§ 113
juni 2015
Opbouw werk en verzet
Alain Storme
De twee gezichten van opbouwwerk De dubbelzinnige positie van opbouwwerk in relatie tot verzet is in meerdere beelden aanschouwelijk gemaakt1: op de naad van leefwereld en systeem (Wildemeersch, 1993); tussen staat en straat (Raspe, 1986); als ‘piggy in the middle’ (Nauta, 1981). Deze typeringen verwijzen op een eerste betekenisniveau naar vragen over de plaats van het opbouwwerk in een configuratie van actoren. Is het een vertegenwoordiger van de staat in de straat, of omgekeerd, van de straat in de staat? Of neemt het tussen deze magnetische polen een neutrale, intermediaire positie in? Op een tweede betekenisniveau heeft men het over emanciperen en disciplineren (Michielse, 1977); over de contradictorische plaats in relaties tussen klassen (Vandamme, 1981); over zorg en strijd (Vlaamse sector samenlevingsopbouw, 1994); over stabiliseren en destabiliseren (Lorenz e.a., 2011); over de kunst van het mogelijke en de kunst van het onmogelijke (De Bruyne en Van Bouchaute, 2014). Hier probeert men de vraag naar het systeembevestigend dan wel systeembevechtend karakter van het opbouwwerk te thematiseren. Overigens zijn beide niveaus met mekaar verweven voor zover straat/leefwereld en staat/ systeemwereld als bronnen van emancipatie en verzet resp. controle en beheersing tegenover mekaar worden geplaatst. Hoe deze tweeslachtigheid– Michielse sprak ooit van het dubbelkarakter van het welzijnswerk – op te vatten? Is het een en/ 1 Al deze beelden linken we hier gemakshalve aan opbouwwerk. De geciteerde auteurs hadden ook sociaal werk, welzijnswerk en sociaal-cultureel werk voor ogen.
en of een of/of verhaal? Weinigen kleven nog het functionalistisch standpunt aan dat opbouwwerk louter instrument is van controle, disciplinering en beheersing. Tegenover deze negatief deterministische visie, maar hieraan verwant, staat de radicaal utopische die opbouwwerk opvat als hefboom in de strijd voor radicale maatschappelijke verandering. Beide visies hebben gemeen dat ze opbouwwerkpraktijken uit hun maatschappelijke en historische context isoleren. Of men nu de fatalistische kaart trekt dan wel het eigen belang en de eigen mogelijkheden overschreeuwt of oprekt, in beide gevallen ziet men het onvermogen bevestigd: ofwel is het uitgangspunt dat er niks te veranderen valt, ofwel komt men tot de conclusie dat er niks veranderd is. In plaats van als een dualisme kan men deze dubbelzinnigheid ook denken als ambivalentie, als 2 polen die met elkaar articuleren.
1 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Dubbelzinnigheid zit in het sociaal werk ingebouwd. Het behoort tot zijn DNA, aldus de Canon sociaal werk Vlaanderen (Verzelen, 2009). Zo heeft activering tot werk zowel een emancipatorische ondertoon voor zover het mensen de weg opent naar het ‘erbij horen’ in de samenleving, als dat het een instrument is in de disciplinering van werklozen. Met andere woorden, opbouwwerk dat zich op de activeringspiste begeeft, wordt geconfronteerd met de spanning tussen zelfontplooiing en inschakeling in maatschappelijke verbanden (Debruyne, 2012). Ook in niet-vulgair marxistische analyses van de positie van het sociaal werk werd deze tweeslachtigheid getraceerd en erkend. De technologische revolutie eist bijvoorbeeld doorgedreven permanente vorming. Dit zou tot verhoging van controle op de arbeid kunnen leiden maar het leidt daarentegen tot toenemende arbeidsdeling en ontwaarding. Voortdurende vorming krijgt daardoor iets contradictorisch: “enerzijds een voortdurende beroepsvorming die vanuit maatschappelijk oogpunt emancipatorisch zou kunnen zijn, anderzijds een vorming die noodzakelijk de arbeider moet aanpassen aan de steeds sterkere onderschikking aan de machine” (Vandamme, 1981, p. 44). Het dualistisch standpunt houdt wat de beheersende pool betreft onder meer verband met een te simpele voorstelling van de machtsverhoudingen tussen de staat en de straat, als zou het de systeemwereld zijn die in een soort eenrichtingsverkeer de leefwereld ‘koloniseert’. Het beeld dat een bepaald beleid boven gemaakt en dan naar beneden geïmplementeerd wordt, klopt niet. Er is veeleer sprake van een wisselwerking waarbij ideeën en praktijken die aan de basis leven uiteindelijk in wetten en reglementeringen hun beslag krijgen. Uitgerekend de inzet van
2
opbouwwerk levert daar regelmatig illustraties van. Zoals Duyvendak en Uitermark hebben betoogd, was een onnauwkeurige lezing of een bepaalde interpretatie van geschriften van Foucault en Habermas er mee verantwoordelijk voor dat de rol van het opbouwwerk negatief werd afgeschilderd. Maar Foucault had het wel degelijk over “strategische reversibiliteit”: macht lokt verzet uit. “zodra een bestuurlijk programma gestalte krijgt en daarmee grenzen aangeeft , creëert het mogelijkheden tot overtredingen en tot subversiviteit. De relevantie van deze opmerkingen voor het opbouwwerk is evident: binnen lokale settings hebben experts autonomie en bovendien kunnen bestuursstrategieën uiteindelijk een tegengesteld effect sorteren”(Duyvendak & Uitermark, 2005, p. 80). Hieraan te koppelen zijn Habermas’ inzichten over het ontstaan – onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen en bestuursstrategieën - van publieke ruimtes met dominante publieken en tegenpublieken, naargelang de belangen die ze belichamen én van instituties die deze ruimtes mee gaan creëren en ondersteunen in het debat. Uitgerekend opbouwwerkers hebben zich lange tijd opgesteld als architecten van de publieke sfeer. De kwestie in historisch perspectief. Omdat het de context respecteert, vormt historisch inzicht een goede medicijn tegen de valkuilen van overdreven scepticisme of overroepen utopische verwachtingen rond de ambities van opbouwwerk. Zeker als we een realistisch beeld willen schetsen van wat verzet voor opbouwwerk vandaag en morgen kan betekenen. We trekken dus onze zevenmijlslaarzen aan en hinkstappen even door de geschiedenis van het opbouwwerk in Vlaanderen en Brussel, op
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
zoek naar eerdere tekens van verzet en beheersing en de dubbelheid er rond2. De beginjaren. Aan opbouwwerk verwante praktijken lagen voor de tweede wereldoorlog verspreid in de werkingen van de grote sociale en culturele emancipatiebewegingen. Samenlevingsopbouw komt na wereldoorlog II om de hoek kijken in de overgang van een agrarische overlevingseconomie naar een economie van massaproductie en -consumptie. Op die overgang zelf hadden individuen en bevolkingsgroepen maar weinig greep. Maar om ze gesmeerd te laten verlopen en vooral met het oog op “mentale reconversie” in een context van toenemende vrije tijd en nood aan persoonlijke en professionele ontplooiing, zien de eerste streekinstellingen het licht. Waren ze niet onmiddellijk van de staat, dan had die toch belang bij het promoten van deze praktijken en de aanwezigheid van intercommunales en economische expansiecomités was nooit ver weg. Daarnaast en gelijktijdig waren in vervallen volksbuurten religieus geïnspireerde werkingen actief. Ze konden beroep doen op kerkelijke faciliteiten, maar ze gingen ook al eens bij de overheid aankloppen. Tussen straat en staat werd in de loop van de jaren zestig geleidelijk aan een tussenruimte van verwevenheid gecreëerd waarin de 2 verschillende ontstaanslijnen een plaats 2 Voor de periode na de herstructurering (vanaf 1983) doen we beroep op ons eigen geheugen. Een goede gedetailleerde beschrijving van de periode ervoor waarop we hier steunen is van de hand van E. Vercammen onder de voor ons onderwerp veelzeggende titel: De ondersteuning van de sector Samenlevingsopbouw door de overheid (Brussel, 1988. Meerdere auteurs hebben in overzichtsartikelen die periode in beeld gebracht, vooral onder het motto: schrijven door over te schrijven. Voor zover archieven de tand des tijds hebben doorstaan, is hier nog veel braakliggend terrein voor historisch onderzoek voorhanden.
kregen in de contouren van een eigenstandige werksoort: enerzijds de streekinstellingen, op initiatief van regionale overheden, met politieke dosering in de bestuursorganen en gericht op onderzoek en planning - ook ‘functioneel’ opbouwwerk rond welzijnsraden kreeg een boost. Anderzijds meer lokale initiatieven, hetzij op aansturen van gemeentebesturen in de context van een nakende fusie van gemeenten (1976) met het oog op een stabilisering van leefgemeenschappen in de grotere bestuurlijke verbanden, hetzij in het verlengde van de democratiseringsgolf van 1968. De buurthuizen die zich hierop inspireerden stelden zich resoluut op het standpunt van een structurele aanpak als reactie op “de maatschappijbestendigende aanpak van de oude initiatieven”. Deze takken groeiden naar mekaar toe in het buurtopbouwwerk. Rond de jaren tachtig bloeiden er op het werkveld ietwat overdreven uitgedrukt de spreekwoordelijke duizend bloemen. De aanhangers van het harmonie- en het conflictmodel gingen het ideologisch debat niet uit de weg maar onderhuids sluimerden er ook ietwat prozaïscher overwegingen, ingegeven door eigenbelang en overlevingsdrang. De staat stond immers op het punt het bewegingskarakter van veel initiatieven te stroomlijnen naar de eisen van een subsidiestatuut. Hoe de overheid over sommige gevoelige punten dacht kunnen we bijvoorbeeld afleiden uit de belangrijke beleidsnota samenlevingsopbouw uit 1975 (R. De Backer). Daarin werd sociale actie eerder als een noodoplossing beschouwd, een standpunt dat op nogal wat protest kon rekenen. Wat er ook van zij, vanaf het begin van de jaren tachtig is de overheid zich steeds als een actievere partner gaan opstellen en, naarmate zij meer middelen in de weegschaal wierp, ook met meer repercussies op de basisarchitectuur van de werksoort. Beschouwt men de
3 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
samenlevingsopbouw vanuit een thematische, een methodische en een ideologische invalshoek, dan is er vanaf 1980 tot op heden vooral op de eerste twee vlakken sprake van een alsmaar verdere inperking van horizonten. Thematische inperking Bekijken we het eerst even thematisch. Als gevolg van bevoegdheidsdiscussies tijdens de uitbouw van de Vlaamse staatshuishouding voltrok zich aan de sector een belangrijke herverkaveling. In 1985 ontstond de hybride situatie dat ze weliswaar onder de bevoegdheden van de minister van cultuur bleef, maar toch administratief overgeheveld werd van de dienst volksontwikkeling naar de administratie van gezin en maatschappelijk welzijn. In 1991 kreeg de sector haar lang verwachte decreet en de daaraan verbonden rechtszekerheid. Maar de beleidsmatige overheveling van Cultuur naar Welzijn was daarmee ook beslecht. De bewustwording rond de stedelijke kwestie en de roep naar kansarmoedebestrijding, eerst in het Vlaams Fonds voor integratie van kansarmen (VFIK) en daarna in het Sociaal Impulsfonds (SIF) hebben er dan weer toe bijgedragen de samenlevingsopbouw op het spoor van de (lokale) armoedebestrijding te loodsen. Men herinnere zich de discussie met het kabinet Lenssens over de opportuniteit om opbouwwerk op de inzet voor de 6 à 7 percent generatiearmen vast te pinnen. Na de eeuwwisseling volgde een vrij onhandige poging van het kabinet Vogels om het opbouwwerk aan de integratiesector te linken. Deze vlieger ging niet op. In het andere geval kan men licht vermoeden waar het opbouwwerk nu zou staan, het lot van de integratiesector vandaag indachtig. De huidige minister van zijn kant stimuleert de toenadering tot de centra voor algemeen welzijn (CAW’s) en de Verenigingen waar armen het woord nemen.
4
Tot op heden onuitgegeven in een context van planning is zijn wens, naar aanleiding van de opmaak van het meerjarenplan 2016-2020, om “bijzondere aandacht te vragen voor een aantal beleidslijnen uit de Beleidsnota 2014-2019 Welzijn, Volksgezondheid en Gezin waartoe het maatschappelijk opbouwwerk dient bij te dragen” (Departement Welzijn, volksgezondheid en gezin, 2015, p. 2). Ietwat stout uitgedrukt zouden we de opsomming van die beleidslijnen kunnen beschouwen als de hoepel waardoor het opbouwwerk voortaan dient te springen. Het staat het opbouwwerk uiteraard vrij de visie van waaruit het dat doet zelf te bepalen, of toch ongeveer. Ideologische inperkingen gebeuren, zoals we verder zullen opmerken, niet altijd op een rechtstreekse manier maar bijvoorbeeld via de weg van de methodiek. De Herstructurering In de beginjaren heerste methodenpluralisme. Dat wil zeggen, opbouwwerk in zijn projectmatige vorm3 was binnen het buurtwerk slechts 1 methode naast ontmoeting, animatie, vorming en actie . Aan deze brede waaier van werkvormen kwam met de herstructurering van 1983 in hoofde van de subsidiërende overheid abrupt een einde. De probleemprojectmethode, zoals dat al een tijd in het Nederlandse opbouwwerk in zwang was, werd als exclusieve methode vooruitgeschoven en subsidiering werd hiervan afhankelijk gemaakt. Dat had op termijn twee verstrekkende gevolgen: professionalisering en verzakelijking. Begin de jaren tachtig heette het dat de legitimiteits- en identiteitsproblemen waarmee het opbouwwerk worstelde te wijten waren aan een te grote ideologische opstelling. De slinger ging dus de andere kant op en methodologische verdieping werd het ordewoord. Nadruk kwam te liggen 3 begrepen als het samen met bewoners, afgebakend in de tijd, gefaseerd en doelgericht werken aan overzichtelijke problemen in de woon- en leefomgeving.
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
op de technische aspecten van het vak en op de gereedschapskoffer die nodig was om een goede professional te zijn. Verzakelijking had betrekking op pragmatisme en realisme inzake doelbepaling en op de complexiteitsreductie inzake analyse van maatschappelijke problemen. Het risico dat de roep naar overzichtelijkheid en haalbaarheid van aan te pakken problemen de band met de ruimere sociaaleconomische en politieke context naar de achtergrond zou duwen werd reëel. Depolitisering was de prijs voor de meer technocratische wind die door opbouwwerkland woei. Hier komen we tot onze eerdere opmerking over de onrechtstreekse invloeden op het ‘ideologisch’ gehalte van het opbouwwerk. Nog zo’n indirecte invloed zijn alle ingrepen die ondertussen naast de methodiek zijn doorgevoerd om de instellingen op een meer bedrijfsmatige leest te schoeien en te monitoren. Opbouwwerk als bemiddelde ruimte in zwaar weer Rest ons in dit overzicht nog twee kanttekeningen te plaatsen. Beweren dat de sector de beheersingslogica van de overheid slechts te ondergaan heeft, zou de waarheid geweld aandoen. De kwestie van de autonomie is daar een illustratie van. De sector klaagt erover dat ze meer en meer herleid wordt tot uitvoerders van beleid. Debruyne en Van Bouchaute hebben gelijk als ze stellen dat het in deze kwestie niet alleen een zaak is van “gestolen autonomie” maar al evenzeer van ‘bemiddelde ruimte”: in ruil voor middelen en beleidstoegang werden de rebelse kantjes er af geveild, vaker meer dan nodig was.4 De andere kant van het verhaal is natuurlijk dat we in een context van veralgemeende 4 Ik herinner mij dat tijdens de voorstelling van het Handboek samenlevingsopbouw in Vlaanderen in 2008 een vertegenwoordiger van de administratie het verzamelde werkveld de levieten las : het mocht allemaal wat kritischer.
besparingspolitiek met een overheid zitten die zich met verwijzing naar individuele verantwoordelijkheid op andere kernfuncties oriënteert. Bovendien is de economisering van het welzijnsbedrijf, met uitbouw van marktconforme organisatiestructuren ook binnen opbouwwerkinstellingen, eigen aan bestuurstrategieën binnen het geavanceerd liberalisme. Dat brak niet toevallig ten tijde van de herstructurering door. En er is tenslotte de overtuiging dat de economie zelf wel zal zorgen voor meer welzijn en dat daarvoor geen speciale instellingen in het leven gehouden/geroepen moeten worden. Omdat het opbouwwerk een sociaal arrangement is en geen sociale beweging zal zijn verzetscapaciteit en alle dubbelheid daarrond altijd van deze context afhankelijk blijven. Het is beter zich daarvan bewust te zijn en van daaruit zijn positie te denken. Welk opbouwwerk voor welk verzet? De geschiedenis herhaalt zich, maar niet op dezelfde manier. Na de (terechte) inhaalbeweging op vlak van methodieken gaat het opbouwwerk voor haar legitimiteit en identiteit terug op zoek naar meer kritieke en politieke ruimte5. Tegenwoordig groeit er een zeker optimisme over een trendbreuk in de richting van herpolitisering van het middenveld. Hart Boven Hard lijkt het brandpunt te zijn waarbinnen sociale en culturele werkers, vakbondsmilitanten en verontruste en verbolgen burgers schouder aan schouder roepen: tot hier en niet verder, een andere samenleving is mogelijk! Is deze zwaluw de voorbode van een lang verbeide lente? Welke rol kan het opbouwwerk zich hierin aanmeten en wat voor opbouwwerk is daarvoor nodig? Vanuit ambiguïteiten en spanningsvelden 5 Zie de 2 studiedagen onder deze noemers in oktober 2010 resp. maart 2013.
5 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
in de ontstaansgeschiedenis komt Koen Hermans tot een ideaaltypische indeling van het structureel sociaal werk (Hermans, 2014). Vervangen we structureel sociaal werk door opbouwwerk, dan verschijnt er een indeling langs radicale, kritische en beleidsgerichte lijnen. In de radicale benadering worden bestaande onrechtvaardige want op ongelijkheid gebaseerde maatschappelijke verhoudingen zelf in vraag gesteld. Het komt er dan op aan middels bewustwording en sociale actie vooral de economische verhoudingen en de instituties die de samenleving schragen fundamenteel te veranderen. Primair staat in deze benadering een conflictstrategie voorop met als inzet de initiële verdeling van maatschappelijke goederen en diensten. In een beleidsgerichte benadering laat men de bestaande verhoudingen onverlet maar wordt, binnen dit kader, gestreefd naar en verbetering van de werking van instellingen, bvb. op het punt van de mate waarin ze maatschappelijke integratie bevorderen. Beïnvloeding via coöperatie staat hier als strategie voorop en dit met het oog op en herverdeling van maatschappelijke goederen en diensten. Kritisch opbouwwerk zal zich vooral toespitsen op de rol die het opbouwwerk en de opbouwwerker opnemen in de reproductie van op ongelijkheid gebaseerde maatschappelijke verhoudingen. Het cruciaal verschil tussen beleidsgericht en radicaal opbouwwerk kunnen we met een voorbeeld illustreren. In functie van sociale stijging van groepen in maatschappelijk kwetsbare situaties zal men in het kader van gelijke onderwijskansen pogen drempels naar onderwijs te verlagen. Radicalen zullen hierop antwoorden: wat baat het mensen in een situatie van uitsluiting naar instellingen toe te leiden die doorheen hun werking voor die uitsluiting verantwoordelijk zijn? Een niet onbelangrijk punt van verschil van de kritische ten aanzien van de twee andere benaderingen is dan weer dat, waar deze laatsten voor verwezenlijkingen
6
steunen op macht, de eerste steunt op inzicht. Het ongemakkelijk besef dat het het radicaal structureel sociaal werk en a fortiori het radicaal opbouwwerk aan macht ontbreekt om de hegemonie van de huidige kapitalistische orde te doorbreken, noopt tot allianties met oude en nieuwe sociale bewegingen. Waarbij het nog te bezien valt tot op welke hoogte streefdoelen binnen die bewegingen radicaal geïnspireerd zijn. Verbanning naar een romantisch utopische marge blijft voor de radicale optie bijgevolg een constant gegeven. Ook in vormen van beleidsgericht opbouwwerk speelt de machtsfactor een rol. In feite kunnen we stellen dat zeker vanaf de herstructurering de beleidsgerichte variante kenmerkend was voor het opbouwwerk in Vlaanderen en Brussel. Opbouwwerk kon echter lange tijd evolueren in een context waarbinnen sociale rechten binnen het globale kader van de uitbouw van de verzorgingsstaat niet ter discussie stonden. Het kwam er op aan nieuwe rechten op nieuwe terreinen te traceren en te bevorderen binnen een beleidsruimte die hiervoor openstond. Maar de vanzelfsprekendheid van rechten tout court kwam onder druk te staan. Ook nam de druk op het opbouwwerk toe om zijn expertise in het verlengde van een zich wijzigende sociale politiek in te zetten. De huidige roep naar herpolitisering van opbouwwerk, gebaseerd op een grondrechtenbenadering, is dus zeker niet een roep naar een radicale opstelling. Het is de roep om zich, vanuit zijn geprivilegieerd ankerpunt in de ‘straat’, in te schakelen in een brede beweging voor het behoud van verworvenheden van een sociaal model dat vrucht was van het grote naoorlogse sociale compromis en gericht was op het terugdringen van al te grove ongelijkheden. Het is het soort opbouwwerk dat zich inzet voor de vrijwaring van oude, in strijd verworven rechten, waar nodig in nieuwe gewaden - zie de nadruk
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
op maatschappelijke innovatie. De taak van beleidsgericht opbouwwerk bestaat er in deze omstandigheden meer dan ooit in de gelijkheid waarvan deze rechten uitdrukking zijn te toetsen aan de realiteit en er naar te streven deze realiteit in overeenstemming te brengen met deze rechten, in plaats van deze rechten, zoals sociale politiek nieuwe stijl ambieert, aan de realiteit aan te passen of ze, zoals in een radicale optiek wel vaker gebeurt, af te doen als illusies die de realiteit van de ongelijkheid moeten maskeren. (Rancière, 1998, p.87). Beleidsgericht opbouwwerk op deze manier opgevat heeft nood aan kritisch opbouwwerk. We zegden het reeds: kritisch opbouwwerk berust op inzicht en niet op macht. Er zijn dus geen excuses om zich niet te wapenen met analyses die vraagtekens plaatsen bij mainstream vertogen over de aanpak van problemen en de rol die men daarbinnen verondersteld wordt te spelen. Zo leidt bij wijze van voorbeeld en besluit inzicht in de algemeen aanvaarde a priori’s van het huidige armoedebestrijdingsbeleid tot het (kritische) inzicht dat de strijd tegen de armoede momenteel minder focust op de herverdeling van rijkdom (een beleidsgericht streefdoel ‘oude stijl’) als wel een appel inhoudt aan de armen om op eigen kracht van hun sociale stijging werk te maken (een beleidsgericht streefdoel in het kader van de nieuwe sociale politiek). De rol van het opbouwwerk vertaalt zich dan eerder in een pedagogische dan in een politieke taakstelling (Suijs, 2012), terwijl het precies dat laatste is waar we, in alle bescheidenheid, naar terug moeten. Bibliografie Debruyne, (e.a.), (2012),Samenlevingsopbouw in de stad: van emancipatie naar disciplinering en terug. In: D. Holemans (ed.), Mensen maken de stad. Bouwstenen voor een sociaalecologische toekomst.
