OGESCHOOL WINDESHEIM
Jongeren mondig? Kom nou! Afstudeeronderzoek
Informeren Raadplegen Adviseren Co-produceren Meebeslissen Zelfbeheer WAAR STA JIJ?
Samenvatting LOC zeggenschap in zorg (de organisatie waarvan ik de opdracht voor dit onderzoek kreeg) stelt zich vragen over of de huidige manier van medezeggenschap van cliënten nog wel de meest optimale is. LOC heeft als taak onder andere het vertegenwoordigen van cliëntenraden, die zelf weer de cliënten van verschillende sectoren in de zorg vertegenwoordigen. De maatschappij is aan het veranderen; mensen willen steeds meer zelf zeggenschap over zaken die voor hen belangrijk zijn. Dus is het voor LOC de vraag of de huidige vormen van medezeggenschap (zoals via de cliëntenraad) nog het meest passend zijn of dat daar ook andere vormen nodig zijn. Vormen waarbij cliënten ook directer zeggenschap hebben. En daarbij speelt op dit moment ook de vraag wat de huidige leden van cliëntenraden vinden van hun medezeggenschap: is die naar hun idee het meest optimaal? De ontwikkelingen in de samenleving in combinatie met de kanteling in de zorg, waar er steeds meer wordt uitgegaan van wat cliënten zelf belangrijk vinden, zou betekenen dat cliënten (onder zie ook jongeren) directer betrokken moeten worden bij allerlei zaken op het gebied van de zorg. In dit onderzoek is daarom – op basis van zowel literatuuronderzoek als de praktijkervaring van jongeren die lid zijn van een cliëntenraad – onderzocht wat volgens deze jongeren ‘optimale medezeggenschap’ is. Wat daaruit naar voren komt is dat jongeren uit cliëntenraden over het algemeen directer betrokken willen zijn bij de organisatie van de zorg. Hun motivatie sluit in die zin aan bij de gehele verandering van de samenleving en in de zorg: meer uitgaan van wat mensen (jongeren) zelf vinden en willen, zodat ze van daaruit ook echt betrokken burgers kunnen zijn. Niet omdat dat ‘moet’, maar omdat het gaat om dingen die voor hen ook echt belangrijk zijn. Over dat wat voor jongeren in cliëntenraden echt belangrijk is, gaat dit onderzoek. Zodat van daaruit ook duidelijk wordt op welke manier medezeggenschap volgens hen het beste vorm en inhoud kan krijgen.
2
Voorwoord Ik ben Monique Lokin studente aan de opleiding Pedagogiek aan de Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle. Ik zit in het vierde, tevens laatste, leerjaar van de opleiding. Het rapport dat voor u ligt is het eindproduct van het afstudeerproject binnen LOC Zeggenschap in zorg. Het afstudeerproject staat centraal in het vierde leerjaar en is een essentieel onderdeel voor het succesvol afronden van de opleiding. Ik was al bekend met LOC Zeggenschap in zorg, omdat ik hier in mijn derde leerjaar stage heb gelopen. Via die weg ben ik ook aan deze opdracht gekomen. Het onderwerp van dit onderzoek is; wat is een optimale manier van medezeggenschap voor jongeren uit cliëntenraden. Het onderzoek is gestart in september 2014. Inmiddels ben ik 5 maanden verder en is het onderzoek afgerond. Het was voor mij een periode waarin ik bij het leren hoe je een onderzoek doet, veel heb moeten vallen en opstaan. Maar mede daardoor heb ik er ook veel van geleerd. Omdat ik dit onderzoek met behulp van een aantal mensen heb kunnen realiseren, wil ik een paar mensen graag bedanken voor hun ondersteuning, medewerking/begeleiding. Dat zijn Margot Bosman (opdrachtgeefster vanuit LOC), Jacqueline Veldman (onderzoeksbegeleidster), Barry Hulzebos (mijn vriend) En in het bijzonder alle geïnterviewde jongeren. Ik kijk met een voldaan en goed gevoel terug op de afgelopen periode. Januari, 2015 Monique Lokin
3
Inhoudsopgave Samenvatting
2
Voorwoord
3
Inhoudsopgave
4
1. Inleiding
6
1.1. Probleemstelling
6
1.2. Doel
7
1.3. Onderzoeksvraag
7
1.4. Deelvragen
7
2. Literatuuronderzoek (deelvraag 1)
8
2.1. Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen
8
2.2. Medezeggenschap
9
2.3. Pedagogische civil society
11
3. Methodehoofdstuk
14
3.1. Deelnemers aan het onderzoek
14
3.2. Het steekproefkader
14
3.3. Beschrijving van de populatie op relevante achtergrond kenmerken
14
3.4. Onderzoeksontwerp
15
3.5. Het interview
15
3.6. Operationaliseren van begrippen
16
3.7. De interviewvragen
16
3.8. Half gestructureerd interview
17
3.9. Kwalitatief onderzoek
17
3.10. Betrouwbaarheid en validiteit van dit onderzoek.
17
3.11. Hypothese
18
3.12. Analyse procedure
18
4. Resultaten
20
4.1. Verloop van het onderzoek
20
4.2. Analyse
21
4.3. De manier en de mate waarin jongeren uit cliëntenraden ervaren dat ze gehoord worden ( deelvraag 2) 21
4
4.4. Wat is medezeggenschap volgens jongeren in cliëntenraden en hoe is die nu georganiseerd (deelvraag 3) 24
5. Conclusie
35
6. Discussie
37
6.1. Betekenis van de conclusie
37
6.2. Evaluatie van het proces
37
6.3. Methodologische verantwoording.
38
6.4. Aanbevelingen
39
7. Aanbevelingen
40
8. Literatuurlijst
43
9. Bijlage
45
9.1. Participatieladder (J. Edelenbos, 1889)
46
9.2. Format van de interviewvragen
48
9.3. Plan van aanpak
51
5
1. Inleiding In het kader van de afronding van de studie Pedagogiek doe ik onderzoek naar wat jongeren uit cliëntenraden nodig hebben, zodat hun medezeggenschap op een optimale manier vorm krijgt. De afstudeeropdracht zal plaatsvinden bij LOC Zeggenschap in zorg (in het verdere verslag aangeduid met LOC). Deze instelling vertegenwoordigt en ondersteunt ongeveer 1.200 cliëntenraden in een breed scala aan zorgsectoren waaronder de zorg voor jeugd (jeugdzorg, jeugd-GGz, maatschappelijke opvang voor jeugdigen). LOC ondersteunt deze raden door cursussen aan te bieden, informatie en voorlichting te geven en door cliëntenraden te voorzien van advies op maat. LOC vertegenwoordigt de raden op plekken waar beleid op het gebied van zorg wordt gemaakt zoals bij lokale, provinciale en landelijke overheden. Als het gaat om ‘zorg voor jeugd’, dan weet LOC via de cliëntenraden wat cliënten vinden van de zorg die zij krijgen, wat er goed gaat of anders en beter kan. Daarover vertelt LOC namens en ook steeds meer met jongeren en ouders die van zorg gebruik maken wat hun ervaringen zijn als het gaat om hoe de zorg momenteel geregeld is. 1.1. Probleemstelling Gemeenten voeren vanaf nu (1 januari 2015). Meer taken uit in het kader van zorg en welzijn. Er is veel aan het veranderen rondom zorg en welzijn in de Nederlandse maatschappij. Uitgangspunt is dat we streven naar een ‘participatiesamenleving’, waarin burgers meer samen dingen moeten organiseren. Burgers moeten dus meer van zichzelf laten horen en de mening van burgers doet er steeds meer toe. Er wordt van burgers een actieve deelname aan de maatschappij verwacht (P.Hilhorst, 2013) Gezien die veranderingen vraagt LOC zich af of de huidige manier van organiseren van medezeggenschap binnen cliëntenraden nog wel de meest optimale is. Cliëntenraden zijn vertegenwoordigers van cliënten en laten dus namens cliënten weten hoe zorg ervaren wordt. Cliënten doen dat daardoor niet zelf. Maar ook LOC spreekt vaak namens cliëntenraden (en hun achterban), waardoor de raden zelf vaak niet meepraten op plekken waar zorg beleid gemaakt wordt. De vraag is dus of die indirecte manieren van inspraak nog optimaal zijn. De eerste stap om een antwoord te krijgen op die vraag, is nagaan of de leden van cliëntenraden zelf vinden dat zij genoeg inspraak hebben. Over die eerste stap gaat dit onderzoek. Doormiddel van literatuur onderzoek zal helder worden wat cliëntenraden precies zijn, wat medezeggenschap precies inhoudt en wat de relatie is met hoe we de samenleving nu georganiseerd hebben. Vervolgens wordt door middel van interviews met jongeren uit verschillende cliëntenraden gekeken naar wat voor hen ‘optimale medezeggenschap’ is. Om iets te kunnen zeggen over wat ‘optimaal’ is, wordt een vergelijking gemaakt met definities voor de mate waarin er sprake is van medezeggenschap. Volgens LOC is het essentieel dat jongeren zelf aan de overlegtafels bij hun gemeente zitten. Op die manier kunnen zij hun mening en ervaringen over hulp/zorg laten horen. Daar komt bij dat de samenleving zich ontwikkelt tot een ‘participatiesamenleving’, waar mensen veel meer zelf moeten doen en organiseren. Dat betekent ook dat het des te belangrijker is dat jeugdigen opgroeien tot ‘betrokken burgers’. Een van de manieren waarop jongeren laten weten of zorg en hulp voldoet aan wat zij nodig hebben, is de cliëntenraad (in het kader van zorg voor jeugd wordt die ook vaak ‘jongerenraad’ of ‘jeugd cliëntenraad’ genoemd). Bij de cliëntenraad is het zo dat een groep jongeren praat namens een heleboel andere jongeren. En als het gaat om dat jongeren in de ‘participatiesamenleving’ meer zelf aan het roer komen te staan, dan is het de vraag of het model van de cliëntenraad daarbij past. Om een begin te maken met een antwoord op die vraag, is allereerst via dit onderzoek aan jongeren die in een cliëntenraad zitten gevraagd of zij naar hun mening voldoende invloed hebben. De 6
uitkomsten daarvan geven richting aan verder onderzoek, waarin ook kan worden gekeken naar hoe meer directe manieren van ‘zeggenschap’ vorm kunnen krijgen. Dat is ook voor een organisatie als LOC van belang. Want nu spreekt LOC vaak ook namens groepen jongeren op allerlei plekken waar zorgbeleid wordt gemaakt (zoals bij overheden). Maar, volgens LOC, zouden jongeren in het algemeen zelf ook meer directe invloed moeten hebben op besluiten over zorgbeleid landelijk, provinciaal en/of gemeentelijk. De vraag rijst dus ook hoe dat anders kan, zodat de directe participatie van cliënten/burgers in het algemeen toe kan nemen. Om allereerst te weten te komen of jongeren zelf ook meer direct invloed zouden willen hebben, wil LOC zicht krijgen op of de jongeren uit cliëntenraden vinden of er nu voldoende met hun mening wordt gedaan. Op lokaal niveau (zoals in de zorgorganisatie waar zij zorg van ontvangen of binnen de gemeente) of op provinciaal en landelijk niveau. Hebben zij zelf (voldoende) invloed of zou hun (mede)zeggenschap volgens hen nog anders vormgegeven kunnen worden? 1.2. Doel Dit onderzoek helpt LOC om na te gaan hoe zij het beste kan inspelen op de huidige ontwikkelingen in de maatschappij. LOC is bezig haar werkwijze te veranderen en wil daarbij graag ook de input van verschillende leden om zo de meest optimale richting te vinden. Aan het einde van dit onderzoek is helder of binnen jongeren cliëntenraden de huidige manier van medezeggenschap de optimale is, of dat dit mogelijk moet veranderen. Hierdoor wordt voor LOC duidelijk of jongeren uit cliëntenraden vinden dat er voldoende met hun stem wordt gedaan, op lokaal niveau (zoals in de zorgorganisatie waar zij zorg van ontvangen of binnen de gemeente) of op provinciaal en landelijk niveau. Deze uitkomsten hebben een grote invloed op het aanpassen van de huidige werkwijze van LOC op de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. 1.3. Onderzoeksvraag Wat hebben jongeren uit cliëntenraden nodig, zodat hun medezeggenschap op een optimale manier vorm krijgt, op lokaal, provinciaal en landelijk niveau? 1.4. Deelvragen 1. Hoe is de huidige manier van organiseren van medezeggenschap van jongeren in cliëntenraden? (literatuur deelvraag). 2. Hoe ervaren de jongeren in cliëntenraden de manier waarop en de mate waarin ze gehoord worden? (Halfgestructureerd interview). 3. Wat vinden jongeren in cliëntenraden optimale medezeggenschap? (Half gestructureerd interview).
7
2. Literatuuronderzoek (deelvraag 1) In dit literatuuronderzoek wordt ingegaan op hoe de ‘medezeggenschap’ van cliënten in zorg en welzijn in Nederland is geregeld. Daarna komt – in het kader van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen –aan de orde op welke manier ‘democratisch burgerschap’ vormgegeven wordt in Nederland en hoe dat samenhangt met ‘medezeggenschap’ van burgers. Tot slot wordt er ook een koppeling gemaakt met de ‘civil society’, waarin actief burgerschap een belangrijke rol speelt en dit geen ook weer een verband heeft met ‘medezeggenschap’ van burgers. Om helder te krijgen op welke manier een cliëntenraad precies werkzaam is, wordt allereerst uiteengezet wat de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) precies inhoudt. Daarin is omschreven wat de positie en functie is van een cliëntenraad. Dat is op dit moment een van de meest voorkomende manieren, waarmee de medezeggenschap van cliënten in de zorg vorm krijgt. Dat kader vormt de basis voor het literatuur onderzoek. 2.1. Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen Iedere zorginstelling in Nederland is wettelijk verplicht te beschikken over een cliëntenraad. Deze wettelijke verplichting is vastgesteld in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) (W.Sorgdrager, 1996). Een cliëntenraad bestaat uit een groep mensen, die cliënten vertegenwoordigt die gebruik maken van zorg (die zorg kan zowel aan cliënten binnen als buiten een zorginstelling worden gegeven). De cliëntenraad behartigt de belangen van de cliënten en oefent invloed uit op beleid. De cliëntenraad heeft een (verzwaard) adviesrecht. Hij praat mee over beleidszaken namens de cliënten. De raad brengt daarmee ook de ervaringen van cliënten met zorg en hulpverlening naar voren. De cliëntenraad is dus een belangrijke spil tussen de organisatie die zorg biedt en de cliënten. Hij heeft tot taak om zodanig invloed uit te oefenen dat zorg naar de mening van cliënten goed is of beter wordt. Het is inmiddels achttien jaar geleden dat de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) in werking is getreden. Op 1 juni 1996 werden zorgorganisaties daardoor verplicht om een cliëntenraad te hebben. (Laat, 2007) Binnen de zorgsector was de medezeggenschap van cliënten tot dan toe nog niet veel aan de orde. De wet bracht dus een grote verandering op het gebied van de positie en de invloed van de cliënt. Voordat de wet er kwam ontstond er dus veel discussie in de sector. Er waren vragen over of ‘wetgeving’ wel nodig was (er waren in de zorgsector al wel initiatieven van cliënten ontstaan die hun medezeggenschap zelf ter hand hadden genomen). En of het haalbaar zou zijn bijvoorbeeld in zorgorganisaties waar cliënten niet in de instelling zelf wonen of waar zij slechts korte tijd verbleven. Zou het in die situaties wel mogelijk zijn om een representatieve cliëntenraad op te stellen? En zou een cliëntenraad in het algemeen wel echt in de positie zijn om de belangen van de cliënten te behartigen? Toen de Wmcz er op 1 juni 1996 kwam, was daar dus een jarenlang debat aan voorafgegaan (Voet, 2005). In de wet staan dus de regels die ervoor moeten zorgen dat de medezeggenschap van cliënten goed georganiseerd is. De zorginstelling mag – in samenspraak met de raad - zelf ook een aantal dingen bepalen zoals het aantal leden dat in de cliëntenraad actief is, welke mensen zich beschikbaar kunnen stellen voor de raad (zij moeten representatief zijn voor de groep cliënten die zij vertegenwoordigen) en hoe de raad en het management samenwerken. Meestal zijn de mensen die zich aansluiten bij de cliëntenraad zelf cliënt of naaste familie van iemand die cliënt is. Mensen stellen zich dan vanuit intrinsieke drijfveren beschikbaar voor de cliëntenraad. Zitting nemen in een cliëntenraad is vrijwilligerswerk. Vaak is het zo dat wanneer het een cliëntenraad in een instelling voor jeugd betreft, dat er jongeren in de cliëntenraad zitten. Maar het kan ook zo zijn dat ouders/opvoeders hun mening willen laten horen omtrent de zorg. Hierdoor komt het ook wel voor dat een instelling over twee 8
