Noten in je buik
Deel 1 van de tetralogie
Een vent uit Plattevelde Geen geschiedkundig of journalistiek relaas, maar een imaginaire autobiografie. De beschreven gebeurtenissen beantwoorden niet noodzakelijk aan de historische werkelijkheid. Derhalve zijn mogelijke overeenkomsten met reële personages, plaatsen of situaties louter speculatief en zonder enige relevantie. December 2014
2
- Inhoudstafel (de titels zijn louter indicatief)
inl. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
een wroetschijf............................. Bachten de Tobbe....................... het moederhuis.......................... de koe Marguerite....................... ’t Grotje...................................... zoals moeder zong....................... de kakschool................................ peetjes dood................................ ‘de grote school’........................... Elodie en Stong............................. Ons Heertje.................................. ’t Mezennest..……………………………. het kruis…………………………………….. de Blanckaerts gaan dood............. Père Noël…….……………………………… Juultje Vermoere….…………………….. de processie………….…………………….. naar zee......…………………………………. meester Verplancke misdienaar de Veevoederstraat de Mattheüspassie kinderen van het licht de zeer plechtige communie het bisschoppelijk college de muziekleraar retraite en bedevaart
Een vent uit Plattevelde
p. 4 p. 9 p. 14 p. 18 p. 22 p. 28 p. 33 p. 38 p. 41 p. 46 p. 52 p. 57 p. 62 p. 66 p. 71 p. 75 p. 79 p. 84
Deel 1 – Noten in je buik
3
het Sint-Maartenkoor veldloper op werkkamp directeur Bakelandt de haarkapper en de kunstenaar de kruisenprocessie eenzame opsluiting mei '68 Brouwerij Strubbe de kapper en de zanger het Sint-Gertrudiskoor absurd theater jeugdclub Platzak circusclown FC Plattevelde ’t Rattenkot Populus Dei de normaalschool de kortfilm het andere geslacht buitengegooid de hamster
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
4
Inleiding Op een zonnige avond belde iemand aan de voordeur. Een boer met flaporen. Hij had een levend varken bij in een smerig karretje met hoge wanden. Mijn vader toonde hem de weg naar ons achterpoortje, waar de boer het gillende varken bij de oren uit het rijtuig sleurde. Op ons tuinpad mocht het dier zich vrij bewegen en vader stuurde het komiek knorrende beest met enkele zachte schoppen tegen de kont naar een donker stalletje. Daar lag een strobed klaar en het varken liet zich gewillig opsluiten. De boer incasseerde het klaarliggende geld en verdween. Zo waren wij plots de trotse bezitters van een waarachtig huisdier, maar niet voor lang. ‘Morgen zal de beenhouwer het zwijntje slachten’, zei moeder met hoog opgetrokken wenkbrauwen. Dat was blijkbaar een feestelijke aangelegenheid. Als nietleerplichtig fröbeltje mocht ik zelfs spijbelen om de blijde gebeurtenis mee te maken. De volgende dag waren mijn ouders op een ontspannen manier druk in de weer, alles in gereedheid brengend om het vlees in de gloednieuwe diepvriezer te stoppen – de eerste vriezer die we ooit in huis hadden. Het beloofde een opwindende dag te worden, iets heel anders dan het eeuwige gezeur van de kijvende kakschoolnonnen. Ook peetje Hippoliet – de olijke grootvaEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
5
der die om de hoek woonde – wou het spektakel meemaken. Met zijn dwaze grapjes maakte hij ons nog vrolijker dan we al waren. Maar af en toe liet ik de grote mensen alleen, om even te kijken naar het aanstaande slachtoffer, een angstig knorrend varken dat in een donker hok met een bang hart de executie afwachtte. Eindelijk verscheen de slager ten tonele, met een versleten boekentas vol snijwapens. Hij dronk snel een flesje bier, wette zijn messen en stapte zelfverzekerd het hok binnen om de achterste poten van het varken samen te binden, waarop de terdoodveroordeelde werd voorgeleid. Vrolijk hinkend genoot het zwijntje zichtbaar van de frisse lucht, zich verbazend over zoveel belangstelling. Plots gooide de slachter zijn slachtoffer ruw op de grond en hij sneed het dier zonder verpinken de keel over. Het bloed spoot uit de wonde, maar daar was peetje Hippoliet op voorzien. Hij ving het bloed op in een pannetje dat hij af en toe in een emmer leeggoot. Het varken huilde verschrikkelijk. Het getier ging door merg en been, maar dat vonden de volwassenen blijkbaar niet erg. Onbewogen stonden ze er naar te kijken, breeduit grijnzend. Zelf moest ik het touw van de achterpoten vasthouden, samen met mijn vader. Omdat peetje me had wijsgemaakt dat dit een erg belangrijke opdracht was, bleef ik op post, lijkbleek en trillend op mijn magere beentjes. Moeder zag het en ze besloot dat ik de moordpartij beter vanuit de keuken kon gadeslaan, in het gezelschap van de draaiensklaar opgestelde vleesmolen. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
6
Het duurde nog een hele tijd voor het afgrijselijke geschreeuw eindelijk ophield, waarna het zieltogende dier nog wat gymnastiek moest doen. Vader bewoog een van de zwijnenpoten op en neer, alsof hij een pomp bediende, om zoveel mogelijk bloed uit het stervende lijf te persen. ‘Daar maken we bloedworst van’, lachte moeder me bemoedigend toe en ik wist meteen wat we wekenlang zouden vreten, ‘s avonds. Een laatste serie stuiptrekkingen en het varken gaf eindelijk de geest, tot mijn immense opluchting. Zo hoefde het beest geen pijn meer te lijden. Ineens lag het zwijntje onwezenlijk stil op de stenen, met een bizarre grijns om de bek. Rustend in vrede, ware het niet dat de beul meteen het stoffelijk overschot aansneed. Eerst verwijderde de slachter de wroetschijf, het taaie uiteinde van de varkenssnoet. En om het bange broekventje achter het raam te plagen, legde hij het bloederige ding op de vensterbank, vlak voor mij; een rond plakje met twee neusgaten. Alleen het dunne glas scheidde mij van de akelige trofee, die ik vol afgrijzen bekeek. Het beeld van die bebloede wroetschijf bleef in mijn onderbewustzijn hangen, hét symbool voor de wrede moord op een onschuldig dier. Jarenlang zou alles wat enigszins op die wroetschijf leek mijn walging opwekken, elke cirkel met twee gaatjes middenin. Doodgewone hemdsknopen, bijvoorbeeld. Ik kon er niet naar kijken zonder kokhalsend de blik af te wenden. Moeder begreep er niets van. Knopen met vier gaatjes lieten me onEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
7
verschillig, maar ik weigerde te eten als ik tweegatige knopen zag. Toevallig had vader de prettige gewoonte om in zijn onderhemd aan te zitten voor het avondmaal, na het werk in de tuin of in zijn knutselatelier. Hij droeg zo’n ouderwets onderlijf dat je aan de hals kon dichtknopen, wat mijn vader blijkbaar vertikte. In elk geval kwamen de gevreesde tweegatige knoopjes tijdens het avondeten in mijn vizier. Eén keer kijken bezorgde me braakneigingen, ik kreeg geen hap meer binnen. Mijn ouders veronderstelden dat ik een ziekelijk spelletje speelde, maar uitbranders en oorvegen haalden niets uit. Zo werden heel wat maaltijden verpest door de onverklaarbare afkeer voor zoiets stoms als een knoop. Mijn weerzin was zo groot dat ik het probleem niet kon verwoorden. Pas jaren later slaagde ik erin het mysterie van de twee gaatjes te onthullen. Op een avond, tijdens een ontspannende babbel, vertelde ik mijn ouders dat knopen met twee gaatjes me herinnerden aan die wroetschijf uit mijn kleutertijd. Vader en moeder reageerden verbaasd en geamuseerd tegelijk, maar vooral opgelucht. Misschien dachten ze al die tijd dat er iets schortte in mijn bovenkamer. Binnen de week stelden mijn ouders de hele familie gerust, waarop ooms en tantes de historie van de varkenssnoet prompt promoveerden tot de mop van het jaar. Zowel openlijk als bedekt werd er lange tijd hartelijk om gelachen.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
8
Nu ik oud en grijs word, is de weerzin voor knopen nog steeds niet helemaal uitgesleten. Zolang ze bij een kledingstuk horen, laten ze me steenkoud, maar mijn walging voor knopendozen verminderde nauwelijks. Een rondslingerende knoop schop ik nog altijd een kilometer ver. Toen mijn dochtertjes op hun beurt in het kleuterklasje zaten, kregen ze van Nina eens een verzameling ouwe knopen, om winkeltje te spelen. Ik merkte het bij mijn thuiskomst op zaterdagnamiddag, na een stresserende werkweek in de muziekschool. De aanblik van de walgelijke knopen in die onschuldige kinderhandjes maakte me op slag woest. ‘Wat doen die knopen hier?’ blafte ik. ‘Dat zijn centjes’, zei Nina. ‘Centjes?’ Verontwaardigd hapte ik naar adem en als een razende ramde ik de hele voorraad centjes in de vuilnisbak. Nina en de meisjes begaapten me stomverbaasd, met grote angstogen. Ik hakkelde een onsamenhangende verontschuldiging. Mijn huisgenoten konden er geen touw aan vastknopen. Leg het maar eens uit aan je dierbaren, dat knopen met twee gaatjes je onweerstaanbaar herinneren aan de bloederige executie van een onschuldig varken, meer dan een kwarteeuw eerder. Die dag besloot ik wat herinneringen neer te schrijven.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
9
1 Ik ben geboren in 1956, twee eeuwen na Mozart en honderd jaar nadat Robert Schumann in een psychiatrische inrichting het leven liet. 1956 was een scharnierjaar, het begin van een maatschappelijke ommekeer, de overgang naar een nieuwe samenleving met andere zeden en normen. Dat jaar blikte Elvis Presley zijn eerste album in en ging Et Dieu créa la femme in première, een ophefmakende film met Brigitte Bardot. De prent gaf in diverse landen aanleiding tot grote opwinding en verwekte zelfs schandaal. Mijn geboorte bleef totaal onopgemerkt, laat staan dat mijn komst enige deining verwekte. Het nieuws van mijn wording ging niet verder dan een klein kringetje doodgewone lui. Ik kwam ter wereld in Wummel, een provincienestje in een uithoek van het petieterige België. Dat ik uitgerekend daar de moederschoot ontglipte, degradeerde mij meteen tot een wezen van lagere orde. Eén, ik kreeg het etiket van Westlander. Voor de meeste Vlamingen was de provincie Westland een kweekplaats voor onbehouwen stumperds die een klankrijk en vooral grappig wauweltaaltje uitkraamden. Twee, de stempel van Verrehoeker, alsof de schaars bevolkte Verrehoek het thuisland zou zijn van onderontwikkelde inboorlingen. Drie, het brandmerk van Bachten de Tobbe, het meest Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
10
westelijke deel van de Verrehoek, afgescheiden door de Rompel; een poldervlakte waar de wind vrij spel heeft, de Far West. Eeuwenlang werd de bevolking van Bachten de Tobbe het summum van boertigheid toegedicht. Volgens een koppige mythe huisden in dit sociocultureel reservaat rechtstreekse afstammelingen van de Menapiërs. De smalende bijnaam Bachten de Tobbe heeft te maken met den Grooten Oorlog, die van ‘14-’18. De opmars van de Duitse bezetters viel pas stil aan de Rompel, het kleinste stroompje van België. Een dijkgraaf liet ettelijke hectaren landbouwgrond onder water lopen, zodat de Rompel op veel plaatsen een indrukwekkend meer werd, een grote tobbe. Het snode plan lukte: de zompige barrière bracht de Duitse invasie tot staan. Aan beide zijden van de overgelopen Rompel groeven de legers zich in, het begin van een jaren aanslepende stellingenoorlog. Al die tijd was het vrije België herleid tot een petieterig uithoekje bachten de beschermende waterplas. Bachten de Tobbe was alles wat nog overbleef van het fiere vaderland. Daarom werd een belachelijk provincienestje als Wummel tijdelijk de nationale hoofdstad. De koning troonde noodgedwongen in het ouwe stadhuis, terwijl de royalty’s op een kasteelhoeve in Ter Boere in de aap gelogeerd waren. De rest van de geschiedenis is bekend. Den groten oorlog kostte miljoenen mensenlevens. Uit alle werelddelen kwamen soldaten naar Europa voor een giganteske, nooit geziene moordpartij, een infernale nachtmerrie. Alleen al in de VerreEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
11
