Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen p/a Keersop 15 5551 TG Valkenswaard
Aan Provincie Noord-Brabant Aan het College van Gedeputeerde Staten Postbus 90151 5200 MC ‘s-Hertogenbosch
Valkenswaard, 29 juni 2014
Betreft: Zienwijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69
Geacht College, Hierbij dient Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen een zienswijze in tegen het ontwerp van uw Provinciale Inpassingsplan Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69. Deze zienswijze is in samenspraak met de Brabantse Milieu Federatie opgesteld en daar grotendeels gelijk aan. Op pagina 20 en 21 vindt u nog enkele aanvullingen op de zienswijze van de BMF. De zienswijze heeft mede betrekking op het Plan-MER en het Project-MER die aan het PIP gekoppeld zijn, of op basis waarvan het PIP is opgesteld. Wij kunnen ons met het ontwerp niet verenigen. Wij behouden ons uitdrukkelijk het recht voor navolgende bezwaren in een later stadium uit te breiden, nader toe te lichten en/of aan te vullen. Ter toelichting geldt het navolgende. In het algemeen voeren wij aan dat onze bezwaren zich richten tegen het gehele plan en tegen alle planonderdelen. Meer in het bijzonder voeren wij het navolgende aan. Alternatieven in het Plan- en in het Project-MER Wij stellen vast dat in het Project-MER voor alternatieven is gekozen die liggen binnen een zoekgebied van beperkte omvang. Het gebied ligt op korte afstand van de kern Valkenswaard, en loopt van daaruit naar het noorden, om te eindigen op de Locht in de gemeente Veldhoven. In het Plan-MER uit 2012 zijn meerdere alternatieven onderzocht. In dat stadium is ook onderzoek naar de meer westelijk gelegen alternatieven gedaan. Mede op basis van dit 1 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
onderzoek is uiteindelijk voor de ‘Westparallel’ gekozen. Op basis van die keuze is het ProjectMER opgesteld. Daarin is een aantal tracés binnen het zoekgebied onderzocht. Wij kunnen ons hierin niet vinden. We hebben altijd realisering van een alternatief meer in westelijke richting bepleit; het betreft de alternatieven West 1, 2 en 3 in de Plan-MER. Meer in het bijzonder pleiten wij voor het Verbeterd West-Midden alternatief zoals opgenomen in de Zienswijzeontwerp-structuurvisie RO, deel E, „Grenscorridor/N69‟ en „Plan-MER Grenscorridor/N69‟ van de Brabantse Milieufederatie van 4 oktober 2011 (bijlage 1a en b). Deze westelijke alternatieven scoren voor wat betreft alle milieucomponenten beter dan de in het Project-MER onderzochte alternatieven. Zij tasten ook de natuurwaarden beduidend minder aan. Wij voeren aan dat niet in redelijkheid van deze alternatieven had kunnen worden afgezien, althans dat de keuze voor het voorkeursalternatief niet deugdelijk is gemotiveerd. Wij wijzen op het feit dat uit het Plan-MER, het Project-MER en bijbehorende stukken als doelstelling van het project is opgenomen: Binnen de gebiedsontwikkeling Grenscorridor N69 (kortweg: de Grenscorridor) zoekt de provincie met de samenwerkende partijen in de regio naar een breed gedragen en integrale oplossing, die vraagt om een totaalbenadering. Gezocht wordt naar een oplossing, die enerzijds de leefbaarheids- en bereikbaarheidsproblematiek in de Grenscorridor oplost en anderzijds de kwaliteit van landschap, natuur, water, wonen, werken, landbouw en recreëren zo mogelijk versterkt. Belangrijk hierbij is dat problemen niet worden verplaatst naar elders.
In het Plan-Mer is deze doelstelling naar de diverse deelonderwerpen nader uitgewerkt. In het Plan-Mer is ook een vergelijking gemaakt van de verschillende alternatieven. Daaruit blijkt dat West 1,2 en 3 op veel onderdelen een goede score hebben. Voor wat betreft de kosten en technisch is sprake van een minder goede score (‘minder haalbaar’). Daartegenover staat dat West 1, 2 of 3 ten aanzien van bijvoorbeeld natuur veel beter scoren dan het voorkeursalternatief. Gezien de hierboven geciteerde algehele doelstelling, die ziet op een oplossing die in de eerste plaats breed gedragen en integraal moet zijn, ligt het ook in de rede met name die aspecten doorslaggevend te achten. Wij merken op dat niet in redelijkheid had kunnen worden gekozen voor de Westparallel als alternatief. Ten onrechte is afgezien van het kiezen en realiseren van West 1, 2 of 3, al dan niet in combinatie met het door ons verbeterd Midden-alternatief. Wij wijzen verder op het alternatief West-Midden (met als inhoud: aanpassing N397 en aanpassing bestaande route door Valkenswaard en Aalst). Het oplossende vermogen van de Nieuwe Verbinding (Westparallel) plus Nulpluspakket blijkt tegen te vallen, zeker ten opzichte van dit alternatief. De reductie van doorgaand verkeer door de kern van Aalst was aanvankelijk voorzien op ca 25% en was bij alternatief West-Midden circa 75%. Thans blijkt de reductie in Aalst slechts 15 % te bedragen. Voor de bestaande weg door Valkenswaard geldt dat de Westparallel (nieuwe verbinding) slechts een marginale verbetering brengt bovenop het Nulpluspakket. Dat is dus geen 2 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
aanbeveling om de nieuwe verbinding te realiseren zoals in het ontwerp-PIP is voorzien. Kortom: wij achten de keus voor de Westparallel onverstandig en ongewenst. Met geringere ingrepen en minder negatieve effecten voor ecologie, natuur en landschap (en met name de voor Brabant zo karakteristieke beekdalen) is een minstens zo gunstige oplossing van verkeers- en leefbaarheidsproblemen vanwege doorgaand en regionaal/interlokaal verkeer te bereiken, tegen lagere kosten. Mocht u ondanks het bovenstaande menen dat de keuze voor een alternatief binnen het zoekgebied van de Westparallel aanvaardbaar is, dan wijzen wij verder op bijlage 2 (kaart mogelijke tracering Westparallel). Wij menen dat het daarin opgenomen alternatief, dat wel binnen het zoekgebied is gelegen, ten onrechte niet in de publieke beoordeling is betrokken. Ook dit alternatief heeft minder negatieve effecten voor landschap, ecologie en natuur tot gevolg dan het gekozen voorkeursalternatief. Aantasting natuur Natura 2000 De nieuw aan te leggen weg heeft op verschillende manieren effecten op de in de directe omgeving gelegen Natura 2000-gebieden. Daarom is een passende beoordeling opgesteld. In de passende beoordeling wordt ingegaan op de effecten op een aantal Natura 2000gebieden: het Leenderbos, Groote Heide en Plateaux, Kempenland-West en Strabrechtse Heide in Nederland, alsmede een aantal gebieden in Vlaanderen. (onder andere het Hageven met Dommelvallei, Beverbeekse Heide, Warmbeek en Wateringen). Doorsnijding Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide en Plateaux Uit de passende beoordeling blijkt dat de nieuwe verbinding het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide en Plateaux doorsnijdt. In de passende beoordeling staat daarover: Ter plaatse van de kruising van de nieuwe verbinding met de beekdalen van de Keersop en de Run, waarvan de beeklopen tot het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux behoren, zal de nieuwe weg over een lengte van elk 250 m verhoogd op palen worden aangelegd.