cliëntenraden beschikt. Een voor de jongeren (0 tot 25 jaar) en een voor ouders/opvoeders. De inbreng van elke cliënt kan anders zijn. Daardoor brengen mensen verschillende ervaringen in. Zo is het in een zorginstelling voor verstandelijk beperkte mensen goed mogelijk dat er juist ook mensen met een verstandelijke beperking in de cliëntenraad actief zijn. Dat de raad de ervaring van de gebruikers van zorg kent, is het belangrijkst. En om zijn werk goed te kunnen doen, heeft een raad zowel recht op informatie (van de zorgorganisatie), recht op overleg (met het management van een zorginstelling) en recht om te adviseren (aan de zorginstelling) (Rijksoverheid, 2014). De cliëntenraad luistert vervolgens naar de ervaringen van cliënten. De cliëntenraad bepaalt op basis van die informatie of hij een schriftelijk advies geeft aan de (directie van de) zorginstelling. Door dat advies te geven behartigt de raad de belangen van cliënten en oefent zo invloed uit op het zorgbeleid. Doel is steeds om de zorg van cliënten te verbeteren. Cliëntenraden kunnen gevraagd en ongevraagd advies geven over beleidszaken, die te maken hebben met de (directe) zorg aan cliënten. De zorgorganisatie kan een advies in bepaalde gevallen onderbouwd naast zich neerleggen, maar in andere gevallen mag dat niet. De stem van de cliëntenraad telt bij bepaalde onderwerpen zwaarder dan bij andere. Als het bijvoorbeeld gaat om dat de zorgorganisatie iets wil veranderen in de manier waarop de dagelijkse zorg wordt gegeven aan cliënten, dan heeft de raad een zware stem in het adviseren daarover. Is de raad het er niet mee eens, dan mag de zorgorganisatie dat advies niet zomaar naast zich neerleggen. De zorgorganisatie moet dan in overleg met de raad komen tot een resultaat waar beiden zich in kunnen vinden. Lukt dat niet dan kan een besluit alleen worden doorgevoerd als de zorginstelling dit voorlegt aan een onafhankelijke commissie. Die bepaalt dan of de organisatie zich met een bepaalt besluit houdt aan de regels. Ook is de zorginstelling verplicht de cliëntenraad minstens eenmaal per jaar schriftelijk of mondeling de algemene beleidsgegevens, die eerder aan de orde zijn geweest, of die ingevoerd zijn, of die in het komende jaar nog aan bod komen in te laten zien. Hierdoor heeft de cliëntenraad zicht op wat er speelt in het beleid en wat er nog gaat spelen in de toekomst (W.Sorgdrager, 1996). Sinds 2010 heeft een cliëntenraad ook ‘het recht van enquête’. Dit houdt in dat wanneer een cliëntenraad vindt dat er sprake is van een (financieel) wanbeleid, hij een beroep kan doen op de ondernemingskamer (OK) van het gerechtsof in Amsterdam. De cliëntenraad kan doormiddel van deze stap een verzoek indienen om een of meer personen te benoemen die een onderzoek moeten gaan doen naar de gang van zaken en naar het beleid van de zorginstelling. Wanneer de ondernemingskamer daarmee akkoord is, kunnen er voorlopige voorzieningen getroffen worden. Zoals het schorsen van de Raad van toezicht (RvT) en/of leden van de Raad van bestuur (RvB). Als er inderdaad sprake is van een wanbeleid, dan kan er verder ingegrepen worden door de ondernemingskamer (Wintgens, 2010). 2.2. Medezeggenschap Cliëntenraden geven aan dat directies niet echt openstaan voor adviezen van de cliëntenraad. En ook komt het vaker voor dat directies niet (op tijd) om advies vragen, waardoor de raad geen advies geeft of de tijd niet heeft om een goed advies te kunnen geven. Dus ook als het gaat om onderwerpen waarbij de raad om advies gevraagd moet worden, gebeurt dat vaker niet. Maar andersom, als directies juist wel constructief zijn in het betrekken van de raad, blijkt dat raden lang niet altijd gebruik maken van hun wettelijke bevoegdheden. Leden van cliëntenraden denken dat, wanneer zij zwaardere middelen zoals het verzwaard adviesrecht inzetten, dat daardoor de relatie met de directie verstoord wordt (R. Hoogwerf, 2004). Als het gaat om hoe de medezeggenschap in de dagelijkse praktijk functioneert, dan zijn er een aantal onderzoeken die een beeld geven van of en hoe de medezeggenschap praktisch vorm en inhoud krijgt. Zo is er in 2004 – acht jaar na invoering van de Wmcz - onderzoek gedaan naar de invloed van cliëntenraden. Waarbij aan de respondenten werd gevraagd of 9
en hoe de cliëntenraad het zogeheten ‘verzwaard adviesrecht’ inzet. Dat is het recht dat raden kunnen gebruiken, wanneer zij een voorgenomen besluit van de directie afkeuren waardoor deze dat besluit niet zonder meer kan uitvoeren. Uit dit onderzoek blijkt allereerst dat cliëntenraden vaak niet betrokken worden bij besluiten waar zij een verzwaard advies over kunnen uitbrengen (dus een advies dat ertoe kan leiden dat een besluit niet zonder meer genomen mag worden) Uit een ander onderzoek naar het functioneren van cliëntenraden blijkt dat er, naast vragen omtrent de werkelijke invloed van de raad, ook vragen gesteld kunnen worden over de ‘representativiteit’ van de cliëntenraad. De Wmcz heeft als doel dat de cliëntenraad de gemeenschappelijke belangen van cliënten te behartigt. Het contact tussen de achterban en de cliëntenraad blijkt echter niet altijd even goed te zijn (in de Wmcz is niets geregeld als het gaat om het structurele contact met de achterban). Daardoor worden er – mede door de zorgaanbieder – vraagtekens geplaatst bij of de cliëntenraad wel representatief is. En andersom is het voor de cliënten, wanneer zij niet betrokken zijn bij wat er speelt in de cliëntenraad, lastig te beoordelen of en hoe de medezeggenschapsraad de cliëntenbelangen vertegenwoordigd. Voor de cliëntenraad zelf is het, wanneer er niet voldoende contacten zijn, ook lastig om te weten wat er speelt bij de achterban en op die manier zijn vertegenwoordigende functies niet goed te vervullen (Voet, 2005). Uit het hierboven geschetste beeld van hoe de medezeggenschap van cliënten georganiseerd is blijkt dat cliënten vooral indirect meepraten. Waarbij – zoals de onderzoeken weergeven – het ook de vraag is of hun stem daadwerkelijk gehoord wordt. In die manier van organiseren van ‘inspraak’ is nu – niet alleen in de zorg maar ook samenlevingsbreed - een kentering gaande. Er is steeds meer sprake van dat onze samenleving een ‘participatiesamenleving’ moet zijn, waar burgers direct meepraten en meedoen. Het zogeheten ‘democratisch burgerschap’ vormt de basis daarvan. Dat betekent dat burgers veel meer direct zeggenschap moeten hebben op hoe we de samenleving inrichten. Een definitie van ‘democratisch burgerschap’ is dan ook ‘het loskomen van vanzelfsprekende gezagsverhoudingen ten gunste van gelijkwaardiger verhoudingen’ (Hoekstra, 2010). Vertaalt naar een pedagogische context betekent dit dat kinderen zouden moeten uitgroeien tot burgers die als betrokken mensen in onze gemeenschap staan (Winter, Kind als medeburger, 1995). Op die manier is invloed en inspraak niet alleen via indirecte vormen – zoals medezeggenschapsorganen geregeld – maar is het voor burgers ook vanzelfsprekend om direct betrokken te zijn bij beleidsvorming. Dat is waar het bij ‘democratisch burgerschap’ over gaat. Om dat te kunnen realiseren moet het ook zo zijn dat je van jongs af aan opgroeit in een samenleving waar meepraten en meebeslissen normaal is. De ontwikkeling daarvan is dus ook iets waar onze hele samenleving zich mee bezig zou moeten houden. Want het betekent dat burgers hun rechten en plichten kennen en zich daarmee ook de ‘democratische deugden’ eigen maken. Dat is ook lastig voor een samenleving, want opkomen voor de rechten van iemand anders doe je bijvoorbeeld niet makkelijk als die niet stroken met je eigen rechten. Dus om ‘democratisch burgerschap’ werkelijk vorm te kunnen geven, is het van belang dat burgers verder kunnen denken dan alleen hun eigen belangen. (Ghorashi, 2006). In deze context is het de vraag of de manier waarop cliëntenraden functioneren nog optimaal aansluit bij hoe de samenleving zich ontwikkelt. Want als het in het kader van ‘democratisch burgerschap’ zo is, dat kinderen van jongs af aan moeten leren hoe zij actief betrokken kunnen zijn bij de samenleving, dan is het ook de vraag of jongeren niet meer zelf invloed uit moeten gaan oefenen op bijvoorbeeld de zorg die zij ontvangen. Die directe inspraak zou namelijk wel eens gevolgen kunnen hebben voor hoe we zorg nu organiseren. Zo blijkt uit een Nivel- onderzoek dat meningen en ervaringen over de gezondheidszorg van ouders vaak worden gebruikt om te kijken hoe de zorg aan jeugdigen verloopt (M. Krol, 2012). Er
10
wordt daardoor veel waarde gehecht aan de inbreng van ouders. Maar als kinderen of jongeren direct naar hun mening wordt gevraagd, dan blijken zij die heel goed zelf te kunnen geven. Waaruit vervolgens ook blijkt dat de mening van ouders en kinderen lang niet altijd overeenkomen. Als deze jeugdigen leren om hun mening te geven, en die wordt serieus genomen, dan zijn zij dus bezig om te leren wat ‘democratisch burgerschap’ is. (M. Krol, 2012). Opvoeden tot democratische burgers, die hun medezeggenschap optimaal vorm moeten kunnen geven, is dan ook een taak van onze gehele samenleving (Winter, Beter maatschappelijk opvoeden, 2000)
Definitie van ‘Medezeggenschap’: Stemmen die worden gebruikt om de invloed van zorgvragers op organisatie- regio- en beleidsniveau te organiseren (Kraan van der, ZD) Definitie van ‘Democratisering: Het loskomen van vanzelfsprekende gezagsverhoudingen ten gunste van gelijkwaardiger verhouding (Hoekstra, 2010) Democratisch ‘Burgerschap’: Kinderen laten opgroeien tot burgers die als betrokken mensen in onze samenleving staan (Winter, Kind als medeburger, 1995) 2.3. Pedagogische civil society Zoals gezegd is er een kentering gaande in onze samenleving, die is gericht op dat Nederland veel meer een ‘participatiesamenleving’ moeten worden. Dat is een samenleving waarin de burger gestimuleerd wordt zelf verantwoordelijkheid te nemen en geactiveerd wordt een bijdrage te leveren aan maatschappelijke processen (Wiesbusch, 2013) Het eerder beschreven ‘democratisch burgerschap’ is dan ook de basis van hoe de ‘participatiesamenleving’ georganiseerd kan worden. We komen los van ‘vanzelfsprekende gezagsverhoudingen ten gunste van gelijkwaardiger verhoudingen’ (Hoekstra, 2010). Om ‘democratisch burgerschap’ goed vorm te kunnen geven, is het noodzakelijk dat kinderen opgroeien tot burgers die als betrokken mensen in onze gemeenschap staan (Winter, Kind als medeburger, 1995). Wil je tot zo’n opvoedingsklimaat komen dan gaat het erom dat burgers dat samen leren doen. Dat is een van de pijlers onder de visie van de ‘pedagogische civil society’, want dan gaat het onder meer over dat je er voor elkaar bent als burger en samen het doel hebt om als gemeenschap andere burgers groot te brengen (M. van der Klein, 2012). Het gaat dan dus om een opvoedingsklimaat waarin goed opgroeien en opvoeden samen met of juist als tegenkracht tot overheden het uitgangspunt is (P.Hilhorst, 2013). Want dat zijn dan de nieuwe, gelijkwaardiger verhoudingen die in de participatiesamenleving tot stand gaan komen. Burgers zijn meer en meer zelf verantwoordelijk door hun eigen en gezamenlijke kracht in te zetten als er problemen zijn. Zo leveren burgers zelf een belangrijke bijdrage aan de samenleving, een bijdrage die volwaardig is onder meer door ook op het gebied van beleid te participeren en invloed te hebben. Door meer aandacht voor de kracht van de burgers te hebben, vindt ook ontwikkeling plaats. Natuurlijk kun je de kwetsbaarheid van burgers daarbij niet uitsluiten, maar het is in de context van de ‘participatiesamenleving’ en het opvoedingsklimaat dat daarvoor nodig is (de pedagogische civil society) belangrijk dat we als gemeenschap een balans vinden in de 11
verschillen tussen mensen en meedoen vanuit de krachten die we hebben. Wat de één een zwakte vindt, is voor de ander wellicht een sterke eigenschap (Ghorashi, 2006). Zo kan de gemeenschap zich ontplooien tot een gemeenschap waarin iedereen er toe doet, en waarin kinderen dat van jongs af aan leren (op het terrein van omgangsvormen, rechtvaardigheid, solidariteit, omgang met normen en sancties bij overtredingen) en dat zij van daaruit zelf bijdragen aan de organisatie van gemeenschappen en daarmee de samenleving. Dat betekent ook dat opvoeden niet alleen een ontwikkelingspsychologische kwestie is, maar ook een sociologische en dus een ‘collectieve taak’. In de opvoeding van kinderen en jongeren staat dus ook een gemeenschapsbelang centraal. Een gemeenschapsbelang dat groter is dan alle individuele belangen samen. (Winter, Beter maatschappelijk opvoeden, 2000) Als het zo is dat de participatiesamenleving steeds meer vorm en inhoud krijgt (bijvoorbeeld door transities in wet- en regelgeving zoals in 2015 gebeurt bij de zorg voor jeugd), dan rijst ook de vraag wat dat betekent voor de wijze waarop nu de medezeggenschap van burgers die te maken hebben met zorg geregeld is. Hebben zij de invloed waar de participatiesamenleving ruimte aan wil geven? Is de cliëntenraad (nog) het geëigende instrument daarvoor als het er ook om gaat dat burgers juist meer direct meepraten en niet alleen indirect via een medezeggenschapsorgaan? Heeft de cliëntenraad zelf wel voldoende invloed en doet die echt mee als het gaat om hoe beleid wordt gemaakt? Dat zijn vragen die in dit onderzoek aan de orde komen. Het onderzoek is daarbij specifiek gericht op de jongeren cliëntenraden vanwege dat hun positie interessant is als het gaat om de uitgangspunten van de ‘pedagogische civil society’. Want als je van jongs af aan moet leren om bij te dragen, mee te praten, invloed te hebben en andermans belang te zien naast het jouwe, hoe werkt dat dan in een cliëntenraad van burgers die zelf aan het opgroeien zijn? Om na te kunnen gaan of en hoe en in welke mate burgers voldoende invloed hebben, wordt gebruik gemaakt van de zogeheten participatieladder. Hieronder de versie van (J. Edelenbos, 1998), die is gericht op de mate waarin burgers invulling kunnen geven aan ‘democratisch burgerschap’. Ook in de gesprekken met de leden van de jongeren cliëntenraden is de participatieladder gebruikt, zodat zij zelf aan konden geven in welke mate zij participeren bij de vormgeving van zorgbeleid. 1. Informeren Agendavorming door het bestuur, publiek wordt hiervan op de hoogte gehouden. 2. Raadplegen Agendavorming door het bestuur, maar ziet publiek als partner bij beleidsvorming. Maar, resultaten uit het overleg worden niet als bindend voor het bestuur beschouwd. 3 Adviseren Agendavorming door het bestuur, maar publiek krijgt gelegenheid om problemen en oplossingen aan te brengen. De politiek kan hiervan enkel beargumenteerd afwijken. 4. Co- produceren Bestuur en betrokkenen komen samen een agenda overeen, men zoekt samen naar oplossingen. Het bestuur verbindt zich aan de hieruit voortgekomen resultaten. 5. Zelfbeheer Bestuur laat agenda- en beleidsvorming volledig over aan de betrokkenen en speelt hierin zelf slechts een adviserende rol.
12
Het belang van in beeld brengen van hoe burgers (zoals jonge cliënten die zorg ontvangen) hun inbreng zelf ervaren, is groot gezien de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Als kinderen en jongeren moeten opgroeien tot zelfstandige en betrokken burgers, dan is het belangrijk dat iedereen nadenkt over waar we nu staan en hoe we die participatie (verder) vorm gaan geven. Dit onderzoek wil daar een bijdrage aan leveren. Definitie van ‘Participatie’: Iemands deelname aan het maatschappelijke leven (Environment, 2002) Definitie van ‘Participatie samenleving’: Een samenleving waarin de burger gestimuleerd wordt zelf verantwoordelijkheid te nemen en geactiveerd wordt een bijdrage te leveren aan maatschappelijke processen (Wiesbusch, 2013) Definitie van ‘Pedagogische civil society’: Dat deel van de samenleving waar burgers (kinderen, jongeren, ouders en andere volwassenen) in vrijwillige verbanden verantwoordelijkheid nemen voor het pedagogische klimaat waarin het goed opvoeden en opgroeien is, in samenwerking met of juist als tegenkracht tot overheden (gemeenten, de jeugd sector, het welzijnswerk) bedrijven en andere civil society organisaties (bijvoorbeeld sportverenigingen) (P.Hilhorst, 2013) Definitie van ‘Participatie ladder’: Geeft aan in welke mate mensen betrokken zijn bij en invloed hebben op het beleid van instellingen of overheden. Dus in welke mate zij vorm kunnen geven aan democratisch burgerschap (J. Edelenbos, 1998)
13
3. Methodehoofdstuk In dit hoofdstuk komt aan de orde hoe het onderzoek is opgezet: welke onderzoeksmethoden er zijn gebruikt, wie de deelnemers aan het onderzoek zijn, wat het ontwerp van het onderzoek is, voor welke meetinstrumenten gekozen is en tot slot welke analyse procedure er gebruikt is.
