Nr. 196 – 13 augustus 2015 Belgisch Staatsblad Aangepaste beschikbaarheid nieuwe instroom SWT en oudere werklozen In het Belgisch Staatsblad van 3 juli 2015 verschenen de 2 ontbrekende teksten in verband met de aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt voor SWT-ers en oudere werklozen (nieuwe instromers). Deze KB’s treden met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2015. 1. SWT SWT-ers moeten niet meer arbeidsgeschikt zijn in de zin van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. Zij moeten, tot de maand waarin ze de leeftijd van 65 jaar bereiken, aangepast beschikbaar zijn. Aangepaste beschikbaarheid houdt in dat men ingeschreven blijft als werkzoekende en meewerkt aan een aangepaste begeleiding. Dit gebeurt door middel van een individueel actieplan. Het individueel actieplan wordt voorgesteld uiterlijk de 9de maand die volgt op het begin van de werkloosheid. De acties zijn aangepast aan de individuele competenties en ervaring van de werkloze. De uitvoering van het actieplan wordt regelmatig opgevolgd en zo nodig bijgestuurd. Uiterlijk 1 jaar na de aanvang van het actieplan wordt een gepersonaliseerde globale evaluatie gemaakt om te oordelen of de werkloze op een positieve wijze zijn medewerking verleent. Het actieplan houdt op vanaf het tijdstip dat de werkloze op zijn vraag vrijgesteld is van de aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Men kan op zijn eigen vraag vrijgesteld worden van deze verplichting om aangepast beschikbaar te zijn indien men aan bepaalde voorwaarden voldoet: - SWT vanaf 60 jaar (overgangsregel): vrijstelling indien 42 jaar beroepsverleden; - SWT vanaf 62 jaar (vanaf 2015): vrijstelling indien 43 jaar beroepsverleden; - SWT vanaf 58 jaar met 33 jaar loopbaan (nachtarbeid/arbeidsongeschikte bouwvakker/zwaar beroep), SWT vanaf 58 jaar met 35 jaar loopbaan (zwaar beroep) en SWT vanaf 56 jaar met 40 jaar loopbaan: vrijstelling vanaf 60 jaar, of vanaf 40 jaar beroepsverleden. Vanaf 2017 worden deze voorwaarden opgetrokken tot 62 jaar, of 42 jaar beroepsverleden; - SWT vanaf 58 jaar met 35 jaar loopbaan voor mindervalide werknemers of werknemers met ernstige lichamelijke problemen: vrijstelling op aanvraag; - SWT in ondernemingen die als onderneming in moeilijkheden of herstructurering erkend zijn in de periode vanaf 9 oktober 2014 tot en met 31 december 2014:
1
vrijstelling vanaf 60 jaar, of vanaf 38 jaar beroepsverleden. Uiterlijk tegen 31 december 2019 moeten deze voorwaarden op 65 jaar, of 43 jaar beroepsverleden gebracht worden.
2. Oudere werklozen Vanaf 60 jaar moet men aangepast beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Aangepaste beschikbaarheid houdt in dat men ingeschreven blijft als werkzoekende en meewerkt aan een aangepaste begeleiding. Dit gebeurt door een aangepaste begeleiding overeenkomstig een individueel actieplan. Het actieplan houdt op vanaf het tijdstip dat de werkloze op zijn vraag vrijgesteld is van aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. De werkloze kan op zijn vraag vrijgesteld worden van de verplichting beschikbaar te zijn indien hij: - ofwel de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt op 1 januari 2015; - ofwel 40 jaar beroepsverleden bewijst. De leeftijdsvoorwaarde wordt opgetrokken als volgt: - 61 jaar vanaf 1 januari 2016; - 62 jaar vanaf 1 januari 2017; - 63 jaar vanaf 1 januari 2018; - 64 jaar vanaf 1 januari 2019; - 65 jaar vanaf 1 januari 2020. Het beroepsverleden wordt als volgt opgetrokken: - 41 jaar vanaf 1 januari 2016; - 42 jaar vanaf 1 januari 2017; - 43 jaar vanaf 1 januari 2018; - 44 jaar vanaf 1 januari 2019. Bronnen: KB van 19 juni 2015 tot wijziging van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, B.S. 3 juli 2015 en KB van 19 juni 2015 tot wijziging van de artikelen 56 en 89 van het KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, B.S. 3 juli 2015.
