Oefentoets + antwoorden CAT 1.2.4 Het verhaal van de patiënt De vragen EEN tot en met ZES zijn gebaseerd op onderstaande casus: Henk is 24 en is gediagnosticeerd met de ziekte van Gilles de la Tourette. Hij lijdt aan deze ziekte sinds zijn vierde. Hoewel hij veel last heeft van zijn ziekte heeft hij minstens net zoveel, zo niet meer, last van de behandeling van zijn ziekte. Door de behandeling is hij zichzelf niet meer. Hij overweegt dan ook te stoppen met deze medicamenteuze behandeling. Hij heeft deze ziekte nu eenmaal, en dan moet hij er maar mee leren leven. Zijn neuroloog vindt dit onverstandig en wil hem naar een psychiater verwijzen. Ook zijn vriendin vraagt zich af of dit wel verstandig is, maar begrijpt zijn probleem met de medicatie wel. Zonder pillen is hij veel leuker. 1
Welke visie op ziekte hanteert Henk? Volgens hem is zijn aandoening a. een fysieke en psychologische aanpassing aan een veranderende toestand die zich 'binnen' hem bevindt b. een specifieke entiteit, die binnen hem als ‘illness’ bestaat en buiten hem als ‘disease’ c. een verschijnsel waarin lichaam en geest interacteren d. een specifieke entiteit, die buiten hem bestaat en zich op karakteristieke wijze 'in' hem uit.
a
2
Hoe wordt een visie op ziekte genoemd, waarin ziekte een specifieke entiteit is die buiten de patiënt bestaat, en zich op karakteristieke wijze 'in' hem uit? a. een biopsychosociale visie b. een holistische visie c. een ontologische visie d. een klinische visie.
c
3
b In de casus van Henk zien we dat de betrokkenen verschillende visies op de aandoening hanteren. Omdat volgens Aronowitz de geneeskunde een idiosyncratisch probleem creëert, leiden deze verschillen tot een patstelling. Volgens Aronowitz kan de neuroloog deze patstelling voorkomen door a. met Henk te spreken over het lichaam-geestprobleem dat een rol speelt in zijn aandoening b. met Henk en zijn vriendin te spreken over ieders ideaaltypische opvattingen over ziekte c. Henk door te sturen naar de psychiater d. samen met Henk een biopsychosociaal model van de aandoening te ontwikkelen.
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
1
4
De Engelse taal kent drie woorden voor ‘ziekte’ die alledrie een ander aspect van de betekenis van ziekte naar voren brengen: 'illness', 'disease' en 'sickness'. Waarnaar verwijst de betekenis van 'sickness' in het geval van Henk? a. de biologische structuur of het biologische functioneren dat aan Henk’s klachten ten grondslag ligt b. de manier waarop Henk met zijn aandoening omgaat c. de manier waarop Henk en zijn vriendin en zijn familie met symptomen en beperkingen leven d. de manier waarop de aandoening in relatie tot macrosociale factoren onder de bevolking voorkomt.
d
5
Volgens Henk geven de ervaringen die hij met Gilles de la Tourette heeft een beter zicht op zijn leven. Waarom is dit een voorbeeld van de culturele bepaaldheid van 'illness'? a. omdat onze cultuur van zingeving bijdraagt aan gevoeligheid voor bepaalde ziekten b. omdat culturele zingevingoriëntaties ons begrip van ziekte vormgeven c. omdat culturele zingevingoriëntaties van groep tot groep verschillen d. omdat culturele zingevingoriëntaties van individu tot individu verschillen.
b
6
Waarom duurde het zo lang eer ziekten als epilepsie of Gilles de la Tourette als een medisch probleem werden gezien? Een dergelijke vraag is een voorbeeld van a. van een a-historische opvatting gebaseerd op de veronderstelling dat ziekten simpele onveranderbare categorieën zijn b. van een holistische opvatting over de totstandkoming van medische categorieën c. van een interactieve opvatting over de totstandkoming van medische categorieën d. van een sociaal constructivistische opvatting over ziekten.
