Van der Molen draait door:
Kramp(achtig) JA AR G AN G :1 9
NR 20 . 3
Echt waar.
0 7
Ik hoorde op Radio1 een journalist met droge ogen beweren dat de heikele kwestie Verdonk Prinsjesdag zou gaan overschaduwen. Alsof dat je overkomt. Alsof je als journalist niet meer kunt onderscheiden wat belangrijk en onbelangrijk is in dit land. Alsof het ego van een onbeholpen politica belangrijker is dan de kwaliteit van het onderwijs, de vergrijzing en de armoedebestrijding bij elkaar. Alsof we in dit land inmiddels zo dom zijn dat we politiek alleen nog maar kunnen begrijpen in termen als Rutte versus Verdonk, Pronk versus Bos en Wilders versus de tsunami van de islamisering.
ja w w w .c d
In zo’n politieke wereld overschreeuwt Ehsan Jami zichzelf. En heeft niemand het meer over het punt dat hij wilde maken. Jutten types als Kay van de Linde politici op om de gevestigde politieke partijen te dumpen en een gammele eenmanszaak te beginnen. Peilt Maurice de Hond de oprispingen van het electoraat alsof ze even belangrijk zijn als alle filosofen, die de wereld rijk is, bij elkaar. En bekeren professoren zoals J.P. Balkenende zich tot marketingtrucs die alleen al schrijnend zijn omdat ze ook nog werken.
.n
l
Het ergste is nog dat je daarmee bij mensen het idee kweekt dat politiek een intrinsieke waarde heeft. Dat het een spel is dat meer gaat over het spel zelf dan over de knikkers. Waar je alleen een standpunt hebt als je enkele journalisten zo gek hebt weten te krijgen om er achteraan te lopen. Waar het nieuwe adagium is: “Ik schreeuw, dus ik besta.” In zo’n wereld delven idealen en nuance het onderspit. Passen mensen in hokjes. En hebben de jongens en meiden met de grootste bek de halve wereld.
In zo’n politiek klimaat stellen velen de vraag hoe het kan dat de middenpartijen het zo slecht doen. Dat de problemen in onze samenleving onopgelost blijven. En dat er nog maar weinig mensen lid zijn van een politieke partij. Hoe dat komt? Omdat onze politiek gevangen zit in een kramp. De kramp van de eeuwige hype. De krampachtigheid van de schreeuwers. De wens om te kunnen vissen in de vijver van Wilders en Verdonk. Wat voor politiek laat de huidige generatie voor de onze achter? Als het zo doorgaat een cultuur waar het alleen nog maar wachten is tot Hare Majesteit de troonrede zelf afsluit met “Oant moarn: tot morgen.” Harry van der Molen Voorzitter CDJA
www.cdja.nl 32
33
UNDERCOVER Vrijheid van meningsuiting
DE
AD
LI
In I be lev nte stu sta er rru JP ur nd Le da p ho EG ev aa ver tu tie m N of -be en n ( je dr st tu +/ a 9n °4 ed an el - 7 rti ov 20 ac d e f 00 ke . 2 07 ho teu en oto w l al 00 of r v em ’s i oo s W 7 dr an a n rd o ed d il d ee en rd ac e I it n a ) e te nt na pa n ur er ar rt @ ru d cd pti e j a e: .nl
NE
D EI N IJH VA NG I VR IT SU G IN EN M
De lezer moet het maar niet als een provocatie opvatten dat de schrijver dezes over de islam schrijft in een rubriek die als Undercover door het leven gaat. Daarmee is echter niet gezegd dat de vrijheid van meningsuiting niet onder druk staat onder de wereldwijde opkomst van een gewelddadige politiek-religieuze ideologie die men ook wel islamisme noemt en overigens niet identiek is aan de gehele islam. Het is zelfs zo dat steeds luider de oproep klinkt om de toon in het debat toch vooral te matigen. Een ondoordacht gebruik dan wel misbruik van de vrijheid van meningsuiting zou immers zelf een bron voor terreur zijn. Het is niet voor niets dat ook premier Balkenende ons regelmatig voorhoudt dat we niet moeten kijken naar wat ons scheidt, maar naar wat ons bindt. Dit laatste tekent echter enkel de nietszeggende opstelling en wegduikende houding van het CDA in het huidige debat over de islam en integratie. Stellen dat je niet moet kijken naar de verschillen, maar naar de overeenkomsten is een holle frase, want het zegt helaas niets over de waarde van het verschil of de overeenkomst zelf. Een gezonde afweging tussen die twee is dus niet mogelijk. Dezelfde oneigenlijke soort categorie argumenten speelt bij de discussie over de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting. Veel critici van Theo van Gogh, Ayaan Hirsi Ali, Afshin Ellian, Ehsan Jami en vele anderen zouden gelovige moslims zodanig de gordijnen injagen dat veel politici en opiniemakers er eigenlijk niet van op zeggen te kijken dat ze bedreigd en aangevallen worden. Het heet dan dat iemand niet de juiste toon aanslaat, maar eigenlijk bedoeld men gewoon ‘eigen schuld, dikke bult’. De vraag is of dat wel eerlijk is. Het is evident dat bepaalde opmerkingen gelovigen kunnen kwetsen. Op het ontvangen van beledigingen hebben moslims echter niet het monopolie. Al vanaf de jaren zeventig schept schrijver Maarten ’t Hart er een schijnbaar genoegen in om het geloof dat hem zijn jeugdtrauma’s heeft bezorgd te beschimpen en te bespotten. Bij mijn weten kan ’t Hart nog steeds normaal over straat, dus lijkt het verband tussen terreur en gekwetste gelovigen toch niet helemaal logisch. We moeten oppassen dat bedreiging en mishandeling niet als een logische reactie op belediging wordt gepresenteerd. Dat Ehsan Jami, een jongere als wij, zo ernstig bedreigd wordt dat hij zonder bewaking geen stap meer zetten kan is een flagrante schending van alles wat een democratische rechtstaat in zich meedraagt. Dat punt hoort voorop te staan.
[email protected]
REDACTIONEEL INHOUD
Het land in! Half september is het rapport ‘De sociale staat van Nederland 2007’ van het Sociaal Cultureel Planbureau verschenen. In het rapport staat de vraag centraal hoe het met de Nederlandse bevolking is gesteld. Alle politieke partijen willen dit natuurlijk weten, want deze informatie kan van groot belang zijn voor de beleidsvorming. Hoewel het heel aanlokkelijk is om alle onderzoeksresultaten te behandelen, wil ik in het bijzonder stilstaan bij de waardering voor de regering en overheid. Als we kijken naar de waardering voor regering en overheid in de afgelopen tien jaar, dan zien we dat in 2002 de algemene waardering voor de overheid en de regering flink gedaald is. In 2004 daalde de waardering voor de regering verder. Opvallend is dat we in 2006 weer een forse toename zien in waardering voor zowel de regering als de overheid. De grote vraag is natuurlijk hoe kunnen we deze schommelingen verklaren? Opvallend is dat de 1996, 2002 en 2006 in economisch, sociaal en politiek opzicht sterk van elkaar verschillen, zo blijkt uit het onderzoek van het SCP. Het jaar 1996 staat te boek als een voorspoedig en rustig jaar. Daarentegen is het jaar 2002 een politiek en maatschappelijk spannend en economisch slecht jaar. Er is immers veel gebeurd; het toegenomen belang van veiligheid sinds de aanslagen van 11 september in 2001, de val van het tweede kabinet-Kok naar aanleiding van het NIOD rapport over Srebrenica, de moord op Pim Fortuyn, de val van het eerste kabinet-Balkenende, de bouwfraude, etcetera. Echter, het jaar 2006 kenmerkt zich weer door een jaar van herstel. We zien een toename in de waardering voor overheidsbeleid, een toename in tevredenheid over de regering en bovendien een toename in vertrouwen in de regering. Kortom 2006 kan niet meer stuk! Dit betekent niet dat we in onze luie stoel achterover kunnen leunen, want er is nog heel veel werk te doen. De tevredenheid die er nu is, kan immers zo weer omslaan. Niemand zit te wachten op politieke partijen die er een potje van maken door allerlei partijperikelen. Mensen willen dat het land goed bestuurd wordt en hoe kun je dat nu het beste doen. Je raadt het al, door het land in te trekken. Er werd lacherig gedaan over de 100-dagen toer van het kabinet. Maar als je daadwerkelijk de samenleving wilt verbeteren, dan moet je met mensen in gesprek gaan over problemen en bovendien nadenken over oplossingen, in plaats van in de Haagse Kaasstolp te blijven rondhangen. Als we dat doen, dan kunnen we de positieve trend, die is ingezet, voortzetten. Het is dan aan het CDJA om het CDA scherp te houden.
2 2 3 4 7 8 9 10 11 12 14 15 16 18 20 21 22 24 25 26 27 28 30 31 32
Undercover Deadline Redactioneel Interview Camiel Eurlings Homo-moraal kan beter ‘De Armeense kwestie’ Blik achter de schermen De CDJA-Raad Jonkies: Ester de Lange Fortuyn in beeld Kolencentrales in Nederland Uit de oude doos Foto’s congres juni ‘07 Vroeger was alles beter! Internetdemocratie Verhalen uit het verre oosten CDJA naar Roemenië Jongerenpartij in Ghana Arbeidsmarktflexibiliteit “Mestrich is eine groete Kaffee” De Mens: Ardin Mourik Menselijke waardigheid... Oproepen Colofon, contactgegevens Van der Molen draait door
Jantina van Tilburg
“Ik ki k m ck rij et v g m an ee en c n se on n” tac t
INTERVIEW Camiel Eurlings Op 9 juli 2007 trokken uw gewaardeerde interviewers op naar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat om Minister Camiel Eurlings (“zeg maar Camiel”) te interviewen. Na even gewacht te hebben op de ministeriële wachtkamer werden we toegelaten tot de werkkamer van minister Eurlings. De excellentie schudde ons vrolijk de hand terwijl hij zich ontdeed van zijn stropdas en een biertje (“dit is malt hoor, jongens!”) bij een medewerker bestelde. Hoe bent u politiek actief geworden? “Dat is heel apart gegaan. Ik was wel politiek geïnteresseerd. Afkomstig uit een CDA nest, maar heb echt gezocht of het CDA mijn partij is. Ik vind dat je als jongere goed moet kijken bij welke partij je het meeste thuisvoelt. Eigenlijk ben ik erin gerold bij het CDJA Zuid-Limburg. Na de vergadering gingen we een biertje drinken met de niet-politieke jongeren. Enerzijds heel serieus over politiek nadenken en spreken, maar wel als jongeren die midden in de samenleving staan. Ik had nooit gedacht echt de politiek in te gaan. Tot op het moment dat de gemeente Valkenburg, in plaats van iets voor jongeren te doen - Valkenburg was destijds in de winter een doodse plek voor jongeren - aan de slag ging met een prestigieus project van architect Pieter Blom. Zijn Kubus woningen in Rotterdam zijn prachtig maar om miljoenen euro’s te steken in woningen was wel heel veel geld als tegelijkertijd voor jongerenbeleid geen cent was. Ik werd er echt nijdig om dat de politiek daar niets aan deed. Veel jongeren waren er met mij kwaad over dat het plan Blom er lag. Daarop hebben we een handtekeningenactie opgezet. In een paar dagen tijd meer dan 1000 handtekeningen opgehaald, dat was nogal wat aangezien de kern van Valkenburg maar 4000 inwoners had. Uiteindelijk ging het plan van tafel, omdat geen enkele partij met het plan Blom de verkiezingen durfde in te gaan. Op basis van de handtekeningenactie in Valkenburg werd ik voorgedragen bij de selectiecommissie voor de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen. Er werd tegen mij gezegd dat ik eerst drie periodes langs de zijlijn moest staan en daarna de gemeenteraad in kon. Dan was ik nu ongeveer voor het eerst gemeenteraadslid geweest! Toen wist ik dat ik mij kandidaat wilde stellen voor de verkiezingen, want er zaten veel te weinig jongeren in de raad. We hebben toen met veel jongeren campagne gevoerd en zo kwam ik met voorkeurstemmen in de gemeenteraad. Daarna is het heel typisch gegaan. Het CDA vroeg mij om kandidaat te worden voor de Tweede kamerverkiezingen in 1998. Om ervaring op te doen, een onverkiesbare plaats dus. Het was een moeilijke periode. Ik stond op plaats 36 en we hadden 34 zetels. Met vijf vrienden hebben we een plan opgezet hoe we campag
ne zouden voeren. We hadden zelfs een oude engelse bus geregeld. Ontzettend leuk, ik zat met al die mensen op de verkiezingsavond, bleek dat we verloren. Een paar uur later bleek dat ik er op eigen kop in zat. Dat had ik nooit voor mogelijk gehouden!” Bent u door uw jonge leeftijd als politicus wel eens tegen een muur opgelopen? “Als je geen muur voelt, is die er niet! Ik heb altijd gezegd, het gaat om de inhoud. Als je laat merken dat je goed in je dossiers zit, maakt dat geen bal uit. Ik heb niet lopen koketteren van: “Zie mij eens de jonge politicus.” Je moet als jongere laten zien dat je gewoon als jongere goed je werkt doet. En tegenover een ervaren politicus van 55 serieus het debat durft aan te gaan. Laat als jongere je stem horen.” Was het CDA, tijdens de Tweede Kamerverkiezingen in 1998, onder jongeren een populaire partij, zoals je bij de laatste kamerverkiezingen zag? “Nee, maar het maakte mij wel gedrevener om wel bij jongeren populair te worden. En het beeld te doorbreken van een oude partij. We werden als CDA een uitstervend ras genoemd. En juist dat motiveerde om enthousiast met een groep jongeren een ander beeld te laten zien. Toen kwam de pers met hun zurigheid. Alleen positief en enthousiast blijven helpt. Ik kwam toen met Joop Wijn als jonkies in de kamer. Je moest iedere keer als CDA je bestaansrecht bewijzen. Die periode is als club goed gebruikt. Het is niet gek om zo’n tijd mee te maken aangezien je het bewust maakt dat je echt een andere politieke stroming bent dan anderen.” Stond het CDA in de oppositie toen weer dichter bij de burger? “Ik denk het wel, je moet altijd kritisch zijn. Als je hier binnen de politiek anders spreekt met mensen dan buiten op straat is het radicaal fout. Je moet met iedereen de discussie aangaan en willen. Dat is waar het om draait. Er zijn toen grote slagen gemaakt. Je zag dat veel mensen binnen het CDA eindelijk aan de andere kant van het spectrum stonden. Je zag hoeveel mensen binnen Paars arrogant waren. In het begin was het fris en nieuw maar het was heel snel een arrogante bestuurdersclub. En toen zagen sommige mensen bij ons: “hé, kijk eens”.
INTERVIEW Camiel Eurlings
De laatste tijd bereiken ons veel berichten over geweld tegen homo’s. De homobeweging reageert heftig en terecht besteden kranten, radio en tv veel aandacht aan deze kwestie. Naast alle begrip voor deze reacties vraag ik mij echter af of er over deze problematiek niet meer te zeggen valt dan de terechte verontwaardigde afwijzing; hoe staat het bijvoorbeeld met de emancipatiebeweging van vooral mannelijke homoseksuelen in Nederland?
