taaltool
Deze taaltool geeft tips om efficiënt te communiceren met anderstaligen. Zo vermijd je misverstanden en geef je de anderstalige de kans om Nederlands te leren. Algemene tips i.v.m. klare taal, werkomgeving, woorden uitleggen, begrip controleren en feedback geven op taalgebruik: A. klare taal spreken B. klare taal schrijven C. een veilig klimaat creëren D. een taalrijke omgeving creëren E. woorden uitleggen F. begrip controleren
Specifieke tips voor talige situaties op de werk- en/of de opleidingsvloer: I. korte instructies geven J. lange instructies geven K. een (theoretische) uitleg geven (les, opleiding, briefing) L. helpen om schriftelijke informatie beter te begrijpen M. feedback geven, evalueren (opdracht, werk) N. groepswerk organiseren O. schriftelijke testen opstellen en afnemen P. mondelinge testen opstellen en afnemen
G. feedback geven op mondeling taalgebruik H. feedback geven op schriftelijk taalgebruik
m.vdab.be
a1
klare taal spreken www.klaretaalrendeert.be
= langzaam & duidelijk spreken ●
op een natuurlijke manier
●
luid genoeg
●
goed articuleren
●
belangrijke woorden benadrukken
●
pauzes laten tussen de zinnen
doorzichtige, internationale woorden O afzeggen O vanzelf
●
●
gezegdes of beeldspraak vermijden of uitleggen O Ik kan erin komen. P Ik begrijp het.
= eenvoudige woorden gebruiken ●
= letterlijke taal gebruiken
Pannuleren Pautomatisch
geen formele, oubollige woorden
O Heb je het onder de knie? P Kan je het?
= actieve zinnen maken O Drank is in de cafetaria te verkrijgen. P Je kan iets drinken in de cafetaria. O Er wordt hier niet gerookt. P Je mag hier niet roken.
O desalniettemin Ptoch O bekomen Pkrijgen ●
moeilijke maar belangrijke woorden meerdere keren uitleggen Hoelang ben je arbeidsongeschikt? = Hoelang kan je niet werken?
●
schooltaal beperken of uitleggen O betreffende
Pover
m.vdab.be
a2
klare taal spreken
= korte zinnen maken ●
vermijd samengestelde zinnen O Nadat je de kast opgeruimd hebt, gooi je de rommel in de container die in de kelder staat. P Ruim eerst de kast op. Gooi dan al de rommel in de container in de kelder.
●
instructies in de gebiedende wijs of infinitief O Ik zou willen dat je belt als je niet kan komen. PBel als je niet kan komen, alstublieft.
●
uitleggen als je het toch gebruikt O Pakt ne stylo. P Neem een pen. O Haalt ne keer 'n tige. P Haal eens een draadstang.
= nederlands spreken Æ Is je vertaling 100 % correct? Æ Nuances gaan vaak verloren. Æ De anderstalige krijgt weinig oefenkansen als je veel vertaalt.
O De bedoeling is niet dat je die uien bakt, maar dat je ze stooft. P De uien niet bakken, maar stoven. ●
correct spreken, geen Tarzantaal (‘me Tarzan, you Jane’) gebruiken O Jij meekomen en kijken. P Kom even mee kijken.
= bewust omgaan met spreektaal en dialect ●
spreektaal en dialect beperken
m.vdab.be
b1
klare taal schrijven www.klaretaalrendeert.be
= de juiste woorden gebruiken korte woorden ●
onnodig lange woorden omschrijven O lidmaatschap
●
P lid zijn van
belangrijke woorden wel aanleren Nederlandstalig ouderschapsverlof
gewone woorden O aanvankelijk O betreffende O echter O dienen te
Peerst Pover Pmaar Pmoeten
afkortingen voluit schrijven O t.e.m. O i.p.v.
P tot en met P in plaats van
= goede zinnen formuleren slanke formuleringen O We herinneren u eraan dat u dit aanvraagformulier binnen de maand moet terugsturen. P Stuur deze aanvraag binnen de maand terug.
getallen als cijfer noteren Er is plaats voor maximum 14 deelnemers.
‘je’ in plaats van ‘men’ O Men kan tot eind januari bestellen. P Je kan tot eind januari bestellen.
m.vdab.be
b2
klare taal schrijven
= goede zinnen formuleren geen beeldspraak of woordspelingen O een ander paar mouwen O uit de lucht vallen
werkwoorden in plaats van naamwoorden O De mededeling gebeurt door de personeelsdienst via mail. P De personeelsdienst communiceert dat via mail.
de gebiedende wijs of imperatief (‘ga’, ‘neem’, ...)
nieuwe informatie - nieuwe zin
O Gelieve dit nummer niet door te geven. P Geef dit nummer niet door, alstublieft.
O Nadat je de emmer leeggemaakt hebt, neem je het nieuwe papier uit de kast, van de stapel die ik juist aangevuld heb.
actief in plaats van passief
P Maak eerst de emmer leeg. Neem dan nieuw papier uit de kast. Pak het papier van de stapel die ik juist aangevuld heb.