a
Vraag ZEVEN t/m TWAALF zijn gebaseerd op onderstaande casus: Jan is 34 jaar. Hij is al 2 jaar extreem moe, volgens hem na een infectie met een darmvirus. Nader onderzoek door de huisarts leverde geen bijzonderheden op. Jan krijgt medicatie die hij onregelmatig inneemt. Hij is een keer twee maanden en een keer vier maanden ziek thuis geweest, maar werkt ondanks alles toch zoveel mogelijk door. Hij heeft ook andere klachten gekregen zoals droge ogen, hoofdpijn, nek/schouder klachten, pijnscheuten in de armen, benen en soms hartklachten. Na twee jaar oppert een internist dat Jan mogelijk CVS heeft. Jan had nog nooit gehoord van CVS en reageert daarop negatief: dat zit tussen je oren zeker, ik ben niet gek en heb het allemaal echt wel op een rijtje. 7
Welke factoren zijn er verantwoordelijk voor dat symptomen van chronische ziekten verergeren? a. lichamelijke en sociale factoren eigen aan het verloop van de specifieke chronische ziekte b. lichamelijke en psychologische factoren eigen aan de ziekte in combinatie met gevoelens van ‘opgeven’ c. de psychologische factoren zoals verlammende angst en ‘opgeven’ d. een combinatie van psychologische, lichamelijke en sociale factoren.
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
d
2
8
Op welke wijze krijgt een chronische ziekte betekenis binnen iemands leven? a. door de reacties van familieleden, artsen en sociale omgeving b. door de vermenging van het levenstraject van de chronisch zieke met diens ziekteervaring c. door het wisselende beloop dat chronische ziekten hebben d. door een wisselwerking tussen persoonlijke en sociale factoren.
d
9
In de casus duurt het lang voordat de diagnose CVS wordt genoemd. Moeheid is blijkbaar moeilijk te duiden. Dat wordt uitgedrukt in de uitspraak dat diagnosticeren een semiotische activiteit is. Wat wordt hiermee bedoeld? a. bij het diagnosticeren wordt gebruik gemaakt van meerdere betekenislagen b. diagnosticeren is zoeken in een doolhof c. het gebruik van medische categorieën heeft voor patiënten betekenis d. het narratieve symbolische systeem over de symptomen moet vertaald worden in een medisch symbolisch systeem.
d
10 Jan neemt de medicatie onregelmatig in. Dat is een fenomeen dat veelvuldig voorkomt, onder andere bij mensen die medicatie krijgen tegen hoge bloeddruk. Waar valt de therapieontrouw bij hypertensie aan toe te schrijven? a. aan de lekenkennis die hoge bloeddruk toeschrijft aan teveel spanning b. aan de lekenkennis dat medicatie niet helpt bij hoge bloeddruk c. aan het wisselend beloop van hypertensie d. aan de sociale betekenis die hypertensie in de westerse wereld heeft.
a
11 Met welke methode(n) valt het lijden van Jan het beste te kennen? a. met een medische anamnese b. met etnografisch en biografisch onderzoek en psychotherapie c. met symptoomschalen, checklists en survey vragenlijsten d. met zelfrapportages en interviews.
b
12 Het belang van een ziektenarratief is
a
a. het geeft betekenis, context en perspectief aan hetgeen iemand met een ziekte meemaakt b. het is alleen van belang bij de medische diagnose c. het vergemakkelijkt de sociale interactie d. het zorgt ervoor dat patiënten adequaat communiceren in de spreekkamer.