hoek een half miljoen gesneuvelden en vermisten. Ontelbare granaten woelden de Westlandse polders om tot een zuigende modderpoel; een lappendeken van slagvelden, een onherkenbaar maanlandschap met frontsteden die eruit zagen alsof er een atoombom was gevallen. Het spreekt voor zich dat de koninklijke familie na deze absurde oorlog onmiddellijk naar het mondaine Brussel terugkeerde. De Verrehoek werd een vergeethoek. In het vierde leerjaar, bij meester Verplancke, hoorde ik voor het eerst van de Slag aan de Rompel. Vooraan in de klas hing een didactische plaat met de indrukwekkende tekening van verwoeste gebouwen en landerijen vol bomkraters. In dat desolate decor stond welgeteld één levende soldaat. Geen wonder dat hij treurig keek, al zijn vriendjes waren dood. Die éne prent gaf meester Verplancke voldoende inspiratie om in geuren en kleuren te vertellen over het afschuwelijke leven van de frontsoldaten in de slijkerige loopgraven langs de Rompel. De verdedigers van het laatste stukje vaderland waren vuil, hongerig en verkleumd, geplaagd door ratten en luizen. Maar ze waren vooral mentaal kapot, want elke seconde kon de laatste zijn. Dag en nacht werden kogels en granaten afgevuurd. De oorlog was een continubedrijf met ploegenstelsel. Er werd gemoord aan de lopende band, zonder ophouden. Alleen tijdens de kerstnacht zwegen de kanonnen. Dat was zo onvoorstelbaar dat de Rompelstrijders die nog niet het slachtoffer werden van buskruit of waanzin, spontaan kerstlieEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
12
deren aanhieven. Verbaasd luisterden de geallieerden naar de prachtige samenzang van Duitse soldaten aan de andere kant van het water. Vaak zongen vijandige legers samen Stille Nacht, ieder in de eigen taal. Het vrome gezang van kloeke mannenstemmen klonk zo afgrijselijk mooi op dat lugubere slagveld dat veel frontstrijders hun tranen de vrije loop lieten. Soms wisselden vijanden echt vredeswensen uit en tot afgrijzen van de legeroversten kwam het hier en daar zelfs tot heuse verbroederingen. Meester Verplancke vertelde ook het onwaarschijnlijke verhaal van de geheimzinnige priester. Tijdens zo’n verwarrende kerstnacht in de loopgraven kregen de soldaten het onverwachte bezoek van een onbekende aalmoezenier. De vreemdeling zegende iedereen, zij het zonder woorden, en wandelde op zijn dooie gemak naar de vijandige linies. Totaal verbijsterd zagen Duitsers en geallieerden hoe die anonieme priester over het water liep alsof het een marktplein was. Niemand minder dan Jezus Christus had de weg naar de Verrehoek gevonden! In de les declamatie moesten we het gedicht Kerstnacht aan de Rompel voordragen; de brief op rijm van een frontsoldaat die misschien nooit meer naar zijn geliefde ouders kan terugkeren. ‘Je moet het met veel gevoel voordragen’, zei meester Verplancke. ‘Alsof je zelf de soldaat bent, die vertelt wat in die brief staat.’ Meester Verplancke gaf prompt een demonstratie. Hij deEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
13
clameerde Kerstnacht aan de Rompel zo pathetisch dat de tranen over zijn dikke wangen rolden. Het gedicht maakte op mij zo’n verpletterende indruk dat ik in mijn verbeelding zelf zat te stinken in een smerige loopgraaf langs de Rompel, vrezend voor mijn jonge leven.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
14
2 Mijn moeder beviel in het weeshuis van Madame Peuk, op een steenworp van onze voordeur. Madame Peuk was een robuuste vrouw met een rood gezicht, een vettige bril op de neus en een smerig dotje grijsbruin haar op het achterhoofd. Ze dankte haar bijnaam aan de zelfgerolde sigaretten die ze zonder gêne rookte, net als een vent; je zag haar zelden zonder een vieze peuk in de mond. In die tijd fungeerde het weeshuis ook nog als moederhuis, al was de verloskundige accommodatie totaal voorbijgestreefd – ik behoor tot de laatste lichting baby’s die er het levenslicht zag. In mei kwam ik ter wereld. Een lentekindje, al liet het mooie weer in 1956 lang op zich wachten. Het was ronduit koud voor de tijd van het jaar. Meteen na mijn geboorte werd ik snipverkouden en ik kreeg subito presto een spetterende diarree. Een fraai begin. ‘Hij heeft noten in zijn buik’, lachte peetje Hippoliet, toen hij mijn knetterende scheten hoorde. ‘We krijgen een muzikant in de familie. Hij speelt al op zijn bombardon.’ Te ziek om bij mijn moeder te blijven, op de onverwarmde kamer, moest ik enkele dagen in quarantaine. Alleen een ouwe huisarts en Madame Peuk mochten bij mij in de buurt komen. Onschuldig bloedje of niet, eenzame opsluiting was mijn deel. Pas na een week belandde ik voor de tweede keer in moeders Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
15
armen en mijn wederoptreden sloeg haar met verbijstering. Ze weigerde in dat mager, lelijk mormel haar eigen boreling te herkennen en ze heeft zich decennialang afgevraagd of haar mooie, blozende zuigeling niet moedwillig werd omgeruild voor het mislukte jong van een bleekscheetaap. Mijn moeder moest nog een andere ontgoocheling verwerken: ze had er weer een jongetje bij. Na de tweeling Camiel en Cyriel had ze vurig gehoopt op een meisje. Er was zelfs al een naam voor de langverwachte dochter: Nelly. Stel je voor! Toen anderhalf jaar later écht een meisje werd geboren was ‘Nelly’ al passé en kreeg ‘Carla’ de voorkeur. Mij noemden ze stomweg Basiel, bij gebrek aan inspiratie. Blijkbaar had niemand een jongensnaam voorzien. ‘Basiel’ was eigenlijk een geintje van peetje Hippoliet. Hij vond dat mijn naam moest passen in het rijtje dat met Cyriel en Camiel werd ingezet. Iedereen vond het een uitstekende grap, wellicht om mijn moeder over haar ontgoocheling heen te helpen. Uiteindelijk kon ze er ook mee lachen, zich ermee verzoenend dat ze een afzichtelijke nar mee naar huis kreeg, in plaats van een droomprinsesje. Mijn feestelijke aankomst in de ouderlijke woonst was catastrofaal voor de nachtrust van mijn ouders. Zodra de slaapkamer in het duister werd gehuld, begon ik angstig te krijsen en ik had bijna elke nacht nare dromen. Jarenlang hebben mijn ouders alles geprobeerd om mij te kalmeren: sluimerlichtjes, muziekjes en leuke poppetjes. Het haalde niets uit, strenge verwijten Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
16
evenmin. Urenlang lag ik wakker en nog voor dag en dauw wou ik weer dat rotbed uit. Ook in mijn kleutertijd duurde het uren voor ik de slaap kon vinden. Vader en moeder begrepen er niets van. Werd dat zenuwkraam nooit moe? Om de lange, bange nachten door te komen had ik nog het meest aan mijn ouderwetse teddybeer, jarenlang mijn beste vriend. Een naam heb ik hem nooit gegeven, ik had het altijd over Mijn Teddy. Tegenwoordig noemen ze zoiets een knuffeldier, maar voor zover ik mij herinner heb ik dat ding nooit geknuffeld – lijfelijke tederheid is niet de sterkste kant van de Verrehoekers. De donkerbruine teddybeer lag rustig naast mij in bed, als een trouwe metgezel. Ik voelde zijn ruwe huid en dat was voor mij voldoende, ik had niet de behoefte om hem te bepotelen. Aan deze compagnon de route kon ik alles kwijt, mijn vreugden en vooral mijn angsten en verdrietjes. Zelfs zonder woorden, onze geesten konden rechtstreeks communiceren. Het namaakbeertje staat nog altijd in mijn werkkamer in Plattevelde. Mijn Teddy is de enige zichtbare herinnering aan mijn jeugd en destijds werd mijn ouwe vriend regelmatig door mijn dochtertjes ontvoerd. Ik ging het beertje altijd zo vlug mogelijk in beslag nemen, de meisjes wijsmakend dat hun plastieken poppen zoveel mooier waren, wat op ongeloof werd onthaald. Om onduidelijke redenen wou ik mijn bruine beer ongeschonden bewaren, al praten we al ruim veertig jaar niet meer met elkaar, zelfs niet in gedachten. De jeugdvriend is gewoon een voorwerp geworden, een schattig ding op een boekenrek. De schaarse bezoekers die ik in mijn werkkamer ontving, wezen Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
17
allemaal de ouderwetse teddybeer aan. ‘Is het een antieke?’ wil iedereen weten. En wat zo’n mormel tegenwoordig waard is. Alsof ik Mijn Teddy ooit van de hand zou doen. Mijn zus Carla werd niet in het weeshuis geboren, maar thuis in de keuken. Een bloederig misverstand tussen moeder en dochter. Als het enige dochtertje én de jongste spruit van ons gezin promoveerde Carla meteen tot ieders oogappeltje. De commentaren bij vrienden- of familiebezoek kende ik algauw uit het hoofd. Eerst werd Carla met hoge kreten als een beeldschoon kindje de hemel in geprezen, waarna de gasten met een bedenkelijke blik in mijn richting keken. Geschrokken stelden ze vast hoe mager ik wel was en meteen volgde het verontrustende advies om zo snel mogelijk een gespecialiseerde arts te raadplegen. Mijn bezorgde ouders sloegen zo’n raad niet in de wind. Ik werd door nogal wat kinderartsen bepoteld en betast, bekeken en gekeurd. Een nerveus kind, luidde de vernietigende diagnose; zenuwachtig, zonder aanwijsbare reden. Aan de familiale omgeving kon het niet liggen, ik groeide op in een harmonieus, klassiek gezin waar het welzijn van de kinderen de hoogste prioriteit genoot.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
18
3 Vader leerde het vak van schoenmaker, maar hij werd postbode en deed altijd dienst op het platteland rond Wummel. Eerst jarenlang met de fiets, door weer en wind, goed voor kilometerslange tochten naar stille dorpjes en eenzame boerderijen. Daarna met het rode postautootje. Vader hield erg van zijn beroep en hij was een uiterst plichtsbewuste brievenbesteller. Op de boerenbuiten kreeg een joviale postbode als hij heel wat waardering. Op zowat elk adres werd de facteur een vriend aan huis. Moeder werkte enige tijd als bankbediende in Zompe en daar is ze altijd trots op geweest. Het bewijst volgens haar dat ze de capaciteiten had om een mooie positie te bekleden en dagelijks omgang te hebben met keurige mensen, al kregen die naderhand steevast het minachtende predikaat ‘rijke stinkers’. Ze gaf het werk op toen er kinderen kwamen, al viel het afscheid van het professionele leven haar blijkbaar zwaar. Wanneer de kinderen het wat te bont maakten, merkte moeder vaak bitter op dat ze beter bij de bank was gebleven. Mijn ouders waren gewone lui, zonder grote ambities of bevlogen culturele aspiraties. Veel boeken hadden we niet in huis en interessante tijdschriften vielen er niet in de bus. Geen dagelijkse krant, wel De Westlander, een regionaal weekblad dat vader ‘s zondags helemaal uitlas. Moeder bladerde liever in De moderne vrouw, een lifestylemagazine dat haar deed dro-
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
19
men van meer welstand. Uit het blad haalde ze keukenrecepten en naaipatronen. In De Westlander had moeder enkel oog voor het kleine nieuws, zoals geboorten, huwelijken en sterfgevallen. Maar ze hield vooral van het feuilleton, een verhalenreeks over een Westlandse schelm die hoogmoedige machthebbers of rijke stinkers belachelijk maakte. Elke week zat moeder in haar favoriete zetel te schateren van het lachen, met de krant op schoot, wat Carla en ik razend nieuwsgierig maakte. Zelf konden we nog niet lezen, we moesten wachten tot de lachbui over was. Daarna las moeder het verhaal voor, met luide stem, als een actrice. Maar zelfs tijdens het voorlezen kreeg ze af en toe de slappe lach. We moesten haar telkens aanporren om verder te vertellen. Toen ik naar de grote school ging, was inslapen ’s avonds nog steeds een groot probleem. Elke avond lag ik urenlang te woelen en te zingen. ‘Stop hem wat later onder de wol’, adviseerde de huisarts, een wetenschappelijke aanbeveling die prompt werd opgevolgd. Op een goeie dag kwam mijn moeder met een ongewoon voorstel voor de pinnen. ‘Je mag vanavond opblijven om te kijken naar een film voor grote mensen’, zei ze met overdreven geacteerd enthousiasme. Mij hoefde ze niet te overtuigen. Het plompe televisietoeEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
20