Debruyne, P. & B. Van Bouchaute,De bestaande orde verstoren. Over de politieke opdracht van het middenveld. In: Oikos 69. Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, (2015), Richtlijnen meerjarenplan 2016-2020 samenlevingsopbouw. Duyvendak, J-W & J. Uitermark (2005),De opbouwwerker als architect van de openbare ruimte. In: Beleid en Maatschappij 32. Lorenz (e.a.),( 2011), Sociaal-cultureel werk en historisch bewustzijn. In: F. Cockx (ed), Handboek sociaal-cultureel werk met volwassenen. Hermans, K. (2014), De signaalfunctie en structureel sociaal werk. In: Journal of social intervention: theory and practice 23. Michielse, H., (1977), De burger als andragoog. Een geschiedenis van 125 jaar welzijnswerk. Nauta, J., (1981),David Thomas en de opbouwwerker als piggy in the middle. In: W. van Rees (red.), De strijd om de community. Over de betekenis en de toepassing van nieuwe Engelse opbouwwerkpraktijken. Rancière, J., (1998), Aux bords du politique. Raspe, A., (1986) Straat en staat van het opbouwwerk van de afgelopen 20 jaar. Enkele ontwikkelingen en standpunten. Suijs, S. (2012),Ervaringen aan de grens. Hedendaagse armoedebestrijding in Vlaanderen. Vandamme, D. Welzijnswerk en kapitalisme. Inleiding op de marxistische theorie en geschiedenis van het welzijnswerk in België. Vercammen, E., (1988),De ondersteuning van de sector samenlevingsopbouw door de overheid. Verzelen, W., D isciplinering en emancipatie: het DNA-profiel van het sociaal werk. Canon sociaal werk Vlaanderen. VIBOSO, (1994) Opbouwwerk tussen zorg en strijd. Samenlevingsopbouw-Cahier. Wildemeersch, D., (1993) Sociaal-cultureel werk op de naad van leefwereld en systeem. Gids sociaal-cultureel en educatief werk. Kluwer,
7 Opbouwwerk Brussel
§ 113
juni 2015
T homas Decreus: contestatie is de levensader van een gezonde democratie
Thomas Decreus is verbonden aan het Centrum voor Ethiek, Sociale en Politieke filosofie van de KU-Leuven. Hij was medeorganisator van de SHAME-betoging (2011) en auteur van het spraakmakende boek Een paradijs waait uit de storm. Over markt, democratie en verzet (EPO, 2013). Naar aanleiding van een lezing over Democratie en contestatie voor Samenlevingsopbouw Vlaanderen vroegen we hem om een bijdrage. Dit is de weergave van een schriftelijk interview: wij leverden een reeks vragen aan waaruit Thomas kon kiezen om zijn verhaal aan ons verkocht te krijgen. (ast.) U levert scherpe kritiek op de representatieve democratie. Een beetje in de zin van Ranciere (la haine de la democratie) die het over een oligarchie heeft, spreekt u over aristocratie. Ik heb niet zozeer kritiek op de representatieve democratie, als wel op mensen die democratie verengen tot haar louter representatief element, verkiezingen dus. Mijn these is: democratie draait om veel meer dan verkiezingen. Sterker nog: verkiezingen op zich zijn eigenlijk het minst democratische element binnen onze democratie. Waarom? Omdat verkiezingen bijdragen tot elitevorming. Dat ligt in het mechanisme van het verkiezen zelf besloten. Als we een leider verkiezen, dan willen we immers dat de beste leider ons leidt. Diegene die zichzelf kan portretteren als de beste leider, zal dan ook verkozen worden. Dat zichzelf portretteren als ‘de beste’ vergt overigens als capaciteiten en middelen die boven die van het gemiddelde middelen en capaciteiten uitsteken. In zoverre democratie anti-elitair is, horen verkiezingen er dus niet in thuis.
Het fascinerende is: politieke denkers in het verleden wisten dit. Aristoteles bijvoorbeeld beschouwde verkiezingen als een kenmerk van een aristocratisch regime, niet van democratisch regime. Voor de oude Grieken was democratie een systeem waarin leiders afwisselend geloot en niet verkozen werden, een systeem van direct-democratische volksvergaderingen op het niveau van de polis. Verkiezingen hoorden daar niet in thuis. Ook denkers ten tijde van de Franse en Amerikaanse evolutie volgden die redeneertrant. Voor hen betekende democratie de directe heerschappij van het volk, of zelfs het plebs. Verkiezingen werden ingeroepen om de directe heerschappij van het volk te temperen. Want hoewel verlichte denkers en politici ervan uitgingen dat liberale vrijheden
8 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
en democratische hervormingen nodig waren, waren ze er nog meer van overtuigd dat democratie als de heerschappij van het volk zowel onwenselijk als onmogelijk was. Rousseau bijvoorbeeld beschouwde democratie in de klassieke Griekse zin als iets dat praktisch onmogelijk was, een regime van Goden noemde hij het. Mensen waren te twistziek om met zijn allen te regeren volgens Rousseau. Beter is het daarom een verlichte elite die voldoende geschoold was om het algemeen belang te bepalen. Verkiezingen in combinatie met een sterk beperkt stemrecht vormden hiertoe het uitgekiende middel. Het is vreemd dat we dit elitaire mechanisme eigen aan verkiezingen nauwelijks nog herkennen, terwijl denkers in het verleden dit wel deden. Nochtans zijn de bewijzen overduidelijk. Ons politiek systeem is in wezen elitair. Het wordt beheerst door machtige netwerken – partijen – en politieke dystanieën. Een land als de VS is daar misschien het beste voorbeeld van. Mijn punt is dus: als we het over democratie hebben, dan mogen we democratie niet vernauwen tot verkiezingen. Het democratische van de democratie ligt in andere kenmerken. Pleit u dan voor een meer directe democratie? Niet noodzakelijk. Het punt is eerder dat het kenmerkende voor een democratie ligt in participatieve tendensen in plaats van vertegenwoordiging. Die participatieve tendens heeft zich historisch vertaald in de vorming van een middenveld. Sinds het ontstaan van de moderne democratie op het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw zien we dat burgers met veel vallen en opstaan de vrijheden die hen toekomen benutten. De vrijheid van meningsuiting, vergadering, onderwijs, religie enzovoort, worden aangewend door burgers om zichzelf te organiseren en pressiegroepen te vormen.
Let op dat proces is niet zonder slag of stoot verlopen. Uiteraard stonden bepaalde elites niet te springen om zichzelf organiserende burgers te krijgen. Maar toch is het dat wat gebeurd is. Er ontstonden belangengroepen, partijen, bewegingen en groepen die van onderuit probeerden op het beleid te drukken en een voet tusssen de deur van de macht probeerden te krijgen. Denk bijvoorbeeld aan de vakbonden. Het zijn dergelijke middenveldsorganisaties, maar ook partijen, die politieke en sociale emancipatie hebben gecreëerd, die ertoe bijgedragen hebben dat burgers konden participeren aan de macht. Vandaar het cruciale belang van een middenveld in een democratie. Daar worden burgers burgers en vindt reële participatie plaats. Maar naast participatie moeten we vooral ook oog hebben voor contestatie in een democratie. Contestatie is volgens mij de levensader van een gezonde democratie. In een regime dat zichzelf democratisch noemt, kunnen burgers niet alleen zichzelf organiseren. Ze kunnen ook het bestaande beleid contesteren, ertegen verzet aantekenen en zo druk uitoefenen op bestaande machthebbers. Emancipatie kan nooit zonder contestatie, zonder het uitdagen van de bestaande orde. Dit gebeurt soms door doelbewust wetten te overtreden, door de publieke ruimte fysiek in te nemen. Denk aan sit-ins, (wilde) stakingen en allerlei vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid. Emancipatieprocessen gaan daar noodzakelijkerwijs mee gepaard. Het bestaan van het middenveld zelf hangt volledig samen met dergelijke vormen van contestatie. Van zodra er geen plaats meer is voor dergelijke contestatie, wordt een democratie steeds minder democratisch. In een democratie moet tot op zekere hoogte ruimte zijn voor ongehoorzaamheid, voor tegenwerking. Het is in dat constante conflict en de algemeen aanvaarde legitimiteit ervan dat volgens de kern van de democratie ligt.
9 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Wat is je voornaamste kritiek op het politieke regime waarin we vandaag leven? Om in de lijn van het voorgaande antwoord te blijven: ik denk dat het ons steeds moeilijker wordt om de bestaande orde daadwerkelijk te contesteren. Dat maakt me zorgen. In de stad waar ik woon, Antwerpen, merk ik hoe straatprotest steeds meer gecriminaliseerd wordt. Er zijn reeds drie betogingen geweest waarvan de deelnemers manu militari werden opgepakt en beboet: de PEGIDA-betoging, de mars tegen Monsanto en de sit-in van Movement X. Dat vind ik in alle drie de gevallen bijzonder problematisch. Het is een regelrechte criminalisering van straatprotest en onaanvaardbare inperking van democratische vrijheden. Het maakt volgens mij deel uit van een bredere tendens waarbij protest maar ook meer radicale stemmen worden gemarginaliseerd en gecriminaliseerd. Dit gepaard met een overheid die steeds machtiger wordt en steeds meer armslag krijgt om repressief op te treden. Onder het mom van de strijd tegen het terrorisme worden steeds meer burgerlijke vrijheden opgeofferd. Dat proces is reeds bezig sinds 9/11 en net omdat het zo lang bezig is zijn we er misschien ietwat immuun voor geworden. Maar we moeten er bijzonder kritisch tegenover blijven. Zo vind ik het nog steeds niet normaal dat er militairen in ons straatbeeld rondlopen en dat hun aanwezigheid tegenwoordig wordt gelegitimeerd door te verwijzen naar dalende misdaadcijfers. Je hamert op ontmarkting en een repolitisering van de markt, maar is vermarkting niet de prijs die betaald wordt in een liberale democratie? Het hangt er van af wat je precies verstaat onder het begrip liberale democratie. In
mijn ogen is een liberale democratie een politiek systeem waarin specifieke, individuele rechten en vrijheden gecombineerd worden met het principe van volkssoevereiniteit. Wat kenmerkend is aan onze moderne democratie is dat we er van uitgaan dat de macht – in theorie en in laatste instantie – bij het volk ligt. Leiders worden legitiem geacht in zoverre ze regeren in naam van het volk. Tegelijk kenmerkt de moderne democratie zich door een nadruk op individue rechten. Die twee gaan niet noodzakelijk samen. De klassieke Griekse democratie kende nauwelijks het idee van indivuele rechten en vrijheden. Maar we kunnen ons evengoed een systeem indenken waarbij burgers bepaalde rechten hebben terwijl het volk niet soeverein geacht wordt. Denk in dat verband aan vormen van verlicht absolutisme. In politieke zin zijn we allemaal liberalen. Er is vrijwel niemand, althans dat hoop ik, die de noodzaak en het belang niet erkent van rechten en vrijheden die ons beschermen tegenover willekeurig overheidsoptreden of machtsmisbruik. Ik vind dat principe ontzettend belangrijk en in die zin ben ik een absolute supporter van de liberale democratie. Waar ik wel problemen mee heb is een vorm van economisch liberalisme die de markt als het domein beschouwt waarin vrijheid gerealiseerd wordt en die zich keert tegen ieder overheidsoptreden in het marktgebeuren. Die vorm van economisch liberalisme, ook wel neoliberalisme genoemd, is volgens mij een karikatuur van het politieke liberalisme. Een zichzelf respecterende politieke liberaal kan niet anders dan vóór overheidsoptreden zijn op economisch gebied. Waarom? Als je de economie aan zichzelf overlaat dan leidt dat vormen van uitbuiting die individuele vrijheden volledig ondermijnen. Denk aan kinderarbeid, hongerlonen, autoritaire arbeidsorganisaties en algemeen machtsmisbruik tegenover werknemers. Wie zowel het liberalisme als
10 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
de democratie serieus neemt, pleit voor een politiek gecontroleerde economie. Het neoliberalisme is nochtans dominant geweest de voorbije decennia. Eigenlijk is het dat nog steeds. Ook onze regeringen zetten duidelijk in op een zogenaamde ontvetting van de staat en op meer markt. Het is een discours dat kenmerkend is voor een neoliberale ideologie. Zeker en vast. Maar tegelijk zie ik een kentering ontstaan. Het neoliberalisme van weleer is niet meer geloofwaardig, de consensus is verbroken. Er ontstaat opnieuw een ideologisch debat en de links rechs tegenstelling komt prominenter naar voor. Dat zien we zeker in de landen die het zwaarst getroffen zijn door de crisis: Spanje en Griekenland. Partijen als Podemos en Syriza zijn nieuwe krachten ter linker zijde die de neoliberale ideologie verwerpen. Maar eigenlijk zien we in heel Europa dat er veel beweging ontstaat ter linker zijde van de klassieke sociaal democratie. Dat is een interessante evolutie. Het neoliberalisme is volgens mij over zijn hoogdagen heen. Politiek gezien zet zich dat nog niet onmiddellijk door, en het vertaalt zich ook niet per definite in meer stemmen voor de linkerzijde. Maar op het niveau van het intellectuele debat zie je wel weer meer ruimte ontstaan voor alternatieve ideeën. Eigenlijk zitten we tegenwoordig in een ideologisch vacuüm. We weten allemaal dat een strikt neoliberale ideologie niet werkt, maar tegelijk beseffen we dat we niet kunnen terugkeren naar de klassieke linkse recepten van de twintigste eeuw. Het reëel bestaande socialisme heeft gefaald en de welvaartstaat was een succes, maar een succes dat in de 21ste eeuw niet zomaar kan gekopieerd worden. Als we sociale rechtvaardigheid willen realiseren zullen we het op een andere, nieuwe wijze moeten doen. Daarbovenop zijn er nieuwe
politieke problemen waar klassieke ideologieën geen pasklare antwoorden op hebben. Hoe gaan we de prangende ecologische kwestie bijvoorbeeld aanpakken? Of hoe gaan we de natiestaat en zijn grenzen herdenken in een tijd van steeds verder schrijdende globalisering? En hoe gaan we globale gelijkheid realiseren? Dat zijn de belangrijkste vragen van dit moment, maar er zijn slechts weinig aanzetten tot antwoorden. Het verklaart mede de honger van mensen naar nieuwe kennis en denkers, en het succes van auteurs als Klein en Piketty. Ben je dan optimistisch naar de toekomst toe? Eigenlijk wel. Ik geloof in een zekere dialectiek: op momenten van crisis wordt ook het nieuwe geboren, ontstaan er schokgolven in het historisch gebeuren. Of en wanneer dergelijke golven komen, dat weet je nooit. Maar wat ik wel weet is dat er giganitsch veel potentieel is. Mensen slagen er steeds beter in zichzelf te organiseren, kennis is nog nooit zo beschikbaar en wijdverspreid geweest als vandaag, we produceren meer en efficiënter dan ooit te voren in de menselijke geschiedenis wat betekent dat we onszelf ook steeds meer bevrijden van noodzakelijke arbeid. Het zal erop aankomen om die potentialiteiten ten goede te benutten, ze vorm te geven zodat ze leiden tot meer sociale rechtvaardigheid, een democratische politieke orde en een duurzame samenleving. Ik ben ervan overtuigd dat dat kan. Maar het zal wel politieke strijd vergen, en het zal niet eenvoudig zijn. Maar het kan. En alleen dat al moet ons optimistisch stemmen.
11 Opbouwwerk Brussel
§ 113
juni 2015
W elzijnswerk: His Masters Voice? Over de context waarin het welzijnswerk moet opereren.
Johan De Vriendt 1
Vanuit de vaststelling dat de impact van een marktlogica en daaraan verbonden managementlogica op het sociale en sociaal-‐ culturele werkveld alsmaar groter is geworden, werd mij gevraagd te schetsen welke evoluties en tendensen, welke processen van politisering en depolitisering ik heb opgemerkt. Eerst een opmerking vooraf over managementlogica. Het is al te gemakkelijk om management en managementlogica de zwarte (of moet ik zeggen roetmop?) piet toe te spelen. Ik heb de tijd en de organisaties geweten die wat betreft financiën en werkprocessen zo maar wat aanmodderden en, omdat er niet nagedacht werd over middelen, mensen en werkprocessen, zeer inefficiënt werkten. Mijn ervaring als bestuurder bij FairFin en SoCrowd leerde me dat orde op zaken stellen en efficiënt beheer veel middelen en energie konden vrijmaken voor het eigenlijke werk. Een goed management moet echter niet zijn vorm krijgen vanuit een marktlogica maar vanuit een logica van optimaal welzijn en welbevinden voor zoveel mogelijk mensen in een situatie van optimale democratie. Het wordt hoog tijd dat bedrijfseconomen en ander slim volk die alternatieve managementlogica afstemmen op een logica van welzijn voor allen.Welke evoluties en tendensen beheersen vandaag de sociaal-‐culturele en andere welzijnssectoren?1 We komen uit een periode van slinkende ongelijkheid. De periode van na de eerste wereldoorlog tot eind van de jaren zestig was volgens Thomas 1 Johan De Vriendt was decennia lang actief in de sociaal-culturele sector. Hij is o.m. bestuurder van FairFin en SoCrowd. Voorliggende tekst sprak hij uit als key note op de inspiratiedag Back to Basics van Middenveld in Beweging (28.11.2014).
Piketty in zijn Kapitaal in de 21ste eeuw een van de weinige perioden in de geschiedenis waarin het inkomen uit kapitaal trager groeide dan het inkomen uit arbeid en waarin de kloof tussen arm en rijk verkleinde. Niet toevallig zagen we in die periode ook de opkomst van emancipatiebewegingen, het vorm krijgen van allerlei vormen van georganiseerd verzet, van kritische distantie tegenover allerlei machtssystemen. Niet toevallig slaagde mijn vader er in die periode ook in met zijn arbeidersloontje11 kinderen te laten studeren en niet toevallig stonden die 11 kinderen, de een al wat meer dan de ander, ook kritisch tegenover de heersende sociale, economische, culturele of religieuze verhoudingen. Het was een periode van hoop, van experimenten, en van groeiend zelfbewustzijn. Het aantreden van Margareth Thacher en George Bush Senior markeerde echter het wisselen van paradigma. Een half jaar voor ik op pensioen ging, kreeg ik de gelegenheid om heel veel te kunnen lezen, nadenken en reflecteren over de positie van het sociaal-‐cultureel werk, welzijnswerk, in een veranderende wereld en dat gewisselde paradigma. Dat ik dat kon is eigenlijk een illustratie van de stelling dat de marktlogica bepalend is geworden voor het welzijnswerk. Ik, en mijn werk, de uitgave van een vaktijdschrift voor sociaal-‐culturele werkers, waren te duur geworden. Mij nog een half jaar gewoon in dienst houden was goedkoper dan een voortijdig ontslag, zo net voor de pensionering. Laat hem dus nog wat aanmodderen… Vandaar…
12 Opbouwwerk Brussel
113
Het einde van het kapitalisme Anderhalf jaar voor het uitbreken van de kredietcrisis die hele landen aan de rand van de afgrond bracht, waarschuwde de Catalaanse econoom Santiago Niño Becerra in het boek “De crash van 2010 en de ondergang van het kapitalisme” er al voor dat we dat jaar een onvoorstelbaar grote crisis zouden meemaken. De Spaanse krant ABC publiceerde in 2006 een artikel met Becerra. Hij voorspelde toen – in een tijd dat alle beurzen nog feest vierden – een crisis die het kapitalisme als heersend economisch systeem in vrije val zou brengen. Deze professor aan de universiteit van Barcelona doet onderzoek naar de historische ontwikkelingen in de wereldeconomie. In de loop van2000 jaar onderscheidde hij 18 systeemcrisissen. Nu staan we voor de 19de. Die systeemcrisissen markeren gebeurtenissen in sociaaleconomische systemen die ongeveer 250 jaar duren. Het kapitalistisch systeem is aan het einde van zijn levenscyclus gekomen, stelt Becerra. Het systeem is op, maar zijn doodstrijd kan nog een jaar of vijftig duren met een zeer instabiele en gevaarlijke wereld als gevolg. De cyclus van 250 jaar is daarna voltooid. Dat is het goede nieuws.Wanneer de neergang van een systeem is ingezet, worden de contouren van het nieuwe systeem beetje bij beetje duidelijker. Dat was zo op het eind van het mercantilistisch systeem en dat is ook de verwachting voor het einde van het kapitalisme. En Becerra, dat is het slechte nieuws, heeft geen goed oog in dat nieuwe systeem.Het kapitalistische systeem kon spectaculair groeien op basis van de zoektocht van elk individu naar zijn maximale winst. En geen prijs was daarvoor te hoog. De social-‐profit werd door de staat ondersteund om toch maar zoveel mogelijk individuen te laten deel nemen aan het systeem. Want groei was noodzakelijk om het systeem te laten functioneren. En groei
juni 2015
kon alleen als iedereen consumeerde. Maar op een keer moet de prijs wel betaald worden. Daar zijn we nu aan toe. Dat kapitalistisch systeem is te duur en te verkwistend voor de beperkte hulpbronnen die we nu nog hebben. Een nieuw sociaaleconomisch systeem? In het nieuwe systeem zal het individu slechts van belang zijn in functie van zijn bijdrage aan de groep. De rationele verdeling van de schaarse middelen zal centraal staan. Ik citeer Becerra letterlijk (Interview van Lex Rietman uit de Groene Amsterdammer van 13 januari 2010): “De boodschap van het kapitalisme was altijd: iedereen is noodzakelijk. Om te consumeren, belasting te betalen, zich voort te planten et cetera. Nu zien we dat dit niet meer zo zeker is. De Soedanezen die van de honger sterven, gaan dood omdat het systeem ze niet nodig heeft. Dat is de harde werkelijkheid. Ik denk dat weinig mensen Soedan op de kaart kunnen aanwijzen. Voor veel mensen bestaat Soedan dus eigenlijk niet. Maar als we opeens niet-‐noodzakelijke mensen zien opduiken in Rotterdam, Stockholm, New York of Barcelona, dan krijgt het probleem een andere wending. Want iedereen kan zich bij die steden een beeld vormen.” En verder: “Het wordt zo ook binnen de welvarende regio’s steeds zichtbaarder wie economisch noodzakelijk is en wie niet. Dat heeft onvoorstelbare sociale en politieke consequenties. Heel weinig mensen zullen voorbereid zijn op de keiharde overlevingsstrijd die dit in een situatie van toenemende schaarste met zich meebrengt.” In recenter jaren zien we dat steeds terugkeren. De ‘welvarende’ staten reageerden niet op de ebolacrisis tot ze zich realiseerden dat zij zelf wel eens bedreigd konden worden. Frontex, de Europese grenswacht, laat vluchtelingen in de Middellandse Zee verdrinken en diegenen
13 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
die toch tot de grenzen weten door te dringen worden stante pede teruggestuurd. Menselijk afval Becerra staat niet alleen met die visie. De socioloog Zygmunt Bauman behandelt in het tweede hoofdstuk van zijn boek “Vloeibare tijden” het probleem van het menselijk en materieel ‘afval’ dat door het kapitalisme geproduceerd wordt. Dat kapitalistisch systeem maakt meer en meer mensen overbodig en produceert steeds meer ‘afval’ dat altijd maar moeilijker te verwijderen wordt. Wanneer Europa in vroeger tijden zijn overtollig arbeidspotentieel kwijt kon in Afrika, Amerika of Australië, zijn er nu geen ‘lege landen’ meer waar ‘menselijk afval’ kan gedumpt worden. Een deel van die overtolligen beschouwd men als arbeidsreserveleger dat in goede conditie moet worden gehouden zodat het bij de eerste gelegenheid in actieve dienst kan terugkeren. Maar ook die ontsnappingsmogelijkheid verdwijnt stilaan en andere maatregelen en strategieën falen. Er zijn nu geen lege landen meer die overtolligen van andere landen opnemen. Bauman merkt een hoofdstuk verder op dat er ‘gevaarlijke klassen’ ontstaan, zij die ongeschikt worden geacht voor herintegratie; zij die niet alleen overtollig, maar overbodig zijn geworden. Die klassen worden onherroepelijk uitgesloten en dat is een direct gevolg van het uiteenvallen van de sociale staat. Het is vandaag een dunne lijn die werklozen scheidt van een onderklasse die geen enkele bijdrage meer levert aan de maatschappij die hen goed kan missen en die beter af zou zijn zonder hen. De lijn tussen die onderklasse en de criminelen is bijzonder dun, en die laatsten worden niet meer heropgevoed maar langdurig onschadelijk gemaakt.