Verder worden faunapassages gerealiseerd, en wordt een aantal mitigerende maatregelen genomen in/bij het Natura 2000-gebied (minimaliseren/opheffen drainerende werking van de KS70 en dempen van oostwestlopende ondiepe greppels). Omdat het overbruggen van de beeklopen op palen geschiedt, is er geen sprake van areaalverlies van habitattypen, aldus de passende beoordeling. Wij kunnen ons in dit standpunt niet vinden. Als gevolg van de aanleg van de infrastructuur dwars door de beschermde habitattypen heen wordt wel degelijk areaal van het betreffende habitattype aangetast en/of vernietigd. Dat is niet alleen het geval als de weg eenmaal gerealiseerd is, maar ook in de fase dat de kunstwerken ter overspanning van de Run en de 3 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Keersop worden gerealiseerd. Ter plaatse van en onder de brug zal zich niet meer een volwaardige habitat kunnen ontwikkelen en de bestaande habitat wordt aangetast. In het achtergrondrapport ecologie wordt in dat verband onder andere op schaduwwerking van de brug gewezen. De effecten van de doorsnijding worden in dit rapport als (licht) negatief beoordeeld. Overigens moet een verkeersbrug als een wezensvreemd element in het hatbitattype worden beschouwd, die mede vanwege de visuele uitstraling een forse aantasting van het Habitattype ‘Beken en rivieren met waterplanten’ betekent. Dat betekent ook dat niet de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast, en het PIP niet in redelijkheid kan worden vastgesteld. Toename stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden Uit de passende beoordeling maken wij op dat er op diverse gebieden sprake is van een toename van de stikstofdepositie met meer dan 0,05 mol N/ha/j op een groot aantal habitattypen, waar de kritische depositiewaarden al ruimschoots worden overschreden. Grote toenames vinden bijvoorbeeld plaats in het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide en Plateaux. Dat is bijvoorbeeld het geval in habitattype H2310 (stuifzandheide met struikheide), en H4010A (Vochtige heiden) in deelgebied A. Hetzelfde geldt voor de habitat H3130 (zwakgebufferde vennen) in deelgebied B (Visvijvers). Wij wijzen verder op de effecten op H2310 (stuifzandheide met struikheiden), H3130 en H3160 (zwakgebufferde vennen en zure vennen), H4030 (droge heiden) in deelgebied C. Ook in deelgebied I (Keersopperbeemden met een zeldzaam voorkomend alluviaal bosgebied van prioritair habitat type H91E0C en habitatsoort beekprik) is sprake van een toename ruim 15 mol als gevolg van de aanleg van de N69. Wij wijzen verder op het Natura 2000-gebied Hageven in Vlaanderen, waar zich als als prioritaire kwalificerende habitattypen bossen op alluviale grond en kalkhoudende (galligaan)moerassen bevinden. Gezien de toename van stikstofdepositie, en het feit dat de kritische depositiewaarden reeds worden overschreden, zijn significante effecten niet uit te sluiten. Op grond van art. 19j Nbw jo. art. 19g lid 1 Nbw kan het PIP slechts worden vastgesteld indien uw college zich ervan heeft verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Gezien het voorgaande heeft u die zekerheid niet verkregen. U kunt dan ook het plan niet in redelijkheid vaststellen. In de passende beoordeling wordt, ondanks het bovenstaande, vastgesteld dat er sprake is van een ‘verwaarloosbare’ toename van de stikstofdepositie. U wijst in dat verband op de percentuele toename ten opzichte van de bestaande depositiewaarden, die al veel te hoog zijn. Wij kunnen dat standpunt niet volgen. In deze passende beoordeling wordt dus erkend dat er sprake is van een toename van de stikstofdepositie op de verschillende habitattypen. Juist gezien het feit dat er sprake is van een aanzienlijke overschrijding van kritische depositiewaarden, is iedere verdere toename daarvan significant. Dat de toename percentueel vrij beperkt zou zijn, achten wij daarbij niet relevant. 4 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
U wijst daarbij op een groot aantal mitigerende maatregelen die worden genomen om de toename van stikstofdepositie te verzachten. U wijst op het maaibeheer en het afplaggen, alsmede op hydrologische maatregelen (bij de Keersopperbeemden). Wij voeren aan dat de beheermaatregelen moeten worden beschouwd als reguliere, algemene beheermaatregelen die ook los van het onderhavige project (moeten) worden uitgevoerd. Zij dienen sowieso te worden uitgevoerd om een gunstige staat van instandhouding te bereiken, en hebben geen directe samenhang met de aanleg van de N69. Zij moeten zo bezien worden beschouwd als instandhoudingsmaatregelen bedoeld in art. 6 lid 1 van de Habitatrichtlijn. Dat betekent dat het beheer moet worden geacht deel uit te maken van de natuurlijke kenmerken van het gebied, aan de hand waarvan de gevolgen van het plan of project moeten worden beoordeeld. Zo bezien kunnen ze ook niet dienen als mitigerende maatregel voor dit specifieke project. In dat verband merken wij voorts nog op dat de betreffende maatregelen ook op geen enkele wijze zijn geborgd in het ontwerp-PIP, voor zover dat overigens al juridisch mogelijk zou zijn. Mitigerende maatregelen dienen de schadelijke effecten te kunnen voorkómen of verminderen. Compenserende maatregelen vervangen achteraf de schade. In het geval van het afplaggen en maaien heeft de schade zich reeds voltrokken. Immers; de stikstofdepositie is reeds geschied. Achteraf wordt de schade via afplaggen of maaien gecompenseerd. Wij wijzen in dat verband op de Conclusie van de Advocaat–Generaal d.d. 27 februari 2014 (C521/12 i.v.m. prejudiciële vragen inzake verbreding A2), waarin over het onderscheid tussen mitigatie en compensatie staat: Het fundamentele semantische onderscheid tussen mitigatie (of vermindering of beperking) en compensatie (of neutralisatie) lijkt mij weinig controversieel. In het kader van artikel 6, leden 3 en 4, van de habitatrichtlijn moet een mitigerende maatregel ertoe strekken de negatieve gevolgen van een plan of project te verminderen om – zo mogelijk – te voorkomen dat (al kunnen sommige onbelangrijke en/of tijdelijke gevolgen wellicht niet geheel worden uitgesloten) de „natuurlijke kenmerken van het gebied” als zodanig worden aangetast. Een compenserende maatregel is daarentegen een maatregel die dat doel niet bereikt binnen het nauwere kader van het plan of project zelf, maar dit verzuim tracht te ondervangen door andere, positieve gevolgen om op zijn minst een negatief netto-effect te vermijden (en, zo mogelijk, een positief netto-effect te bereiken) binnen een ruimer kader van welke aard ook.
Gezien in het licht van deze conclusie moeten het maaien, het afplaggen en de andere maatregelen die in de Natura 2000-gebieden worden genomen worden beschouwd als compenserende maatregelen. Verder wijzen wij op het feit dat het recente arrest van het Europese Hof van Justitie (15 mei 2014, zaak C-521/12 Briels, aangaande het tracéproject A2 waarop ook de voorgaande Conclusie van de Advocaat-Generaal betrekking heeft) een geheel nieuw licht werpt op de vraag wanneer sprake is van compenserende, dan wel mitigerende maatregelen. Uit dit arrest blijkt dat de maatregelen die zijn voorzien niet, althans niet alle, kunnen worden beschouwd als mitigerende maatregelen. In dat verband is ook van belang dat er onvoldoende zekerheid is dat de maatregelen het positieve effect hebben dat ze wordt toegedicht. Daarover moet bijvoorbeeld bij de 5 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Keersopperbeemden (deelgebied I) ernstig worden getwijfeld. Er is nog geen beheerplan voor dit bosgebied. Het betreft voorts een zeer zeldzaam type bosgebied van prioritair habitattype H91E0C, en met de techniek om schadelijke effecten te voorkómen is nog geen ervaring opgedaan. In de passende beoordeling wordt volledig uitgegaan van het uitblijven van significant negatieve effecten, omdat er in de Natura 2000-gebieden zelf herstel- en beheermaatregelen worden genomen. Die maatregelen kunnen echter niet worden beschouwd als mitigerende maatregelen, op basis waarvan de zekerheid kan worden verkregen dat er geen significant negatieve effecten kunnen optreden. Daardoor kan uw college niet de zekerheid verkrijgen dat de natuurlijke kenmeken niet worden aangetast en dient u de ADC-toets te verrichten. Er mogen geen alternatieve mogelijkheden zijn, er moeten dwingende redenen van groot openbaar belang