stel was een recente aanwinst en gewoonlijk werd je droogweg naar bed gestuurd als er eindelijk iets te zien was. Moeder selecteerde in De Westlander een geschikte speelfilm: La vache et le prisonnier met Fernandel in de hoofdrol. Een oorlogsprent, maar zonder gruwelijke scènes waaraan ik nachtmerries kon overhouden. Oorlog, oorlog... Altijd weer die oorlog, dacht ik. In mijn kleutertijd was de bezetting amper vijftien jaar voorbij, geen wonder dat de sombere verhalen en wrange anekdoten op elk familietreffen en bij tal van gesprekken nog steeds werden opgerakeld. Maar wij, de naoorlogse kindjes, baalden van dat eindeloze getater over bommen, schuilkelders, angst, honger, gefusilleerden en Duitse soldaten. In ons kommerloze leventje was de oorlog onbestaande. Alleen een paar nietszeggende monumenten in het straatbeeld herinnerden aan het krijgsgewoel of bij gelegenheid een wat bizarre stoet van oudstrijders met wapperende vlaggen, sombere gezichten en rinkelende medailles. Die avond zag ik in zwart-wit de avonturen van een Franse krijgsgevangene die te voet ontsnapte, onder het voorwendsel dat hij ergens een koe moest afleveren. Moeder schreide van het lachen als Fernandel de Duitsers bij de neus nam. Zelf was ik meteen verliefd op Marguerite, de koe, en ik was ontroostbaar toen Fernandel het beest achterliet. Sinds die film heb ik iets met runderen en toevallig woonden we in Plattevelde jarenlang naast een koeienweide. Het zijn prachtige dieren, met een gebeeldhouwde kop en een indringende Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
21
blik. In onze arrogantie denken wij, mensen, dat we het monopolie hebben op het bestuderen van andere soorten. Ten onrechte. Kijk maar hoe runderen ons van tijd tot tijd observeren. De volgehouden concentratie waarmee een melkkoe een onbekend creatuur begaapt, verraadt behalve belangstelling ook enige verbazing, met milde spot in de blinkende ogen. De Platteveldse runderen vroegen zich ongetwijfeld af wat mij bezielde, toen ik weer eens erg gehaast de auto nam om hier of daar heel dringend iets heel belangrijks uit te spoken. De herkauwers voor onze deur moeten het echt belachelijk gevonden hebben: uitgeblust maar gestrest met pak en zak op vakantie trekken. Gekker dan een mens kun je niet zijn, zag je de koeien denken.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
22
4 Schuin tegenover het ouderlijke huis in de Veevoederstraat was er iets merkwaardigs: een tuin met een metershoge rots. Wist ik veel, als dreumes, dat het ding nep was. Vrome zielen hadden deze constructie gefinancieerd om de wonderbaarlijke verschijningen van de heilige Maria in het Franse Lourdes te evoceren. Ooit moet het een rage geweest zijn: een nagemaakte rots met een grot erin, ter ere van Maria. Meestal ging het om Lourdesgrotten op speelgoedformaat en je zag ze in de tuinen van kloosters of pastorieën en zelfs bij godvruchtige leken. Gek genoeg waren mannetjeshonden er dol op. Elke dag gingen ze het vermeende rotsblok besnuffelen, waarna ze een achterpoot ten hemel hieven om het kunstwerk met stinkende urine te zegenen. Het Lourdesmonument in de Veevoederstraat was van een heel ander allooi. Toch kreeg de indrukwekkende namaakrots van de Veurnse katholieken de liefdevolle naam ‘Grotje’. In Wummel werd ‘t Grotje aanzien als een eerbiedwaardige gebedsplaats, een kleine religieuze oase middenin de Klaverwijk. Het Lourdestuintje had iets betoverends. Je blik werd er meteen aangezogen door de beeltenis van de heilige maagd, een paar meter boven de begane grond. ‘Onze-Vrouwtje’ noemden de Wummelnaars haar. De gesculpteerde dame stond in een royale rotsspleet, waar ze als bij wonder precies in paste. Het beeld stelde een betoverend mooie dame voor, in een wit kleed en Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
23
met een blauwe sluier op het hoofd. De armen lichtjes spreidend staarde Onze-Vrouwtje devoot naar de hemel, precies zoals de moeder van Jezus zich zou vertoond hebben aan Bernadette Soubirous, een doodarm Pyrenees herderinnetje. Aan de voet van het kunstmatige bergje, middenin een kleurrijk bloemenperkje, zat Bernadette nederig op haar knietjes. Namaak op ware grootte, alsof het meisje hier ter plekke voor eeuwig versteende, nadat ze bij het aanschouwen van de moeder-maagd in trance door haar magere beentjes zakte. Ons Bernadetje uit de Veevoederstraat zag er zo levensecht uit dat peutertjes de neiging hadden om haar spontaan toe te lachen en een brabbeltaalbabbeltje te beginnen, tot ontroering van de gecharmeerde moeders en grootmoeders. In die tijd werd het groene gebedsoordje in de Veevoederstraat aanzien als de ideale bestemming voor de eerste verkennende wandelingetjes op Gods formidabele wereld. Pastoors spoorden jonge ouders aan om hun kroost zo snel mogelijk toe te wijden aan Jezus’ moeder. Waar kon een kindje veiliger zijn dan in Maria’s hart? Het lijdt geen twijfel dat ook mijn prilste uitstapjes, aan de hand van mijn grootje, naar dit bizarre miniatuurattractiepark leidden, toen ik met onzekere pasjes de kruipdierfase afsloot. Het meest fascinerende aan de gebedstuin in de Klaverwijk was de donkere krocht in de namaakrots. In de vrij ruime grot stonden wat ouwe kerkstoelen en bij regenweer kon je er schuilen voor het aframmelen van de gebeden. Toch was het vooral de Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
24
bedoeling dat je er een kaars offerde. Dag en nacht brandden offerkaarsen in de grot. Warme, gele vlammetjes fladderden onophoudelijk om Onze Vrouwtje in haar kille rotsspleet te eren. Aan de ruwe wanden van het doorrookte hol hingen allerlei rozenkransen en marmeren plaatjes met dankbetuigingen, naast wassen armpjes en beentjes in poppenformaat; allemaal om Onze-Vrouwtje te danken voor een genezing. Enkele voormalige kreupelen, die op voorspraak van Moeder Maria, plots weer normaal konden stappen, hadden zelfs hun krukken ter plaatse opgeknoopt, waarna ze wellicht dansend en zingend de straat opgingen, recht naar het dichtstbijzijnde café om hun vreugde te delen met de aanwezige zuipschuiten. De mysterieuze maagd van de Veevoederstraat heeft ook mij betoverd, vrees ik. Mijn hele jeugd bleef ik verknocht aan dat Grotje en de schabouwelijke spelonk met de dansende vlammetjes. Het mini-Lourdes kreeg elke lente een grondige poetsbeurt en tegen 1 mei glommen de heilige Maria en Bernadetje als nooit tevoren. Elke meiavond kwamen wijkbewoners naar ‘t Grotje de rozenkrans te bidden. Het gazonnetje was meestal te klein om alle geïnteresseerden een staanplaats te geven. Zelfs op de stoep in de Veevoederstraat stonden murmelende gelovigen, met het gebedssnoer in de hand. Het dagelijkse ritueel kon mijn huisgenoten niet bekoren, maar net als mijn grootmoeder uit de Schavonsedreef ontbrak Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
25
ik nooit voor dit avondgebed. Ik was niet weg te slaan van die humorloze bijeenkomst met ernstige gezichten en sombere stemmen. Het ritmisch aframmelen van steeds weer dezelfde gebeden had iets bezwerends. Het toetje was een sentimenteel Marialied. In stereo nog wel; rechts het vibrerende geblaat van de papschoolnonnen, links de glasheldere kinderstemmen van het weeshuis. De wezen van de Veevoederstraat hadden in Wummel de reputatie dat ze zongen als lijsters. Dagelijks kregen ze zangles van juffrouw Teniers, de oerkatholieke dame die samen met Madame Peuk het weeshuis runde. Het knapenkoor zong in elk geval ongelooflijk zuiver. Juffrouw Teniers was een tenger vrouwtje met een bleek, verrimpeld gezicht en enorme wallen onder de waterige ogen. In tegenstelling tot Madame Peuk, die het weeshuis alleen verliet om ‘s zondags naar de vroegmis te gaan, zag je de juffrouw dagelijks op straat fietsen, altijd in gedachten verzonken en niemand een blik gunnend, als een onaards spook. Wellicht leidden heel wat van Teniers’ ritten recht naar de SintGertrudiskerk want ze miste geen enkele plechtigheid. De juffrouw had een vaste plaats in de kerk en wanneer ze zat te prevelen, verloor ze alle contact met de aarde, vooral als een misdienaar haar de collecteschaal voorhield. Al leek Teniers permanent in dromenland te vertoeven, de weesjongens hadden een heilige schrik voor dit tengere dametje. Eén blik van haar volstond om zelfs de meest energieke of Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
26
stoutmoedige bengels tot de orde te roepen. Madame Peuk was een heel ander type: een goedlachse, volkse vrouw. Maar je zag Peuk zelden buiten de muren van haar weeshuis. Ze kwam alleen buiten op zondagnamiddag, als de weeskinderen even mochten ravotten op de speelweide achter de instelling. Vanop een stoel, lekker in het zonnetje, sloeg ze haar bengels gade terwijl ze met veel smaak een zelfgemaakte sigaret rookte. Madame Peuk babbelde ook graag met de slenterende voorbijgangers die op de zevende dag met bosjes passeerden. Een zondagswandeling in de eigen buurt – liefst met het hele gezin, de kinderen op kop – leek toen een verplichting, voor zover er geen visites op het programma stonden. Verder was niets te beleven. Een auto hadden de meeste gezinnen nog niet en in de namiddag waren er geen televisieuitzendingen. Ook de kinderen van het weeshuis ontsnapten ‘s zondags niet aan de obligate wandeling rondom Wummel en die uitstapjes werden geleid door juffrouw Teniers die zwijgend en dromend helemaal achteraan liep. De wezen wandelden onveranderlijk per twee, ook te velde of wanneer ze ‘s zomers te voet naar zee gingen, met een stootkar voor het materiaal en de mondvoorraad. Ik voelde me aan deze jongens verwant. Wellicht werden ook zij in het weeshuis geboren, maar zij bleven er wel wonen. De wezen vormden een wat aparte groep binnen de Wummelse jeugd. Niet omdat ze uit de toon vielen door hun sobere kledij – altijd in korte broek, ook in de winter, met uniforme truien en Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
27
sombere jassen – maar omdat Madame Peuk en juffrouw Teniers hun kudde zorgvuldig afschermden. Wat rondfladderen op straat of een vriendje thuis opzoeken, mochten de wezen niet. Ze moesten de contacten met leeftijdsgenoten tot een volstrekt minimum beperken. ‘s Zondags stapten de jongens in een dubbele rij naar de Gertrudiskerk, als een peloton goed gedrilde christenen. Ze kregen er een prominente plaats vooraan, aan de mannenkant. Aan de vrouwenkant zaten de papschoolnonnen. Een knapenen een vrouwenkoor. De wezen zongen als nachtegalen, slechts af en toe overstemd door de bibberende sopraanstemmen van de eerwaarde zusters.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
28
5 Terwijl ze naaide of kleren verstelde, zong moeder leutige liedjes over de simpele dingen des levens: scheten laten, de snik krijgen of met je klikken en klakken van de pispot donderen. Zo was er een liedje over een ondeugend jongetje dat stiekem een ei in zijn broekzak moffelde. Jan Patat viel op zijn gat, zijn ei was plat Dit is niet zo maar een banale anekdote. Nog heel even was ik getuige van een duizenden jaren oude traditie: het verzinnen en zingen van vrolijke wijsjes en versjes als verstrooiing tijdens routineuze handenarbeid. Dit soort levende folklore zou op slag verdwijnen door de terreur van de moderne massamedia, toen de transistorradio zijn intrede deed. Ineens waren er kleinere radiotoestellen die je overal kon meenemen, in de keuken of het atelier, in de tuin, op een bouwwerf en zelfs op het strand. Dat was zo’n spectaculaire nieuwigheid dat we niet eens beseften dat duizenden volksliedjes verloren gingen. Sinds het begin der tijden hadden mensen spontaan gezongen, hetzij ter ontspanning, alleen of in groep, hetzij om vreugde of verdriet te uiten. Toch werd het creatief omgaan met eigen klanken en woorden in een wip vervangen door de kant en klare deuntjes van draagbare radio’s. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
29
Deze radicale omwenteling in de cultuurgeschiedenis is nog steeds voer voor antropologen, sociologen en filosofen. Zelf was ik een kroongetuige. Op een dag stond er iets nieuws op het houten plankje van de keukenschouw: een schreeuwerige transistorradio, in een helgroen plastic omhulsel. Onherroepelijk schreden we een nieuw tijdperk binnen. Aan tafel werd minder gepraat – de radio speelde – en mijn moeder zong nooit meer terwijl ze de stofvod hanteerde, patatten jaste of kleren naaide. Jammer, want die zotte liedjes brachten sfeer in huis; we werden allemaal vrolijk van die onnozele grapjes op rijm. Mijn moeder was een Boone. Ze stamde uit een familieclannetje dat in de Klaverwijk wortel schoot: de nazaten van Hippoliet Boone; zeven dochters en één zoon, allemaal voorbeeldige, onopvallende mensen. Nonkel Medard trok naar Brussel, maar de zeven zussen bleven Wummel trouw. Aanvankelijk woonden de Boones zelfs zo dicht mogelijk in elkaars buurt, liefst op een steenworp van het ouderlijke huis, want de familiale band behoorde tot de hoogste waarden in het leven en de meeste gezinnen hadden geen auto of telefoon. Ook mijn ouders nestelden zich in de Klaverwijk, op een boogscheut van peetjes huis. De gezusters Boone liepen zo vaak mogelijk bij elkaar binnen, om wat bij te kletsen, en ‘s zondags waren er soms officiële visites voor het aansnijden van verjaardagstaarten. De ooms en tantes waren peter of meter van elkaars kinderen, wat resulteerde in een ingewikkeld netwerk van bevoorrechte relaties. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