Het lezen van dit boek van Bauman komt, net zoals dat van Becerra, voor iedere rechtgeaarde welzijnswerker over als het krijgen van een klap in het gezicht. Onze dagelijkse werkzaamheden en zorgen en onze focus op de groepen waarmee we werken, beperken ons zicht op een bredere mondiale werkelijkheid en zeker al ons zicht op wat achter de feiten schuilgaat. De klap ligt niet zozeer in het kennis nemen van de inzichten van die auteurs maar in de herkenning. We herkennen die inzichten uit onze dagelijkse praktijk. De ‘haves’ en de ‘have nots’ Dat is de situatie waarin het welzijnswerk zich beweegt. Een stervend systeem waarin de uiteindelijke nieuwe machthebbers zullen bepalen of het nog rationeel is om middelen te besteden aan hen die niet meer kunnen bijdragen aan het nieuwe systeem. En het sociaal-‐cultureel werk, het welzijnswerk, het opbouwwerk… waarover de overheid steeds meer en meer de regie voert, zal daarin slechts kunnen overleven als het zich richt op degenen die wel kunnen bijdragen. Als het zich richt op het nog beter functioneren van de ‘haves’. Het zal als irrelevant beschouwd worden als het zich richt op de ‘have nots’. Is het dan niet nuttig dat het welzijnswerk werkt rond problemen van kansarmoede? Of werklozen of laaggeschoolden bijkomende competenties probeert te verschaffen? Is dat niet werken aan meer gelijkheid? Jacobs en Van Doorslaer hebben in “Het Pomphuis van de 21ste eeuw” aangetoond dat dit zinloos is zolang er ook geen politiek perspectief aan verbonden is. Hoeveel vorming de armen ook krijgen om in het systeem te kunnen functioneren, hun achterstand blijft even groot, want de anderen krijgen die vorming ook. Hun kansen worden niet groter en de samenleving niet gelijker. Het
14 Opbouwwerk Brussel
113
educatief systeem wordt een strafinstrument waar je moet pompen of verzuipen. De stelling van Jacobs en Van Doorslaer gaat evengoed op voor het verder prutsen aan symptomen van ongelijkheid zonder de politieke en macro-‐ economische kant van de zaak in overweging te nemen. Willen we als welzijnswerk zinnig bezig zijn, dan moeten we niet ‘kurieren am Symptom’ maar politiek bezig zijn, kant kiezen, mensen en onszelf weerbaar maken, ons organiseren in een soort vakbonden van de leefomgeving of ‘syndicats des cadres de vie’, met ze actie voeren, samen leren menswaardig te overleven en te leven… Jacobs en Van Doorslaer geven hier meteen ook een antwoord op de pessimistische toekomstvisie van Becerra en Bauman. Uitgaande van een situatie zoals ze is, projecteerden Becerra en Bauman die ontwikkeling verder in de toekomst. Bij ongewijzigd paradigma zal waarschijnlijk gebeuren wat ze voorspelden. Daarom, ik zeg het nog eens, moeten we politiek bezig zijn, kant kiezen, mensen en onszelf weerbaar maken, ons organiseren, actie voeren, samen leren menswaardig te overleven en te leven… De vraag stelt zich onontkoombaar: welke keuze maakt jouw organisatie? Welke keuze maak jij? Participatie en beleidslogica Nog een andere inzicht dat ik jullie niet wens te onthouden, werd me aangereikt door Danny Wildemeersch, nu ook al professor emeritus. Ter gelegenheid van mijn pensionering schreef hij een tekst, verpakt in een mooi cadeaudoosje. Het mooiste cadeau dat ik toen kreeg… “Democratie is tegenspraak” heet die tekst. Hij schreef neer wat ik en velen onder u, ook al ervaarden. Een aantal decennia geleden was het middenveld bezig met het vorm geven van begrippen als participatie, burgerschap en democratie. Maar in de voorbije jaren hebben zich grondige verschuivingen voorgedaan
juni 2015
in de wijze waarop concepten en praktijken van democratie, participatie en burgerschap betekenis kregen. Die begrippen zijn nu beleidsinstrumenten geworden. Geen enkel beleidsplan op gelijk welk niveau kan niet zonder koppeling aan participatieprocedures. Die procedures worden echter ingekleurd vanuit de logica van het beleid en dat is het creëren van een draagvlak voor beleidsbeslissingen. Dat draagvlak is gebaseerd op consensus. En consensus betekent het opheffen van meningsverschillen en het neutraliseren van machtsverhoudingen. Het probleem is dat organisaties uit de sociale, culturele, educatieve en welzijnssectoren, alleen nog erkenning krijgen wanneer ze zich situeren binnen die beleidslogica en dat is in essentie een beheerslogica op basis van door de overheid aangestuurde processen. De uitvoerders van die processen, het onderwijs, sociale, culturele of welzijnsorganisaties, worden geëngageerd op tijdelijke en contractuele basis. Zij moeten oplossingen ontwikkelen voor problemen die vanuit deze beleidslogica worden geformuleerd. De controle van die projecten gebeurt, volgens de principes van de strategische planning, aan de hand van outputindicatoren, evidence based practices, auditing, benchmarking en andere mechanismen uit het receptenboek van de markteconomie. Aan de basis van deze nieuwe beheerslogica ligt een gebrek aan vertrouwen in de werking van organisaties uit de wereld van welzijn, cultuur en educatie. De verantwoording die ze moeten afleggen is gesitueerd in de beleidskaders eigen aan hedendaagse managementprincipes. In veel gevallen zijn de werkers een belangrijk deel van hun tijd bezig met het formuleren van projectaanvragen en het verantwoording geven over de resultaten. Die werkers wijken uit naar de tweede of derde lijn en brengen hun werktijd door achter hun computer met het schrijven van dossiers. De eerste lijn
15 Opbouwwerk Brussel
§ 113
juni 2015
wordt overgelaten aan tijdelijke medewerkers, stagiairs, nieuwkomers, vrijwilligers. Ervaren professionals worden letterlijk bureaucraten. We zijn het ‘vormgeven van het samenleven’ gaan definiëren in termen van het oplossen van problemen die uitsluitend volgens een beheersingslogica kunnen worden aangepakt. Er is gebrek aan vertrouwen in de eigenzinnige en creatieve praktijken van sociale, culturele, educatieve en welzijnsorganisaties… . Bij het schrijven van zijn tekst had Danny Wildemeersch nog geen weet van de invulling van het begrip participatiesamenleving zoals die in gidsland Nederland gestalte kreeg, waar het begrip voor de eerste keer opdook in 2013 in de troonrede van Willem-‐Alexander. Ook in ons land zie je in de beleidsnota’s van de regeringen verwijzingen naar dergelijke doe-‐het-‐zelf-‐ samenlevingen verschijnen. Hier noemt men het ‘vermaatschappelijking van de zorg’. Het gaat hier om een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving, en waarbij de overheid geen rol meer speelt. Of met andere woorden: zoek het zelf maar uit! De neoliberale samenleving ten top gedreven! Gaan we, ook in Vlaanderen, naar een samenleving waarin je voor een fatsoenlijke oude dag afhankelijk bent van centen of familie of buren, die dan ‘participanten’ moeten gaan heten?
Democratie is tegenspraak Om nieuwe perspectieven te ontwikkelen is er nood aan vrijplaatsen om te experimenteren, te onderzoeken, risico te lopen en met vallen en opstaan nieuwe praktijken vorm te geven. Echte innovaties komen niet tot stand bij mensen die braaf binnen de lijntjes kleuren. De kern van de democratie bestaat uit tegenspraak en niet uit samenspraak. Een democratische overheid verdraagt een dosis tegenspraak en eigenzinnigheid. Tegenspraak en eigenzinnigheid van actieve burgers die omwille van de kwaliteit van het samenleven bereid zijn het risico te lopen om grensverleggend bezig te zijn. Dergelijk welzijnswerk dat kant kiest, dat niet zozeer met papier en computers werkt, maar met mensen, komt onvermijdelijk in conflict met haar broodheren want het zal worden beschouwd als subversief en als ondermijning van de gevestigde orde. We zullen moeten werken op de rand van wat mogelijk is en dikwijls erover. We zullen meesters in de camouflage moeten worden. We zullen onze handelingsruimte veel creatiever moeten invullen. Naast het feit dat we het slim en strategisch zullen moeten spelen en meer gaan moeten samenwerken, hebben we nood aan bescherming en rugdekking. We kunnen die ondermeer vinden bij de vakbond. Maar dat houdt in dat we ons zullen moeten engageren in die vakbond en hen er moeten van overtuigen dat het welzijnswerk een strategische sector kan zijn en dat de belangen ervan gelijklopend zijn met die van de vakbond.
Een lichaam heeft meerdere ledematen. Als 1 ledemaat pijn heeft, dan heeft het hele lichaam pijn. Voor elkaar zorgen, elkaar aandacht geven omdat we allemaal deel zijn van een groter geheel, dat is voor mij solidariteit. SolidairCity. Camionetinterview
16 Opbouwwerk Brussel
§ 113
juni 2015
B urgerlijke ongehoorzaamheid en andere vormen van verzet bij John Rawls
Henry David Thoreau weigerde in 1849 belastingen te betalen uit onvrede met de slavernij en de Mexicaans-Amerikaanse oorlog. Hij werd de eerste theoreticus van de vorm van verzet die als burgerlijke ongehoorzaamheid bekend staat. Hij zette de toon door te stellen dat “voor een rechtvaardige mens de gevangenis de ware plaats is in een onrechtvaardige samenleving”. In deze tijden van herpolitisering van het middenveld komt burgerlijke ongehoorzaamheid weer op de voorgrond. Zo riep op het hoogtepunt van de strijd tegen de GAS boetes de Piratenpartij op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. De verwoesting van een veld genetisch gemanipuleerde aardappelen door activisten van het Veldbevrijdingsfront kreeg het predicaat burgerlijke ongehoorzaamheid opgeplakt. Vredesacties maakt in haar campagnes al jaren gebruik van de techniek van burgerlijke ongehoorzaamheid. Ze heeft daar ook een duidelijk visie rond uitgewerkt en biedt scholingen aan. Situering bij John Rawls Maar is burgerlijke ongehoorzaamheid nu iets specifieks, eerder dan een uitdrukking die men op eender welke vorm van verzet plakt? En als het een specifieke vorm van verzet is, hoe valt ze dan af te lijnen van andere vormen? Wat brengt burgerlijke ongehoorzaamheid bij aan de democratie en bijgevolg aan een rechtvaardige samenleving? Om hierin wat systematiek te krijgen gaan we te rade bij een van de invloedrijkste liberale filosofen van de twintigste eeuw: John Rawls. In het zesde hoofdstuk van zijn hoofdwerk Een theorie van rechtvaardigheid wijdt hij enkele paragrafen (55 t.e.m. 59, pp. 375-
Alain Storme
401 in de Nederlandse vertaling) aan burgerlijke ongehoorzaamheid en dat ter illustratie van wat het aan plichten en verplichtingen betekent voor een burger die leeft in een liberale democratie, de bestuursvorm die in de ogen van Rawls garant staat voor een welgeordende, d.i. nagenoeg rechtvaardige samenleving. Voorafgaandelijke beschouwingen Uitgangspunt voor Rawls is de vraag of we genoodzaakt zijn onrechtvaardige wetten en beleidsmaatregelen na te leven (§ 53). Het antwoord van Rawls is ja, maar niet categorisch vermits die verplichting maar geldt zolang bepaalde grenzen van onrechtvaardigheid niet overschreden worden. Zich houden aan onrechtvaardige wetten betekent meegaan in het essentiële beginsel van de meerderheidsregel en dat houdt in: zich neerleggen bij de meerderheid. Rawls argumenteert dat de meerderheidsregel het best een rechtvaardige en effectieve wetgeving waarborgt en dat zich onderwerpen aan een pragmatisch democratisch regime ook een aantal concessies inhoudt. Niet alles in een wetgeving zal immers in ons voordeel uitvallen. In dat geval moeten we de onvolkomenheid van democratische instituties aanvaarden en we kunnen dat des te meer als we het gevoel hebben dat onrechtvaardigheden rechtvaardig, d.i. gelijk over groepen verdeeld worden. Echter, een beslissing van de meerderheid mag dan al gezag hebben, ze is niet definitief. De stelling dat de wet van de meerderheid wet is, is onhoudbaar aldus Rawls. In tegenstelling tot de werking van de markt op het terrein van de economie moet de werking van de wetgevende
17 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
macht op het terrein van de politiek zich, zelfs onder omstandigheden die het ideaal benaderen, bedienen van onvolmaakte procedures. Met andere woorden: ook een meerderheid kan onrechtvaardige wetten stemmen. Men kan dus wel zijn gedrag aan democratische wetgeving onderwerpen, niet zijn oordeel. Het specifieke aan burgerlijke ongehoorzaamheid Aan deze voorafgaandelijke beschouwingen knoopt Rawls zijn behandeling van burgerlijke ongehoorzaamheid vast. Zijn onderzoek betreft de rol en de gepastheid van burgerlijke ongehoorzaamheid ten aanzien van legitiem gevestigd democratisch gezag. De kwestie die bij burgerlijke ongehoorzaamheid aan de oppervlakte komt is het conflict tussen de plicht om zich tegen onrechtvaardigheid te verzetten
18
en de plicht om zich neer te leggen bij wetten die door een meerderheid rechtmatig werden bekrachtigd. Burgerlijke ongehoorzaamheid betekent daarin dan zoveel als het aftasten van de morele grondslagen van de democratie. Genoemd conflict speelt niet bij bestuursvormen waarin gezag onrechtmatig wordt uitgeoefend. Verzet, ook gewelddadig verzet is in zo’n situatie als tactiek om dergelijke systemen omver te werpen legitiem. Rawls definieert burgerlijke ongehoorzaamheid als “een publieke, geweldloze, gewetensvolle maar politieke daad die in strijd is met de wet, doorgaans gepleegd met het doel een verandering in de wet of in het regeringsbeleid te bewerkstelligen”. Deze definitie laat toe zowel het eigene aan burgerlijke ongehoorzaamheid als haar (midden) positie binnen een spectrum van activiteiten, gaande van legaal protest en het scheppen van precedenten aan de ene kant, weigering vanwege gewetensbezwaar en activistisch verzet aan de andere kant, te specifiëren. Burgerlijke ongehoorzaamheid balanceert op de grens van trouw aan de wet. Enerzijds is ze ongehoorzaam aan de wet, maar ze blijft er trouw aan door alle consequenties van haar doen en laten te aanvaarden, ook de er aan verbonden straffen. Ze is een politieke daad, niet alleen omdat ze zich richt tot de meerderheid, maar ook omdat ze zich baseert op de rechtvaardigheidsprincipes waarop die meerderheid zich beroept en niet op het eigen individueel of groepsbelang. Als appel op het geweten van die meerderheid is ze een publiek, in de openbaarheid
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
geuit statement. Omdat ze een appel is, is ze ook geweldloos: elke vorm van geweld, waar men slechts als ultiem middel en buiten het kader van burgerlijke ongehoorzaamheid naar grijpt, is strijdig met dit kenmerk van burgerlijke ongehoorzaamheid. Ze is geweldloos ook nog om de reeds vermelde reden van uiteindelijke trouw aan de wet. Uit het publieke en geweldloze karakter van burgerlijke ongehoorzaamheid komt de gewetensvolheid van dat appel tot uitdrukking. Activisme en weigering vanwege gewetensbezwaar
de gronden die de gewetensbezwaarde voor zijn houding aanvoert, zijn niet noodzakelijk politiek maar bvb. ook religieus van aard. De gewetensbezwaarde is fatalistischer dan de burgerlijk ongehoorzame: deze zoekt het niet ongehoorzaam te zijn, het overkomt hem, al ware dat beter niet het geval geweest. De gewetensbezwaarde zal voorafgaandelijk ook geen andere stappen ondernemen . Rechtvaardiging van burgerlijke ongehoorzaamheid
Dit brengt Rawls bij de vraag naar de rechtvaardiging van burgerlijke ongehoorIemand die burgerlijk ongehoorzaam is zaamheid. Onder welke redelijke voorwaarden onderscheidt zich grondig van de militante kan men daartoe overgaan? De misstanden activist. De activist aanvaardt niet dat het die voor burgerlijke ongehoorzaamheid maatschappelijk systeem nagenoeg rechtvaardig in aanmerking komen gaan voor Rawls zou zijn. Zijn ontwrichtende daden vormen terug op flagrante schendingen van de 2 geen appel maar zijn veeleer een tactiek om rechtvaardigheidsbeginselen die, neergelegd het systeem aan te vallen en/of in een andere in een grondwet, zijn inziens borg staan voor richting te forceren. Met dat doel voor ogen een welgeordende samenleving. Het gaat om gaat de activist zich ondergronds bewegen schendingen van het vrijheidsbeginsel – zoals en proberen straf te ontlopen. Dit betekent discriminatie van minderheden door hen bvb het niet dat de activist niet gewetensvol zou stemrecht of toegang tot ambten te ontzeggen handelen, vermits er situaties zijn waarin – en schendingen van het beginsel van billijke ander dan geweldloos verzet gerechtvaardigd gelijkheid van kansen, het tweede luik van het kan zijn. Werkt de burgerlijk ongehoorzame tweede rechtvaardigheidsbeginsel. (Inbreuken binnen de grenzen van de wet, dan keert de op het eerste deel van dit beginsel, het activist zich tegen de rechtsorde.Rawls brengt verschilbeginsel dat er ongeveer op neerkomt ook een onderscheid aan met weigering dat toename van ongelijkheid gerechtvaardigd vanwege gewetensbezwaar. In traditionele is voor zover ze onderdeel is van een stelsel opvattingen van burgerlijke ongehoorzaamheid dat de positie van minderbedeelden verbetert, wordt weigering vanwege gewetensbezwaar komen volgens Rawls minder in aanmerking daar ook toe gerekend, maar Rawls wenst voor burgerlijke ongehoorzaamheid). een engere definitie te hanteren. Weigering Vermits burgerlijke ongehoorzaamheid in vanwege gewetensbezwaar betreft het niet de ogen van Rawls een laatste toevlucht is, naleven van een specifiek wettelijk gebod dienen als voorwaarde eerst alle rechts- en of verordening. Het is bijgevolg geen appel protestmiddelen te zijn uitgeprobeerd. Verder, aan de meerderheid en het speelt zich niet om te beletten dat een teveel aan zaken de noodzakelijk af op het publieke forum. Ook gevoeligheid van de meerderheid afstompt of
19 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
leidt tot wanorde en dus tot het tegendeel van een rechtvaardige samenleving, pleit Rawls voor een politieke alliantie van minderheden om hun acties te plannen en te coördineren. Rol van burgerlijke ongehoorzaamheid Tot slot staat Rawls na de behandeling van de definiëring en de rechtvaardiging, stil bij de rol van burgerlijke ongehoorzaamheid. Uiteindelijk gaat het bij burgerlijke ongehoorzaamheid om een appel van een minderheid aan de meerderheid om zich in haar positie te verplaatsen en in te zien dat ze zich niet eeuwig naar sommige opgelegde condities kan schikken. Voor het effect van burgerlijke ongehoorzaamheid hangt het er veel van af of de samenleving opgevat wordt als een
stelsel van samenwerking tussen gelijken. Bij afwezigheid van een publiek erkende conceptie van rechtvaardigheid, in een situatie dus waarin een samenleving niet geleid wordt door een veralgemeend rechtvaardigheidsgevoel dat als het ware de vruchtbare bodem vormt waarin burgerlijke ongehoorzaamheid haar stabiliserende functie kan vervullen, zal burgerlijke ongehoorzaamheid niet zoveel effect ressorteren. Een toets daarvan is het feit dat de meerderheid burgerlijke ongehoorzaamheid niet onderdrukt of niet echt overgaat tot het bestraffen van daden van burgerlijke ongehoorzaamheid. Het is daarbij niet nodig dat er een strikte consensus bestaat aangaande rechtvaardigheidsregels. Overlappende consensus is reeds voldoende.
Het beleid remt solidariteit af. Ze geven immers de boodschap dat mensen zelf verantwoordelijk zijn, het is hun eigen schuld als het niet goed gaat. Als die boodschap telkens weer herhaald wordt, neemt men de basis voor solidariteit weg. Een andere soort samenleving is mogelijk: met samenlevingsopbouw staan wij voor een warme samenleving waarin mensen mekaar helpen en steunen. SolidairCity. Camionetinterview
Ik stel vast dat organisaties waarmee we samenwerken steeds meer moeten jongleren met minder middelen. Toch worden de problemen waarmee ze te maken krijgen, steeds groter: kinderen die aan onze activiteiten deelnemen brengen steeds meer problemen van thuis mee. Ze hebben bijvoorbeeld geen boterhammen bij en komen al op de activiteit aan met een lege maag. Solidariteit is dan: niet naar de andere kant kijken en doen alsof het je niet raakt. En deze problemen aanpakken, signaleren… maar het vraagt ook weer meer middelen om dat te kunnen waarmaken. SolidairCity. Camionetinterview
20
Opbouwwerk Brussel
113
"
juni 2015
Hart boven Hard organiseert geen stakingen en het is niet aan de vakbonden om te stoppen met Alain Storme staken”.
Wouter Hillaert was in augustus vorig jaar samen met Hugo Franssen initiatiefnemer van wat later Hart Boven Hard zou heten. In maart van dit jaar gaf hij aan de Albertina in Brussel voor 20.000 kleurrijke maar uitgeregende manifestanten een bevlogen speech ten beste. Niet slecht voor een freelance theaterrecensent en redactiecoördinator van Rekto:Verso, ‘tijdschrift voor cultuur en kritiek’. Voor een terugblik op het jonge Hart Boven Hard vonden we Wouter de geknipte persoon, ook al omdat hij ons met ons eigen Solidaircity een hart onder de riem gestoken had. Afspraak in het statige stationsbuffet van het al even statige Antwerpen Centraal. Wat bracht een zestigtal mensen uit het middenveld er toe om in augustus vorig jaar in Antwerpen de koppen bij mekaar te steken? Vanaf de eerste geruchten van besparingen tot 20 % in de sociaal-culturele sector gingen direct stemmen op om iets te doen. Meestal doen we dat dan in ons eigen kleine kadertje, terwijl je weet dat in andere kadertjes ook dingen bewegen. Het was een spontaan gebeuren. Er zat geen strategie achter. Het was een poging om over de muurtjes van sectoren heen te kijken: wat delen we? Hoe lezen we dit regeerakkoord? Hoe zat het met het vorige beleid. Op de startvergadering leken er nogal veel overeenkomsten te zijn. Er zijn daarna nog 3 vergaderingen geweest en daar is dan onze Alternatieve Septemberverklaring en de naam ‘Hart boven Hard’ uitgekomen. In het begin was het tasten en zoeken, een evenwicht vinden tussen snel en traag, militant en open-inclusief.
Was u verrast door de respons op de oproep? Dat het meteen zo breed ging, verwonderde mij ook. Dat had met 2 dingen te maken. Enerzijds een negatieve reden: de verontwaardiging over de regimeswitch in het beleid. Die zette een aantal tendensen door uit eerder beleid, maar wel veel explicieter en harder dan ooit tevoren. Er was het gevoel dat alleen een ander actiemodel daar tegengewicht aan kon geven. Anderzijds was er een positieve reden: de intuïtie dat na het einde van de groei andere manieren nodig zijn om de zaken vooruit te helpen, via een horizontaal en veel breder netwerk. Vandaag ligt je kapitaal niet langer in je eigen voortgaande groei voor jezelf, maar in de belangen die je deelt met een breder collectief. De combinatie van deze 2 factoren zorgde voor het momentum van de start. Kwatongen hier en daar beweerden achteraf dat het statement niet gespeend was van enige corporatistische reflex: bedreigde tewerkstelling van professionelen … Die geest van de tijd is nu precies waartegen Hart boven Hard wil strijden: alles wordt gereduceerd tot een factuur. Zo ziet men ook het middenveld niet meer als een soort dienst of meerwaarde aan de gemeenschap, maar als iets dat zijn eigen financiële rekeningen probeert rond te krijgen. Alsof het leven niet over veel meer gaat dan economie?
21 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Hoe agendeer je dat in cultuur? Wij in het opbouwwerk kunnen erop wijzen hoe diep de besparingsmaatregelen snijden in het leven van mensen waarvoor wij opkomen. Cultuur wordt gepercipieerd als iets extra’s en iets elitairs. Dat is inderdaad moeilijk. De sector is al 5 jaar op zoek naar hoe we het belang van cultuur duidelijker kunnen maken. Die antwoorden zijn heel divers. Puur economisch is cultuur al lang een motor van economische groei: zo blijkt uit onderzoek dat voor elke euro subsidie die in een bepaalde stad in kunst en cultuur gaat, er twee terugvloeien. Maar er zijn ook heel andere argumenten. En het argument van de democratisering van kunst en cultuur? De sector stelt sinds tien jaar steeds meer in het werk om een breed publiek aan te spreken, bijvoorbeeld met andere prijzen voor mensen die het niet kunnen betalen. Maar ik vind dat het verlagen van ticketprijzen voor kwetsbare groepen gepaard moet gaan met inhoudelijke aandacht voor wat deze groepen bezig houdt. Mensen in armoede aanspreken en ondersteunen is dus niet alleen een financieel, maar ook een inhoudelijk verhaal. Dat was voor mij ook een reden om de zaken open te trekken. Hart boven Hard kan voor de sector ook een manier zijn om bepaalde oogkleppen af te gooien. Wij hebben daarin nog een lange weg te gaan, en niet alleen in de culturele sector. Er is nood aan her-politisering. Als je iets verhoopt van Hart boven Hard, dan is het dat het middenveld terug geconfronteerd wordt met de vraag voor wie we rijden en in welk peloton we dat doen. Er is een inhoudelijk politiek verhaal nodig dat in harmonie is met wat we eigenlijk zeggen te verdedigen.
