter wel aan met welke artistieke inborst deze architect zijn vak wenste te beoefenen. Reëler is Holts doelbewuste keuze voor een plastisch geordende bouwmassa als alternatief voor het ‘naamloze collectivisme’ in de architectuur dat hij overal om zich heen zag verschijnen. In dat opzicht onderscheidt Oldenhove zich nadrukkelijk van de meeste andere bejaardentehuizen uit die tijd. We zien geen gestandaardiseerde galerijen of monotone, aaneengeregen raampartijen in een ongedifferentieerde bouwmassa. De verschillende appartemententypen zijn - tot op zekere hoogte - afleesbaar aan de buitenzijde. Oldenhove is geen ‘anoniem’, inwisselbaar gebouw van dertien in een dozijn. Wat dat aangaat is het verhelderend om het Overveense project te vergelijken met het oorspronkelijke bejaardencentrum De Rijp in Bloemendaal, gebouwd in 1963-1965. De sobere beton-met-baksteenarchitectuur van dit door het architectenbureau Berghoef en Klarenbeek ontworpen complex biedt weinig ‘individualiteit’ en is niet onderscheidend. Nog een vergelijking: De Heemhaven aan de Van Brücken Focklaan in Heemstede, dat in dezelfde tijd gebouwd werd als Oldenhove. Het hoofdvolume is een rechttoe-rechtaan flat zonder afwisseling, waarbij overigens een verschil in beschikbaar budget een rol kan hebben gespeeld. Architect was de Haarlemmer J.P. Kloos, een overtuigd beoefenaar van dit puristisch modernisme. De meeste bejaardentehuizen uit de jaren zestig onderscheidden zich in uiterlijk weinig tot niets van andere flat- en kantoorgebouwen, blijkt uit het overzicht van Mens en Wagenaar. Veelal werd een woontoren gecombineerd met lagere gebouwdelen (zoals De Rijp en De Heemhaven); de architectuur was een interpretatie binnen de beperkte kaders van de strakke, gestroomlijnde gestandaardiseerde betonbouw met glas en metselwerk als vulmiddelen. Overigens zijn De Rijp en De Heemhaven allebei afgebroken. Waardenstelling Oldenhove
21
Gerard Holt liet zich voor Oldenhove naar eigen zeggen inspireren door het werk van een beroemde Amerikaanse tijdgenoot, namelijk Louis Kahns Richards Medical Research Labs van de Universiteit van Pennsylvania, gebouwd in 1957-1960 (uitgebreid in 1965). Dat is goed voorstelbaar: hoewel de plattegrond van Kahns project geheel anders is, zijn er inderdaad opvallende overeenkomsten aan te wijzen met Oldenhove; vooral de geledingen met de torenachtige gemetselde volumes van Kahns zeer invloedrijke project zullen een voorbeeld voor Holt zijn geweest. Net als zijn Nederlandse vakgenoot was Kahn op zoek naar een alternatief voor het modernisme.
Kortom, de manier waarop Holt Oldenhove een eigen taal laat spreken door de ordening van de bouwmassa, het materiaalgebruik en kleurtoepassing is in de tijd van ontstaan uitzonderlijk. Oldenhove loopt in dat opzicht vooruit op de architectuur van de bejaardentehuizen uit de jaren zeventig en tachtig, toen er juist veel meer aandacht ontstond voor dergelijke expressieve architectonische aspecten. Deze oorspronkelijke kwaliteiten zijn tegenwoordig nog zeer goed herkenbaar. De gevels verkeren vrijwel nog in oorspronkelijke staat. Inwendig is de structuur van het gebouw bewaard gebleven, inclusief de indeling in verschillende appartemententypen. Wel zijn de afwerking, meubilering en stoffering van het interieur grotendeels veranderd, op enkele onderdelen na zoals de kapel.
Waardenstelling Oldenhove
22
Westgevel, 2014
Bejaardentehuis De Rijp, Bloemendaal, architectenbureau Berghoef en Klarenbeek
Waardenstelling Oldenhove
23
Richards Medical Research Labs, University of Pennsylvania, architect Louis Kahn
Detail appartementen voorgevel, 2014
Waardenstelling Oldenhove
24
Detail puien trappenhuis noordgevel, 2014
Detail oostgevel met verspringingen en ramen appartementen noordgevel, 2014 Waardenstelling Oldenhove
25
Zuidoostzijde, 2014
Waardenstelling Oldenhove
26
Beknopte bronnenlijst
- Noord-Hollands Archief, Haarlem, R.K. Parochie Overveen, plaatsingsnummer 285, inventarisnummers 331, 337, 497, 502.
- Boer, H.P.G., de, Architect G.H.M. Holt (1904), Sociale woningbouw, kerkbouw, theaterbouw, Amsterdam 1982. - Holt, G.H.M., ‘Bejaardentehuis “Oldenhove” te Overveen’, Bouwkundig Weekblad 86 (1968), 264-268. - Mens, N., C. Wagenaar, De architectuur van de ouderenhuisvesting. Bouwen voor wonen en zorg, Rotterdam 2009.
Oldenhove op de cover van Bouwkundig Weekblad, 3 september 1968 Waardenstelling Oldenhove
27