Er werd toen heel veel ruimte aan jongeren in de fractie gegeven. We gingen altijd naar studentenenverenigingen. Samen met Jaap de Hoop Scheffer gingen we wat drinken bij studenten en naar hun luisteren. De open benadering van naar de mensen toe, is heel goed.” Als je de parallel doortrekt naar 2007. Is het CDA nu ook nog steeds die open partij? “Ja, dat vind ik wel. Dat zie je bij een levendige vereniging. En het CDJA is erg actief. Je merkt dat vooral bij Jan-Peter, hij geniet van direct contact met mensen. Dat beeld vind ik heel erg belangrijk. Je moet wel altijd zelfkritisch blijven. Ik heb een goed gevoel bij deze ploeg. Het is niet toevallig dat we zo populair zijn onder jongeren. Het feit dat zoveel jongeren naar het CDA zijn gekomen, is de uitstraling van de partij. Dat is vanwege de manier hoe Jan-Peter opereert. Na al die moeilijke jaren heeft hij nog steeds de frisheid, niks belegens. Hij is in Den Haag heel actief, maar ook op een manifestatie als de Auto Rai. Als we na afloop van een vergadering een biertje pakken, gaan we een café binnen. Hij is heel laagdrempelig en heeft altijd wel een groep jongeren om zich heen staan. Hij vindt het ook echt leuk, hij heeft de goede drive. We spelen geen bestuurdertje in Den Haag maar willen echt gewoon tussen de mensen staan. Dat inspireert. Dat is het mooiste van de politiek. Het is mooi om minister te zijn. Maar niks is zo mooi als wanneer je contact met jongeren opzoekt. Ik doe dat zelf vaak ook; probeer open te staan voor mensen. Afgelopen zondag was ik bij mijn grootmoeder - zij is erg ziek - in een verpleegkliniek. Daar spreken mensen je ook aan.. Heel puur, ze zien je lopen en zeggen dan: “Ben jij dat, Camiel?” Heel laagdrempelig, niet meneer de minister, nee, gewoon normaal, Camiel. Ze voelen geen afstand. En gaan in gesprek over wat ze goed en slecht vinden. Daar krijg ik een kick van. Ik krijg een kick van contact met mensen. Dat ze geen afstand voelen en je iets willen meegeven. Daar doe ik het voor, het moment dat je merkt dat je niet anoniem in Den Haag zit. Nederland volgt en heeft kritiek. Dat is zo mooi.” U heeft binnen drie jaar via het Europees Parlement (EP) de overstap gemaakt naar het ministerschap. Hoe is dat zo tot stand gekomen? “Voor het EP heeft de partij mij gevraagd. Ik was vice-fractievoorzitter van de Kamerfractie. Dat beviel mij heel goed. Ik heb er over nagedacht en met volle overtuiging ja gezegd. Niet alleen omdat het belangrijk is om over de dijken heen te kijken. Wij zijn Europa en we kunnen veel meer doen dan we op basis van 16 miljoen mensen denken. Hopelijk komt het met het verdrag nu goed.
Homo-moraal kan beter
Vanuit de gedachte van het grote belang vind ik dat Europa te belangrijk is om aan het eind van je carrière eens te gaan doen. Europa is juist voor jongeren interessant, het is immers onze toekomst. Ook daarom werd ik lijsttrekker. Ik heb er tweeënhalf jaar gezeten en heb er geen seconde spijt van gehad. Als je je ervoor inzet, kan je prachtige dingen bereiken. Voor Nederland maar ook voor zaken als mensenrechten wereldwijd. Een van de mooiste dingen was om voor minderheden in Turkije te mogen staan. Je hebt te maken hebt met christenen die met de dood bedreigd zijn. De gang naar Europa, daar hoort vrijheid bij. Christenen die een kerk willen opzetten, vrouwen die rechten krijgen. Mensenrechtenactivisten die hun werk moeten kunnen doen. Een vriend van mij is in januari doodgeschoten en dan komt het heel dichtbij. Wanner je voor dat soort dingen mag opkomen, is dat heel fundamenteel. We hadden vanuit het EP heel goed contact met Den Haag en ik heb geprobeerd Brussel en Den Haag dichter bij elkaar te brengen. Medewerkers worden uitgewisseld. Nederlandse kamerleden gaan nu ook naar Europa en andersom. Als het een plek voor uitbollende politici is, onderschatten wij de kracht van Europa en halen we niet uit wat erin zit.
Je moet dus knallen in het EP en sterk staan. En dan is de media heus wel geïnteresseerd, als je er maar je tanden inzet. De stap naar minister ging heel abrupt. Dinsdagochtend zat ik nog in mijn hotelkamer in Straatsburg toen ik werd gebeld. Jan Peter belde en vroeg of ik minister wilde worden. Ik zei ja omdat het een fantastische CDA ploeg is in het kabinet en ik graag onder Jan Peter wil werken. Toen moest ik naar het EP en het gaan vertellen terwijl ik nog middenin in het EP-werk zat. Ik had een interview met Euronews die dag over Rusland. Ik was vergaderingen in Turkije aan het plannen en bedacht ineens: “ik zal het niet meer doen”. Toen heb ik ‘s avonds mijn team ingelicht, om zaken te regelen. En daarna ben ik vertrokken. Van Rusland, Turkije en het EP. En een dag later ben je hier en staat de ambtelijke top je op de trappen van het ministerie op te wachten. Dat is echt heel surreëel. Maar dan moet je gewoon jezelf blijven en hard werken. Geen flauwekul.” Jeroen van Velzen en Roeland Storm
Ik kan mij namelijk niet aan de indruk onttrekken dat deze emancipatie zich in een impasse bevindt. Deze impasse uit zich naar buiten toe in de vele gevallen van geweld, intern komt de crisis aan het licht door ongenoegen van ‘nieuwe’ groepen homo’s die zich niet meer kunnen vinden in de heersende beeldvorming en moraal van de seculiere homobeweging. Ergens lijkt die beeldvorming en moraal ook weer wat te maken met het geweld tegen homo’s. Voordat ik daarop inga, wil ik eerst ingaan op de crisis zelf. Dat de acceptatie van homo’s een heikele kwestie is en blijft, bewijzen de berichten over homogeweld en de afwijzing van homoseksualiteit. Zowel binnen orthodox-christelijke als binnen orthodox-islamitische kringen leeft nog steeds een sterke afwijzing van homoseksualiteit. Het verschil tussen beide groepen is dat er in orthodox-christelijke kringen in ieder geval niet opgeroepen wordt tot haat en lichamelijk geweld jegens de homoseksuele medemens, sterker nog: desgevraagd zal men geweld tegen homo’s nadrukkelijk afwijzen. Binnen orthodox-islamitische kringen ben ik daar helaas niet zo zeker van. De ideeën over homo’s binnen en buiten de moskeeën beloven voor de komende jaren vaak niet veel goeds. Ook buiten deze kringen bevinden zich homohaters in onze maatschappij, denk daarbij aan: rechts-extremisten en kleine groepjes onaangepaste pubers. Er ligt dan ook een taak voor de overheid om de homoseksuele burger te beschermen tegen geweld. De hierboven genoemde crisis wordt mijns inziens nog versterkt door de interne crisis van de homobeweging. De homobeweging kampt op zijn minst met een imagoprobleem. Ze uit zich vaak op provocatieve en extravagante wijze. Binnen grote delen van de bevolking leeft daardoor een beeld over homo’s, als waren het allemaal flamboyante, dansende en eeuwig vrolijke types. Dit beeld wordt geflankeerd door een ander beeld: homo’s als seksbeluste ‘bosjesmannen’, soms zelfs uit op het opzettelijk verspreiden van HIV. Als ik het goed heb zijn het juist deze beelden die door een groot deel van de homobeweging, uiteraard met uitzondering van de HIV-zaak te Groningen, steeds opnieuw benadrukt worden en zo stereotiep mogelijk neergezet worden. Inmiddels zijn er ‘nieuwe’ groepen homo’s, zoals de reformatorische groep RefoAnders, die zich hier nadrukkelijk van afkeren.
Nogmaals benadrukkend dat ik geweld tegen homo’s zeer sterk afwijs, zou het toch de moeite waard zijn om de relatie tussen de plaatsen en evenementen waar de geweldsdelicten plaatsvinden en de geweldplegingen nader te bezien. Het zijn juist de openlijke seksualiteit, onder andere rondom homoontmoetingsplaatsen, en gecultiveerde koketterie, vooral zichtbaar tijdens de Gay Pride, die aanleiding vormen voor homogeweld en het afwijzen van homoseksualiteit. Zonder te willen capituleren voor fundamentalisme en onaangepast gedrag, mogen we ons wel afvragen of er niet iets kan veranderen in de beeldvorming. Verder zitten jonge seculiere homo’s echt niet meer te wachten op de homobeweging met de zijn huidige uistraling, maar helaas valt er in het seculiere circuit niet zoveel anders te kiezen. Voor religieuze jongens die bezig zijn met hun coming out vormen de genoemde beeldvorming en moraal juist een extra barrière voor de acceptatie van zichzelf en de acceptatie door hun directe omgeving. Ik zou het dan ook zeer wenselijk vinden als de homobeweging op de kortst mogelijke termijn een serieus debat start over de beeldvorming en moraal van de homobeweging. Het is echter te verwachten dat een vereniging als het COC nu kiest voor de verdediging van de bevochten rechten, in plaats van het houden van een intern debat. Het zou mij, seculier mens, christen en homo, een lief ding waard zijn als juist de seculiere homobeweging, of een deel daarvan, afstand zou nemen van de seksgerichtheid van homo’s, in plaats van de luidruchtige verdediging ervan. Het is tijd voor een nieuwe loot aan de stam van de seculiere homobeweging, die benadrukt dat een hoogstaande (seksuele) moraal een groot goed is en bescherming biedt tegen veel geestelijk en lichamelijk kwaad. Tevens zou dit deel van de homobeweging mensen moeten steunen die zo normaal als mogelijk willen deelnemen aan de maatschappij, zonder eindeloos bezig te blijven met het herhalen van verouderde emancipatoire beelden en uitingen. Het lijkt me dat we dan geweld, afwijzing en emancipatie opnieuw kunnen duiden en een stap vooruit kunnen maken. Ardin Mourik Student theologie, Universiteit Utrecht Lid werkgroep OC&W, CDJA Algemeen bestuurslid Vorming CDJA Provincie Utrecht
De ‘Armeense Kwestie’ op het voorjaarscongres. Op het CDJA congres van afgelopen juni heeft mijn werkgroep (Vrede, Veiligheid, Ontwikkelingssamenwerking en Mensenrechten) een resolutie ingediend die betoogde dat de verwijdering van kandidaat-Kamerleden van de lijst van het CDA omdat ze de Armeense Genocide niet erkenden fout is geweest. Omdat er toen eigenlijk maar weinig tijd is geweest om de resolutie uit te leggen doordat een aantal leden slecht geïnformeerd hun agressieve mening ventileerden wil ik dat nu hier uitleggen. Bij het CDA en PvdA werden kandidaat-Kamerleden van de lijst gehaald omdat zij niet onomwonden wilden erkennen dat er in 1915 een genocide heeft plaatsgevonden. In eerste instantie leek het verwijderen van deze mensen vrij logisch. Inmiddels zullen diverse mensen binnen het CDA en de PvdA zich achter hun oren krabben: hebben zij wel goed gehandeld? In verkiezingstijd willen partijen niet teveel energie kwijtraken of negatieve publiciteit halen, met beladen kwesties als deze. De media willen ‘er wel op’ en voor je het weet word je afgeschilderd als een partij die de dood van zes- tot negenhonderdduizend Armeniërs niet erkent. De grote vragen zijn natuurlijk of het al dan geen genocide was en of de politiek zich überhaupt met deze vraag zich mag bemoeien. Genocide is het begaan van een van de volgende daden met de intentie een etnische, religieuze, nationale of raciale groep in zijn geheel uit te roeien. De intentie is inherent aan het begrip genocide en deze dient dus bewezen te worden. Er wordt beweerd dat er vanuit de hoogste Ottomaanse regeringskringen opdracht is gegeven tot het ombrengen van de Armeniërs. Zes- tot negenhonderdduizend Armeniërs stierven als gevolg van moord, uitputting en honger, dat zijn de feiten. Stierven zij echter doordat de Ottomaanse regering hiervoor opdracht gaf? Hier is geen keihard bewijs voor. De meeste Westerse historici houden het er echter op dat het wel om genocide ging. Hiervoor is dan wel geen keihard bewijs, maar wel zogenaamd ‘circumstantial evidence’. Veel diplomaten en missionarissen uit die tijd hebben beschreven hoe zij sterk de indruk hadden dat hoge Ottomaanse functionarissen uit waren op de vernietiging van de Armeniërs. Er is echter geen zwart op wit bevel van een minister o.i.d. waarop hiertoe het bevel wordt gegeven. (Dit alles nog buiten de juridische discussie of een genocide voor WO 2 wel als misdaad kan worden aangemerkt). Het is merkwaardig dat de Europese delegatie die de onderhandelingen voert met Ankara over toetreding tot de EU, de eis van het erkennen van de Armeense genocide heeft laten vallen. Dit maakt het standpunt van het CDA en de PvdA t.o.v. hun voormalig kandidaat-kamerleden er niet sterker op. (West) Duitsland heeft, met name in de jaren tachtig, met heel
veel pijn en moeite het verleden onder ogen gezien. Dit leidde tot een geestelijke zuivering en waardering in de internationale gemeenschap. Ook Nederland heeft pijnlijk moeten constateren dat het niet vol te houden is trots te zijn op ‘onze’ verzetsdaden wanneer 104.000 van ‘onze’ 140.000 joden de oorlog niet overleefden. In dergelijke kwesties is het van groot belang dat alle archieven open gaan. Dus niet alleen de Turkse met betrekking tot de Armeense kwestie. Wij kunnen hierbij een voorbeeld nemen aan de Duitsers: enkele jaren geleden spande Helmut Kohl een rechtszaak aan omdat hij niet wilde dat alle Stasiarchieven geopend werden. Hij vond hiervoor steun bij veel landgenoten. Veel van hen hadden zelf een discutabel verleden. Kohl verloor echter en door het openen van de archieven en de publicaties die op basis hiervan verschenen kon Duitsland een (pijnlijke) stap voorwaarts zetten. Dit geldt ook voor Turkije. Om een volwassen en moderne staat te worden, zal zij haar verleden, met haar goede en kwade aspecten, onder ogen moeten zijn. Om dit te bereiken moeten juristen, historici en journalisten vrijelijk te werk kunnen gaan, zonder zich zorgen te maken over wat zij zeggen en publiceren. Wij zijn als werkgroep van mening dat de politiek zich niet mag bemoeien met geschiedschrijving als deze nog voldoende is onderzocht en dat is in casu het geval. Op een persoonlijke noot, wil ik eraan toevoegen dat tijdens het congres ik verbaasd was over de toon waarop een aantal aanwezige leden dit onderwerp benaderden. Het gegeven dat een enkel persoon op basis van een haastig uitgeprinte Wikipedia-pagina het debat frustreerde is een belediging voor een werkgroep die haar werk zorgvuldig heeft gedaan en maanden heeft gediscussieerd over de kwestie. De aangebrachte argumenten dat de Armeense Genocide al bewezen is getuigt van een voorbereiding die wederom het uitprinten van de Wikipedia-pagina niet overschrijdt. Het noemen van auteurs die werken hebben geschreven over dit onderwerp is alleen relevant als men die werken ook heeft gelezen. Dat was klaarblijkelijk niet gebeurd. Let wel, niets van dit bovenstaande doet af aan het recht van het congres om een resolutie af te wijzen i.c. vind ik dat jammer, maar zo werkt onze jongerenorganisatie en daar is niets mis mee. Waar wel wat mis mee is, zijn persoonlijke, slecht gemotiveerde en beledigende aanvallen die minachting voor het werk van enthousiaste, gemotiveerde en wél goed geïnformeerde leden uitstralen. Het zou deze en gene sieren om bij zichzelf te rade te gaan. Daniel van der Stoep Voorzitter Werkgroep Vrede en Veiligheid
Blik achter de schermen Met rasse schreden naderen we het einde van het jaar. Het is nu nog wel wat vroeg om iedereen ook maar gelijk prettige kerstdagen te wensen. Maar alvast kijken naar wat we hebben neergezet in dit jaar, is geen overbodige luxe. En omdat mij door de redactie van de Interruptie is gevraagd om wat over mijn portefeuille ‘Organisatie’ te vertellen, zal ik de dingen die zijn bereikt beperken tot mijn eigen portefeuille. Alle zaken waarvan we de wens eind 2006 uitgesproken hebben om uit te voeren, zijn uitgevoerd, of er wordt nu volop aan gewerkt om ze voor het einde van het jaar te hebben neergezet! Op zich geen vervelende conclusie. Ik noem de belangrijkste waar het gaat om de portefeuille ‘Organisatie’. Na de succesvolle proef in de afdeling Giessenlanden is vlak voor de zomervakantie in het Algemeen Bestuur het besluit genomen om over te gaan tot landelijke invoering van de vrijwilligersprijs. In alle bescheidenheid kan ik zeggen dat ik trots/dankbaar ben op/met dit besluit. Want het doel van deze prijs is vrijwilligers, die ontzettend belangrijk werk neerzetten in en voor de maatschappij, in het zonnetje te zetten. Het zijn vaak de mensen die niet altijd de waardering krijgen die ze verdienen. Het CDJA wil door middel van dit initiatief laten zien dat ze deze mensen en hun inzet bijzonder waardeert. Maar ook het halfjaarthema van het eerste halfjaar (Geloven in Europa) is een punt waar we tevreden over mogen zijn. Veel afdelingen hebben hier vorm aan gegeven door een bezoek te brengen aan een Moskee. Ook op landelijk niveau is er een mooie activiteit door de OC neergezet, met als hoogtepunt een bijzonder positief (kennismakings)gesprek met jongerenvertegenwoordigers van moslimorganisaties. In dit gesprek is vooral gekeken naar welke overeenkomsten er tussen beide godsdiensten zijn. Want als je het mij vraagt, wordt in de discussie waar het gaat om de Islam in Nederland wel erg gefocust op de verschillen die er zijn. Maar zaken als ‘respect’ en ‘verdraagzaamheid’ sieren beide godsdiensten en kunnen daarmee prima als basis dienen om gewoon de dialoog aan te gaan. Je kunt je wel blijven focussen op de verschillen die er zeker ook zijn, maar daarmee sla je geen brug. En een brug is nét wat we nodig hebben. We zullen het immers toch mét elkaar moeten rooien! Afgelopen zomer ben ik vanuit KerkInActie drie weken door Ghana gereisd. Ghana is een land waar het merendeel christen is, maar ook moslims maken deel uit van de samenleving. Wat grote indruk op mij maakte, is de vreedzame en respectvolle houding van de mensen onder elkaar in de communities, moslim of christen, het maakt niet uit. Je ben op elkaar aangewezen en je moet het samen doen! Ook voor het nieuwe halfjaarthema ‘Onderwijs’ wordt er door de OC gewerkt aan een mooie activiteit.