De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van het loon in de transportsector vernietigd door de Raad van State In 2012 werd het mechanisme van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor loonschulden uitgewerkt. Dit heeft tot gevolg dat de opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers van een productieketen hoofdelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden indien een aannemer of onderaannemer zijn werknemers onderbetaalt. Opdat er sprake kan zijn van hoofdelijke aansprakelijkheid moet het gaan om een ‘zwaarwichtige tekortkoming’. Dit betekent dat het betaalde loon lager ligt dan het minimumloon dat geldt in de sector. Dit principe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor loonschulden geldt enkel voor activiteiten die bij KB bepaald werden. In een aantal sectoren was de aansprakelijkheidsregeling al van kracht sinds september 2013. Een KB van 24 april 2014 voegde vanaf 16 mei 2014 ook het paritair subcomité 140.03 voor het wegvervoer en de logistiek voor rekening van derden toe aan deze lijst van activiteiten.
2
Een arrest van de Raad van State van 29 juni 2015 vernietigt nu het KB van 24 april 2014 dat de regeling invoerde voor de transportsector en dit door gebrek aan een eenparig advies door de sociale partners van het paritair subcomité 140.03. Opgelet: de vernietiging van het KB voor de transportsector heeft geen gevolgen voor de andere sectoren waar een aansprakelijkheidsregeling bestaat, zoals bijvoorbeeld de bouwsector en de schoonmaaksector. In deze sectoren blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid dus verder van toepassing. Bron: KB van 24 april 2014 tot uitvoering van de artikelen 35/1 en 35/3 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers met betrekking tot de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van het loon in het kader van bepaalde transportactiviteiten – vernietiging door de Raad van State (bekendmaking voorgeschreven bij artikel 39 van de procedureregeling), B.S. 10 juli 2015.
Toegang tot de arbeidsmarkt voor Kroaten en langdurig ingezeten onderdanen 1. Toegang tot de Vlaamse en Waalse arbeidsmarkt voor Kroaten Op 1 juli 2013 werd Kroatië lid van de Europese Unie. In principe zijn EU-onderdanen op basis van hun nationaliteit vrijgesteld van de verplichting om over een arbeidskaart te beschikken om als loontrekkende in België te mogen werken. België heeft echter in een overgangsperiode voorzien waarin het vrij verkeer van werknemers aan bepaalde beperkingen onderworpen is voor de onderdanen van Kroatië. Tijdens deze overgangsperiode (van 01/07/2013 tot en met 30/06/2015) moesten Kroaten de eerste 12 maanden in het bezit zijn van een arbeidskaart B (kon enkel voor knelpuntberoepen). Na deze 12 maanden kon de arbeidskaart B voor gelijk welk beroep worden toegekend. Als gevolg van de zesde staatshervorming is de bevoegdheid met betrekking tot arbeidskaarten sinds 1 juli 2014 overgedragen aan de Gewesten. Ieder Gewest moet aldus een beslissing nemen omtrent de eventuele verlenging van de beperking op de arbeidsmarkt voor Kroatische onderdanen. In een vorig nieuwsbericht kon u reeds lezen dat naar aanleiding van het aflopen van de overgangsperiode voor onderdanen van Kroatië de Vlaamse Regering op 26 juni 2015 besloten heeft om deze overgangsperiode niet te verlengen. De tekst hieromtrent werd nu ook gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 juli 2015. Op 2 juli 2015 kwam de Waalse Regering in zijn besluit tot dezelfde conclusie. Dit werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 15 juli 2015. Onderdanen van de Republiek Kroatië krijgen aldus sinds 1 juli 2015 als Europees burger vrije toegang tot de Vlaamse en de Waalse arbeidsmarkt. Vanaf deze datum zijn ze dus vrijgesteld van de verplichting om over een arbeidskaart te beschikken. 