zijn en negatieve effecten moeten worden gecompenseerd. Daarbij mogen de door u genoemde herstel- en beheermaatregelen (mogelijk) worden beschouwd als compenserende maatregelen (de ‘C” van de ADC-toets). Wij merken overigens op dat in de passende beoordeling in het geheel niet wordt ingegaan op de betekenis van het voornoemde arrest van het Europese Hof van Justitie. Verder voeren wij aan dat het continu maaien en afplaggen om stikstof af te voeren zelf ook weer leidt tot verstoring van soorten ten behoeve waarvan de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden zijn aangewezen. Subsidiair voeren wij aan dat de passende beoordeling tekortschiet. U hebt bij de beoordeling of er al dan niet sprake is van een relevante toename van de stikstofdepositie essentiële elementen niet beoordeeld. Wij merken voorts op dat u slechts de effecten van de nieuw aan te leggen weg zelf hebt beoordeeld. U had ook, althans beter, moeten onderzoeken welke effecten de aanleg van de nieuwe verbinding heeft op bestaande infrastructuur. Juist wegen die dichtbij Natura 2000gebieden liggen of deze doorkruisen, zullen als gevolg van de aanzuigende werking van de nieuw aan te leggen weg extra verkeer te verwerken krijgen, waardoor de stikstofdepositie nog groter wordt. In dat verband wijzen wij op de bestaande N69 vanaf de aansluiting van de Westparallel tot de Belgische grens, alsmede het snelwegennetwerk in België. Hiervoor is reeds aangevoerd dat de weg een aanzuigende werking op doorgaand vrachtverkeer tussen België en Nederland zou kunnen krijgen. Wij wijzen verder op het feit dat de nieuwe verbinding in noordelijke richting eindigt op de Locht in de gemeente Veldhoven. Er ontbreekt aldus een essentiële schakel tussen de verbindingsweg en de A67 Turnhout-Eindhoven. Uit de passende beoordeling hebben wij niet kunnen opmaken dat verkeersbewegingen op deze schakel zijn meegenomen in de berekeningen. Het ligt in de rede dat deze schakel nog zal worden aangelegd, en dus relevant zal zijn voor de toename van de stikstofdepositie. Van belang is voorts dat art. 19j Nbw vereist dat een beoordeling van het project dient plaats te vinden in combinatie met andere plannen of projecten. Uit de rapportage blijkt niet of en 6 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
in hoeverre rekening is gehouden met beleid ten aanzien van veehouderijen, ontwikkelruimte van de intensieve en met name de grondgebonden veehouderij, andere plannen in de omgeving etc. U hebt dat niet, althans onvoldoende onderkend. Verslechtering leefgebied en verstoring van habitatrichtlijnsoorten Volgens de passende beoordeling is er sprake van verslechtering van het leefgebied en verstoring van diverse soorten mogelijk in de Natura 2000-gebieden Leenderbos ca., Hageven ca. en Valleigebied van de Kleine Nete ca. Wij voeren aan dat niet alleen sprake is van aantasting van Natura 2000 door stikstofdepositie, maar ook door een toename van geluiden door versnippering van gebieden door aanleg van de weg. Dat is niet, althans onvoldoende onderkend in de passende beoordeling. Wij menen ook dat in dit opzicht sprake is van een ondeugdelijke passende beoordeling. In het bijzonder voeren wij aan dat de weg een barrière vormt tussen de in de omgeving liggende Natura 2000-gebieden. Uit figuur 6.2 bij de passende beoordeling blijkt dat Natura 2000-gebieden gelegen zijn in alle windrichtingen bezien vanuit de nieuwe verbinding. Dat betekent dat de weg migratie van soorten bemoeilijkt. Ook daarom zijn significante effecten niet uitgesloten. Ook met die vorm van verstoring of aantasting is in de passende beoordeling geen, althans onvoldoende rekening gehouden. Daar komt nog bij dat de weg een nieuwe barrière creëert binnen de bestaande EHS ten westen van Dommelen. Verslechtering leefgebied en verstoring van vogelrichtlijnsoorten De passende beoordeling wijst op een mogelijk effect van de weg op een broedlocatie van de boomleeuwerik in het Belgische Vogelrichtlijngebied Hamonterheide ca. Ook wordt in de passende beoordeling het effect genoemd van een toename van stikstofdepositie op kwalificerende soorten boomleeuwerik, nachtzwaluw en roodborsttapuit in Natura 2000-gebieden Leenderbos ca. en Hamonterheide ca. In het achtergrondrapport ecologie staat: “ Recent is onderzocht of er een causale relatie bestaat tussen stikstofdepositie en kwalificerende vogelrichtlijnsoorten van Noord-Brabantse vogelrichtlijnsoorten [Broekmeyer et al., 2012]. Nabij het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Leenderbos, Grote Heide & De Plateaux dat als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. In België ligt het vogelrichtlijngebied Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek en Mariahof. Andere gebieden met vogelrichtlijnsoorten liggen op grotere afstand en worden zeker niet beïnvloed. Voor de drie kwalificerende vogelrichtlijnsoorten waarvoor Leenderbos, Grote Heide & De Plateaux is aangewezen (boomleeuwerik, nachtzwaluw en roodborsttapuit) is vastgesteld dat een causale relatie
7 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
niet uitgesloten kan worden. In het Vlaamse gebied betreft dit de boomleeuwerik en nachtzwaluw. Bij de nachtzwaluw en de roodborsttapuit heeft deze relatie een positieve trend. Dit houdt in dat een eventuele toename van stikstofdepositie een positief effect heeft op deze vogelrichtlijnsoorten. Negatieve effecten ten gevolge van een verhoogde stikstofdepositie door de weg kunnen daarom op voorhand uitgesloten worden voor de nachtzwaluw en de roodborsttapuit. De boomleeuwerik is afhankelijk van een afwisselend, kleinschalig landschap met lage vegetatie, struikgewas en bomen. Stikstofdepositie is een belangrijke factor die vergrassing en verbossing versneld, hetgeen ongunstig is voor de boomleeuwerik. Een geringe verhoging van de stikstofdepositie zal echter niet van meetbare invloed zijn op deze structuurkenmerken. Hierbij is rekening gehouden met de bevindingen uit het onderzoek naar de effecten van stikstof op vogelsoorten in vogelrichtlijngebieden in Noord-Brabant (Broekmeyer et al., 2012). Negatieve effecten van een stijging van stikstofdepositie door realisatie van het voornemen zijn daarom op voorhand uit te sluiten.”
Wij merken op dat het standpunt dat een toename van de stikstofdepositie geen negatieve effecten heeft op genoemde soorten roodborsttapuit en nachtzwaluw, geen stand kan houden. Dit standpunt is bovendien niet nader onderbouwd: een ooit ergens waargenomen positieve trend toont absoluut geen algemeen geldend causaal verband aan. Aantasting Natura 2000 door uitspoeling schadelijke stoffen in de sloot langs de weg In het Beeldkwaliteitsplan is op pagina 45 te zien dat er een watergang voorzien is ten westen van de weg tussen Molenstraat en N397. Ook op de verbeelding en in de planregels is een watergang voorzien aan de westkant van de nieuwe verbinding. Aldaar is een bestemming Agrarisch met waarden opgenomen, waar volgens art. 3 lid 3.1 h en i van de planregels ook waterlopen en waterpartijen kunnen worden gerealiseerd. Bij hevige regenval zal het water in de watergang vervuild raken door van de weg afspoelende olie, rubberresten en asfaltresten. De sloot zal dit water in noordelijke richting afvoeren tot aan de Heiereindse loop. De Heiereindse loop zal dit vervuilde water op haar beurt afvoeren naar de Keersop (N2000). Voor de beekprikken is de Heiereindse loop de verbinding tussen de Keersop en de KS70 waar hun paaiplekken zijn. Het PIP maakt het mogelijk dat het vervuilde water op de Heiereindse loop kan worden geloosd. Dat is althans niet uitgesloten. Significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied de Keersop zijn niet uitgesloten. Als niet wordt verzekerd dat het water in de watergang op een zorgvuldige manier wordt afgevoerd naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie, kan het PIP niet in redelijkheid worden vastgesteld. Aantasting EHS Algemeen De nieuw aan te leggen verbinding doorsnijdt de ecologische hoofdstructuur (verder: EHS) op diverse plaatsen. Uit de toelichting bij het ontwerp-PIP blijkt dat sprake is van aantasting van de gebieden Koningshof, Groot Vlasroot, Het Goor, Einderheide, Keersopperbeemden, Westerhoven en Aardbrandse Heide. Er zou volgens de toelichting sprake zijn van een areaalverlies van 19, 61 ha. Daarnaast wordt 42,1 ha open EHS-gebied en 26,1 ha EHS- bosgebied verstoord.