O De rest is als onbetaald verlof op te nemen. P De rest kan je als onbetaald verlof opnemen. O Morgen word ik vervangen door mijn collega, Jessy. P Mijn collega, Jessy, vervangt mij morgen.
m.vdab.be
b3
klare taal schrijven
= goede teksten schrijven een logische, eenvoudige structuur ●
een passende tekststructuur kiezen: probleem-oplossing oorzaak-gevolg doel-middel ...
Meer tips over structuren? → taaltool K3 en K4: een (theoretische) uitleg geven ●
duidelijke signaalwoorden gebruiken ten eerste, ten tweede, … daardoor, met als gevolg,…
transparante tekstindeling qua inhoud ●
beginnen met een inleiding
●
een samenhangend verhaal schrijven
●
eindigen met een conclusie of samenvatting
enkele basisprincipes ●
alleen schrijven wat echt belangrijk is
●
herhaling inbouwen
●
●
teksten en alinea’s zo kort mogelijk houden een inhoudstafel voorzien
qua vorm ●
de tekst in hoofdstukken, paragrafen en alinea’s opdelen
●
nieuwe informatie in een nieuwe alinea zetten
●
sprekende titels en tussentitels gebruiken
m.vdab.be
b4
klare taal schrijven
= de vormgeving verzorgen enkele basisprincipes respecteren ●
1 duidelijk lettertype
●
titels en tussentitels vallen op
●
meer vet dan cursief of onderlijnd
●
niet te veel HOOFDLETTERS
●
niet te veel tekst op 1 blad
afbeeldingen gebruiken ●
afbeeldingen die de tekst verduidelijken
●
met een kort onderschrift
●
handige bronnen voor pictogrammen, symbolen, prenten: http://images.google.be www.clipart.com
Pictogrammenboekjes: bestellen bij vzw De Rand:
[email protected] Zakwoordenboekjes voor horeca, ziekenhuizen, verkoop, cultuur, bewaking (niet gratis):
[email protected]
www.sclera.be www.devirtueleklas.eu/onlinepictogrammen www.itminterma.nl www.betavzw.be www.visitaal.nl www.pratenmetelkaar.be www.schoolplaten.com/images
m.vdab.be
c
een veilig klimaat creëren
= ruimte laten voor vragen ●
●
●
er regelmatig op wijzen dat onbegrip toegeven en vragen stellen mag, of liever ‘moet’ genoeg tijd geven om een vraag te formuleren
●
veel oefenkansen bieden
●
met plezier iets voor de 7de keer herhalen
●
het goede voorbeeld geven
●
● ●
●
regelmatig spreekpauzes inlassen
= ruimte laten voor fouten
●
= groepsgevoel scheppen één taal gebruiken in de groep: Nederlands met kleine groepen werken: fouten zijn minder confronterend, er is meer interactie en de motivatie stijgt een Nederlandstalige taalmeter of -peter zoeken: die kan de anderstalige cursist helpen integreren
= geduldig zijn ●
rustig blijven, op een neutrale toon spreken en positief reageren
reageren op de (juiste) inhoud, niet op de (foute) vorm meegeven dat we leren uit onze fouten
= iedereen betrekken ● ●
niemand de kans geven zich te verstoppen de anderstalige ook bij informele gesprekjes betrekken
m.vdab.be
d
een taalrijke omgeving creëren
= hulpmiddelen in de buurt hebben ●
● ●
●
fotomap met woordenlijsten (gereedschap, ingrediënten, technieken, handelingen, kwaliteitsfouten,…)
woordenboeken, handleidingen en vaktijdschriften
uitleg visueel ondersteunen: afbeeldingen, voorwerpen, gebaren, demonstratie, filmpje, bordschema,…
●
mondelinge uitleg ook op papier geven
●
stimuleren om te noteren
internet (afbeeldingen en filmpjes!), projector de schriftelijke cursus van het vak
●
schrijfmateriaal (bord, pen en papier)
●
●
woordlabels aan belangrijke materialen
●
●
= taal op verschillende manieren aanbieden
langere instructies op bord/op fiches met afbeeldingen/er een filmpje van maken spreek- en schrijfkaders Oorzaak en gevolg Ik wil uitleggen hoe het komt dat … . Als … , dan … . Hierdoor … . Dit veroorzaakt … . Dus … .
m.vdab.be
e1
woorden uitleggen
= taalrijke omgeving creëren → taaltool D
= uitleggen door het te laten zien, horen, ruiken, voelen ●
= blijven herhalen
een voorwerp aanwijzen Dit is een pollepel.
Nieuwe woorden zijn pas na 7 keer gekend: ● ●
●
●
hetzelfde woord meer dan 1 keer uitleggen
●
hetzelfde woord op verschillende manieren uitleggen de anderstalige zelf het woord laten uitleggen ‘oude’ woorden regelmatig opnieuw controleren en laten gebruiken
een afbeelding tonen of een tekening maken Dit is een thermometer.