Wat ook niet onvermeld mag blijven, is de projectgroep G4. Deze projectgroep is ingesteld om de situatie van het CDJA in de vier grote steden te analyseren. Hieraan moet vervolgens een aantal concrete actiepunten vastgeknoopt worden die tot doel hebben de positie van het CDJA in de steden te verbeteren. In september/oktober presenteert deze projectgroep haar bevindingen aan het Algemeen Bestuur. Dit is zo een greep uit de punten waar het afgelopen jaar vorm aan is gegeven, waarbij wordt gestreefd naar een structurele basis voor deze initiatieven! Met groot enthousiasme en veel plezier, zet ik mij de komende tijd daar dan ook graag voor in! Rob Hammenga
De CDJA Raad, wat is dat nou eigenlijk? Om maar direct een antwoord te geven: de CDJA Raad is dé politieke arena voor alle CDJA leden waarin tweemaal per jaar politieke thema’s worden besproken. Dit gebeurt door het bespreken van een zogenaamd ‘Raadstuk’. Hierin staan een aantal uitspraken waarover gedebatteerd wordt én die ook gewijzigd of verworpen mogen worden. De standpuntbepaling van het CDJA komt dus deels voort uit de door leden bekrachtigde uitspraken uit een Raadstuk. Tijdens het afgelopen congres in juni is het thema voor het raadstuk van dit najaar vastgesteld: Kennis + Economie = Kenniseconomie. De afgelopen maanden heeft een schrijfgroep dit raadstuk geschreven. Het raadstuk bevat dit keer 16 uitspraken. Tot 10 oktober hebben alle fracties de mogelijkheid om wijzigingsvoorstellen, amendementen, in te dienen op dit raadstuk. Ieder lid van het CDJA is tegelijk lid van de CDJA-Raad. Leden kunnen zich verenigen in fracties. Die fracties bespreken het Raadstuk voor. De fracties zullen de komende weken bijeen komen om dit raadstuk te bespreken, wil je hierbij zijn, neem dan contact op met de fractie bij jou in de buurt. Op de site van het CDJA vind je welke fracties er zijn. Mocht er geen fractie bij jou in de buurt zijn, dan mag je ook met 4 andere enthousiaste CDJA’ers een fractie beginnen, dit kun je melden door een e-mail te sturen naar:
[email protected]. Op het congres op 3 en 4 november is vervolgens de CDJA Raad. Er zullen drie deelsessies zijn rond de drie hoofdstukken van dit raadstuk. Tijdens de deelsessies wordt er gestemd over de amendementen. Iedereen is vrij om tijdens de deelsessies mee te discussiëren. Na de deelsessies wordt het raadstuk nog een keer plenair besproken. Amendementen die het net niet gehaald hebben, maar die er toch echt in moeten, kunnen nog een keer worden besproken. Vervolgens wordt er over het hele raadstuk, met alle aangenomen wijzigingen, gestemd. Als alles goed gaat, heeft het CDJA dan weer een hoop nieuwe standpunten die ze bekend kan gaan maken. Tijdens de Raad wordt gestemd over het nieuwe onderwerp voor het raadstuk, waarover een half jaar later bij de volgende Raad gedebatteerd zal worden. Mocht je hiervoor een goed idee hebben, dan kan je dat ook voor 10 oktober doorgeven bij het presidium:
[email protected]. Namens het Raadspresidium, Relus Breeuwsma, waarnemend voorzitter
RELUS BREEUWSMA, waarnemend voorzitter Wie ben je en wat heb je gedaan? Ik ben Relus Breeuwsma, waarnemend voorzitter van het raadspresidium. Tot mei 2007 was ik landelijk algemeen bestuurslid en daarvoor drie jaar lang secretaris van de afdeling Friesland. Ik werk sinds 2005 op het CDA-partijbureau. Waarom presidiumlid? Presidiumleden maken zich sterk voor het inhoudelijk debat binnen het CDJA. Dáár doe ik het voor. Leden in staat stellen om twee keer per jaar over inhoudelijke thema’s te debatteren. Enerzijds om bekend te worden met thema’s, anderszijds om verantwoordelijk te worden voor standpunten. Waarom moet je lid worden van een fractie? Om goed te kúnnen debatteren over een Raadstuk kun je je het beste aansluiten bij een fractie. Samen bespreek je het Raadstuk voor én kun je wijzigingsvoorstellen doen. Daarmee heb je direct invloed op wat het CDJA vindt. Je kunt ook zelf een fractie oprichten. De mogelijkheden liggen voor het oprapen!
JOOST VAN GINKEL Wie ben je en wat heb je gedaan? Ik ben Joost van Ginkel, voorzitter van het raadspresidium. Hiervoor ben ik anderhalf jaar Dagelijks bestuurslid Ledenwerving geweest en een half jaar vice-voorzitter. Ook ben ik lid geweest van de schrijfgroep voor het raadstuk `solidariteit tussen generaties´, een geweldige ervaring! Waarom presidiumlid? In het verleden functioneerde de raad niet altijd optimaal en dat is natuurlijk jammer. De raad is een ideale manier om in een gezellige omgeving met politiek bezig te zijn. Natuurlijk gaat het vaak over de standpuntbepaling van het CDJA, maar het is tegelijkertijd ook een goede leerschool. Ik wil graag een bijdrage leveren aan verbeteren en versterken van de raad, omdat ik geloof in het concept van de raad! Waarom ben je er niet bij? Vanaf het congres heb ik drie maanden gewerkt aan het versterken van de raad. We hebben nieuwe concepten getest, zoals de brainstormsessie, het raadstuk is al op de mat gevallen bij iedereen, het voorzittersoverleg is al gepland, kortom er zijn al veel dingen in gang gezet. Op dit moment ben ik Peking waar ik een half jaar stage loop bij de Benelux Chamber of Commerce. Hierdoor kan ik helaas niet bij de behandeling van het raadstuk zijn. Bij het volgende raadstuk ben ik natuurlijk weer van de partij! ANNELOES GOOSSENS Wie ben je en wat heb je gedaan? Mijn naam is Anneloes Goossens en ik zit sinds het laatste congres in het raadspresidium. Daarvoor ben in actief geweest in de organisatiecommissie en de werkgroep SociaalEconomische Zaken. Vanuit die werkgroep heb ik meegeschreven aan het raadsstuk`solidariteit tussen generaties´. Waarom presidiumlid? Tijdens de raad hebben alle leden de mogelijkheid om mee te praten over de standpunten van het CDJA. Ik vind de Raad daarmee een zeer waardevol orgaan binnen het CDJA. Daarom is het van groot belang om een goede Raad te kunnen houden en daar werk ik graag aan mee! Wat is er leuk aan het nieuwe raadsstuk? Het onderwerp van het nieuwe raadsstuk, kenniseconomie is bij uitstek een onderwerp waar het CDJA zich een mening over moet vormen. Het gaat namelijk vooral de jonge generaties aan en is sterk gericht op nieuwe kansen voor de toekomst. Het nieuwe raadsstuk is een echt discussiestuk geworden, waarmee ik de schrijfgroep van harte wil complimenteren!
10
HERMAN GRAAFF Wie ben je en wat heb je gedaan? Ik ben Herman Graaff. Ik ben 23 jaar en studeer Civiele Techniek in Enschede. Op dit moment ben ik penningmeester en secretaris binnen het Dagelijks Bestuur. Eerder ben ik actief geweest voor de afdeling en de raadsfractie in Overijssel. Waarom presidiumlid? In mijn laatste halfjaar als bestuurslid kreeg ik ook de portefeuille secretaris erbij. Als secretaris ben ik eveneens secretaris van het raadspresidium en betrokken bij de organisatie van het congres. Wat vindt het DB van de Raad? Als bestuur vinden we het van groot belang dat er op congressen ruimte is voor inhoudelijke discussie en inhoudelijke standpuntbepaling. Een goede samenwerking tussen DB en Raad is essentieel om dit onderdeel goed uit de verf te laten komen. De afgelopen tijd hebben we gemerkt dat dit presidium een voortvarende start heeft gemaakt en we zien dan ook vol vertrouwen het congres in Groningen tegemoet! ARNO DE WAAL Wie ben je en wat heb je gedaan? Ik ben Arno de Waal, vice-voorzitter van het presidium. Hiervoor ben ik vooral lokaal en provinciaal actief geweest binnen verschillende gremia van het CDJA en CDA. Daarnaast ben ik ook lid van het Youth IMD, wat een leerzame en interessante werkgroep is! Waarom presidiumlid? De afgelopen periode is de positie van de Raad niet goed tot zijn recht gekomen. Een sterke Raad is van belang voor een grote Politieke Jongeren Organisatie als het CDJA. Graag wil ik samen met mijn collega’s de Raad verbeteren en versterken. Persoonlijk denk ik veel te leren door zitting te nemen in het presidium. Politiek is van en voor iedereen! Wat was er zo goed aan het vorige raadsstuk? Het vorige raadsstuk met als thema “Benelux” was een raadsstuk tot stand gebracht door een unieke samenwerking van het CDJA en de CDJA Raad met Jong CD&V uit Vlaanderen. Beide partijen hebben intensief met elkaar samengewerkt, wat heeft geleid tot een goed en uniek resultaat. De politieke samenwerking tussen de drie landen zal in een steeds grotere EU van groot belang zijn. Het vorige raadsstuk biedt een heldere visie waarmee het CDJA voor de dag kan komen. 11
Jonkies: Europarlementariër Esther de Lange over haar werk in het EP derde aandachtsveld ligt op het gebied van justitiesamenwerking (bijvoorbeeld migratie en drugsbeleid), mensenrechten en emancipatie. Al met al een flinke kluif, maar zo lukt het ons om met zeven CDA-europarlementariërs vrijwel alle parlementaire commissies te bemensen. Hoe zet je je als politicus voor jongeren in? Allereerst natuurlijk door met jongeren in gesprek te blijven (zie volgende vraag). Daarnaast houd ik me bezig met onderwerpen die jongeren aanspreken, zoals het en onderwijs. Zo willen we de komende jaren het aantal studenten met een ERASMUS beurs aanzienlijk uitbreiden. De grens van 1 miljoen deelnemers werd een aantal jaar geleden bereikt, maar dat moet verder omhoog tot 3 miljoen aan het eind van deze begrotingsperiode. Maar hiermee bereik je alleen universitaire studenten en HBO-ers, terwijl de grootste groep leerlingen in ons land naar het beroepsonderwijs gaan. Daarom ben ik blij dat de Europese Commissie op een van mijn eerste ‘kamervragen’ heeft geantwoord ook een systeem voor de overdracht van studiepunten voor het beroepsonderwijs te gaan ontwikkelen.