8 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Uit de toelichting bij het PIP blijkt dat de aantasting fysiek wordt gecompenseerd. Daartoe is een compensatieplan opgenomen als bijlage bij het PIP. In de Verordening Ruimte 2014 (verder: VR 2014) zijn regels opgenomen voor de aantasting van EHS. Wij voeren aan dat het ontwerp-PIP in strijd is met de VR 2014. In het bijzonder voeren wij in dat verband het navolgende aan. In art. 2 van de VR 2014 is niet expliciet bepaald dat de VR 2014 ook van toepassing is op provinciale inpassingsplannen. Wij gaan ervan uit dat zulks echter wel het geval is. Immers: als PS van lagere overheden verlangt dat zij de VR 2014 bij het nemen van besluiten in acht nemen, ligt het in de rede dat PS zichzelf ook gebonden achten aan die regels. Overigens blijkt uit de toelichting bij het ontwerpplan en uit bijgevoegde stukken ook expliciet dat aan de VR 2014 wordt getoetst. In de VR 2014 is ten aanzien van aantasting van de EHS het ‘nee, tenzij principe’ opgenomen. Dat is gebeurd in art. 5.3, waarin is bepaald dat GS in bepaalde omstandigheden de begrenzing van de EHS mag wijzigen. In die bepaling staan strikte eisen opgenomen wanneer van deze bevoegdheid gebruik mag worden gemaakt. Wij voeren aan dat aan deze voorwaarden niet, althans onvoldoende is voldaan. Alternatieven In art. 5.3. lid 2 onder b. VR 2014 is bepaald dat een verzoek om herbegrenzing vergezeld gaat van een bestemmingsplan (i.c. een PIP) waaruit blijkt dat er voor de ontwikkeling geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten de EHS. In art. 5.3. lid 2 onder c VR 2014 is bepaald dat er geen andere oplossingen voorhanden mogen zijn waardoor aantasting van de EHS wordt voorkómen. In het compensatieplan wordt in dat verband gesteld dat tal van alternatieven zijn beschouwd. Zij hebben uiteindelijk geleid tot een unaniem regionaal gedragen voorkeursalternatief. Echter: de VR 2014 eist dat er geen alternatieve locaties voorhanden zijn. Die zijn er echter wel degelijk. Wij wijzen op hetgeen wij hebben aangevoerd onder het kopje “Alternatieven in het Plan- en in het Project-MER”. Wij wijzen in dat verband ook nog eens op een ander tracé, waarvan een tekening opgenomen in bijlage 1a en 1b (BMF Zienswijze Plan-MER, 4 oktober 2011) wordt toegevoegd aan de zienswijze. Hoewel dit tracé niet geheel voorkomt dat de EHS schade wordt toegebracht, is de schade aan met name de natte natuur beduidend beperkter dan de schade die optreedt bij het voorkeurstracé. Het standpunt dat het voorkeursalternatief op basis van een unanieme regionale keuze tot stand is gekomen is niet in overeenstemming met art. 5.3. lid 2 VR 2014. Dat vereist immers dat er geen andere oplossingen voorhanden zijn buiten de EHS. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Bovendien is het voorkeursalternatief niet op basis van werkelijke unanimiteit tot stand gekomen aangezien partijen zoals de BMF die in de voorgaande fase altijd een voorbehoud gemaakt hebben met betrekking tot de uitkomsten van nader onderzoek, niet aan het overleg mochten deelnemen.
9 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Compensatie Wij stellen vast dat er een compensatieplan is opgesteld. In dit plan, en in het PIP zelf, zijn de Compensatiegebieden Keersopperbeemden Zuid en Keersopperbeemden West opgenomen. Zij omvatten in totaal ruim 13 ha, waarvan bijna 9 ha daadwerkelijk kan dienen als compensatiegebied. Voor het overige wordt gewezen op het feit dat er binnen de grenscorridor ruim voldoende niet gerealiseerde EHS voorhanden is, waaruit kan worden geput. Deze gebieden zouden geschikt zijn voor de realisering van de compensatieverplichting. Wij maken de navolgende bezwaren tegen de manier waarop compensatie heeft plaatsgevonden. 1. Er gaat volgens uw college in totaal 19,61 ha oppervlak EHS verloren aan directe aantasting, zo blijkt uit het ontwerp-PIP en uit het compensatieplan. Het is op basis van het Natuurcompensatieplan niet voldoende inzichtelijk of deze oppervlakte aan te compenseren areaal EHS daadwerkelijk klopt. 2. Volgens de VR 2014 moeten ook de externe effecten van een plan buiten de EHS op de EHS worden gecompenseerd (art. 5.1 lid 6). Het gaat dan volgens het Compensatieplan om nog eens 42,1 hectare open EHS-gebied en 26,1 hectare EHS bosgebied, die worden aangetast door verstoring als gevolg van geluid. In het Compensatieplan wordt gesteld dat er een fysieke compensatieverplichting geldt voor indirecte aantasting van 1/3 van het aangetaste oppervlak van 22,78 hectare. Waarop deze normstelling is gebaseerd is niet duidelijk. Ook is niet duidelijk waarom de zone van de EHS-gebieden die binnen de invloedssfeer van het voorkeursalternatief liggen, niet gelijkmatig de lijn van dat alternatief volgt. De 22,78 ha compensatie voor verstoring door geluid is daarmee discutabel. 3. Gesteld wordt dat bij de berekening van de indirecte aantasting enerzijds wordt uitgegaan van een afname van de geluidsverstoring op EHS-gebieden en anderzijds van een toename van geluidsverstoring op de EHS. De kaart van figuur 3 op blz. 12 van het Compensatieplan laat voor 2030 echter alleen een toename zien op de omliggende EHS-gebieden van de N69, en geen enkele afname op het oude/ huidige traject. Er wordt verder geen inzicht geboden in deze berekening. Overigens bieden art. 5.3.en verder van de VR 2014 ook geen basis voor het ‘salderen’ van de negatieve effecten met positieve effecten elders. Immers; volgens art. 5.6. lid 2 wordt de omvang van de compensatie slechts bepaald door de omvang van het vernietigde areaal. 4. Voor de berekening van de compensatie van directe aantasting van de EHS wordt onderscheid gemaakt tussen reeds ingerichte EHS en niet gerealiseerde EHS (blz. 13 Compensatieplan). Voor de niet gerealiseerde EHS wordt ten onrechte een correctiefactor van 0,75 gehanteerd. Deze correctiefactor is onjuist omdat de natuurcompensatie bedoeld is om minimaal het vernietigd areaal te compenseren (art. 5.6 lid 2). Er dient voor het areaalverlies te worden uitgegaan van de omvang van het vernietigde areaal EHS. In de VR 2014 wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en niet gerealiseerde EHS.
10 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
5. Compensatie vindt ten eerste plaats in op gronden in de Keersopperbeemden. Verder vindt compensatie plaats in niet gerealiseerde EHS binnen het gebied van de Grenscorridor. In paragraaf 4.3 van het Compensatieplan wordt daarop nader ingegaan. Wij voeren ten aanzien van die laatste gebieden aan, dat niet voldaan is aan de inhoudelijke eisen van art. 5.7. lid 4 VR 2014. De ruimtelijke begrenzing is slechts globaal vastgesteld, en niet (exact) duidelijk. Ook kwaliteit en kwantiteit van de compensatie zijn niet duidelijk. Onduidelijk is verder of de gronden reeds een bestemming hebben op basis waarvan ter plaatse natuur kan worden gerealiseerd. Wij wijzen er tenslotte op dat uit het compensatieplan, en in het bijzonder paragraaf 4.3., blijkt dat realisering niet verzekerd is. Er staat: Een belangrijk uitgangspunt in de Verordening is dat de compensatie niet alleen feitelijk maar ook juridisch uitvoerbaar moet zijn. Niet van alle daarvoor in aanmerking komende EHS-gronden binnen het zoekgebied kan dat al gezegd worden. Gedurende de periode van totstandkoming van het PIP en de periode die direct hierna volgt, zet de provincie dan ook in op verwerving van de benodigde gronden, respectievelijk het verkrijgen van een regiefunctie over deze gronden, zodanig dat binnen de planhorizon van 10 jaren de realisatie van de vervangende natuur verzekerd is.