30
De grootouders, Hippoliet en Virginie Boone, woonden in de Schavonsedreef, vlak om de hoek. Ze hadden er een bescheiden rijhuisje, de smalle gevel bevatte enkel een raam en de voordeur. Aan de straatzijde had je een salonnetje, maar daar kwam nooit een kat, behalve om het rolluik neer te laten of op te halen. En met nieuwjaar diende het salonnetje als vestiaire voor de winterjassen. De feitelijke woonkamer was de langwerpige keuken met een laag balkenplafond, aan de achterkant van het huis. Hier werd niet enkel gekookt – ’s winters op de Leuvense stoof – de ruimte was tegelijk salle à manger en zithoek. Meetjes keuken was hét decor voor de Boonesaga, een doordeweekse soap met veel personages en weinig ophefmakende gebeurtenissen. De hele familie betrad het stulpje in de Schavonsedreef met groot respect voor de bejaarde bewoners. Bij meetje Virginie kwam je nooit ongelegen en peetje Hippoliet was immer vrolijk en schalks. De ontvangst was altijd even joviaal. Niet enkel de milde gloed van de potkachel deed je goed, vooral de hartelijke belangstelling. Meetjes keuken was voor iedereen een tweede thuis en je kwam er steevast buiten met een prettig gevoel. Een nachtje logeren bij peetje en meetje had iets avontuurlijks. Het trapje naar de slaapkamer was steil als een rotswand en bij mooi weer mochten de jongens plassen in een grote trechter die buiten aan de muur hing. Binnenshuis was er geen toilet. Zelfs als het pijpenstelen regende of bij vriesweer moest je naar een schijtkot buiten, een Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
31
donker hokje op de achterkoer. In dat onooglijke kamertje had je een majestueuze, gemetste zitbank met een houten plank van de ene zijmuur naar de andere. Het leek wel een troon, zij het met een groot gat in de zitting, om je gevoeg te doen. Je hoorde de uitwerpselen in de beerput plonzen. Binnen handbereik hingen gescheurde krantenvellen aan een touwtje, om je kont af te vegen. Doorspoelen hoefde niet, je moest enkel het schijtgat afsluiten met een houten deksel dat precies in de opening paste, om onwelriekende walmen in de beerput te houden. Peetje Hippoliet was een goedlachse postbode op rust. In de familie ging het verhaal dat hij in zijn jonge jaren met een hondenkar rondtoerde, een houten eenmansvehikel dat door een stevige hond werd getrokken. Heel handig als je boven je theewater bent, het dier vond zelf de weg naar huis. De gepensioneerde bon-vivant was mijn dooppeter, waardoor ik een speciale band had met de oude man. De familie beschouwde mij als een zorgenkind, een nerveus jongetje dat vaak misbaar maakte. Maar als peetje Hippoliet mij op zijn schoot nam, kwam ik meteen tot rust. Op weekdagen had hij altijd een stoppelbaard en een stekelige knuffel van zijn ruwe kin behoorde tot zijn favoriete geintjes. Mijn grootvader had één hobby, het houden van vinken. Het vogelkot was zijn heiligdom, een merkwaardig gebouwtje op het eindje van het smalle tuintje, waarin de gepassioneerde Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
32
vinkenier zijn gevederde zangertjes opsloot. Het bouwsel had zelfs een aanlokkelijke bovenverdieping, een ideaal speelhuisje, maar in het vogelkot en de volières gold een strikt toegangsverbod. Toch mocht ik peetje helpen bij het verzorgen van zijn vinken, een blijk van vertrouwen die me vleugels gaf. In het vogelhuis moest je erg stilletjes praten en voorzichtige bewegingen maken, als een ingetogen misdienaar. Heel geconcentreerd deed ik precies wat grootvader instrueerde, terwijl hij geamuseerd toekeek. Peetje verdedigde me altijd tegenover ooms en tantes. ‘Die jongen ís niet lastig’, zei hij op zijn vertrouwde, milde toon. Als ze het er niet mee eens waren, deed hij er plagerig een schepje bovenop. Dan beweerde hij grinnikend dat ik ‘de beste van heel de bende’ was.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
33
6 De eerste mijlpaal in mijn leven was de plechtige intrede in het kleuteronderwijs, bij de nonnen van de papschool. Peetje had het altijd laatdunkend over ‘de kakschool’, al kon ik me nauwelijks voorstellen dat de kinderen er alleen maar pap dronken en in hun broek kakten, zoals hij beweerde. Mijn wereldje beperkte zich tot de familiekring ik had geen idee wat mij te wachten stond. Maandenlang voorspelde de hele omgeving met veel leedvermaak dat het na de zomer uit zou zijn met de pret, maar niemand lichtte een tipje van de sluier, zelfs meetje niet. De sarcastische opmerkingen van familieleden, buren en bezoekers beloofden weinig goeds. ‘De nonnen gaan je wel temmen’, grijnsden de spotvogels en daarmee moest je het doen. Bij de minste pekelzonde kreeg je steeds dezelfde dreiging te horen: ‘Wacht maar, ventje, tot je in de klas zit van zuster Tarcisia.’ Het klonk zo onheilspellend dat ik er na korte tijd niet meer aan twijfelde: de papschool was het voorgeborchte van de hel. Die dikke, hoge muren verborgen een gruwelijk strafkamp, een barbaars verbeteringsgesticht met zuster Tarcisia als gevoelloze beul. Het resultaat was dat ik niét naar het kleuterklasje ging, toch niet vrijwillig. Ik werd ernaartoe gesleurd, maar op dat moment moest ik plots een grote jongen zijn en flink wezen. ‘Nie’ blèten, wé’, klonk het ditmaal, met een betekenisvolle blik naar de bloeddorstige zuster Tarcisia en het monster beEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
34
keek me met begerige ogen alsof ze mij diezelfde dag nog aan het spit wou braden. Zo tuimelde ik in het onderwijs, met knikkende knietjes, een bevende onderlip en een bang hartje. De papschoolnonnen deden er ook alles aan om de toekomstige christenen maximaal te intimideren. Elke dag van de week paradeerden ze van ‘s morgens tot ‘s avonds in een lang, hellezwart kleed, met een schrikbarende kap op hun kop. Het enige wat de dames lieten zien was hun tronie en die stond bijna altijd op onweer. Blijkbaar hadden zij de prioritaire opdracht om ons te drillen in gehoorzaamheid, we moesten zo snel mogelijk gaar gestoomd worden tot volgzame kerkgangertjes. In een ouderwets, slecht verlicht lokaal trainde een humeurige non ons urenlang in roerloos stilzitten – armpjes gekruist en een wijsvingertje voor de mond. Eerste plicht, mondje dicht. Voor een speelziek kind is dat moordend, maar de zusters waren onverbiddelijk. Wie de natuurlijke drang tot bewegen en experimenteren niet kon onderdrukken werd hard aangepakt. De nonnen trokken aan de oren, gaven een klets op de kont of pakten je wang beet om je kop te schudden als een handbelletje. Maar je kon ook in de hoek vliegen, desnoods met geweld, waar je op je knieën moest zitten, met het gezicht naar de muur en de handjes op het hoofd. De zwaarste sanctie was de opsluiting in een pikdonker kolenhok. Eén keer dropten de zusters mij in dat kot, wat supplementaire nachtmerries opleverde, tot wanhoop van mijn ouders. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
35
Dat het fröbelonderwijs bedoeld was om kleutertjes spelenderwijs aan te zetten tot leren, vooral door creatief bezig te zijn, wisten de Wummelse papschoolnonnen nog niet. Die beperkten zich tot wat rudimentaire bezigheidstherapie, zoals het tot in den treure uitprikken van voorgedrukte tekeningetjes; een oervervelende bezigheid. De zusters wilden maar niet begrijpen dat het veel praktischer is om die onnozele figuurtjes gewoon uit te knippen. De dagen in de kakschool overtroffen elkaar in saaiheid, slechts af en toe stond iets prettigs op het programma, zoals poppenkast of het schilderen van bloemetjes. Het jaarlijkse hoogtepunt van de fröbelschoolwerking was een soort lenteprocessie waarbij alle kleutertjes piekfijn uitgedost en met een bloemenkransje op het hoofd zingend door de straten wandelden, tot grote vertedering van de Wummelse huisvrouwen, kwezels, kloosterzusters en geestelijken. In het begin vond je zo’n rondgang wel leuk. Maar algauw drong het besef door dat de verrukte toeschouwers langs het parcours zich veel kinderachtiger gedroegen dan de verstrooide bloemenkindjes uit de stoet. Bij hoge uitzondering kregen we wel eens hoog bezoek in de klas. Niemand minder dan de pastoor verwaardigde zich om zijn jongste schaapjes te komen zegenen, wat blijkbaar bij de indoctrinatiestrategie hoorde. Wachtend op de komst van hun mentor deden de nonnen zo opgewonden en zo geheimzinnig dat Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
36
enkele fantasierijke kindjes meteen speculeerden op een verrassingsbezoekje van Sinterklaas, de paashaas of iets soortgelijks. Maar in de plaats van een leuke kindervriend trippelde een dikbuikig heerschap heel verwaand de klas binnen, getooid met een Zorrohoed en gehuld in een lange, zwarte mantel die net niet over de vloer sleepte. Bij wijze van groet vertrok hij zijn gezicht tot een angstwekkende grijns die een glimlach moest voorstellen. Slechts één iets wou de pastoor vernemen van de eerwaarde zusters: ‘Kunnen die brave kindertjes al bidden?’ Alsof de godvruchtige kakschoolnonnen dat zouden vergeten. Bidden, stil zitten en prikken vormden de hoofdmoot van het leerprogramma. Om de pastoor te bewijzen dat we al een gebed konden aframmelen, moesten we brullend en tierend een weesgegroetje scanderen. Na zo’n stresserende week in de kleuterklas werden de ouders deskundig voorgelicht over het gedrag van hun nakomeling. Ons rapport bestond uit een roestig metalen doosje dat we thuis moesten afgeven. Er zat een stukje karton in met de gestempelde afbeelding van een beest waarmee de zusters je gedrag op school associeerden. Kleutertjes die te veel babbelden, kregen een eendje mee. Dat zou hen leren voortdurend kwek, kwek, kwek te doen. Een ruige haan wees op een vechtersnatuur en de makke kindjes, die zich als willoze papzakjes lieten onderdrukken, werden beloond met een braaf lammetje. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
37
Welk beestig rapport ik meekreeg, weet ik niet meer. Zeker geen lammetje. Een aap misschien, omdat ik niet kon stilzitten. Dan kreeg je er thuis nog een fikse bolwassing bovenop.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
38
7 Op een dag tijdens de zomervakantie – ik had net de kleuterschool met vrucht beëindigd – was er grote commotie in de Klaverwijk. Tantes die ook dicht in de buurt woonden, liepen huilend en roepend op straat. Peetje zat dood in de zetel, gestorven tijdens zijn middagdutje, terwijl het hondje Mirza nog op zijn schoot lag. Ook mijn moeder holde naar het ouderlijke huisje, ze was zo over haar toeren dat ze niet eens merkte dat ik haar volgde. In meetjes keuken zag ik een onuitwisbaar beeld: mijn grootmoeder luid wenend op de canapé, omringd door haar dochters die met radeloze gebaren, huilend en roepend, probeerden hun moeder te troosten. ‘Pa is in de hemel’, luidde het telkens weer, al leken het eerder kreten van wanhoop. Bijna terzelfdertijd verscheen een inderhaast opgeroepen priester ten tonele, in soutane en met een breedgerande, zwarte hoed. Hij smeekte meetje om te bedaren en op God te betrouwen. Al die tijd was er geen gebenedijde mens die zich om peetje Hippoliet bekommerde. Niet dat het hem iets kon schelen. Hij sliep vredig verder in zijn vertrouwde zetel tussen het venster en de Leuvense stoof, de voeten op een bankje, eens te meer ongeschoren en zijn onafscheidelijke pet neergezakt voor de ogen, zoals altijd tijdens zijn dutje.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
39