Welke doelstelling(en) heeft Hart boven Hard zichzelf gesteld? Je voelt vandaag dat er een regime is dat weigert een gesprek aan te gaan rond verandering van beleid. Hart boven Hard wil dat op de lange termijn doorbreken, maar dat is niet eenvoudig. Kijk naar hoe moeilijk vakbonden het op dat vlak hebben. We beogen op de eerste plaats verbindingen te maken. Ik denk dat we daar momenteel vrij goed in slagen. We hebben een platform gecreëerd waarbinnen uiteenlopende strekkingen terug proberen een gedeeld verhaal te ontwikkelen. Laten we beginnen met onszelf te versterken, en dat verhaal dan breder proberen uitdragen. Uiteindelijk is Hart boven Hard een verbond waar heel wat vogels van divers pluimage toe behoren. Je hebt al verwezen naar de vakbonden. Die hebben een bepaalde strijdcultuur. Hoe werkt dit gegeven door in de dagdagelijkse werking? Vakbonden zijn binnen Hart boven Hard een belangrijke partner, maar ze zijn zelf de eerste om erop te wijzen dat Hart boven Hard een ander actiemodel vergt. Meer open, positiever en creatiever. Misschien is het grote
22 Opbouwwerk Brussel
113
succes van Hart boven Hard wel dat die eigen methodiek en filosofie een soort evidentie gekregen hebben, terwijl er in het begin meer discussie was over het te gebruiken actiemodel. Verschillende meer klassieke partners staan nu benieuwd te kijken naar hoe wij het anders aanpakken, ook voor hun eigen werking. Dat kan elkaar aanvullen. Ik denk dat we moeten gaan naar een eilandengroep van verschillende actiemodellen. Het is niet aan Hart boven Hard om een staking te organiseren, maar het is ook niet aan de vakbonden om te stoppen met staken. We kunnen elkaar versterken, zoals we op de nationale staking hebben aangetoond. We stellen ons niet afwijzend op tegenover vakbonden, zelfs niet tegenover politieke partijen. De grens ligt daar waar Hart boven Hard gepercipieerd zou worden als overgenomen door de vakbond of een partij. Onze kracht ligt er juist in dat we dat niet zijn. De arbeidsbewegingen hebben zelf ontzettend veel organisaties in het middenveld. Welk belang hebben zij in Hart boven Hard? Dat Beweging.net de septemberverklaring heeft getekend, hadden wij zelf niet echt verwacht. Maar dat ze toch meestappen zegt natuurlijk veel over deze tijd. Die wordt voorgesteld als een strijd tussen links en rechts, maar ik denk dat het gaat over strijd tussen boven en onder, op ieder vlak. Wie niet op eigen benen kan staan, wordt onder de lat ingedeeld. Voor een democratie is dat zeer onheilspellend. Dat besef houdt christendemocraten evenzeer bezig als wie op extreem links stemt.
juni 2015
Lieve Franssen over Hart boven hard We zijn zeer ongerust over wat er elke dag opnieuw aan maatregelen wordt getroffen door onze regering, bijna alsof ze een hele maatschappij kapot willen maken. Het is dan ook hoopvol om te zien hoe snel onze organisatie Hart boven hard groeit. Voor veel mensen is het iets waarop ze hebben gewacht. Er zijn ondertussen ook heel wat lokale werkingen en ook aan Franstalige kant begint stilaan interesse te komen (interview op 3 december). Die lokale werkingen zijn heel belangrijk om het brede publiek te informeren en te betrekken. Wat ons vooral verontrust, is de ideologische basis van onze regeringen. Ikzelf ben nogal actief bij State of the arts, een platform van jonge kunstenaars hier in Brussel. Veel van die kunstenaars komen uit het buitenland en snappen heel goed wat er aan de hand is. Zo hebben de mensen uit Engeland of uit Nederland bijvoorbeeld daar ook al meegemaakt dat een kunstenaar beschouwd wordt als een ondernemer, die zichzelf maar moet zien te verkopen, die moet zorgen dat zijn product commercieel interessant is… Dat druist in tegen alles waar een kunstenaar normaalgezien voor staat! Gelukkig dat de kunstenaars zich verenigen om daar tegen in te gaan!
Wat zijn de verdere plannen, na de grote parade, om het vuur brandend te houden? Zoals voorzien kwam er een rustpauze na de Grote Parade. Op 9 mei organiseerden we
23 Opbouwwerk Brussel
juni 2015
Hartslag 2, een open inspiratiedag voor 300 nauwe betrokkenen, om samen precies op die vraag te antwoorden. Een aantal werkthema’s dringen zich nu duidelijk op: armoede, ecologie, lokaal beleid, Europees beleid, zelfs het handelsverdrag TTIP met de Verenigde Staten. Subsidies zouden daarin beschouwd worden als een verstoring van de markt. Stuk voor stuk zijn dat thema’s waarvan je voelt dat er een politieke discussie rond te voeren valt. En omdat ze transversaal zijn, kun je verschillende domeinen betrekken bij hetzelfde belang. Terwijl tot nu toe alleen het grote verhaal werd verkondigd, kunnen we gaan werken aan meer concrete beleidsvoorstellen en constructieve voorstellen. Daarvoor wordt een verdieping van ons verhaal cruciaal, met meer vorming en expertise.
113
Als je ziet wat er maar in kunst en cultuur geïnvesteerd wordt in verhouding tot de hele begroting, dan is het ook ongelofelijk dat men juist daar wil in snoeien. Hallucinant, het lijkt wel alsof daar meer achter zit, want hier moet men toch niet zijn voor het grote geld? Voor de individuele kunstenaar is dat heel dramatisch: hij krijgt tweemaal de rekening gepresenteerd omdat er ook gesnoeid wordt bij de grote cultuurhuizen en dat die dus ook geen geld hebben om kunstenaars te engageren of ruimte te maken voor experimenten. Het ziet er niet goed uit, ook omdat het kunstenaarsstatuut onder druk staat. Dat is niet nieuw: in andere landen zijn die besnoeiingen al veel eerder gebeurd, maar daardoor weten we ook heel goed wat er op ons afkomt. Ik ken bijvoorbeeld een kunstenares uit Bologna die vertelde dat de besparingen daar, heel de stad hebben doodgeknepen. Het heeft meer dan 10 jaar geduurd voor er terug een beetje leven in kwam, maar de aangerichte schade is ondertussen enorm.
24 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Anderzijds, en dat is dan organisatorisch, moeten we vermijden dat de zaak stilletjes uitdooft. Als je op vrijwilligers bouwt moet je hen wel een perspectief blijven geven, plus het gevoel dat wat ze doen zinvol is. Wat is een geschikt en duurzaam model? Hoe kan je de meerwaarde en de kracht van dat breed organisch, vrij horizontale netwerk blijven uitspelen zonder dat het kaarsje uitdooft omdat ook het kaarsje van de mensen die er hun leven voor gegeven hebben, op is? Centralisatie lijkt me niet de beste oplossing. Er is al een minimale structuur uitgebouwd. Tegelijk zullen we ook over de grenzen moeten kijken. Uiteindelijk hoop je dat Hart boven Hard meer lokaal kan verankeren én deel wordt van een Europese beweging. Hoe vinden soortgelijke bewegingen mekaar? Heel boeiend allemaal.
We moeten ons NU verzetten tegen die beweging, niet aanvaarden dat ons steeds gezegd wordt dat er geen geld is. Er is wel geld! Het moet alleen herverdeeld worden. We zouden al kunnen beginnen met een rechtvaardige fiscaliteit. Grote bedrijven betalen vandaag vaak maar een fractie meer van wat ze vijftig jaar geleden betaalden, terwijl de gewone mensen wel gewoon verder belast worden. Dat er geen geld is, is gewoon een neoliberale leugen! Bovendien zijn al die besparingen ook contraproductief. Kijk maar naar Nederland: daar is de economie helemaal stilgevallen. Logisch ook, als mensen niets meer kunnen uitgeven, dan draait heel de markt in de soep.
Hart boven Hard wordt een huis met vele kamertjes. Schaalvergroting, verticale structuren, het risico dat bepaalde personen met persoonlijke ambities zich manoeuvreren in een positie die voor het geheel niet goed is … Kortom de kwestie van interne democratie? Daar heb ik veel vertrouwen in. We laten nu een nieuw dagelijks bestuur verkiezen, maar verder geloof ik dat horizontaliteit de juiste invulling blijft. We zijn geen ledenorganistie. De structuur is open. Ontsporingen worden spontaan gesignaleerd. Iemand met expertise kan onze organisatie eens onder de loep nemen om te kijken wat er nog verbeterd kan worden, maar er zit ook een soort kracht in diversiteit, als het gaat om democratie. De leidende vraag blijft altijd dezelfde: hoe kan je breed blijven zonder aan scherpte in te boeten? Gek genoeg kan het ene niet zonder het andere.
25 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Spontaniteit, dus? Dat is de uitdaging. In lokale kernen is de drempel zeer laag. Iedereen kan er zijn stem vertolken. Daarnaast heb je trekkers nodig, én een strategie van waar je naartoe wil. Dat kan van onderuit groeien. Het is zaak het goede evenwicht te vinden. In deze nieuwe tijd van individueel collectivisme is het gewoon zoeken naar nieuwe tools om het geheel georganiseerd te krijgen. De antwoorden liggen niet altijd in de klassieke modellen van hoe je democratie organiseert. Op gevaar af Hart boven Hard met te grote verwachtingen op te zadelen: heeft de druk op het neoliberale beleid al enig resultaat opgeleverd? Onrechtstreeks zie ik onder invloed van ons waarden- en verbindingsverhaal toch veel bewegen, ja. De discussie over een kartel rond de linkse partijen komt terug naar boven. Als de NVA de Helfie campagne lanceert, dan kan ik me moeilijk voorstellen dat dat niks te maken heeft met Hart boven Hard. Het weerwerk van CD&V binnen de regering is wellicht vooral de verdienste van de vakbonden, maar als Bruno Tobback op de 1 mei viering zegt dat we in plaats van onze verwezenlijkingen op te sommen vooruit moeten kijken en moeten zoeken naar alternatieven, dan zit daar de idee achter van een positief verhaal. Een positief verhaal rond links-progressieve waarden. Dat lijkt me vandaag de uitdaging. Dat is superhard nodig, als je de versnippering en een beleid van twee maten en gewichten in oogschouw neemt. Dat gesprek is nu weer mogelijk. Er blijven voor Hart boven Hard nog veel uitdagingen, maar wie had voor mogelijk gehouden dat het ook al in zoveel zaken geslaagd is? De grote parade, dat waren 20.000 mensen in de stromende regen.
Elke dag horen we weer over nieuwe besparingen die gepland zijn. Ik hoorde gisteren dat het Vlabin, documentatiecentrum voor de bibliotheken, de boeken heeft neergelegd! Moet de bibliotheek dan ook dood, zoals in Engeland? Onze regeringen moeten dringend hun prioriteiten verleggen. Is het nu het moment om gevechtsvliegtuigen te kopen? Die notionele interestaftrek… ondernemers hebben zelf gezegd dat die geen werkgelegenheid heeft gecreëerd al die jaren. Dat was nochtans de bedoeling hé! Als dat niet werkt, stop er dan mee: vier miljard dat is toch al een aardig potje om andere dingen mee te financieren. De hamvraag is: welke maatschappij willen we? En het enige echte wapen dat we hebben, is de mobilisatie van de mensen. Hoe meer druk van onderuit, hoe meer kans om het tij te doen keren! Nrvd: naar aanleiding van onze actie SolidairCity voor het Brussels Centraal station nodigden wij mensen die dat wilden uit tot een interview rond het thema solidariteit. Deze interviews werden afgenomen in een camionette. Vandaar camionetinterviews. Dit interview van Lieve Franssen vond plaats op 3 december 2014. Nog andere mensen hebben hun medewerking verleend. Verspreid over het nummer van dit tijdschrift hebben we korte uittreksels van deze interviews geplaatst.
26 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
D e Toekomstfabriek: een oefening in (re) politiserende middenveldpraxis
Fred Louckx 1
‘constituerende verbeelding’ hebben genoemd: militant onderzoek dat een bijdrage wil leveren tot de vorming van een kritische verbeelding die de wereld om ons heen wil veranderen.
Een aantal jaren geleden zijn we in Gent gestart met De Toekomstfabriek. De Toekomstfabriek is een initiatief dat gedragen wordt door negen organisaties uit het middenveld: Victoria Deluxe, Samenlevingsopbouw Gent, Kunstencentrum Vooruit, Vrede vzw, Links Ecologisch Forum, ABVV Oost-Vlaanderen, Beweging.net/ACV Gent-Eeklo, Masereelfonds Gent en Vormingplus Gent-Eeklo.1 Bedoeling is een vernieuwende (re) politiserende werking te ontwikkelen die, wars van elk dogmatisme, van onderuit op wil werken aan een grondige structurele hervorming van onze samenleving. Onderhavige tekst is een relaas van drie jaar experimenteren met De Toekomstfabriek. We brengen dit verslag in de geest van wat Stevphen Shukaitis en David Graeber (2007) 1 Fred Louckx is hoogleraar gezondheidssociologie aan de Vrije Universiteit Brussel
De Toekomstfabriek is natuurlijk niet de enige (re)politiserende middenveldpraktijk in Vlaanderen. We stellen samen met Pascal Debruyne en Bart Van Bouchaute (2014, p. 14) vast dat er vandaag in Vlaanderen een grote en boeiende diversiteit aan pogingen tot (re) politisering aanwezig is. We kunnen dit alleen maar toejuichen. Wij willen met deze tekst de ervaringen delen die we met een bepaalde vorm van (re)politiserende middenveldpraktijk hebben opgedaan, zonder deze praktijk als model naar voor te willen schuiven. Theorie Om de werking van De Toekomstfabriek te begrijpen, is het belangrijk te weten welke politiek-maatschappelijke ideeën aan de basis liggen van dit initiatief. Op gevaar af van te simplificeren, kunnen we drie grote theoretische uitgangspunten onderscheiden: Verzet als scheppende kracht In navolging van Florence Aubenas en Miguel Benasayag (2003, pp. 53 en 134) zien we verzet tegen de bestaande maatschappelijke verhoudingen vooral als een creatief proces. Het volstaat niet tegen iets te zijn, hoe mobiliserend een dergelijke confrontatiestrategie ook moge werken. Waar het vooral op aankomt, is dat verzet alternatieven ontwikkelt, die maken dat we de bestaande situatie als achterhaald bestempelen – zoals Buckminster
27 Opbouwwerk Brussel
juni 2015
Fuller het zo treffend uitdrukte. Uitbouw van een tegenmacht Onder de uitbouw van een tegenmacht verstaan we niet de door Montesquieu ontwikkelde idee van een scheiding der machten , als institutionele garantie van een democratisch beheer van de samenleving; de uitbouw van een tegenmacht is voor ons evenmin te herleiden tot het louter ontwikkelen van machtscentra die een tegengewicht vormen tegen de macht van de bestaande politieke en economische instituties. Tegenmacht is voor ons een veelzijdige, niet-gecentraliseerde emancipatiebeweging die ertoe komt nieuwe maatschappelijke verhoudingen onoverkomelijk te maken (Benasayag, Miguel & Diego Sztulwark, 2003, pp. 66-69; Benasayag, Miguel & Angélique Del Rey, 2011, pp. 73-76). Prefiguratieve politiek Kern van een prefiguratieve politiek is de noodzakelijke overeenstemming tussen doel en middelen bij de uitbouw van een alternatieve samenleving. De dagelijkse politieke praktijk dient een voorafspiegeling te zijn van de samenleving waar we naartoe willen, zonder te vervallen in een mechanistisch uitvoeren van een vooraf uitgekiende blauwdruk van de toekomstige samenleving. Zowel doel als middelen zijn onderworpen aan een continu proces van herdefiniëring en bijsturing. Al doende leggen we de basis van de nieuwe samenleving “within the shell of the old” (Gordon, Uri, 2007). Actie Beginperiode: gefilmde interviews Onder de titel Bricoleurs de Paradis – naar de gelijknamige film van Rémy Ricordeau en Bruno Montpied – zijn we onze activiteiten begonnen met het filmisch vastleggen van een reeks diepgravende gesprekken over thema’s
113
die naar onze mening concrete perspectieven openen op maatschappelijke verandering. Zo hadden we onder meer gefilmde interviews over commons, basisinkomen, coöperaties, geweldloze actie, activistische verbeelding en prefiguratieve politiek. Al deze gesprekken werden via een samenwerking met DeWereldMorgen.be voor een breed publiek toegankelijk gemaakt. Bedoeling was vooral mensen te confronteren met vernieuwende ideeën over maatschappelijke verandering. Eerste werkjaar: dialoog- en debatavonden Onder impuls van een stuurgroep - bestaande uit afgevaardigden van de verschillende partnerorganisaties – werd beslist om het eerste werkjaar van De Toekomstfabriek te organiseren rond dialoog- en debatavonden. Voor de inhoudelijke invulling van die publieksavonden werd vertrokken vanuit de concrete werking van de organisaties. Elke organisatie werd verzocht een centrale vraagstelling uit haar werking naar voor te schuiven (Hoe kan het middenveld meer politiserend werken? Kan/ moet de overheid het algemeen belang van de burger dienen? Hebben wij nog een leger nodig? Is een ander Europa mogelijk? Waarom voeren wij (geen) actie? Kan energie goedkoper in Gent? In welke mate kunnen maatschappelijk kwetsbare groepen een kritisch middenveld aansturen? Kunnen kunstenaars maatschappelijke verandering teweegbrengen?) . Deze vraagstellingen werden de thema’s voor de publieksavonden. Iedere organisatie kreeg de opdracht om de dialoog- en debatavond rond haar thema in samenspraak met de andere organisaties voor te bereiden. Dat impliceerde onder andere ook dat zij zich engageerde om op eigen kosten een locatie voor die avond te voorzien. Op die manier ontstond er een nomadisch aanbod van publieksavonden dat telkens een andere buurt van de stad aandeed. Het overleg dat aan de
28 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
publieksavonden voorafging, ontwikkelde bruggen tussen de organisaties die voordien nauwelijks aanwezig waren. Gaandeweg groeide tussen de partnerorganisaties een gesprekscultuur die ook buiten de initiatieven van De Toekomstfabriek vruchten afwierp.
selecteerden we uiteindelijk acht thema’s waarrond we in de loop van 2014 en 2015 met De Toekomstfabriek wilden werken: ecologische alternatieven, democratie, superdiversiteit, peer-to-peer economy, onderwijs, sociale bescherming, wonen en coöperatieve economie.
Op elke publieksavond volgde telkens een grondige evaluatie door de stuurgroep. De resultaten van die nabeschouwing werden vervolgens meegenomen om de volgende publieksavond vorm te geven. De reeks dialoogen debatavonden werd finaal afgesloten met een globale beoordelingsronde.
Binnen deze acht thema’s gingen we vervolgens op zoek naar inspirerende en innovatieve denk- en praktijksporen. Dit deden we aan de hand van inventariserende participatietafels, een oproep via sociale media en een gerichte bevraging van een 150-tal bevoorrechte getuigen. Het resultaat van dit alles vormde het startmateriaal voor de projectweken.
Tweede werkjaar: Een Ander Land Na de positieve slotbalans over het eerste werkjaar werden de verwachtingen rond De Toekomstfabriek bijgesteld. Onder impuls van Victoria Deluxe werd een ambitieus plan met als werktitel ‘Een Ander land’ uitgetekend. Dit werkplan werd als project ingediend voor de ‘Oproep sociale innovatie 2013’ van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie van de Vlaamse Overheid en daar ook positief geëvalueerd. Het resultaat was dat De Toekomstfabriek in het tweede werkjaar een subsidie ontving. In Een Ander land werd van meet af aan zeer sterk ingezet op participatief werken. In de voorbereidende fase oktober - december 2013) werden een aantal publieksavonden georganiseerd met de bedoeling een inventaris aan te leggen van thema’s die we met De Toekomstfabriek in de komende periode wilden exploreren. Dit gebeurde eveneens via een gerichte bevraging van een 200-tal hogeschoolstudenten. We kozen er bewust voor om deze denkoefening samen met een brede waaier van burgers te ontwikkelen. Op die manier werden zij coproducent van ons project. Op basis van deze open en gedragen oproep
Gespreid over een periode van januari tot december 2014 werden/worden acht projectweken opgezet. Elke projectweek spitst zich toe op één van de acht thema’s uit onze inventaris. Rond elke projectweek werd een werkgroep gevormd, bestaande uit medewerkers van de partnerorganisaties en personen die deelnamen aan de publieksavonden. In een voorbereidende fase van de projectweek zocht elke werkgroep – voortbouwend op het resultaat van de publieksavonden en de open oproep via sociale media en bevoorrechte getuigen – naar praktijken en denkers die op een inspirerende manier initiatieven ontwikkelen rond het door hen gekozen thema. In overleg met een coördinator (gefinancierd door de hogervermelde Oproep sociale innovatie 2013) werd een concreet werkplan opgemaakt voor elke projectweek. Tijdens de projectweken werden/worden de uitgekozen praktijken en personen door de werkgroep bezocht. Per dag worden één of meerdere praktijken/personen geïnterviewd en in beeld gebracht door een professionele cineast . Elke projectweek resulteert op die
29 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
manier in een audiovisuele reportage. Na verloop van tijd vielen de werkgroepen sociale bescherming en coöperatieve economie af door een gebrek aan voldoende draagkracht. De resultaten van elke projectweek worden na verwerking van het verzamelde materiaal voorgesteld op een publieksavond (de eerste van deze publieksavonden vond plaats op 29 oktober 2014 in De Centrale). Tijdens deze publieksavonden worden een aantal gasten uitgenodigd om aan de hand van kritische reflecties op het getoonde materiaal een actieve interactie met het publiek op gang te brengen. Al het materiaal van de projectweken en de publieksavonden krijgt een plaats op de website van De Toekomstfabriek en kan door geïnteresseerden worden gebruikt om mee aan de slag te gaan. Reflectie Vraag is nu wat De Toekomstfabriek ons tot nog toe heeft geleerd over de mogelijkheden/ beperkingen van (re)politisering via middenveldorganisaties. We zien de opgedane ervaring met de werking van De Toekomstfabriek immers als een integrale bijdrage tot de uitbouw van een kennisreservoir over de politiserende mogelijkheden van het middenveld. Een dergelijke op concrete werking gebaseerde kennisontwikkeling achten wij onontbeerlijk voor het uitbouwen van die politiserende mogelijkheden. Onderstaande bevindingen van drie jaar Toekomstfabriek vormen hiertoe een bescheiden aanzet. Ontwikkel utopische perspectieven Willen we met het middenveld een werkelijk vernieuwend politiserend proces op gang
brengen, dan hebben we dringend nood aan wat Miguel Abensour “een nieuwe utopische geest” heeft genoemd (Miguel Abensour, 2013, pp. 191-226). Dit is allesbehalve een streven naar een niet te verwezenlijken ideaal. Integendeel. We moeten af van die verstarde invulling van het begrip utopie, die steevast verwijst naar een verre toekomst , wat veelal neerkomt op een permanente ontkenning van de utopie. Een nieuwe utopische geest veronderstelt dat we de utopie demythologiseren en democratiseren. Alleen op die manier wordt zij een drijvende kracht voor een ‘opstandige democratie’. Werk samen met middenveldorganisaties die zich als organisatie willen engageren Van belang is niet zozeer de aard van de middenveldorganisatie (voor een overzicht van de verschillende types van middenveldorganisaties verwijzen we naar Sven Reichardt, 2004), als wel de mate waarin ze bereid is zich als organisatie in te zetten voor een gemeenschappelijk doel. Alhoewel dit op het eerste gezicht evident lijkt, draait dit in de praktijk toch vaak anders uit. Organisaties sturen vaak mensen naar de vergaderingen die zich vrij snel als ‘persoon van dienst’
30 Opbouwwerk Brussel
113
ontpoppen. Dit houdt in dat ze naar buiten uit de organisatie lijken te vertegenwoordigen, maar in werkelijkheid vrij geïsoleerd staan binnen hun eigen organisatie. Zo wordt zowel de doorstroming van informatie als de noodzakelijke betrokkenheid van ‘de achterban’ vrijwel onmogelijk gemaakt. Overschrijd de houdbaarheidsdatum van samenwerkingsverbanden niet Het opzetten van samenwerkingsverbanden is veelal een proces van langdurig en geduldig werk. Wat men na heel wat inspanningen heeft bereikt, wil men dan ook meestal zo lang mogelijk in leven houden. Hier dreigt het gevaar dat men na verloop van tijd blind wordt voor de inhoudelijke slijtageprocessen waaraan vrijwel alle samenwerkingsverbanden onderhevig zijn. Mogelijk kunnen we hier inspiratie putten uit de ervaringen met affiniteitsgroepen (Francis Dupuis-Déri, 2010). Deze organisatieen actievorm leert ons niet alleen veel over het basisdemocratisch vermogen van groepen, maar ook over de creatieve potentialiteiten van gefocust samenwerken binnen een afgebakende tijdspanne. Bevorder de uitbouw van een nieuwe ‘politique du commun’ Eén van de grote uitdagingen van de 21ste eeuw is ongetwijfeld het ontwikkelen van een nieuwe ‘politique du commun’ (Pierre Dardot en Christian Laval, 2014). De traditionele invulling van de publieke en de privésfeer is duidelijk niet meer afgestemd op de noden van onze onvoltooide democratie. Een resolute keuze voor de uitbouw van een nieuwe ‘gemeenschappelijkheid’ dringt zich vandaag in alle domeinen van het maatschappelijk leven op. De roep naar meer commons is daarvan maar één aspect. Een dergelijke maatschappelijke ontwikkeling is niet mogelijk zonder het in vraag stellen van de fundamenten van de bestaande kapitalistische verhoudingen.