Zo bezien zijn de benodigde gronden blijkbaar niet in eigendom van de provincie, en is slechts de toezegging in het compensatieplan opgenomen dat men zich ‘inzet op verwerving’. Daarmee is niet verzekerd dat verwerving en realisering binnen de planperiode zal geschieden. Het PIP is in strijd met het bepaalde in art. 5.7. VR 2014. 6. Het ontwerp-PIP is in strijd met art. 36.5 VR 2014, waar het gaat om compensatie in het zoekgebied Grenscorridor (zie onder punt 5). Hierin is bepaald dat de compensatiegebieden als gebiedsaanduiding in het ontwerpplan worden opgenomen en via de uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de procedure van totstandkoming van het PIP worden meegenomen. Dat is ten aanzien van deze gebieden niet gebeurd. 7. Wij voeren aan dat een aantal relevante vormen van aantasting voor de vraag of en hoeveel gecompenseerd moet worden, ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten. Zo vindt er door versnippering aantasting plaats van de EHS in de gebieden Westerhoven, Aardbrandsche Heide, Einderheide, Groot Vlasroot, Het Goor, Keersopperbeemden en Koningshof. Die aantasting wordt veroorzaakt door doorsnijding, afsnijding en barrièrewerking, waardoor er isolatie van leefgebieden plaatsvindt. Daarmee worden de robuustheid, de samenhang van en de verbindingen van het nationaal en internationaal ecologische netwerk aangetast. Deze effecten zijn maar ten dele meegenomen. Er worden weliswaar ecoduikers en bruggen toegepast, maar de barrièrewerking blijft voor het overgrote deel bestaan en kan maar op een paar plaatsen worden gecompenseerd . Het standpunt dat met het overblijven van een minimale oppervlaktenorm geen versnippering plaatsvindt kunnen wij niet volgen. Immers; deze gebieden worden afgesneden van het grotere geheel, waardoor zoals reeds gezegd de robuustheid, de samenhang en het doorgaande ecologische netwerk worden geschaad. Met name in een gebied waar al veel versnippering en barrièrewerking plaatsvindt is dit schadelijk 11 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
voor het functioneren van de natuur. Ook de depositie van stikstof op de EHS en vervuiling zijn niet meegenomen. Wij zijn dan ook van mening dat de natuurcompensatie ook in dit opzicht tekortschiet. 8. De toeslag voor de ontwikkeling om de natuurkwaliteit of het natuurtype te realiseren die/dat verloren is gegaan, dient mede te worden bezien in verband te met de historie van de verloren gegane EHS. Daarbij moet worden betrokken de leeftijd van een bos of natuur die verloren gaat, inclusief de (bos)bodem en de hydrologie (een 100 jaar oude bodem is niet zo maar overal vervangbaar en de hydrologische omstandigheden zijn ook niet overal maakbaar) en de locatie waar de compensatie is gepland, omdat de maakbaarheid van de natuur zeer afhankelijk is van de bodemsituatie, de hydrologische situatie en de milieurandvoorwaarden (achtergrondbelasting, rust, voormalig grondgebruik). Wij brengen naar voren dat deze omstandigheden niet of onvoldoende zijn meegenomen, althans dat blijkt niet uit het compensatieplan. 9. Er wordt ingezet op wijziging van de EHS om ecologische redenen ten westen van de Keersopperbeemden op grond van art. 5.2 teneinde de ecologische versterking van de EHS van de Keersopperbeemden in kwalitatieve en kwantitatieve zin te doen realiseren. Of de natuurcompensatieplicht voldoet aan de voorwaarden van art. 5.2 betwijfelen wij. Onder andere art. 5.2. lid 2 onder a VR 2014 stelt strenge eisen aan het toepassen van deze vorm van wijziging van de EHS. Wat daar overigens ook van zij; de natte natuurparel Keersopperbeemden wordt hier uitgebreid met een oppervlak van 10,13 ha, waarvan met toepassing van de 1/3 aftrek voor verstoring, er 6,75 meetelt voor de fysieke compensatieverplichting. Beheertypen worden vochtig hooiland (N10.02) en natte schraallanden (N10.01) en beekbegeleidend bos (N14.01). Wij hebben als bezwaar hiertegen dat deze kwalitatieve versterking van de EHS binnen de invloedssfeer van de weg ligt, waardoor de veronderstelde kwaliteit wellicht niet haalbaar en daardoor onzeker is. Om hieraan tegemoet te komen hebben de natuuren milieuorganisaties een voorstel gedaan om het VKA tracé op te schuiven in westelijke richting, zodat er ruimte komt voor landschappelijke inpassing om die invloed van de weg te nemen om kwaliteit te kunnen bereiken (zie het kaartje dat als bijlage 2 is toegevoegd). Resumerend: de compensatie zoals opgenomen in het Compensatieplan strookt niet met de VR 2014. Flora- en faunawet In de toelichting bij het ontwerp-PIP en in het achtergrondrapport Ecologie wordt op de effecten op beschermde dier- en plantensoorten ingegaan. In de toelichting bij het ontwerpPIP wordt gesteld dat mogelijk zomerverblijven van vleermuizen in te kappen bomen en vliegroutes van vleermuizen worden aangetast. In het ontwerpplan wordt gesteld dat de nieuwe verbinding negatieve effecten zal hebben op beschermde soorten. Naar verwachting 12 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
zal er een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) kunnen worden verleend. Wij voeren aan dat volgens vaste jurisprudentie de vraag of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, in beginsel pas aan de orde komt in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat het bevoegde gezag een plan niet mag vaststellen, indien en voor zover zij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. In het onderhavige geval worden de negatieve effecten op strikt beschermde soorten erkend. Vervolgens wordt er zonder meer vanuit gegaan dat er een ontheffing op grond van de Ffw kan worden verleend. Wij kunnen ons in dat standpunt niet vinden. Wij wijzen erop dat voor het verlenen van een ontheffing een zeer strikt toetsingskader geldt. Daarbij is onder andere van belang dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat. In het geval van de nieuwe verbindingsweg hebben wij reeds aangevoerd dat er voor het voorkeursalternatief alternatieven bestaan die niet of beduidend minder tot de negatieve effecten leiden die realisering van het gekozen tracé wel tot gevolg zal hebben. Wij voeren dan ook aan dat er niet in redelijkheid ontheffing op grond van de Ffw kan worden verleend. Naar onze mening staat de Ffw de uitvoerbaarheid van het PIP in de weg en mede daarom kan het PIP niet in redelijkheid worden vastgesteld. Verkeer Belangrijke aanleiding voor de Nieuwe Verbinding N69 is het terugbrengen van de verkeershinder voor bewoners en automobilisten in Aalst, Waalre en Valkenswaard. Omdat er op het grondgebied van Bergeijk en mogelijk Eersel naar een oplossing werd gezocht zijn de minder omvangrijke verkeersproblemen in die gemeenten later aan het lijstje toegevoegd. De keuze voor opname van de Westparallel in de provinciale structuurvisie is in 2011 gemaakt op basis van de Plan-MER en het bijbehorend verkeersonderzoek. Dat laatste was gebaseerd op tellingen in 2005 en prognoses voor 2020. Wij voeren aan dat ten aanzien van het aspect verkeer de voorkeursvariant Nulplus met Westparallel tot beduidend minder winst leidt dan het alternatief Nulplus met West-Midden. De eerste leidt in de kom van Aalst tot een afname van het autoverkeer met slechts 25 %, de tweede met ruim 70 %. Voor PIP en Project-MER zijn nieuwe berekeningen gemaakt met 2010 als teljaar en 2030 als prognosejaar. De resultaten vallen zwaar tegen. Zie de plaatjes in bijlage 3 van het Achtergronddocument verkeer. Op de rijkswegen, met name de A67, komen er meer in plaats van minder problemen. De oversteekbaarheid op de Markt in Valkenswaard en op de Eindhovenseweg in Aalst blijft slecht. De afname van verkeer op de Markt en de Europalaan in Valkenswaard en op de Wollenbergstraat in Waalre bedraagt namelijk slechts 5 %. Een iets beter resultaat wordt gehaald op de Eindhovenseweg in Aalst: daar resulteert de Nieuwe Verbinding in een reductie van 15 %.