2. Toegang tot de Vlaamse en Waalse arbeidsmarkt voor langdurig ingezeten onderdanen Langdurig ingezeten derdelanders zijn derdelanders die minstens vijf jaar ononderbroken en legaal verblijven in een lidstaat van de Europese Unie, en er kunnen voorzien in eigen behoeften. Het gaat dus om onderdanen die niet de nationaliteit hebben van één van de landen van de Europese Unie, maar die omwille van hun langdurig verblijf in een bepaalde lidstaat van de Europese Unie de specifieke status van langdurig ingezetene in die staat verkrijgen. Tot en met 30 juni 2015 diende de langdurig ingezeten onderdaan die dit statuut had verkregen in een andere lidstaat en nadien een tweede verblijf in België wou aanvragen aan dezelfde voorwaarden te voldoen met betrekking tot werken als de burgers van een nieuwe unielidstaat. Dit betekende concreet dat ze de eerste 12 maanden dienden te werken met een arbeidskaart B in een knelpuntberoep. Na 12 maanden effectieve en ononderbroken tewerkstelling kregen ze een arbeidskaart B voor gelijk welk beroep.
3
Er werd echter in een nieuwe regeling voorzien met betrekking tot langdurig ingezeten onderdanen met een tweede verblijf in België. De Vlaamse en Waalse Regering kwamen tot dit besluit om in overeenstemming te zijn met de Europese Richtlijn betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen. Vanaf 1 juli 2015 zullen ingezeten onderdanen, de eerste 12 maanden een arbeidskaart B verkrijgen indien ze een knelpuntberoep uitoefenen, maar zonder dat een arbeidsmarktonderzoek moet uitgevoerd worden. De arbeidskaart B en – vergunning kunnen dus binnen de 5 dagen afgeleverd worden. Na 12 maanden effectieve en ononderbroken tewerkstelling in een knelpuntberoep is men vrijgesteld van de arbeidskaart voor gelijk welke werkgever en beroep. Om deze periode van 12 maanden vast te stellen, worden een aantal perioden gelijkgesteld met perioden van tewerkstelling. Bronnen: Besluit van de Waalse Regering van 2 juli 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers wat betreft de overgangsregeling die van toepassing is op de onderdanen van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie en wat betreft de toegang tot de arbeidsmarkt voor de onderdanen van de derde landen die langdurig in een andere lidstaat verblijven, B.S. 15 juli 2015 en Besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, B.S. 23 juli 2015.
Wet betaalde sportbeoefenaars ook toepasselijk op basketbalscheidsrechters Betaalde sportbeoefenaars die zich voorbereiden op en/of deelnemen aan sportcompetities of -exhibities, tegen betaling van een loon en onder het gezag van een ander persoon en die jaarlijks een loon ontvangen van minstens 9.600 EUR (bedrag van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2016), vallen onder de specifieke wet van 24 februari 1978 betreffende de betaalde sportbeoefenaars. Deze wet wijkt op een aantal punten af van de gewone Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. Zo kan er met een betaalde sportbeoefenaar een contract van bepaalde duur van maximum 5 jaar worden afgesloten. Opeenvolgende contracten van bepaalde duur kunnen ook verlengd worden zonder dat er sprake is van een contract van onbepaalde duur. De maximumduur van 5 jaar moet wel nageleefd worden. Het is bijvoorbeeld ook verboden om een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars. Deze specifieke wet geldt voor alle sporters (voetballers, basketters, handballers, enz.). Wat de trainers betreft, kunnen enkel trainers in het voetbal, basketbal, volleybal en wielrennen onder de Wet Betaalde Sportbeoefenaars vallen. Scheidsrechters vallen niet onder de specifieke wet, behalve wanneer het voetbalscheidsrechters betreft. Sinds 17 juli 2015 kunnen ook scheidsrechters in het basketbal onder de wet van 24 februari 1978 vallen, op voorwaarde dat zij minstens het hierboven vermelde jaarloon verdienen. Bron: KB van 19 juni 2015 tot uitbreiding van de toepassing van de bepalingen van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars tot de basketbalscheidsrechters, B.S. 7 juli 2015.