●
een handeling voordoen (demonstratie) Iets waterpas leggen, doe je zo ...
●
gebaren gebruiken Goed gedaan!
●
laten horen Als de motor niet wil starten, hoor je dit: ‘...’
●
laten ruiken Dit is kaneel, ruik maar.
●
laten voelen Dit oppervlak is ruw, voel maar.
m.vdab.be
e2
woorden uitleggen
= uitleggen met woorden ●
omschrijving of definitie de olie verversen = er nieuwe olie in doen
●
voorbeeld in een betekenisvolle context de zeep Æ Je wast je handen met water en zeep. Bananen, appels en kersen zijn soorten fruit.
●
synoniem het kantoor = het bureau
●
tegengestelde warm ÅÆ koud
●
woordontleding ontpitten = ont-pit-ten = de pit eruit halen
●
aangeven op een schaal nooit – soms – dikwijls – altijd
●
vertaling (woordenboek/internet): bijvoorbeeld voor abstracte begrippen de macht = the power
m.vdab.be
f
begrip controleren
= de lichaamstaal observeren ●
●
Open vragen = moeilijker: er is meer taal nodig voor het antwoord.
aandacht hebben voor gefronste wenkbrauwen of onzekere blikken
Wat hebben we vorige keer gedaan?
de persoon aanspreken als je vermoedt dat het zijn petje te boven gaat
Wat moet je nu doen? Zeg dat even in je eigen woorden.
= goede controlevragen stellen ●
de beste controlevraag = ‘Zeg in jouw woorden wat je moet doen.’ / ‘Toon eens wat je moet doen.’ O ‘Zijn er nog vragen?’ Æ Dan krijg je geen reactie.
●
Kan de persoon de controlevraag niet beantwoorden? Wacht eerst rustig het antwoord af. Stel eventueel bijvragen. Formuleer de vraag minder open.
O ‘Begrijp je het?’ Æ Dan zeggen mensen nogal snel ‘ja’. ●
gesloten vragen ÅÆ open vragen Gesloten vragen = makkelijker: er is minder taal nodig voor het antwoord. Wat doe je eerst: het materiaal pakken of de handleiding lezen? Ga je de groene of rode kortingssticker opkleven? Kan je me even tonen wat ik gezegd heb?
m.vdab.be
g1
feedback geven op mondeling taalgebruik
Feedback is belangrijk als taalsteun. Als iemand niet weet dat hij fouten maakt, kan hij die ook niet verbeteren.
= doorvragen bij taalfouten Æ ‘Wat doe je bij diefstal?’ 'We bellen de polies.’
= herhalen of herformuleren De persoon zoekt redenen van depressie bij bejaarden: ‘Iemand maakt het uit.’
Æ ‘Wie?’ 'De polies.’ Æ ‘Bedoel je de politie?’
Æ ‘Goed, de partner maakt het uit. Dat is een relatiebreuk.’ ‘Te weinig bezoek.’ Æ ‘Ja, verlies van sociale contacten.’
= doorvragen bij een onduidelijk of onvolledig antwoord ‘Wat bedoel je?’, ‘Geef een voorbeeld.’, … Æ ‘Wat doe je bij EHBO?’ 'Kijken of de persoon nog ademt.’ Æ ‘Ja, en wat doe je eerst?’
m.vdab.be
g2
feedback geven op mondeling taalgebruik
= impliciet corrigeren Je herhaalt de zin, maar dan correct. Het gesprek wordt niet stilgelegd en er heerst een veilig klimaat om fouten te maken. ‘Ik heb op stage veel gelacht.’ Æ ‘Ah, je hebt op je stage veel gelachen. Dan was het dus leuk?’
= expliciet corrigeren Dit kan nuttig zijn bij belangrijke vaktermen of andere frequente woorden en zinsconstructies. ‘Ik gebruik de maat.’ Æ ‘Dat is een rolmeter.' 'Ah, rolmeter.' Opgelet: je legt het gesprek stil. Dit kan een onveilig klimaat creëren om fouten te maken en je wijkt van de essentie af. ‘Ik heeft geen hamer.’ Æ ‘Neen Ben, ik heb geen hamer, jij hebt geen hamer, hij heeft geen hamer, wij hebben geen hamer.’ ‘Waar zijn die hamers?’
m.vdab.be
h1
feedback geven op schriftelijk taalgebruik
= regelmatig laten schrijven in het nederlands Om te schrijven en te spreken (taal produceren) gebruik je taal op een dieper niveau en met meer mentale inspanning dan om te lezen en te luisteren.
= schrijfkaders aanbieden
●
Indirecte correctie – je duidt de fouten aan met ‘foutcodes’. De persoon zoekt dan zelf de juiste vorm.