Waarom en hoe ben je lid van het Europees Parlement geworden? Ik heb in 2003 gereageerd op een oproep tot kandidaatstelling in het CDA magazine. Ik werkte toen al een tijdje in Brussel (eerst als lobbyist en later als beleidsmedewerker bij de CDA delegatie) en was tegelijkertijd actief binnen de partij, o.a. als voorzitter van de werkgroep landbouw van het CDJA. Ik vond (en vind!) dat het slaan van een brug tussen ‘Brussel’ en thuis steeds belangrijker wordt en dacht daaraan mee te kunnen werken op grond van mijn kennis en ervaring. Ook is het belangrijk dat alle leeftijdsgroepen op een kandidatenlijst vertegenwoordigd zijn. De selectieprocedure leverde plaats 10 op bij de verkiezingen in 2004. Dat was net niet hoog genoeg om direct verkozen te worden, maar door het vertrek van Camiel Eurlings en Albert Jan Maat ben ik in april dit jaar tussentijds beëdigd. Wat zijn je woordvoerderschappen als parlementslid? Via zes verschillende parlementaire commissies ben ik op drie grote deelgebieden actief. Allereerst ben ik lid van de commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, waar de komende jaren een fundamenteel debat op de agenda staat over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarnaast heb ik zitting in de begrotingscommissie en de commissie voor begrotingscontrole. De eerste gaat over de concrete besteding van de Europese begroting en de tweede is betrokken bij de controle op deze bestedingen. Mijn aandacht gaat daarbij vooral uit naar de controle, waarbij je naar mijn mening niet alleen moet kijken of geld volgens de regels is beheerd, maar ook of de uitgaven doeltreffend waren. Mijn 12
Hoe zorg je ervoor dat je het contact met jongeren houdt nu je in Brussel zit? Gelukkig ‘zit’ ik niet permanent in Brussel! Zo gauw er geen officiële vergaderingen zijn, probeer ik in Nederland te zijn. Ik heb inmiddels woonruimte in het midden van het land en ben zoveel mogelijk onderweg, ook voor activiteiten met jongeren. Zo was ik onlangs op het Noorderzonfestival, op hogescholen in Maastricht en Den Haag en bij de CDA zomerschool. Ook nodig ik regelmatig scholen, universiteiten en jongerenorganisaties uit om een kijkje te komen nemen in de Brusselse keuken. Jullie zijn dus van harte welkom! Word je liever digitaal op de hoogte gehouden, dan zijn er mijn website www.estherdelange.nl en mijn nieuwsbrief, waarvoor je je kunt opgeven via
[email protected]. Reacties ontvang ik graag. Waarop kunnen we jou voor de volgende EP verkiezingen afrekenen? Jullie kunnen mij er dan op aanspreken dat ik als ‘jonkie’ van de CDA delegatie in het Europees Parlement voor jullie aanspreekbaar en bereikbaar ben geweest. Verder heb ik me ingezet voor meer kansen voor jongeren in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, zowel in eigen land als daarbuiten. Ook wil ik me inzetten voor een betere controle van bestaand beleid: voeren de landen de afspraken op een eerlijke manier uit en ontstaan er geen onbedoelde concurrentieverstoringen? Verder heb ik mijn steentje bijgedragen aan betere regels voor samenwerking op het gebied van asiel, politie en justitie en heb ik vanuit de begrotingscommissie aangedrongen op een beter inzicht in de efficiëntie van Europese uitgaven: welke projecten hebben een grote toegevoegde waarde en welke niet. Verder hoop ik dat Europa bij de volgende verkiezingen transparanter en doeltreffender zal zijn. Met het nieuwe
verdrag dat in de steigers staat moet dat mogelijk zijn. Wat is jouw tip aan CDJA-ers? Wees trots op jullie ‘horzel-functie’. Het traint je om constructief-kritisch naar ontwikkelingen te kijken, ook binnen je eigen politieke familie. Een goede leerschool! De uitstekende notities en raadsstukken van het CDJA geven daar ook regelmatig blijk van. Mij komt die ervaring ook nu van pas. Verder hoop ik natuurlijk dat jongeren het lef blijven hebben
zich kandidaat te stellen voor politieke functies. Een kandidatenlijst hoort immers een afspiegeling te zijn van de samenleving, jong en oud. En verder... kijk regelmatig over je grenzen heen. Persoonlijk, door op mensen af te stappen die wellicht niet in je nabije netwerk zitten. Inhoudelijk door je af en toe in een nieuw onderwerp vast te bijten. En geografisch door waar nodig verder te kijken dan onze landsgrenzen. Met andere woorden: heb en houd een open blik!
Fortuyn in beeld - De weergave van Pim Fortuyn in politieke spotprenten Het zal niet vaak voorkomen dat in deze rubriek het boek van een CDJA-lid gerecenseerd wordt. Annemarie Walter, tevens actief als redactielid van dit blad, verzamelde samen met Joop van Holsteijn meer dan honderd politieke tekeningen uit diverse landelijke dagbladen over Pim Fortuyn. De tekeningen beslaan de periode van augustus 2001 tot en met juni 2002. De vraag hoe Pim Fortuyn in politieke spotprenten is weergegeven staat centraal in het boekje Fortuyn in beeld - De weergave van Pim Fortuyn in politieke spotprenten. De aandacht voor deze tekeningen is gelegen in de (vermeende) demonisering van Fortuyn en het feit dat politieke cartoons misschien een bepaalde invloed hebben op de publieke opinie, maar er in ieder mede de uitdrukking en neerslag van zijn. De auteurs stippen aan dat juist bij politieke tekenaars het leveren van kritiek een tweede natuur is, waarbij overdrijving als een van zijn scherpste wapens geldt. Ofwel: ‘Inkt is hun gif, en de pen is hun wapen.’ De auteurs onderscheiden in hun onderzoek verschillende thema’s die in de spotprenten domineren. Ongeveer een kwart van de tekeningen heeft betrekking op het gedachtegoed van Pim Fortuyn. Hetzelfde geldt voor de politieke strijd waarin Fortuyn het opneemt tegen de gevestigde orde. Een derde kwart van de tekeningen heeft betrekking op de specifieke en unieke politieke gebeurtenis van alles rond het fenomeen Fortuyn. Andere spotprenten hebben betrekking op het leiderschap van Fortuyn, zijn persoonlijkheid en zijn stijl van politiek bedrijven. Interessant in dit boekje is het onderzoek naar de mate van demonisering van Fortuyn in spotprenten. Met behulp van een glijdende schaal wordt in het boekje gekeken of de spotprenten te kwalificeren zijn als ‘ironisch’, ‘sarcastisch’ of ‘cynisch’. De schrijvers komen tot de conclusie dat hooguit elf procent van de spotprenten ronduit cynisch is. ‘Het idee dat de vanwege het genre weinig geremde politiek tekenaars relatief vaak de botte bijl zouden hanteren en mogelijk
bijdragen aan een opinieklimaat waarin politiek cynisme de boventoon voert, vindt hier op het eerste gezicht slechts weinig steun.’ Maar wat is demonisering? In Fortuyn in beeld wordt teruggegrepen op de definitie van politicoloog Philip van Praag die stelt dat bij demonisering een persoon wordt afgeschilderd als de personificatie van het kwaad. In de context van de Nederlandse politieke cultuur betekent dit primair dat politici systematisch op een lijn worden gezet met fascistische en nationaal-socialistische politici uit het verleden. De schrijvers stellen dat aan de hand van deze definitie maar één spotprent uit de door hen bijeengebracht verzameling daadwerkelijk demoniserend is. Wordt de definitie steeds verder afgezwakt en verruimd, dan komt het aantal demoniserende tekeningen nog niet aan de tien procent over de hele periode bezien. Ofwel, van demonisering in politieke tekeningen lijkt niet of nauwelijks sprake geweest te zijn. Fortuyn in beeld geeft een interessante kijk op de periode waarin Pim Fortuyn de Nederlandse politiek op haar kop zette vanuit de manier waarop Fortuyn in politieke spotprenten is weergegeven. De uiteenlopende cartoons lijken inderdaad de publieke opinie van destijds te weerspiegelen. Misschien is de beoordeling van de mate van demonisering enigszins subjectief en wellicht was het ook van belang geweest om hierin te bekijken hoe Fortuyn ten opzichte van de andere spelers in het politieke spectrum werd bejegend. Aardig blijft hoe dan ook de constatering van de schrijvers dat de linksgeoriënteerde kranten Het Parool en de Volkskrant hun lezers in driekwart van de afgebeelde spotprenten een negatief beeld van Fortuyn schetsten. Een aanrader voor iedereen die de tijdgeest rond de verkiezingen van 2002 nog eens wil aanvoelen. Maarten Neuteboom 13
Kolencentrales in Nederland Begin juni was er in Nederland veel ophef over de bouw van nieuwe kolencentrales. De bouw van deze centrales zou niet passen bij de kabinetsplannen om de uitstoot van CO2 te verminderen. Kolencentrales in een geliberaliseerde energiemarkt In de Europese Unie is de energiemarkt volledig geliberaliseerd. Iedereen kan zijn eigen energiebedrijf kiezen. De energiebedrijven kunnen zelf kiezen waar zij hun centrales bouwen en welke technologie daarvoor wordt gebruikt. Uiteraard moet de bouw van een centrale passen binnen de regels die overheden stellen ten aanzien van ruimtelijke ordeningregels en milieuregels. Voor de bouw van kolencentrales hebben energiebedrijven drie motieven. Hoge olieprijzen leiden tot meer kolencentrales Kolen zijn in tegenstelling tot bijvoorbeeld aardgas veel goedkoper, doordat de prijs van kolen niet gekoppeld is aan de olieprijs. In Nederland wordt ongeveer 58% van de elektriciteit opgewekt via de verbranding van aardgas. Door de stijgende olieprijzen zijn elektriciteitproducenten op zoek naar een goedkoper alternatief. De prijs van kolen is veel stabieler en dit lokt investeringen uit in kolencentrales. Kolencentrales zijn goed voor de leveringszekerheid De voorraad aardgas is beperkt in Europa, daarom halen Europese bedrijven het aardgas ergens anders vandaan. Veel landen die aardgasvoorraden hebben zijn niet bepaald de meest politiek stabiele regio’s of blinken uit op het gebied van mensenrechten. De voorraden kolen zijn veel gelijkmatiger verdeeld over Westerse landen en ook voldoende voor de komende honderdvijftig jaar. Door te investeren in kolencentrales neemt de leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland dan ook toe. Speculaties van energieproducenten Bedrijven mogen alleen CO2 uitstoten wanneer zij hiervoor een (verhandelbaar) recht hebben. In 2012 wordt het huidige systeem vervangen door een nieuw systeem. Bedrijven kunnen speculeren dat de rechten “gratis” worden weggeven. Minister Cramer heeft echter aangekondigd dat dit niet zal gebeuren en er een strenger systeem komt. Hierdoor zal er voor het in bedrijf hebben van een kolencentrale straks fors moeten worden betaald. Kolencentrales: Uitstoot van vervuilende stoffen Bij de verbranding van kolen komen relatief veel milieuvervuilende stoffen vrij. De bekendste hiervan is het broeikasgas CO2. De uitstoot van CO2 is een wereldwijd probleem en daarom wil dit kabinet dat er in 2020 20% minder CO2 wordt uitgestoten. De bouw van nieuwe kolencentrales lijkt dan ook haaks te staan op plannen om de uitstoot van CO2 te verminderen. Er zijn tegenwoordig echter een aantal technologieën be14
schikbaar om de uitstoot van CO2 te verminderen. Een van de beste manieren om kolencentrales schoner te laten produceren is door het zogenaamde vergassen van de kolen voordat ze worden verbrand. Door kolen eerst te vergassen kan de CO2 aan het einde van het proces veel makkelijker en goedkoper worden afgevangen. De afgevangen CO2 kan bijvoorbeeld worden gebruikt in de glastuinbouw of kan worden opgeslagen in lege gasvelden en lege (zout)mijnen. Het tweede voordeel van het vergassen van kolen is dat de centrale hierdoor geschikt is om biomassa mee te stoken. De verbranding van biomassa draagt niet bij aan het versterken van het broeikaseffect. Ook allerlei andere reststoffen die vrijkomen in een kolencentrale kunnen nuttig worden gebruikt. De warmte die over is van de elektriciteitsproductie, hebben andere bedrijven juist weer nodig voor hun industriële processen. Andere reststoffen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt in de cementindustrie. Een kolencentrale is op deze manier een geïntegreerd onderdeel van een groter industrieel complex. Rol van de overheid Het bouwen van nieuwe elektriciteitscentrales in een geliberaliseerde energiemarkt is de taak van het bedrijfsleven. Zij kunnen de beste strategie ontwikkelen om de kosten zo laag mogelijk te houden en risico’s beheersbaar te houden, binnen de randvoorwaarden die de overheid stelt. De overheid moet daarom ook niet eisen stellen aan de technologie die een bedrijf kiest, maar randvoorwaarden geven. Zoals milieueisen die een maximum verbinden aan de uitstoot van schadelijke stoffen. Hiervoor heeft zij genoeg instrumenten in handen, zoals de milieu- en bouwvergunningen. Elektriciteitsproducenten kunnen dan zelf bepalen hoe zij hun bedrijfsprocessen willen inrichten en op zoek gaan naar innovatieve oplossingen. Daarnaast moet het overheidsbeleid gericht zijn op het bij elkaar brengen van partijen. Kolencentrales kunnen een nuttige bijdrage leveren voor industriële complexen, de glastuinbouw en havengebieden. De overheid moet nadrukkelijk stimuleren dat bedrijven gaan samenwerken in hun elektriciteit en warmtebehoefte. Hierdoor zal de economische efficiency toenemen terwijl het milieu nog beter af is ook. Kolencentrales leveren een bijdrage aan de leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland. Het oplossen van het CO2probleem kan Nederland niet alleen, maar is een wereldwijd probleem dat alleen samen met andere landen kan worden opgelost. Schone kolencentrales in Nederland is een prima stap om hieraan bij te dragen. Stefan Suurmond Werkgroep MIR (Milieu, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening) Lijkt het je ook leuk om over bovengenoemd onderwerp of andere actuele thema’s samen met andere CDJA’ers te discussiëren. Neem dan contact op met Wietse Burger (
[email protected]).
QUOTES
Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
“Je moet het ministerschap zo lang mogelijk tegenhouden en je bent niet goed bij je verstand als je er zelf voor kiest.”
Leraar Duits Hans Huismans;
SP-Tweede Kamerlid Harry van Bommel;
“Door onze ijver de leerlingen een ‘leuke tijd’ te bezorgen, is de school een veredelde crèche geworden.”
“In het Midden-Oosten is het niet verstandig om tegen een getrouwde vrouw te zeggen dat ze er sensationeel uitziet.”
VVD-leider Mark Rutte;
“Zo’n minister Vogelaar die al die prachtwijken wil verbouwen, of wat voor leuteretiketten ze er ook op plakt. Alsof het probleem aan de steunen ligt.”
Bestuurskundige Paul Frissen;
“Het is het fundamentele recht van de mens om stomme dingen uit te halen”
Uit de oude doos
15
Foto’s congres juni ‘07
16
17
‘Als ik een lezing houd, moet ik altijd eerst uitleggen wat conservatisme níet is.’