3.1. Deelnemers aan het onderzoek De deelnemers aan dit onderzoek zijn jongeren tussen de 18 en 25 jaar, die allemaal te maken hebben met verschillende vormen van zorg voor jeugd. Daarnaast zijn zij allemaal actief in een ‘medezeggenschapsorgaan’ (zoals een jongeren cliëntenraad). Ik heb aan deze jongeren vragen voorgelegd over hoe hun medezeggenschapsorgaan functioneert en of zij vinden dat hun medezeggenschap optimaal vorm krijgt. Op deze manier werd inzichtelijk hoe de cliëntenraden waaraan zij deelnemen functioneren. En in hoeverre dat overeenkomt met de uitgangspunten zoals beschreven in het literatuuronderzoek omtrent de ontwikkelingen in de samenleving waar ‘participatie’ en ‘democratisch burgerschap’ uitgangspunten zijn. 3.2. Het steekproefkader Voor dit onderzoek heb ik voor een aselecte steekproef gekozen, waarbij sprake is van dat een klein deel van de populatie waarover gegevens worden verzameld is bevraagd. Om ervoor te zorgen dat de resultaten wel zo representatief mogelijk zijn, zijn er jongeren geïnterviewd die deelnemen aan jongeren cliëntenraden in verschillende sectoren van de zorg (van jeugdzorg tot jeugd-GGz tot maatschappelijke opvang en verstandelijke gehandicaptensector). Omdat er, volgens een grove schatting van het Nederlands Jeugdzorg Instituut, zo’n 300.000 jeugdigen te maken hebben met een van deze sectoren is deze steekproef klein. Want hoewel niet bekend is hoeveel medezeggenschaporganen er zijn in deze sectoren en hoeveel jongeren daarin deelnemen, zal die groep vermoedelijk nog steeds erg groot zijn. De grootte van deze steekproef is daarom ook afgestemd op de beschikbare menskracht en tijd voor dit onderzoek. Daarbinnen is er wel sprake van een goede vertegenwoordiging van de verschillende sectoren waar de grootste groep jongeren mee te maken heeft. En stond het onderzoek open voor elke jongere die past binnen de onderzoekspopulatie. Voor dit onderzoek is gekozen voor een ‘ gestratificeerde steekproef’. Dit houdt in dat de grote populatie in deelpopulaties is verdeeld (ook wel ‘strata’ genoemd). In het geval van dit onderzoek waren de strata’s: jongeren uit verschillende sectoren van de zorg en actief in cliëntenraden. 3.3. Beschrijving van de populatie op relevante achtergrond kenmerken De steekproef was gericht op alle jongeren (tussen 18 en 25 jaar) die deelnemen aan een cliëntenraad in een van de sectoren voor zorg voor jeugd. Er is voor het samenstellen van de steekproef gebruik gemaakt van het ledenbestand van LOC en er zijn zorgorganisaties die direct benaderd zijn. De jongeren die actief zijn in een cliëntenraad hebben in hun leven te maken of te maken gehad met zorg voor jeugd. Meestal maken de jongeren in een cliëntenraad zelf gebruik van zorg. Soms zitten ze in een cliëntenraad, omdat een familielid (zoals een broertje of zusje) hulp krijgt. De jongeren uit een cliëntenraad hebben allemaal hele verschillende achtergronden. En ook hun motief om in de cliëntenraad te zitten kan uiteenlopend zijn. Voor sommigen is het belangrijk om invloed uit te oefenen op de praktische zorg zoals die nu is. En voor anderen gaat het erom dat zij een bijdrage willen leveren aan veranderingen in het zorgbeleid zowel voor de kortere als de langere termijn. 14
3.4. Onderzoeksontwerp Naast literatuuronderzoek – dat onder meer beschrijft hoe de medezeggenschap van cliëntenraden nu vorm krijgt - interview ik acht jongeren uit cliëntenraden in verschillende sectoren van zorg voor jeugd. De onderzoeksgroep is voor wat betreft de diversiteit representatief voor de verschillende sectoren waarbinnen jongeren te maken kunnen hebben met zorg. De jongeren die geïnterviewd zijn, zijn: 1. 1 jongere uit de intramurale Jeugd-GGz 2. 1 jongere uit een jongerennetwerk, waarin verschillende jongeren deelnemen die zowel met jeugdzorg als de jeugd-GGz te maken hebben (gehad). 3. 1 jongeren met een verstandelijke beperking, die gebruik maken van dagbesteding 4. 4 jongeren met een meervoudige beperking, die gebruik maken van beschermd wonen 5. 1 jongeren met uiteenlopende (psychische) problematiek die gebruik maken van maatschappelijke opvang (dak- en thuislozen voorziening). Al deze jongeren hebben te maken met ‘medezeggenschap’, omdat zij een bepaalde groep jongeren vertegenwoordigen die gebruik maken van zorg. Door middel van interviews heb ik onderzocht hoe jongeren uit cliëntenraden momenteel denken over de manier waarop de medezeggenschap in hun situatie vorm krijgt. Vanuit het kader, zoals beschreven in het literatuuronderzoek, kon onderzocht worden in welke mate zij invloed hebben op de zorg en het zorgbeleid. Dus in hoeverre zij vinden dat ze gehoord worden. Op basis van hun uitspraken daarover kon vervolgens gekeken worden naar of de huidige manier van organiseren van medezeggenschap naar hun mening optimaal is. En zo niet wat dan volgens hen wel ‘een optimale manier van medezeggenschap’ zou zijn. Om jongeren uit cliëntenraden te werven heb ik het ledenbestand van LOC gebruikt om contactgegevens te achterhalen van de verschillende zorgorganisaties. Niet alle sectoren waar jongeren hulp krijgen, zijn lid van LOC. Ik heb dus ook contactgegevens van organisaties opgezocht waarvan ik het – vanwege de diversiteit in sectoren – belangrijk vond om die te benaderen. Het wervingsproces vroeg vaak veel tijd. Vooral de communicatie binnen de organisaties was tijdrovend. Het is ook gebeurd dat ik helemaal geen reactie kreeg op een verzoek om contact te kunnen hebben. 3.5. Het interview Het interview dat ik af heb genomen is halfgestructureerd en bestaat uit open vragen, waarin ik onderzocht hoe de medezeggenschap georganiseerd is binnen clientenraden, waarom een jongere het belangrijk vindt om daaraan mee te doen en of hij ook daadwerkelijk invloed uit kan oefenen op de dingen die hij/zij belangrijk vindt. Om na te gaan of een jongere vindt dat de huidige manier van medezeggenschap ‘de meest optimale’ is, heb ik de participatieladder gebruikt zoals die is ontworpen door J. Edelenbos/Monnikhof (J. Edelenbos, 1998). Elke trede op die ladder geeft een andere (grotere of kleinere) mate van inspraak en invloed aan. De jongeren konden aan de hand daarvan zelf aangeven met welke trede van de ladder de medezeggenschap nu te vergelijken is. En ook of dat de meest wenselijke trede is of dat zij dat anders zouden willen en waarom. Door middel van de participatieladder kon ik de deelvragen explicieter beantwoorden omdat de jongeren door dit model heel concreet aan konden geven hoe de medezeggenschap in de raad geregeld is in relatie tot hoe zij het zouden willen. Die uitspraken, gecombineerd met de kaders zoals weergegeven in het literatuuronderzoek - geven inzicht in wat volgens deze onderzoeksgroep de huidige stand van zaken van de medezeggenschap is en ook of er een meer ‘optimale’ vorm zou zijn. Op basis daarvan zou ik voorzichtige conclusies kunnen trekken over wat die uitkomsten zeggen over de toekomst van medezeggenschap en wat jongeren dus nodig hebben om hun medezeggenschap optimaal vorm te geven. 15
3.6. Operationaliseren van begrippen Op basis van de centrale vraag van dit onderzoek ‘Wat hebben jongeren uit cliëntenraden nodig, zodat hun medezeggenschap op een optimale manier vorm krijgt op lokaal, provinciaal en landelijk niveau?’ en het literatuuronderzoek zijn begrippen gedefinieerd, waarmee de deelvragen konden worden geformuleerd. Vanuit de antwoorden daarop zou de hoofdvraag beantwoord kunnen worden. Het gaat om de in het onderzoek centraal staande begrippen ‘medezeggenschap’ en ‘optimale medezeggenschap’, die vanuit een abstract naar een steeds concreter niveau gedefinieerd zijn (zie hieronder). Operationaliseren van begrip ‘Medezeggenschap’: 1. Medezeggenschap 2. Meepraten 3. Inspraak 4. Invloed 5. Macht 6. Definitie begrip medezeggenschap: Stemmen die worden gebruikt om de invloed van zorgvragers op organisatie- en beleidsniveau te organiseren (Kraan van der, ZD) Operationaliseren van begrip ‘De optimale manier van medezeggenschap’: 1. Optimale medezeggenschap 2. De manier waarop medezeggenschap leidt tot de meeste invloed 3. Dat kan voor elke situatie en iedereen anders zijn 4. Welke manieren zijn er 5. Hoe maak je een keuze 6. Definitie begrip participatieladder: Geeft aan in welke mate mensen betrokken zijn bij en invloed hebben op het beleid van instellingen of overheden. Dus in welke mate zij vorm kunnen geven aan democratisch burgerschap (J. Edelenbos, 1998).
7. 3.7. De interviewvragen Aan de hand van de geoperationaliseerde begrippen (‘medezeggenschap en ‘optimale medezeggenschap’) zijn er deelvragen opgesteld. In de interviews zijn de geoperationaliseerde begrippen als uitgangspunt genomen. Er zijn in totaal 15 vragen opgesteld. De volgorde daarvan maakte dat de antwoorden steeds concreter konden worden, zodat de respondent op basis van eerder gegeven antwoorden tot een doordachte afweging kon komen als het gaat om ‘welke manier van medezeggenschap’ volgens hem/haar het meest optimaal zou zijn. En of die al dan niet overeenkomt met de huidige manier waarop de medezeggenschap volgens de respondent georganiseerd is.
16
De eerste vraag gaat over een algemene schets van de cliëntenraad als geheel (de context), waarna concreter wordt gevraagd naar waarom de respondent in de cliëntenraad zit. Van daaruit komt dan ook aan de orde wat voor de respondent ‘medezeggenschap’ is. Wanneer helder is wat voor de respondent ‘medezeggenschap’ inhoudt, wordt de relatie gelegd met de manier waarop de medezeggenschap in de cliëntenraad vormgegeven wordt en wat er met de inbreng van de leden wordt gedaan. Daarbij komt aan de orde wat er goed gaat en wat er nog verbeterd kan worden. Vervolgens wordt aan de hand van de participatieladen (het model waarmee de mate van invloed kan worden geduid), gekeken naar hoe medezeggenschap concreet vormgegeven is en of dat volgens de respondent de meest optimale manier is die leidt tot ‘optimale medezeggenschap’. 3.8. Half gestructureerd interview Er is gebruik gemaakt van halfgestructureerde interviews, zodat zowel de vaststaande deelvragen (en onderliggende onderwerpen) beantwoord zouden worden, maar er ook ruimte zou zijn voor andere thema’s die mogelijk ook extra (verdiepende) gegevens opleveren. Zo konden belangrijke praktijkervaringen van de jongeren met de medezeggenschap aan de orde komen, zonder de kern van de onderzoeksvragen en de centrale vraag uit het oog te verliezen. De deelvragen konden zo uiteindelijk allemaal beantwoord worden naast dat er recht is gedaan aan ieders persoonlijke verhaal. 3.9. Kwalitatief onderzoek Er is bij dit onderzoek gekozen voor ‘kwalitatief onderzoek’, omdat de centrale onderzoeksvraag vooral gaat over het achterhalen van achterliggende motieven en meningen van mensen - in dit geval jongeren - als het gaat om de organisatie van de medezeggenschap in de zorg. De bevindingen uit de analyse van die meningen vormen samen de basis om een indicatie te geven over hoe jongeren die zorg ontvangen denken over medezeggenschap. Omdat er beperkte groepen mensen zijn ondervraagd, is het alleen mogelijk een indicatie te geven, maar kunnen geen stellige algemeen geldende uitspraken worden gedaan. Het kwalitatieve onderzoek kan veel nuttige informatie opleveren, doordat het in beeld brengt wat motieven, denkbeelden, gedrag en emoties zijn die leven bij de onderzoeksgroep. Door een dergelijke meer diepgaande peiling kan aan de orde komen wat er zoal leeft onder de doelgroep. Op basis daarvan kan, onder meer door op onderdelen verder onderzoek te verrichten, gekomen worden tot een steeds beter beeld van standen van zaken. 3.10. Betrouwbaarheid en validiteit van dit onderzoek. Betrouwbaarheid De uitkomsten van het onderzoek zijn bepaald door een aantal factoren. Zo zijn de interviews afgenomen op een locatie naar keuze van de respondent. Bij zes van de acht respondenten was dat de eigen omgeving en bij twee een openbare ruimte. Ook zijn er bij alle respondenten geluidsopnames gemaakt van de interviews. Doordat alle respondenten het transcript van het afgenomen interview ontvingen, hadden zij de mogelijkheid om te controleren of de uitwerking van het interview en de antwoorden die zij hadden gegeven juist en volledig waren. De interviews zijn afgenomen bij acht jongeren. Gezien de tijd die er voor dit onderzoek was, bleek dat het meest haalbaar.
17
Validiteit Om het onderzoek zo valide mogelijk te laten zijn, is er bij het selecteren van de respondenten (jeugd cliëntenraden) gekozen voor interviews met jongeren uit de verschillende sectoren van ‘zorg voor jeugd’, namelijk: Sectoren 1. Jeugd-GGz
Instellingen Altrecht
2. Verstandelijk beperkten Amerpoort Vinkeveen (extramuraal + intramuraal) 3. Verstandelijk beperkten Amerpoort Amersfoort (intramuraal) 4. Maatschappelijke opvang (dak- en U-2bheard thuisloze jongeren) 5. Jeugdzorg Gelders jongerennetwerk
Door verschillende sectoren te betrekken in het onderzoek kon op basis van de interviews een breed beeld worden geschetst van de mening van jongeren in cliëntenraden over de medezeggenschap. Door de gestructureerdheid van de vragenlijst, zijn alle deelvragen door de respondenten beantwoord binnen de vaste structuur van het interview. Hierdoor kunnen conclusies logisch uiteen worden gezet. LOC kan zo ook nagaan hoe de conclusies tot stand zijn gekomen en op basis van de uitkomsten - nagaan in hoeverre die overeenkomen of afwijken van de alledaagse praktijk van medezeggenschap. Via een aantal deelvragen werd op verschillende manieren gevraagd naar de mening van de respondent over ‘medezeggenschap’. Zo werd het kernonderwerp ‘medezeggenschap’ door de respondenten op meerdere manieren belicht. Verder is nadruk gelegd op de anonimiteit van de respondenten, zodat het risico op ‘sociaal wenselijke antwoorden’ kleiner was. Alle gegevens van de respondenten zijn dus zonder naam verwerkt in het onderzoeksverslag, waardoor respondenten ook eventuele kritische kanttekeningen konden plaatsen bij de manier waarop de medezeggenschap nu georganiseerd is. 3.11. Hypothese De samenleving verandert en ontwikkelt zich tot een 'participatiesamenleving'. Burgers nemen actief deel aan de samenleving, praten mee over hoe de samenleving is georganiseerd en hebben daarop meer directe invloed. Leden van medezeggenschapsorganen (zoals jongeren cliëntenraden) zijn ook burgers. En ook zij willen meer direct betrokken zijn bij hoe hun zorg georganiseerd is. De huidige (indirecte) manier waarop de medezeggenschap is georganiseerd, sluit daarom niet meer aan bij de invloed die leden van cliëntenraden willen hebben. 3.12. Analyse procedure Om een goed beeld te krijgen van de uitkomsten van de afgenomen interviews zijn alle interviews letterlijk uitgetypt (zie bijlage). Vervolgens zijn de interviews geanalyseerd op basis van drie categorieën van uitspraken van de respondenten, namelijk uitspraken over: 1. Hoe de medezeggenschap binnen de eigen cliëntenraad georganiseerd is. 2. Ervaringen van jongeren uit cliëntenraden met de medezeggenschap. 3. Mening over de mate van invloed en wat ‘optimale medezeggenschap’ is.
18
Nadat alle interviews zijn geanalyseerd zijn de uitkomsten gebundeld en in schema’s weergegeven . Van elk schema is een samenvatting gemaakt en worden percentages bij antwoordcategorieën weergegeven. Op basis daarvan kon er – in samenhang met de literatuur - een conclusie worden getrokken. Vervolgens zijn in de discussie de onderbouwde interpretaties van de resultaten weergegeven, waarbij ook is gekeken naar wat er goed is gegaan en wat er wellicht anders had gekund (bijvoorbeeld ook bij een vervolgonderzoek). Tot slot zijn er aanbevelingen gedaan die ervoor zorgen dat de uitkomsten van dit onderzoek ook kunnen worden vertaald naar concrete toepassing van de onderzoeksresultaten naar ‘de praktijk van medezeggenschap’.