13 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Het alternatief West-Midden met een vermindering van 70% in de kom van Aalst is eerder door de gemeenteraad van Waalre verworpen. Deze 'vooruitgang' heeft natuurlijk wel zijn prijs: 30-60 % toename op de drukke Bergstraat in Dommelen en maar liefst 50 % op de Westerhovenseweg aldaar. Zie de plaatjes in Bijlage 13 van het Achtergronddocument. Duidelijk is dat met vaststelling van het ontwerp-PIP de problemen niet worden opgelost, maar dat ze slechts worden verplaatst. De verplaatsing van het probleem naar Dommelen is bovendien in strijd met de doelstelling van het project zoals verwoord in Plan- en Project-MER. Een zorgvuldige voorbereiding van een besluit vergt van u als bevoegd gezag dat u met de meest recente inzichten een afgewogen keuze maakt. Dat is van belang in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’ in de zin van art. 3.1 jo. art. 3.26 Wro. In dat kader dient uw college op grond van de meer recente berekeningen de keuze voor het alternatief opnieuw te bezien. Een tweede aandachtspunt betreft het ontmoedigen van doorgaand vrachtverkeer. Een verbod op vrachtverkeer maakt geen deel uit van het nulplusalternatief omdat het zonder nieuwe weg niet uitvoerbaar zou zijn. Dit argument heeft de BMF echter consequent bestreden, laatstelijk formeel op 4 oktober 2011 in de BMF Zienswijzeontwerp-structuurvisie RO, deel E, „Grenscorridor/N69‟ en „Plan-MER Grenscorridor/N69‟. Het probleem van (sluip)vrachtverkeer door de kernen wordt opgelost met een vrachtverbod op de N69 tussen Valkenswaard en Aalst, op de Nieuwe Waalreseweg in Valkenswaard en in de kom van Dommelen. Daarmee zouden de kernen van een enorme overlast worden bevrijd. Een derde aandachtspunt betreft het onlosmakelijk aan elkaar koppelen van de aanleg van een eventuele nieuwe verbinding met de uitvoering van het gehele nulpluspakket. Zolang dit niet is gewaarborgd vrezen wij dat een of meer partijen de nulplusmaatregelen niet of slechts gedeeltelijk zullen uitvoeren. Het ligt in de rede eerst de nulplusmaatregelen, inclusief vrachtverbod uit te voeren en eerst dan te bezien of een nieuwe verbinding nog wel nodig is. Nu dit niet is gebeurd achten wij het ontwerpbesluit in strijd met het beginsel van een goede ruimtelijke ordening, waarop hiervoor ook reeds is gewezen. Een vierde punt betreft het feit dat in België een nieuwe autosnelweg wordt gerealiseerd. De Nieuwe Verbindingsweg N69 kan, als redelijk snelle verbinding tussen de betreffende autosnelweg en de N69, een ‘sluiproute’ gaan vormen tussen beide snelwegen, en zo een belangrijke route van zwaar vrachtverkeer tussen Nederland en België. Wij brengen naar voren dat dit effect niet, althans onvoldoende is meegenomen in de besluitvorming. Het heeft gevolgen voor de hoeveelheid verkeer, de aantasting van natuur (Natura 2000 en overige EHS, de verkeersveiligheid en de daarmee samenhangende hinder voor omwonenden; kortom alle andere onderwerpen die in deze zienswijzen aan de orde komen. Met dit aspect is geen , althans onvoldoende rekening gehouden. Een vijfde punt betreft de aansluiting van de Westparallel op de A67 op 3 kilometer van verkeersplein de Hogt. De Noord-Zuidverbinding (Westparallel etc.) kruist hier de OostWestverbinding (A67). In feite wordt het verkeer, dat nu nog op verschillende plaatsen op 14 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
het hoofdwegennet gebracht wordt, na de realisering van de Westparallel allemaal op één plaats op de nu al overbelaste A67 gebracht. Dat leidt tot extra overbelasting op de A67. Aanpassing (bijvoorbeeld verbreding) van de A67 is niet in het plan voorzien, en ook anderszins niet verzekerd binnen de planperiode van 10 jaar. Met dit aspect is in het PIP geen, althans onvoldoende rekening gehouden. Als zesde punt brengen we naar voren dat de nieuwe verbinding Westparallel (N69) een weg is met een maximumsnelheid van 80 km/uur. Echter; de weg is ingericht voor een maximumsnelheid van 100 km/uur. Verwacht mag worden dat een aanzienlijk deel van de automobilisten dan ook harder zal rijden dan 80 km/uur. Dit heeft ook gevolgen voor de stikstofdepositie: die zal groter zijn dan de hoeveelheid waarmee in de berekeningen rekening is gehouden. Mede omwille van de verkeersveiligheid dringen we tenminste aan op het invoeren van trajectcontrole om af te dwingen dat automobilisten de 80 km/uur in acht nemen. Gevolgen aansluiting N69/Westparallel op A67 In het Hoofdrapport ”Project-MER nieuwe verbinding Grenscorridor N69” op pagina’s 65/266 en 66/266 worden in de tabellen de verwachte Intensiteit/Capaciteit (I/C) verhoudingen in de spits aangegeven op Rijksweg A67 tussen Veldhoven West en De Hogt aan het einde van de planperiode (2030) bij aansluiting van de N69/Westparallel op aansluiting Veldhoven West. De aangegeven I/C waarden zijn groter dan 0,9 of zelfs hoger dan 1,0. Dit leidt minimaal tot ernstige vertraging, maar meestal tot stagnatie van de verkeersstromen op dit A67-traject en de betrokken aansluitingen. De te verwachten I/C-verhoudingen op de Rijksweg A67 tussen Veldhoven-West en De Hogt op het door uw provincie geplande moment van aansluiten van de N69/Westparallel op de A67 dienen bekend te zijn. Dit is essentieel om te kunnen beoordelen of en in hoeverre deze aansluiting op de A67 verkeerstechnisch haalbaar is, zonder dat aanvullende maatregelen op de A67 behoeven te worden getroffen. Wij achten het openbaar maken van deze I/C verhoudingen daarom noodzakelijk. Deze cijfers zouden overigens mede gedragen moeten worden door de rijksoverheid (Ministerie en Rijkswaterstaat) als eerstverantwoordelijke voor de A67. Wij verzoeken ons deze informatie over te dragen, en/of haar als bijlage bij de stukken inzake het onderhavige PIP ter inzage te leggen. In relatie hiermee achten wij een nadere analyse op basis van deze I/C verhoudingen noodzakelijk. U dient in dit verband te onderzoeken welke consequenties deze aansluiting heeft voor verkeersdoorstroming alsmede voor milieueffecten op het moment van aansluiten. Dat is met name van belang waar het gaat om de laatste kilometers van de N69/Westparallel voor deze aansluiting, dus ter hoogte van Het Goor, Groot Vlasroot, Rundal en andere natuurgebieden ter plekke. Zonder bekendheid met de consequenties voor het milieu op deze natuurgebieden zou een besluit tot aansluiting van de N69/Westparallel op de A67 op deze plaats onvoldoende onderbouwd en is zij onverantwoord. Overigens zou tevens ten gevolge van stagnatie op de N69/Westparallel als neveneffect het sluipverkeer in de gehele regio ongewenst toenemen door ontwijkgedrag van de verkeersdeelnemers. Wij gaan ervan uit dat dit neveneffect ook in uw ogen uitermate ongewenst is. 15 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Gevolgen voor de Luikerweg tot de grens met België In het Plan-MER is te lezen dat de nieuwe verbinding een onderdeel is van een integrale oplossing. Hoewel de PIP bedoeld is om de nieuwe verbinding te realiseren achten wij het onjuist dat de consequenties voor het bestaande weggedeelte vanaf de Lageheideweg tot aan de grens niet expliciet in de besluitvorming zijn meegenomen. Het noordelijke deel van deze bestaande weg zal 35 % meer verkeer gaan verwerken. Dat zal grote gevolgen hebben voor de oversteekbaarheid door wandelaars, fietsers en voor het langzame agrarisch verkeer. Nulplusmaatregelen moeten er voor gaan zorgen dat dit probleem opgelost gaat worden. Hoe dit moet gebeuren en hoe de gelden die hiervoor ter beschikking worden gesteld worden verdeeld over de betrokken gemeentes (de weg is deels de grens tussen Bergeijk en Valkenswaard), is niet bekend. Echter; wanneer deze maatregelen niet zijn gerealiseerd als de nieuwe verbinding er is zal deze laatste niet deugdelijk functioneren. Waarom in de PIP alle kruisingen ongelijkvloers moeten worden voor de snelle doorstroming terwijl op dit bestaande weggedeelte 2 gelijkvloerse kruisingen en een gelijkvloerse ingang van een groot bungalowpark zijn is ons niet duidelijk. Het afslaand verkeer naar de Burg. Aartslaan (75% meer dan nu) zal voor oponthoud en gevaarlijke situaties gaan zorgen. Verlegging rotonde Dommelsedijk/N397 In het ontwerp-PIP wordt de mogelijkheid geboden de rotonde op de Dommelsedijk / N397, die het dichtst bij de kern Dommelen is gelegen, op grotere afstand van Dommelen te realiseren met een bestemming ‘Verkeer’ die langs de Dommelsedijk / N397 tot in Keersop loopt. Wij zijn van mening dat als onverhoopt de Keersop verlegd zou moeten worden als gevolg van deze ingreep, het Natura 2000- gebied van de Keersop wordt aangetast, en dat dit een (nadere) passende beoordeling vergt in de zin van art. 19j van de Nbw. Deze bestemming kan aldus niet op deze wijze tot stand komen. Geluidsbelasting Uit het bij het ontwerp-PIP gevoegde geluidsonderzoek blijkt dat er op een aantal locaties sprake is van een afname van de geluidsbelasting, maar op een aantal locaties ook sprake is van een forse toename. Het betreft onder andere het westelijke gedeelte van de kern Dommelen. Statistisch verbetert de blootstelling aan geluid in het gebied door de aanleg van de Westparallel. Het aantal woningen, dat te maken heeft met een afname van 1,5 dB Lden of meer, zit rond de 2600. Daar staat evenwel tegenover dat er rond de 400 woningen zijn, die blootgesteld wordt aan 1,5 dB Lden of meer. Daaronder bevinden zich reconstructiesituaties. Wij gaan ervan uit dat de verplichtingen, die in dit soort situaties voortvloeien uit de Wet Geluidhinder, ruimhartig worden nagekomen. Wij merken op dat, daar waar de mogelijkheid tot een belangenafweging bestaat, die afweging in het voordeel van getroffen bewoners uitvalt en uw college die maatregelen treft die zoveel mogelijk aan de belangen van getroffen omwonenden tegemoetkomen. 16 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