VROEGER WAS ALLES BETER Een gesprek met Bart Jan Spruyt over conservatisme is een gesprek over vandaag. Spruyt (43) was jarenlang politiek journalist, schreef onder andere het boek Lof van het Conservatisme, is secretaris van de conservatieve denktank de Edmund Burke Stichting, en is nu werkzaam als freelance journalist voor het weekblad Opinio. Spruyt: ‘Als ik een lezing houd, moet ik altijd eerst uitleggen wat conservatisme níet is.’ Conservatisme heeft een stoffig en ouderwets imago, maar het is de vraag of dat terecht is. Vindt een conservatief dat vroeger écht alles beter was? ‘In veel opzichten niet, maar in sommige opzichten wel, en juist die zijn erg belangrijk. De heersende gedachte is dat conservatieven het liefst terugwillen naar de jaren ’50 of zelfs naar de 18e eeuw. Dat is natuurlijk onzin, als we het al zouden willen is dat vanzelfsprekend onmogelijk. Het is ook niet zo dat wij per se de status quo willen handhaven, om de situatie ‘die al erg is’ niet erger te laten worden. Nee, het conservatisme is een politieke filosofie die afwijkt van bijvoorbeeld het liberalisme of het socialisme. Het is een visie op de mens, op de samenleving en op de politiek.’ Volgens Spruyt kun je de essentie van conservatisme vergelijken met voetbal. ‘Om te kunnen voetballen heb je niet alleen spelregels nodig, maar ook vaardigheden, vorm en techniek. Zo is het ook in een samenleving. Je kunt alles nog zo goed op orde hebben - met een rechtsstaat en een vrijemarkteconomie -, maar als je geen gedeelde vormen hebt die het culturele fundament vormen van een samenleving, verbrokkelt deze.’ Het conservatisme wordt vaak gezien als een vrijheidsbeperkende stroming. Bart Jan Spruyt benadrukt dat het conservatisme juist het tegenovergestelde is. ‘Conservatisme beperkt 18
geen vrijheden. Integendeel, het bewaakt ze! Als liberalisme bestaat zonder dat het conservatisme het culturele element van een samenleving bewaakt, vervalt een samenleving in een individualistisch en verbrokkeld geheel.’ De vraag die gesteld moet worden is wat vrijheid inhoudt. Spruyt wijst in dit verband op de denker Alexis de Tocqueville die vrijheid omschrijft als het recht om te doen wat je behoort te doen. ‘Conservatieven onderkennen dat de mens naast vele goede eigenschappen, ook verkeerde neigingen kent. Het is daarom belangrijk om een mens in de opvoeding omgangsvormen en elementair fatsoen bij te brengen. Dat is waar het conservatisme voor staat; zij voert een gevecht om de ideeën te waarborgen die het culturele element van een samenleving waarborgen. Door de verworvenheden van onze moderne cultuur hebben ook mensen die in lagere sociale klassen geboren worden, kansen om zich omhoog te werken in de maatschappij. Op deze manier ontstaat een zeer dynamische samenleving; mensen streven ernaar sociale vooruitgang te boeken. Vaak vergeten zij daardoor de sociale taak die zij ten opzichte van de samenleving hebben. Gevolg is dat de overheid zich genoodzaakt ziet om deze taken invulling te geven. Dit is een heilloze ontwikkeling die zich manifesteert in een neerwaartse spiraal; individualisme leidt tot meer overheidsbemoeienis en doordat de overheid alles regelt, hoeft de individu zich niet meer druk te maken over zijn sociale plichten en individualiseert deze nog meer. Tocqueville noemt dat een samenleving van verstrooide schapen.’ Zijn de culturele ‘vormen’ die het conservatisme wil bewaken niet gebaseerd op het christendom en is het dan geen logisch gevolg van de secularisering dat deze tegelijkertijd uit de samenleving verdwijnen?
‘Het culturele element dat het christendom in onze samenleving heeft doen wortelen, is niet exclusief christelijk; Plato, Socrates en Aristoteles hadden het vier eeuwen voor Christus al over bepaalde deugden die een mens na moet streven om een goed mens en een goed burger te zijn. Het christendom heeft de typisch christelijke deugden geloof, hoop en liefde daaraan toegevoegd. Sinds de Verlichting en de Romantiek is echter de ontwikkeling in gang gezet om alles vanuit de rede te benaderen en om alles relatief te bezien. De deugdenleer, zoals die bij de antieke filosofen ontstaan is, is de vrucht van een natuurlijk besef van hoe een goed mens zich behoort te gedragen tegen de achtergrond van het besef van een ‘hogere wereld’, waarin juist níet alles relatief is. Onze tijd wordt gekenmerkt door hedonisme, relativisme en individualisme en is dus niet te vergelijken met de tijd voor de geboorte van Christus. Je kunt die natuurlijke deugdenethiek - die haaks staat op relativisme - wel verdringen, maar het verdwijnt nooit helemaal. Je ziet ook nu dat het absolute relativisme langzaam wordt overwonnen; een voorbeeld hiervan is de samenstelling van de Canon, of het toenemende besef van de noodzaak om onze culturele identiteit te behouden en te beschermen, mede door de toenemende invloed van de islam in ons land.’ Spruyt wijst in dit kader op het onlangs verschenen boek Suicide of reason van Lee Harris. Hierin voorspelt Harris een ‘zelfmoord van de verlichte rede’ wanneer wij onze samenleving enkel baseren op relativistische verlichtingsideeën. Bart Jan Spruyt: ‘Harris waarschuwt voor het feit dat vele groepen ons omringen die graag bereid zijn om ons over te nemen. Dit zijn groepen waarin fanatisme heerst, waar het recht van de sterkste geldt. In West-Europa en een klein stukje van Amerika kunnen we vaak met overleg en onderhandelingen tot oplossingen komen, maar we moeten ervan doordrongen zijn dat vele andere groepen daartoe niet bereid zijn. Wanneer het gaat om het debat over de islam, is ons grote probleem dat we al 200 jaar denken dat wij, wanneer islamieten onze cultuur zien, ze wel veranderen. Het tegendeel is waar; zij veranderen óns, wij niet hén.’ Hoe ziet Bart Jan Spruyt de rol van het CDA in het integratiedebat? ‘Christenen zitten in deze discussie vaak klem tussen twee kampen. Aan de ene kant zien ook zij de dreiging van de (radicale) islam. Daarnaast is er de dreiging van ‘op één hoop gegooid te worden’ met de islam omdat er een soort godsdienstrelativisme heerst waarin alle geloven zonder enig onderscheid op één hoop worden gegooid. Dat is helaas de reden dat geen van de christelijke partijen zich duidelijk en krachtig laat horen in het islamdebat. Ik vond het optreden van Donner rondom de Westermoskee dan ook onthutsend. Donner lijkt ervan overtuigd te zijn de islam en het christendom net zo goed naast elkaar kunnen bestaan zoals dat vroeger met het protestantisme en het katholicisme het geval was, een naïef uitgangspunt.’ ‘Hoe dan ook, feit is dat de islam als een blok graniet in de Nederlandse polder ligt, zoals J. A. A. van Doorn dat stelt. Op dit feit wordt door de politiek op verschillende manier gereageerd.
Allereerst heb je de groep die zegt: “Als gevolg van onze democratische keuzes is het zo ver gekomen, en dat moeten we accepteren”. Daarnaast heb je de populistische reactie van Wilders. Zijn tactiek is treiteren, wegpesten.’ Beide reacties zijn volgens Spruyt ineffectief: ‘Er is een reactie nodig waarin wordt erkend dat er een probleem is, en dat we - om dat probleem op te lossen - een stevig gevecht moeten voeren voor onze cultuur. Er zal een écht gematigde vorm van de islam moeten ontstaan.’ De stelling dat die vorm van de islam reeds bestaat is volgens Spruyt een ‘wild guess’. ‘Veel mensen denken dat de islam voornamelijk bestaat uit gematigde mensen die graag bereid zijn in onze cultuur te integreren. Of dit echt zo is, valt nog te bezien. Mohammed Bouyeri bijvoorbeeld, stond bekend als goed geïntegreerde en gematigde moslim. Als reactie komt er bij mensen als hij vaak een moment waarop ze een vorm van afkeer van zichzelf ontwikkelen, omdat ze zijn gevallen voor de Westerse cultuur. Gevolg is dat ze juist naar de andere kant doorslaan en radicaliseren. Dit is een ontwikkeling die de moderne mens vanwege de secularisatie niet meer kan volgen.’ Spruyt is teleurgesteld in het huidige politieke beleid. Hij bespeurt een politieke beweging in het kabinetsbeleid van ‘terug naar de praatcultuur van vóór Fortuyn’. ‘Ze misbruiken Fortuyn, door te pretenderen iets van hem geleerd te hebben, terwijl ze onder dat mom alleen het heersende politieke klimaat versterken. Wanneer het culturele element uit een samenleving verdwijnt, zoals nu het geval is, ontaart dat in chaos. We zitten met een politieke elite die problemen negeert een geen gevoel heeft voor het sentiment onder de bevolking. Daarnaast hebben we sterke populisten die problemen wel aankaarten maar geen antwoorden hebben, niet kanaliseren en feitelijk alleen uit zijn op chaos.’ Volgens Spruyt is er maar één oplossing. ‘De werkelijkheid zal onloochenbaar worden en dan moet er een goede sterke man - iemand als Churchill - opstaan die de problemen eerlijk onderkent. Hij was reëeel en erkende dat de situatie ernstig was, maar tegelijkertijd zei hij tegen de Engelsen: Nu moeten we laten zien wat we waard zijn en staan voor onze cultuur, this is our finest hour!’ ‘Daarnaast is het voor de toekomst belangrijk dat jongeren de waarde van een cultureel fundament en een eigen identiteit inzien.’ Heeft Spruyt daarbij een tip? ‘Goede boeken lezen! De geografie van goed en kwaad van Kinneging bijvoorbeeld, en alle boeken die daar achterin staan opgesomd.’ Marijse Klink Maarten Neuteboom 19
Internetdemocratie: de stille dood van de professionele journalist? Strikvraag: wie was de Time Person of the Year 2006? Nee, niet Barack Obama, en ook niet Mahmoud Ahmadinejad. De gelukkige winnaar ben... Jij! Jij, die een eigen weblog beheert. Jij, die video’s op Youtube plaatst. En Jij, die meeschrijft aan Wikipedia. De opkomst van “Web 2.0” heeft het internet een nieuwe groeispurt gegeven. De statische websites van vroeger zijn nu interactieve platforms, waar massaal aan wordt bijgedragen. Dagelijks worden er 20.000 blogs gestart en zeker 100.000 filmpjes op het www geplaatst. Geen enkel professioneel mediabedrijf lijkt opgewassen tegen de ruim één miljard reporters die over de digitale snelweg surfen. Zijn kranten en tv-zenders dan überhaupt nog nodig? Citizen Journalism is in korte tijd doorgedrongen tot het hart van het mediabestel. Bij grootschalige nieuwsevenementen is het de gewone man die voor beeld en geluid zorgt. Denk aan de Londenaren die na de “7/7” metro-aanslagen met hun mobieltjes filmpjes maakten. Of de Nederlandse priester Roderick Vonhogen die spontaan hele reportages vastlegde rond het overlijden van paus Johannes Paulus II. Het “nieuwswaardige” komt zo zonder al teveel moeite boven tafel. Een goed voorbeeld hiervan is de executie van Saddam Hoessein: de Iraakse regering had dit liever in het geheim gedaan, maar binnen 24 uur was de video ervan al op internet. De “Greet Hofmans affaire” van 1956 - waarbij de voltallige Nederlandse pers zelfcensuur toepaste over een gevoelig onderwerp rond het koningshuis - is nu ondenkbaar. Deze vrije informatieuitwisseling heeft ook vergaande gevolgen voor de politieke besluitvorming. De publieke opinie is een ongeleid projectiel geworden. “Televisiedemocratie” was nog enigszins te sturen - zie succesvolle politici als Hans van Mierlo en Dries van Agt - maar de “internetdemocratie” lijkt haast niet te temmen. Dat wil niet zeggen dat men dit niet probeert. Denk aan politici die eigen weblogs of podcasts bijhouden. Of bedrijven die “onafhankelijke burgers” op hun loonlijst zetten om voor hen ‘op het internet te lobbyen. Dergelijke initiatieven lijken nog niet echt succesvol. In zekere zin is dit ook goed voor de democratie: zonder daad 20
In China wordt in hoog tempo gebouwd zodat de stad klaar is om alle mensen (schatting tussen de 2 en 4 miljoen gasten) te kunnen ontvangen. Complete oude wijken gaan tegen de vlakte, nieuwe flatgebouwen en kantoorpanden verrijzen. Milieueffectrapportages, fijnstof calculaties of inspraakprocedures, men kent het hier niet. Bouwen, bouwen, bouwen is het enige adagium. Alles voor het grotere doel: China presenteren aan de wereld als een ideaal land.
werkelijk vrije pers zou ons politiek systeem slechts een formaliteit zijn. Toch zorgt de razende wervelwind van nieuws ook voor de nodige problemen. Openheid en interactiviteit leidt niet zelden tot stompzinnigheid. Zo heeft de Wikipedia encyclopedie al jaren te kampen met fouten. Volgens experts bevat een gemiddeld artikel vier onjuistheden, en mede-oprichter Larry Sanger noemt zijn creatie nu “disfunctioneel”. Prominente nieuwssites als LATimes.com hebben inmiddels een einde gemaakt aan hun forum- en reactiepagina’s. De gemiddelde internetgebruiker verzuipt in een moeras van foutieve informatie en ongefundeerd, opgewonden commentaar. Hoe scheidt hij het kaf van de koren? Hier lijkt een rol weggelegd voor de professionele pers. Door zorgvuldige reportages en overtuigende opiniestukken kunnen zij de waan van de dag in een breder perspectief plaatsen. Een stukje context en nuancerende feiten. Zo betreed je als nieuwsconsument het digitale platform met een stevige filter. De toekomst van de journalistiek ligt dus niet alleen in de vorm (bv. een multi-mediale aanpak), maar ook in de inhoud. Mediabreed lijkt dit te worden erkend. Nieuwe kranten als De Pers en NRC Next prijzen zich om hun onderzoeksjournalistiek. Zelfs roddelblad Story ziet zijn toekomst in de dieptereportages. Voor verslaggevers lijkt er nog voldoende brood te verdienen. Sterker nog, hun werk wordt almaar belangrijker. Uitstekende kandidaten voor Person of the Year 2007. Arthur Krebbers
Verhalen uit het verre Oosten Integreren in een ander land is, zoals we in Nederland weten, geen gemakkelijke opgave. Chinezen zijn wellicht de slechtst geïntegreerde groep in Nederland (ze spreken slecht de taal, trekken alleen met hun eigen bevolkingsgroep op). In China is het omgekeerd ook moeilijk om met de Chinezen te integreren. De taal vormt daarvoor uiteraard een grote barrière, Engels wordt hier door praktisch geen enkele Chinees gesproken. Pogingen om je in het Chinees uit te drukken worden vervolgens erg gewaardeerd, maar het valt niet mee om dat goed te doen (een verkeerde ‘toon’ en het woord krijgt een andere betekenis). Bij de meeste westerlingen houdt het dan ook op na ‘ni hao’ (hallo) en ‘zaijian’ (tot ziens) en pijou (bier).
Het feit dat je longen hier, zoals uit onwetenschappelijke onderzoek blijkt, na een paar jaar Beijing eruit zien als die van een zware shag roker, mag de Chinese weg naar voorspoed niet belemmeren (vergelijk de foto van de Muur met die van Beijing, allebei genomen op een heldere dag). Bij de internationale school voor kinderen van westerlingen hebben ze een meter geïnstalleerd, waaruit af te leiden is hoe de luchtkwaliteit is. Als het echt te erg wordt, moeten de kinderen binnen blijven. Als men westerse normen zou hanteren zouden de kinderen waarschijnlijk nooit buiten komen. Met een dusdanig belabberde luchtkwaliteit is het niet verwonderlijk dat er bij iedereen slijmvorming optreedt. De Chinezen hebben daar geen moeite mee: rochelen, spugen, en je neus als een voetballer leeg maken is hier de gewoonste zaak van de wereld. De overheid probeert met een Chinese variant van Postbus 51 een beschavingsoffensief te voeren. Volgens bepaalde westerlingen hier is het iets beter geworden. Mijn ervaring is echter dat de fatsoensnormen op dit vlak nog altijd een totaal andere zijn dan die in Europa. De taxichauffeur die de halve reis met zijn hoofd buiten het raam hing om hinderlijk slijm te lozen staat me nog steeds op het netvlies gegrift.