19
4. Resultaten In dit hoofdstuk komt aan de orde: een beknopte beschrijving van het verloop van het onderzoek, de resultaten die zijn voortgekomen uit de interviews en die een indicatie geven over hoe de jongeren uit cliëntenraden in de praktijk de mate en manier waarop ze gehoord worden ervaren. En wat jongeren uit cliëntenraden optimale medezeggenschap vinden. Wanneer vervolgens de literatuur daarnaast gelegd wordt, wordt ook helder of de huidige manier van medezeggenschap het ‘meest optimaal’ is, of dat er wellicht naar de mening van de respondenten iets moet veranderen. 4.1. Verloop van het onderzoek Het onderzoek kent een aantal fasen: Vraagstelling Vanuit de context van LOC is gekeken naar hoe de centrale vraag concreet kon worden omschreven. Centrale vraag luidt: Wat hebben jongeren uit cliëntenraden nodig, zodat hun medezeggenschap op een optimale manier vorm krijgt, op lokaal, provinciaal en landelijk niveau? Aanpak: Fase 1 verkenning van het begrip ‘medezeggenschap’ en ‘optimale medezeggenschap’ door literatuuronderzoek. Fase 2 formulering en operationalisering van centrale begrippen ‘medezeggenschap’ en ‘optimale medezeggenschap’. Die begrippen waren het uitgangspunt voor het formuleren van de deelvragen. De deelvragen maakten duidelijk dat het onderzoek vraagt om het afnemen van interviews met jongeren die in de dagelijkse zorgpraktijk te maken hebben met medezeggenschap. De interviews zijn vormgegeven in samenhang met de geoperationaliseerde begrippen Fase 3 werven van jongeren die lid zijn van een cliëntenraad in verschillende sectoren van ‘zorg voor jeugd’. Afnemen interviews en transcriptie. Om een helder beeld te kunnen krijgen van hoe jongeren uit cliëntenraden vinden dat hun medezeggenschap op een optimale manier vorm krijgt, was het van belang dit de jongeren uit cliëntenraden zelf te bevragen. Ik had ervoor gekozen om 10 jongeren uit verschillende jongeren cliëntenraden te interviewen (zowel via contactgegevens uit het ledenbestand van LOC als via directe benadering van zorgorganisaties). Uiteindelijk is er vier keer sprake van geweest dat respondenten niet aanwezig waren op het afgesproken tijdstip. De eerste twee keer was er nog voldoende tijd om nieuwe respondenten te vinden, maar bij de laatste twee was de tijd daarvoor tekort. Ik heb me dus moeten beperken tot uiteindelijk 8 respondenten. Daarbij zijn wel alle sectoren die gericht zijn op zorg voor jeugd aan de orde gekomen, alleen is het aantal respondenten die ik binnen die sectoren had willen interviewen minder. De uitkomsten van de interviews waren heel verschillend, omdat de respondenten heel verschillen de drijfveren hadden als het gaat om waarom medezeggenschap voor hen belangrijk is. Zo waren er respondenten die bijvoorbeeld veel aandacht hadden voor de dagelijkse gang van zaken in de zorg (zoals dat zij het eten niet lekker vinden) of er waren respondenten die in wat meer algemene termen spraken over de zorg (zoals dingen in de begeleiding die niet goed werken) en er
20
waren respondenten die zich veel meer in het algemeen bezig willen houden met de manier waarop de zorg nu geregeld is (zoals de transitie van de jeugdzorg). Fase 4 Analyse en conclusie. 4.2. Analyse Hieronder volgt eerst een overzicht van de groep respondenten, waarna de analyse volgt van de antwoorden die zij gaven op de verschillende deelvragen. Op basis daarvan ontstaat een beeld van waarom jongeren zijn gaan deelnemen aan de cliëntenraad, wat hun ervaring is als het gaat om hoe ze zich gehoord voelen, wat ‘medezeggenschap’ volgens hen is, hoe de medezeggenschap nu georganiseerd is en wat volgens hen ‘optimale medezeggenschap’ is. Respondenten Cliëntenraad Sector leeftijd Geslacht Respondent 1: Rindveld Jeugd -GGz 19 jaar Vrouw (Intramurale zorg) Respondent 2: Jongerennetwerk Jeugdzorg 24 jaar Vrouw (extramurale zorg) Respondent 3: Amerpoort Vinkeveen Verstandelijk beperkten 23 jaar Man (intramurale zorg) Respondent 4: Amerpoort Vinkeveen Verstandelijk beperkten 24 jaar Vrouw (Intramurale zorg) Respondent 5: Amerpoort Vinkeveen Verstandelijk beperkten 24 jaar Vrouw (Intramurale zorg) Respondent 6: U2bheard Maatschappelijke 23 jaar Man opvang (dak- en thuisloze jongeren) (extramurale zorg) Respondent 7: Amerpoort Amersfoort Verstandelijk beperkten 23 jaar Vrouw (Extramurale zorg) Respondent 8: Amerpoort Amersfoort Verstandelijk beperkten 23 jaar Man (intramurale zorg) (Overzicht van kenmerken van de respondenten)
4.3. De manier en de mate waarin jongeren uit cliëntenraden ervaren dat ze gehoord worden ( deelvraag 2) Door middel van onderstaande deelvraag uit het interview komt naar voren waarom jongeren in een cliëntenraad gaan. De ervaringen: Waarom in cliëntenraad gegaan? Gegeven antwoorden: Stem laten horen.
Welke respondenten
8x respons = 100%
Samenvatting
Respondent 1 Respondent 7 Respondent 8
37.5%
1:Zeggen wat je vindt /denkt is belangrijk. 7:Ik heb een hele uitgesproken mening en ik hou er niet van om mijn mond te houden als het mij niet zint. Als je niets zegt, gebeurt er ook niets.
21
Tijd invulling.
Respondent 8
12.5%
Eigen ervaring.
Respondent 2 Respondent 3 Respondent 6
37.5%
8:Ik wil graag mijn mening geven. 8: Omdat ik niet werk heb ik veel tijd over. 2: Toen ik zelf binnen kwam bij jeugdzorg voelde het alsof iedereen voor mij alles besliste en dat ik geen keuzes over mijzelf mocht maken. Ik vind het belangrijk dat je als jongeren ook inspraak hebt. 3: Ik heb een paar jaar geleden in een huis (begeleid wonen) gewoond waar geen cliëntenraad was en waar niets met mijn inbreng gedaan werd. Dit vond ik niet fijn. 6: Een aantal jaar geleden heb ik drie jaar lang een psychose gehad. Daardoor ben ik weggelopen van huis en ben ik op deze manier in het zorg voor jeugd circuit terecht gekomen. Ik wil nu graag wat voor anderen kunnen beteken vanuit mijn eigen ervaring. 3: Waar ik voorheen woonde hadden ze geen cliëntenraad, maar wel veel problemen. Er werd daar niets gedaan met mijn mening.
Er voor anderen willen zijn.
Respondent 1 Respondent 4 Respondent 5
37.5%
5: In de cliëntenraad kan ik vertellen wat ik kwijt wil. 1: Soms snappen cliënten dingen niet en dan kunnen wij hen helpen. 4: Ik vind het leuk te ervaren dat ik er voor een ander kan zijn/ wat voor een ander kan betekenen. 5: Ik kan in de cliëntenraad voor andere huisbewoners spreken, niet iedereen durft dit ( ik vind het mooi om dit
22
voor een ander te kunnen doen). Samenvatting van bovenstaand schema Zoals uit bovenstaand schema blijkt hebben jongeren verschillende drijfveren om in een cliëntenraad te gaan. Voor drie van de acht respondenten gaat het erom dat zijn of haar stem gehoord wordt, maar ook voor drie van de acht respondenten gaat het erom dat de jongeren er via een cliëntenraad voor een ander kunnen zijn en hun eigen ervaringen met cliënten kunnen delen. Verder geeft een van de acht van de geïnterviewde jongeren aan dat de cliëntenraad een (goede) tijdinvulling is, omdat iemand werkeloos is en daarom tijd over heeft. De ervaringen: Hoe zich gehoord? Gegeven antwoorden: We horen terug wat er met onze inbreng wordt gedaan.
Welke respondenten
We horen soms terug wat er met onze inbreng wordt gedaan
Respondent 2 Respondent 6
We horen niet terug wat er met onze inbreng wordt gedaan.
Respondent 1
8x respons = 100% 12.%
25%
Respondent 3 Respondent 4 Respondent 7 Respondent 8
50%
Samenvatting
1: Onze input wordt meegenomen in het maken van nieuwe plannen/ we krijgen reactie terug op onze adviezen. 2: Niet altijd, dan moeten wij er zelf achteraan. 6: Het ervaren dat we gehoord worden is niet altijd zo positief. Soms hebben we het gevoel dat we hard ons best doen voor niets. Dan wordt er niets mee gedaan. Maar soms ook wel. 3: Meestal zien we terug in de praktijk wat er met ons advies wordt gedaan. 4: Als de directeur niets doet met onze inbreng horen we daar niets meer van. 7: We horen niet terug wat er met onze inbreng gedaan wordt. En we zien het ook niet terug.
We voelen dat er naar ons geluisterd wordt.
Respondent 1 Respondent 2 Respondent 5
37.5%
8: We horen niet terug wat er met onze inbreng gedaan wordt. En we zien het ook niet terug. 1: Omdat er met onze adviezen wat gedaan wordt. 2: Doordat we soms worden gevraagd om advies uit te
23
brengen. 5: De directeur verteld wat er met ons advies gedaan is. Samenvatting van bovenstaand schema Zoals uit bovenstaand schema blijkt , verschilt het voor jongeren uit cliëntenraden hoe zij worden gehoord. Zo hoort een kwart van de jongeren terug wat er met hun inbreng/ hun advies gedaan wordt, en de helft van de jongeren uit de cliëntenraden hoort niet terug wat er met hun inbreng/advies gedaan wordt. Echter hoort een van de acht respondenten wel terug wat er met hun inbreng gedaan wordt en tot slot heeft drie van de acht respondenten het gevoel dat er naar hen geluisterd wordt, wanneer zij hun inbreng geven. 4.4. Wat is medezeggenschap volgens jongeren in cliëntenraden en hoe is die nu georganiseerd (deelvraag 3)
Door middel van onderstaande vraag komt naar voren wat volgens de respondenten medezeggenschap is, hoe de huidige manier van organiseren van de medezeggenschap is, wat hun ervaring is met de mate waarin zij invloed uitoefenen, hoe zij die mate van inspraak plaatsen in het model van de Participatieladder en wat volgens hen de ‘meest optimale medezeggenschap’ zou zijn volgens het model van de Participatieladder. Wat is medezeggenschap Gegeven antwoorden: Je stem/mening laten horen.
Welke respondenten
Respondent 1 Respondent 3 Respondent 6 Respondent 7 Respondent 8
8x respons = 100% 50%
Samenvatting
1: Cliënten serieus nemen is daarbij voor mij belangrijk. 3: Iedereen moet zijn stem en zijn gevoel mogen uiten. 6: Iedereen mag zeggen wat hij/zij vindt en zijn mening laten horen. 7: Voor mij is je stem/mening laten horen dat je mee praat over dingen die jou aangaan. Het gaat erom dat je, je mening mag laten horen.
Namens anderen kunnen praten.
Respondent 1 Respondent 4 Respondent 5
37.5%
24
8: Als je het ergens niet mee eens bent, moet je dat gewoon Je moet dus je stem laten horen.. 1: Omdat ik in de kliniek merkt dat er dingen gebeuren die cliënten niet fijn vinden. (naar huis sturen tijdens behandeling/ uitbehandeld), vind ik het
fijn als ik namens anderen hier iets over kan zeggen. 4: Dat ik er voor anderen kan zijn. En wat voor anderen kan betekenen.
Advies uitbrengen.
Meedenken .
Respondent 2 Respondent 6
37.5%
Respondent 2
12.5%
5: Ik vind het belangrijk dat ik er voor anderen cliënten kan zijn en dat ik voor anderen cliënten kan praten (omdat anderen dat misschien iets moeilijker vinden). 2: Aan jongeren, aan beleidsmakers en aan gemeenten. 6: Dingen die je hoort van instellingen/ gemeenten, dat je daarop in kan spelen en je advies uit mag brengen. 2: Zowel met jongeren, met beleidsmakers en met gemeenten, vind ik meedenken van belang.
Samenvatting van bovenstaand schema Zoals uit bovenstaand schema blijkt, is medezeggenschap voor jongeren uit cliëntenraden iets persoonlijks. Voor de helft van de jongeren uit cliëntenraden betekent medezeggenschap dat je, je stem/mening laat horen. En voor drie van de acht respondenten betekent medezeggenschap dat je advies uitbrengt, maar ook dat je namens andere cliënten kunt praten. Verder geeft een van de acht van de ondervraagde jongeren aan dat medezeggenschap voor hen meedenken is. Meedenken met zowel jongeren, beleidsmakers als met gemeenten. Huidige manier van organiseren van medezeggenschap. Mogelijke Gegeven antwoorden: We hebben Cliëntenraad vergaderingen.
Welke respondenten
8x respons = 100%
Samenvatting
Respondent 1 Respondent 2 Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5 Respondent 6 Respondent 7 Respondent 8
100%
1: Dit hebben we twee keer per maand. 2: Dit hebben we een keer per maand, en soms vaker (als we bijvoorbeeld cursussen hebben). 3: Dit hebben we een keer per maand. 4: Dit hebben we een keer per maand.
25
5: Dit hebben we een keer per maand. 6: Dit hebben we drie keer per week (dak- thuisloos, waardoor veel tijd). 7: Dit hebben we een keer per maand.
Cliëntenraad is er voor de cliënten en brengt namens de cliënten advies uit bij alleen de manager van de instelling.
Respondent 1 Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5 Respondent 6 Respondent 7 Respondent 8
87.5%
8: Dit hebben we een keer per maand. 1: Wij horen dingen in de poli en de kliniek, waarbij ons doel is dat wij met deze informatie de zorg voor cliënten kunnen verbeteren. 3: Wij zijn de woordvoerders namens de andere cliënten. 4: Door onze adviezen kan er wat gedaan worden met de dingen waar de medebewoners tegenaan lopen. 5: Wij geven adviezen aan de manager zodat de zorg voor ons en de medebewoners verbeterd. 6: De adviezen die wij geven, hebben als doel dat de zorg voor jeugd verbeterd. 7: Het doel van onze adviezen is dat wij zelf en onze medebewoners hier fijn wonen en dat wij mogen zeggen wat wij graag willen. Maar ook wat wij niet willen.
Cliëntenraad is er voor de cliënten en brengt namens de cliënten advies uit bij alleen de
Respondent 2 Respondent 6
25%
26
8: Het doel van onze adviezen is dat wij zelf en onze medebewoners hier fijn wonen en wij mogen zeggen wat wij graag willen/niet willen. 2 :Wij hebben contacten met gemeenten en met mensen die het beleid voor de jeugdzorg maken. Wij geven
beleidsmakers / gemeenten.
Cliëntenraad beschikt over een coördinator en die is er altijd.
Manager zit altijd bij de vergadering . Manager zit soms bij de vergaderingen
direct advies.
Respondent 1 Respondent 2 Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5 Respondent 6 Respondent 7 Respondent 8 Respondent 2
100%
Respondent 1 Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5
50%
12.5%
6: Wij geven advies aan gemeenten/ beleidsmakers en verschillende zorg voor jeugd instellingen Alle cliëntenraden beschikken over een coördinator, welke altijd aanwezig is bij de cliëntenraad vergadering.
2: Onze coördinator is ook de directeur. 1: Soms wel en soms niet. 2: We hebben twee keer per maand vergadering, en een keer per maand is de manager aanwezig tijdens de vergadering. 3: Om de maand (ene keer wel, andere keer niet). 4: Om de maand (ene keer wel, andere keer niet).
Manager zit nooit bij de vergadering.
Respondent 6 Respondent 7 Respondent 8
37.5%
5: Meestal is de directeur druk met werken. Dus is ze er af en toe (ene keer wel, andere keer niet). Wel krijgt de directeur van de keren dat ze niet aanwezig was een geluidsopname van de hele vergadering toegestuurd door onze coördinator. 6: Wij hebben geen manager. U2bheard staat op zichzelf en geeft gevraagd en ongevraagd advies aan bijvoorbeeld gemeenten of zorgvoor jeugd instellingen. 7: De manager is nooit aanwezig tijdens onze cliëntenraad vergadering. Als wij een advies uit willen brengen, dan moeten wij een brief sturen naar de manager. 8: De manager is nooit
27
Leden uit de Respondent 1 cliëntenraad gaan goed Respondent 2 met elkaar om. Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5 Respondent 6
75%
aanwezig tijdens de cliëntenraad vergadering. Als wij een advies uit willen brengen, dan moeten wij een brief sturen naar de manager. 1: De sfeer binnen de cliëntenraad is fijn. 2: Iedereen is anders, maar we vullen elkaar aan en hebben respect voor elkaar. We hebben het zelfde doel voor ogen. 3: We kennen elkaar goed en we begrijpen elkaar, echter is er één iemand in de raad die altijd het zelfde verteld en overdrijft. Dit is grappig maar soms ook vervelend. 4: Ik ga met plezier naar de vergadering toe en met plezier weer naar huis. 5: Gaat hartstikke goed, we hebben geen problemen en vaak hebben we ook dezelfde inbreng (dit weten we van te voren niet nog niet ).
Leden uit de cliëntenraad gaan niet altijd goed met elkaar om.
Respondent 6 Respondent 7 Respondent 8
37.5%
6: Het contact onderling (met het groepje dat altijd komt (zeven leden) is goed. Het voelt als een soort familie. 6: De andere jongeren (op het groepje na dat altijd komt) laten het vaak afweten en komen dan gewoon niet opdagen, waardoor zij ons ook een beetje laten zitten. Het is te vrij blijvend of je wel/ niet komt naar de vergadering. Regels om te komen zouden hier goed voor zijn, want mensen krijgen dan meer gevoel van verantwoordelijkheid. 7: De leden gaan goed met elkaar om, op een lid na. Deze jongen wordt boos als er niet gedaan wordt wat hij
28
zegt. Ik mag hem daardoor niet meer.
Ons advies wordt soms opgevolgd.
Respondent 1 Respondent 2 Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5 Respondent 6
75%
8: De leden gaan goed met elkaar om, op een lid na. Deze jongen wordt boos als er niet gedaan wordt wat hij zegt. Ik mag hem daardoor niet meer. 1: We kunnen cliënten niet altijd helpen, maar soms wel. 3: Als ons advies door de directeur gehoord wordt, wordt er vaak wel wat mee gedaan (als dat mogelijk is). Anders niet. 4: Soms wel, maar soms ook niet.
Ons advies wordt nooit opgevolgd.
Respondent 7 Respondent 8
We horen altijd terug wat er met ons advies gedaan wordt.
Respondent 1 Respondent 5
We horen soms terug wat er met ons advies wordt gedaan.
Respondent 2 Respondent 3 Respondent 6
25%
25%
37.5%
5: Soms. 7: Wij zien onze inbreng in niets terug. 8: Wij zien onze inbreng in niets terug. 1: We horen dit altijd terug. 5: Van de directeur horen we altijd terug wat er met onze adviezen gedaan wordt. 2: Soms horen we dit van de coördinator tijdens de cliëntenraad. 3: Soms horen we dit terug in de cliëntenraad vergadering.
We horen nooit terug wat er met ons advies wordt gedaan.
Respondent 7 Respondent 8
25%
6: Dit is niet altijd het geval. Soms moeten we hier zelf achteraan. Maar soms horen we het ook terug, 7: Dit horen we nooit. We hebben het gevoel dat we een ‘moetje’ zijn binnen de instelling (omdat een cliëntenraad verplicht is). 8: Dit horen we nooit. We hebben het gevoel dat we een ‘moetje’ zijn binnen de instelling (omdat een cliëntenraad verplicht is).
29
Cliëntenraad bestaat uit de 1 tot 10 leden.
Respondent 1 Respondent 2 Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5 Respondent 7 Respondent 8
87.5
1: De cliëntenraad bestaat uit vier leden. 2: De cliëntenraad bestaat uit tien leden. 3: De cliëntenraad bestaat uit zes leden. 4: De cliëntenraad bestaat uit zes leden. 5: De cliëntenraad bestaat uit zes leden. 7: De cliëntenraad bestaat uit vijf leden.
Cliëntenraad bestaat uit 10 tot 20 leden.
Respondent 6
12.5%
Ik heb een eigen rol/taak.