Æ consequent dezelfde codes gebruiken → taaltool h2 ●
Motiveer om de feedback ook echt te gebruiken – geef de kans om de tekst te reviseren op basis van de feedback.
Vergelijken Hoewel … en …. erg verschillen, lijken ze ook op elkaar. Zo zijn ze bijvoorbeeld allebei … Een andere overeenkomst is dat … De een is net zo … als … Ten slotte heeft … dezelfde … als … Verslag … …
= direct of indirect corrigeren Æ Hoe complex, frequent, belangrijk is de fout? ●
Directe correctie – je duidt de fouten aan en noteert de juiste vormen.
m.vdab.be
h2
feedback geven op schriftelijk taalgebruik
= een correctiesysteem met symbolen gebruiken Zo kan je sneller teksten verbeteren en de persoon leert zelf zijn eigen teksten corrigeren. ●
Je onderstreept de fout en schrijft het symbool erbij. Ik vergeet afwas te doen. √ (= er ontbreekt een woord) De mensen verlaten de bouw. ~~~~~~ (= verkeerd woord) Wij loopen naar huis. X (= woord fout geschreven) Gisteren gaat hij naar de stage. ww (tijd) (= werkwoord staat in de verkeerde tijd) Ik denk dat het is onmogelijk. (= De woordvolgorde is niet correct)
●
●
Je laat de persoon zelf de schrijfopdracht corrigeren in een andere kleur. Je kijkt alleen de correcties opnieuw na.
m.vdab.be
i
korte instructies geven
= de aandacht opeisen ●
zorgen dat iedereen luistert
= de instructie visualiseren zichtbaar maken wat je zegt ● ●
het materiaal tonen de instructie geven op de plaats waar ze wordt uitgevoerd
●
foto’s en voorwerpen gebruiken
●
gebaren gebruiken
●
= de instructie ondersteunen ●
1 goedgekozen voorbeeld of demonstratie geven
●
herhalen, herhalen, ...
●
woorden uitleggen
= het begrip controleren ●
de opdracht laten herhalen of laten voordoen
→ taaltool F
de instructie noteren op bord of een neerslag geven
m.vdab.be
j1
lange instructies geven
Voorbeelden van lange instructies: werkplanning, recept, handleiding een brievenbus metsen een kledingstuk naaien hartmassage geven
= de aandacht opeisen
= de instructie visueel ondersteunen zichtbaar maken wat je zegt ● ●
het materiaal tonen de instructie geven op de plaats waar ze wordt uitgevoerd
●
zorgen dat iedereen luistert
●
een demonstratie geven
●
de lange instructie aankondigen
●
foto’s en voorwerpen gebruiken
●
pen en papier laten nemen
●
gebaren gebruiken
= voorkennis activeren ●
●
verwijzen naar vorige opdrachten die aansluiten bij deze opdracht Wat weten ze al?
●
●
●
de stappen in kernwoorden (op een bord) noteren een instructiekaart overlopen en stap voor stap laten uitleggen stimuleren om te noteren en om deze notities tijdens de opdracht te gebruiken
= herhalen ●
woorden meerdere keren uitleggen
m.vdab.be
j2
lange instructies geven
= het begrip controleren ●
de opdracht laten herhalen
Waar moeten ze op letten? ●
→ taaltool F
= structureren ●
eerst het einddoel vermelden
= opvolgen ●
We gaan een 5-gangendiner bereiden.
●
●
Je gaat deze gang schoonmaken met de schrobzuigmachine.
●
dan zeggen hoe je dat einddoel wil bereiken:
●
Wat moet er gebeuren en hoe? Deze opdracht doe je in een aantal stappen: stap 1 …
●
informatie geven over de praktische organisatie:
enkel strikt noodzakelijke informatie voor de opdracht geven
●
het begrip controleren: laat de opdracht samenvatten aan de hand van de schriftelijke (visuele) ondersteuning tijdens de opdracht controleren of ze goed bezig zijn: rondlopen en observeren het eindresultaat controleren zowel waarderende als corrigerende feedback geven de oorzaak opsporen als het eindresultaat niet is zoals verwacht
Werken ze in groep of individueel? Welk materiaal hebben ze nodig? Waar moeten ze werken? Is er een tijdslimiet?
m.vdab.be
k1
een theoretische uitleg geven les, opleiding, briefing,…
Voorbeelden van een theoretische uitleg: Hoe werkt een motor? Hoe komt het dat een saus schift? Wat gebeurt er bij een hartstilstand?