Nu is het niet voor iedere buitenlander noodzakelijk om Chinees te leren in China, de vele expats en internationale studenten trekken toch naar elkaar toe. Dit geldt ook voor de nationaliteiten. In Beijing is een Nederlandse vereniging van enige omvang, waar regelmatig Nederlandse borrels worden georganiseerd. De Nederlanders, ook al wonen ze hier al 10 jaar, zijn nog steeds erg geïnteresseerd in Nederlandse po- litieke gebeurtenissen (in de tijd van het schrijven van dit stuk de gebeurtenissen rond de VVD). Maar het ‘spannende’ Nederlandse politieke nieuws valt in het niet bij de historisch gezien ongekende ontwikkelingen die het land van de draak doormaakt.
Een ding is hier echter wel te zien, dit land wil vooruit. De ambitie is groot en de snelheid waarmee men voortgang boekt is ongekend. Rurale gebieden zijn uiteraard nog altijd zeer arm, maar de groep Chinezen die het beter krijgt groeit met grote sprongen. Porsche en Ferrari hebben inmiddels beiden een showroom in Beijing.
08-08-‘08
Joost van Ginkel is voorzitter van het Raadspresidium en nu voor een half jaar in China voor het schrijven van zijn Master Thesis over Joint ‘Ventures’. Hij loopt tevens stage bij de Benelux Chamber of Commerce in China.
Zo zijn de Chinezen zeer druk bezig met het voorbereiden op de Olympische Spelen in Beijing. De Chinese overheid doet er alles aan om een goede indruk te maken op het evenement. Het aftellen van de laatste 365 dagen voor de paralympics is hier ook groot gevierd met optredens van Chinese topartiesten.
Ondanks de problemen die China kent, met name op het gebied van milieu en sociale ongelijkheid en mensenrechten, de bruisende energie je hier kunt waarnemen is een duidelijke indicatie van het groter wordende belang van China in de wereld. Een gegeven om rekening mee te houden!
Voor vragen, mail gerust:
[email protected] /
[email protected] 21
CDJA naar Roemenië “Romania: governing by urgent laws” Roemenie is begin 2007 lid geworden van de Europese Unie. Dit ging niet zonder slag of stoot: het land bleef lang achter in de voorbereiding op het lidmaatschap. Uiteindelijk was de Europese Commissie en waren de lidstaten overtuigd en werd Roemenië (en ook Bulgarije) lid. Niet dat daarmee de kous af is: op enkele terreinen (denk aan bestrijding van corruptie) houdt de Europese Commissie een wakend oog in het zeil of Roemenië op dat punt voldoende hervormingen doorvoert. Voor het CDJA in ieder geval alle reden om Roemenië als nieuwe EU-lidstaat te bezoeken. Zo startte begin juli voor tien leden de studiereis naar Roemenië; voor de meesten een verrassend bezoek! Kennis maken met MIERT en PD Youth Op 8 juli vertrok de groep vanaf Schiphol met bestemming Boekarest. Gedurende de hele week werd regelmatig afgesproken met jongeren van twee politieke organisaties: MIERT en PD Youth. Beide organisaties hebben hun moederpartij, net als het CDJA, vertegenwoordigd in de Europese Volkspartij. Vandaar dat de focus op hen lag. De eerstgenoemde, MIERT, is de jongerenorganisatie voor de Hongaarse minderheid die in Roemenië woont. Hun partij haalt in de verkiezingen vaak net de kiesdrempel van 5%, al bestaat de vrees dat dit in de toekomst steeds moeilijker te halen is. Dit komt omdat veel Hongaren naar het buitenland trekken om een baan te vinden. We vroegen hen onder andere om meer te vertellen over hun politiek programma. Dit bleek moeilijk te omschrijven, omdat de partij zich lastig laat plaatsen in het klassieke politieke links/rechts denken. De partij vertegenwoordigt als een umbrella organisatie de Hongaren, en probeert in elke regering coalitiegenoot te zijn om het Hongaarse belang zo goed mogelijk te dienen. Op zich is dit nodig, omdat op sommige terreinen de Hongaren achtergesteld worden. Zo willen ze hun eigen taal als tweede taal erkend zien en is er een roep om meer autonomie. Door de MIERT-jongeren werd er dan ook zwaar geklaagd over de andere partijen die liever niets veranderen willen. Echter, op de vraag of er voor erkenning van hun eigen taal wel eens officieel een verzoek was ingediend, konden de jongeren geen antwoord geven. Naast MIERT spraken we ook met PD Youth. De moederpartij hiervan was een paar jaar geleden linkser en lag meer tegen de sociaaldemocratie aan. Nu zijn ze opgeschoven naar rechts van het centrum. Maar ook hier bleek het lastig om van de jongeren duidelijk te krijgen waar de partij precies voor staat of vanuit welke grondbeginselen ze werken. In gesprekken bleek vaak dat de “overheid meer moet doen”, maar dat de belastingen toch niet omhoog mochten en er ook geen bezuinigingen doorgevoerd mochten worden. Dat wordt lastig natuurlijk. Overigens hebben de jongeren zelf vaak een beperkte mening over de koers van de politiek van hun partij. 22
Door gesprekken te voeren met verschillende organisaties, was het mogelijk om verschillende kanten van de verhalen te horen. Als de ene spreker vol trots vertelde wat Roemenië op milieugebied bereikt, kon dat elders van de nodige kanttekeningen worden voorzien. In gesprek met de Minister van Milieu bleek dat veel van zijn wetten als “urgent laws” door de regering uitgevaardigd werden. Het parlement komt pas daarna aan bod waardoor slechts beperkte wijzigingen meer doorgevoerd kunnen worden. Toen we dit aan de PD Youth voorlegden, als oppositiepartij, ontstond echter niet de indruk alsof hier zwaar aan getild werd. Fatigue Niettemin kwamen we tot de conclusie dat in Roemenië de afgelopen jaren veel gebeurd is, de jongeren zeer gemotiveerd zijn en met belangstelling de nieuwe mogelijkheden als EU-lidstaat verkennen. Zo wordt er veel verwacht van de structuurfondsen om het land economisch vooruit te helpen. Toch moet er nog veel gebeuren. Het belangrijkste gevaar is dat het land verzandt in een “fatigue”, nu het eenmaal is toegetreden. Vooral in de strijd tegen corruptie bestaan nog grote uitdagingen. De vraag is of de instanties die daarvoor opgezet
Ze volgen vooral de lijn van de moederpartij en durven vaak niet tegen de oudere generaties in te gaan. De zelfstandigheid van het CDJA zoals wij dat kennen, is in Roemenië absoluut niet gebruikelijk. Wanneer we dit aan de orde stelden, riep dat vaak verbaasde en niet-begrijpende reacties op. Inhoudelijke bezoeken Van zondagavond tot en met woensdag werden er meerdere bezoeken afgelegd. We brachten bezoeken aan onder andere de EU-vertegenwoordiging, verschillende NGO’s, de Nederlandse ambassade, het Ministerie van Milieu etc. De NGO’s die we bezochten zijn allemaal gericht op het bevorderen van democratie. Dit kan op het gebied van trainingen voor ambtenaren zijn, bevorderen van transparantie of schoolprojecten. Het was grappig om te merken dat op sommige gebieden de NGO’s meer bieden dan wij in Nederland gewend zijn. Zo kun je op een website precies het stemgedrag volgen van elke individuele volksvertegenwoordiger. Omgekeerd waren ze erg geïnteresseerd om meer te horen over de Nederlandse stemwijzer-websites.
zijn, voldoende middelen hebben om echt de juiste mensen aan te kunnen pakken. Topstukken in corruptieschandalen die wel veroordeeld zijn, hoeven om redenen vaak hun gevangenisstraf niet uit te zitten. Ook moet er nog veel jurisprudentie opgebouwd worden. Daarnaast zijn er nog veel trainingen nodig om ambtenaren bij te scholen. Tenslotte laat de implementatie van wetten vaak nog op zich wachten. Training Op woensdagmiddag werd de trein naar Brasov genomen. Een klein stadje in het zuidelijke deel van Transsylvanië. Hier werd in een hotel aan de voet van de berg een training gevolgd, samen met jongeren van MIERT en PD Youth. Na de hitte en smog van Boekarest, was het een verademing om in de bergen te zijn met een fris windje. Op donderdag en vrijdag volgden trainingen over democratie, campagne-voeren en politieke stromingen. Regelmatig werden opdrachten uitgevoerd, waarin de groep in subgroepjes werd opgedeeld. Een training over politieke stromingen leverde de volgende resultaten op: De Liberalen pleitten voor een belastingschijf van 10%, de Christen-democraten gingen de verkiezingen in met de slogan: Closer to the People! De Sociaal-Democraten kwamen met fraaie beloftes over werk en gezondheidszorg maar konden geen antwoord geven op mopperende burgers in geval van belastingverhoging. Naast het leerzame effect van de trainingen en het uitwisselen van ideeën, was dit bezoek ook de perfecte manier om in contact te komen met de Roemeense jongeren zelf. Omgekeerd was het voor hen ook een uitdaging om als twee Roemeense organisaties gezamenlijk een training te volgen. Soms leek het ons alsof competitie in de Roemeense politiek belangrijker was, dan samenwerking om echt iets te bereiken. Of is dat iets typisch Nederlands? Hopelijk heeft de training bijgedragen aan het begrip van elkaars doelen en idealen in de politiek. Na terugkeer in Boekarest volgde een dagje vrij om de stad nader te verkennen. ’s Avonds bleken we te dineren temidden van een bruiloftsfeest waar sommigen van ons besloten om daar dan maar driftig aan deel te nemen. Gastvrij is Roemenië in ieder geval. Bronne Pot en Thomas Wilson (organisatie) De Summer School werd gesponsord door de Eduardo Frei Stichting. De deelnemers waren: Arine Sijl, Jorik ter Horst, Joep Sweijen, Maarten de Vries, Marco Wagemakers, Jantina van Tilburg, Jan Jitse Visser, Pascal Brugmans. Van de studiereis volgt nog een uitgebreid inhoudelijk verslag. Meer weten over Europese politieke jongerenorganisaties? Bezoek YEPP (www.yepp-eu.org). De jongerenorganisatie van de Europese Volkspartij.
23
Jongerenpartijen in Ghana Begin juli bezocht het YIMD (Young Institute for Multiparty Democracy, www.yimd.org) een jongerenconferentie in Ghana over jongerenparticipatie: ‘hoe kunnen jongeren hun stem laten horen en meepraten over belangrijke onderwerpen?’. Deze conferentie was een follow-up van de jongerenconferentie in Ghana in oktober 2006, waar het YIMD ook vertegenwoordigd was. Leden van Ghanese politieke jongeren partijen, studentenleiders en enkele NGO’s gingen met elkaar in discussie. Op de conferentie waren ook enkele leden van jongerenpartijen uit Kenia aanwezig. Het YIMD werd vertegenwoordigd door Corien Herweijer (CDJA), Ferdinand Haselaar (JD) en Truus van der Sloot (PerspectieF).
Economen zijn dol op markten met perfecte concurrentie. Deze markten zijn efficiënt en verhogen de welvaart: consumenten krijgen een maximum aan producten voor de laagst mogelijke prijs. Helaas bestaan dergelijke markten alleen in de theoretische modellen van economen. Veel markten zijn lang niet zo perfect, maar sommigen benaderen het ideaalbeeld toch heel aardig. Neem nou de supermarkt oorlog. Consumenten dwongen supermarkten hun prijzen te verlagen. Het klassieke marktmodel wordt aan de kassa van de locale buurtsuper nog eens bevestigd! (Jammer alleen dat de prijzen nu weer gaan stijgen.)
ministers die nu ‘oud en wijs’ zijn, al op een leeftijd van rond de 25 jaar in het Parlement gekomen en op jonge leeftijd tot minister benoemd, iets waaraan zij niet graag door de huidige jongeren herinnerd worden. De leeftijdsgrens van 40 jaar voor het lidmaatschap van drie van de vier jongerenpartijen is veelzeggend.