In veel gevallen worden bewoners getroffen door een toename van het geluidsniveau die bijvoorbeeld van “echt stil” naar “niet meer echt stil” gaat, bijvoorbeeld van 41 naar 44 dB Lden. Omdat de eindwaarde onder de 48 dB Lden blijft, telt een dergelijke verslechtering niet mee. Wij verzoeken u om ook voor deze gevallen, die maatregelen te treffen, die ervoor zorgen dat ook voor deze situaties de huidige geluidsituatie behouden blijft. Verder merken wij ten aanzien van het geluid het navolgende op. In het Achtergrondrapport Geluid wordt de Nieuwe Verbinding gemodelleerd als een weg op maaiveldniveau. In het ontwerp-PIP wordt gerekend met een weg die over ca. 2 km op een hoogte van 1,5 m boven maaiveld ligt, zonder afscherming. De berekening in het Achtergrondrapport en die in de PIP zijn daarmee niet helemaal meer te vergelijken. Wij vinden dat de toename van het geluidsniveau op aangrenzende woningen in Dommelen, die het gevolg is van de verhoogde ligging, ten minste tegengegaan moet worden door een adequate afscherming. Dat kan met een geluidswal of –scherm, of met een houtige vegetatiestrook, of een combinatie hiervan. Wij zijn van mening dat bekeken moet worden of de aansluiting van de Nieuwe Verbinding op de N397 (gedeeltelijk) verdiept kan worden uitgevoerd. Dat zou (bij ongewijzigde overige omstandigheden) gunstig zijn voor de geluidsimmissie in aangrenzende woningen. Geohydrologie Wij voeren aan dat de N69 deels loopt door een gebied dat is aangewezen als regionale waterberging. Verder maakt het plangebied deels, bij de kern Valkenswaard, deel uit van een natte natuurparel (bijlage 3). Ten aanzien van de geohydrologie is op hoofdlijnen door de begeleidingsgroep ingestemd met de conclusie dat een verdiepte ligging van de N69 aanvaardbaar is, mits de gevolgen daarvan gemitigeerd kunnen worden. Dit laatste zou voor de verdiepte ligging nader in beeld worden gebracht en doorgerekend (moeten) worden. In beeld zou worden gebracht hoe dit ingepast kan worden in de totale opgave die er ligt ten aanzien van de inpassing van de weg. Dit complete eindbeeld is binnen de werkgroep niet meer expliciet aan de orde gekomen. Het PIP zou hierover voldoende duidelijkheid bieden. In de watertoets is volstaan met de vaststelling dat de afwatering van het landbouwgebied ten westen van de nieuwe weg gehandhaafd blijft. Wij brengen naar voren dat onvoldoende is onderbouwd dat de mitigerende maatregelen in de vorm van een nieuwe greppel voor het deel met de verdiepte ligging van de N69 (Broekhovenseweg e.o.) afdoende zullen zijn omdat een modelberekening over de potentiële effecten ontbreekt. Het is nodig dat met het hydrologisch model toegesneden op de situatie van de half verdiepte ligging bij de Broekhovenseweg een detailuitwerking van mitigerende maatregelen en eventuele resterende effecten gemaakt wordt en nu al betrokken wordt bij het PIP. Anders bestaat de mogelijkheid dat PIP op het onderdeel geohydrologie onuitvoerbaar is. 17 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Dit geldt ook voor het tracédeel tussen Molenstraat en N397. Hoewel geohydrologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er ter plaatse een waterdoorlatende laag van meer dan 20 meter diep is zodat een verdiepte ligging geen probleem zou opleveren is besloten om de weg 1,5 meter boven maaiveld aan te leggen. Dit om er voor te zorgen dat de natte natuurparel Keersopperbeemden ook voldoende nat zal blijven. Maar ook hier is geen hydrologisch model wat deze aanname eventueel kan onderbouwen. Daarbij komt dat voorgesteld wordt om de KS70 deels met leem te bekleden, stroomopwaarts (!) van de paaiplekken van de beekprik. Dit is een zeer riskante maatregel, waarvan het hydrologisch effect niet vaststaat en die praktisch onuitvoerbaar zal blijken te zijn zonder schade te veroorzaken aan het Natura 2000 gebied ter plaatse en mogelijk ook aan de paaiplekken van de beekprik. Wij verwijzen naar hetgeen wij hiervoor hebben aangevoerd ten aanzien van de aantasting van Natura 2000 door uitspoeling van schadelijke stoffen in de watergang langs de voorziene N69. Wanneer een westelijker tracé gekozen zou zijn dan hadden een groot aantal mitigerende en compenserende maatregelen ten aanzien van de hydrologie niet op deze manier genomen behoeven te worden. Wij merken op dat het niet opnemen van garanties in het ontwerp-PIP dat de Westparallel verdiept aangelegd wordt ter plaatste van de Broekhovenseweg, is in strijd met alle toezeggingen in de werkgroepen gedaan en is zeker niet unaniem gedragen, zoals in het ontwerp-PIP wordt verondersteld. Realisering weggedeelte tussen Locht en A67 ontbreekt Wij voeren aan dat het PIP uitsluitend ziet op het gedeelte van de nieuwe verbinding tussen de bestaande N69 en de Locht. De nieuwe verbinding loopt aldus dood op een bestaande weg, die niet geschikt is de verkeersstromen van deze weg op te vangen. Dat is ook niet de bedoeling, omdat, zo blijkt uit de toelichting bij het PIP, de gemeente Veldhoven een bestemmingsplan heeft vastgesteld of zal vaststellen voor dit laatste tracégedeelte. Wij hebben geïnformeerd bij de gemeente Veldhoven, maar een ontwerpplan voor dit ontbrekende tracégedeelte is tot op heden niet vastgesteld. Onduidelijk is wanneer dat nog zal gebeuren. Wij menen zo bezien dat de uitvoerbaarheid van het gehele plan binnen de planperiode van 10 jaar niet is gewaarborgd, nu zo’n essentiële schakel ontbreekt. Wij voeren voorts aan dat juist de ontbrekende schakel van grote landschappelijke en natuurlijke waarde is. Het voorziene tracé loopt dwars door EHS-gebied. Dat betekent dat realisering van dit tracé aan de strikte voorwaarden van hoofdstuk 5 van de VR 2014 is gebonden. Het is maar zeer de vraag of het tracé hier de toets der kritiek kan doorstaan. Wij voeren voorts aan dat, juist of mede gezien de aantasting van EHS, het in de rede ligt een integrale toets te verrichten, waarin alle gevolgen van de nieuwe verbindingsweg, inclusief de verplichte compensatie, integraal worden bezien. Onduidelijk is waarom uw college heeft afgezien van een dergelijke integrale beoordeling. 18 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Parallel aan het PIP wordt gewerkt aan Nulplusmaatregelen en aan een Gebiedsimpuls. Laatstgenoemde moet bijdragen aan de kwaliteit van landschap, natuur, water, wonen, werken, landbouw en recreëren zoals beoogd in de doelstelling van het project. Door het PIP los van de andere projectonderdelen in procedure te brengen ontstaat de vrees dat straks alleen de weg wordt aangelegd en dat voor de overige onderdelen hetzij onvoldoende geld beschikbaar is danwel dat niet alle partijen hun verplichtingen nakomen. Een integraal project vergt borging van de uitvoering van alle onderdelen ervan alvorens een PIP kan worden vastgesteld. Wij verzoeken Provinciale Staten hierin te voorzien alvorens het PIP vast te stellen. Een overeenkomstige borging dient te worden verzekerd voor de spoedige en volledige uitvoering van de compensatieverplichtingen. Ook dat is nu niet het geval. Het bij de compensatie slechts willen voldoen aan het wettelijk minimum tast het draagvlak voor het integrale project en het vertrouwen in de overheid ernstig aan. Recreatie In het ontwerp-PIP is niet voorzien in een recreatieve overgang voor langzaam verkeer (zoals mountainbikers, fietsers en voetgangers) ter hoogte van het bosgebied Einderheide (tussen Riethoven en Dommelen). De huidige ontwerpen gaan alleen uit van een overgang ter hoogte van de Molenstraat. Het bosgebied Einderheide is een belangrijk uitloopgebied voor de inwoners van Dommelen en mede daarom is de nu voorgestelde oplossing onvoldoende. Een extra overgang ter hoogte van de bosweg is onontbeerlijk. Ook zijn wij van mening dat de provincie met betrekking tot de recreatieve functie van de EHS zijn rentmeesterfunctie niet goed vervult. De Westparallel doorsnijdt het zeer stille bosgebied Einderheide en introduceert daardoor een grote hoeveelheid lawaai in een recreatiegebied van enkele honderden meters lengte aan weerszijden van de weg. Ook de nieuw aan te leggen EHS langs de Keersopperdreef komt in de lawaaizone te liggen. Dit is slecht voor de recreatieve functie van dit gebied. Het verbaast ons dat u in het ontwerp-PIP geen maatregelen heeft opgenomen teneinde de overlast te voorkómen, of anderszins voorzieningen heeft getroffen. De weg wordt niet verdiept aangelegd, komt zelfs op 1,5 meter boven maaiveld te liggen en de in eerste instantie langs de weg geplande wal is ook komen te vervallen. U had zich van de grote landschappelijke en natuurlijke waarde moeten vergewissen, en die waarde in acht moeten nemen bij het onderhavige ontwerpbesluit. Wij merken op dat in dit kader geen sprake is van een ‘goede ruimtelijke ordening’ in de zin van de Wro. Garanties op Integrale en gelijktijdige realisatie van de drie onderdelen van het Gebiedsakkoord ontbreken Overeengekomen is in het Gebiedsakkoord dat de nieuwe verbinding, het nulpluspakket en de gebiedsimpuls een onlosmakelijk geheel zullen vormen bij de finale besluitvorming. We zien nu dat het ontwerp-PIP en het Project-MER voor de nieuwe verbinding ter visie liggen als opstap naar de vaststelling door PS van het PIP voor de nieuwe verbinding. De financiering maakt daar onderdeel van uit.