juni 2015
Werk bottom-up, maar wees niet blind voor de tekortkomingen van deze werkwijze De verleiding om top-down te werken, is vaak zeer groot. Dit geldt niet alleen binnen de organisaties, maar ook in samenwerkingsverbanden. Efficiëntie en snelheid van handelen zouden hierdoor het best worden gediend. Daarbij heeft men veelal geen oog voor het feit dat men op die manier sociale relaties bestendigt die passiviteit en onmondigheid in de hand werken. Een prefiguratieve politiek die emancipatorisch wil werken, maakt juist maximaal gebruik van het creatief potentieel van een bottomup benadering. Via een bottom-up werking ontstaat een breed gedragen coproductie van beslissingen. Ook in deze moeten we ons evenwel hoeden voor een al te naïef zwart-witdenken. Bottom-up werken is niet altijd een garantie voor kwaliteitsvolle beslissingen en is zeker geen surrogaat voor wetenschappelijk onderbouwde kennis. Vermijd het verstikkende keurslijf van externe financiële druk De meeste organisaties zijn voor hun werking aangewezen op de één of andere vorm van externe financiering. Deze financiering wordt meestal afhankelijk gemaakt van allerlei
31 Opbouwwerk Brussel
juni 2015
criteria met een eigen administratieve en bestuurlijke logica. Niet zelden staat die logica haaks op de manier van werken binnen de organisaties. Dit creëert een permanent spanningsveld, waarbij de dagelijkse werking van de organisaties in de tang wordt genomen: ofwel gaat men zijn werking aanpassen aan deze administratieve criteria en dreigt men een deel van zijn werkingsautonomie in te leveren, ofwel blijft men een eigen koers varen en loopt men het risico de geldkraan te zien dichtdraaien. Om deze spagaat te vermijden, moeten de middenveldorganisaties dringend op zoek naar nieuwe werkingsvormen. Ontwikkel een zelfkritische organisatiecultuur Niets is zo contraproductief als een organisatiecultuur van zelfgenoegzaamheid en routine. Eens we een succesvolle invulling voor onze werking menen gevonden te hebben, is de verleiding erg groot om hieraan vast te houden. Waarom zou je immers een beproefde methode in vraag stellen? Het antwoord is voor de hand liggend: omdat het een rem zet op de verdere creatieve ontwikkeling van een organisatie. Een organisatie die inhoudelijk wil groeien, heeft nood aan constructieve dwarsliggers die vervelende vragen stellen en hun organisatie voortdurend uitdagen om een stap verder te zetten in de richting van een gekozen project. Hou steeds de 11de stelling van Marx over Feuerbach voor ogen De voorbije maanden waren we in Vlaanderen getuige van een boeiende opflakkering van publicaties over de politiserende perspectieven van middenveldorganisaties. Na een relatief lange publicatiestilte over dit onderwerp was dat een welgekomen verademing, ware het niet dat deze vernieuwde belangstelling vrij snel verzeilde in theoretisch gekissebis. Daarbij vergat men weleens wat Marx ooit zei in zijn 11de stelling over Feuerbach: “het komt er niet alleen op aan de wereld anders te interpreteren,
113
maar vooral deze te veranderen” (Karl Marx en Friedrich Engels, 1988, p. 54). Wij pleiten dan ook voor een aangehouden belangstelling voor de politiserende mogelijkheden van het middenveld die resoluut inzet op de concrete ontwikkeling van nieuwe organisatiestructuren. Net als Landauer (Gustav Landauer, 2010) zijn wij er immers van overtuigd dat nieuwe organisatiestructuren nieuwe maatschappelijke verhoudingen mogelijk maken. Onder-/overschat de mogelijkheden van het middenveld niet Een korte terugblik op de geschiedenis volstaat om talloze voorbeelden te vinden van de cruciale rol van het middenveld in onze samenleving. Niemand kan ontkennen dat er een enorm maatschappelijk potentieel schuilgaat achter de vele organisaties die zich dagelijks in het middenveld bewegen. Het is ook niet toevallig dat de vraag naar de mogelijkheden van een vernieuwende politiserende werking vandaag juist binnen dat middenveld weerklinkt. Toch is hier enige voorzichtigheid geboden. Het gevaar bestaat immers dat we het middenveld confronteren met verwachtingen die het onmogelijk kan waarmaken. Indien we de energie van het middenveld niet nodeloos willen opbranden, zullen we ook moeten leren omgaan met de inherente beperkingen van dat middenveld. Er is niets mis met strategisch denken Wil het middenveld de bestaande maatschappelijke verhoudingen werkelijk ‘aan het dansen brengen’, dan zal het in de toekomst ook strategischer moeten leren denken. De vraag in welke mate een gevoerde actie op langer termijn bijdraagt tot een bepaald doel, moet het vandaag maar al te vaak afleggen tegen het ‘directe succes’ van een voorbijgaande media-aandacht. De actie wordt een doel op zich. Niet zozeer de veranderingen die ze op gang zou kunnen brengen (Madeline Gardner
32 Opbouwwerk Brussel
113
& Joshua Kahn Russell, 2008). De toekomstige uitdaging voor het middenveld bestaat erin op een creatieve manier om te springen met de aangewende middelen, zonder uit het oog te verliezen wat men uiteindelijk wil bereiken. Bibliografie Abensour,Miguel, L’homme est un animal utopique,Sens & Tonka, Paris, 2013. Aubenas, Florence & Miguel Benasayag,Verzet als scheppende kracht, Academia Press, Gent, 2003. Benasayag, Miguel & Diego Sztulwark,Du contrepouvoir, La Découverte/Poche, Paris, 2003. Benasayag, Miguel & Angélique Del Rey, De l’engagement dans une époque obscure, Le Passager Clandestin, Le Pré Saint-Gervais, 2011. Dardot, Pierre & Christian Laval, C ommun. Essai sur la revolution au XXIe siècle, La Découverte, Paris, 2014. Debruyne, Pascal& Bart Van Bouchaute,“De bestaande orde verstoren. Over de politieke opdracht van het middenveld”, Oikos,69, 2, 2014. Dupuis-Déri, Francis, “Anarchism and the politics of affinity groups”,Anarchist Studies, 18, 1, 2010, pp. 40-61.
juni 2015
Reichardt, Sven, Civil Society. “A concept for comparative historical research”, in Annette Zimmer & Eckhard Piller ( Eds. ), Future of Civil Society. Making Central European Nonprofit-organizations Work, Springer Fachmedien , Wiesbaden, 2004, pp. 35-55. Shukaitis, Stevphen & David Graeber ( Eds.), C onstituent Imagination: Militant Investigations // Collective Theorization, AK Press, Oakland/Edinburgh, 2007.
Noot: oorspronkelijk bestond De Toekomstfabriek uit acht organisaties. Vormingplus Gent-Eeklo is er in een later stadium bijgekomen. Dit artikel verscheen op DeWereldMorgen.be Link: http://www.dewereldmorgen.be/ artikel/2014/11/18/de-toekomstfabriek -eenoefening-in-repolitiserende-middenveldpraxis Deze bijdrage is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieelGeenAfgeleideWerken 2.0 België licentie
Gardner, Madeline & Joshua Kahn Russell, “Praxis makes perfect: the new youth organizing”, in Chris Spannos (ed.), Real Utopia. Participatory Society for the 21st Century,AK Press, Oakland/ Edinburgh, 2008, pp. 338-345. Gordon, Uri, “Prefigurative politics”, in Uri Gordon,Anarchism and Political Theory: Contemporary Problems, Mansfield College, University of Oxford, 2007, pp. 57-64. Landauer, Gustav,Revolution and other writings. A political reader, The Merlin Press, Pontypool, 2010. Marx, Karl & Friedrich Engels,L’idéologie allemande, précédé de Karl Marx Thèses sur Feuerbach, Editions sociales-Messidor, Paris, 1988.
33 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
T INA zuiveringskuur en TAPA recepten
"Ja uiteraard horen we je, maar we moeten toch zorgen dat we niet achterop raken? We begrijpen je, MAAR China loert om de hoek.” “Ja natuurlijk vinden we welzijn en gezondheid belangrijk, MAAR ondertussen gaan de Verenigde Staten wel verder. De vooruitgang, die hou je niet tegen.” “Nee, ik ben niet racistisch, MAAR we kunnen ze toch niet allemaal binnenlaten.” “We doen het ook niet voor ons plezier, MAAR er zijn geen alternatieven. Het is de economie, de markt, die ons verplicht.” Klinkt bekend? TINA – there is no alternative - is misschien wel het grootste gif van deze tijd. Nochtans verplicht de markt ons nergens toe of staan de Verenigde Staten helemaal niet verder. Wanneer je “ja, maar” hoort is er gewoonlijk 1 Barbara Van Dyck is activiste en onderzoeker aan het departement architectuur, Ruimtelijke ordening en Stedebouw van de KU Leuven. Voorliggende tekst sprak Zij uit als key note op de inspiratiedag Back to Basics van Middenveld in Beweging (28.11.2014).
Barbara Van Dyck 1
iemand aan het woord die meer privileges heeft dan jij. Wanneer je “ja, maar” hoort gaat het gesprek heel vaak om politieke keuzes die men als onaantastbare wetmatigheden voorstelt. Nochtans gaan politieke keuzes over óns, en daar mogen we onze neus insteken. We voelen dat de dingen niet goed gaan. Het maakt ons boos of verdrietig. Het geeft een gevoel van onmacht. Wat kunnen we doen in een context waarin we het gevoel hebben dat er weinig handelingsruimte over blijft? Het sterker maken van de wil om de dingen te veranderen is een mooi begin. Het is een zuiveringskuur tegen de verhalen die ons laten geloven in TINA-sprookjes. Laten we positie nemen, wonden likken, onze handelingsruimte vergroten en nooit vergeten dat het anders kan. Positie nemen In confrontatie met onrecht bestaan er geen neutrale posities. Wonden likken Besparingen en privatisering zetten mensen tegen elkaar op. Sociale netwerken brokkelen af. We zijn geen collega’s meer, we zijn concurrenten. Mijn kinderen zijn de concurrenten van jouw kinderen. De subsidie die naar jou gaat, gaat niet naar mij. Als we iets bereiken met die niet-aflatende competitie is het moedeloze eenzaamheid. Leren om samen te denken, het groter plaatje niet uit het oog verliezen en zorg dragen voor elkaar zijn basisingrediënten voor een ommekeer. Waarom niet meer plezier maken, netwerken vormen en dingen samen doen? Waarom niet wat vaker een complimentje geven,
113
juni 2015
aanmoedigen en constructieve kritiek geven? Jawel er zijn alternatieven, ze bestaan al ! Alternatieven zijn er bij de vleet. Het zichtbaar maken van solidaire initiatieven, eraan bouwen, gedeelde ervaringen opdoen en collectief leren geeft dat broodnodige gevoel van ‘jawel het kan’. Hart boven Hard gaat op stap met TAPA-schotels : There Are Plenty of Alternatives. Warm aanbevolen! Vervelende vragen stellen Verandering betekent actie voeren en organiseren, bouwen aan die andere paden. Met rechte rug en geheven hoofd vervelende vragen stellen maakt er deel van uit. Nee je bent niet gek. We zijn met zovelen die denken “dit zit niet goed”. Bijt niet op je tong. Stel die lastige vraag, maak de contradicties zichtbaar, doorprik nietszeggende taal. Zo breng je zogezegde zekerheden aan het wankelen. Hebben wij nood aan biefstuk met hormonen? Wie wordt er beter van het bouwen van hokken om mensen in op te sluiten? Willen wij dat bedrijven landen kunnen aanklagen omdat de wetten van dat land hen niet zinnen? Zouden we ook toekijken als blanke levens verdronken in het midden van de oceaan?
massieve Tahrir plein dat wekenlang te klein was voor de toestroom van mensen die verandering eisten. En wie voelde zich niet aangesproken door de “we are the 99%” slogan die vanuit de Occupy beweging de hele wereld is rondgegaan? In de weg gaan staan Verandering is ook in de weg gaan staan. Wat gebeurt er als we de mechanismen die de status-quo in stand houden onderbreken? Wat als we het normaal vinden om het werk neer te leggen? Wat als gediscrimineerden opstaan tegen discriminatie? Wat als de boeren weigeren om ons te voeden voor een hongerloon? En dat in solidariteit met elkaar. Zolang er genoeg steun voor is, is geen enkele overheid of markt opgewassen tegen massieve burgerlijke ongehoorzaamheid en boycots. Een mix van grassroots tactieken maakte ZuidAfrika onbestuurbaar midden jaren 1980. De grootschalige studentenbetogingen van 2012 in Québec (on ne lache pas) zetten regeringen onder druk. En dat is nog maar het begin.
Zij zijn de minderheid! Als we met genoeg zijn om de dingen te willen veranderen, en met voldoende overtuiging in actie schieten, dan ligt de macht en de ruimte voor verandering weer een heel stukje dichterbij. Wat een prachtige beelden toen een alliantie van vakbonden, milieubewegingen, stedelingen en boeren uit het Zuiden en het Noorden samenkwamen in Seattle in 1999 en er een WTO bijeenkomst konden verhinderen. Of het
35 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Niet inzetten op het waarschijnlijke maar op het mogelijke In de weg gaan staan, betekent niet frontaal in oppositie gaan met de macht. Het voornaamste gevolg zou zijn dat we de volle lading krijgen, recht in ons gezicht. Daarentegen, wat zou gebeuren wanneer we onze verbeeldingskracht aanscherpen om onrechtvaardigheid en macht in vraag te stellen? Wat als we uit onze comfortzones treden om macht op te bouwen op manieren waarvan we niet denken dat het macht is? Wat als we nadenken over macht om dingen te doen, in plaats van te streven naar meer macht over anderen?
In 2013 werd ik samen met 10 andere activisten veroordeeld voor bendevorming. Blijkbaar waren we anarchisten, maar dan wel met een bendeleider…. Horizontale organisatie creëert mogelijkheden om dingen te doen, waarmee traditionele machtsstructuren geen blijf weten. We kunnen slimmer zijn dan zij en een verscheidenheid aan tactieken gebruiken. Elke minimale eis die we kunnen afdwingen is een bouwsteen voor een groter verhaal. Een verhaal waar rechtvaardigheid de fundamenten legt. Een verhaal waar de vergissing van het productivisme enkel nog in geschiedenisboeken voortbestaat.
36 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Kleine overwinningen vieren.
Strategische en onwaarschijnlijke allianties
Kleine overwinningen kunnen makkelijk onopgemerkt passeren. Het vieren van kleine overwinningen is een perfect moment om na te denken over dingen die ons lukten en wat dat betekent op weg naar grotere doelen. Het geeft erkenning en energie om verder te gaan. Jawel het kan! Paul Freire vatte het mooi samen “geen hoop zonder strijd, maar geen strijd zonder hoop”.
Samen sterk is pas zo sterk als onze onderlinge solidariteit. Het verleden heeft genoeg aangetoond dat vereniging in kruisbestuiving macht geeft aan het volk. Politieke mogelijkheden openhouden en verbreden vraagt om buiten de eigen kringen te kijken. Heel veel mensen werken maar al te vaak geïsoleerd. Allianties maken met groepen waarmee we waarden delen, zonder daarbij onze eigenheid te verliezen, maakt ons sterker dan repressie.
Onze eigen plekken creëren, kennis en vaardigheden delen, organiseren Onze eigen plekken creëren betekent organiseren van onderuit. Praten met je buur, gesprekken van één op één voeren om plannen te smeden, publieke vergaderingen organiseren. Pleinen, scholen, de werkvloer. Het zijn onze plekken, aan ons om ze te heroveren en ze te behouden.
En laten we nooit vergeten, dat verandering altijd uit de marge komt, de eersten die bewegen komen niet uit de regimes – het is vanuit een minderheid die zich verspreidt dat de dingen in gang gezet worden. Terug naar af. Jawel er zijn alternatieven, ze bestaan al.
37 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
D emocratie is nooit af.
De vormingen van Vredesactie vzw Ronnie Tack
Het organiseren van verzet vanuit het professionele middenveld is weer aan een opmars bezig. Allerlei inspirerende initiatieven steken de kop op. Vaak gaat het echter ook gepaard met koudwatervrees of rijden bonte coalities zich na een tijdje vast in hun verschillen. Vredesactie vzw probeert groepen en organisaties die werken aan sociale verandering te versterken en ondersteunen met vorming op maat. We spraken met Roel Stynen die al vele jaren vormingen geeft over geweldloze actie en strategische campagnes. We polsten ondermeer naar zijn kijk op verzet vanuit het professionele maatschappelijk middenveld. Welke slagkracht heeft maatschappelijk verzet in tijden waarin de rol van het middenveld in vraag wordt gesteld? De rol van het middenveld staat onder druk. Het is vandaag niet meer evident om als middenveldorganisatie als relevante stem mee te tellen. De invulling van wat democratie is, verandert. Dat heet ‘het primaat van de politiek’:
de regering is verkozen en moet dan vier of vijf jaar ongestoord haar werk kunnen doen. De laatste jaren beginnen middenveldorganisaties zich daarover te bezinnen. Wat soms in dat debat ontbreekt, is een kritische kijk op hoe ze zelf hebben bijdragen aan de ‘depolitisering van het middenveld’. Veel organisaties zijn een heel politieke rol gaan spelen, niet als kritische stem, maar als onderaannemer of partner van de overheid. Sommige organisaties hebben zich te veel vastgeklampt aan hun rol als partner of aan hun plaatsje in het overleg. Om die positie niet in gevaar te brengen, zijn ze conflict en confrontatie met overheden gaan vermijden. Op het moment dat overheden hen dan niet langer als partner zien, zit je met een probleem. Dat betekent natuurlijk niet dat de rol van het middenveld uitgespeeld is – kijk maar naar de vakbonden in hun verzet tegen het besparingsbeleid – maar wel dat middenveldorganisaties ook zichzelf kritisch in vraag moeten durven stellen. Ik denk dat we ook opnieuw moeten durven de confrontatie aangaan. Welke plaats hebben traditionele betogingen vandaag in maatschappelijke verandering? Volgens onderzoek worden in Brussel elke dag gemiddeld twee betogingen georganiseerd. Amper 10 procent daarvan haalt het televisienieuws. Dat is natuurlijk niet het enige criterium om te beoordelen of een betoging succesvol was of niet – een betoging met honderd mensen bij het kabinet van een minister kan deuren openen.
38
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Maar het zegt wel iets: groepen grijpen heel vaak naar betogingen, omdat ze daar nu eenmaal mee vertrouwd zijn, omdat hun achterban daar naar vraagt, of omdat ze niet weten wat ze anders kunnen doen. Met betogingen proberen we vooral draagvlak zichtbaar te maken. Honderdduizend mensen die betogen tegen de oorlog in Irak, dat betekent wel wat. Honderdtwintig duizend deelnemers aan een vakbondsmanifestatie, zoals in november vorig jaar, dat heeft wel wat gewicht. Ook de parade van Hart Boven Hard was in dat opzicht een succes. De vraag is: wat is de volgende stap? Een betoging is een communicatiemiddel. Maar of het werkt hangt in de eerste plaats af van het aantal mensen dat mee opstapt. Als je er niet in slaagt om voldoende mensen op de been te brengen, riskeer je dat je een omgekeerd signaal geeft. Media en politici tellen koppen: een paar duizend mensen die van Noord naar Zuid stappen, moet een politicus daar rekening mee houden? Betogingen kunnen gemakkelijk genegeerd worden. Vaak vertrekt sociale verandering vanuit een kleine groep mensen. Als die gehoord willen worden, heeft het geen zin om met een paar honderd mensen te gaan betogen. Als we dialoog willen afdwingen, moeten we ook kijken naar andere actievormen.
Zie jij een specifieke rol voor het professionele middenveld weggelegd om mee vorm te geven aan maatschappelijk verzet? Of is dit effectiever als het vanuit een persoonlijk engagement ontstaat? Natuurlijk heeft een professionele middenveld een belangrijke rol te spelen. Dat middenveld heeft meestal de middelen, de knowhow en de structuren om op langere termijn strategisch aan verandering te werken en daar mensen bij te betrekken. Het professionele middenveld kan die rol alleen spelen als de ‘professionals’ zelf gepassioneerd zijn. Hoe kan je mensen overtuigen en motiveren als je niet zelf ook geëngageerd bent? Daarom doen ook de professionele middenveldorganisaties er goed aan te kijken naar wat er leeft in de op vrijwilligers gebaseerde groepen en open te staan voor samenwerking. Denk maar aan de samenwerking tussen krakers en steungroepen aan de ene kant en meer gevestigde middenveldorganisaties rond
39 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
de huisvestingsproblematiek in Gent. Ook de ‘aardappelactie’ in Wetteren in 2011 is een goed voorbeeld: met een confronterende actie van burgerlijke ongehoorzaamheid slaagde Field Liberation Movement er in de discussie over genetisch gemanipuleerde gewassen en de toekomst van onze landbouw opnieuw te openen. Andere spelers maakten daar dankbaar gebruik van. De actie creëerde kansen voor een diversiteit aan stemmen om zich te laten horen. In die zin is er in de praktijk vaak een onuitgesproken taakverdeling tussen diverse groepen, waarbij sommige groepen sterker zijn in acties die debat openen of problemen op de politieke en publieke agenda te zetten en andere in staat zijn om een verhaal bij het grote publiek te brengen of te vertalen naar politieke eisen. Die verschillende actoren delen niet altijd dezelfde doelstellingen, maar het is cruciaal om het belang van die verschillende rollen te zien. De naam van jullie organisatie insinueert dat jullie je enkel met anti-militaristische acties bezighouden. Vredesactie staat echter ook bekend om haar vormingswerk. Vanuit welke visie doen jullie dit eigenlijk? Vredesactie probeert in haar campagnes pacifisme concreet te maken. We voeren campagne rond Europese veiligheidspolitiek, militaire interventies, wapenhandel. We proberen onze campagnes strategisch op te bouwen en zoeken naar hoe geweldloze acties daar een rol in kunnen spelen. Die ervaring met het opzetten van campagnes en het praktisch organiseren van acties en alles wat daarbij komt kijken, willen we ook delen met andere groepen. Voor Vredesactie is democratie nooit af: het kan altijd beter. Door actie te voeren kan je
40
proberen inbreken in de traditionele manieren van besluitvorming. Daarin klinken de stemmen van wie macht of geld heeft vaak het hardst door. Geweldloze actie is voor ons een manier om de democratie verder te verdiepen. Daarom willen we groepen en organisaties die werken aan sociale verandering versterken en ondersteunen met vorming op maat. Dat is heel divers: we geven actietraining bij vakbonden en aan mensen zonder papieren, begeleiden vergaderingen en besluitvormingsprocessen bij klimaatactivisten, maar net zo goed geven we introducerende workshops voor studenten. In onze aanpak staat participatie centraal: we zoeken naar werkvormen die deelnemers uitnodigen om actief te na te denken en uit eigen ervaring samen op zoek te gaan naar antwoorden. Onze trainers vertrekken wel uit eigen ervaring als actievoerder, maar het is zeker geen éénrichtingsverkeer. Deelnemers geven zelf richting aan het programma. We gaan uit van de specifieke vragen en behoeften die er in een groep zijn, elke vorming is dus anders. Jij geeft een vorming voor de sector Samenlevingsopbouw binnenkort. Wat wil jij de opbouwwerkers in deze sector vooral meegeven? In de tweedaagse vorming gaan we actief aan de slag rond strategie en de rol van actievoeren in sociale verandering. Welke actievormen kennen we? Hoe geven we actievoeren een plaats in onze strategie voor verandering? Hoe kiezen we welke actie het beste past in onze planning? We leren modellen en tools om campagne te plannen toepassen op de concrete context waarin we werken. De vorming is gespreid over twee dagen: dat laat toe om in de diepte te gaan en om het programma aan
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
te passen aan de behoeften van de groep.