De vier politieke partijen die vertegenwoordigd zijn in het parlement in Ghana (NPP, NDC, CPP, PNC) hebben allemaal een jongerenpartij. Deze jongerenpartijen zijn niet zo onafhankelijk van hun moederpartij als de jongerenpartijen in Nederland: ze hebben geen eigen naam, geen eigen financiële middelen, ze kiezen niet allemaal hun eigen voorzitter (deze wordt soms aangewezen door de moederpartij), en opvallender nog is dat ze geen eigen standpunten hebben ten opzichte van de moederpartij. Wel is de voorzitter vertegenwoordigd in het bestuur van de moederpartij en heeft deze een bureau op het partijbureau van de moederpartij. Hierbij moeten we ons overigens niet zoveel voorstellen. Op het partijbureau van de NDC (National Democratic Congress) dat het YIMD in oktober 2006 bezocht waren slechts zes stoelen. Hoewel 65% van de bevolking in Ghana als jongere gedefinieerd wordt (jongere is een ruim begrip: tussen 15 en 35 jaar), doen de jongeren in Ghana niet of nauwelijks mee in besluitvormingsprocessen. Toch zijn ook de jongerenpartijen enorm groot. Twee van hen hebben meer dan een miljoen leden (op een bevolking van ongeveer 19 miljoen). De andere twee zijn kleiner. Maar wanneer je nog geen 40 jaar bent, vindt men je nog te jong en onervaren om mee te praten over belangrijke zaken. Natuurlijk zijn er ook uitzonderingen die de regel bevestigen; er zijn enkele succesvolle parlementariërs in Ghana die nog geen 40 jaar zijn. Zo is ook een aantal van de huidige 24
Arbeidsmarktflexibiliteit: Star beleid in een dynamische wereld
‘Als je nog geen 40 bent mag je niet meepraten’ De bijdrage van de YIMD vertegenwoordigers bestond uit het delen van Nederlandse ervaringen. Zo vertelde Corien hoe het CDjA actief campagne voert om jongeren op de lijsten voor verkiezingen te krijgen en zo invloed uit te oefenen, en Ferdinand gaf enkele voorbeelden van lobbyactiviteiten van de JD om bepaalde onderwerpen op de agenda te krijgen en houden. Op de jongerenconferentie is afgesproken dat er in Ghana een jongerenplatform zal worden opgezet waarin per partij 2 jonge politici vertegenwoordigd zullen zijn. Het doel van dit platform is onder meer het ontwikkelen van strategieën om jongeren meer te betrekken bij besluitvormingsprocessen, invloed uitoefenen op het landelijk beleid en daarnaast om de jongeren van de verschillende partijen meer samen te laten werken. Enkele jongeren zullen bovendien meedoen aan een mentor programma voor toekomstige politieke leiders. Wat het YIMD betreft is het nastreven van jongerenparticipatie alleen niet voldoende. Als je als jongere je stem wilt laten horen, moet je tenslotte ook weten wát je dan wilt laten horen. Het YIMD probeert de jongeren daarom ook te stimuleren om daar over na te denken; als je straks mag meepraten, wat ga je dan zeggen? Marije van Schaik Voorzitter YIMD
Er zijn ook markten die wel heel erg ver afstaan van de perfecte markt. De arbeidsmarkt is daar een uitstekend voorbeeld van. De markt functioneert slecht door het gebrek aan informatie. Bedrijven hebben geen goed overzicht van werkzoekenden en hun kwalificaties. Omgekeerd hebben werkzoekenden ook geen totaal overzicht van vacatures. Dit maakt het functioneren van de arbeidsmarkt lastig. Bedrijven zoeken langer naar de juiste persoon dan nodig is en mensen zoeken langer naar het geschikte bedrijf. Kortom, het gebrek aan informatie leidt tot frictiewerkloosheid. Hier kan de overheid wat aan doen! Eén van de taken van de gemeentelijke Centra voor Werk en Inkomen (CWI) is het verzamelen van informatie. Ook internet draagt bij aan het reduceren van frictiewerkloosheid. Als het aan Monsterboard ligt wisselt iedereen om de drie maanden van baan: “Hop hop hop, naar je nieuwe job!” De overheid heeft ook op andere manieren invloed op de arbeidsmarkt. Belastingen zijn verreweg het belangrijkste instrument. Het is moeilijk een totaal overzicht te geven hoe belastingen de vraag naar arbeid beïnvloeden. Inkomstenbelasting, winstbelasting, en verschillende BTW tarieven hebben invloed op de vraag naar goederen en diensten, en daardoor indirect ook op de arbeidsmarkt. Ook het ontslagrecht heeft invloed. In Nederland genieten werknemers met een vast arbeidscontract een hoge mate van bescherming. Werkgevers kunnen de kantonrechter vragen het arbeidscontract te ontbinden. De kantonrechter besluit dan vaak een ontslagvergoeding toe te wijzen die gelijk is een maandsalaris per gewerkt jaar, gecorrigeerd voor de mate waarin de werknemer schuldig is aan zijn ontslag. De werkgever kan ook een ontslagvergunning aan het CWI vragen. Dit duurt langer, maar kan (soms) goedkoper zijn. Het Nederlandse ontslagrecht is rigide en inefficiënt. Allereerst krijgen mensen die langer bij dezelfde werkgever werken een hogere ontslagvergoeding. Hierdoor zullen mensen soms bij hun werkgever blijven terwijl ze weten dat ze ergens anders beter tot hun recht komen. Maar waarom zou je een
royale ontslagvergoeding op het spel zetten? Het ontslagrecht lijkt misschien riant voor werknemers, maar dat is het niet. Werkgevers zullen minder makkelijk een vast arbeidscontract aanbieden. Hierdoor zullen mensen langer werkloos blijven. Als ze eenmaal een baan hebben is het contract vaak tijdelijk, waardoor het bijvoorbeeld lastiger wordt om een hypotheek aan te vragen. Ook kunnen we ons afvragen of het systeem wel eerlijk is. Waarom zou iemand die voor drie jaar achtereen een tijdelijk arbeidscontract heeft geen ontslagvergoeding krijgen, terwijl iemand die drie jaar een bij hetzelfde bedrijf werkt met een vast contract wel? De economische en sociale logica hierachter ontgaat mij. Het ontslagrecht kweekt zitvlees en draagt er niet toe bij dat Nederland gaat behoren tot de meest “competitieve en dynamische kenniseconomie[en] van de wereld”. Integendeel, stilstand wordt meer beloond dan vooruitgang! We mogen echter niet vergeten dat de arbeidsmarktflexibiliteit altijd van meer factoren afhankelijk is. Professor Andrew Oswald van de University of Warwick heeft bijvoorbeeld aangetoond dat er een negatief verband is tussen het eigenhuizenbezit en de werkloosheid. Dit verband bestaat niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in de Europese Unie. Een beleid dat er op gericht is het eigenhuizenbezit te vergroten (door bijvoorbeeld hypotheekrenteaftrek) is economisch inefficiënt. De Harvard econoom Gregory N. Mankiw pleit daarom ook voor afschaf van de hypotheekrente aftrek. De arbeidsmarkt zal waarschijnlijk nooit een perfecte markt worden. Ons beleid moet erop gericht zijn op efficiëntie van de arbeidsmarkt. Daarvoor moet het ontslagrecht op de schop. Maar we moeten ook kijken naar allerlei andere wetten die onze arbeidsmarkt onnodig rigide maken en de werkloosheid opdrijven. Hopelijk zal de arbeidsmarkt voor caissières in de toekomst net zo efficiënt zijn als de markt voor de producten die zij afrekenen! Het is aan Balkenende en zijn team om dat voor elkaar te krijgen. Peter van Meijel Voorzitter CDJA Werkgroep Sociaal Economische Zaken
25
“Mestreech is eine groete Kaffee”
Maastricht is een groot café. Deze zin uit één van de vele carnavalsliedjes die Maastricht rijk is, geeft weer waar het in het Neerlands Zuidenste Zuiden om draait: Het Bourgondische samenzijn, gezelligheid op en top. Tel daar een Universiteit en een Hogeschool bij op, vermenigvuldig het met de goedkope kamers vlak over de grens en je krijgt maar één uitkomst: Maastricht is een studentenstad pur sang! Maastricht is niet alleen een leuke, gezellige stad met veel cafés, kerken en CDA sterren zoals Maria van der Hoeven en Maxime Verhagen, maar Maastricht is ook een erg oude stad. Als één van de oudste steden van Nederland heeft Maastricht een rijke historie en is door oorlogen al in handen van vele verschillende groepen geweest: Kelten, Romeinen, Duitsers, Spanjaarden, Fransozen en Belgen. Natuurlijk heeft Maastricht ook via het Verdrag van Maastricht de start van de EU meegemaakt. Als je met niet-Maastrichtenaren spreekt, hoor je dan ook steeds dezelfde opmerking terug komen: “Als ‘Hollender’ in Maastricht waan je je in eerste instantie in het buitenland”. Bijna was dit ook het geval geweest! De persoon die dit in 1830 tegengehouden heeft, Generaal Dibbets, was de antiheld van Maastricht. Zijn graf werd al snel als openbaar toilet gebruikt door vaders en zonen. Gelukkig is er binnen Maastricht wel één held die het volk vereend: Burgemeester Gerd Leers. Een sterk leider met een eigen wil, maar desondanks respect voor iedereen. Uit een peiling bleek dat 95% van de inwoners van Maastricht achter hem staat, dit ondanks het feit dat de PvdA nu de grootste partij is in de raad van Maastricht. 26
De Mens: Ardin Mourik
Naam: Ardin Mourik Leeftijd: 25 Niet verwonderlijk is dat deze CDA celebrity, gezien de geweldige ligging van deze stad (voor goedkope benzine ben je binnen 5 minuten in Vlaanderen, voor verse wafels ga je naar Luik en voor een vroege uitverkoop naar Aken), een vooruitstrevend inzicht heeft als het gaat om de EU: een Europa van de Regio’s is volgens hem de enige optie om van de EU de krachtige organisatie te maken die het nu poogt te zijn. Hoe dan ook, vervelen hoeft hier niemand zich. Evenementen zijn er genoeg, de terrasjes zijn tot laat in de nacht gezellig en verenigingen van allerlei soort staan altijd wel open voor nieuwe enthousiaste leden. De jongeren zijn erg betrokken, niet alleen in het verenigingsleven en bij de onderwijsinstellingen, maar ook bij politiek en besturen. Ook voor niet-Maastrichtenaren is Maastricht hiervoor een uitstekende stad. Debatwedstrijden voor het voortgezet onderwijs, vele studentenverenigingen die ook verbaal met elkaar de strijd aan gaan (bijvoorbeeld tijdens de introductieperiode van nieuwe studenten, de INKOM) en verschillende PJO’s die elkaar met grote regelmaat weten te vinden voor diepgaande discussies. Ook voor volwassenen is er ruimte genoeg om het niet eens met elkaar te zijn. Maar, geen discussie in Maastricht is compleet zonder het ‘pilsje pakken’ achteraf. Op vele vergaderingen, bijeenkomsten en zelfs op CDA activiteiten is het zelfs het belangrijkste punt op de agenda. Toch weer die Bourgondische invloed dus. Roxanne van Wunnik
Opleiding: Eerst heb ik de bachelor lerarenopleiding aardrijkskunde aan de Hogeschool Utrecht gevolgd en afgerond, nu ben ik bezig met de afronding van de Master ‘Religie en maatschappij’ aan het departement Godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. Wat doe je binnen het CDJA: Binnen het CDJA ben ik actief als lid van de werkgroep OC&W en plaatselijk (Utrecht) als algemeen bestuurslid Vorming. Binnen de laatstgenoemde functie ben ik vooral actief met de politiek-filosofische leesclub. Sport: Mijn ‘hoofdsport’ is zwemmen. Ik zwem bij de studentenzwemvereniging ’t Zinkstuk in Utrecht. Verder doe ik veel aan fitness en in de weekenden geniet ik van grote hardlooptochten. Belangrijkste politieke thema: Onderwijs en integratie, die twee hebben m.i. overigens zeer veel met elkaar te maken. Omschrijf je karakter eens: Gedreven, spontaan, licht melancholisch en toch vrolijk. Christen-democratie is voor jou: Vanuit christelijke bewogenheid en deugdenbesef de maatschappij en politiek tegemoet treden. Grootste voorbeeld: Augustinus. Op dit moment bevat ik slechts een fractie van zijn denken en dat is al overweldigend.
Republikein of Democraat? Democraat Je bent minister-president, welke actie onderneem je als eerste? Aanpakken van verslonzing van de politiek zowel binnenshuis als buitenshuis en een lans breken voor wellevendheid en fatsoen. Wat betekent God voor jou? Heiligheid én geborgenheid, ik vind dat het best verwoord in de psalmregel ‘Laat mij als een kleine vogel schuilen mogen…’ (ps. 61:3) Wat grijpt jou aan? Menselijk lijden en onrecht aan kinderen. Eén van de laatste keren dat ik diep ontroerd was, was tijdens een tv-show van Ivo Niehe waarin een jong aidsweesje vertelde hoe hij gepest werd vanwege zijn door aids aangetaste uiterlijk. Welk boek heb je voor het laatst gelezen? ‘De menselijke maat’ van Salomon Kroonenberg. Een geweldig boek dat vanuit geologisch oogpunt de huidige klimaatdiscussie relativeert. Met 1000 euro ga je... Ontzettend veel boeken kopen, al zou een goed doel veel nobeler zijn. Motto: Alles komt goed, is het niet nu, dan ooit 27
‘De maakbare mens’ - mag alles wat kan? Menselijke waardigheid en embryonaal stamcelonderzoek Dit artikel1 gaat over menselijke waardigheid en embryonaal stamcelonderzoek. De kern van het artikel zal de vraag zijn wat de christen-democratische invulling van het begrip menselijke waardigheid betekent voor de praktijk van embryonaal stamcelonderzoek. Onze cultuur is diep doordrongen van de toegenomen mogelijkheden van de moderne geneeskunde en techniek. Gezondheid, zo wordt gesuggereerd, is verkrijgbaar door vervanging van hetgeen defect is, bijvoorbeeld door stamcellen van embryo’s. De ziekte van Parkinson, hartfalen en suikerziekte zijn enkele voorbeelden van aandoeningen die vaak worden genoemd wanneer het gaat om mogelijke therapieën met behulp van stamcellen. Het zijn ziekten die veroorzaakt worden door functieverlies van één bepaald celtype zoals de productie van dopamine door hersencellen of van insuline door cellen van de alvleesklier. Vervanging van de cellen die verloren zijn gegaan zou de productie van ontbrekende stoffen kunnen herstellen en daarmee de ziekte kunnen genezen. Gezondheid lijkt maakbaar te zijn. “Het paradoxale is dat de toegenomen welvaart en de revolutionaire ontwikkeling van technologie en wetenschap een grotere groep mensen meer dan ooit een menswaardiger leven bieden, terwijl zij tegelijk nieuwe vragen oproepen rondom de waardigheid van de mens.” Christen-democratisch concept van menselijke waardigheid De invulling van het begrip ‘menselijke waardigheid’ vindt altijd plaats binnen een kader. Er is alleen geen eenduidig moreel kader meer waarin helder is wat goed is en wat kwaad; en wat menswaardig.3 “Het uitgangspunt van de waardigheid van elk mens is een norm die we erkennen en tegelijk een ideaal dat we gaandeweg in de geschiedenis inhoud geven.” Het moderne denken over menselijke waardigheid heeft wortels in de christelijke traditie, met name in de Bijbelse visie op de mens als ‘beeld van God’. Deze visie staat in het christen-democratisch mensbeeld centraal. Bij de uitdrukking ‘beeld van God’ gaat het zowel om de verantwoordelijkheid die de mens gekregen heeft, als om mens-zijn in relaties: de mens is gebouwd op de relatie met God, medemens en natuur en geroepen tot verantwoordelijkheid. In deze spanningsvolle identiteit ligt zijn waardigheid. “Mensen staan in relaties en die relaties gaan vooraf aan wie mensen zelf zijn.” Embryonaal stamcelonderzoek Embryonale stamcellen, hES-cellen genoemd, kunnen voor verschillende doeleinden gebruikt worden: voor wetenschappelijk embryologisch onderzoek, voor genetische verandering van embryo’s, voor onderzoek in het kader van de transplantatiegeneeskunde, of ten behoeve van de ontwikkeling van celtherapie of celvervangende therapie. Bij de mens zijn embryonale stamcellen slechts gedurende de vierde en zevende dag na de bevruchting aanwezig. Na de innesteling van het embryo in de baarmoeder verdwijnen ze gedurende de tweede week van de ontwikkeling weer, omdat de stamcellen zich verder ontwikkelen in primitieve weefsels waaruit zich tijdens de verdere ontwikkeling van het embryo alle meer gespecialiseerde weefsels, organen en structuren van het lichaam vormen. Als je hES-cellen isoleert uit een embryo, dan gaat dit embryo verloren. In Nederland mogen hiervoor alleen “restembryo’s” worden gebruikt die regelmatig beschikbaar komen voor on28
derzoek doordat ze in het kader van de voortplanting overtollig zijn geworden (bij reageerbuisbevruchting worden er meer embryo’s gecreëerd dan er teruggeplaatst worden). Mag je een embryo uitsluitend als middel ten doel gebruiken? Volgens een belangrijk filosoof uit de Verlichting, Immanuël Kant, mag je een mens wel ook als doel, maar nooit alleen als middel gebruiken. Het doel is er wel: met nieuwe wetenschappelijke methoden als stamcelonderzoek kunnen in de toekomst misschien belangrijke ziekten worden genezen. Het ethische conflict gaat dus om de hoop voor patiënten versus de beschermwaardigheid van het embryo. Een belangrijke vraag hierbij is vanaf welk moment in de ontwikkeling van menselijk leven het embryo beschouwd moet worden als mens dat beschermd moet worden op grond van zijn waardigheid. De status van het embryo: drie verschillende posities Er worden grofweg drie verschillende posities ingenomen als het gaat om de vraag vanaf wanneer in de ontwikkeling van menselijk leven gesproken kan worden van een mens die als zodanig beschermwaardig is. De eerste positie eist onvoorwaardelijke bescherming van het embryo vanaf de bevruchte eicel af aan. Het argument voor deze positie is de potentialiteit van de bevruchte eicel zich tot een mens te kunnen ontwikkelen. De bevruchte eicel moet, als organisch substraat van een al existerend mens, al als mens behandeld worden die dezelfde waardigheid geniet als een pasgeborene. Er is alleen nog maar een juiste omgeving en tijd nodig om een mens te worden.