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
3
De vragen DERTIEN t/m ACHTTIEN zijn gebaseerd op onderstaande casus: De heer Talip (46 jaar) is afkomstig uit India, heeft een levensmiddelenwinkel in Amsterdam en woont met zijn vrouw en twee zoons, die ook alle drie in India zijn geboren, in een kleine woning. Hij kampt – net als zijn vrouw - met veel medische problemen: hartritmestoornissen, hoge bloeddruk, diabetes mellitus en een zeer hoge consumptie van whisky. Voor hem is echter het grootste probleem de pijn in zijn been, die wordt toegeschreven aan een ingewikkeld soort beklemming van een zenuwwortel in de wervelkolom. Hij kan daarvoor geopereerd worden, maar hij ziet de risico’s somber in, te meer daar geen garantie gegeven kan worden dat de ingreep hem van de pijn af zal helpen. Hij hoopt met pijnstillers zijn winkel in stand te houden totdat zijn oudste zoon het meeste werk kan overnemen. Bovendien hoopt hij op een ‘wondergenezing’. De gesprekken met de huisarts verlopen altijd in een gemoedelijke sfeer, maar steeds lopen de opvattingen uiteen. De huisarts hamert op de verlaging van het lichaamsgewicht en de alcoholconsumptie als belangrijkste aangrijpingspunten. De heer Talip dringt aan op pijnstillers, massage en ‘geduld’. 13 De heer Talip komt uit een andere cultuur. Nu is het begrip ‘cultuur’ een veelzijdig begrip dat d in veel verschillende definities is geprobeerd samen te vatten. Aan welke uitgangspunten moet o.a aandacht besteed worden bij de invulling van het begrip ‘cultuur’? a. dat ‘cultuur’ homogeen is b. dat ‘cultuur’ statisch is c. dat cultuur alleen van toepassing is op individuele personen d. dat cultuur een gedifferentieerd raamwerk is waarbinnen betekenisgeving plaatsvindt. 14 De huisarts vraagt zich af of het feit dat de heer Talip uit een andere cultuur komt een belangrijke rol speelt in zijn ziektebeleving. Hij weet bovendien dat in andere culturen dan onze Nederlandse cultuur diagnosen voorkomen die voor ons vrijwel onbekend zijn. Dit feit staaft de opvatting dat a. diagnosen universeel zijn b. diagnosen tot stand komen zonder betekenis te geven aan de ziekteverschijnselen c. wat in de ene cultuur als een ziekte erkend wordt niet noodzakelijkerwijs ook in de andere cultuur een ziekte is d. de namen die we aan ziekten geven toevallig gekozen zijn.
c
15 De huisarts beseft dat hij als zorgverlener een culturele gevoeligheid in de context van een globaliserende wereld moet ontwikkelen. Onder deze culturele gevoeligheid wordt verstaan dat de zorgverlener a. zich bewust is hoe ziekte beleefd wordt in de ‘eigen cultuur’ b. zich bewust is hoe ziekte beleefd wordt in de ‘eigen cultuur’ van de patiënt c. de eigen cultuur beschouwt als universeel in de ziektebeleving d. probeert een brug te slaan tussen de eigen cultuur en die van de patiënt in de beleving van zijn/haar ziekte.
d
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
4
16 De vraag van de patiënt en aanbod van de arts lijken niet op elkaar aan te sluiten. Wat is een mogelijke oplossing hiervoor? a. de patiënt moet leren om de klachten op de juiste manier te presenteren b. de zorgaanbieder moet het aanbod afstemmen op de behoefte van doorsnee patiënt c. de zorgaanbieder moet zich specialiseren zodat de patiënt kan kiezen uit verschillende aanbiedingen d. een gezamenlijk leerproces op gang brengen waarbij de zorgaanbieder en de patiënt van elkaar leren.
d
c 17 Welke van de onderstaande beweringen met betrekking tot communiceren met de allochtone patiënt is juist? a. meer kennis van de culturele achtergrond leidt tot betere communicatie van de arts met de allochtone patiënt b. minder kennis van de culturele achtergrond leidt tot minder vooringenomenheid van de arts ten opzichte van de allochtone patiënt c. misverstanden tussen arts en allochtone patiënt kunnen worden voorkomen door op individueel niveau een standpunt te toetsen d. belangrijke informatie over ziektegedrag en ziektebeleving van de allochtone patiënt kan worden verkregen door als arts te letten op uiterlijkheden en lichaamstaal. 18 Stel meneer Talip spreekt gebrekkig Nederlands. Er bestaan communicatieve tips om dit gesprek in goede banden te leiden. Welke van de onderstaande tips is NIET behulpzaam? a. gebruik vooral korte zinnen b. maak regelmatig samenvattingen c. maak gebruik van visuele middelen d. gebruik zoveel mogelijk de taal van de patiënt.
d
De vragen NEGENTIEN t/m VIJFENTWINTIG zijn gebaseerd op onderstaande casus: In vroeger tijd werd het lichaam gezien als één geheel. Een systeem van organen, energiebanen en lichaamssappen die allemaal met elkaar in verband stonden. Ontregelingen in dat systeem, van welke aard ook, werden gezien als ziekten. In de loop van de negentiende eeuw werd het door nieuwe onderzoeksmethoden mogelijk om ziekten te lokaliseren in het lichaam. Goed nieuws natuurlijk, want daardoor konden artsen veel sneller vaststellen wat iemand mankeerde. Maar de keerzijde van de medaille was, dat alles wat niet lokaliseerbaar was, niet meer serieus werd genomen, althans niet als ziekte. Als iemand zich niet goed voelt en de dokter kan daarvoor geen verklaring vinden, dan loopt zo iemand de kans naar huis gestuurd te worden, al dan niet met de dooddoener ‘dat het wel tussen de oren zal zitten’.
