Het ontstaan van de viool Geschreven door Anneke de Vries
OCP, 8 november 2009: Over grenzen … Het ontstaan van de viool; een Roemeens sprookje Marcus 7,24-30 Daar sta je dan, alleen. Alleen, in je eentje op een vreemde plek, met vreemde mensen. Weg van je familie, je ouderlijk huis, je vertrouwde dagelijks werk. Wat doe je daar? Waarom ben je vertrokken? Ging het thuis niet meer? Had ‘thuis’ je niks meer te bieden? Was er ruzie, misverstand, onenigheid? Dat warme nest, was het afgekoeld? Ging je daarom weg? Of werd het werk je te druk, was de belasting te hoog, werd er teveel aan je getrokken? Wilde je gewoon even een time-out, vakantie, verlof, een sabbatical? Maar wat daarna dan? Hoe ga je straks verder? Wat zoek je eigenlijk hier op deze vreemde plek? Wat hoop je te vinden?
En dan, dan staat daar die vrouw. Je kent haar niet, maar ze maakt van alles in je los. Dat heb je soms met vrouwen. Maar deze vrouw is duidelijk niet van hier. Haar kleding, haar gelaatstrekken: ze komt van ver over de grens. Een ander ras, een ander geloof. Wat moet ze hier, wat moet ze van jou? Jij bent hier misschien dan wel vreemd, maar zij is nog veel vreemder. Laat haar gauw wegwezen. Alsof het leven al niet moeilijk genoeg is zonder zo’n vreemde vrouw.
Daar sta je dan, als vrouw alleen, naamloos bovendien. We weten enkel dat je van Syro-Fenicische afkomst bent, ergens uit Griekenland. In ieder geval nìet een Jodin; niet ons soort mensen. En we weten dat je een dochter hebt, die door een onreine geest wordt bezeten. Onrein, wat dat betekent, heeft Jezus een paar verzen eerder in dit zevende hoofdstuk van het Marcus evangelie in een pittige discussie met de Farizeeën en schriftgeleerden uit de doeken gedaan. Onreinheid heeft niets van doen met het stof van de aarde, met ongewassen handen voordat je gaat eten. Onreinheid is geen vuiligheid ‘van buiten’, maar komt van binnen uit mensen. Onreinheid dat is bedrog, afgunst, diefstal, hebzucht, hoogmoed, laster. (Mc 7,22) Een onreine geest, dat is een geest die je ziek maakt, verslaaft, vernedert. Een geest die de dochter van de Syro-Fenicische vrouw doet denken dat ze er niet toe doet, dat ze niet mooi is; het is een geest die haar vermagert tot op het bot, een geest van jaloezie, die aanzet tot haat, tot moord, tot zelfmoord. Een geest van destructie.
Die Syro-Fenicische vrouw weet wat ze zoekt, wat ze hoopt te vinden, hier in dat vreemde land. Zij is op pad gegaan om te vragen, te smeken ‘drijf die demon weg uit mijn dochter, maak haar vrij, doe haar leven.’ Het is geen simpele vraag. Want wat ze daarmee zegt, is: ‘Het gaat niet meer. Ik red het niet. Ik heb alles gegeven, dit was waarvoor ik leefde: zorgen
1/5
Het ontstaan van de viool Geschreven door Anneke de Vries
dat zij, mijn eigen vlees en bloed, goed terecht kwam. Maar het lukt niet. Wil jij me helpen?’ Aan wie kun je zo’n vraag stellen? Aan wie kun je je zo bloot geven? Is er iemand tegen wie je durft te zeggen ‘datgene wat er voor mij echt toe doet, ik krijg het niet voor elkaar’? En is er dan ook iemand die antwoord geeft?
De vrouw had gehoord over die vreemdeling die in de omgeving van Tyrus was aangekomen. Namen had ze gehoord – Zoon van David, Heer, Wonderbare raadsman – dromen, signalen, ze kwamen diep uit de wereld aangewaaid. Daarom is de vrouw hier, speurend naar hoop, naar dageraad. En daarom spreekt ze Jezus aan: ‘Heer, drijf die demon weg uit mijn dochter, maak haar vrij, doe haar leven.’
Het antwoord hebt u gehoord: ik ben er niet voor jou. Eerst de kinderen, dan de honden. Eigen volk eerst. En jij, jij bent geen deel van mijn volk. Je bent niet van mijn geloof, je bent geen man, je hebt geen geld, je bent niet jong meer, je past niet in mijn plan, je bent niet nuttig voor mijn carrière.