Respondent 1 Respondent 2 Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5 Respondent 6 Respondent 7 Respondent 8
100%
8: De cliëntenraad bestaat uit vijf leden. 6: We bestaan uit negentien leden. Maar vaak zijn er een stuk of acht á tien leden aanwezig tijdens de vergaderingen. 1: Meedenken/ naar anderen luisteren, is mijn taak/ rol in de cliëntenraad. 2: Mijn taak/ rol is om te luisteren naar jongeren en advies geven over dingen waar zij tegen aan lopen in de hulpverlening, vanuit eigen ervaring. 3: Ik hou in de gaten wat er goed en niet goed gaat. En ik beheer het geld van de cliëntenraad. 4: Ik breng klachten in van medebewoners tijdens de cliëntenraad vergadering. 5: Ik ben voorlezer/ voorzitter tijdens de cliëntenraad vergadering. 6: Ik onderzoek dingen, lees lange teksten door en zoek daar antwoorden bij om in te brengen in de cliëntenraad vergadering. Dit bespreken
30
wij dan samen. 7: Ik ben de voorzitter van de cliëntenraad. 8: Ik zorg ervoor dat de notulen goed op orde zijn en werk deze uit. Samenvatting van bovenstaand schema Zoals uit bovenstaand schema blijkt is de huidige manier van medezeggenschap niet eenduidig. Cliëntenraden hebben allen hun eigen manier van functioneren. Echter hebben cliëntenraden ook een aantal dingen gemeen. Bijvoorbeeld dat alle cliëntenraden overleggen via vergaderingen. En ook dat alle leden van de cliëntenraden een eigen taak/rol hebben. Zo is bijvoorbeeld de een er vooral op gericht mee te denken en te luisteren naar andere cliënten, waar de ander in de gaten houdt hoeveel geld de cliëntenraad nog heeft en weer een ander is bijvoorbeeld de voorzitter of de notulist. Op deze manier heeft ieder een eigen taak in de cliëntenraad. Ook geven alle cliëntenraden aan te beschikken over een coördinator. Deze persoon is altijd aanwezig tijdens de vergadering. Verder geeft zeven van de acht ondervraagde jongeren uit de cliëntenraden aan dat zij er als cliëntenraad zijn voor de cliënten en vanuit deze drijfveren brengen ze advies uit aan de manager van de instelling. Echter geeft een kwart van de jongeren uit cliëntenraden aan dat zij er voor de cliënten zijn maar het advies niet bij de manager, maar bij de beleidsmakers/gemeenten uitbrengen. Ook beschikken zeven van de acht cliëntenraden over een tot tien leden en een raad bestaat uit tien tot twintig jongeren. De helft (namelijk vier van de acht jongeren) zegt dat tijdens de vergadering de manager soms bij de cliëntenraadsvergadering aanwezig is. Voor de ene raad is het zo dat de manager een keer per maand aanwezig is bij de vergadering, en voor de andere cliëntenraad is dat een keer in de twee maanden. Verder is de manager bij drie van de acht cliëntenraden nooit aanwezig tijdens de cliëntenraadsvergadering. En is de manager van een cliëntenraad bij iedere vergadering aanwezig. Verder geven zes van de acht respondenten aan dat het advies dat zij uitbrengen niet altijd opgevolgd wordt. Dit houdt in dat het advies van de cliëntenraad de ene keer wel een verandering bewerkstelligd, maar de andere keer weer niet. Maar ook geven zes van de acht ondervraagde jongeren aan dat alle leden in de cliëntenraad ‘goed’ met elkaar omgaan. De sfeer is fijn binnen de raden. Echter laat drie van de acht respondenten weten dat de leden uit de cliëntenraden niet altijd even goed met elkaar omgaan. Dit komt doordat er in een cliëntenraad bijvoorbeeld iemand is die snel boos wordt als er niet gehandeld wordt naar zijn mening. En bij de andere cliëntenraad komt het volgens de respondent voor dat jongeren hun verantwoordelijkheden niet altijd nakomen (bijvoorbeeld door niet te komen opdagen bij vergaderingen). Tot slot geven twee van de acht jongeren die ondervraagd zijn aan dat het advies dat zij uitbrengen nooit wordt opgevolgd en dat zij ook nooit iets terug horen van wat er met hun advies gedaan wordt. Deze twee respondenten geven aan dat zij zich een ‘moetje’ voelen binnen de instelling. Hier bedoelen zij mee dat omdat een cliëntenraad verplicht is, zij om advies gevraagd worden maar niet omdat de instelling het echt wil. Nog twee van de acht respondenten zegt nooit gehoord te worden en twee andere respondenten zeggen dat zij altijd iets terughoren over wat er met hun advies gedaan wordt. En drie van de acht respondenten vertellen dat ze soms terug horen wat er met hun advies gedaan wordt. Dit wordt soms verteld door de coördinator (in de cliëntenraadsvergadering), maar soms moeten cliëntenraden daar ook zelf achteraan.
31
Huidige manier van organiseren van medezeggenschap aan de hand van de Participatieladder. Gegeven antwoorden: Raadplegen.
Welke respondenten
8x respons= 100%
Samenvatting
Respondent 4 Respondent 7 Respondent 8
37.5%
4: wij geven raad en zijn veel voor onszelf bezig en niet echt samen als cliëntenraad (ieder brengt zijn eigen inbreng in en gaat er mee aan de slag (bijv. raad aan medebewoner). 7: We blijven nu vooral hangen in alles wat we bespreken. Er komen nog geen adviezen maar hebben het er meer met elkaar over hoe het anders zou kunnen.
Adviseren.
Respondent 1 Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5 Respondent 6
62.5%
8: We blijven nu vooral hangen in alles wat we bespreken. Er komen nog geen adviezen maar hebben het er meer met elkaar over hoe het anders zou kunnen. 1: Wij geven adviezen omdat er wat met onze adviezen wordt gedaan. 3: We geven advies en meer niet. 4: Wij geven advies en zijn veel voor onszelf bezig en niet echt samen als cliëntenraad (ieder brengt zijn eigen inbreng in en gaat er mee aan de slag (bijvoorbeeld: advies aan medebewoner). 5: Wij geven vaak advies aan bewoners of de directeur.
Coproduceren.
Respondent 2 Respondent 6
25%
32
6: We geven advies zowel gevraagd als ongevraagd aan vele verschillende zorg voor jeugd instellingen. 2: We geven veel samen advies en zitten ook bij beleidsmakers en gemeenten
aan tafel. 6:Wij zitten naast het adviseren ook bij beleidsmakers, gemeenten en zorg voor jeugd instellingen, aan de tafel om te overleggen. Samenvatting van bovenstaand schema Zoals uit bovenstaand schema blijkt is voor vijf van de acht ondervraagde jongeren de huidige manier waarop de medezeggenschap vorm krijgt het zelfde. De voornaamste vorm van medezeggenschap welke de cliëntenraden inzetten is ‘adviseren’. Verder geven drie van de acht jongeren aan dat zij hun mening geven via ‘raadplegen’ en geven twee van de acht respondenten aan dat zij medezeggenschap vormgeven via ‘coproduceren’. Uit deze percentages blijkt dat sommige ondervraagde jongeren meerdere antwoorden hebben gegeven. Zo hebben respondent zes en respondent vier, twee antwoorden gegeven. Namelijk: Respondent zes: adviseren en coproduceren. Respondent vier: raadplegen en adviseren. Deze respondenten maken van beide vormen gebruik. Optimale manier van medezeggenschap (participatieladder). Gegeven antwoorden: Adviseren.
Welke respondenten
8x respons = 100%
Samenvatting
Respondent 6
12.5%
Coproduceren.
Respondent 1 Respondent 2 Respondent 3 Respondent 4 Respondent 5 Respondent 6
75%
6: Wij adviseren en coproduceren nu ook al, en dat is goed. 1: Beleidsmakers beslissen zonder echt weet te hebben van wat er speelt. Het zou beter zijn om mensen uit de praktijk te betrekken. 2: Iedereen moet gehoord worden en alle belangrijke details moeten op papier staan. 3: Er moet meer samen gewerkt worden en meer samen met de directeur om de tafel gegaan worden. 4: Het is beter om samen te werken, want in je eentje kun je niet altijd klachten op lossen en goede adviezen geven. 5: Alles samen doen is beter. Er moet meer overlegd/ besloten worden met de directeur.
33
Meebeslissen.
Respondent 7 Respondent 8
25%
6: Wij adviseren en coproduceren nu ook al, en dat is goed. 7: De leiding werkt hier ook en zij hebben ook een mening over bepaalde dingen die wij bespreken in de cliëntenraad. Het is belangrijk deze mening ook mee te nemen als een advies aan ons. Als wij dan in de raad gaan vergaderen, kunnen wij hun advies aan ons meenemen in het advies dat wij uitbrengen. Wij mogen geen besluiten nemen. Maar door elkaar beter te snappen, bereiken we meer en voelen wij ons als cliëntenraad meer gehoord. 8: De leiding werkt hier ook en zij hebben ook een mening over bepaalde dingen die wij bespreken in de cliëntenraad. Het is belangrijk deze mening ook mee te nemen als een advies aan ons. Als wij dan in de raad gaan vergaderen, kunnen wij hun advies aan ons meenemen in het advies dat wij uitbrengen. Wij mogen geen besluiten nemen. Maar door elkaar beter te snappen, bereiken we meer en voelen wij ons als cliëntenraad meer gehoord.
Samenvatting van bovenstaande antwoorden Zoals uit bovenstaand schema blijkt is de ‘meest optimale manier van medezeggenschap’ niet voor alle respondenten de manier waarop de medezeggenschap nu geregeld is. een van de acht respondenten geeft namelijk aan dat zij ‘adviseren’ de meest optimale manier vindt om medezeggenschap vorm te geven. En zes van de acht respondenten geven aan dat zij ‘coproduceren’ de meest optimale manier van medezeggenschap zouden vinden. Verder zeggen twee van de acht ondervraagde jongeren dat zij ‘meebeslissen’ vinden passen bij ‘de meest optimale manier van medezeggenschap’. Zoals ook uit dit schema blijkt heeft een respondent twee antwoorden gegeven. Dit was namelijk respondent zes. Deze respondent vindt dat ‘adviseren’ en ‘coproduceren’ samen, de meest optimale manier van medezeggenschap is. 34
5. Conclusie In dit hoofdstuk zullen we terugblikken op het onderzoeksproces en de conclusies die daaruit voortgekomen zijn. Via het beantwoorden van de deelvragen wordt antwoord gegeven op de centrale vraag van dit onderzoek. Ook wordt er een koppeling gemaakt met de uitkomsten van het onderzoek, de literatuur en de praktijk. De directe aanleiding voor dit onderzoek waren de vragen die LOC Zeggenschap in zorg heeft bij de wijze waarop de medezeggenschap van cliënten in de zorg traditioneel geregeld is. LOC behartigt van oudsher de belangen van cliënten onder mee via de cliëntenraden die cliënten vertegenwoordigen. Maar de ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving laten zien dat burgers, waaronder cliënten die zorg krijgen, steeds vaker zelf direct invloed willen hebben op de zorg. Medezeggenschap via cliëntenraden is dus wellicht niet meer de enige manier waarop cliënten invloed willen hebben. LOC wil daarom onderzoeken of er ook andere manieren zijn. Om een stap te zetten in dat proces is nu allereerst via dit onderzoek gekeken, naar of en hoe, leden van jongeren- cliëntenraden zelf denken over de mate waarin zij zeggenschap hebben. En als zij vinden dat zij meer invloed zouden moeten hebben, wat hebben zij dan nodig (ook van LOC) om dat vorm en inhoud te geven. Daarom is de centrale vraag van dit onderzoek: ‘Wat hebben de jongeren uit cliëntenraden nodig, zodat hun medezeggenschap op een optimale manier vorm krijgt, op lokaal provinciaal en landelijk niveau?’ Om die vraag te kunnen beantwoorden is allereerst via literatuuronderzoek in kaart gebracht hoe medezeggenschap in cliëntenraden aan de basis wordt vormgegeven en of die ook goed functioneert. Hebben cliëntenraden de invloed die ze volgens de wet zouden moeten hebben? Uit de literatuur bleek dat raden wettelijke bevoegdheden hebben, maar dat de mate van daadwerkelijke invloed op het beleid en de kwaliteit van de zorg om verschillende redenen beperkt is. Soms is dat omdat ze te laat worden betrokken bij besluitvorming, soms omdat ze slecht geïnformeerd worden door de zorgaanbieder, soms omdat raden zelf niet weten hoe ze hun bevoegdheden moeten gebruiken of omdat ze te weinig contact hebben met de cliënten waardoor hun representativiteit wordt betwijfeld (Voet, 2005). Uit dit theoretische deel van het onderzoek kwamen ook enkele centrale begrippen voort, die de basis zijn voor de interviewvragen. De interviews met uiteindelijk 8 respondenten uit verschillende sectoren van ‘zorg voor jeugd’, geven een beeld van hoe jongeren uit cliëntenraden denken over de medezeggenschap en de mate van invloed die zij via de cliëntenraad hebben op het beleid en de praktische zorg. Op basis daarvan konden conclusies worden getrokken over wat jongeren uit cliëntenraden nodig hebben om hun medezeggenschap op een optimale manier vorm en inhoud te geven. Via de deelvragen is onderzocht wat de ervaringen van jongeren uit cliëntenraden zijn ten aanzien van de medezeggenschap. En is onderzocht wat jongeren uit cliëntraden nu eigenlijk ‘optimale medezeggenschap’ vinden. Doordat helder werd op welke manier de jongeren uit cliëntenraden aankijken tegen hoe de medezeggenschap in de praktijk functioneert en door een koppeling te maken met wat het literatuuronderzoek daarover zegt, wordt duidelijk wat de stand van zaken is in ‘de medezeggenschap’. Ook in het kader van ontwikkelingen in de samenleving die erop wijzen dat mensen steeds meer direct invloed willen hebben. De samenleving ontwikkelt zich naar een zogeheten ‘participatiesamenleving’, waar burgers directer meepraten en meedoen. Het zogeheten ‘democratisch burgerschap’ is daar, zoals beschreven in de theorie, ook een uitdrukking van want het gaat daarbij om ‘het loskomen van vanzelfsprekende gezagsverhoudingen ten gunste van gelijkwaardiger verhoudingen’ (Hoekstra, 2010).
35
Uit de interviews met de jongeren uit cliëntenraden blijkt dat die ontwikkeling zich ook voordoet in hun manier van kijken naar medezeggenschap. De meeste van de ondervraagde jongeren (namelijk zes van de acht) geven aan dat zij graag meer invloed/ inspraak zouden willen hebben. Wanneer de jongeren uit cliëntenraden wordt gevraagd hoe de medezeggenschap nu voornamelijk vorm krijgt, dan geeft vijf van de acht jongeren aan dat de cliëntenraad over het algemeen ‘advies’ geeft. Bijvoorbeeld over de communicatie tussen de zorgverlener en de instelling die mogelijk niet goed verloopt. Of over praktische zaken zoals welk avond eten er bijvoorbeeld geserveerd wordt aan de cliënten. Maar ook dat er met het advies van de cliëntenraad niet altijd iets wordt gedaan of dat zij soms ook niets terughoren. Deze bevindingen lijken overeen te komen met wat uit het literatuuronderzoek bleek ten aanzien van het functioneren van cliëntenraden. Namelijk dat raden lang niet altijd de invloed hebben die de wet hen op papier geeft. Verder geven de geinterviewde jongeren aan dat de mate van inspraak die zij nu over het algemeen hebben (advies geven) niet overeenkomt met de invloed die jongeren in cliëntenraden eigenlijk zouden willen hebben. De eerder genoemde zes van de acht ondervraagde jongeren geeft aan dat zij meer betrokken willen zijn, bij het maken van bijvoorbeeld beleid in plaats van daar alleen over te mogen adviseren. In het voor dit onderzoek gebruikte model van de participatieladder (J. Edelenbos, 1998). is dat de trede van het ‘co-produceren’. En twee van de acht respondenten geven aan dat zij graag zouden willen ‘meebeslissen’, dit is de een na hoogste trede op de participatieladder als het gaat om de mate van invloed. De huidige manier waarop de medezeggenschap via cliëntenraden vorm krijgt (adviseren) is volgens de geinterviewde jongeren niet meer optimaal en zou – parallel aan de ontwikkelingen in de ‘participatiesamenleving’ - opgeschaald moeten worden naar een directere vorm van beinvloeding via bijvoorbeeld ‘co-productie’. Daarmee zeggen deze jongeren uit cliëntenraden dat zij ondersteund willen worden om hun medezeggenschap op een optimalere manier vorm te kunnen geven. Het doel moet zijn dat zij veel meer direct betrokken worden bij het organiseren van zorg, hetzij door direct mee te praten en bij te dragen aan betere kwaliteit van zorg in de dagelijkse praktijk of via meepraten over de tot standkoming van zorgbeleid. Voor verschilende jongeren geldt dat die invloed op verschillende niveaus kan zijn: sommigen doen dat vooral via meepraten over het zorgbeleid van een hulpverleningsorganisatie en anderen door betrokken te zijn bij beleid op gemeentelijk niveau. Wellicht dat deze uitkomsten, ook doordat uit eerdere onderzoeken naar het functioneren van cliëntenraden duidelijk werd dat de invloed soms te wensen overlaat, iets zeggen over dat in de wetgeving dingen anders geregeld moet worden. De wet focust met name op de ‘adviesfunctie’’, terwijl dat niet lijkt te stroken met de ontwikkelingen die gaan over een directere betrokkenheid van burgers, en dus ook jongeren die te maken hebben met zorg. Jongeren zouden, als onderdeel van de ‘participatiesamenleving’, als betrokken burgers in die samenleving moeten staan. Dat zij, zoals ook de uitgangspunten van de pedagogische civil society aangeven, verantwoordelijkheid leren nemen en als actieve burgers een bijdrage leveren aan de maatschappelijke processen die spelen (Wiesbusch, 2013). Als dat een belangrijk doel is van de participatiesamenleving, omdat zonder actieve burgers die samenleving niet kan ontstaan, dan hoort daar wellicht ook bij dat er meer gekeken moet worden naar wat de meest optimale manier is waarop die betrokkenheid georganiseerd wordt. De jongeren uit dit onderzoek geven in elk geval zelf aan dat de huidige (wettelijke) kaders niet echt aansluiten bij wat zij zouden willen. Want in plaats van een adviesrecht lijkt het erop dat er een wens is om als cliënt en cliëntenraad (en dus als burger) te kunnen ‘coproduceren’. Jongeren lijken daarmee zelf een beweging te maken naar ‘actief en betrokken burgerschap’ en het is aan organisaties als LOC, maar ook de overheid als het gaat om wetgeving, om samen met jongeren na te gaan hoe de medezeggenschap zich verder in die richting kan ontwikkelen.