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
5
19 Hoewel deze ontwikkeling zich in de 19e eeuw afspeelde, werd de bodem daarvoor gelegd in de 17e eeuw door Descartes. De redenatie in Descartes’ ‘Vertoog over de methode’ kent een aantal tekortkomingen. Welke van de onderstaande uitspraken hoort NIET bij deze tekortkomingen? a. 'Cogito, ergo sum' moet eigenlijk 'Sum, ergo cogito' zijn b. Descartes wil zichzelf ontdoen van zichzelf c. Descartes vergeet zijn bestaan van vlees en bloed. d. de meetkunde is ongeschikt om het lichaam te onderzoeken.
d
20 De theologie speelde in de opvattingen van Descartes a. een doorslaggevende rol b. een zijdelingse rol c. een verborgen rol d. geen rol.
d
21 Een gevolg van de boven geschetste ontwikkeling van de geneeskunde is het feit dat in de geneeskunde de effecten van lichamelijke ziekten op de geest pas in tweede instantie of zelfs helemaal nooit aan bod komen. Dit is een gevolg van a. de onvolledige theorie over de mens waarmee de geneeskunde werkt b. de gebrekkige theorie over het lichaam. c. het weinig voorkomen van dergelijke complicaties d. te weinig tijd in de opleiding tot arts.
a
22 Opvattingen die stellen dat het lichaam exclusief bepalend is voor de gezondheid kunnen worden beschreven als a. een idealistisch dualistische opvatting b. een idealistisch monistische opvatting c. een materialistisch monistische opvatting d. een materialistisch dualistische opvatting.
c
23 Damasio stelt dat met de ontdekkingen van de neurobiologie het in de casus geschetste beeld feitelijk achterhaald is. Met de term het 'lichaamsgezinde brein' bedoelt Damasio dat a. de geest zich in de hersenen bevindt b. de geest zich in de hypofyse bevindt c. de geest in feite geen materie is d. de geest uit het hele organisme voortkomt.
d
24 Er is pas een neurale basis voor het zelf als aan verscheidene voorwaarden is voldaan. Welke van de onderstaande voorwaarden hoort daarbij? a. de hersenen moeten volledig met het lichaam zijn verbonden b. we moeten in de hersenen een zogenaamde homunculus aannemen c. er moeten normale serotonine niveaus aanwezig zijn d. de hypothalamus moet intact zijn.
a
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
6
25 De neurale basis van het zelf berust op twee verzamelingen van belangrijke representaties, d te weten a. genetische en moleculaire representaties b. moleculaire en autobiografische representaties c. genetische en neurologische representaties d. lichamelijke en autobiografische representaties. Algemene vragen a 26 Vaak maakt de openbaring van een ernstige ziekte van iemand een ‘narrative wreck’. Daarmee wordt bedoeld dat a. mensen moeite hebben om een verhaal over hun leven te vertellen omdat ze de richting en het doel ervan kwijt zijn b. mensen niet goed in staat zijn om op zo’n moment over hun leven na te denken c. de omgeving van mensen moeite heeft om telkens weer naar ziekteverhalen te luisteren d. de taal van de geneeskunde het verhaal van de patiënt wegdrukt. 27 Het lichaam in de Indiase cultuur a. is beïnvloedbaar door substanties en symbolen die samenhangen met sociale relaties b. krijgt betekenis door rituele littekens die iemands lichaam, zelf en sociale groep met elkaar verbinden c. verkeert in perfecte esthetische en morele harmonie met het fysieke landschap d. wordt beschouwd als een microkosmos die in verbinding staat met de sociale en planetaire macrokosmos.
a
28 Bij educatie en voorlichting aan patiënten houden we ons bezig met het verhaal van de patiënt omdat verhalen a. intrinsiek palliatief of therapeutisch kunnen zijn b. verankerd zijn in ervaring c. bruikbare clues voor diagnostiek kunnen leveren d. een patiëntgecentreerde agenda bevorderen.
d
29 Welke benaderingen worden bij narratieve analyses onderscheiden? a. holisme en categorie b. holistische inhoud, holistische vorm, categorische inhoud, categorische vorm c. holistische vorm versus categorische inhoud d. vorm en inhoud.