●
de uitleg structureren → taaltool K3 en K4
●
aandacht hebben voor de kernbegrippen meermaals (laten) uitleggen
●
= context voorzien - de inhoud duidelijk kaderen ●
de inhoud aan voorkennis en ervaringen linken:
●
visueel ondersteunen (filmfragment, foto’s, gebaren, pictogrammen, demonstratie) authentiek materiaal gebruiken (nieuwsbericht, folder,…)
vragen wat ze al over het onderwerp weten verwijzen naar wat al gezien is praktijkvoorbeelden geven verbanden laten leggen – praktijkvoorbeelden laten zoeken ●
de doelen duidelijk formuleren zeggen waarom je de uitleg geeft zeggen wat ze na de uitleg moeten weten/kunnen hoofd- en bijzaken onderscheiden tips geven i.v.m. studeren, zelfstandig herhalen
m.vdab.be
k2
een theoretische uitleg geven les, opleiding, briefing,…
= voor interactie zorgen ●
●
activeren op alle momenten: zelf laten opzoeken, zelf laten uitleggen, vragen stellen
informatiekloof: Persoon A en B moeten samen een opdracht uitvoeren. A heeft informatie die B niet heeft en andersom. Ze hebben elkaar nodig om de opdracht tot een goed einde te brengen.
interactieve werkvormen gebruiken:
…
duidelijke instructies geven ondersteunen tijdens de opdracht feedback geven met aandacht voor het proces en voor het product brainstormen: Laat in duo’s of trio’s ideeën noteren. een woordspin maken: Het hoofdbegrip staat in een cirkel. Vandaar vertrekken lijnen naar alle kanten. Aan het eind van iedere lijn komen woorden die hen te binnen schieten. denken, delen en uitwisselen: Geef een vraag en laat hier eerst individueel over nadenken. Vorm daarna groepjes en laat ideeën uitwisselen. genummerde hoofden: Elke persoon heeft een nummer. Dit zorgt ervoor dat iedereen deelneemt aan het overleg bij groepswerk. Ieder lid van de groep moet alles begrijpen. Na het groepsoverleg vraag je aan een willekeurig nummer het antwoord. Dit nummer vertegenwoordigt de hele groep.
m.vdab.be
k3
een theoretische uitleg geven les, opleiding, briefing,…
= taalsteun bieden ●
klare taal spreken → taaltool A
●
klare taal schrijven → taaltool B een toegankelijke cursus
●
Wat zijn de oorzaken? Wat is de oplossing? ●
Beschrijf je een handeling? Wat is het doel van de handeling?
een taalrijke omgeving creëren
Welke middelen gebruik je?
→ taaltool D
Hoe verloopt de handeling in grote lijnen?
een uitleg visueel ondersteunen
Hoe verlopen de deelhandelingen?
schriftelijke neerslag voorzien
Wat is het resultaat van de handeling?
stimuleren om te noteren spreek- en schrijfkaders voorzien ●
woorden uitleggen → taaltool E
●
begrip controleren → taaltool F
●
●
feedback geven op mondeling taalgebruik → taaltool G feedback geven op schriftelijk taalgebruik → taaltool H
= de uitleg structureren ●
Beschrijf je een probleem? Wat is het probleem precies en hoe herken je het? Waarom is het een probleem?
m.vdab.be
k4
een theoretische uitleg geven les, opleiding, briefing,…
= de uitleg structureren ●
Geef je een beoordeling of evaluatie?
Maak je een vergelijking? Wat ga je vergelijken?
Wat zijn de eigenschappen?
Wat zijn de overeenkomsten?
Wat zijn de positieve kanten?
Wat zijn de verschillen?
Wat zijn de negatieve kanten?
Wat is de conclusie?
Hoe luidt het eindoordeel? ●
●
Geef je een opsomming? Wat ga je opsommen? Hoeveel dingen ga je opsommen? Nummer: ten eerste, ten tweede,…
Æ Gebruik die structuur… om je mondelinge uitleg vorm te geven. om je schriftelijke ondersteuning te ordenen. om controlevragen te stellen.
m.vdab.be
l
helpen om schriftelijke informatie beter te begrijpen
= het leesdoel bepalen ●
●
Dient de tekst als achtergrond of staat er essentiële informatie in? Welke informatie moet de lezer uit de tekst halen? Welke vragen moet hij kunnen beantwoorden?
= de tekst goed opstellen → taaltool B: klare taal schrijven
= samen de tekst doornemen ●
in
tussentitels aanduiden sleutelwoorden en –zinnen aanduiden ‘doktersbriefje’ in een tekst over de afspraken bij afwezigheid signaalwoorden aanduiden ‘ten eerste, ten tweede,…’ aantekeningen maken in de kantlijn
= het begrip controleren → taaltool F
stilte laten lezen Luidop lezen belemmert het begrip. Ook zelf voorlezen heeft niet veel zin.
●
het onderwerp van de tekst laten bepalen op basis van de titel, de inleiding, tussentitels en afbeeldingen
● ●
duidelijk zeggen wat het leesdoel is naar de juiste informatie laten zoeken, rekening houdend met het leesdoel
m.vdab.be
m1
feedback geven en evalueren opdracht/werk
= de doelen van het begin meedelen ●
dan corrigerende feedback: wat kan beter? Wijs enkel op de tekortkomingen die op dat moment relevant zijn.