Eindelijk stopte meetjes vreselijke gehuil. Op aangeven van de pastoor begonnen de vrouwen te bidden, in een hecht groepje bijeen, zittend of staand, snikkend en snotterend, met komiek bibberende stemmen. Dezelfde dag nog hing een begrafenisondernemer het ongebruikte salonnetje aan de straatzijde vol met zwarte doeken. In die geïmproviseerde rouwkamer werd het lijk van peetje Hippoliet opgebaard. Met zijn beste pak aan en netjes geschoren lag hij er nog enkele dagen te kijk in een open kist waar hij precies in paste, omringd door brandende kaarsen. Ook de voordeur van het rijhuisje kreeg een opvallende zwarte omlijsting, de hele buurt moest weten dat er iemand over aarde lag. Voor de rest herinner ik me alleen nog enkele beelden van de onwezenlijk sombere stoet van de Sint-Gertrudis naar het kerkhof. De hele godganse familie, allemaal in het zwart gekleed, slenterde met bedrukte gezichten achter de traag vorderende lijkwagen. Meetje Virginie zou even plots overlijden, jaren later. Ook in haar slaap, thuis in de Schavonsedreef. Daags na het huwelijksfeest van mijn zus Carla, waarop grootmoe nog blakend van gezondheid aanwezig was, vond iemand haar dood in bed, op de voute. En weer liepen mijn tantes huilend op straat, net als vijftien jaar eerder. Weer volgde ik mijn moeder naar het huisje in de Scha-vonsedreef, maar dit keer werd ik niet zo ver mogelijk
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
40
uit de buurt van het lijk gehouden – ik was net eenentwintig geworden, een volwassen man. Na korte tijd zat de ruime keuken met het lage plafond vol met wenende tantes en bedrukt kijkende ooms. Nonkel Medard uit Brussel, de goedlachse man, arriveerde als laatste in de Schavonsedreef. Na het huwelijksfeest was hij blijven slapen in een hotelletje aan de kust. Met tranen in de ogen vroeg hij me om hem naar de voute te vergezellen. ‘Ik zou graag mijn moeder zien’, zei hij met gesmoorde stem. Niemand vond het vreemd dat nonkel Medard uitgerekend mij aansprak, ik was zowat de ongewijde pastoor van de Boones. Zonder woorden ging ik nonkel Medard voor op het kleine trapje naar de voutekamer waar meetje Boone vredig leek te slapen. Het was er doodstil, ik hoorde alleen het vrolijke gefluit van de vogels buiten en de snokkende ademhaling van mijn oom. De tranen liepen over zijn wangen.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
41
8 Met een zucht van verlichting mocht ik eindelijk de kleuterklas verlaten om een nieuw hoofdstuk aan te snijden, weer met een bang hartje. Op de grote school, de lagere afdeling van het bisschoppelijk college, zou het serieus worden, luidde het. Geen nonnen meer, maar echte onderwijzers en die waren nog veel strenger. ‘Ze gaan je wel temmen, ventje’, klonk het weer. Dit keer wist ik beter. De verwachtingen waren zelfs hooggestemd. Eindelijk zou ik leren lezen. Mijn grote broers konden al lezen en schrijven als de besten en ik wou ook ingewijd worden in de wereld van het geschreven woord. In de praktijk viel het gegoochel met letters dik tegen. Ik had meteen een reusachtige hekel aan de dorre lessen van meester Huybrechts, een ongenietbare droogstoppel. Ondanks het bikkelharde trainingsprogramma van de papschoolnonnen was het eerste leerjaar geen klein bier voor speelzieke kinderen. De Spartaanse aanpak in de fröbelklas had een veeleer averechtse uitwerking. Diverse kindjes – ik was er een van – waren al schoolmoe nog voor ze met het eigenlijke onderwijs begonnen. aap zit in de boom aap zit op de tak aap zit op het dak
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
42
Oervervelend en ongelooflijk stom vond ik die leesoefeningen, het was een hele opluchting toen ik eindelijk echte verhalen aankon. Leren schrijven was een lijdensweg, ik had grote moeite om die bizarre tekens precies tussen de lijntjes te krassen. Voor elk foutje gaf meester Huybrechts een uitbrander van jewelste en hij vergat ook nooit om stevig aan je oren te trekken. Telkens hij in mijn buurt kwam, trok ik instinctief mijn hoofd in, soms preventief mijn oren afdekkend. In die tijd leerde je nog schrijven met een kroontjespen die je steeds weer in de inktpot moest doppen. Bij onhandige dommerds als ik leidde dat onvermijdelijk tot kunstige inktvlekken die ik in paniek probeerde weg te gommen, tot alleen nog een afschuwelijk gat in het papier overbleef. Als Huybrechts dàt zag, schuimbekte hij gewoon. Dan hield je best je beide oorschelpen stevig vast, of de meester scheurde ze nog van je kop. Op een dag was ik het schrijven van lettertjes zo beu dat ik mijn blad volkribbelde met vrolijke bloemetjes en ventjes. Huybrechts sprong uit zijn vel en ik moest rake klappen incasseren, maar met die pijn kon ik best leven. De rekenlessen waren zo mogelijk nog rampzaliger. Met uitzondering van enkele slimme kindjes toonde de klas weinig enthousiasme voor dat soort denksport. Om ons te stimuleren beloofde de meester op een dag dat hij ‘s namiddags zou voorlezen uit het avonturenboek van kabouter Sander, op voorwaarde dat we Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
43
flink ons best deden. Maar tegen de afspraak in kregen we de godganse namiddag eindeloze schrijfoefeningen waarvan je de kramp in je pootjes kreeg. Toen dat lolletje naar mijn gevoel lang genoeg had geduurd, herinnerde ik de onderwijzer beleefd aan zijn belofte. Huybrechts werd wit van woede. Uiterst boos riep hij me naar voor waar ik zijn plaats moest innemen op de houten trede. ‘Voortaan zegt Basiel Vanderbachten wat we moeten doen’, hoonde de schoolmeester en hij moedigde de klas aan om mij eens flink uit te lachen. Meteen steeg een gejoel op met de vernietigende kracht van een tropische orkaan. Onthutst bekeek ik die krijsende jongetjes in hun vale stofjasjes. De meesten kende ik al jaren, van in de kleuterklas. Toch amuseerde dit onverhoopte intermezzo hen danig. Dat zag je aan de opengesperde monden met de laatste melktanden, sommigen hadden het gebit van een grijsaard. Ik voelde mij zwaar bedrogen, niet in het minst door mijn klasgenoten die het ziekelijke spelletje van de leugenachtige meester meespeelden. Die dag kreeg mijn geloof in de mensheid een zware deuk. Jaren later promoveerde Huybrechts tot directeur van zijn school, vermoedelijk vanwege zijn grote pedagogische kwaliteiten. Als instellingshoofd kwam hij zelfs ooit bij ons thuis in Plattevelde, toen ons eerste dochtertje oud genoeg was voor het eerste leerjaar. We hadden Leonora ingeschreven in de staatsschool van Wummel en mijn voormalige onderwijzer, die reeds Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
44
de sporen droeg van een ernstig alcoholprobleem, smeekte ons om het kind toch naar zijn katholieke instelling te sturen, bewerend dat die ene inschrijving een job kon redden. Nina en ik bleven bij onze beslissing, uit principe. ‘Maar waarom? Waarom?’ vroeg Huybrechts wanhopig, hoewel hij niet vergat te nippen van de whisky die ik hem inschonk. ‘We leven in een pluri-ideologische maatschappij’, zei ik. ‘Daarom is het belangrijk dat kinderen vanaf jonge leeftijd kennismaken met andersdenkenden. Om hen tolerantie bij te brengen.’ Alsof hij nooit eerder in zijn leven zoiets verbijsterends hoorde, begaapte de directeur me secondenlang met open mond en een verbaasde blik in zijn waterogen. Hij vergat zelfs te drinken. Toen Huybrechts besefte dat ik voet bij stuk hield, werd hij plots giftig. De keuze voor het staatsonderwijs omschreef hij als een wraakactie omdat een katholieke normaalschool mij ooit aan de deur gooide. Op mijn beurt stond ik perplex. Dat fiasco was, net als veel andere, allang verteerd op het kerkhof van mijn herinneringen. Overigens waren wraakgevoelens me vreemd, wat directeur Huybrechts weigerde te geloven. Misnoegd droop hij af. Misschien had ik hem beter eens herinnerd aan de talrijke oorvegen en de orentrekkerij die ik hem nog moest betaald zetten. Mijn tweede onderwijzer in de lagere school was meester Buyse, een wat oudere, kalende man met een houten kunstbeen. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
45
Verteld werd dat hij een been verloor in de Eerste Wereldoorlog, maar de onderwijzer deed er allerminst dramatisch over. Hij schepte er plezier in om met zijn handicap te spotten, hij wou niet dat zijn leerlingen hem aanzagen voor een meelijwekkende zielenpoot. Ik heb Buyse ervaren als een aardige, goedlachse opafiguur die de leerlingen op een positieve manier aanmoedigde. Hij hoefde niet als een krankzinnige aan kinderoortjes te trekken om resultaat te boeken. Bij hem in de klas zitten was een feest. De meester herinnerde mij in meerdere opzichten aan peetje Hippoliet. Ook Buyse was een man zonder masker. Hij nam je zoals je was, al maakte je nog zoveel fouten. Kort na mijn afscheid van het tweede leerjaar overleed meester Buyse. Even abrupt als mijn grootvader. De hele school woonde de uitvaartplechtigheid bij in de propvolle SintGertrudiskerk, een hoogdravend afscheid, met veel gebeden, muziek en wierook, want meester Buyse was een vurige christen; drie of vier van zijn zonen werden priester. In de kerk liet ik geen enkele emotie blijken, maar thuis weende ik tranen met tuiten. Weer had ik het gevoel dat ik een vriend verloor.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
46
9 Op een dag kregen we nieuwe buren in de Veevoederstraat: Elodie en Stong, die eigenlijk Gaston Blanckaert heette. Als snotneus vond ik het een hele gebeurtenis, vooral omdat Stong met paard en kar verhuisde. De antieke meubelen werden met een grote strowagen aangevoerd en vanachter het raam zat ik die vreemde bedoening te bekijken. De Blanckaerts hadden geboerd in Emelszeke, een piepklein dorpje waar mijn vader de post bestelde. Toen Stongs hoeve onteigend werd, voor de aanleg van een industrieterrein, kwamen de Blanckaerts in Wummel rentenieren. Er woonden wel meer rustende boeren in het stadje, waar ze aan de stedelijke mentaliteit moesten wennen. Je herkende ze zo op straat, aan hun ouderwetse kleren, verweerde gezichten en handen als versleten koolschoppen. Ze leken recht uit Streuvels’ boeken te komen, maar ze vielen nog het meest op door hun bedeesdheid en onwennigheid. Het verbaasde me dus niet dat Elodie en Stong mijn vader bij elk bezoekje blij en opgelucht onthaalden. Hun vroegere postbode was de reddende engel, een gids voor het verwarrende stadsleven. Vanaf de eerste dag kwamen mijn vader en ik bij de nieuwe buren over de vloer en de renteniers verwelkomden ons als familieleden. De struise, zwaarlijvige boerin voerde altijd het woord, met een stem als een klok. Ze had een opgewekte natuur en babbelde honderduit, zij het heel traag en gewichtig, elEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
47
ke lettergreep beklemtonend, terwijl haar bolle ogen je hoopvol aanstaarden om de reacties te peilen. Stong zei weinig of niets. Hij was op alle gebied Elodies tegenpool, klein en tenger, maar sterk en taai; een sombere zeurpiet met een strenge, priemende blik. Aanvankelijk hadden de Blanckaerts een vrij druk sociaal leven. Er kwamen vaak vrienden en familieleden over de vloer, doorgaans boerenmensen met rode gezichten, afgedragen zondagse kleren en grote, ongewassen auto’s die duidelijk aan vervanging toe waren. Zelf reden Elodie en Stong ook regelmatig uit met een zwarte, vooroorlogse Citroën, toen reeds een oldtimer. Af en toe ging Gaston nog eens een kijkje nemen op zijn boerderij en ik mocht hem vergezellen – weinig mensen hadden een auto en elk ritje was een opwindende attractie. Op de verlaten hoeve roofde ik de eieren in de afgedankte tramwagon die als kippenhok fungeerde voor een paar overgebleven hoenderen die er een paradijselijk zwerversbestaan leidden. Stong bleef altijd lang dralen rond de vervallen stallen die stilaan door onkruid werden overwoekerd. Hier en daar wrikte hij een poortje open of rammelde hij met een ketting. Zonder enige commentaar, behalve wat onverstaanbaar gemopper en onderdrukt gevloek. Elodie en Stong kochten een lapje grond achter hun rijhuis in de Veevoederstraat. Uit pure liefhebberij teelde de oude boer nog jarenlang bieten, maïs of tarwe. Dat vond ik een ongelooflijk Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
48