b
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
7
30 Volgens Wolffers wordt in het kader van preventie en het biomedische paradigma het individu losgemaakt uit de realiteit waarin zijn gezondheid wordt geproduceerd. Waardoor wordt deze 'travestie van de werkelijkheid' volgens de schrijver goedgepraat? a. door sociaal wetenschappelijk onderzoek b. door een gebrek aan sociaal wetenschappelijk onderzoek c. door te stellen dat deze beschrijving van de werkelijkheid op basis van gecontroleerde wetenschappelijke methoden gebeurt d. door rekening te houden met de sociale, economische en culturele context waarbinnen het individu zich beweegt.
c
31 Uit het begrip 'vulnerability' van Tarantola blijkt dat a. elke groep in de samenleving even kwetsbaar is wanneer het gaat om ziek worden b. sommige groepen in de samenleving kwetsbaarder zijn voor gezondheidsverstoringen dan anderen c. de kans om ziek te worden voor ieder individu gelijk is d. de kans om ziek te worden onafhankelijk is van psychosociale en sociaal-culturele factoren.
b
c 32 Het begrip ‘cultuur’ is een veelzijdig begrip. Welke sleutelwoorden zijn het meest van toepassing bij de invulling van het begrip ‘cultuur’? a. interne homogeniteit, externe universaliteit b. inertie, onveranderlijke betekenisgeving c. dynamiek, interne variaties d. apathie, achterlijkheid. 33 In het model van Stronks m.b.t. de relatie tussen etniciteit en gezondheid hanteert zij een aantal verklarende mechanismen die betrekking hebben op kenmerken van etnische groepen. Welke zijn deze verklarende mechanismen? a. de fysieke omgeving van etnische groepen b. de ‘life-style’ van etnische groepen c. epidemiologische karakteristieken van het oorspronkelijke land van herkomst d. de etnische identiteit en de positie in het gastland van de etnische groepen.
d
a 34 Welke uitspraak past in het model van Stronks? a. leefstijl en psychosociale stress zijn determinanten van gezondheid en kunnen etnische verschillen in gezondheid verklaren b. allochtonen hebben een andere leefstijl dan autochtonen en hebben daarom een slechte gezondheid c. psychosociale stress is zowel bij allochtonen als bij autochtonen van invloed op de gezondheid, dus is het geen determinant van gezondheid d. er zijn geen etnische verschillen in gezondheid omdat iedereen dezelfde toegang tot de zorg heeft.
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
8
c 35 Wat wordt bedoeld met convergerende ziektepatronen in de context van sterfte- en ziektepatronen onder migranten? a. ziektepatronen bij migranten gaan steeds meer op elkaar lijken b. een verbetering van een bepaald gezondheidsprobleem onder migranten c. de gezondheid van migranten gaat steeds meer op die van de bevolking in het gastland lijken d. dat het moeilijk is om bij migranten een diagnose te stellen. 36 Huisartsen in ‘multiculturele’ achterstandswijken ervaren veel beperkingen van de beschikbare kennis. Dit komt omdat a. veel richtlijnen en standaarden in de huisartsengeneeskunde zijn gebaseerd op blanke middenklasse populaties b. veel richtlijnen en standaarden uitgaan van een heterogene patiëntenpopulatie c. veel richtlijnen en standaarden niet meer up to date zijn als gevolg van snelle medischtechnische ontwikkelingen d. het de huisarts in de ‘multiculturele’ achterstandswijk niet meer lukt om op de hoogte te blijven van de richtlijnen en standaarden.
a
37 Wat betekent 'compliance' in de gezondheidszorg? a. de arts past zijn taalgebruik zo goed mogelijk aan de patiënt aan b. de arts maakt gebruik van een professionele tolk c. de patiënt doet wat de arts heeft voorgeschreven d. de patiënt probeert zijn taalgebruik aan de arts aan te passen.
c
38 Communicatie vindt zowel op een digitale als een analoge manier plaats. Welke van de volgende uitspraken is juist? a. digitale taal is de taal van de niet-afgesproken tekens b. oogcontact, houding, stemgebruik en gebaren behoren tot de digitale taal c. digitale taal is meer dan analoge taal onderhevig aan culturele duiding en interpretatie d. gebaren, stemgebruik, oogcontact en houding worden wereldwijd meervoudig geïnterpreteerd.