36
6. Discussie In dit hoofdstuk wordt duidelijk hoe de conclusie zich verhoudt tot de maatschappelijke en theoretische context, die geschetst is in de probleemstelling. Ook wordt uiteengezet welke keuzes er gedurende dit onderzoek zijn gemaakt en welke invloed deze keuzes hebben gehad op de onderzoeksresultaten. Daarbij komen ook onvoorziene ontwikkelingen of omstandigheden aan de orde en op welke manier deze effect hebben gehad op het resultaat en/of de eindconclusie van dit onderzoek. Tot slot wordt gekeken naar welke onderdelen van dit onderzoek achteraf anders hadden gekund. Vanuit deze gedachten zullen de mogelijke aanbevelingen voor nader onderzoek geschetst worden (zie nadere informatie over de aanbevelingen in hoofdstuk 7 pag. 40). 6.1. Betekenis van de conclusie LOC Zeggenschap in zorg stelt zich als cliëntenorganisatie in onder meer de zorg voor jeugd de vraag hoe veranderingen in de samenleving en in de zorg van invloed zijn op de organisatie van de medezeggenschap. Mensen willen meer en directere invloed op dat wat voor hen belangrijk is. En dus is het de vraag of jongeren in cliëntenraden de ervaring hebben dat zij voldoende zeggenschap hebben. Uit dit onderzoek naar de mening van acht jongeren uit verschillende sectoren in de zorg voor jeugd, blijkt dat de mate van inspraak die jongeren in cliëntenraden hebben, namelijk voornamelijk het ‘geven van advies’, niet (meer) overeenkomt met de invloed die deze jongeren eigenlijk zouden willen hebben. Ze willen meer betrokken worden bij de organisatie van de zorg en het maken van bijvoorbeeld het beleid. Daarbij hebben zij, op basis van de participatieladder (J. Edelenbos, 1998), dat gebruikt is voor dit onderzoek, aangegeven dat ‘coproduceren’ volgens hen de meest optimale manier van medezeggenschap zou zijn. Gezien de ontwikkelingen in de samenleving en de zorg, waarbij burgers op allerlei manieren meer betrokken zijn, zou de medezeggenschap dus ook opgeschaald moeten worden naar een directere vorm van beïnvloeding. Waar ‘coproduceren’ een voorbeeld van is. Jongeren lijken daarmee dus zelf ook een beweging te maken naar meer actief en betrokken burgerschap. De hypothese waar dit onderzoek op gebaseerd is, komt in die zin overeen met de bevindingen. De hypothese was dat de samenleving aan het veranderen is en zich ontwikkeld tot een zogeheten ‘participatiesamenleving’, waarin burgers actief deelnemen door mee te praten over hoe de samenleving is georganiseerd en daarop ook direct invloed hebben. Leden van medezeggenschapsorganen (zoals jongeren cliëntenraden), zijn ook burgers en in dit onderzoek geven de respondenten aan dat ook zij meer direct betrokken willen worden bij hoe hun zorg georganiseerd is. De huidige manier waarop medezeggenschap is georganiseerd, via voornamelijk het geven van advies, past daarom niet meer bij de invloed die leden van cliëntenraden willen hebben. Ook ander onderzoek, zoals beschreven in het literatuuronderzoek (Hoekstra, 2010), bevestigt de bevinding dat directere betrokkenheid van jongeren gewenst is. Voor een (cliënten)organisatie als LOC, maar ook de overheid als het gaat om bijvoorbeeld de huidige wetgeving, betekent dit dat zij na zouden moeten gaan hoe de medezeggenschap zich verder kan ontwikkelen. En gezien de wens van de jongeren om meer te ‘coproduceren’ zou dat dus samen met de jongeren uit de cliëntenraden moeten gebeuren. 6.2. Evaluatie van het proces Tijdens het onderzoek is het daarvoor uitgestippelde tijdspad consistent gevolgd en is het onderzoek in die zin goed gestroomlijnd verlopen. Ook is tussentijds contact geweest met de
37
opdrachtgever, waardoor de organisatie het verloop van het onderzoek van de zijlijn kon volgen. Een belangrijk leermoment, waar voor vervolgonderzoek verbetering in kan worden aangebracht, was dat het twee keer is voorgekomen dat twee van de geplande tien interviews niet doorgingen. Het is daarbij een keer gelukt om die alsnog te vervangen. Toen ook die toch weer kwamen te vervallen bleek de tijd uiteindelijk tekort om daar opnieuw vervanging voor te vinden. Het is voor een volgend onderzoek belangrijk dat er rekening wordt gehouden met dat interviews niet doorgaan, bijvoorbeeld door meer interviews in te plannen dan er minimaal gewenst zijn. Er is via de verschillende vragen op manieren gevraagd naar de mening van de respondenten over ‘medezeggenschap’. Zodat de kern van het onderwerp waar dit onderzoek over gaat, op meerdere manieren belicht werd. De respondenten met een verstandelijke beperking vonden het soms lastig om de vragen goed te begrijpen. Zij hadden een nadere uitleg nodig, voordat zij antwoord konden geven. Communicatie met mensen met een verstandelijke beperking kan om extra aandacht vragen – en mogelijk een andere manier van bevragen – dus daar zou bij een volgend onderzoek rekening mee moeten worden gehouden. 6.3. Methodologische verantwoording. Aan de hand van de literatuur in het boek van Nel Verhoeven is de betrouwbaarheid en de validiteit van het onderzoek vastgesteld (Verhoeven, 2011). Betrouwbaarheid Om de betrouwbaarheid van het onderzoek zo groot mogelijk te laten zijn, was er in eerste aanleg sprake van een steekproefomvang van tien jongeren uit cliëntenraden in uiteenlopende sectoren van de zorg. Dat werden er uiteindelijk acht, die nog steeds afkomstig zijn uit de vier verschillende zorgsectoren zoals gepland. Door verkleining van de steekproef nam de betrouwbaarheid van het onderzoek af. Zoals vermeld is zijn alle interviews opgenomen, waardoor fouten bij het uitwerken werden voorkomen. Ook hebben alle respondenten het transcript ontvangen van het interview. Op deze manier hadden zij de mogelijkheid om te controleren of de antwoorden die zij tijdens het interview gegeven hadden juist en volledig waren. Alle respondenten hebben positief en zonder opmerkingen gereageerd op het transcript. Verder zijn alle interviews afgenomen op een locatie naar keuze van de respondent. Bij zes van de acht respondenten was dat in hun eigen omgeving en bij twee in een openbare ruimte. Interne validiteit In dit onderzoek is aandacht besteed aan de interne validiteit, doormiddel van het selecteren van respondenten. Er is gekozen voor jongeren uit cliëntenraden afkomstig uit verschillende sectoren van ‘zorg voor jeugd’ namelijk: Jeugd-GGz Verstandelijk beperkten (intra- en extramuraal) Maatschappelijke opvang Jeugdzorg Door een vertegenwoordiging van respondenten uit verschillende sectoren kon een breed beeld geschetst worden van de mening van jongeren in cliëntenraden over ‘optimale medezeggenschap’. Verder is rekening gehouden met een aantal factoren. Zo bestond de vragenlijst, die gebruikt werd voor het afnemen van de interviews, uit een aantal vaste deelvragen. Deze kwamen in ieder interview in een bepaalde volgorde aan de orde. Alle deelvragen zijn door de respondenten beantwoord binnen de vaste structuur van het interview.
38
Ook is de anonimiteit van de respondenten gewaarborgd, waardoor de kans op ‘sociaal wenselijke antwoorden’ kleiner is en respondenten zich vrij voelden om ook kritische kanttekeningen te kunnen plaatsen bij hoe de medezeggenschap nu georganiseerd is. Externe validiteit De uitkomsten van dit onderzoek kunnen niet zonder meer gegeneraliseerd worden naar de gehele populatie van jongeren in cliëntenraden in alle sectoren van zorg voor jeugd. Dat was ook niet het uitgangspunt van de opdrachtgever, want daarvoor was de menskracht en tijd voor het doen van dit onderzoek te kort. Wel kan LOC nagaan of de uitkomsten overeenkomen met andere signalen die de organisatie krijgt van jongeren cliëntenraden. En er kan in de toekomst worden voortgebouwd op de conclusie zoals die er nu is bijvoorbeeld via een grootschaliger onderzoek. 6.4. Aanbevelingen (zie voor nadere uitwerking hoofdstuk 7, pag. 40) 1. Gezien het feit dat uit de uitkomsten van het literatuuronderzoek en de interviews duidelijk werd dat de invloed van cliëntenraden soms te wensen overlaat, zegt dit wellicht iets over dat de wetgeving anders geregeld moet worden. De wet focust met name op de ‘adviesfunctie’’, terwijl dat niet lijkt te stroken met de ontwikkelingen die gaan over een directere betrokkenheid van burgers, en dus ook jongeren die te maken hebben met zorg. Jongeren zouden, als onderdeel van de ‘participatiesamenleving’, als betrokken burgers in die samenleving moeten staan. Jongeren lijken daarmee zelf al een beweging te maken naar ‘actief en betrokken burgerschap’. Het is - gezien de wens van de jongeren om meer te ‘coproduceren’ – wellicht ook aan cliëntenorganisaties als LOC om samen met de jongeren uit de cliëntenraden aan de slag te gaan met hoe de medezeggenschap zich verder kan ontwikkelen. Dat zou dan ook in samenwerking met zorgorganisaties kunnen, want je kunt de regels (wetgeving) wel veranderen maar dat wil niet zeggen dat het dan in de praktijk anders wordt. 2. LOC kan op basis van deze onderzoeksresultaten nagaan of die overeenkomen met andere signalen uit de doelgroep over of de medezeggenschap nu al dan niet ‘optimaal’ is. En waar nodig een grootschaliger (kwantitatief) onderzoek doen. 3. LOC kan vanuit haar visie op ‘waarde-volle zorg’, waarbij het erom gaat dat je uitgaat van dat wat voor mensen belangrijk is en dat, dat per mens heel verschillend kan zijn, nagaan wat ‘waarde-volle medezeggenschap’ voor cliëntenraden is. In cliëntenraden zitten heel verschillende mensen met verschillende achtergronden, die mogelijk allemaal iets anders nodig hebben als het gaat om ‘optimale medezeggenschap’. De visie van LOC biedt veel ingangen om de medezeggenschap ook in te steken vanuit dat wat voor leden van cliëntenraden waarde-vol is. Dan houd je rekening met de verschillende denkniveaus en achtergronden van mensen en met hoe zij betrokken willen zijn bij de medezeggenschap.
39
7. Aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen weergegeven. Deze aanbevelingen zullen ervoor zorgen dat het voor LOC zeggenschap in zorg duidelijk wordt welke acties zij moeten ondernemen om aan te sluiten bij wat jongeren uit cliëntenraden nodig hebben om hun medezeggenschap op een optimale manier vorm te geven in een samenleving waarin er gestreefd wordt naar dat burgers participeren. Ook zullen deze aanbevelingen aansluiten bij de visie van LOC op ‘Waarde- volle zorg’ en zullen deze aanbevelingen qua capaciteiten (menskracht, tijd en budget) te realiseren zijn voor LOC. Verder zullen de aanbevelingen ook toegespitst worden op het micro- meso- en macro niveau. Zodat zichtbaar wordt voor LOC op welke niveaus en op welke wijze de aanbevelingen vormgegeven worden. Aanbeveling 1 De huidige wetgeving voor medezeggenschap van cliënten in de zorg focust met name op de ‘adviesfunctie’ van cliëntenraden, terwijl dat niet lijkt te stroken met de ontwikkelingen die gaan over een directere betrokkenheid van burgers. En dus ook van jongeren die te maken hebben met zorg. Jongeren zouden, als onderdeel van de ‘participatiesamenleving’, als betrokken burgers in die samenleving moeten staan. Zo kunnen zij, zoals ook de uitgangspunten van de pedagogische civil society aangeven en op basis waarvan de ‘participatiesamenleving’ mede vorm kan krijgen, verantwoordelijkheid (leren) nemen en als actieve burgers een bijdrage leveren aan de maatschappelijke processen die spelen (Wiesbusch, 2013). Als dat dus een doel is van de participatiesamenleving, omdat zonder deze betrokken manier van burgerschap die samenleving niet kan ontstaan, dan hoort daar ook bij dat er meer gekeken moet worden naar wat de meest optimale manier is waarop die betrokkenheid georganiseerd wordt. De jongeren uit dit onderzoek geven in elk geval zelf aan dat de huidige (wettelijke) kaders niet echt aansluiten bij wat zij zouden willen. Want in plaats van een adviesrecht lijkt het erop dat er een wens is om als cliënt en cliëntenraad (en dus als burger) te kunnen ‘coproduceren’. Organisaties als LOC, maar ook de organisaties van zorg voor jeugd en de overheid (die de participatiesamenleving wil faciliteren), zouden samen met jongeren na moeten gaan hoe de medezeggenschap zich verder in die richting kan ontwikkelen. Aanbeveling op microniveau Aanbeveling op mesoniveau Aanbeveling op macroniveau
LOC moet met de jongeren uit cliëntenraden in gesprek om na te gaan hoe zij aan de slag willen met de verdere ontwikkeling van de medezeggenschap. LOC praat niet meer alleen en namens de jongeren uit cliëntenraden bij overheden, maar LOC geeft jongeren de gelegenheid om zelf bij de overheid aan tafel te zitten en hun mening te geven. LOC gaat samen met de jongeren, de zorgorganisaties en de overheid na wat er kan/moet veranderen op het gebied van wetgeving. Zodat de ‘participatiesamenleving’ die de overheid wil faciliteren ook aansluit bij andere wet- en regelgeving over inspraak en betrokkenheid.
Door met deze aanbeveling aan de slag te gaan zal LOC vanuit haar visie op ‘waarde-volle zorg’ ook beter kunnen aansluiten bij wat nu voor de jongeren uit cliëntenraden van belang lijkt te zijn (meer betrokken worden/ meepraten/invloed uitoefenen op dingen die er voor jongeren in de zorg toe doen). Want zoals uit dit onderzoek blijkt, lijkt de manier waarop de cliëntenraden nu functioneren niet optimaal te zijn voor de geïnterviewde jongeren uit cliëntenraden. LOC kan wat dat betreft een slag slaan in het behartigen van de belangen van cliëntenraden.
40
Aanbeveling 2 LOC kan verder onderzoeken of de onderzoeksresultaten uit deze steekproef te generaliseren zijn naar alle leden van jongeren cliëntenraden. Bijvoorbeeld door na te gaan of die overeenkomen met signalen van deze raden uit de praktijk of door verder grootschalig onderzoek te doen. Als blijkt dat de uitkomsten van dit onderzoek te generaliseren zijn, dan zal dit ook weer bijdragen aan de kans van slagen van aanbeveling 1. Aanbeveling op microniveau Aanbeveling op mesoniveau
Aanbeveling op macroniveau
LOC kan nagaan of medezeggenschap via ‘coproduceren’ voor meerdere jongeren cliëntenraden de meest ‘optimale’ vorm is of dat daar verschillen in zijn (zie ook aanbeveling 3). Wanneer ‘coproduceren’ een optimale manier van medezeggenschap is voor een grote groep van jongeren cliëntenraden in Nederland, dan kan samen met de jongeren gekeken worden naar hoe medezeggenschap in ‘zorg voor jeugd’ zich verder moet/kan ontwikkelen. LOC kan nagaan of ‘coproduceren’ een optimale manier van medezeggenschap is voor een groot deel van de cliëntenraden die lid zijn van LOC. Als dat zo is dan kan dat de kans van slagen van acties bij aanbeveling 1 nog meer vergroten.
LOC kan door verder onderzoek op kleiner en grootschaliger manieren helder krijgen of zij met acties zoals genoemd onder aanbeveling 1 aansluit bij de waarden van grote groepen cliëntenraden in Nederland. Waardoor de acties bij aanbeveling 1 grotere kans van slagen hebben. Op die manier bevordert LOC de ontwikkeling van de medezeggenschap, in het kader van de maatschappelijke veranderingen, samen met de cliëntenraden Aanbeveling 3 LOC kan vanuit haar visie ‘waarde-volle zorg’ kijken naar hoe er in cliëntenraden hele verschillende mensen met verschillende achtergronden zitten, die mogelijk allemaal iets anders nodig hebben als het gaat om ‘optimale medezeggenschap’. Als dus duidelijk zou worden dat medezeggenschap meer over ‘coproduceren’ dan over ‘adviseren’ moet gaan, dan is het ook de vraag wat verschillende cliëntenraden nodig hebben om dat goed te kunnen doen. De visie van LOC biedt veel ingangen om de medezeggenschap ook in te steken vanuit dat wat voor leden van cliëntenraden waarde-vol is en daar de diensten en belangenbehartiging op in te richten. Dan houd je rekening met de verschillende denkniveaus en achtergronden van mensen en met hoe zij betrokken willen zijn bij medezeggenschap in de vorm van ‘coproduceren’. Aanbeveling op microniveau
Aanbeveling op mesoniveau Aanbeveling op macroniveau
Leden van (jongeren) cliëntenraden kunnen zich uitspreken over wat zij nodig hebben om de medezeggenschap op een andere manier vorm te geven (bijvoorbeeld via ‘coproduceren’). Daardoor kunnen zij hun werk in de raad optimaal doen. LOC kan diensten en belangenbehartiging inrichten op wat leden van (jongeren) cliëntenraden nodig hebben om vorm en inhoud te geven aan de voor hen meest ‘optimale vorm van medezeggenschap’. LOC draagt vanuit haar visie op ‘waarde-volle zorg’ bij aan hoe leden van (jongeren) cliëntenraden kunnen bijdragen en daarmee vorm kunnen geven aan de ‘participatiesamenleving’. Zij leren dan om actieve en betrokken burgers te zijn vanuit dat wat er voor hen toe doet.