Duurzaam activisme
Zelf draai je al lang mee als professioneel activist. Waaruit put je nog steeds inspiratie om ermee verder te gaan?
De voorbije jaren wordt er steeds vaker over Duurzaam Activisme gesproken, ofwel Sustaining Resistance. In de Verenigde Staten werd er al het een en ander over geschreven en vinden er workshops plaats over hoe mensen het emotioneel en fysiek kunnen volhouden om zich ook op lange termijn te kunnen blijven engageren voor een politieke strijd. Ondertussen vinden er ook in Europa af en toe uitwisselingen plaats om instrumenten te ontwikkelen en inzichten door te geven. Literatuur hierover is nog slechts beperkt beschikbaar. Op het internet zijn wel enkele bronnen terug te vinden. Hieronder een beknopt overzicht:
Mijn belangrijkste drijfveer is verontwaardiging: over toenemende ongelijkheid, over hoe ongelijk macht verdeeld is en tot welk onrecht dat leidt, over hoe het winstdenken de overhand neemt. Samenwerken met andere groepen en mensen die een gelijkaardige visie delen op meer rechtvaardige en ecologische manieren van samenleven inspireert me. Welke problemen komen jullie tegen vanuit Vredesactie in het contact met activisten op het vlak van persoonlijk welzijn, gerelateerd aan die activiteiten om de wereld te veranderen? Sommige groepen zijn veel bezig met planning en uitwerken van strategieën. Soms verliezen ze uit het oog dat een goede campagne of werking afhangt van hoe ‘gezond’ de groep is. Vaak moeten we daarmee aan de slag: hoe loopt de besluitvorming in een groep, welke frustraties zijn er over hoe de organisatie functioneert, deelt iedereen dezelfde doelstellingen? Natuurlijk is dat in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de organisatie of groep zelf, maar je kan die twee moeilijk scheiden. Uiteindelijk gaat dat over wat mensen motiveert om rond een bepaald thema en in een bepaalde organisatie actief te zijn. Als er voor die persoonlijke motivatie geen aandacht is in de besluitvorming, houdt een organisatie het meestal niet lang vol.
Brochure ´Sustainable activism & avoiding burnout´: https://www.activist-trauma.net/assets/ files/burnout_flyer_rightway.pdf Brochure ´No Borders, Thoughts on guilt, shame and trauma´: https://www.activist-trauma.net/assets/ files/ATnobor_A5_4pp_leaflet.pdf Verslag workshop ´Duurzaam activisme´ (2Dh5, 31 januari 2015): http://www.2dh5.nl/den-haag-2015/ verslagen/103-verslag-workshopduurzaam-activisme
41 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Kun je iets vertellen over het Sustaining Resistance initiatief? (Red. Zie ook kader voor meer uitleg)
en op zoek gaan naar methodieken om in de begeleiding van de groepen met vragen rond persoonlijk engagement en motivatie te werken.
Het is niet altijd gemakkelijk om je engagement in sociale bewegingen vol te houden. Ook actievoerders kampen soms met burn-out. De laatste jaren is daar meer aandacht voor. Wat motiveert ons? Hoe maken we onze bewegingen sterker? Hoe zorgen we ervoor dat mensen hun engagement volhouden? Trainers van Vredesactie namen de afgelopen jaren deel aan vormingen waar we op die vragen ingaan
Tegenwoordig wordt verzet vooral georganiseerd via sociale media. Hoe zij jde rol van die sociale media in de toekomst van politiek activisme?
42
We merken in onze trainingen en vormingen dat mensen veel verwachten van sociale media. Als het gaat over ‘hoe bereik je mensen?’ of ‘hoe krijg ik mijn boodschap verspreid?’ denken ze
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
spontaan aan facebook of twitter. Maar zijn dat ook de beste kanalen om de mensen te bereiken die je met jouw boodschap wil confronteren? Vaak denken mensen ook meteen aan video en ander beeldmateriaal om op internet te verspreiden. Natuurlijk wordt beeldtaal steeds belangrijker en moet je nadenken over hoe je sociale media gebruikt. Maar een filmpje maken en op internet verspreiden is niet hetzelfde als actievoeren in de publieke ruimte of op de plaats waar het probleem zich stelt. Sociale media kunnen een grote rol spelen in sensibilisering en in de mobilisatie voor campagnes of acties, maar vormen van online ‘activisme’ vervangen de actie in de publieke ruimte niet.
Kijk maar naar de revoluties in Egypte en Tunesië of de acties van indignados en Occupy. Die werden hier de ‘twitter-revoluties’ genoemd. Sociale media speelden een grote rol in de mobilisatie van die bewegingen, maar ze bouwden wel hun kracht door lijf en leden in te zetten, door op straat te komen, de publieke fysiek ruimte te bezetten en de machthebbers te confronteren. Online petities tekenen en standpunten ‘liken’ is soms ook een comfortabel alternatief voor samen met andere mensen iets dóen. Maar levert de zoveelste digitale petitie nog iets op?
Meer vorming, meer kansen geven aan jongeren om ook een job te vinden. Dan kunnen we volwaardig bijdragen aan de maatschappij. SolidairCity. Camionetinterview
43 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
O pbouwwerkers in actie. Het waarom van de SolidairCity-acties in Brussel
Dat de laatste verkiezingen veel stof gingen doen opwaaien hadden velen al voorspeld. Het ging en gaat niet goed met de economie en dus is er geld nodig. Dat er zich besparingen opdrongen was op zich geen nieuws. Maar we kregen ook te horen dat iedereen daarvoor inspanningen zou moeten leveren. En toen bleek dat “iedereen” vooral wilde zeggen de ‘gewone mensen’…. Al snel kwamen er reacties op alle besparingsmaatregelen die de overheid dag na dag op de bevolking los liet. Vakbonden organiseerden stakingen en een nationale betoging die heel wat mensen samen bracht om hun ongenoegen te laten blijken. Burgers namen samen een initiatief en richtten het platform Hart Boven Hard op. Zij werkten samen aan een alternatieve septemberverklaring om aan te tonen dat het wel anders kan! Al snel groeit Hart Boven Hard uit tot een waar burgerinitiatief dat de overheid niet kan negeren, meer dan tienduizend mensen, organisaties vanuit diverse sectoren onderschrijven mee dit platform en de 10 hartenwensen. Ook binnen Samenlevingsopbouw Brussel werd de vraag gesteld wat we konden, moesten doen. Opbouwwerkers komen vooral in contact met mensen die in maatschappelijk kwetsbare situaties moeten trachten te overleven. Wie vertegenwoordigt hun stem? Wie maakt de verbinding met deze steeds toenemende groep mensen, ook binnen platformen zoals Hart boven Hard? Wie gaat er voor hen recht staan en zijn/haar/hun stem verheffen wanneer we merken dat deze mensen nu door de regeringsmaatregelen kopje onder geduwd worden? Wie komt er op voor mensen
Caro Bridts
waarvan alle rechten geschonden worden en die door de besparingsmaatregelen nog meer uit het oog van velen dreigen te verdwijnen? Hoe kunnen we oproepen voor meer solidariteit met deze groep? We hebben voor een job als sociaal werker gekozen uit engagement en uit verontwaardiging bij de schending van grondrechten, sociale rechten, mensenrechten. Nu is het dan ook het moment om als sociaal werkers, uit om het even welke sector, onze stem als professionelen te laten horen! Opbouwwerkers, sociaal werkers zijn diegenen die dagelijks het dichtst bij de mensen staan, samen met hen grote delen van hun dagelijks leven delen. Door hun verhalen te beluisteren, hen te begeleiden dag in dag uit, door geconfronteerd te worden met structuren en systemen die mensen verstrengeld houden in de situatie waarin ze gewezen worden op het ‘over’leven in plaats van leven. Tijd voor actie dus. Tijd om te laten zien dat we in deze ook een mening hebben waarvoor we op straat willen komen. We zetten onder de noemer SolidairCity verschillende acties op waarbij we samen kwamen voor het Centraal Station en we verhalen, getuigenissen, oproepen verzamelden voor meer solidariteit en herverdeling. Vele van deze getuigenissen en oproepen vinden jullie nu terug in dit tijdschrift. En we gingen ook aan de slag in de wijken waar we elke dag werken om mensen op de hoogte te brengen van de regeringsmaatregelen en hen op te roepen samen met ons mee te doen met de grote Hart Boven Hard-betoging van 29 maart. En wat ons betreft is dit verhaal nog niet ten einde…
113
juni 2015
45 Opbouwwerk Brussel
juni 2015
113
46 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
47 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
M eningen over verzet uit Brussel stimuleren, de blikken te verruimen, de andere keer om niet-duurzame projecten tegen te gaan.
Brusselse raad voor het leefmilieu
De strijd is 40 jaar later complexer geworden. Het institutionele landschap is grondig veranderd, maar ook het verenigingsleven wordt steeds rijker maar ook complexer. Brussel wordt vandaag niet meer bedreigd door monofunctionele kantoorprojecten die hele woonwijken van de kaart vegen. Maar het zijn wel nog te vaak de privé-promotoren en dus hun winstbejag die het uitzicht van de stad bepalen. Kijk maar naar de Europawijk, daar keurt de overheid nog altijd torenprojecten goed die niet aan de stedenbouwkundige regels beantwoorden. Meer nog, omwille van deze privé projecten is ze bereid regels aan te passen. Het schrijnend gebrek aan sociale woningen of aan huurprijscontrole is een ander sprekend voorbeeld. De overheid zet wel degelijk in op woningbouw, maar laat te vaak de markt te beslissen hoeveel woningen van welk type er komen.
1973, tegen een achtergrond van massale onteigeningen in Noordwijk en Marollen, de alarmbel geluid door de Club van Rome over de klimaatsveranderingen, groeide bij vele Brusselaars het besef dat het anders moest. Met de actie “Uw stad is verkocht” werd Bral gelanceerd.
Er zijn geen projecten meer van grote autotunnels en viaducten die de stad doorkruisen, maar van minirings rond voetgangerszones. Het resultaat zal hetzelfde zijn, meer auto’s in de woonwijken, slechtere luchtkwaliteit in de arme buurten. Alleen is de strijd minder eenzijdig.
Continu balancerend op een evenwicht tussen bewonersgroepen en Brusselaars verenigen en ondersteunen, lobbywerk bij de overheid, expertise opbouwen en verspreiden, acties in de publieke ruimte … staat Bral 40 jaar later nog steeds op de barricades. De ene keer om nieuwe initiatieven en veranderingen te
De technologische, economische, sociale en politieke evoluties van de laatste decennia komen in een stroomversnelling en ontwrichten onze samenleving. Tezelfdertijd staan overal in de stad initiatieven op die met goesting inzetten op de transitie naar een duurzamere samenleving. Collectieve tuinen, stadslandbouw,
Aan enkele organisaties en personen actief in Brussel vroegen we op 1 bladzijde neer te schrijven wat het woord verzet bij hen oproept vanuit hun werking of hun engagement. Een overzicht.
48
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Community Land Trust, delen en herstellen van goederen, circulaire economie, … Verzet is noodzakelijk, maar alleen met verzet kom je niet ver genoeg. Het is belangrijk om tezelfdertijd ook te stimuleren tot verbeelding, tonen hoe het anders kan. Bral verweeft al 40 jaar lang deze verschillende vormen van verzet in haar werking en zal dit blijven doen.(An Descheemaecker) DoucheFLUX La Voix de la Rue is een maandelijks programma op Radio Panik. Met dit project wil DoucheFLUX een stem geven aan mensen die in een precaire situatie leven. Essentieel is de participatie. De radiomakers trachten het publiek te sensibiliseren over armoede en ijveren voor een verbetering van de situatie. De radioploeg komt elke woensdag samen bij DoucheFLUX. Die ploeg, dat zijn een aantal personen die in zeer precaire situaties zitten, ondersteund door een coördinator (momenteel Mathieu Devuyst of Hélène Onkur). Soms worden er ook mensen uitgenodigd, afhankelijk van het behandelde onderwerp. Op de redactievergaderingen worden ideeën verzameld en wordt er een thema gekozen voor de volgende uitzending. Als het thema bepaald is, worden interviews afgenomen, worden er opzoekingen gedaan op internet… zodat er voldoende basis is voor een stevige uitzending. De redactieleden staan dus stil bij het gekozen onderwerp en de coördinator probeert alle verzamelde ideeën te structureren. In de coulissen zorgt Vanessa Crasset voor de regie en de montage van alle interviews die door de ploeg van La Voix de la Rue, gemaakt werden. Met deze radio-uitzending wil de redactie een antwoord bieden op de wens van vele straatbewoners om de levensomstandigheden van de meest uitgeslotenen te verbeteren. De ervaringen van straatbewoners bieden vaak
nieuwe perspectieven op een onderwerp en er is ook soms nuttig advies voor andere straatbewoners. Geconfronteerd met het feit dat het aantal daklozen sterk toeneemt en dat er meer en meer jongeren dakloos worden, wil La voix de la rue ook levenslessen meegeven. Er is geen berusting ! Precariteit is iets dat door het systeem is gemaakt en waartegen men zich kan verzetten. Het is mogelijk de armoede uit te roeien, dat is gewoon een kwestie van goeie wil. La Voix de la Rue. Car parler, c’est déjà agir !
De uitzendingen zijn te beluisteren op de website van DoucheFLUX na de uitzending op Radio Panik (105.4 FM) elke vierde maandag van de maand van 13 tot 14.30 uur en heruitzending de eerste vrijdag van de maand van 7.30 u tot 9 uur. Het ebola-collectief Het zogenaamde Ebola-collectief is regelmatig terug te vinden in korte nieuwsberichten door de opeenvolgende opmerkelijke acties in Brussel, waarvan de blokkades van de Wetstraat nog wel het meeste opzien baren. Alexis Andries werkt voor Pigment vzw, een Brusselse vereniging waar armen het woord nemen, en ondersteunt deze groep mensen zonder wettig verblijf uit landen die zijn getroffen door de Ebolaepidemie in hun vraag naar bescherming. Begin 2014 startte Alexis een project dat specifiek focust op de geestelijke gezondheid van mensen zonder wettig verblijf. Tijdens een verkenning van de manier waarop er zorg wordt gedragen voor de geestelijke gezondheid van deze groep, beslist Pigment vzw om zelf te onderzoeken wat de effecten van groepswerk kunnen zijn. Deze benadering kwam vooral
49 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
voort vanuit het idee dat dit een versterkende werking kan hebben. ´Het leeuwendeel van de mentale problemen waarmee mensen zonder wettig verblijf worstelen komen namelijk voort uit mechanismen van maatschappelijke uitsluiting, die mensen op relatief korte termijn kapot maken. Dat merkten we ook heel sterk tijdens bijeenkomsten van de praatgroep die we aanvankelijk hadden opgestart. De deelnemers legden ons steeds opnieuw de vraag voor wat wij als vereniging kunnen doen om hen écht vooruit te helpen en een einde te maken aan de mensonterende levensomstandigheden. Zo evolueerden de bijeenkomsten steeds meer naar een politieke praatgroep.
50
Ongeveer gelijktijdig kwamen we ook in contact met mensen zonder papieren uit landen die getroffen waren door de Ebola-epidemie. Ook zij vroegen ons of we hen niet wilden ondersteunen. Vanaf het moment dat de Dienst Vreemdelingenzaken aankondigde dat er geen gedwongen uitwijzingen meer plaatsvonden naar die landen van herkomst, werd de bereidheid tot collectieve actie enorm groot binnen deze groep.´ Voor Pigment was het ook eerder logisch om de groep verder te ondersteunen. Zij doen dit in eerste instantie vanuit hun maatschappelijke opdracht om aan de emancipatie van mensen in armoede te werken en voorwaarden te creëren opdat zij hun uitsluiting kunnen aanklagen. ´Wij doen dit steeds bottom-up, d.w.z. dat de groep de richting van het proces bepaalt. Vanuit die basisvisie leggen wij eigenlijk geen beperkingen op aan wat de groep wil doen of beslist. Zij zijn immers autonoom. Het gaat tenslotte om hun toekomst, en niet die van ons.´ Deze houding blijkt echter nog niet wijdverspreid in het maatschappelijk middenveld. ´Ik merk toch wel regelmatig dat het niet evident is voor organisaties om volledig mee te gaan in zo´n dynamiek. Dat begint meestal met een zekere angst dat de organisatie ook overspoeld zal worden met allerlei individuele hulpvragen, naast de ondersteuning van de politieke doelstellingen. Of de vrees om te worden meegesleept in een avontuur dat je als sociaal werker misschien niet aankan. Daarnaast lijkt het voor organisaties soms ook onmogelijk om een sociale beweging te ondersteunen die niet altijd 100 procent is geënt op haar eigen eisen of ideeën. Natuurlijk hebben wij vanuit Pigment vaak ook onze bedenkingen bij een bepaalde tactiek die de groep wil hanteren. Soms achten wij bepaalde politieke eisen ook volledig onhaalbaar. Toch vinden wij niet dat dit ons ervan moet weerhouden om de
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
groep te blijven ondersteunen, en daarmee ook hun eisen. Het blijft hun strijd voor menselijke waardigheid en erkenning, die volkomen legitiem is. Dat wil echter niet zeggen dat we zwijgen over onze eigen principes. Bedenkingen over de te volgen weg moeten we ook wel degelijk uiten. Het is belangrijk om dit steeds openlijk te communiceren naar de groep zodat zij ook weten wanneer je voor jezelf wat grenzen oplegt en misschien even wat minder prominent aanwezig bent. Dit zorgt ervoor dat we elkaar niet moeten veroordelen, maar kunnen blijven samenwerken met wederzijds respect. Het is ook een kwestie van jezelf steeds in vraag stellen: misschien hebben wij het wel bij het verkeerde
eind, en niet de ander.´ Maatschappelijk verzet organiseren op deze basis zal nog wel wat voeten in de aarde hebben volgens Alexis. ´Veel organisaties vertrekken nog steeds vanuit de opvatting dat zij het zich niet kunnen permitteren om verder te gaan in hun beleidsbeïnvloedend werk dan zij nu doen. Zij hanteren hierbij soms een neutraliteitsprincipe, omdat zij bijvoorbeeld vooral een uitvoerende taak hebben zoals het aanbieden van hulpverlening. Anderen lijken ook represailles te vrezen van de subsidieverstrekkende overheden als zij zich te kritisch opstellen ten aanzien van datzelfde beleid. Het moeilijkste blijft toch wel het dilemma over het consequent volgen
51 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
van ontwikkelingen in een groep. Organisaties moeten niet hun principes aan de kant zetten, maar soms wel even buiten hun eigen muren treden. Mensen passen zich namelijk snel aan als ze onze organisaties bezoeken. Zo leren we ze nooit écht kennen. Het is aan ons als sociaal werkers om ook de eigen biotoop van de mensen met wie willen samenwerken te leren ontdekken en begrijpen.´ Het sociaal werk dat een emancipatorische opdracht heeft zet vaak sterk in op het procesmatig werken, waarbij het eindresultaat vaak van ondergeschikt belang is. Alexis is hier erg duidelijk over. ´Het is belangrijk voor de deelnemers om bij een groep te horen en nieuwe ervaringen op te doen, maar uiteindelijk zoeken zij wel een concrete oplossing voor hun levensgroot probleem. Voor de groep zelf is het pas geslaagd als hun vraag om bescherming ook effectief wordt ingewilligd.´ (Ronnie Tack) Raf knops Decennia lang, heb ik mensen horen klagen over wat er allemaal verkeerd gaat en/of beter kan in ons klein Belgenland. Ik maakte toen tegen beter weten in deel uit van de klagers. Door een bescheiden deelname aan de tweede bezetting van het Lapperfortbos te Brugge en iets later de ‘Blijde Intrede’ van de Indignados in Brussel (de avond zelf hardhandig uit elkaar gemept door de Brusselse politie) heb ik me gerealiseerd dat ik als enkeling niet alleen actief mijn verontwaardiging kan/mag/moet uiten, maar dat het verdorie nog iets oplevert ook! Van toen af aan is mijn deelname aan groepen en projecten die ‘in het verzet’ gaan tegen wantoestanden en/of abberante projecten van overheidswege of vanuit privéfirma’s (met als enig doel gemakkelijk geldgewin) steeds verder gegroeid. Via de verschillende acties van Picnic The Streets heb ik een aantal zeer gemotiveerde
52
militanten gevonden die op een heel slimme, doordachte en ludieke manier verzetacties op poten zetten en weten uit te voeren. Hier werd me ook duidelijk dat je met een voldoende grote en gevarieerde groep, acties kan opzetten die de politieke agenda voor een aantal thema’s (bvb. gebruik en inrichting van de openbare ruimte) kan bepalen. Zo is het me duidelijk geworden dat je als burger maar best stopt met klagen en defaitistisch aan de kant staan. Actief in het verzet gaan tegen een kortzichtig gemeentebestuur kan uw dagelijks leven ingrijpend verbeteren! Bovendien vergroot je vriendenkring aanzienlijk en leer je hopen zaken die je u anders nooit eigen had kunnen maken. Ondertussen is mijn deelname aan ‘verzet’ steeds groter geworden. Na de verwoesting van de moestuin van de Huidevetterstraat in de Marollen in september 2014 wilde ik een pauze inlassen door een weekje te gaan kamperen op de Keelbeek te Haren, waar een drietal bezetters reeds een maand lang een terrein van 19 ha bezetten. De federale regering wil hier de grootste gevangenis van België neerpoten. In plaats van even uit te blazen ben ik me met hart en ziel voor het behoud van die groene long gaan inzetten. Ondertussen ben ik bijna fulltime activist geworden. Niet omdat ik dat perse wil maar omdat ik het als mijn verdomde plicht zie om het megalomane, door alle specialisten ter zake als absurd bestempeld project tegen te houden. De verschillende vormen van verzet hebben me ook bevrijd van verschillende angsten. Bijvoorbeeld de angst om mijn ‘imago’ te verliezen bij sollicitatiegespreken (een strafblad staat niet zo goed als wanneer een potentiële nieuwe werkgever erachter komt): maar wil ik wel werken voor iemand die niet minstens een klein beetje achter mijn visie op de toekomst staat? Angst voor gemis: Ik heb nog nooit zo
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
overvloedig gegeten en gedronken als sinds ik van recup leef. Het kwijtraken van angsten is een neveneffect van mijn militantisme dat ik nooit had kunnen vermoeden. In het verzet gaan tegen een aberrant systeem werk enorm bevrijdend. Het is eigenlijk het meest therapeutische dat me al is overkomen. En dat doet me voortdurend denken aan de slagzin: “het is geen teken van gezondheid om aangepast
te zijn aan een ziek systeem”. Het tegendeel wel, en het positief effect voel je zeer snel. Ik raad iedereen aan om in het verzet te gaan, en hierdoor te proeven van je kracht, van het bevrijdende effect zowel op individueel als collectief vlak. Duizenden kleine revoluties zijn veel sterker, efficiënter en tegelijk constructiever dan één grote (potentieel destructieve) revolutie.