voorrecht: een heus graanakkertje vlak naast onze tuin, met gouden aren op hoge, gele halmen die zachtjes wiegden in de wind. Stong boerde zoals in de ouwe tijd, met simpele gereedschappen. Bij een landbouwer uit de buurt leende hij een paard om het land te ploegen en te eggen, de rest was handenarbeid. Zaaien deed Stong stapsgewijs, als een figurant uit een folkloristische stoet, met een blauwe kiel en een strohoed. Hij bond een zak rond zijn middel, deed er het zaaigoed in en wandelde rustig over het land, de korrels met kleine zwaaibewegingen uitstrooiend. In het heetst van de zomer oogstte Stong het graangewas met een handzeis, een geruite zakdoek rond zijn kop geknobbeld om de kale schedel tegen de felle zon te beschermen. Toen mijn moeder hem zo bezig zag, lachte ze zich bijna een breuk. De halmen bond Stong samen in bussels waarmee hij kleine kapelletjes construeerde, netjes op een rij. Ik stond er vaak naar te kijken en dat ergerde de ouwe boer, hij weigerde mijn simpele vragen te beantwoorden. Stong, die zelf nooit vader werd, had wellicht een hekel aan kinderen. Als schooljongen kwam ik steeds vaker bij de Blanckaerts, vooral om boodschappen te doen voor Elodie. Stong kwam niet graag onder de mensen en Elodie had gezwollen benen, wat het stappen bemoeilijkte. Uiteindelijk bleef de boerin godganse dagen in haar favoriete stoel zitten, naast het raam met zicht op de tuin en voor een tafel die helemaal bedekt was met stapels Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
49
kranten, medicijndoosjes, wijnflessen, glazen en etensresten. Daar ontving zij de bezoekers: kinderen, priesters, nonnen, buren, kennissen... Om het even wie, als ze maar iemand had om mee te tateren. Het huis was altijd vrij toegankelijk. De voordeur werd nooit gebruikt, via een zijgangetje kwam je zonder aanbellen rechtstreeks in de keuken. Mijn moeder ging zo weinig mogelijk binnen bij Elodie en Stong, ze walgde van de zure geur in het huis. Aan opruimen en poetsen hadden deze boerenmensen duidelijk een broertje dood en Elodie kon er maar niet bij dat mijn moeder zo ongelooflijk zindelijk was. ‘Ze doet niets anders dan kuisen’, pruilde Elodie en dat vond ze duidelijk zonde van de tijd. Zelf zat ze het liefst te kletsen en ze hield je zo lang mogelijk aan het lijntje. Willen of niet, zelfs als kind moest je een druppel aanvaarden, waarmee ze een klein glaasje rode wijn bedoelde. Behalve een vreselijk vettig glas schoof ze meteen ook de suikerpot in je richting. ‘Als de wijn te zerp is, moet je er wat suiker in doen’, bulderde ze. Voor Elodie kon inschenken wreef ik stiekem het glas wat proper, want ik walgde van die vieze druppels. Om eraan te ontsnappen maakte ik de gastvrouw wijs dat de wijn zure oprispingen bezorgde. Daar kon de boerin, die zelf allerlei kwaaltjes had, best inkomen en ze somde meteen een aantal paardenmiddelen op. Elk gespreksonderwerp greep ze gretig aan, als het maar stof bood om te kletsen. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
50
Elodie stelde voortdurend vragen over het leven in de parochie en mijn wedervaren op school. Waren we uitgepraat, dan vertelde ze meteen zeer levendig erg boeiende verhalen over de oude tijd en de twee oorlogen die ze meemaakte. Stong moeide zich zelden met het gesprek. Slechts af en toe gromde hij geërgerd, als Elodie de waarheid wat geweld aandeed. Dan loeide de boerin steeds luider om haar gelijk te bewijzen, tot Stong mopperend het onderspit dolf, omdat hij niet tegen de bulderende woordenstroom van Elodie op kon. Vaak ging de boer woedend de tuin in om te gaan kijken naar de vruchten der aarde, maar toen hij ouder werd bleef hij in zijn zetel zitten. Dat was zijn uitverkoren schuilplaats, wat weggestopt achter de schouw. Hij zat er steevast somber voor zich uit te staren, altijd met zijn pet op. Alleen in de kerk nam Stong zijn hoofddeksel af en in bed werd de pet meteen verwisseld voor een slaapmuts. De rustende boer was een oudstrijder van den Grooten Oorlog, maar ondanks mijn aandringen wou hij daar weinig over kwijt. Hij beperkte zich tot wat ijzingwekkend gesakker over vrieskou, loopgrachten, ratten en obussen. ‘Er zijn er veel doodgeschoten’, herhaalde hij wel tien keer, hoofdschuddend, steeds dieper vooroverbuigend, tot hij als een dode bleef zitten. Het verhaal stokte, eindigend in een onverstaanbaar gegrom. Elodie vertelde dan maar verder over het verwoestende Beleg van Beuter. Tot Stong haar vloekend tot de orde riep. Zij Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
51
kende het frontleven niet, beweerde hij, want binst den Grooten Oorlog zat zij veilig en wel achter de beschermende plas, bachten de tobbe.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
52
10 In mijn kindertijd had de zaterdagavond iets feestelijks. De volgende dag hoefden we een keer niet naar school en ’s avonds mochten we wat langer tv kijken; in verwondering starend naar een of ander liedjesprogramma waar moeder verslingerd op was. Zij hield van schone shows met veel zangers, groot orkest en dansers. Maar eerst moest het hele gezin het sop in. In de vooravond namen we een bad in het ruime berghok achter de keuken. Vader vulde een grote kuip en moeder goot er enkele ketels kokend water bij om de boel wat op te warmen. Op dat moment zaten de kinderen al klaar in de keuken, in kamerjas. De sfeer was uitgelaten. Om de beurt werden we in het berghok ontboden voor een onderdompeling in de wastobbe, verlicht door de rode gloed van een gasbrander op wielen. Snelheid was geboden, want we gingen allemaal in hetzelfde zeepsop en dat koelde onverbiddelijk af. Maar we waren ten minste proper voor de belangrijkste dag van de week: de zondag. Begin jaren zestig was de zondag nog een echte feestdag. Tijdens de week konden kleren niet doordeweeks genoeg zijn, maar op de zevende dag liep iedereen er piekfijn uitgedost bij, naargelang de financiële mogelijkheden. Alle mensen waren letterlijk op hun zondags, want op de dag des heren gold een be-
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
53
langrijk principe: je mocht geen arbeid verrichten, tenzij het echt niet anders kon. Voor de volwassenen waren de verplichte rust en ontspanning erg welgekomen na een hele week wroeten en ploeteren – de meeste moderne apparaten bestonden nog niet. Geen hond die eraan dacht om in de tuin te wroeten of om de dakgoot te schilderen. Ook kinderen moesten de zondagsrust in acht nemen. Naar hartelust ravotten was verboden. Je moest de verveling verdrijven met rustige activiteiten, want je schone kleren moesten kost wat kost onbevlekt blijven. Te oordelen aan het misbaar dat moeders maakten, behoorde het besmeuren van je beste pak tot de zwaarst denkbare vergrijpen. ’s Zondags ging het overgrote deel van de Wummelnaars naar de kerk, de meesten zelfs voor de plechtige hoogmis. In het nog ontwakende stadje, waar het gewone leven was stilgevallen, overheerste op zondagmorgen het dominante, maar feestelijke gedruis van kerkklokken, een geluid dat de parochianen quasi tegelijk uit hun huizen leek te lokken. Iedereen ging te voet op het lawaai af. Kennissen begroetten elkaar hartelijk en wisselden kwinkslagen uit. Op korte tijd stroomde de kerk vol met goedgemutste mensen in hun beste kleren, meestal complete gezinnen met kinderen vanaf kleuterleeftijd. De zondagsplicht vervulde je in de parochiekerk; liturgisch shoppen was er nog niet bij. Onze gezinswandeling leidde dus naar de monumentale Sint-Gertrudiskerk in het stadspark, een overweldigend gebouw met slanke gotische pijlers, mysterieuze Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
54
glasramen en een zevenentwintig meter hoog gewelf. Een architecturaal hoogstandje, gerealiseerd met ambachtelijke technologie. Als kleutertje ging ik wekelijks mee naar de mis in de SintGertrudis, al snapte ik geen jota van het mysteriespel dat er werd opgevoerd. Vanachter de tralies die het koor van de zijbeuken scheidden, keek ik stomverbaasd naar de grijze of kale heren in schrikwekkende kostuums. Er liepen ook wat puistige, opgeschoten jongens rond in lange, wijde rokken en samen met de ouwe mannen deden ze de vreemdste dingen. Ze bogen heel diep voorover, links en rechts zwenkend, alsof ze iets zochten op de grond, onverstaanbare dingen prevelend. Ze zeulden met bekers en schalen en zwaaiden op theatrale wijze met het wierookvat. Enige duiding kreeg ik niet, behalve een vage verwijzing naar Ons Heertje, een onbekend personage over wie mijn moeder en meetje Virginie het vaak hadden, vervuld van vrees en bewondering tegelijk. Wie dat oppermachtige heerschap mocht wezen, was een groot raadsel. Ik begreep alleen dat je beter deed wat Ons Heertje vroeg: heel braaf zijn. Ook waren we Ons Heertje voortdurend grote dankbaarheid verschuldigd. De allereerste zin die ik leerde, was ‘Dank U, Mijn Heertje’, althans in de verbasterde versie ‘Danke Neertje’. Als iemand je iets eetbaars toestopte, een boterham of een snoepje, moest je eerst blij in de handjes klappen, als een gedresseerd aapje, en enthousiast Danke Neertje zeggen. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
55
In de kerk moesten de kinderen zich zo stil mogelijk houden. Zelfs fluisteren was verboden. Daar waakte een strenge toezichter over, die tijdens de dienst continu onhoorbaar rondwandelde; gehuld in een luguber beulspak en gewapend met een lange speer waar een forse strijdbijl aan hing. Hij bekeek je met een moordzuchtige blik, duidelijk bereid om stouteriken in mootjes te hakken en aan een zijaltaar op te peuzelen. Thuis bleef de godsdienstige opvoeding beperkt tot een soort schrikbewind. Als het hevig donderde, beweerde moeder dat Ons Heertje op zijn trommel sloeg omdat ik niet braaf genoeg was geweest. Het hondje Tosca en ik stonden helse angsten uit, want te oordelen naar de harde knallen en het onheilspellende gerommel was die onbekende superman bijzonder boos. Bij zwaar onweer, als alle ruiten daverden, probeerde Tosca bibberend van de schrik in de keukenkast te kruipen, wanhopig rammelend tussen de kookpotten. Dan trok moeder het beest bij de staart uit de pottenkast, vloekend als een dokwerker, waardoor ze Ons Heertje nog meer op stang joeg. Als we naar de kerk gingen, wond Ons Heertje zich gelukkig nooit op. Hij speelde er doodleuk verstoppertje in een piepklein kastje waaruit hij even later tevoorschijn kwam in de gedaante van brood. Een straffe kerel, Ons Heertje. Mijn broers beweerden dat hij zich overal tegelijk bevindt, in de hemel, op aarde en op alle plaatsen. Zelfs in het hondenhok. Nergens was je veilig.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
56
Voortdurend werd je aan Ons Heertje herinnerd. Kruisen hadden blijkbaar iets te maken met Ons Heertje en kruisen zag je overal, in klaslokalen, in elke kamer thuis, in het stofferige knutselatelier van mijn vader, op kerktorens en op grafzerken. De nonnen van de papschool hadden er één op hun borst, bengelend aan een touw. Aan elk gebedsnoer hing een kruisje. Zo’n bollenkraal behoorde trouwens tot de basisuitrusting van een goede christen. Veel dames, maar ook heren, gebruikten de rozenkrans voor en tijdens de erediensten in de kerk en meetje Virginie zat thuis dagelijks paternosters te bidden, met een dromerige blik en een snel bewegende mond die onhoorbare gebeden afhaspelde. Nog voor je kon spreken, leerde je een kruisteken maken, met het rechterhandje voorzichtig voorhoofd, buik, linker- en rechterschouder aantikkend. Alle slaapkamers hadden een klein wijwatervatje naast de deur, om iedere dag en elke nacht met een zegenend kruisteken te beginnen. Iedere avond, als het slapenstijd was, tekenden vader en moeder met hun duim een onzichtbaar kruisje op ons voorhoofd, met de plechtige woorden ‘God zegene en beware u’. In werkelijkheid hoorde je iets als ‘hotseeborje’ en ik had geen flauw idee wat de bedoeling was. Jarenlang hield ik ‘hotseeborje’ voor een geheimzinnige toverspreuk.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
57