d
39 In het ziekenhuis werken artsen vaak met informele tolken die de Nederlandse taal niet goed meester zijn en een andere culturele achtergrond hebben. Welke nadelen zitten aan het gebruik van informele tolken voor de communicatie tussen arts en patiënt? a. de tolk is goed op de hoogte van de sociale omgeving van de patiënt b. de tolk is vertrouwd met de patiënt c. de tolk kan iets verkeerd vertalen door gebrek aan medische kennis of door het niet laten merken dat iets niet goed begrepen is d. de tolk krijgt geen vergoeding.
c
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
9
40 Wat bedoelt Pinto met een fijnmazige cultuur? a. een cultuur waar gedragsregels zijn voor het individu b. een cultuur waar weinig gedragsregels zijn voor het individu c. een cultuur die veel keuzemogelijkheden biedt d. een cultuur die weinig keuzemogelijkheden biedt, maar wel veel zekerheid.
d
41 Er zijn verschillende hulpverleningsmodellen met betrekking tot interculturele communicatie. a Wat is het grootste nadeel van het 3-stappenmodel van Pinto? a. de hoeveelheid tijd die nodig is b. er vindt geen verdieping plaats in de eigen cultuur van de hulpverlener c. er vindt geen verdieping plaats in de cultuur van de patiënt d. het draait alleen maar om de taalvaardigheden. 42 Anosognosie wil zeggen a. een bij de patiënt ontbrekend inzicht in de oorzaak van de klachten b. een bij de patiënt ontbrekend inzicht in zijn/haar ziekteverschijnselen c. een theatraal verslag door de patiënt van klachten en aandoeningen d. het nabootsen door de patiënt van bekende ziektebeelden.
b
43 Pijn en plezier zijn a. al eeuwenlang onveranderbare aspecten van het menselijk leven b. instrumenten die een organisme nodig heeft om bepaalde strategieën doeltreffend te kunnen toepassen c. de basis van ieder verslavingsprobleem d. goed in maat en getal uit te drukken.
b
44 Realisme gaat uit van het concept dat a. de werkelijkheid een mentale voorstelling is b. een objectieve werkelijkheid bestaat c. de werkelijkheid een product van de mens is d. wetenschappelijke uitspraken de waarheid benaderen.
b
45 Volgens Nagel zullen machines nooit een geest hebben omdat a. machines zo niet bedacht zijn b. machines zo niet gebouwd zijn c. machines er geen verschillende perspectieven op na kunnen houden d. machines zichzelf niet kunnen repareren.
c
46 Proprioceptie is a. het verwerken van optische prikkels b. het verwerken van pijnprikkels c. het vanzelfsprekende gevoel dat ons lichaam van onszelf is d. een bijzondere vorm van waarnemen.
c
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
10
47 Een patiënt is het niet eens met de arts en begint volgens de arts te mopperen en te zeuren. De arts merkt dat dit gedrag hem irriteert en wil dat dit stopt. De arts kan het beste reageren door a. een jij-boodschap te geven b. een ik-boodschap te geven c. erkenning te geven aan zijn eigen gevoelens d. het te negeren en gewoon door te gaan.
b
48 Nietzsche spreekt van ‘de grote gezondheid’. Daarmee bedoelt Nietzsche a. dat je ondanks een ziekte gezond kunt zijn b. dat je immuun bent voor ziekte c. de gezondheid, die ontstaat door genetische verbetering van de mens d. dat gezondheid niet bestaat.
a
49 Er zijn diverse manieren waarop de arts kan reageren op emoties die de patiënt tot uiting brengt in het contact. Wat wordt bedoeld met het door de arts personaliseren van de emotionele uitspraken van de patiënt? a. de arts laat de patiënt weten hoe deze uitspraken hem persoonlijk raken b. de arts laat weten hoe in zijn persoonlijke levenssfeer deze emoties ook een rol spelen c. de arts probeert dan de patiënt minder in algemene termen te laten praten over zijn emoties d. de arts laat weten hij begrijpt dat deze emoties een persoonlijke aangelegenheid zijn.
c
50 Een voordeel van het gebruik van familieleden als tolk is a. de vertalingen zijn vaak van hogere kwaliteit b. geheimhouding is gegarandeerd c. het familielid kent de gezinssituatie d. het familielid kan informatie goed selecteren op relevantie.
c
oefentoets CAT 1.2.4 +antw. / fiat A.Oderwald / Bbvs / 04-05-06
11