53 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
H et beroep waarvoor je gekozen hebt, is een politiek beroep”
Of organisaties opnieuw meer politiek en actiegericht willen werken, hangt ook af van hun werkers. Als professional krijgen die hun bagage grotendeels mee in hogescholen en universiteiten. Vindt de roep naar meer kritisch opbouwwerk ook in die kringen een vruchtbare bodem? Frank Meys en Steven Degraeve, twee docenten aan de Brusselse hogescholen Odyssee en Erasmus vertellen voluit. Zit dat politiserend werken in jullie lessenpakket? Frank: Ik link dat aan in de lessen samenlevingsopbouw, structureel werk voor maatschappelijk werkers. Ik geef twee lessen over politiserend en depolitiserend werken. Het hangt heel erg af van de docent of hij dit aanraakt of niet. Ik denk dat als je sociologie geeft, dat je daar dan heel moeilijk kunt van afblijven. Wat is de rol van het werkveld en van burgerschap komt wel in een aantal lessen aanbod maar strikt genomen als vak staat het niet in het programma. Steven: Bij ons zit het er nu wel in als vak voor het tweede jaar en enkel in de richting sociaal cultureel werk. Het komt ook voor binnen een opleiding voor mensen die wel in het werkveld staan maar niet het diploma hebben van sociaal werker en die via deze opleiding dat diploma kunnen behalen. Dat heeft ook te maken met de historiek van de school. In de Erasmushogeschool is het zo tot nog niet zo heel lang geleden dat het eerste en tweede jaar, of je nu maatschappelijk werk deed of sociaal cultureel werk, hetzelfde pakket kreeg. Pas in het derde jaar was het echt verschillend. We hebben nu de keuze
Geraldine Bruyneel
gemaakt om vanaf het tweede jaar toch een sterkere eigen invulling te geven aan sociaal cultureel werk of aan maatschappelijk werk. Vind je dat het er explicieter zou in moeten in die studierichtingen? Steven: Bie ( Vancraynest, jeugdhuis Chicago red.) heeft dat goed gezegd op de inspiratiedag “Back To Basics”. Ze zei: om het in de woorden van Daniël Alliët te zeggen, alles wat je doet is politiek, is positie innemen. Dat is belangrijk, je moet positie innemen. Ik denk dat je daar met je studenten drie jaar de tijd voor krijgt. Frank: Ja, ik ben voorstander van een vak binnen het ganse sociale werk over actuele politieke thema’s en hoe we daar als werker moeten mee omgaan. Maar daar zijn we nog niet aan toe. Dat hangt af van wat er zich voordoet in de actualiteit en of de docent daar mee bezig is. Ik vind dat dat een stevigere poot mag krijgen. Hoewel ik ook merk in mijn stagebegeleiding dat dat in het werkveld heel vaak ondergesneeuwd is of dat er zelfs geen sprake van is. Dat is ook een van onze competenties: de context leren lezen en u afvragen, wat kunnen wij als sociale werkers doen om die context te verbeteren. Voor mij is dat politiserend werken, het hoort daar in elke geval bij. Tijdens de stageplaatsen krijg ik ontzettend vaak te horen van de mentoren dat het in de organisatie niet van toepassing is. En heb je een idee waarom dat zo is? Frank: Ja, ik denk dat men in het werkveld veel te veel bezig is met het management te benadrukken en het uitvoeren van actieplannen
54 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
55 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
waardoor men dan niet kan inspelen op wat zich voordoet en dan ook doelgroepen onvoldoende betrekt. De participatie is veel te veel van bovenuit. Men gaat mensen zoeken om een programma dat de organisatie zelf heeft uitgedacht mee te laten kleur geven. Men luistert veel te weinig naar noden en problemen die mensen zien en er agogisch en politiek iets proberen aan te doen. Maar politiek, dat is te groot en te moeilijk. Daar heeft men de tools niet voor en dat is vooral ook niet meer de gewoonte. Dat is er op de ene of andere manier uit verdwenen. Hoe is dat politiserende uit het werkveld verdwenen? Steven: Dat heb ik mij ook altijd al afgevraagd. Ik vind het als sociaal werker belangrijk dat je ook zaken kunt aanklagen en dat je daar actie in onderneemt. Als je kijkt naar het curriculum van verschillende sociale hoge scholen valt men vaak terug op de vier functies binnen sociaal cultureel werk: de culturele, educatieve, activerende en gemeenschapsvormende functie. Daarrond worden dan methodiekvakken ontwikkeld. Ik heb altijd moeite gehad met een vak als activerend werken omdat je dan gewoon meedoet, te veel inspeelt op dat activeren. Dat zou voor een sociaal werker een negatieve bijklank moeten krijgen. Frank: Ik weet dat politisering meer is dan enkel beleidsbeïnvloeding. Daarom hebben we ook in het tweede jaar sociaal cultureel werk een vak beleidsmodel: Hoe het beleid eigenlijk functioneert, wat er bestaat in decreten, hoe die vorm krijgen, hoe de beslissingen vallen en veel minder hoe je daar moet tussenkomen, moet ingrijpen. Het werkveld vind ik daar heel weinig in aanwezig, althans in het klassieke gesubsidieerde werkveld. Het is gebetonneerd
in decreten, in richtlijnen, actieplannen en dat soort dingen en is ingekapseld geraakt. Zou het dan ook interessant zijn om dat politiserend werken bij het individueel maatschappelijk werk binnen te loodsen, zijn jullie daar voorstander van? Frank: Absoluut, samenlevingsopbouw bestond twintig jaar geleden in maatschappelijk werk als studierichting. Maatschappelijk werkers moeten ook bezig zijn met politisering. Het is daar dat je de signalen uit de maatschappij het meest opvangt. De middenklasse kent de weg om zijn belangen te verdedigen maar de randgroepen, de mensen die het het moeilijkst hebben, die hebben die wegen niet. De maatschappelijk werker binnen het CAW, of OCMW, die komt dat wel te horen. Ik leg in de lessen maatschappelijk werk heel fel de nadruk op die officiële functie die maatschappelijk werkers ook hebben om te signaleren en het beleid te beïnvloeden. Beleidsbeïnvloeding spitst zich dan niet enkel op het politieke vlak van gemeenteraad of parlement, maar zelfs bij andere organisaties of OCMW ’s of huisvestingsdiensten want daar zit ook best wel wat mis in de inspraak van de doelgroep. Ik denk dat dat een dilemma is van elke sociale werker. Je hebt de werkgever, de organisatie die zijn eigen belangen heeft. Je zit met de subsidiërende overheid die zijn eigen belangen heeft en de doelgroep die ook nog andere dingen vraagt, plus een context. Ik merk dat het meestal de doelgroep is die op de laatste plaats komt als het gaat om politieke vragen en eisen, belangenverdediging en dat soort dingen.
56 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Hebben jullie het gevoel dat ‘opkomen voor rechten’ verdwijnt? Of hebben jullie het gevoel dat, door de huidige politieke situatie het middenveld wakker schiet? Frank: De meest politieke organisatie op dit moment is volgens mij de beweging van de Mensen Zonder Papieren. Daar bestaan geen of weinig gesubsidieerde organisaties rond. Daar zijn het de mensen zelf die iets in handen proberen te nemen, waar een aantal sympathisanten aan meedoen. Het georganiseerde veld daarrond is daar niet mee bezig. Wij proberen toch ook met onze studenten dit soort dingen te gaan ontdekken, er mee te praten met dan de vraag, hoe kun je als professionele sociale werker daarmee gaan samenwerken en daarop inspelen en ondersteunen zonder uw eigen dingen te gaan opleggen. Wat ik merk dat erg nodig is bij deze generatie studenten: contexten leren analyseren. ‘Er zijn vluchtelingen dat is zo en die moeten buiten’, dat is heel vaak wat studenten ingelepeld krijgen van overal. Maar de bredere politieke analyse, hoe komt het dat er vluchtelingen zijn, wat betekent dat, waar komt dat allemaal vandaan? Een heel stevige analyse van de context, daar besteden wij in onze lessen toch heel veel aandacht aan. Dat begint vanuit onze visie met het leren begrijpen van de stad, de stedelijke omgeving, alle transities en alle mogelijkheden en moeilijkheden die daarmee gepaard gaan. Als je dat niet kunt begrijpen, niet kunt lezen, niet kunt vatten, niet kunt analyseren dan kun je daar ook geen kritiek op uitoefenen. En dan kun je daar ook geen actie rond ondernemen. Het wordt niet alleen door studenten maar door een breed maatschappelijk veld, incluis een groot deel van het middenveld, teveel aanvaard als: de situatie is wat ze is, punt. Zonder daar goed te gaan over analyseren. Het is een
grote taak voor ons als opleidingen om die analyses tot bij onze studenten te brengen en te laten doorsijpelen naar het werkveld. Wat zou het werkveld moeten doen om dat politiserend werken meer in handen te nemen? Steven: Het is niet gemakkelijk voor het werkveld nu, je wordt zodanig in je keurslijf gedwongen, als je subsidies wil krijgen hou je best je mond. Er is geen ruimte voor politiek, het is geen gemakkelijke situatie voor de mensen van het werkveld. Als je nu kijkt naar het jeugdwerk, bij het opbouwwerk zit het er aan te komen, de overheid bepaalt meer en meer wat je moet gaan doen met jouw convenanten. Aan de andere kant, of je nu ambtenaar wordt of je komt terecht in de gemeentelijke jeugddienst, ook van binnenuit kun je politiserend werken. Het zal niet gemakkelijk zijn maar iedereen moet zich bewust zijn van die context, bevragend kunnen werken. Het meest interessante nu is: er is een ganse groep van Mensen Zonder Papieren, daar wordt niet meer naar omgekeken. Is dat niet juist de belangrijkste groep als sociaal werk? Frank: Ik denk dat het werkveld er zich bewuster van moet worden en daar kunnen individuele mensen een grote rol in spelen. Je kunt studiedagen organiseren en bewegingen als Hart Boven Hard kunnen daar een rol in spelen. Ik denk dat daar een grote kans ligt, tussenhaakjes. De rol van het werkveld is ook mogelijkheden geven en ondersteunen, zonder te gaan ingrijpen in wat mensen precies moeten gaan zeggen en doen. Er bestaat ook een heel arsenaal aan bad practices - dat is een term die niet echt wordt gebruikt - om eens te gaan kijken hoe het is misgelopen in een aantal werkgebieden. Ik
57 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
denk daarbij heel fel aan de integratiesector, nu spreekt men van de sector van de etnisch culturele minderheden. Wellicht een van de jongste en zwakste delen van de sociale sector en die volledig is overgenomen door de overheid. Ik kom zelf uit die sector, ik ben er om die reden uit weggegaan. In de integratiesector konden dingen die wij vanuit een visie en analyse en vanuit de samenwerking met gemeenschappen nodig vonden, ineens niet meer. Je krijgt dan richtlijnen vanuit de provincieraad waar ook het Vlaams Blok toen in vertegenwoordigd was en waar je het woord racisme niet meer mocht gebruiken. Dat is een bad practise: leren om niet in dezelfde valkuilen te trappen. Het is een soort historisch bewustzijn. Vanwaar zijn wij gegroeid, vanwaar komen wij eigenlijk, hoe is het op een gegeven moment geofficialiseerd en beginnen gestuurd te worden door een overheid. Steven: Aan de andere kant, we hebben veel ervaring, steeds meer, maar we werken met mensen van 18, 19, 20 jaar. Ik weet nog, mijn eerste ervaring bij Riso (nu Samenlevingsopbouw Brussel, red.), de fameuze teamvergaderingen waar ik eindeloos hoorde praten over participatie, en terecht, maar ik zei, ik wil dingen doen en laat mij gerust. Dat is een beetje het zelfde met de studenten ook. Tweedejaars zeggen mij: Ja, maar wanneer mogen we nu dingen beginnen doen? We moeten een evenwicht zoeken tussen dat denken en doen. Het is door het te doen dat je het stillekes leert denk ik. Kan het ‘doen’ ook niet gebruikt worden als een manier van politiserend werken? Frank: Dat is absoluut waar. Je moet in het doen – politiek doen. Elk sociaal werk heeft de bedoeling toch op de een of andere manier in te grijpen op een samenleving en dat is een
andere definitie van politiek. Aan politiek doen, betekent het inrichten van een samenleving. Sociale werkers doen dat ook. En ik zal altijd aan mijn studenten blijven zeggen: het beroep waarvoor je gekozen hebt is een politiek beroep. Dat is onze invulling van sociaal cultureel werk, niet alleen de mijne. Er moet gedaan worden maar dat betekend niet dat er geen denkkaders mogen zijn en ik vind dat in de eerste plaats de opdracht van de organisaties zelf. Maar op het werkveld zie je dat veel te weinig gebeuren. Samenlevingsopbouw Brussel is misschien een van de uitzonderingen waar politiek wordt nagedacht en een visie wordt ontwikkeld en dingen in vraag worden gesteld. Dan heb je een kader waarin die studenten kunnen beginnen doen. Zowel politiek als agogisch. Je moet dat niet verwachten van 18, 19 jarigen maar ik verwacht dat wel, terecht, van organisaties die al 30 à 40 jaar bestaan, waar er ook mensen zijn die daar al 20 à 30 jaar werken. We doen dat op stages. Als je stagebesprekingen doet, stel ik zo’n vragen aan de studenten: waarom dat buurtfeest, wat betekent dat. Maar ik heb de indruk dat, eens ze in het werkveld stappen er dan niemand hen die vragen nog stelt omdat die organisatie zichzelf die vraag niet meer stelt. Daar is dus iets weggegaan in de manier waarop we professioneel denken. Dat is een oproep: ik vind dat we daar terug naartoe moeten. Ik zie tot mijn vreugde eigenlijk steeds meer en meer studenten die binnenkomen, die redelijk duidelijke politieke standpunten hebben op een aantal terreinen. Helaas zie ik dat dat soms afgezwakt is na hun eerste stage. Dat het werkveld zegt, je moet daar mee oppassen, ga toch niet te rap, roep toch niet te luid. Is het werkveld dan zelf niet zijn functie in deze samenleving aan het ondergraven? Zelfs de vakbond, de grootste sociale beweging van dit land, als ik zie hoe slecht zij
58 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
zich tegenwoordig kunnen verkopen, hoe zij nog wel politieke impact hebben maar toch steeds minder maatschappelijke. Als die hun boodschap al niet meer verkocht krijgen, als mensen alleen nog maar bij de vakbond zijn om werkloosheidsuitkeringen gemakkelijker uitbetaald te krijgen. Dat is ook zo bij studenten, geen enkele die bij de vakbond is en als ze er bij willen zijn is het om hun dop te kunnen krijgen. Ik vind dat problematisch. Steven: Dat sluipt in het werkveld in, stillekes aan en meer en meer. Tot je tegen een muur staat, dat het (politiserende red.) bijna oplost. Als je kijkt naar Nederland is het gewoon opgelost. Hoe schat jij de evolutie hier in, denk je dat wij ook mee ‘oplossen’ of voel je een zekere resistentie met bijvoorbeeld een beweging zoals Hart Boven Hard, iets wat je in Nederland niet of weinig hebt. Frank: Ik stel redelijk wat hoop op Hart Boven Hard omdat dat daar wel in binnensluipt. Daar wordt gere-politiseerd. Of dat gaat doorsijpelen naar andere organisaties daar twijfel ik een beetje aan. Ik hoop het en dan kan de sector zoals die bestaat zich heruitvinden en haar politieke rol van verzet in deze tijden beginnen spelen. Indien dat niet gebeurt dan maakt de sector zich overbodig en zal er een nieuwe sector ontstaan. Steven: Ik denk ook niet dat het de taak kan zijn van de sociale werker om alles op te lossen. Zijn taak bestaat er ook juist in om vragen te stellen of om dingen te bevragen, dat is een belangrijke functie van dat werk. En dat wij ons binnen het werkveld niet mogen afvragen: wat ga je dan doen, wat is je meerwaarde? Dat alles bijna moet afgemeten worden, neen, er moet ruimte zijn om de juiste vragen te kunnen blijven stellen, ook voor
het opbouwwerk. Maar voor mij zou dat even goed kunnen passen bij een ministerie van cultuur, dan bij een ministerie van welzijn of zo. Frank: Ik vind dat je vanuit Samenlevingsopbouw op uw krachtig punt moet blijven staan, opbouw is voor mij vertrekken vanuit de grondrechten. En dat zijn harde dingen, grondrechten. Dat gaat over wonen, werken en gezondheid. Eigenlijk de essentiële delen van het leven van mensen. En dus om die thema’s te blijven verdedigen op een collectieve manier. Ik denk zelfs dat Samenlevingsopbouw nog veel meer zou moeten politiseren. Bij mijn weten is Samenlevingsopbouw Brussel een beetje ontstaan in gans de strijd rond de Noordwijk tegen Van den Boeynants en De Pauw waar een ganse volkswijk van de kaart werd geveegd en waar heel veel verzet is ontstaan. En waar de huurdersunies en dergelijk dingen zijn uitgegroeid. Dat soort werk waarmee de Huurdersunie bezig was, met het herhuisvesten van mensen, was heel belangrijk maar die Huurdersunie was tegelijkertijd ook bezig met de burgemeesters van Schaarbeek en Sint-Joost constant te bestoken over het recht op huisvesting voor iedereen en het recht ook voor niet-Belgen om in die gemeentes te wonen. Dat waren luizen in de pels. Voor mij zijn de belangrijke thema’s de thema’s van de grondrechten. Het recht om hier te zijn voor de mensen zonder papieren. Het recht op inkomen voor mensen in armoede. Het recht op wonen, werk, gezondheid, inkomen voor iedereen. Er was sprake van dat de sociale hogescholen zich zouden verenigingen om eens te kijken hoe zij dat politieke werk toch meer terug in het lessenpakket kunnen krijgen. Hebben jullie daar zicht op? Steven: We hebben een overleg, sowieso komen alle verschillende opleidingen samen
59 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
maar binnen de afstudeerrichting heb je ook een overleg sociaal werk, daar zijn we nu ook aan het werken van hoe dat politiserend aspect een invulling krijgt binnen de opleiding. Daar moeten we verder over nadenken omdat het binnen vele opleidingen ondergesneeuwd zit. Het is raar: binnen een opleiding, gaat men zich projecteren op de studenten, maar we moeten ons evenzeer de vraag stellen, wat doen wij in die opleiding? Wij zijn als school ook in een markt bezig. Je moet het aantal inschrijvingen binnenkrijgen want anders krijg je minder subsidies. Je zit mee in de machinerie van “het moet allemaal opleveren”. Frank: Ik verwacht dat niet vanuit de Hogescholen of van hun overleg. Er zitten meer kansen op het kleinere niveau. Elke school zal zijn anatomie blijven hebben. Het ligt ook fel aan de houding die je als docent aanneemt en de dingen die je met de studenten doet. We geven les maar hebben ook projecten en daar hebben we best wat ruimte in om onze eigen visies in mee te pakken. Om zelf dingen te gaan doen die politiserend kunnen zijn of niet. De bezoeken die wij brengen aan organisaties in het Brusselse werkveld, daar kiezen wij om zoveel mogelijk organisaties te kiezen die een zekere impact hebben op de samenleving en dus per definitie politiek iets betekenen. Het spijt me, maar ik ga met de studenten niet meer naar de gemeenschapscentra. Steven: Dat klopt, maar ik ga wel naar Rotterdam omdat je daar een totaal ander beeld krijgt, je denkt dat gaat hier nooit kunnen gebeuren (de vermarkting van het sociaal werk, red.) maar je merkt dan dat het hier wel aan het binnendruppelen is. Ik denk dat dat interessant is voor een student: wat is daar positief en minder positief aan? En ook, hoe positioneer je je ten opzichte van die zaak? Als je gewoon al
kijkt naar het verschil van wandelen door Brussel en wandelen door Rotterdam. In Brussel zie je de armoede op straat, in Rotterdam zie je niets. De eerste indruk is dan, tof en dan vraag je je af, hoe komt het dat hier niet een dakloze zit? Ze worden gewoon uit het straatbeeld weggeplukt! Dan zie je hoe sterk de greep is: heropvoeden, disciplineren. Daar worden ook sociale werkers voor ingezet. Vind je dat terecht of niet? Hoe ga je je daar tegenover positioneren, hoe ga je daar mee om? Aan de andere kant is er ook het idee van nieuwe initiatieven. Het gaat ook over de rol van de professional, is die altijd nodig? Er bestaan zoveel interessante dingen van onderuit. Moet je daarvoor iemand subsidiëren? In welke mate moet je daarvoor geld krijgen om dingen te kunnen doen? Het sociaal ondernemerschap waar ze in Nederland sterk mee bezig zijn, waar zaken op andere manieren worden ingevuld. Frank: Dat is een politiek standpunt dat een beetje in de verdrukking aan het komen is. Ik vind nog altijd dat de overheid de rol heeft om het leven voor iedereen mogelijk te maken en rechten aan iedereen te bezorgen. Dat mag je zeker niet overlaten aan de goodwill van een aantal burgers en de maatschappij in zijn geheel. Men moet de overheid op zijn verantwoordelijkheid wijzen. De maatschappij zo organiseren dat iedereen mee is en mee kan en tot zijn rechten komt. Dat we dan dikwijls alternatieven gaan zoeken, van och je kunt toch aan die overheid niet aan, dat is te moeilijk we gaan zien of er andere mogelijkheden zijn is goed maar men mag niet vergeten de overheid onder druk te blijven zetten. Sociaal werk is ook voor een stuk bewegingswerk. Misschien niet in de klassieke betekenis van het woord van beweging. Hart Boven Hard is een nieuwe beweging, in dat soort bewegingen moeten we investeren. Daar zijn we denk ik én in de opleidingen én in het werkveld te weinig mee bezig.
60 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Dan kom ik terug op mijn vraag: Voel je dat er in de kleinere kring van sociaal werk opleidingen uit verschillende scholen die samenzitten nagedacht wordt over dat verzet? Steven: Ja, ik denk dat wel en meer en meer. Ook omdat je ziet dat er bepaalde ontwikkelingen zijn binnen de samenleving, ook politiek waarbij je zegt: hoe moeten wij ons daartegen verhouden? Het is niet slecht om ook te bevragen, met wat zijn wij bezig, hoe vullen we dat hier in. Het wordt nu echt wel pertinent en hoe moeten wij ons daar tegenover verhouden. Frank: Het is te zien hoe je dat allemaal invult. Ga je met minors werken, dan zijn dat technische debatten. Er is ook een verschil tussen wat een opleiding kan doen, wat een Hogeschool kan doen en wat een individuele docent kan doen. Ik vind het voor een opleiding, wij hebben dat sinds vorig jaar op poten gezet, essentieel om een visie te hebben. Wij hebben die ruimte wel een beetje moeten bevechten en hebben die gekregen. Eerst begint dat onderhuids en dan komt dat in het daglicht. Het uitwerken van een visie, wat is onze visie op sociaal werk, de rol van sociaal werk in de samenleving. Daar zijn een aantal uitgangspunten genomen die o.a. met die basisrechten te maken hebben. Waar je een gans proces moet aangaan met je opleiding en gezien de verdeeldheid met de verschillende afstudeerrichtingen is dat debat niet zo eenvoudig. Het uitzicht en uitgangspunten van de sociaal werkers is niet altijd parallel met de uitzichten van personeelswerkers die vanuit andere visies vertrekken. Zo’n visie is per definitie een compromis waar iedereen wel mee kan leven. Ik zou dat persoonlijk veel scherper stellen. Mijn persoon is daarin de les die ik geef.
Is dat bij jullie ook zo breed uitgeklaard, Steven? Steven: Ja. We hebben een visie op sociaal werk. En die is effectief een compromis tussen verschillende docenten. Ik zou ook graag veel scherper en duidelijker keuzes willen maken. Maar, we maken alle twee wel een keuze: wij zijn een opleiding sociaal werk in Brussel en we werken met de Brusselse context. Brussel is belangrijk. Als je hier komt studeren weet dat je met een stedelijke context werkt, dat is ons laboratorium waarrond we werken. Dat is logisch, alles ligt hier voor het rapen. Dat staat in onze visie maar ook daar heb je verschillende accentverschillen tussen docenten. Frank: Het ganse discours dat er op het ogenblik in het Hoger Onderwijs is, is dat van de maatschappelijke dienstverlening en de verantwoordelijkheid die je daar hebt naar andere organisaties maar ook naar een brede maatschappij toe én die je ook politiek invult maar nooit zo benoemt. Ik denk dat opleidingen daar ook eens moeten over nadenken. Hoe kunnen wij onze politieke rol, ook beleidsbeïnvloeding, gaan doen vanuit de Hogescholen die, in de ogen van de mensen, toch nog altijd instituten zijn die iets te zeggen hebben. Ik vind dat we op dat gebied momenteel veel te weinig uit ons kot durven komen. Maar dat heeft ook te maken met de concurrentie die er tussen instituten is én voorzichtigheid én subsidiëring. Wij zijn in hetzelfde bedje ziek als het werkveld op dat vlak. Misschien zelfs nog wel zieker. Heel veel politieke standpunten brengen wij eigenlijk niet naar buiten als Hogeschool en ook niet als opleiding. Heel concreet. Enkele jaren geleden stonden de buurthuizen onder vuur. Er waren problemen qua subsidiëring. Ik vind dat daar een Hogeschool toch wel zijn gezag
61 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
zou mogen gebruiken om daarrond iets te gaan doen. Om daar iets over te schrijven. Maar dat is allemaal niet zo evident. Dat gaat meer over de positie van de Sociale Hogescholen en minder over de opleidingen, tot wat je de student opleidt. Frank: Dat gaat over de plek die een Hogeschool en een opleiding moet innemen in de maatschappij. Je hebt drie poten in elke Hogeschool: één: onderwijs, twee: onderzoek en drie: maatschappelijke dienstverlening. Maatschappelijk dienstverlening wordt heel vaak ingevuld als cursussen, bijscholingen voor niet-studenten en volwassenenvorming, terwijl dat voor mij ook is: u engageren voor die maatschappij. Dus per definitie het innemen van standpunten. Als je een standpunt inneemt moet je dat ook verdedigen anders is het belachelijk. Maar dat ligt heel moeilijk in die instituten vandaag. Net zoals overal. Ik vind dat we ook af en toe in eigen boezem mogen kijken. Het feit dat vroeger collega’s van mij binnen hun werkuren in Raden van Bestuur van Samenlevingsopbouw mochten zitten, meerjarenplannen mochten gaan maken, dat kan vandaag niet meer, ook omwille van financiële moeilijkheden. Het feit “ik zit hier namens een Hogeschool” is een gans ander effect als “ik zit hier als Frank Meys”. Als je dan zegt dat de beslissingen die in de Raad Van Bestuur worden genomen mee zullen gedragen worden door de Hogescholen, dat is helemaal iets anders. Ook als die beslissingen voor de politiek eigenlijk niet zo goed uitkomen. We zijn daar mee bezig maar dat gaat allemaal heel erg traag. Het nadenken over “Wat is de maatschappelijke rol van de Hogescholen en hun opleidingen sociaal werk?”.