4
Informatief RVA publiceert nieuwe lijst met knelpuntberoepen De RVA heeft een nieuwe lijst bekendgemaakt met studies die voorbereiden op een beroep waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat. Omdat er regionale verschillen bestaan op het vlak van de knelpuntberoepen, heeft de RVA opnieuw twee lijsten gemaakt: één lijst in het Nederlands voor het Vlaams Gewest en Brussel en één lijst in het Frans voor het Waals Gewest en Brussel. Deze nieuwe lijsten gelden voor opleidingen in het schooljaar 2015-2016. U kunt deze lijsten terugvinden op de website van de RVA: www.rva.be bij de nieuwsberichten. Concreet heeft dit tot gevolg dat werklozen die een opleiding volgen die in deze lijst voorkomt, gedurende een bepaalde periode vrijgesteld worden van de voorwaarden van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en van inschrijving als werkzoekende. Tevens mogen deze personen binnen deze periode een aangeboden job weigeren. Een werkloze die deze vrijstelling wil genieten, moet voorafgaandelijk een aanvraag indienen bij het werkloosheidsbureau. Deze lijsten zijn ook van belang voor de werkgevers in het kader van het betaald educatief verlof. Personen die een opleiding georganiseerd door de gewestelijke dienst volgen die voorbereidt op de uitoefening van een knelpuntberoep, hebben recht op maximaal 180 uren betaald educatief verlof (in plaats van 100 of 120 uren). Opgelet: Deze lijst met knelpuntberoepen is niet dezelfde als de lijst met knelpuntberoepen die gebruikt wordt in het kader van het tijdskrediet eindeloopbaan voor zware beroepen waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat. Voor tijdskrediet geldt een andere lijst die jaarlijks opgesteld wordt bij Koninklijk Besluit. Bron: www.rva.be.
Vlaams doelgroepenbeleid goedgekeurd De Vlaamse Regering heeft op 13 juli 2015 het ontwerpdecreet doelgroepenbeleid goedgekeurd. Dit decreet werd opgesteld op basis van een voorstel van Vlaams minister van Werk Philippe Muyters en maakt deel uit van het Vlaams Banenpact. De Vlaamse Regering wil hiermee het bestaande kluwen van steunmaatregelen voor bepaalde doelgroepen inperken en beter afstemmen op de Vlaamse arbeidsmarkt. In plaats van de 36 bestaande subsidiemaatregelen, werkte minister Muyters een transparant systeem uit van drie doelgroepen. Het vernieuwde en vereenvoudigde doelgroepenbeleid concentreert zich meer bepaald op jongeren, 55-plussers en mensen met een handicap. 1. Jongeren Om de focus te kunnen leggen op starters en intreders op de arbeidsmarkt stelt de Vlaamse Regering voor om de leeftijdsgrens voor deze doelgroep op jonger dan 25 jaar te leggen. Daarnaast wordt de doelgroep jonge werknemers beperkt tot de laag- en middengeschoolden (zonder diploma hoger onderwijs). Wanneer de jongere alsnog een kwalificatie haalt, zal de werkgever wel de korting behouden.