De doelen/competenties zijn een objectieve bron voor de beoordeling. Wat moet men kunnen? = Waarop wordt geëvalueerd?
eindigen met waarderende feedback ●
Wat verwacht je van het resultaat? Wat is voldoende, wat is onvoldoende? ●
Is er een (evaluatie)document waarop de doelen staan? Overloop het.
●
zowel over het product als over het proces: waar bevindt men zich op de lijn naar het (eind)doel? in groep kan soms, maar individuele feedback is meestal het best
= observeren ●
●
zo vaak mogelijk: individueel, in groep, in de pauze,… zowel het product (eindresultaat) als het proces (evolutie, werkwijze) bekijken
= regelmatig feedback geven ●
●
vertellen wat je observeert (feiten), niet hoe jij het interpreteert sandwichmodel: eerst waarderende feedback: wat was goed? Complimenten
m.vdab.be
m2
feedback geven en evalueren opdracht/werk
= een individueel evaluatiegesprek voeren ●
informeren over het gesprek: Waarover gaat het? Wat is de bedoeling? Gebruik je bepaalde documenten? Hoe kan men zich voorbereiden? (bv. zelfevaluatie)
●
het gesprek zelf: Laat de persoon zichzelf beoordelen. Vergelijk jullie oordeel. Benadruk positieve punten.
= soms slecht nieuws geven De FRIET-regel hanteren bij slecht nieuws:
Feiten Æ Breng de boodschap zakelijk en
duidelijk (geen interpretaties, niet rond de pot draaien, de persoon niet zelf het slechte nieuws laten zeggen).
Reactie Æ Vraag de mening, luister, vat samen.
Impact Æ Wat zijn de gevolgen? En nu? Æ Zoek samen een oplossing. Toekomst Æ Sluit af met een afspraak.
Formuleer negatieve punten als werkpunten. Vraag bij problemen door en probeer de oorzaak op te sporen. Spreek een opvolgmoment af.
m.vdab.be
m3
feedback geven en evalueren opdracht/werk
= eigen mening vragen ● ●
over hun eigen prestaties over sterktes/zwaktes van de opleidingsvloer/werkvloer (inhoudelijk en praktisch)
= cursisten elkaar feedback laten geven (in een opleiding) ● ●
●
= zichzelf laten beoordelen ● ●
●
klein beginnen, bv. 1 opdracht beoordelen concrete beoordelingspunten geven, bv. nauwkeurigheid, werktempo
klein beginnen, bv. 1 opdracht beoordelen concrete beoordelingspunten meegeven, bv. nauwkeurigheid, werktempo winst: meer oog voor de leerinhoud meer interactie en taalcontact betere prestaties, want men wil niet voor elkaar onderdoen
winst: meer inzicht in de eigen prestaties meer verantwoordelijkheidszin motivatie om het nog beter te doen
m.vdab.be
n1
groepswerk organiseren
= duidelijke instructies geven ●
●
●
vóór de groepsindeling (als alle groepen dezelfde opdracht krijgen) na de groepsindeling (als de groepen een verschillende opdracht krijgen) begrip controleren → taaltool F
= rollen toewijzen ●
iedereen een concrete rol geven en regelmatig de rollen wisselen:
●
meerdere rollen creëren bij een uitgebreid groepswerk met een concreet eindproduct: De planner bepaalt wat wanneer moet gebeuren en verdeelt de taken. De tijdsbewaker houdt de tijd in de gaten. De materiaalmeester zorgt voor het nodige materiaal. De verslaggever vertelt achteraf hoe de opdracht is verlopen.
ploegbaas en assistent zaalverantwoordelijke, kok en ober diensthoofd, verpleegkundige en zorgkundige
m.vdab.be
n2
groepswerk organiseren
= taken verdelen ●
●
je kan heterogene groepen vormen en elke groep dezelfde opdracht geven je kan homogene groepen vormen en gedifferentieerde opdrachten geven Æ een makkelijke opdracht voor de zwakke groep Æ een moeilijkere opdracht voor de sterke groep
●
je kan elke groep één onderdeel van een grotere opdracht laten maken
= het proces begeleiden ● ●
●
●
begrip opnieuw controleren indien nodig vragen stellen om de groepjes op weg te helpen het proces opvolgen en regelmatig feedback geven het eindresultaat beoordelen op basis van individuele en groepsinspanningen
→ taaltool M1: feedback geven ( opdracht, werk)
= aandacht besteden aan materiaal, tijd en plaats ●
het materiaal tonen
●
zeggen waar ze mogen werken
●
zeggen hoelang ze aan de oefening mogen werken
m.vdab.be
O1
schriftelijke testen opstellen en afnemen
= de juiste 'testvorm' kiezen ●
testen zoals ze geoefend hebben: schriftelijk, theoretisch Æ neem dan een schriftelijke test af
● ●
●
●
vraagstelling zoals ze het gewend zijn bv. Weten ze hoe en hoeveel ze moeten antwoorden bij een open vraag? testen waar het om draait: een wiskundetest mag geen leesexamen zijn.