LOC geeft actief vorm aan wat ‘waarde-volle medezeggenschap’ is voor haar leden. Door dat te doen, kunnen leden van (jongeren) cliëntenraden zich daar inzetten waar zij zich het 41
liefste voor inzetten en op een manier die bij hen past. Zo draagt LOC, samen met cliëntenraden, bij aan de vorming van de participatiesamenleving vanuit dat wat voor mensen die zorg ontvangen waarde-vol is.
42
8. Literatuurlijst Environment, N. i. (2002, ZD ZD). WHO family of international classification . Opgeroepen op december 2, 2014, van rivm: http://www.rivm.nl/who-fic/in/BrochureICF.pdf Ghorashi, H. (2006, oktober 13). Paradoxen van culturele erkenning. Vrije universiteit , 2-3. Hoekstra, K. V. (2010). Sociologie voor de praktijk. Bussum: Coutinho. J. Edelenbos, R. M. (1998). Een analyse van interactief beleid in lokale democratie. Amsterdam: Instutuut voor Publiek en Politiek. Kraan van der, W. M. (ZD, ZD ZD). Effectieve medezeggenschap. Opgeroepen op november 27, 2014, van Erasmus medisch centrum Rotterdam: http://www.erasmuscentrumzorgbestuur.nl/_erasmuscmdz/docs/publicaties/59/definitieve%2 0rapportage%20WMCZ.pdf Laat, I. v. (2007). Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen in de ziekenhuissector . Tijdschrift voor gezondheidsrecht , 31, 37-43. M. Krol, H. S. (2012). CQ-index revalidatiezorg kinderen en jongeren: meetinstrumentenontwikkeling. Utrecht: Nivel. M. van der Klein, D. B. (2012, ZD ZD). Pedagogische civil society voor beginners. Opgeroepen op november 26, 2014, van Verwey - jonker instituut: http://www.verweyjonker.nl/doc/jeugd/Pedagogische-civil-society-voor-beginners_2801_web.pdf P.Hilhorst, M. Z. (2013). De gewoonste zaak van de wereld. Den Haag: Raad voor maatschappelijke ontwikkeling (RMO). R. Hoogwerf, E. N. (2004). De invloed van cliëntenraden. 62. Rijksoverheid. (2014, ZD ZD). Medezeggenschap cliënten in de zorg. Opgeroepen op november 26, 2014, van Rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/patientenrecht-en-cliëntenrecht/medezeggenschapcliënten-in-de-zorg Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek? Den Haag: Boom Lemma. Voet, G. v. (2005). De kwaliteit van de WMCZ als medezeggenschapswet. Van Erasmus Universiteit , 209-212. W.Sorgdrager. (1996, april 4). Wet- en regelgeving. Opgeroepen op november 26, 2014, van Overheid.nl: http://wetten.overheid.nl/BWBR0007920/geldigheidsdatum_16-102014#HoofdstukIII Wiesbusch, M. (2013, juni 27). Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving? Opgeroepen op oktober 14, 2014, van Arcon.nl: http://www.arcon.nl/uploads/pdf/publicaties/2013_08Literatuurstudie%20van%20verzorgings staat%20naar%20participatiesamenleving.pdf Winter, M. d. (2000). Beter maatschappelijk opvoeden. Asses: Van Gorcum & Comp.
43
Winter, M. d. (1995). Kind als medeburger. Utrecht: De tijdstroom. Wintgens, J. (2010, ZD ZD). Cliëntenraden: effectieve uitvoering van het enqeterecht. Opgeroepen op november 26, 2014, van Boelszanders.nl: http://www.boelszanders.nl/page.aspx?id=1050
44
9. Bijlage
Participatieladder (J. Edelenbos, 1998) Format interview vragen Plan van aanpak Literatuurlijst volgens APA
45
9.1. Participatieladder (J. Edelenbos, 1989)
1.Informeren
2. Raadplegen
3. Adviseren
4. Coproduceren
5. Meebeslissen
6. Zelfbeheer
46
Informeren: Jullie hebben geen inbreng in beleidsontwikkeling Jullie luistert naar de ander Jullie geven informatie door middel van: informatieavonden, huis aan huis bladen, campagnes, excursies raadplegen: Jullie bepalen zelf de agenda, maar betrokkenen zijn gesprekspartners bij het ontwikkelen van beleid Jullie raadplegen mensen. Jullie raadplegen mensen door middel van: inspraak avonden, hoorzittingen, digitale peilingen, enquêtes, prijsvragen, debatten, groepsgesprekken. Adviseren: Anderen (politiek/bestuur) stellen een agenda voor jullie samen, maar jullie krijgen de gelegenheid om problemen aan te dragen en oplossingen te bedenken . Jullie ideeën spelen een belangrijke rol in het ontwikken van beleid. Besluitvorming wordt niet door jullie gedaan maar door de gene die de agenda voorlegt. Jullie geven advies. Jullie geven advies door middel van: adviesraden, wijk en dorpsraden, expertmeetings, ronde tafelgesprekken. Coproduceren: Jullie maken samen met anderen (politiek/bestuur) een agenda Jullie zoeken samen met anderen (politiek / bestuur) naar oplossingen Anderen (politiek/ bestuur) neemt jullie inbreng mee in de besluitvorming Jullie zijn samenwerkingspartners Jullie coproduceren door middel van: overleg groepen, overeenkomsten, werkrelaties, project groepen Meebeslissen: Anderen (politiek/bestuur) laat de ontwikkeling van de besluiten die er genomen moeten worden over aan jullie. Anderen (politiek/ bestuur) geeft jullie wel adviezen Anderen( Politiek/ bestuur) nemen jullie resultaten over na dat ze het zelf getoetst hebben aan gestelde randvoorwaarden. Jullie zijn meebeslissers Jullie beslissen mee door middel van: stuurgroepen, medezeggenschapsraden, burgers mogen mee beslissen over de wetsvoorstellen, Zelfbeheer: Jullie nemen zelf initiatief om in eigen beheer bepaalde dingen tot stand te brengen en te houden. Anderen (Politiek/ bestuur) zijn hier niet bij betrokken 47
9.2 Format van de interviewvragen
Interview : Jongeren mondig? Kom nou! Om inzicht te krijgen in hoe voor de jongeren uit cliëntenraden momenteel de medezeggenschap geregeld is zal ik een half gestructureerd interview voeren met tien jongeren, welke allen in een cliëntenraad zitten. Door dit interview zal ik de manier en de mate hoe/ waarop jongeren ervaren dat ze gehoord worden inzichtelijk krijgen. Ook zal doormiddel van dit interview helder worden, aan de hand van de participatieladder wat de jongeren uit cliëntenraden optimale medezeggenschap vinden. Door te onderzoeken hoe de jongeren de medezeggenschap ervaren en op welke trede van de participatieladder(vraag 11) zij volgens hen hun invloed het beste uit kunnen uitoefenen, zal duidelijk worden of de huidige manier van medezeggenschap de juiste is, of dat er mogelijk iets moet veranderen.
Gesproken met: Leeftijd: Geslacht: Uit de cliëntenraad: Sector: Interview gehouden door: Datum: Vraag 1: Kun je mij iets vertellen over de jongeren cliëntenraad waar jij in zit (wat de jongeren cliëntenraad doet)? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 2: Kun je mij iets vertellen over waarom jij in deze jongeren cliëntenraad bent gegaan? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 3: Klopt het (als ik jou hoor vertellen waarom jij in de jongeren cliëntenraad bent gegaan) dat je medezeggenschap heel belangrijk vindt, en kun je me ook vertellen waarom? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… 48
…………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 4: Kun je ook vertellen wat voor jou dan medezeggenschap is? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 5: Op welke manier wordt medezeggenschap vorm gegeven binnen de jongeren cliëntenraad? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 6: Welke taak rol (karakter) of taak (werkzaamheden) heb jij daarbinnen? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 7: Op welke manier ervaren jullie dat er naar jullie geluisterd wordt? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 8: Wat wordt er met jullie inbreng gedaan volgens jou? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 9: Wat gaat er goed in de jongeren cliëntenraad? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
49
…………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 11: Wat kan er nog verbeterd worden in de jongeren cliëntenraad? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 12: Gezien alles wat je nu verteld hebt, wat is nu dan jou idee van optimale medezeggenschap? (inspraak/ inbreng) (participatieladder) …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 13:Waar sta je volgens jou nu? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 14: Wat naar jou idee optimaal? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Vraag 15: Wat moet er veranderen om bij de optimale manier te komen? allen bij verschil tussen vr 13 en vr 14 (fantasie laten gaan / stel alles kan) …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
50
9.3 Plan van aanpak
FORMAT PLAN VAN AANPAK (zie voor uitleg over inleveren format pagina einde document) RICHTLIJN
Lettertype Arial, grootte 11 en regelafstand 1,5 (max. 3000 woorden). De student heeft minimaal 112 EC behaald in de hoofdfase.
VOORWAARDEN
De ‘Akkoordverklaring opdrachtgever’ is bijgevoegd (incl.
INLEVEREN
handtekening student en opdrachtgever). De student heeft de feedback van minimaal 2 medestudenten uit de integrale groep op het Plan van Aanpak verwerkt.
Naam student:
Monique Lokin
Studentnummer:
S1045422
Onderzoeksbegeleid
Margot Bosman
er:
LOC zeggenschap in zorg Instelling:
LOC zeggenschap in zorg Opdrachtgever:
Contactgegevens student:
Monique Lokin Westerdijk4-1101 3513EW Utrecht
LOC zeggenschap in zorg 51
Contactgegevens opdrachtgever:
Churchilllaan11 Utrecht Postbus 700 3500AS Utrecht
Voorlopige titel
Jongeren mondig? Kom nou! Korte beschrijving van de instelling In Nederland heeft iedereen recht op zorg. Over de kwaliteit van zorg valt veel te zeggen. Iedereen die te maken heeft met zorg, kan zijn of haar mening over de zorg uitten. Dit kan via een cliëntenraad. Iedere zorg instelling in Nederland is wettelijk verplicht een cliëntenraad te hebben. Een cliëntenraad is een groep mensen die vanuit hun eigen ervaring een steentje bijdragen aan deze maatschappij, zodat de (jeugd)zorg die alle andere mensen in Nederland krijgen verbeterd wordt. Ook luistert een cliëntenraad naar de signalen van cliënten over de hulp die ze krijgen, met die signalen gaat de cliëntenraad in overleg met de directeur van de organisatie die hulp verleent. Het kan bij die signalen bijvoorbeeld gaan over dat iemand zich onheus behandeld voelt door een hulpverlener. Die cliëntenraad is geen klachtencommissie, maar gebruikt signalen van cliënten wel om de zorg te verbeteren. Jongeren in een cliëntenraad oefenen zo op beleidsniveau zowel gevraagd als ongevraagd invloed uit.
52
Weergave huidige manier van medezeggenschap van (jeugd) clientenraden
Clienten
Ervaring/mening jeugdzorgbeleid
Zorginstelling levert zorg aan clienten
Zorginstellingen Jongeren Clientenraad
Medezeggenschap
Beperkt direct contact
Directie
LOC
Lokaal/provinciaal/landelijk beleidsoverleg Hier wordt het beleid ten aanzien van zorg besproken door bijvoorbeeld gemeeentes, verzekeraars, etc
‘LOC zeggenschap in zorg’ is de grootste cliëntenorganisatie in de langdurige zorg. Ze richt zich op jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg (waaronder Jeugd- GGz), verslavingszorg, maatschappelijke zorg, verzorging- en verpleeghuizen, thuiszorg en welzijn. Er zijn zo’n 1500 cliëntenraden aangesloten bij LOC zeggenschap in zorg. die samen zo’n 600.000 cliënten vertegenwoordigen (LOC zeggenschap in zorg, 2014). LOC zeggenschap in zorg (kortweg ‘LOC’) heeft een visie ‘waarde- volle zorg’ waarin staat dat cliënten een leven moeten kunnen leiden dat betekenis vol is, ook als zij hulp hebben. Daar moet volgens LOC hulp dan ook op gericht zijn. Cliëntenraden zijn voor LOC een middel om die visie in de praktijk te brengen, want cliëntenraden laten namens cliënten weten wat belangrijk voor hen is. De taak van LOC is het ondersteunen van cliëntenraden en belangen voor hen te behartigen op lokaal, provinciaal en landelijk niveau (bijvoorbeeld bij overheden). LOC zit namens de cliëntenraden, van zorgorganisaties, aan overlegtafels bij overheden, verzekeraars en andere organisaties die van belang zijn als het gaat om verbeteren van de
53
zorg. Ook geeft LOC cursussen en trainingen aan de cliëntenraden. LOC zou graag zien dat de cliënten zelf plaatsnemen aan de overlegtafels, omdat vanuit de visie van LOC, cliënten zelf meer invloed zouden moeten kunnen uitoefenen op de kwaliteit van zorg die zij ontvangen om op deze manier betekenisvol te zijn. Aanleiding tot het onderzoek, vanuit de instelling Het afgelopen schooljaar heb ik stage gelopen bij LOC. Hier liep ik tegen het feit aan dat ik (voor mijn schoolopdrachten) jongeren uit cliëntenraden lastig direct kon bereiken (ik kon ze niet rechtstreeks benaderen). Cliëntenraden hebben een coördinator, deze gebruikte ik als aanspreekpunt (telefoon/mail), maar ik kreeg het idee dat de coördinatoren die ik benaderde besloten of ik wel/ niet in gesprek kon met de jongeren. Ik heb deze ervaring daarom tijdens mijn stage voorgelegd binnen het team waar ik werkte, en kwam er achter dat ik niet de enige was die hier tegenaan liep. Mijn collega’s die zich bezig houden met de jeugd/jongerenraden in de jeugdzorg en jeugdGGz, gaven aan dat zij ook moeilijk direct met de jongeren in contact konden komen. En eigenlijk veelal indirect contact hebben met de jongeren uit de cliëntenraad via directeuren van een zorgorganisatie. LOC vraagt zich af of de medezeggenschap van jongeren op deze manier optimaal georganiseerd is. Dit is de aanleiding voor mijn onderzoek. Er gaat veel veranderen in de zorg voor jeugd, doordat gemeenten vanaf 2015 meer taken gaan uitvoeren. Volgens LOC betekent dit dat het des te harder nodig is dat jongeren zelf aan de overlegtafels bij bijvoorbeeld gemeenten te zitten. Op deze manier kunnen jongeren uit cliëntenraden hun mening en ervaringen over hulp/zorg laten horen. Daar komt bij dat de samenleving zich ontwikkelt tot een ‘participatiesamenleving’, waar mensen veel meer zelf doen en organiseren. Een samenleving dus waar jongeren moeten opgroeien tot betrokken burgers (ook wel ‘democratisch burgerschap’ genoemd). De vraag is nu of de manier van werken van cliëntenraden in de Nederlandse maatschappij nog wel optimaal is, als het gaat om dat de jongeren zelf meer aan het roer willen staan. Als iedere burger (dus ook jongeren uit cliëntenraden), medeverantwoordelijk is voor het beleid van de overheid, dan is het de vraag hoe jongeren mede verantwoordelijk (willen) zijn voor het beleid op het gebied van jeugdzorg. (Dit onderzoek richt zich alleen op de jongeren cliëntenraden omdat ik dit onderzoek vanuit mijn opleiding pedagogiek doe).
54
Samenvatting van de maatschappelijke en theoretische context
(Uitwerking hiervan in onderzoeksrapport)
Verwerk hierin op zijn minst: actuele ontwikkelingen maatschappij/vakgebied, totstandkoming centrale begrippen, overzicht van wetenschappelijke stand van zaken, inperking onderwerp. Verwijs naar bronnen volgens APA-normen.