11 Op vraag van de tweeling kwam er een hondje in huis en we waren dolblij met het bastaardje. Apetrots gingen mijn broers en ik het teefje tonen aan Elodie, de rentenierende boerin naast de deur. Elodie suggereerde meteen een naam: Tosca. Wisten wij veel. Van Puccini’s opera hadden wij nog nooit gehoord. We dachten dat ‘Tosca’ een typische hondennaam was, zoals Mirza. Als jochie ging ik vaak met het hondje wandelen langs de slingerende weggetjes in het nog ongerepte polderland achter de Klaverwijk, meestal in het gezelschap van Zorba, de reu van een tuinbouwer uit de buurt. Zorba wou altijd stoeien en soms probeerde de speelvogel op Tosca’s rug te klimmen. Een onschuldig acrobatisch nummertje, dacht ik, niet vermoedend dat er zoiets bestond als geslachtsverkeer. Op een keer liep het goed mis. Toen Zorba weer eens wou paardjerijden, begon Tosca luid en langdurig te janken. Geschrokken trachtte ik mijn hondje te verlossen uit de knellende lendengreep van die bruut. Tevergeefs, tot de reu er zelf de brui aan gaf. Overstuur holde ik met Tosca naar huis, waar ik huilend mijn verhaal deed. Mijn ouders grinnikten alleen maar en naderhand leek het voorval de ooms en tantes bijzonder te vermaken. Niet dat iemand de moeite nam om mij iets wijzer te maken.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
58
Geruime tijd later kreeg Tosca zoetjesaan een wat dikkere buik. ‘Ze gaat jongen’, luidde moeders spaarzame uitleg. Op een dag werd de hoogzwangere Tosca wat onrustig en vader maakte een knus slaapplekje in zijn knutselatelier. Het teefje nestelde zich op de vodden en tot mijn stomme verbazing zag ik even later vijf natte mormels geboren worden. Tosca likte de puppy’s schoon en zoogde ze. Een vertederend tafereel en die zomer was het een waar genoegen om de kleine hondjes te zien opgroeien tot zottebollende speelvogels. Na negen weken waren de puppy’s klaar voor het grote leven. Eén mocht ik houden, de vier andere stopte ik met een hart van lood in een kartonnen doos. Die waren bestemd voor een hondenkweker die in de zomer een standje had op de markt, een dikke vent met een cowboyhoed. De marktcowboy kocht de weldoorvoede hondenjongen voor een habbekrats en hij bood ze meteen te koop aan, in een kooi. Ik stond er nog een hele tijd bezorgd te kijken, hopend dat er snel aardige kopers zouden opdagen. In de blakende zon gingen de pups steeds aandoenlijker huilen en honderden marktgangers, vooral toeristen, lieten zich vertederen. Enkele franstalige dames begonnen zowat te kakelen van opwinding, allerlei idiote gezichten trekkend, maar niemand kocht een hondje. Uiteindelijk kon ik het klaaglijk janken van Tosca’s jongen niet meer aanhoren en ik droop gedeprimeerd af.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
59
Thuis liet moeder me uithuilen en even later ging ze zelf naar de markt, haar wekelijkse trip om groenten en fruit. Maar die keer is ze ook bij de cowboy langsgeweest. Ze las hem de levieten omdat de hondenjongen geen spatje schaduw hadden en legde zelf een stuk karton op de kooi. De enige pup die overbleef, telde voor drie. Met veel overgave beet Pitouchi alle vindbare schoenen stuk en ze irriteerde onophoudelijk moederhond Tosca. Het was beter dat ook Pitouchi het huis verliet en vader kende een ideaal pleeggezin: twee bejaarde boerenmensen in Plattevelde, een klein dorpje waar hij de post bedeelde. Zo leerde ik Plattevelde kennen en vader troonde me mee naar ’t Mezennest; een piepklein boerderijtje, verloren in het polderlandschap, waar Pamphile Carteel en zijn zuster Alma een teruggetrokken leven leidden. Er was zelfs geen weg naar ’t Mezennest, alleen een lange voetweg, tenzij je dwars door een weide wou stappen. Op dit pittoreske hoevetje had Pitouchi een paradijselijk hondenleven. Auto’s of tractoren waren nergens te bespeuren. Pamphile boerde nog als voor de oorlog; een kloek trekpaard deed het labeurwerk op de akker. Het sobere interieur van het woonhuis was helemaal intact gebleven, op een primitieve elektrische leiding na. ‘t Mezennest kon meteen dienen als decor voor een Vlaamse klompenfilm, met Pamphile als kant en klaar personage. Ter ontspanning zat de boer graag in de ouderwetse stoel naast de Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
60
Leuvense stoof. Lurkend aan zijn pijp staarde Pamphile mild glimlachend voor zich uit, in de winter genietend van de kachelwarmte, in de zomer van de koelte in huis. Televisie hadden Alma en Pamphile niet en het radiotoestel gebruikten ze maar zelden. ’t Mezennest was een oase van rust, een restantje van de oude tijd, zonder haast of drukte. Ik was helemaal weg van het aftandse hoevetje, het sprak me veel meer aan dan een weelderig kasteel of een dure villa aan de kust. Na enkele maanden kende Pitouchi mij niet meer, maar ik bleef Pamphile en Alma opzoeken. Dan vergezelde ik de oude boer bij het werk op het land. Ik zat naast hem op de rammelende kar, vlak achter de gigantische kont van het paard. Pamphile toonde mij ook hoe hij zijn graan maalde in een klein windmolentje dat zijn vader kort na de eeuwwisseling eigenhandig bouwde. Het leek wel een kinderboerderij avant la lettre, al bleef ik de enige toeschouwer. Door ’t Mezennest en zijn bewoners raakte ik verknocht aan het platteland. Toch is het grotendeels toeval dat ik jaren later in Plattevelde belandde. Nina en ik vonden er een koophuis, op een boogscheut van ‘t Mezennest. Pamphile Carteel was inmiddels overleden, maar Alma woonde nog in het vermolmde boerderijtje. De schuur was al deels ingestort. Het staakmolentje van Pamphiles vader werd officieel gerangschikt als monument, wat niet belette dat een zware storm het curiosum tot wrakhout herleidde. De overheid liet een reEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
61
plica bouwen – die nauwelijks lijkt op de originele molen – en voorzag een asfaltweg naar ‘t Mezennest, tot afgrijzen van Alma, die vreesde voor pottenkijkers en ander ongewenst bezoek. Langs Carteels boerderijtje kwam zelfs een gloednieuw fietspad, zodat toeristen en recreanten de nepmolen van nabij konden bewonderen. En zeggen dat het vroeger allemaal zoveel mooier was en zoveel authentieker, maar toen interesseerde het geen kat. Op vandaag is van het oude hoevetje helemaal niets meer te bespeuren. Nu staat er een moderne fermette.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
62
12 Tijdens de vasten stonden grote, houten kruisen in de Wummelse straten, in het wit geschilderd. GEDENK O MENS. Dat was toch iets naars, realiseerde ik me naarmate ik ouder werd. Waarom moest je voortdurend herinnerd worden aan je zondigheid en sterfelijkheid? Als puber had je een veel grotere behoefte aan vrolijkheid en opwinding. Maar het meest bizarre in Wummel was toch de angstaanjagende kruisenprocessie, waarbij honderden gemaskerde boetelingen klaaglijk murmelend door de straten sloften met een houten kruis op hun bult. Als kind vond ik de sombere vasten maar een deprimerende bedoening en de spookachtige kruisdragers van de processie bezorgden me nachtmerries. Met kerstmis ging er het veel vrolijker aan toe. Dan verkeerden de mensen in een opperbeste stemming, alsof ze reusachtig blij waren met de geboorte van het kindje Jezus, de langverwachte verlosser. In de straten hingen kleurrijke lampen en de winkeletalages waren versierd met kerstattributen – lang niet zo overdadig als nu, maar het effect was misschien nog sterker. De belangrijkste verandering was evenwel thuis. In de woonkamer kreeg de kerstboom een ereplaats. Ik vond het Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
63
prachtig, de brandende kaarsjes op de groene takken met de kleurrijke bollen. Maar het brandgevaar was te groot. Een jaar later al werden de kaarsen vervangen door elektrische lampjes. Ook Pasen maakte mij lichtjes euforisch. Niet omdat Jezus onverhoopt uit het duistere rijk der doden was teruggekeerd – daar wist ik nog niets van – maar omdat kinderen op paasdag chocolade-eieren mochten rapen. Ons werd wijsgemaakt dat kerkklokken het snoepgoed uit Rome meebrachten om het kwistig rond te strooien in de heimat. Er kwam nog meer heil uit Rome: de pauselijke zegen vanaf het Sint-Pietersplein. De bijzondere baten ervan golden voor de hele planeet. Geen wonder dat deze miraculeuze zegening, van zodra het technisch kon, rechtstreeks op televisie kwam. Dat werd toen ervaren als een zeer spectaculaire nieuwigheid. Zo’n rechtstreeks beeldverslag was voor die tijd een onvoorstelbaar huzarenstukje en daar hoorde plechtige muziek bij. Die dag hoorden we voor het eerst het inmiddels overbekende Eurovisie-wijsje, tam tam tamtamtam... tam tààààm tam... Het was zonder meer een wonder van de technologische vooruitgang: je kon Zijne Heiligheid de paus in levende lijve horen en zien. Mijn moeder wist geen blijf met haar enthousiasme en tegen de middag riep ze ons samen in de woonkamer. Verzameld rond het plompe televisietoestel wachtten we gespannen het grote moment af. Maar de bejaarde paus had eerst nog een langdradige boodschap voor de wereld en onze magen knorden al toen hij eindelijk met zijn vlerken begon te zwaaien. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
64
Dat was het sein om devoot te knielen voor het korrelige zwartwitbeeld en zeer plechtig een kruisteken te maken. ‘Die zegen is goed voor een volle aflaat’, benadrukte moeder met hoge stem en met hoog opgetrokken wenkbrauwen, waarna we eindelijk aan tafel konden. Een volle aflaat was een soort toegangspasje voor het hiernamaals – wat je ook had uitgespookt in je leven. En de hemel verdienen is toch het allerbelangrijkste in dit aardse tranendal! Je zou voor minder voor de tv knielen. Ook op Allerzielen, daags na Allerheiligen, kon je een volle aflaat krijgen, als je in de kerk een bepaalde tekst opzegde, eventueel zelfs geluidloos, door enkel je lippen te bewegen. Je kon zoveel aflaten verwerven als je wou, maar je moest wel telkens de kerk verlaten voor je nog eens de magische woorden uitsprak. Geen wonder dat moeder haar zonen naar de kerk stuurde, om aan de lopende band volle aflaten af te smeken, want ze wou haar kinderen uiteraard het eeuwige geluk niet onthouden. Zelf had ze al meer dan genoeg kortingbonnen voor de hemel. De tweeling Cyriel en Camiel moest de operatie leiden. Siel en Miel lieten er geen gras over groeien. We stapten ijlings naar de kerk, waar de tweeling me een blaadje toestopte: een bijzonder gebed voor een volle aflaat. Als we die woorden halfluid murmelden kregen we een ticketje voor de hemel. We gingen meteen aan de slag. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
65
Op Allerzielen was het opvallend druk in de kerk. Blijkbaar wilden veel christelijke mensen volle aflaten verzamelen. Je kon maar beter op zekerheid spelen, dacht iedereen. Zelfs een doodzonde zou je niet meer uit de hemel houden. Omdat je na elk gebed de kerk moest verlaten, stonden de gelovigen dicht bij het portaal om de obligate tekst op te zeggen. Dan gingen ze snel naar buiten, om vrijwel meteen weer binnen te komen en de toverformule nog eens af te rammelen. Het gebeurde allemaal met een zekere jachtigheid, alsof de duivel ons op de hielen zat. Het telkens weggaan en terugkomen leidde tot een onvoorstelbare drukte in het kerkportaal waar de piepende klapdeuren voortdurend open en dicht floepten, als in een waarachtige deurenkomedie. Eigenlijk was het bizarre ritueel bijzonder lachwekkend, maar dat drong duidelijk niet door. Niemand vond de knotsgekke situatie grappig, zelfs niet als je iemand voor de zesde keer kruiste in het portaal. Het absurde ceremonieel werd in alle ernst voltrokken. Geen hond die ook maar glimlachte. Het eeuwige geluk hing ervan af, je kon het hele gedoe maar beter ernstig nemen. Nadat we een tiental volle aflaten binnenrijfden, gaven mijn broers er de brui aan. ‘Je kunt hier blijven weg en weer crossen’, concludeerde Siel nuchter. Hij zei het zonder een ondertoontje van spot of geringschatting en toch klonk het al oneerbiedig voor die tijd.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
66