= de test goed opbouwen ●
1 voorbeeldantwoord bij elke nieuwe opdracht een duidelijke, rustige lay-out niet te veel info op 1 blad
mondeling, praktisch Æ neem dan een mondelinge test af ●
culturele voorkennis speelt geen rol
voldoende ruimte om te schrijven een beperkt aantal opdrachten ●
een realistische timing: Maak de test zelf, vermenigvuldig de tijd met 4, geef nog 10 minuten extra om alles te controleren. nooit langer dan 2 uur aan 1 stuk
de vragen gaan van makkelijk naar moeilijk zo worden er vragen op alle niveaus gesteld de minder sterke cursist wordt niet direct afgeschrikt
●
de vragen zijn onafhankelijk van elkaar elke vraag kan opgelost worden zonder het antwoord van de vorige vraag
m.vdab.be
O2
schriftelijke testen opstellen en afnemen
= de vragen duidelijk formuleren ●
●
O Geef 5 symptomen van suikerziekte a.d.h.v. de tekst.
alleen bekende woorden gebruiken in de vraag
P Haal 5 symptomen van suikerziekte uit de tekst.
Let op met schooltaalwoorden zoals ‘kenmerk, gebied, factor, oorzaak,…’ Let op met instructiewoorden zoals ‘vergelijk, omschrijf, definieer,…’ ●
●
●
PWelke shampoos zijn verzorgend?
vragen niet nodeloos complex maken
geen lange constructie maar een imperatief geen passieve maar actieve zinnen
bij voorkeur positief formuleren of de negatie duidelijk markeren O Welke shampoo is niet verzorgend?
geen beeldspraak of woordspelingen gebruiken
geen naamwoorden maar werkwoorden
geen afkortingen
PWelke shampoo is NIET verzorgend? ●
het juiste vraagwoord gebruiken, bv. ‘wat’ voor een definitie, ‘wanneer’ voor een moment, ‘waardoor’ voor een oorzaak
geen samengestelde maar enkelvoudige vragen O Leg het verschil uit tussen een gide en een hoekprofiel en geef telkens een visuele voorstelling. P Geef 3 verschillen tussen een gide en een hoekprofiel. Teken een gide. Teken een hoekprofiel.
m.vdab.be
O3
schriftelijke testen opstellen en afnemen
= gesloten vragen duidelijk formuleren ●
●
bij waar-of-niet-waarvragen zorgen dat het antwoord volledig waar of niet waar is
Eén van de oorzaken van het arbeidsongeval was het
O je gebruikt een schaar in de keuken. waar/niet waar?
O a. toestand van de machine
Æ Ja, maar ook in de badkamer, op je bureau, ...
P c. slechte weer
P b. ongeschoolde personeel
Æ ‘toestand’ heeft als lidwoord ‘de’ & kan dus niet de juiste oplossing zijn.
P Met een schaar kan je knippen. waar/niet waar? meerkeuzevragen ●
alle antwoorden zijn logische aanvullingen op de stam (het eerste deel van de zin)
●
De keuze blijft beperkt tot maximum 4 mogelijkheden.
alle antwoorden zijn plausibel, maar er is maar 1 goed antwoord Æ Formuleer eerst het goede antwoord. De afleiders zijn klonen van dat antwoord. Zorg dat de afleiders wel degelijk fout zijn.
●
alle antwoorden zijn ongeveer even lang en gelijkaardig geformuleerd Æ anders valt het goede antwoord meestal op door zijn lengte
m.vdab.be
O4
schriftelijke testen opstellen en afnemen
= open vragen duidelijk formuleren ●
een eenduidige context geven bij invulvragen O Kijk naar de foto. De carrosserie van de auto is… Æ vuil? beschadigd? grijs? Allerlei antwoorden zijn mogelijk.
●
geen dubbelzinnige vragen O Waarom koop je best verse ingrediënten op dinsdag op de vroegmarkt? Æ mogelijk antwoord: omdat op dinsdag het restaurant terug open is Æ mogelijk antwoord: omdat op de vroegmarkt alles heel vers is
P Kijk naar de foto. Welke schade is er aan de carrosserie? ●
de vraag goed afbakenen: geen vage begrippen zoals ‘enkele, een paar, verklaar,…’ O Geef een aantal oorzaken van het vochtprobleem. P Geef 2 oorzaken van het vochtprobleem. zo concreet mogelijk formuleren O Vergelijk ijzer met inox. P Vergelijk de eigenschappen van ijzer en inox. Wat zijn de overeenkomsten? Wat zijn de verschillen?