62
Is er iets in het gesprek nu waarvan je denkt dat het te weinig naar boven is gekomen? Frank: Ik vind dat we ook niet te negatief mogen zijn. We moeten blijven kijken naar positieve dingen. Steven: Zijn wij negatief? Frank: Ik word daar soms wanhopig-het is een heel groot woord – van. Dat ik zeg, amai het wordt tijd dat het allemaal terug gebeurt en ik zie het allemaal veel te weinig gebeuren. Maar ik zie tot mijn vreugde, dat is heel raar, opnieuw studenten die ook politiek bewust zijn en de politiek ook kennen. Dat heeft misschien te maken met het neo-liberaal beleid dat nu serieus aan het doorschieten is. Steven: We zijn 2015, die studenten zijn in 1995 geboren, die hebben niet anders geweten. Die worden nu groot en stellen zich vragen maar zijn zij zich ook bewust? Zij leren omgaan met die complexiteit. Wij komen van een redelijk simpel verhaal. Frank: Die verhalen komen hier samen en zijn hier gemakkelijker te ontdekken. Om nu iets heel extreem te zeggen: er is een groep studenten die steeds meer haar eigen identiteit begint naar voor te schuiven, die wél over een maatschappij nadenkt. Die zeggen: De maatschappij zoals ze hier is, dat is niet oké. Dat moet iets anders zijn. Hoe ze dat dan invullen, dat is dan een andere zaak natuurlijk. Dat zijn kanalen die wij veel minder zien. Ik denk dat er bij een belangrijke groep van jongeren wel kritiek bestaat op de samenleving maar die is alleen niet ingevuld op de klassieke lijnen zoals wij die zien. Ik heb vorige week nog een les gegeven over
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
de Islam. Dat is altijd mijn succesles van het jaar. Dat is altijd een les waarbij studenten politiek beginnen na te denken en te discussiëren. En zeker nu met alles wat er aan de gang is in Syrië en rond het racisme. Dan zie je politieke standpunten bij studenten. Niet van dat zit bij die of die partij en je moet dat zo of zo aanpakken maar er is een wil om er mee bezig te zijn en dat geeft mij hoop. En dan zie je diezelfde
studenten tijdens de middag folders uitdelen van Hart Boven Hard. Ze zijn ermee bezig. Alleen zien wij politieke actie en politiserend werken te klassiek in. Zijn er nieuwe vormen van bewegingen die wij niet kennen of nog te nieuw zijn zoals Facebook of Twitter?
Solidariteit is je eigen belang kunnen opzij zetten voor een betere toekomst voor iedereen. Dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan, maar het zit vaak ook in kleine dingen. Vanuit het werken met nieuwkomers stellen wij vast dat die mensen het vaak heel moeilijk hebben in onze samenleving. Ze worden vaak getroffen door bepaalde beslissingen die het hen moeilijker maken om actief deel te nemen aan onze maatschappij. Bijvoorbeeld wordt er in Vlaanderen heel sterk gefocust op taalkennis. Mensen krijgen rap het verwijt dat ze niet willen werken, maar de kansen die ze krijgen worden steeds kleiner en de eisen die gesteld worden voor bijvoorbeeld tewerkstelling zijn vaak niet realistisch voor een nieuwkomer. Gelukkig zien we veel solidariteit tussen nieuwkomers onderling. Er zouden veel meer jobs moeten gecreëerd worden. Ik ken zoveel mensen die staan te popelen om te werken, maar de kans niet krijgen! SolidairCity. Camionetinterview
63 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
P ROGRESS Lawyers Network: Verzet in en buiten de rechtbank
PROGRESS Lawyers Network Antwerpen en Brussel
WIJ KIEZEN VOOR DE 90 %
Al gehoord van PROGRESS Lawyers Network (PLN)? PLN is een netwerk van progressieve advocatenkantoren met een dertigtal advocaten die het recht willen gebruiken voor sociale rechtvaardigheid. We zijn ervan overtuigd dat een principiële en goede juridische verdediging gekoppeld aan het streven naar maatschappelijke verandering tot daadwerkelijke resultaten kan leiden. We willen de individuele verdediging van onze cliënten zoveel mogelijk koppelen aan de strijd voor rechten van een grotere groep mensen. Zo heeft de veroordeling van Adecco de discriminatie in de uitzendsector blootgelegd. De verdediging van stakende werknemers van het bedrijf Crown leverde dan weer een principiële uitspraak op die het stakingsrecht in België ondersteunt. Onze voortdurende inzet voor mensen zonder papieren en hun organisaties droeg bij tot een nieuwe regularisatiecampagne. In onze advocatenpraktijken in Brussel en Antwerpen concentreren wij ons op een viertal rechtstakken: sociaal recht, strafrecht, vreemdelingenrecht en familierecht. Mensen kunnen bij ons terecht voor verdediging, vakkundig advies en begeleiding bij de meest uiteenlopende problemen: echtscheidingen, huurgeschillen, jeugdrecht, verkeersinbreuken, ontslag, arbeidsongevallen, burenhinder, asiel en regularisatie enz..
64
De progressieve Amerikaanse advocaat Leonard Weinglass stelde dat in de VS 90% van de advocaten werkt voor multinationals, voor de staat, voor de bedrijven of voor de 10% rijksten van de bevolking, terwijl 10% van de advocaten voor de 90% armsten van de bevolking werkt. In België is de situatie gelukkig (nog) niet zo extreem. Voor PLN betekent progressief zijn, kant kiezen voor de overgrote meerderheid die niet de economische macht heeft en voor zij die streven naar sociale verandering. wij stellen onze expertise en kennis uitdrukkelijk ten dienste van de “90 %”. Het zijn hun rechten die wij consequent en professioneel willen verdedigen. Wij verdedigen principieel geen banken, ondernemingen of staatsinstellingen. WAT DOET HET BELEID VOOR DEZE 90 %? Wij stellen vast dat de beleidsmakers vaak meer begaan zijn met het ontwikkelen van nieuwe repressieve wetten dan met het zoeken naar structurele oplossingen voor de problemen van de mensen. De staat richt zich vandaag bijvoorbeeld vooral op straatcriminaliteit en laat de witteboordencriminaliteit (zoals grootschalige fraude) grotendeels ongemoeid. Deze ‘klassenjustitie’ gericht op ‘het straffen van de armen’ blijft voortduren en neemt nog toe. De focus ligt helaas meer op symptoombestrijding dan op het aanpakken van de oorzaken. Dit zien we bij de hypocriete aanpak van de “Syriëstrijders” waarbij de meeste middelen gaan naar repressie in plaats van preventie. Daarnaast zien we de toenemende tendens om mensen die opkomen voor een meer sociale maatschappij te criminaliseren
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
door middel van gerechtelijke vervolging, GASboetes en het beperken van manifestaties in publieke ruimtes. De vervolging van de 11 “aardappelactivisten” van Wetteren voor bendevorming is hiervan een voorbeeld. Een andere groep mensen die steevast in de criminele sfeer geduwd worden, zijn de vreemdelingen. Om migranten buiten te houden voert de Europese Unie een onmenselijk beleid. Mensen die hun huis, familie en leefwereld hebben moeten achterlaten voor een sprong in het onbekende in de hoop op een menswaardig bestaan, worden in Europa en België als onwelkome gasten ontvangen. De mogelijkheden om verblijfsrecht te verkrijgen worden steeds verder ingeperkt, en vaak worden zij voorgesteld als criminelen in spe, of tenminste als profiteurs. Deze criminalisering heeft zijn weerslag op het beeld van de migrant in onze samenleving en drukt zijn stempel op de publieke opinie. Ook de werknemers en mensen die leven van een vervangingsinkomen, blijven niet buiten schot. De pensioensleeftijd wordt opgetrokken en bruggepensioneerden dreigen zich opnieuw beschikbaar te moeten stellen voor de arbeidsmarkt. Dit terwijl we geconfronteerd worden met een stijgende jongerenwerkloosheid. De werkloosheidsuitkeringen worden degressief verminderd en de leeflonen liggen onder de armoedegrens. Steeds meer mensen worden het slachtoffer van een systeem waarin winst centraal staat. We leven in een wereld gebouwd op onrecht, privileges en ongelijkheid. Het ‘Jaarboek armoede en sociale uitsluiting’1 toont aan dat niet iedereen dezelfde kansen heeft om volwaardig deel uit te maken
van de welvaartsstaat. Sociale risico’s en onderwijskansen zijn ongelijk verdeeld. Twee cijfers illustreren dit. Het aantal kinderen geboren in een kansarm gezin in Vlaanderen bedroeg in 2012 10,5 % in 2002 was dit maar 5,7 %. Het armoederisico voor personen met de Belgische nationaliteit lag in 2011 op 12,3%. Bij personen met een EU-27nationaliteit was dat 23,9%. Voor personen met een niet-EU-27-nationaliteit loopt dat cijfer op tot een schokkende 56,9%. USE THE LAW FOR SOCIAL CHANGE Als progressieve advocaten willen we hiertegen strijden en een bescheiden bijdrage leveren aan een economisch en sociaal rechtvaardiger systeem. PLN verzet zich tegen de afbraak van de fundamentele rechten en vrijheden. We illustreren dit met enkele voorbeelden.
1 Dit jaarboek wordt uitgebracht door OASeS, ‘Ongelijkheid, Armoede, Sociale uitsluiting en de Stad’, een onderzoekscentrum binnen het Departement Sociologie aan de Universiteit Antwerpen.
65 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
PLN schenkt speciale aandacht aan de verdediging van syndicale en sociale rechten. Advocaten van ons netwerk namen de afgelopen jaren de verdediging waar van de werknemers van SABENA en FORD en van talrijke ontslagen syndicalisten. Wij verdedigen het stakingsrecht als motor van sociale verandering. En treden op in tal van procedures waarbij werkgevers via eenzijdige verzoekschriften trachtten stakingen en andere acties te verhinderen. PLN komt op tegen racisme. We verdedigden onder andere het ABVV in de procedure tegen Adecco die werknemers selecteerden op basis van hun huidskleur. Wij nemen de verdediging waar van mensen die omwille van hun religieuze overtuiging, seksuele geaardheid, medische situatie of etnische achtergrond problemen krijgen op school of op het werk. Ook slachtoffers van politiegeweld staan we bij.
66
PLN verdedigt dagelijks de rechten van vluchtelingen en migranten. Wij helpen bij procedures gezinshereniging omdat het kunnen samenwonen met je partner of familie een fundamenteel mensenrecht is. PLN heeft met succes actiegroepen en collectieven van mensen zonder papieren juridisch ondersteund om regularisatiecampagnes af te dwingen. Wij blijven van mening dat permanente criteria voor regularisatie noodzakelijk zijn. Ook stonden wij het ACV bij in een procedure voor het recht op onderwijs voor mensen zonder papieren. Verder voeren wij samen met onze cliënten actie voor de rechten van kinderen tijdens de asielprocedure, met het ‘Kids Parlement’. PLN is tegen de antiterrorismewetten omdat het “gewone” strafrecht volstaat om wie willekeurig geweld tegen de burgerbevolking pleegt, aan te pakken. De strijd tegen het terrorisme mag niet worden misbruikt om organisaties aan te vallen
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
die opkomen voor een andere maatschappij, of om de fundamentele rechten zoals het recht op vrijheid van meningsuiting of vereniging in te perken. PLN verdedigt het fundamentele recht op privacy en vecht namens de Liga Voor Mensenrechten de dataretentie wet aan, die de internetproviders verplicht om alle internet- en telefooncommunicatiegegevens te bewaren gedurende twaalf maanden. Duizenden camera’s symboliseren de nieuwe Big Brother-staat. Vanuit Europa wordt de totale controle over de bevolking georganiseerd, waarbij elke burger als een potentieel gevaarlijk wordt gezien. Een van onze advocaten Raf Jespers schreef hierover het boek ‘Big Brother in Europa’. PLN is voor een gezond leefmilieu en een leefbare woonomgeving. Wij namen de verdediging waar van slachtoffers tegen asbestvervuiler Eternit. We ondersteunen actiegroepen in het opnieuw opeisen van de openbare ruimte. EEN COLLECTIEVE VERDEDIGING De stichters van PLN waren in de jaren ’70 actief in de wetswinkels en bouwden advocatenkantoren uit in Brussel, Antwerpen en Gent. In 2003 bundelden ze hun krachten in een netwerk om de beste verdediging te kunnen waarborgen van burgers en sociale organisaties. Als collectief staan we sterker dan als individuele advocaten. Wij gaan ervan uit dat het recht geen op zich zelf staand geven is, maar het gevolg is van (machts) verhoudingen binnen een maatschappij. De wetten worden immers gemaakt door wie meestal de economische macht in handen heeft. Dit proberen wij indien nodig ook aan de rechtbanken mee te geven. Wij beseffen daarnaast dat de verdediging van de belangen van onze cliënten dikwijls een zuiver juridische aanpak te buiten gaat. Daarom koppelen wij de individuele verdediging aan de
strijd voor rechten voor grotere groepen mensen. We proberen zo veel mogelijk onze cliënten te informeren, organiseren en mobiliseren en hen te betrekken bij de procedures. Ook ondersteunen we hen bij hun eigen acties en zetten wij sterk in op samenwerking met het middenveld via overleg en juridische ondersteuning. Opdat mensen hun rechten kunnen laten gelden is een goed systeem van juridische bijstand, een in de Grondwet verankerd recht, nodig. PLN komt op voor de ‘sociale advocatuur’ waarbij een degelijke rechtshulp betaalbaar en toegankelijk is voor iedereen via een nationaal systeem van rechtsbijstand met eerlijke verloning. In 2013 verenigden meer dan 60 organisaties zich rond de petitie “Stop de afbraak van het recht op juridische bijstand”. De wet die 21 % BTW op de erelonen van advocaten invoerde, vechten we mee aan voor het grondwettelijk hof omdat juridische bijstand zo nog meer een luxeproduct wordt dat niet voor eenieder beschikbaar is. Wij verzetten ons tegen de besparingen in justitie, tegen het verhogen van de rolrechten en tegen de afbouw van de vredegerechten, die het dichtst bij de mensen staan, wat slechts enkele van de voorstellen zijn van minister van Justitie Koen Geens in zijn ‘justitieplan’ van 2015. Ieder jaar organiseren we een internationaal colloquium om de progressieve stromingen en ervaringen met elkaar in contact te brengen en alternatieven te formuleren. Enkele van de thema’s: ‘stakingsrecht: een bedreigd democratisch recht?’, ‘Opsluiten en de sleutel weggooien? Zin en onzin van de gevangenis’, ‘Is het een misdaad vreemdeling te zijn?’,… Ten slotte is het voeren van een maatschappelijk debat een wezenlijk onderdeel van ons beroep als advocaat. Via publicaties proberen we onze visie en de stem van onze cliënten naar buiten te brengen.
67 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
OOK OP INTERNATIONAAL NIVEAU 80% van de nieuwe Belgische wetgeving heeft zijn oorsprong in verordeningen, richtlijnen en besluiten van de Europese Unie. Dezelfde fenomenen van flexibilisering en repressie, maar ook van verweer en verzet daartegen, tekenen zich wereldwijd af. Een belangrijk onderdeel van de werking van PLN is de samenwerking met internationale organisaties van democratische juristen, het observeren van principiële processen in het buitenland, de deelname aan fact-finding missies naar andere landen waar de mensenrechten onder druk staan zoals Libanon, Palestina, de Filippijnen, India, Brazilië, Turkije... Wij ondersteunen de jaarlijkse actie in het kader van de Internationale Dag van de Bedreigde Advocaat. Dit jaar stond deze in het teken van onze Filippijnse confraters, die niet alleen bedreigd, vervolgd en vermoord worden, maar ook geconfronteerd worden met totale straffeloosheid. PLN verdedigt de progressieve verworvenheden van het Volkerenrecht en het Internationaal Humanitair Recht. Wij verdedigen de soevereiniteit van de naties en het recht op zelfbeschikking van de volkeren en hun recht te beschikken over hun grondstoffen. In juli 2014 publiceerden we samen met 150 juristen een opinie om de oorlog in de Gaza-strook te veroordelen en vroegen we sancties tegen Israël.
en vrijheden is voor ons van cruciaal belang. Meer nog dan verkiezingen bepalen zij het democratische gehalte van de maatschappij. Sociale vooruitgang komt er maar door strijd, wanneer mensen zich groeperen om krachtsverhoudingen op te bouwen om hun rechten af te dwingen of nieuwe rechten te doen ontstaan. De werknemersorganisaties hebben daarin een belangrijke rol. PLN wil via individuele of collectieve eisen, al dan niet voor rechtbanken, de sociale beweging versterken en er deel van uitmaken. Onder andere om deze reden organiseerden wij samen met rechtenstudenten ‘legal teams’ tijdens de nationale betoging van 6 november 2014 en de provinciale en nationale stakingsdagen van de herfst van 2014, en deelden een flyer met de 10 rechten van de staker uit. Het boek ‘Je rechten bij openbare actie’ (geschreven door onze advocaten Edith Flamand en Raf Jespers) is een instrument voor alle actievoerders om zo ruim mogelijk gebruik te kunnen maken van het grondwettelijke recht op vrije meningsuiting. PLN verdedigt het recht op actie en organisatie voor alle bewegingen die opkomen tegen
VERZET EN DE KRACHT VAN SOCIALE ACTIE Veel van de sociale verworvenheden zoals de sociale zekerheid, het stemrecht, de afschaffing van kinderarbeid, het pensioen... zijn het resultaat geweest van stakingen en collectieve acties. Deze en andere grondrechten kreeg de bevolking niet in de schoot geworpen. En ze staan dag in, dag uit onder druk. Het verdedigen van deze fundamentele rechten
68
Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
onrecht en onderdrukking en die zich inzetten voor maatschappelijke verandering. We steunen het burgerinitiatief Hart boven Hard/Tout autre Chose. Wij verzetten ons tegen de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS-boetes), die het mogelijk maken om vreedzaam protest als “overlast” te kwalificeren en de deelnemers zonder tussenkomst van een rechtbank te bestraffen. De regering Michel I heeft op 16 januari 2015 twaalf maatregelen genomen om de strijd tegen radicalisme en terrorisme te versterken. Eén van deze maatregelen is het inzetten van het
leger voor specifieke bewakingsopdrachten. Dit wil concreet zeggen dat al sinds enkele weken gewapende militairen op verschillende zogenaamde ‘gevoelige’ plaatsen in de stad staan om ze te bewaken. PLN verzet zich tegen deze maatregel: deze is niet alleen inefficiënt maar ook illegaal. Wij ondersteunen de campagne ‘zonder soldaat-straat’ en doen een warme oproep aan iedereen om mee te doen. Meer informatie over ons kantoor, de nieuwsbrief en onze contactgegevens vindt u op www.progresslaw.net
Solidariteit is voor mij: allemaal samen! Luidop roepen hetgeen anderen stilletjes denken. Er is al genoeg armoede. Veel mensen komen nu al niet rond. Als de overheid nu ook nog de werkloosheidsuitkering wil afpakken of bespaart op de hulp aan ouders die de schoolkosten niet kunnen betalen, waar gaan we dan naartoe? Onze samenleving moet streven naar meer gelijkheid. In de huisvesting bijvoorbeeld zien we belachelijk hoge huurprijzen. Er zou meer controle moeten zijn op de kwaliteit van de huurwoningen om een eerlijke prijs te kunnen bepalen. SolidairCity. Camionetinterview
69 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
V ordering bij staking. Een nieuw instrument in handen van verenigingen die strijden tegen leegstand.
Anne Bauwelinckx
De wetgeving in de strijd tegen de leegstand werd in 2009 versterkt met 2 nieuwe sancties. Enerzijds met een administratieve boete vanwege het Gewest voor woningen die meer dan 1 jaar leegstaan. Anderzijds met de mogelijkheid om zaken aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg teneinde een veroordeling van de eigenaar te bekomen en de leegstand met alle mogelijke middelen te beëindigen. Inzonderheid erkende verenigingen kunnen de mogelijkheden die deze nieuwe sancties bieden aangrijpen. Zij kunnen leegstand melden bij het Gewest en zaken aanhangig maken bij de rechtbank. De Brusselse Bond voor het Recht op Wonen (BBRoW) die zich al jaren inlaat met de strijd tegen leegstand, heeft de noodzakelijke erkenning aangevraagd en bekomen. Ze is bovendien niet bij de pakken blijven zitten. Ze heeft over de 300 adressen van leegstaande panden die haar leden in de afgelopen 2 jaar verzameld hebben aan de bevoegde instanties gesignaleerd. Ze heeft ook een zaak voor de rechtbank aanhangig gemaakt. De lange maar noodzakelijke weg om middels documenten leegstand effectief te bewijzen werd door de Brusselse Bond afgelegd. Vervolgens nam ze een advocatenkantoor onder de arm die haar verzoek in november 2014 voor de rechtbank heeft gebracht. De pleidooien vonden plaats op 29 april laatstleden. Op dit moment is het wachten op de uitspraak. Eens die er is, is het de bedoeling te communiceren rond het feit dat deze procedure gevoerd werd in naam van het recht op wonen. Vooreerst om de specifieke overtreding kenbaar te maken. Vervolgens om andere actoren
uit te nodigen om zich ook met dit type van procedures in te laten. Tenslotte om de stappen, het verloop en de nodige documenten te inventariseren met het oog op de voorbereiding van toekomstige acties. (vertaling ast.)
70 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
Onze school heeft een heel gemengd publiek. We zien er veel solidariteit tussen de ouders onderling, maar we zien vooral ook dat een groot aantal kinderen het echt heel moeilijk heeft. Als die kleine duwtjes in de rug zouden wegvallen, dan zou het nog veel problematischer zijn. Wat vooral opvalt, is dat de kinderen met een verschillende bagage binnenkomen op school, door hun thuissituatie. Andere thuistaal, andere economische realiteit… iedereen komt met een ander rugzakje op school. De kansen van die kinderen hangen daar enorm mee samen. Er wordt heel vaak gekeken naar het onderwijs als de plek waar zaken moeten aangepakt, meegegeven… worden en dat is ook terecht. Op school heb je een samenleving in het klein en dat geeft enorm veel kansen om de blik van kinderen op de wereld te verbreden. Maar het blijft ook de verantwoordelijkheid van de hele samenleving. Als ik hoor dat er minder rekening zal gehouden worden met achtergrond van de kinderen voor de subsidiëring van scholen, dan denk ik dat de overheid een bepaalde realiteit negeert. Zeer vreemd is dat! Als je gelooft dat het onderwijs katalysator kan zijn, dan moet je daar ook in willen investeren! Als ik minister van onderwijs zou zijn, dan zou ik daarvoor op de tafel springen. SolidairCity. Camionetinterview
71 Opbouwwerk Brussel
113
juni 2015
C olofon Artikels Bauwelinckx Anne Bridts Caro Bruyneel Geraldine Decreus Thomas Descheemaecker An De Vriendt Johan Knops Raf Louckx Fred PROGRESS Lawyers Network Antwerpen en Brussel Storme Alain Tack Ronnie Van Dyck Barbara Van Heesvelde Tineke
Opbouwwerk Brussel:
Ronnie Tack Alain Storme Tineke Van Heesvelde Geraldine Bruyneel Michel Demol Nico Martens
wordt uitgegeven door Samenlevingsopbouw Brussel vzw, Henegouwenkaai 29 1080 Molenbeek, T 02 203 34 24, F 02 203 50 64 , E info.brussel@ samenlevingsopbouw.be; W samenlevingsopbouw.be © ® 11/05/2015 Samenlevingsopbouw Brussel Nr. 113 Jaargang 31
Eindredactie Alain Storme
Tekstverwerking Kristel van der Borght
Vormgeving en Lay-out: Kurasaw Productions
Foto Stijn Beeckman p 42 -18-38-39-45-46-47 Hart Boven Hart p 22-24 De Toekomstfabriek p 30-31 Vzw Les Patatistes p 36 Salim Hellalet p 46-47 Dieter Boone p 47 Pigment vzw p 50-51 68Mai08 p 53 Geraldine Bruyneel p 55
Met steun van de Vlaamse Overheid
Redactie
Kaft: Stijn Beeckman Drukkerij: ACCO
met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
72 Opbouwwerk Brussel