Kunstenaars in verzet 1940 – 1945
Fototentoonstelling “Hoorn Bezet & Bevrijd” Comité 45-45 Hoorn 2016
Kunstenaars in verzet 1940 – 1945 In 1933 richtte Joseph Goebbels in Duitsland de Reichskulturkammer op, een organisatie waar kunstenaars zich bij aan moesten sluiten. Dit paste in het streven van de Duitse overheid naar gelijkschakeling: zij bepaalde voortaan wat kunst was, namelijk alleen die werken die door Ariërs gemaakt waren en bijdroegen aan de verheerlijking van het Germaanse ras. Nadat de Duitsers Nederland hadden bezet, besloot Tobie Goedewaagen, secretaris van het departement Volksvoorlichting en Kunsten, Nederlandse kunstenaars te onderwerpen aan eenzelfde systeem door ook een Kultuurkamer op te richten. Deze instelling moest in dienst staan van het nationaal socialisme. Van kunstenaars die zich inschreven, werd een proGermaanse houding verwacht en zij moesten kunst maken waaruit hun verbondenheid met hun land en volk bleek. Elke kunstenaar was verplicht lid te worden van de Kultuurkamer, anders kon hij zijn werk niet meer doen en mocht hij niet meer in het openbaar exposeren. Bovendien riskeerde hij een boete van maximaal 5 duizend gulden. Joden mochten zich niet inschrijven zij werden stukje bij beetje uit het artistieke leven geweerd. Vanaf het voorjaar van 1941 konden de kunstenaars zich aanmelden. De Kultuurkamer bestond uit zes afdelingen of gilden, voor elke kunstuiting één: het Muziekgilde, Persgilde, Filmgilde, Theater- en dansgilde, Letterengilde en het Gilde voor de Bouwkunst, Beeldende kunst en kunstnijverheid. Alle gilden waren verdeeld in vakgroepen.
Niet alle kunst was dus meer toegestaan, alleen nog de zogenaamde ‘volkseigen’ kunst. De Kultuurkamer moest hierop toezien. Een aantal kunstenaars onder wie Godfried Bomans, Jan de Hartog, Maartje Offers, Ferdinand Bordewijk, Mari Andriessen, Annie de Reuver, Ton Lutz en Gerrit van der Veen kwam tegen de Duitse maatregelen in het geweer en weigerden lid te worden. Zij vonden dat zij op geen enkele manier medewerking mochten verlenen aan de door de bezetter opgelegde beperkingen.
Ook zagen zij een eventueel lidmaatschap als steun aan de bezetter die propaganda nodig had om de idealen uit te dragen. Er werd een comité gevormd uit alle disciplines om hiertegen te protesteren. Met name onder toneelkunstenaars was veel verzet tegen de aanmelding; slechts 10 procent was bereid te tekenen. Vanwege deze tegenwerking werden de directies van de grote gezelschappen door de Duitsers onder zware druk gezet. Sommigen kregen een boete en een aantal mensen werd zelfs gearresteerd. Voor de mensen die geweigerd hadden werd een geldelijk steunfonds in het leven geroepen. De beeldhouwer Gerrit van der Veen was de leider van de actiegroep tegen deze Kultuurkamer. Het gevolg was dat ook hij door de Duitsers werd gearresteerd.
Wie was Gerrit Jan van der Veen?
Gerrit Jan van der Veen (1902-1944) was beeldend kunstenaar. Hij werd op 26 november 1902 geboren in Amsterdam. Daar volgde hij ook een opleiding aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten. In 1930 ontving hij een belangrijke onderscheiding: de zilveren medaille van de prijsvraag voor de Prix de Rome, een wereldberoemde wedstrijd voor kunstenaars.
Na zijn vrijlating dook Van der Veen onder. De Amsterdamse verzetsman zwierf van het ene onderduikadres naar het andere. Hij ontpopte zich tijdens de Tweede Wereldoorlog tot een belangrijke leider van het verzet. Op 1 mei 1942 richtte Van der Veen het illegale blad De Vrije Kunstenaar op, waarin werd opgeroepen tot verzet. Hij schreef ook een protest tegen het wegvoeren van de Joden.