m.vdab.be
O5
schriftelijke testen opstellen en afnemen
= op voorhand informeren Over welk deel van de cursus gaat de test? Hoelang duurt de test? Hoeveel vragen krijgen ze? Wat voor vragen krijgen ze (theorie of praktijk, meerkeuze, cases,…)? Geef een paar voorbeeldvragen. Hoe is de puntenverdeling? Worden ze enkel beoordeeld op de inhoud of ook op de vorm? Mogen ze hulpmiddelen gebruiken (woordenboek, rekenmachine)? ● ●
minder angst en onzekerheid het resultaat van de test wordt betrouwbaarder
= ondersteunen tijdens de test ●
eerst samen de vragen overlopen
●
de kans geven om vragen te stellen
●
meedelen hoeveel tijd ze krijgen
m.vdab.be
O6
schriftelijke testen opstellen en afnemen
= de test verbeteren met een scorewijzer/verbetersleutel ●
De inhoud beoordelen, niet de taal. Het wordt wel lastig als de zinnen zo onduidelijk geformuleerd zijn dat het niet zeker is of de persoon de stof begrijpt. formuleringsproblemen voorkomen door tijdens de opleiding kennis- en taalverwerving hand in hand te laten gaan in de les oefenen wat ze tijdens hun job moeten doen en dat op dezelfde manier testen
●
op voorhand een verbetersleutel opstellen de verwachte antwoorden uitschrijven bepalen hoeveel punten een goed antwoord oplevert Æ hoeveel punten levert een gedeeltelijk antwoord op? Æ hoeveel punten kost een (deels) fout antwoord of overtollige informatie? een norm vastleggen: wanneer is iemand geslaagd?
●
Correctiesymbolen (om taalfouten aan te duiden) → taaltool H2: feedback geven op schriftelijk taalgebruik
m.vdab.be
O7
schriftelijke testen opstellen en afnemen
= de verbeterde test samen bespreken ●
de probleemvragen (zowel qua inhoud als qua taal) inventariseren en bespreken voordat je de testen teruggeeft Mogelijke werkvormen: Per 2 overleggen en een zo goed mogelijk antwoord formuleren. Ze letten op de inhoud, opbouw, zinsbouw, woordkeuze en spelling. Twee duo’s schrijven hun antwoorden op het bord. De overige cursisten overleggen welk antwoord het beste is. of In groepjes de antwoorden formuleren, antwoordblad wisselen met een ander groepje en vergelijken wat het beste is en waarom. Kijken naar inhoud, opbouw, zinsbouw, woordkeuze, spelling. of In groepjes de antwoorden formuleren en vergelijken met correctieblad. Kijken naar inhoud, opbouw, zinsbouw, woordkeuze, spelling.
●
●
●
de testen van de cursisten die erg veel problemen hadden met het formuleren, bespreken met de taal- en leercoach de kans geven om de test in te kijken en vragen te stellen feedback en werkpunten meegeven
m.vdab.be
p1
mondelinge testen opstellen en afnemen
= de juiste 'testvorm' kiezen → taaltool O1: schriftelijke testen
Hoeveel tijd krijgen ze voor de schriftelijke voorbereiding? Hoeveel mensen beoordelen de test?
= de test goed opbouwen ●
●
●
elke cursist krijgt vragen gespreid over de leerstof meerdere vragen stellen, zowel makkelijke als moeilijke de vragen zijn onafhankelijk van elkaar elke vraag kan opgelost worden zonder het antwoord van de vorige vraag
●
culturele kennis speelt geen rol
= de vragen duidelijk formuleren → taaltool O2 tot O4: schriftelijke testen
= op voorhand informeren → taaltool O5: schriftelijke testen Worden ze enkel beoordeeld op hun mondelinge uitleg of ook op hun schriftelijke voorbereiding? Æoefen tijdens de les al eens op het maken van een schriftelijke voorbereiding
m.vdab.be
p2
mondelinge testen opstellen en afnemen
= ondersteunen tijdens de test
Æ telt de vorm van het antwoord? Æ hoeveel punten kost het als je moet bijsturen?
Tijdens de schriftelijke voorbereiding:
●
●
de cursist op zijn gemak stellen
●
een norm vastleggen: wanneer is iemand geslaagd?
alle cursisten evenveel voorbereidingstijd geven
Tijdens de test zelf: ●
Æ krijgt een cursist die meer weet extra punten?
de cursist een vraag laten nemen, de tijd geven om ze te lezen en eventueel verduidelijking te vragen
de cursist laten antwoorden en eventueel bijvragen stellen om de cursist op weg te helpen/om een vollediger antwoord te krijgen/om te kijken wat de cursist nog extra weet
= achteraf de test samen bespreken ●
feedback en werkpunten meegeven
zelf zo weinig mogelijk zeggen en zo veel mogelijk noteren Verantwoordelijke uitgever: Fons Leroy, Keizerslaan 11, 1000 Brussel
●
= de test beoordelen met een scorewijzer/verbetersleutel ●
op voorhand een verbetersleutel opstellen de verwachte antwoorden uitschrijven bepalen hoeveel punten een goed antwoord oplevert Æ hoeveel punten levert een gedeeltelijk antwoord op?
m.vdab.be