Dit was in de geschiedenis de mening van de Reformatoren, waarbij met name Melanchton en Calvijn een ‘creationitische’ mening waren toegedaan: God schept zelf direct de ziel. Dit is nog steeds de lijn van de katholieke kerk (niet meer van de protestantse, die zitten meer op de lijn van de tweede positie). Drie belangrijke kanttekeningen zijn bij deze onvoorwaardelijke beschermwaardigheid te plaatsen. De eerste kanttekening is dat in de eerste twee weken van de ontwikkeling door natuurlijke selectie meer dan 50% van de embryo’s verloren gaan. Een tweede kanttekening betreft de individualiteit. Individuatie vindt pas plaats bij de innestelling van het embryo in de baarmoeder, twee weken na de bevruchting. Voor die tijd kan het embryo zich nog splitsen, waardoor een tweeling of meerling ontstaat. Ook kunnen twee bevruchte eicellen fuseren. Bij het ‘mens-zijn’ is individualiteit voorondersteld. Mens-zijn impliceert naast individualiteit nog een aantal andere karakteristieken, zoals het kunnen hebben van zintuiglijke ervaringen. Hiervoor is ontwikkeling van het zenuwstelsel noodzakelijk, die pas begint na de eerder genoemde twee-weken-grens. Deze kanttekeningen pleiten voor de tweede positie die staat voor een ‘gelaagde’ bescherming van het embryo. Absolute bescherming van het embryo is er pas vanaf het begin van de innesteling in de baarmoeder, daarvoor zijn uitzonderingen denkbaar. Van menswording kan alleen daar gesproken worden, waar ook de ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig zijn om mens te worden. Terug in de geschiedenis is het Aristoteles geweest die pleitte voor een gefaseerde ‘bezieling’ van het embryo. De derde positie maakt duidelijk onderscheid tussen mensen als personen en stadia van ongeboren leven, waarin het embryo geen bijzondere beschermwaardigheid toekomt. Mensen zijn pas bij de geboorte beschermwaardig. Deze positie staat aan de basis van de Angelsaksisch gestempelde utilitaristische filosofie en staat voor de onbeperkte mogelijkheid tot wetenschappelijk onderzoek met embryonale stamcellen. Menselijke waardigheid is een kwalitatief begrip Het probleem bij deze verschillende visies op de status van het embryo is het uitgangspunt ervan. De vraag is steeds vanaf welk stadium het embryo menswaardig is en bescherming behoeft: vanaf de bevruchting, vanaf de innesteling in de baarmoeder twee weken later, of pas bij de geboorte. De mogelijke antwoorden op deze vraag lijken steeds alleen empirische, meetbare antwoorden te kunnen zijn. Steeds wordt uitgegaan van stadiëring van menselijk leven. De notie menselijke waardigheid onttrekt zich alleen aan deze empirische fundering, omdat het een kwalitatief begrip is. Wanneer de christelijke invulling van menselijke waardigheid ligt in de mens ‘als beeld van God’, dan kan deze invulling niet aan een bepaalde stadiëring van biologische ontwikkeling gerelateerd zijn. De invulling ‘beeld van God zijn’ is niet een situatie die
bij voorbaat vaststaat en die je tot je beschikking hebt. De realisatie ervan staat uit, ligt deels in de toekomst, omdat het met menselijke relaties en verantwoordelijkheid van doen heeft en weinig met biologische stadiëringen van menselijk leven. De waarde en reikwijdte van de notie menselijke waardigheid ligt in het feit dat menselijke waardigheid iets leert zien in de mens dat niet empirisch gefundeerd kan worden. De christen-democratische invulling van menselijke waardigheid met ‘beeld van God zijn’ is een expressie van de overtuiging dat de mens ‘voor en achter’ de empirische werkelijkheid geaccepteerd is door God. Menselijke waardigheid heeft ook te maken met ‘rechtvaardigheid van de mens voor God’, ook een belangrijke notie in de christelijke traditie. Deze invulling kan geen vast omlijnde, maar alleen een open definitie van menselijke waardigheid geven, die echter geen gebrek aan fundering betekent, maar veel meer de veelvoud van manieren weergeeft waarop de ‘onbeschikbaarheid’ van menselijk leven tot uitdrukking kan worden gebracht. Menselijke waardigheid kan als ‘transempirische’ of kwalitatieve notie gebruikt worden in het publieke debat rondom stamcelonderzoek en geeft dan invulling aan de wijze waarop mensen in relatie staan en verantwoordelijkheid dragen en zo tot hun bestemming komen. Het gaat om het ‘zinsverband’ waarin al ons handelen staat, een zinsverband waarin plaats kan zijn voor wetenschap en techniek. Conclusie Het stamcelonderzoek kan er in de toekomst mogelijk toe leiden dat defecte cellen in het menselijk lichaam vervangen kunnen worden. Menszijn lijkt maakbaar te zijn. In de ethische reflectie op embryonaal stamcelonderzoek, waarbij embryo’s verbruikt worden, speelt de notie menselijke waardigheid een belangrijke rol. Mag alles wat kan? Een gefundeerde invulling van ‘menselijke waardigheid’ ontbreekt meestal. Menselijke waardigheid is een containerbegrip en wordt vaak verbonden met de mate van beschermwaardigheid van het embryo, waarover verschillende opvattingen bestaan. Kenmerkend voor al deze visies is dat de beschermwaardigheid van het embryo meetbaar wordt gedacht. Menselijke waardigheid is echter een kwalitatief begrip en geen meetbaar begrip: het zegt iets over de betekenis van menselijk leven, het zinsverband waarin de mens staat. In de christelijke opvatting van menselijk leven staat de mens niet op zichzelf: het ankerpunt van het bestaan van de mens ligt buiten hemzelf, in de relatie met God. Hieraan is de christen-democratische opvatting van menselijke waardigheid gerelateerd: “De mens kan ondanks al z’n beperktheid verantwoordelijk gesteld worden, omdat die aansprakelijkheid het gevolg is van de voortdurende aanspraak die Schepper en schepsel, God en mens, aan elkaar hebben. De mens is, samengevat, een uit stof en klei geboetseerd wezen, kwetsbaar en beperkt, 29
dat een koninklijke roeping meekrijgt. Deze spanningsvolle identiteit tekent zijn waardigheid. Een kwetsbare waardigheid, dat wel. Het kan gruwelijk misgaan.” Het streven naar gezondheid door nieuwe technieken met embryonale stamcellen te ontwikkelen heeft niet alleen met ‘technisch handelen’ te maken, maar ook met een visie op en een verstaan van menselijk leven, waarbij het christen-democratische concept van menselijke waardigheid belangrijk kan zijn als ‘transempirisch’ relationeel concept, dus kwalitatief ingevuld. Je kunt niet beginnen met nieuwe technische mogelijkheden toe te passen en dan pas te vragen of de menselijke waardigheid misschien in het geding komt. Het vertrekpunt
bij stamcelonderzoek moet het denken over menselijk leven zijn in al haar relaties en dan pas de vraag of nieuwe medische technieken op grond van die relaties toepasbaar zijn. Ook embryo’s staan al in een ‘zinsverband’, in relaties. Van belang is ook te bedenken dat gezondheid het menselijk leven dient, maar niet inherent is aan het menselijk bestaan. Alle mensen hebben recht op leven, maar je kunt niet spreken van een recht op gezondheid als hoogste goed, omdat dan uiteindelijk de intermenselijke relaties in onze samenleving zelf kapotgaan. Marieke de Haan
Vorig jaar ontstond binnen de Utrechtse vormingscommissie het idee om een leesgroep te starten rondom politiek-filosofische literatuur. In januari van dit jaar is dat idee verder uitgewerkt en inmiddels draait de groep succesvol. De leesgroep is in 2007 gestart met het lezen van Plato’s Politeia. Op verschillende locaties in de stad hebben we per avond flinke delen van dit standaardwerk besproken. We hebben gelezen volgens het concept van ‘slow reading’, waarbij we eerst de schrijver zoveel mogelijk voor zich laten spreken en gelezene zorgvuldig overwegen voordat we met interpretaties komen. Per avond was er steeds een lid dat het te lezen deel voorbereidde vanuit zijn eigen invalshoek. De vaak zeer boeiende avonden werden steevast afgesloten met een borrel waarbij de gesprekken, gevoed door Plato, breder uitwaaierden. Het nieuwe leesjaar 2007-2008 zal in het teken staan van het magistrale gedachtegoed van Augustinus. We lezen van hem De civitate Deï. Enkele specifieke thema’s naar aanleiding van Augustinus, bespreken we onder leiding van dr. M. Schrama en prof. dr. P.J.J. van Geest. Deze beide heren hebben vanuit hun eigen professie veel inzicht in het leven en de werken van Augustinus. Het thema voor ons nieuwe leesjaar luidt: ‘Orde en chaos, rust en onrust bij Augustinus’. De leesavonden worden gehouden op iedere 2e maandag van de maand. Voor meer informatie kun je met mij mailen via
[email protected]. Ardin Mourik Algemeen bestuurslid Vorming CDJA Provincie Utrecht
bezoekadres Buitenom 18 2512 XA Den Haag
Interruptie is een uitgave van het CDJA en verschijnt vier keer per jaar onder verantwoordelijkheid van de CDJA-redactiecommissie, bestaande uit:
postadres postbus 30453 2500 GL Den Haag tel. +31 (0)70 34 24 851 fax +31 (0)70 36 43 417
[email protected]
Hoofdredacteur: Jantina van Tilburg
officemanager Maran Henneberke +31 (0)6 427 99 249
[email protected] DAGELIJKS BESTUUR Voorzitter Harry van der Molen +31 (0)6 42799247
[email protected]
Adviserend lid: Maarten Neuteboom (DB)
UITNODIGING: EUROPA AVOND OP 14 NOVEMBER 2007 IN ROTTERDAM Op woensdag 14 november a.s. vindt een Europa-avond plaats, georganiseerd door de Commissie Buitenland van het CDA te Rotterdam. De avond begint om 20.00 uur aan de Veerhaven 1 te Rotterdam, op de KR&ZV “De Maas”. Leden van het CDA en hun gasten zijn van harte welkom vanaf 19:30 uur. Het thema van de avond is “Europa 1957, 2007, 2057”. Het doel van de bijeenkomst is: om te praten over het Europa van ‘toen’: waarom een Europese Gemeenschap? Wat waren de dromen van de oprichters? om te kijken naar het Europa van nu: waar staan wij 50 jaar na de oprichting? Wat is de plaats van Rotterdam in dit Europa? Hoe zit het met het nieuwe verdrag en referendum? om te filosoferen over het Europa van de toekomst. Wat is de visie van het CDA over het Europa van 2057? Wij hebben CDA-ers van “toen” en “nu” uitgenodigd om ons te komen bijpraten over deze onderwerpen. Tevens is het CDJA gevraagd om een bijdrage te leveren. Tweede Kamerlid Henk Jan Ormel zal de avond voorzitten. Het is onze hoop dat we met een goed gevulde zaal het onderwerp Europa uitgebreid kunnen belichten.
Communicatie & Ledenwerving Maarten Neuteboom +31 (0)6 50606369
[email protected]
Foto’s: Dirk Hol
Secretaris & Penningmeester Herman Graaff +31 (0)6 22722351
[email protected]
Ontwerp en lay-out: Studio Piraat (bno) Den Haag
Politiek Janneke Beumer +31 (0)6 23193953
[email protected]
Druk: DeltaHage bv Den Haag
Organisatie Rob Hammenga +31 (0)6 46075307
[email protected] Vorming Geert Meijering +31 (0)6 44357857
[email protected]
Redactie-adres: Jan Wildschutstraat 6 2231 JA Rijnsburg tel. +31 (0)6 234 092 23
[email protected] Abonnement: 12,50 euro (4 nrs.) Leden van het CDJA ontvangen Interruptie gratis. Advertentiemogelijkheden op aanvraag. Dit ledenblad is gedrukt op milieuvriendelijk papier. De redactie behoudt zich het recht voor stukken te weigeren, te redigeren of in te korten. Inzending geeft de redactie het recht een bijdrage ook via internet, databank of anderszins openbaar te maken. Eventuele auteursrechten blijven berusten bij de schrijver.
ALGEMEEN BESTUUR Fryslân Frank Visser
[email protected]
D WOOKRLID!
Groningen Wolter Neutel
[email protected] Drenthe Martijn Reinders
[email protected] Overijssel Herman Wolswinkel
[email protected] Gelderland Frans de Vries
[email protected] Flevoland Jennifer Pees
[email protected] Utrecht Bart-Jan Heine
[email protected] Noord-Holland Pascal Brugmans
[email protected] Zuid-Holland Bart Elsman
[email protected] Limburg Bob Koppes
[email protected] Noord-Brabant Agnes van Lent
[email protected] Zeeland Jeffrey Oudeman
[email protected] VRIJGEKOZEN ALGEMEEN BESTUURSLEDEN Petra de Groot
[email protected] Laura Slagter
[email protected] Jitske Haagsma
[email protected] Maarten de Vries
[email protected]
WERKGROEPEN JBB Luke Dik
[email protected] V&V en OS&MR Daniel van der Stoep
[email protected] OC&W Frans Weerkamp
[email protected] Europa Mark Bakker
[email protected] SEZ Peter Alexander Christiaans
[email protected] VWS Ramon van der Maas
[email protected] MIR Wietse Burger
[email protected] Landbouw Marinus den Hartogh
[email protected] COMMISIES Promotiecommissie Hanneke Moret
[email protected] Vormingscommissie Joris Groen
[email protected] Redactiecommissie Jantina van Tilburg
[email protected] Organisatiecommissie Wilke van Beest
[email protected] International Secretaris Bronne Pot
[email protected] www.cdja.nl
GRA T SH IS
JPB
IRT
O
WORD NU LID VOOR MAAR 5 EURO EN ONTVANG EEN JPB SHIRT GRATIS! Stuur deze bon in een gesloten envelop zonder postzegel naar:
CDA/CDJA Antwoordnummer 1700 2501 WB Den Haag
Deelname is gratis.
Meer info? www.cdja.nl of www.cda.nl
Je kunt je opgeven via:
[email protected]. Meer informatie is te vinden op www.cdarotterdam.nl.
www.cdja.nl 30
CDJA SECRETARIAAT
Marijse Klink Roeland Storm Jeroen van Velzen Annemarie Walter Henrik Wienen
Oproepen Leesclub Utrecht start een nieuw leesjaar over Augustinus
COLOFON
Deze aanbieding is geldig tot 1 januari 2008. *Het eerste jaar machtig ik het CDJA om 5 euro van mijn rekening af te schrijven. Na het eerste jaar machtig het CDJA voor het reguliere contributiebedrag (voor leden tot 19 jaar: 9 euro voor leden vanaf 19 jaar 31 16 euro). **CDJA-leden die jonger zijn dan 26 jaar, kunnen gratis lid worden van het CDA.