5
2. 55-plussers Aangezien we allemaal langer zullen moeten werken, wil de Vlaamse Regering zich ook focussen op de oudere werknemers vanaf 55 jaar. De doelgroepkorting voor deze 55plussers zal gelden zowel voor aanwerving als retentie van werknemers. 3. Personen met een arbeidshandicap Voor personen met een arbeidshandicap zal de huidige Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP) behouden blijven onder dezelfde voorwaarden. In het kader van de doorstroom van sociale economie naar het normaal economisch circuit wordt er wel een categorie toegevoegd, met name de mensen met een psychosociale problematiek zoals beschreven in het decreet op het collectief maatwerk. 4. Sectorale maatregelen De Vlaamse Regering bevestigt ook het voortbestaan van de vier sectorale kortingen voor de baggersector, de kunstenaars, de onthaalouders en het huishoudpersoneel. Deze kortingen zullen onder de huidige modaliteiten blijven bestaan, al zal de regering wel zoeken naar mogelijke efficiëntiewinsten. 5. Vlaams Banenpact De vereenvoudiging van de doelgroepkortingen vormt een belangrijke maatregel binnen een ruimer doelgroepenbeleid en is het eerste hoofdstuk van het Vlaams Banenpact. De andere hoofdstukken bevatten zogenaamde kwalitatieve maatregelen zoals werkplekleren, activering van uitkeringen, werkhervattingstoeslagen, opleidingsincentives, duaal leren en werken, … Deze afspraken moeten nu nog verder geconcretiseerd worden in besluiten van de Vlaamse Regering, onder meer wat de bedragen en de duurtijd van de doelgroepverminderingen betreft. Wij volgen dit uiteraard verder voor u op. Bron: Persbericht www.werk.be.
Tweede maand gewaarborgd loon komt er niet Zieke bedienden hebben recht op gewaarborgd loon gedurende de volledige eerste 30 kalenderdagen van de arbeidsongeschiktheid. Arbeiders hebben gedurende de eerste 7 dagen arbeidsongeschiktheid recht op het doorbetalen van hun gewone loon door de werkgever. Gedurende de daaropvolgende periode van 7 dagen hebben ze recht op 85,88% van het brutoloon. Vanaf de 15de tot de 30ste dag komt de werkgever slechts gedeeltelijk tussen, met een aanvulling op wat het ziekenfonds betaalt. Na afloop van de eerste maand ontvangen zowel de bedienden als de arbeiders een ziekteuitkering vanwege het ziekenfonds. In het regeerakkoord van 9 oktober 2014 werd vermeld dat het gewaarborgd loon voor alle werknemers in de toekomst betaald zou moeten worden gedurende 2 maanden i.p.v. 1 maand. Aangezien deze maatregel op korte termijn niet haalbaar bleek, besliste de regering al snel om de betaling van de tweede maand gewaarborgd loon uit te stellen tot 2016. We vernemen nu uit de media dat deze tweede maand gewaarborgd loon er helemaal niet komt. Het nieuws werd intussen ook bevestigd door de federale minister van Werk, Kris Peeters. Bron: diverse media.
6
Educatief verlof: advies Nationale Arbeidsraad De Nationale Arbeidsraad (NAR) heeft op 14 juli 2015 een advies uitgebracht met betrekking tot het grensbedrag dat van toepassing zal zijn in het stelsel van het betaald educatief verlof in het schooljaar 2015-2016. Het referteloon dat in aanmerking zal genomen worden voor de terugbetaling van de uren educatief verlof aan de werkgevers blijft begrensd tot 2.760 EUR. Dit bedrag was ook al van toepassing voor het educatief verlof van het schooljaar 20142015. Er wordt dus geen indexaanpassing voorzien. De bedragen zullen wel pas definitief worden na de publicatie in het Belgisch Staatsblad. Wij houden u hierover op de hoogte. De Nationale Arbeidsraad wijst er ook nog eens op dat in het kader van de zesde staatshervorming de gewesten vanaf 1 juli 2014 bevoegd zijn voor het educatief verlof. Dit geldt echter niet voor de arbeidsrechtelijke aspecten en de regels inzake sociaal overleg. De vaststelling van de bovengrens van het referteloon voor de terugbetaling aan de werkgevers heeft betrekking op de relatie tussen werkgever en werknemer, en het gaat daarbij over een bepaling inzake het loon. Dit blijft dus een federale bevoegdheid. Bron: Advies NAR nr. 1951 van 14 juli 2015, Regelgeving inzake betaald educatief verlof – Ontwerp van koninklijk besluit – Schooljaar 2015-2016, www.nar.be.
7