Eén van zijn belangrijkste verdiensten was het vervalsen van persoonsbewijzen. Zo zette hij in juli 1942 samen met onder anderen Willem Arondéus en drukker Frans Duwaer de Persoonsbewijs Centrale op, waar mensen een vals persoonsbewijs konden bestellen. Het 'Ausweis' was een persoonsbewijs dat je moest tonen als je door de Duitsers werd aangehouden. In het papier stond een grote J als je Jood was en dit was voor de Duitsers al vaak aanleiding genoeg om je op transport te zetten.
Van der Veen hield duizenden Amsterdammers uit handen van de Duitsers door persoonsbewijzen voor hen te laten vervalsen. Later werden er ook op grote schaal distributiestamkaarten en voedselen tabaksbonnen vervalst. De centrale telde uiteindelijk zo’n honderd medewerkers, die 65.000 persoonsbewijzen en 75.000 bonkaarten vervalsten.
Amsterdam had in de oorlogsjaren een goed georganiseerde persoonsadministratie waardoor het voor de Duitse bezetters erg eenvoudig was om mensen op te sporen. Zo konden ze zien wie Joods was en wie niet en of er mannen in het gezin waren die op transport gezet konden worden voor tewerkstelling in Duitsland. Daarom besloten Van der Veen en enkele vertrouwelingen op 27 maart 1943, het gebouw van het bevolkingsregister aan de Plantage Middenlaan (naast Artis) op te blazen. Deze aanslag lukte gedeeltelijk. Een aantal vrienden, leden van de verzetsgroep, werd opgepakt. Van der Veen zelf wist uit handen van de Duitsers te blijven. Ongeveer een jaar later, op 29 april 1944, doet Van der Veen met zijn groep een meer geslaagde overval op de Landsdrukkerij in Den Haag. Hier maken ze zo’n 10.000 blanco persoonsbewijzen buit, die hij op dat moment goed kan gebruiken.
De laatste gewapende actie waar hij aan meedeed, vond 24 uur na de overval in Den Haag plaats. In de vroege ochtend van dinsdag 2 mei 1944 drong hij met een kleine groep verzetsmensen het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam binnen, met de bedoeling om een aantal gevangenen te bevrijden. Een bevriende bewaker, die in het complot zat, deed de poort open. Van der Veen werd echter verrast door een waakhond, trok z’n pistool en schoot op de hond. Het schot alarmeerde de andere bewakers van de gevangenis. In de chaos die daarna ontstond werd Van der Veen getroffen door twee kogels, die zijn beide benen verlamden. Aanvankelijk wist hij nog te ontkomen, maar twee weken later werd hij op zijn onderduikadres alsnog opgepakt. Op 10 juni 1944 werd Van der Veen met zes anderen in de duinen bij Overveen gefusilleerd.
Gerrit Jan van der Veen met zijn twee dochters.
Gerrit Jan van der Veen was een geboren Amsterdammer (1902) die beeldend kunstenaar was. Hij werd slechts 42 jaar.
Vrijwel meteen na de Nederlandse bevrijding, in juni 1945, wordt een straat in Amsterdam naar hem vernoemd, evenals de middelbare school die in die straat staat.
Op de Plantage Middenlaan, waar vroeger het Bevolkingsregister stond, staat een verzetsmonument dat aan Gerrit Jan van der Veen en het kunstenaarsverzet in Amsterdam herinnert. De school heeft dit monument geadopteerd. Elk jaar leggen leerlingen van de eerste klas vlak voor de meivakantie een krans bij het monument. In 1953 krijgt hij postuum de Amerikaanse Medal of Freedom .
Gerrit Jan van der Veen heeft in 2003 postuum de Yad Vashem onderscheiding ontvangen uit handen van de Israëlische ambassadeur voor zijn verdiensten als niet-Jood voor zijn Joodse medeburgers.