Daar sta je dan, als vrouw alleen. Niemand schiet je te hulp, Jezus niet, de leerlingen niet, geen schriftgeleerden, geen Farizeeën. Een vreemde in een vreemd land. Maar de vrouw laat het er niet bij zitten. Ze negeert de verachting die doorklinkt in de vergelijking met de hondjes. Een hond, dat is voor een jood een onrein en veracht dier, een aaseter. Misschien dat de vrouw moed vat door wat Jezus eerder over onreinheid had gezegd. Of doordat hij het woord hondjes in de mond neemt, in plaats van honden. Hondjes, dat zijn geen straathonden vol zweren en vuil, maar gezellige knuffelbeesten die een plaats hebben in de familie, onder tafel bijvoorbeeld, tijdens het eten. Families die eten van een heuse tafel in plaats van een vloermat, dat zijn welgestelde families; zij missen een paar kruimeltjes brood niet. En alsof de vrouw de parabel van de arme en rijke in Lc 16 kent, waar de arme zich prima had kunnen voeden met wat er van de tafel van de rijke viel, antwoordt ze Jezus: ‘De honden eten toch immers ook de kruimels die van tafel vallen. Dat kleine wat ik je vraag, het genezen van mijn dochter, daar zul je je eigen volk heus niet tekort mee doen.’ En dan, dan gaat Jezus overstag: de demon verlaat de dochter van de vrouw.
De vrouw heeft een prachtig antwoord gegeven, er is geen speld tussen te krijgen. Het kan zo opgenomen worden in een cursus over assertiviteit, of effectief vergaderen. Hou vol, weet wat je wil, blijf beleefd, maar antwoordt direct en gevat. Was dat de reden waarom Jezus overstag ging? Omdat hij niet anders kon, in de tang genomen door de slimme argumenten van deze vreemde vrouw?
2/5
Het ontstaan van de viool Geschreven door Anneke de Vries
Misschien. Maar misschien gebeurde er ook iets anders. Misschien werd hij door de woorden van de vrouw getroffen op een manier zoals ook muziek je kan treffen: recht in je hart, direct rakend aan dat wat je vrolijk of treurig maakt, aan datgene wat er echt toe doet. Misschien zijn de woorden van die vrouw als de viool van Matuya: een kistje vol met lachen en met tranen en als je over de snaren van dat kistje strijkt dan horen mensen die lach en die traan alsof ze voortkomen uit hun eigen hart. Deze vreemde vrouw die landsgrenzen, culturele en religieuze grenzen vrouwmoedig overschrijdt, omdat ze pal staat voor de zorg om haar dochter, roept bij Jezus wakker waar hij voor staat, voor zou moeten staan. Al pratend over hondjes en brood, ziet Jezus het opeens weer voor zich: zijn thuis, het brood op de tafel, dat warme nest waar hij uit voort kwam, de plek waar hij de psalmen leerde zingen en bidden, en bovenal die ene psalm: Heer die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken, gij zijt mij overal nabij, uw ogen waken over mij. Overal, waarheen je ook gaat, hoe vreemd de plek ook is waar je bent, er is Iemand die je het meest intiem nabij is, nog voor het allereerste begin, tot voorbij het einde. Er is een eerste en laatste instantie die je kent, die weet wat waarheid is, ook als je dat zelf niet meer weet. Er is een God die je verstaat, ook al ben je stomgeslagen; Iemand die onze doden ziet, ook al zijn ze verkoold, verwaaid. Een God die zich niet laat opsluiten binnen grenzen of culturen, binnen godsdienst of kerk; een God van breken en delen.
Zo is het, zo zou het moeten zijn. Door de ontmoeting met die vreemde vrouw weet Jezus wat hem te doen staat, hier in de omgeving van Tyrus, maar ook straks, later als hij weer verder op weg gaat. Waren er eerder in het Marcus evangelie nog vijf broden en twee vissen te breken en te delen voor 5000 man en bleven er twaalf manden over – één mand voor elke stam van Israël - in het volgende hoofdstuk van Marcus verdeelt Jezus zeven broden in de menigte en blijven er zeven manden over. Zeven, dat is het getal voor alle volkeren, voor heel de wereld.
Dus, daar staan we dan, met zeven manden brood. Zeven manden, dat zijn niet zomaar wat kruimeltjes. Dat is meer dan voldoende om te breken en te delen, hier, vandaag, met elkaar en straks, in die grote wereld waarin we leven. Zeven manden brood, meer dan genoeg voor Joden en niet-Joden, voor mannen en vrouwen, voor jong en oud, rijk en arm. Genoeg voor allen om van te leven. Ten minste, als je goed luistert en die viool van Matuya blijft horen spelen.
Amen
3/5
Het ontstaan van de viool Geschreven door Anneke de Vries
Slotgebed
God, Gij die geen grenzen kent,
Wij vragen u: blijf bij ons,
Laat niet varen het werk van uw handen.
En laat het toch waar worden,
Vrijheid zonder muren,
Vrede zonder grenzen,
Brood genoeg voor allen.
Uw koninkrijk:
4/5
Het ontstaan van de viool Geschreven door Anneke de Vries
Vandaag nog en alle dagen,
Tot in de eeuwen der eeuwen.
Amen
5/5