19 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Er liggen op dit moment geen documenten ter visie betreffende het nulpluspakket en de gebiedsimpuls. Voor zover wij weten zijn deze documenten nog niet klaar voor openbaarmaking. Dit betekent dat wij geen zicht hebben op het gelijktijdig en volledig realiseren van deze onderdelen van hetgeen in de overeenkomst is vastgelegd. Tot zover de zienswijze van BMF die wij volledig onderschrijven.
Aanvullend willen we u nog op het volgende wijzen Het proces. Het proces wat uiteindelijk geleid heeft tot de totstandkoming van deze PIP. Bijlage 4 betreft onze inspreekreactie in een commissievergadering van de commissie mobiliteit en financiën van mei 2012. In deze inspreekreactie zijn we allereerst ingegaan op het proces tot dan toe. Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen is bewust buiten het proces gehouden omdat we van het begin af aan duidelijk gemaakt hebben dat de Westparallel geen oplossing kon zijn en is voor de problemen in de regio. Met de cijfers uit uw eigen Plan-MER kon iedereen zien dat er vrijwel geen verlichting zou komen van de verkeersdruk in de kernen van Valkenswaard, Aalst en Waalre. Daarom hebben wij ook gevraagd om het in uw ogen second-best alternatief, West-Midden, mee te nemen in de besluitvorming. Om heel precies te zijn het door ons voorgestelde verbeterde West-Midden alternatief, wat de problemen in Aalst en Waalre echt zou reduceren en een betere oplossing is voor Valkenswaard dan de Westparallel. De Westparallel verplaatst het probleem namelijk van de huidige Eindhovenseweg naar Dommelen. Dat is ook precies waar wij van af het begin van dit proces op gewezen hebben. Ondanks dat we de provincie en de gemeente Valkenswaard daar meerdere malen op wezen, werden de effecten op Dommelen steeds zorgvuldig uit alle onderzoeken met betrekking tot de Plan-MER gehouden. Nu, 2 jaar later, is het ook voor bestuurders duidelijk dat onze voorspellingen over de blijvende verkeersdruk in Aalst en Waalre zijn uitgekomen, evenals de voorspelling dat de Westparallel alleen maar tot verplaatsing van de verkeers- en leefbaarheidsproblemen naar Dommelen leidt. Nadat het Gebiedsakkoord gesloten was en het besluit gevallen was voor de Westparallel, mochten we dan toch zitting nemen in de z.g. Brede Begeleidingsgroep. Het leek een soort doekje voor het bloeden, een schaamlapje voor de bestuurders. Toen er gekozen moest worden uit 4 alternatieven bleek er ineens een vijfde alternatief te zijn wat natuurlijk de voorkeur had. En weer kwam uit wat we voorspeld hadden in onze inspraakreactie (bijlage 4): zo dicht mogelijk bij Dommelen. Precies daar waar Bergeijk hem wil hebben (uitspraak van wethouder van der Meijden in commissievergadering gem. Bergeijk op 10 juni jongstleden). Niet verdiept en vrijwel op de Keersopperdreef ( Landbouw: Westparallel ten westen van Dommelen op bestaande wegen, planMER 2011 deel B pag. 344). Wij hebben sterk de indruk dat het hele proces geregisseerd is om tot een vooraf vaststaand doel te komen. Inmiddels is het dan bijna zover: de weg die er moest komen 20 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
zal een aantasting betekenen van de Natura 2000 gebieden, zal het verkeer in Aalst en Waalre niet noemenswaardig doen afnemen, zal een enorme verkeersdruk gaan leggen in de straten in Dommelen, zal een nog intact natuurgebied gaan doorsnijden en zal tot gevaarlijke situaties op de A67 gaan leiden.
Wij vinden dat het tijd is om nog eens te kijken naar het alternatief (verbeterd West Midden) wat alle genoemde nadelen niet heeft en grotendeels gebruik maakt van bestaande wegen, het verkeer verspreid op de A67 brengt en de kortste verbinding betekent tussen de grens en het Nederlandse hoofdwegennet. De aantasting van de natuur. Onder deze kop vind u in de zienswijze van de Brabantse Milieufederatie hiervoor dat wij ons niet kunnen vinden in de gedachte dat habitats niet worden aangetast door met hoge bruggen te gaan werken. Waar de Westparallel de N397 kruist is een ongelijkvloerse kruising voorzien waarbij de Westparallel vlak bij een woonwijk op 6 meter hoogte de N397 en de Keersop kruist. Daarnaast komt op zeer korte afstand van de beek en de plaatselijke bebouwing een weg die het verkeer van en naar het zuiden op de Westparallel moet brengen. Te beweren dat een en ander de habitat niet verstoort is een gotspe. De verstoring is een feit, of de brug nu 6 of 2 meter boven de beek komt. Wij vragen u daarom een andere manier te bedenken om het verkeer op de Westparallel te brengen dan middels dit gedrocht wat door de provincie een kunstwerk wordt genoemd. Een lagere brug brengt schaduw, maar dat brengen bomen langs de beek ook. En met technische middelen (de slimste regio!) zoals zonnepanelen in de geluidswering en led verlichting onder de brug moet die schaduwwerking tegen te gaan zijn. Wanneer de bruggen niet meer zo hoog zijn, zijn ze tegelijkertijd niet zo hinderlijk in het landschap en veroorzaken ze minder (geluids)overlast voor de toch al zwaar getroffen bewoners van Dommelen-Zuid en Westerhoven. Het verhaal dat de “natuurjongens” deze hoge bruggen willen, zoals nu al weer op verschillende plaatsen geopperd is klopt eenvoudigweg niet. Men stelt zelfs voor de effecten gevolgen van een verdiepte ligging bij de kruising van de Westparallel met de N397 te onderzoeken. REDENEN WAAROM wij u verzoeken: - met inachtneming van de hiervoor weergegeven gronden het bestreden besluit te heroverwegen
Hoogachtend, namens Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen Ton Zwerts Bijlagen zie laatste blad 21 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen
Bijlage 1a: Zienswijze ontwerp-structuurvisie RO, deel E, „Grenscorridor/N69‟ en „PlanMER Grenscorridor/N69‟ van de Brabantse Milieufederatie van 4 oktober 2011. Bijlage 1-b bijlage bij bijlage 1a Bijlage 2: Westelijkere tracé alt Westparallel Bijlage 3: kaart Natte Natuurparels. Bijlage 4: Inspraaknotitie commissievergadering d.d. 31-05-12 betreffende Structuurvisie R.O. deel E
22 Zienswijze Ontwerp PIP Nieuwe Verbinding N69 door Stichting Oplossing N69 Bewonersoverleg Dommelen