Op 1 januari 2015 zal de transitie van (jeugd)zorg in werking gaan treden. Dit betekent onder andere dat de gemeente alle zorgfuncties voor jeugd op zich gaat nemen in plaats van provincies (rijksoverheid, 2014) De participatie van burgers zal hierbij belangrijk zijn, waaronder dus ook cliëntenparticipatie. Doormiddel van cliëntenparticipatie kunnen cliënten zoals gezegd direct invloed hebben op het zorgbeleid van de gemeente. Dit betekent het vroegtijdig betrekken van jongeren bij vorming van beleid en verbetering van de kwaliteit van de zorg (Wallage- Raad voor het openbaar bestuur, 2014). Huidige situatie van medezeggenschap De huidige manier van medezeggenschap van een cliëntenraad, is dat een cliëntenraad op een indirecte manier cliënten die zorg ontvangen vertegenwoordigd. Dat doen ze op het niveau van de zorgorganisatie. Cliëntenraden denken mee, geven advies en hebben zo invloed op beleidszaken binnen de (jeugd)zorgorganisatie, maar bijvoorbeeld ook op het hulp – en ondersteuningsaanbod van de instelling. Binnen een cliëntenraad wordt er op basis van gelijkwaardigheid tussen de jongeren uit de cliëntenraad in openheid gesproken over problemen en oplossingen welke zich op beleidsniveau voordoen. Op basis hiervan wordt het uiteindelijke besluit van de cliëntenraad voorgelegd bij de directeur van de instelling. De directeur beslist vervolgens of het uiteindelijke besluit van de cliëntenraad wel of niet doorgespeeld wordt naar LOC (zodat het op lokaal,provinciaal of landelijk niveau voorgelegd wordt). (De minister van justitie,1996) (Stichting Movisie,2012). Toekomst medezeggenschap (1januari 2015) Wanneer de transitie van de (jeugd)zorg uitgevoerd gaat worden, zullen er een boel dingen veranderen. Er wordt van mensen/ burgers een ‘participatie samenleving’ verwacht, waarbij cliëntenparticipatie thuis hoort. Dit betekent dat burgers actief deelnemen aan de samenleving. Daarbij hoort dat burgers (cliënten zijn ook burgers), betrokken worden bij het beleid in de samenleving. Het woord 'participatiesamenleving' wordt nog maar heel recent alom gebruikt, waardoor het lijkt of dit helemaal nieuw is. Maar volgens de raad voor het openbaar bestuur, een adviesorgaan van de overheid, bestaat die participatiesamenleving al langer. Dat komt doordat burgers in de loop van de tijd steeds mondiger zijn geworden en dus ook steeds meer hun mening willen 55
geven en invloed willen kunnen uitoefenen. De overheid verwacht nu vooral participatie van de burgers, maar de overheid zal daar zelf ook ruimte voor moeten maken zo zegt de raad voor het openbaar bestuur. 'Democratisch burgerschap' is daarbij een belangrijk uitgangspunt. (Wallage- Raad voor het openbaar bestuur, 2014). Democratisch burgerschap' is ook een van de pijlers onder wat wel de 'pedagogische civil society' wordt genoemd en wat ik als een belangrijk theoretisch kader wil gebruiken voor mijn onderzoek. Vanuit die visie gezien zouden jongeren een actievere rol krijgen in onze samenleving. Ze komen op voor hun eigen belangen en kunnen zo uitgroeien tot burgers, die als betrokken mensen in de samenleving staan. Jongeren zijn dan ook direct betrokken bij hoe zorgbeleid wordt gemaakt en bij hoe dat wordt uitgevoerd in de zorgorganisatie. (Hilhorst, P. Zonneveld M,. 2013, Blz 11). Dit betekent dat de jongeren uit de cliëntenraden samen met de rest van de maatschappij op een directe manier inspraak mogen hebben op zowel het niveau van de zorg organisatie als op het gemeentelijk niveau (cliëntenparticipatie) (Hilhorst P, Zonneveld M, 2013). Om inzichtelijk te krijgen op welk niveau de jongeren uit een cliëntenraad hun invloed aanwenden (medezeggenschap vormgeven) en wat volgens hen optimaal is, is de participatieladder een goed instrument. Deze ladder geeft aan in welke mate de jongeren uit de cliëntenraad betrokken zijn bij en invloed hebben op het beleid van instellingen, of overheden. Dus in welke mate zij vorm kunnen geven aan ‘democratisch burgerschap’. De ladder heeft zes niveaus waarvan de ‘creatieve raadpleging’ (trede 6) de meest democratische is, en (trede 1) informeren, het minst democratisch is. (Lucassen, 2012) Doormiddel van dit instrument kan worden geanalyseerd op welke trede de optimale manier van medezeggenschap staat, zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie (na transitie)
56
Definities: ‘Cliëntenparticipatie’: Het vroegtijdig betrekken van einddoelgroepen bij de vorming van beleid en verbetering van de kwaliteit, waarbij in openheid en op basis van gelijkwaardigheid en onderling debat problemen in kaart worden gebracht en opl0ossingen worden verkend die van invloed zijn op het uiteindelijke besluit. (Movisie, 2012) ‘Medezeggenschap’: Stemmen die worden gebruikt om de invloed van zorgvragers op organisatie- regio en beleidsniveau te bespreken (Kraan van der, W., Meurs,P,. Blz 10) ‘Democratisering’: Het loskomen van vanzelfsprekende gezagsverhoudingen ten gunste van gelijkwaardiger verhoudingen (Hoestra en van der Werf, 2010, blz 56) ‘Democratisch burgerschap’: Kinderen laten uitgroeien tot burgers die als betrokken mensen in onze samenleving staan (Winter de M. 1995) ‘Participatie’: Iemands deelname aan het maatschappelijke leven (WHO, 2002, Blz 7) ‘Participatie samenleving’: Is een samenleving waarin de burger gestimuleerd wordt zelf verantwoordelijkheid te nemen en geactiveerd wordt een bijdrage te leveren aan maatschappelijke processen (Arcon, 2013, blz 2). ‘Participatieladder’: Geeft aan in welke mate mensen betrokken zijn bij en invloed hebben op het beleid van instellingen, of overheden. Dus in welke mate zij vorm kunnen geven aan democratisch burgerschap (lucassen, 2012) ‘Pedagogische civil society’: Dat deel van de samenleving waar burgers (kinderen, jongeren, ouders en andere volwassenen) in vrijwillige verbanden verantwoordelijkheid nemen voor het pedagogische klimaat waarin het goed opvoeden en opgroeien is, in samenwerking met of juist als tegenkracht tot overheden (gemeenten, de jeugd sector, het welzijnswerk) bedrijven en andere civil society organisaties (bijvoorbeeld sportverenigingen) (Hilhorst, P. Zonneveld M,. 2013, Blz 11)
57
Relevantie van dit onderzoek voor de instelling (+ bijbehorende doelgroep) en het vakgebied LOC wil graag dat jongeren uit cliëntenraden meer directe invloed hebben op zorgbeleid dat op lokaal, provinciaal en landelijk niveau wordt gemaakt. Op dit moment spreekt LOC vaak namens cliëntenraden in de overleggen met overheden, verzekeraars enzovoort. Maar de directe participatie van burgers/cliënten wordt steeds belangrijker, zeker nu er zoveel gaat veranderen in de (jeugd)zorg. Om te weten te komen of jongeren zelf ook meer direct invloed zouden willen hebben, wil LOC zicht krijgen op of de jongeren uit cliëntenraden zelf vinden of er nu voldoende met hun mening gedaan wordt op zowel lokaal, provinciaal als landelijk niveau. Hebben zij zelf (voldoende) invloed of zou hun (mede)zeggenschap volgens hen nog anders vormgegeven kunnen worden? Als de samenleving zich ontwikkelt tot een ‘participatiesamenleving’, waarin er sprake is van ‘democratisch burgerschap’ waarbij iedere burger (dus ook jongeren uit cliëntenraden), medeverantwoordelijk is voor het beleid van de overheid, dan is de vraag hoe jongeren uit cliëntenraden mede verantwoordelijk (willen) zijn voor beleid op het gebied van jeugdzorg. Daarover gaat mijn onderzoeksvraag.
58
Centrale vraag en deelvragen Verantwoord ook de keuze voor de deelvragen en definieer de centrale begrippen
De centrale onderzoeksvraag:
Wat hebben de jongeren uit cliëntenraden nodig, zodat hun medezeggenschap op een optimale manier vorm krijgt, op lokaal, provinciaal en landelijk niveau?
Uitleg centrale vraag:
Door te onderzoeken wat jongeren uit cliëntenraden nodig hebben om hun medezeggenschap optimaal vorm te geven, wordt helder hoe jongeren uit cliëntenraden verantwoordelijk willen zijn voor het beleid op het gebied van zorg voor jeugd.
Begrip definiëring centrale vraag
Zie begripsdefiniëring maatschappelijke/theoretische context -
Participatieladder (meest optimale manier van medezeggenschap)
-
Deelvraag 1:
Medezeggenschap.
Hoe is de huidige manier van organiseren van medezeggenschap van jongeren in cliëntenraden?
Soort onderzoek:
Literatuuronderzoek
Verantwoording van de deelvraag:
Door te onderzoeken hoe de huidige manier van medezeggenschap van jongeren cliëntenraden geregeld is, wordt duidelijk hoe de medezeggenschap in Nederland vorm krijgt, aan welke wettelijke kaders de medezeggenschap van jongeren cliëntenraden moet voldoen en hoe die in de praktijk vormgegeven horen te worden.
59
Begrip definiëring (Topics)
Zie begripsdefiniëring maatschappelijke/theoretische context -
Medezeggenschap
-
Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ)
Deelvraag 2:
Hoe ervaren de jongeren in cliëntenraden de manier waarop en de mate waarin ze gehoord worden?
Soort onderzoek:
Half gestructureerd interview
Verantwoording van de deelvraag:
Door te onderzoeken hoe jongeren die hulp ontvangen, ervaren dat ze gehoord worden in de maatschappij, wordt helder of volgens hen de huidige manier van organiseren van medezeggenschap de meeste optimale is. Als dit niet het geval is, wordt uit deze deelvraag ook duidelijk wat er dan volgens de jongeren uit de cliëntenraad anders zou kunnen.
Begrip definiëring (Topics)
Zie begripsdefiniëring maatschappelijke/theoretische context
60
-
Medezeggenschap
-
Democratisering
-
Participatiesamenleving
-
Democratisch burgerschap
Deelvraag 3:
Wat vinden jongeren in cliëntenraden optimale medezeggenschap?
Soort onderzoek:
Half gestructureerd interview
Verantwoording van de deelvraag
Door te onderzoeken wat voor jongeren van cliëntenraden een optimale manier is van medezeggenschap (aan de hand van de participatieladder) wordt duidelijk of de huidige manier van organiseren van medezeggenschap optimaal is of niet.
Door medezeggenschap zijn jongeren mede verantwoordelijk voor het jeugdzorgbeleid. Met deze deelvraag wordt duidelijk wat jongeren uit cliëntenraden wel een optimale manier van medezeggenschap vinden en wat dat mogelijk zegt over of en hoe het anders georganiseerd zou kunnen worden. Begrip definiëring (Topics)
Zie begripsdefiniëring maatschappelijke/theoretische context -
Participatieladder (optimale manier van medezeggenschap)
-
61
Medezeggenschap
Per deelvraag een beschrijving van de methode van onderzoek Bij praktijkdeelvragen: verantwoord ook de keuze en grootte van de onderzoeksgroep. Bij literatuurdeelvragen: verantwoord ook de focus van het literatuuronderzoek en geef voorbeelden van de te gebruiken literatuur.
Deelvraag 1:
Hoe is de huidige manier van organiseren van medezeggenschap van jongeren in cliëntenraden?
Gekozen voor een literatuur onderzoek.
Literatuuronderzoek maakt het mogelijk om vanuit verschillende bronnen te kijken naar
Omdat:
hoe de manier waarop medezeggenschap nu geregeld is (zowel mensen die daar in de praktijk studie naar hebben gedaan, mensen die daar theorieën over hebben opgesteld als ook de wet waarin de kaders waarbinnen de cliëntenraad werkt).
Op basis van dit literatuuronderzoek kan ik vervolgens bij deelvraag 2 en 3 (interview) zien of de medezeggenschap van jongeren cliëntenraden functioneert op manieren zoals ik die via de literatuur in beeld heb gebracht. En zoals het wettelijk hoort te functioneren. Ook kan ik daardoor mogelijk een vergelijking maken en nagaan of de huidige manier van medezeggenschap de meest optimale is, of dat er mogelijke veranderingen moeten plaatsvinden. Waar de focus ligt binnen het literatuur
-
Medezeggenschap
onderzoek:
-
Jongeren cliëntenraden
-
De meest optimale manier van medezeggenschap
-
Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ)
62
Voorbeelden van de te gebruiken literatuur:
-
Participatieladder
-
Wet- en regelgeving (WMCZ,1996) Boek: cliëntenparticipatie (Van Haasten, H.P.M)
-
Boek: Optimale medezeggenschap (Den Dluk,2003)
-
Cliëntenparticipatie in beeld (Movisie, 2009)
-
Jeugdparticipatie beleid: wat levert het op? (Verwey – jonker instituut)
Deelvraag 2:
Hoe ervaren de jongeren in cliëntenraden de manier waarop en de mate waarin ze gehoord worden?
Gekozen voor een half gestructureerd
Omdat je bij een interview in
interview.
persoonlijk/direct contact bent met degene die je interviewt. Dit persoonlijke contact
Omdat:
levert wellicht extra informatie op over de achterliggende motieven en ideeën van degene die geïnterviewd wordt, als het gaat om de mate waarin jongeren uit cliëntenraden gehoord worden. Doormiddel van een half gestructureerd interview krijg ik meer diepgaande informatie, dan alleen vragen te stellen die op papier staan. Ik heb tijdens het doen van het interview wel een vragenlijst/een lijst met onderwerpen, maar er is daarnaast ook veel ruimte voor de eigen inbreng van de respondent. Zo kan ik ook recht doen aan ieders persoonlijke ervaring en inbreng.
63
De vragen die ik ga stellen zullen gebaseerd zijn op de topics (zie hierboven deelvraag 2). De grootte van de onderzoeksgroep:
Het interview zal afgenomen worden bij jongeren uit cliëntenraden van verschillende sectoren. 1. Jeugd- GGz (intramuraal/extramuraal) 2. Verstandelijk beperkten 3. Maatschappelijke opvang (dak- en thuisloze jongeren) 4. Jeugdzorg (intramuraal/extramuraal)
Ik kies voor 10 jongeren omdat dat haalbaar is binnen de tijd die ik voor het onderzoek heb. Onderzoekstheorie geeft aan dat een onderzoek pas valide is als er uit de interviews geen nieuwe informatie meer naar voren komt. Ik kan niet voorzien of dat met deze steekproef het geval zal zijn en daarom bestaat de mogelijkheid dat mijn onderzoek in die zin niet valide is, maar wel dieper inzicht kan geven in de vragen die zijn gesteld. Gekozen voor deze onderzoeksgroep
omdat het een goede afspiegeling is van
omdat:
sectoren die te maken hebben met zorg voor jongeren. Ik zal de jongeren benaderen zowel via contacten die LOC heeft als ook op persoonlijke titel.
64
Deelvraag 3:
Wat vinden jongeren in cliëntenraden optimale medezeggenschap?
Gekozen voor een half gestructureerd
Omdat je bij een interview in persoonlijke/
interview.
direct contact met de cliënt bent. Dit persoonlijke contact levert wellicht extra
Omdat:
informatie op over de achterliggende motieven en ideeën van de cliënt, als het gaat om de mate waarin jongeren uit cliëntenraden gehoord worden. Doormiddel van een half gestructureerd interview krijg ik meer diepgaande informatie, dan alleen vragen te stellen die op papier staan. Ik heb tijdens het doen van het interview wel een vragenlijst/ een lijst met onderwerpen, maar er is daarnaast ook veel ruimte voor de eigen inbreng van de respondent. Om zo ook recht te doen aan de persoonlijke ervaring. De vragen die ik ga stellen zullen gebaseerd zijn op de topics (zie hierboven deelvraag 3).
De grootte van de onderzoeksgroep:
Het interview zal afgenomen worden bij 10 jongeren uit cliëntenraden van verschillende sectoren. (zie sectoren bij deelvraag 2)
Gekozen voor deze onderzoeksgroep
Omdat 10 jongeren haalbaar is binnen de
omdat:
tijd en het een goede afspiegeling is van sectoren die te maken hebben met zorg voor jongeren.
65
Literatuurlijst (volgens APA):
Boeken: -
Dulk, L, den, (2003), Optimale medezeggenschap, eerste druk, Plaats: Soest, Uitgeverij: Boom
-
Haasten H.P.M (2001), Cliëntenparticipatie, Plaats: Bussum, Uitgever: Coutinho.
-
Hilhost P,. Zonneveld, M. ( 2013) De gewoonste zaak van de wereld, Plaats:Den Haag, Uitgever: (RMO) Raad voor maatschappelijke ontwikkelingen.
-
Hoekstra, K., Werf, van der,. (2010) sociologie voor de praktijk,zeventiende druk, plaats: Bussum, Uitgever: Coutinho.
-
Loghum van, B,.(2010) sociale kaart jongerenzorg 2011, eerste druk, plaats: Bohn Stafleu van loghum
-
Oost, H, Markenhof, A,. (2012) Een onderzoek voorbereiden,Tweede druk, Plaats: Amersfoort. Uitgever: ThiemeMeulenhoff.
-
Verhoeven,N. (2011),Wat is onderzoek?, vierde druk, Plaats: Den Haag, Uitgever: Boom-Lemma
-
Winter de, M,. ( 1995) , kinderen Als Medeburger, eerste druk, plaats: Utrecht, Uitgever: De tijdstroom
Internetsites: -
Kraan van der, W,. Meurs, P,. effectieve medezeggenschap, Geraadpleegd op (27 september 2014), van (erasmis medisch centrum Rotterdam), via URL: http://www.erasmuscmdz.nl/_erasmuscmdz/docs/publicaties/59/definitieve%20rappo rtage%20WMCZ.pdf
-
Lucassen,A, (2012, 27 november), Participatieladder ordent praktijkvoorbeelden cliëntenparticipatie, Geraadpleegd op (16 oktober 2014), van ( stichting Movisie), via de URL: https://www.movisie.nl/artikel/participatieladder-ordent-praktijkvoorbeelden66
cli%C3%ABntenparticipatie -
Ministerie van veiligheid en justitie( 2013, 1 juli), Hoofdlijnen wetsvoorstel jongerenwet, Geraadpleegd op (16 oktober 2014), via de URL file:///C:/Users/Anna12345/Downloads/factsheet_hoofdlijnen_wetsvoorstel_jongeren wet%20(1).pdf
-
Sok, K, Kok, E, Royers, T, Panhuijzen, B,. (2009,18 maart), cliëntenparticipatie in beeld,Geraadpleegd op: (17 oktober 2014), Via de URL: https://www.movisie.nl/sites/default/files/alfresco_files/Clientenparticipatie%20in%20 beeld%20[MOV-224205-0.3].pdf
-
Sorgdrager,W. (1996, 4 april), wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen,Geraadpleegd op (16 oktober 2014), via de URL: http://wetten.overheid.nl/BWBR0007920/geldigheidsdatum_16-10-2014#HoofdstukIII
-
Steketee,M, Mak,J,Graaf van der,P,Huygens,A, (2005, augustus), Jeugdparticipatie beleid: wat levert het op?, Geraadpleegd op (17 oktober 2014) , Via de URL: (http://www.verwey-jonker.nl/doc/jeugd/D2370SAM.pdf)
-
Stichting Movisie, (2012, 3 december), Wat is cliëntenparticipatie?, Geraadpleegd op (16 oktober 2014), via de URL ( https://www.movisie.nl/artikel/watcli%C3%ABntenparticipatie)
-
Wallage, J, (2014, 20 maart), Loslaten in vertrouwen, Geraadpleegd op (16 oktober 2014), via de URL http://www.robrfv.nl/documenten/loslaten_in_vertrouwen_voor_gemeenteraden.pdf
-
Wiesbusch,M, (2013,27 juni), Van verzorgingsstaat naar participatie samenleving? Een zoektocht naar een andere rolverdeling tussen overheid, burgers, zorg- en welzijnsinstellingen, Geraadpleegd op: (17 oktober 2014) via de URL: c
67