13 Na enige tijd kreeg Elodie het huishouden niet meer voor mekaar, want het werd steeds erger met de dikke benen. Haar oudste zuster, Zenobie, bood regelmatig een helpende hand, al was ze zelf hoogbejaard, en enige tijd woonde ze permanent bij het rentenierskoppel. Zenobie zag eruit als een stokoud Russisch moedertje uit de tsarentijd; klein, ongelooflijk mager, letterlijk kromgewerkt en met grote, lelijke handen. Net als Elodie droeg ze sombere, vormeloze jurken, vaak gecombineerd met een zwarte voorschoot. Haar gelaat was zo verrimpeld dat je haar oogjes nauwelijks kon zien en bij gebrek aan een neus van enige betekenis zakte haar veel te grote bril voortdurend af. Ze moest het hoofd bijna in de nek leggen om door de vettige glazen naar de wereld te kunnen kijken. Zenobie, Elodie en Stong vormden een merkwaardig trio dat dagelijks de lachlust van mijn moeder opwekte. Zelf was ik bij de Blanckaerts kind aan huis. Ik deed er allerlei karweitjes, zoals het vullen van de kolenkit. De bejaarden leefden in volslagen wanorde, maar dat leek hen allerminst te deren. Bovendien deelden ze het smerige huis met een enorme hond. Zita heette het troeteldier, een kanjer van een bouvier, een zwart monster met lang haar en een zacht karakter, groot en sterk als een kalf. Als ik groot genoeg was om Zita in bedwang te houden mocht ik met het enorme beest op wandel gaan. Zo’n levenslusEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
67
tige hond kon wel wat lichaamsbeweging gebruiken. Zita wist gewoon geen weg met haar energie. Ooit plofte de onstuimige teef haar dikke voorpoten in de ketel kokende zurkel die Zenobie op de vloer had gezet. De hele straat kon het beest horen huilen. Thuis zaten we net aan tafel en we dachten dat we de sirene van de brandweer hoorden loeien. Het pijnlijke voorval bezorgde Zita vuurrode, kale voorpoten en Elodie smeerde de brandwonden wekenlang in met een of andere stinkende pap. De Blanckaerts werden hoogbejaarde mensen. Ze gingen nooit meer buiten, zelfs niet om naar de kerk te gaan. Meerdere keren per dag wipte ik bij hen binnen, om boodschappen te doen of om een klusje te klaren. De hygiëne liet steeds meer te wensen over en de levensomstandigheden werden steeds hachelijker. Het gezinsleven in dit onopvallende rijhuis in de Veevoederstraat ging steeds meer lijken op het absurde theater van Samuel Beckett. Op een nacht kreeg Elodie een beroerte, ze viel op de keukenvloer en bleef deels verlamd liggen. Stong en Zenobie konden het zware mens niet optillen, maar ze durfden de buren niet lastigvallen en er was geen telefoon. Daarom sleepten ze Elodie op een tapijtje tot voor de hete kolenkachel waar de zieke vrouw urenlang bleef liggen, bedekt met een deken en met een kussen onder haar hoofd, omringd door haar man en haar zus die zonder woorden de dageraad afwachtten.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
68
Die ochtend klopte Zenobie bij ons op het rolluik. Ze was zo overstuur dat ik dacht dat het brandde bij de Blanckaerts. Mijn moeder en ik gingen vlug kijken wat er scheelde. Elodie lag nog steeds op de vloer, weeklagend met een scheve mond, bewegingloos en met de bolle ogen van een angstig rund. Het zware mens in een zetel krijgen, lukte nooit zonder vader erbij, maar die was al lang in alle stilte weggefietst naar het postkantoor. Ik liet buurvrouw Philomène naar de brandweer bellen, om een ziekenwagen. Gelaten wachtte Elodie af en mijn moeder maakte zich uit de voeten met haar favoriete smoesje: ‘Mijn melk staat op’. Ik wist waarom. Ze kokhalsde van de doordringende stank in het huis, voor mij een vertrouwd geurtje. Een kwartier later arriveerde de ziekenwagen en de ambulanciers sleurden de loodzware patiënte op een draagberrie. Elodie besefte wellicht dat ze niet meer naar huis zou terugkeren en haar gehuil ging door merg en been. Ze wou nog iets zeggen, maar haar mond stond scheef en het bleef bij langgerekte kreten. Tot ik plots begreep dat ze mordicus haar sacoche wou. Ik stopte snel de versleten handtas in haar handen en dan vroeg Elodie een potlood. ‘Een crayon’, loeide ze. ‘Een crayon.’ Tot verbazing van de omstanders gaf ik de ouwe boerin een balpen en een stukje papier, waarop ze met onleesbare hanepoten de geheime code van een bankkluis krabbelde. Het
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
69
was de laatste keer dat ik Elodie zag, ze overleed korte tijd later in het ziekenhuis. Stong en zijn schoonzus Zenobie bleven alleen achter in de rentenierswoning, al konden ze elkaar niet uitstaan. Ook hen zag ik afvoeren richting ziekenhuis. Zenobie kwam zelfs terug en toevallig was ik getuige van haar feestelijke wederoptreden, toen ik Stong wat gezelschap hield. Zoals altijd zat de bejaarde boer in zijn zetel en met mijn steun krabbelde hij schuddend en bevend overeind om Zenobie te begroeten, zij het zonder woorden. Hij probeerde zijn nors gezicht zelfs tot een mislukte glimlach te plooien en er blonk een traan in zijn ogen. Een tijdje later verdween Zenobie voorgoed van het toneel. Zij zou een tweede ziekenhuisopname niet overleven. Toen het bergaf ging met Stong bleef de ouwe boer dag en nacht in zijn zetel zitten, overdag in het schemerduister, als een kapitein die koppig weigert om het zinkende schip te verlaten. Hij sprak geen woord meer, maar je hoorde hem hoesten en rochelen tot op straat. Voor de rest bleef het volledig stil in huis. Een radio heb ik er nooit gehoord en de tv werd niet meer gebruikt. Van Stong bleef enkel een uitgemergelde karikatuur over. Hij was een levend geraamte en de huisarts vorderde een ziekenwagen. Stong kreunde van de pijn toen de ambulanciers hem voorzichtig optilden. Als een etalagepop in zithouding hing Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
70
hij in hun armen, niet meer in staat om zijn benen te strekken. De boer was een grommende mummie geworden. Ook op de draagberrie bleef Stong in die versteende houding liggen en door de opgetrokken knieën kon hij maar met moeite in de kleine ziekenwagen geschoven worden. Ik vond het intriest, maar Stong liet geen enkele emotie blijken. Onder zijn borstelige wenkbrauwen had hij nog steeds die vernietigende blik in de ogen en het enige wat hij af en toe liet horen was een onvervalste ‘godverdomme’. Ik bezocht de ouwe buurman zo vaak het kon in het ziekenhuis, maar Stong zei niets meer. Geen vloek kwam nog over zijn lippen. Hij was bijna onherkenbaar zonder zijn eeuwige pet en Stong droeg enkel een plastieken kleedje dat zijn hele rug bloot liet. Stong gebaarde me dat hij de nachtstoel wou gebruiken. Hij kon weer steunen op zijn magere benen, al stapte hij verschrikkelijk moeizaam, met trage, kleine pasjes. Na het plasje in de toiletpot hielp ik de boer weer in bed – een woordenloos ritueel. Tussen het bed en het raam bleef hij evenwel nog minutenlang staan om naar buiten te kijken, zich met zijn laatste krachten aan de sponde vastklampend. Vanuit het ziekenhuis had je een panoramisch zicht op Emelszeke en het vlakke land van Bachten de Tobbe. Het kostte Stong duidelijk moeite om afscheid te nemen van het land waar hij met zo veel zorg had geboerd en waar nu fabrieken groeiden. Die nacht stierf hij in alle eenzaamheid, zonder woorden. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
71
14 De kermis op de Klaverwijk stelde niet veel voor: een draaimolen en een schietkraam. Voor mij was het hoogtepunt een wandelconcert van de Wummelse harmoniekapel. Elk jaar greep het me aan: zo’n feestelijke muziek in onze saaie straat! Als piepklein kleutertje danste ik zelfs onhoudbaar in het rond, euforisch als een gek. Voor grote mensen was de wielerwedstrijd het belangrijkste: een koers voor beginnelingen, wat toen nog veel volk lokte. Uit heel de Verrehoek kwamen supporters hun favorieten aanvuren, vaak roepend en brullend. Om de tien minuten floepten de renners even voorbij met een vreemd zoevend geluid. Ze reden zo snel dat je nauwelijks hun gezichten kon zien. In het heetst van de wedstrijd hijgden de coureurs als weggelopen koebeesten. Soms vloekten ze luidruchtig of schreeuwden ze bedreigingen als een tegenstrever in de weg reed. De heren leverden een bikkelharde strijd, al viel er niets te verdienen, behalve een foto in De Westlander, een ruiker plastic bloemen en wat kleingeld. Het koersen was overigens niet ongevaarlijk, er waren soms zware valpartijen. Ooit werd Jeanne Booghs, de winkelierster van op de hoek, door een voorbij vlammende renner opgeschept. Ze had zich te ver op straat gewaagd om de aanstormende coureurs te zien. Met akelig loeiende sirenes voerde een ambulance Jeanne Booghs ijlings naar het ziekenhuis. Alle Klaverwijkers reageerden aangeslagen, want Jeanne Booghs was Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
72
lokale beroemdheid. Iedereen liep vrijwel dagelijks haar winkel binnen voor brood of kruidenierswaren en je wist meteen het nieuws van de dag, becommentarieerd en al. In het ziekenhuis werd Jeanne weer in mekaar gezet, maar ze zou nooit meer de oude zijn. Er haperde iets met de kaakbeengewrichten. Als je met Jeanne praatte, trok ze altijd gekke snuiten. De tweede jaarlijkse topper in het wijkleven was het obligate bezoekje van de kerstman, een redelijk belachelijk evenement waar de grotere kinderen van baalden. Op de grote dag verzamelden alle jongetjes en meisjes in een ruime, houten loods. We zaten er op lange banken, gekoesterd door de gloeiende roosters van gasbranders op wielen, terwijl onze moeders vrolijk taterend bijeentroepten, want de barak zat ieder jaar afgeladen vol. Mannen zag je er nauwelijks, alleen enkele heren van het wijkbestuur, die het ene pintje na het andere dronken. Père Noël – zo heette de kerstman toen – was elk jaar ruim over tijd, hoe luid we zijn naam ook scandeerden. We waren het wachten al spuugzat toen de kindervriend onverwacht binnenstormde. Plots werden we door de stilaan beschonken wijkheren aangemaand om de ziel uit het lijf te brullen, ter verwelkoming van de hoge gast: een clochard in feesttenue, met lange grijze haren en een onverzorgde baard. Père Noël ging zo diep gebogen onder de zware zak met geschenken dat je zijn smikkel niet kon zien. Die toonde hij pas nadat hij de zak op het bierbakkenpodium had gegooid en zich zonder enige plichtpleEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
73
ging in een ouwe zetel had neergeploft. Daar bleef de kerstman nukkig zitten, als een gestrafte kwajongen. Op bevel van een zelfverklaarde feestleider moesten de brave kinderen eerst een kerstliedje kwelen, zonder enige afspraak of voorbereiding. Esthetische normen waren niet van toepassing, als er maar wat geblaat klonk, hoe vals of stuntelig ook. Père Noël kon het niet schelen, hij vertrok geen spier van zijn gezicht. De kerstman van de Klaverwijk had iets bijzonders: hij zweeg als vermoord. Geen gebenedijd woord kwam over zijn lippen, zelfs niet bij het overhandigen van geschenken. Iemand van het wijkbestuur schreeuwde de naam van een kind door de voorhistorische microfoon, waarop de gelukkige bedremmeld op de gepensioneerde clown toestapte om een kleurboek in ontvangst te nemen. Je kreeg ook een zachte koek in de vorm van een ventje dat misschien wel het Kindje Jezus moest voorstellen. Omdat de aftandse kerstman niets zei, hield je zelf ook je mond. Het was letterlijk en figuurlijk een stom gedoe. Sint-Maarten pakte het heel wat professioneler aan. De goedheilige bisschop deed elk jaar een rondgang te paard door de straten van Wummel, begeleid door trommelaars en gevolgd door honderden kinderen met een kleurrijk lampionnetje of een uitgeholde biet waarin een kaarsje brandde. De traditie wou dat de kleurrijke meute een Frans liedje zong. In werkelijkheid scandeerden we als een bende idioten onophoudelijk hetzelfde Frans zinnetje, dat de kleinsten niet eens begrepen.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
74
Saint-Martin... boit du vin... dans la lune... dans la luuuuu-ne. Na de stadswandeling, wanneer we helemaal schor gebruld waren, ging Sint-Maarten binnen bij Confiserie Lootens, bekend voor de Wummelse smekkebollen – taaie snoepjes die aan je tanden bleven plakken. Dan was het bang afwachten tot SintMaarten de goedheid had om in één van de verlichte raamopeningen op de eerste verdieping te verschijnen, zoals Onze Vrouwtje in Lourdes. Dat kon wel een tijdje duren, zo vlotjes liep de ouwe niet meer een trap op. Maar wanneer het wonder zich eindelijk voltrok, juichten de kinderen en hun moeders als een bende uitgebroken waanzinnigen – vaders zag je toen niet in de stoet. Meteen gooiden Sint-Maarten en zijn zwarte pieten massa’s smekkebollen naar buiten, waar de deinende menigte het snoepgoed opving alsof het hemels manna was. Bij elke worp neigden tientallen armen in de richting van de vermoedelijke landingsplaats. De voedseldropping werd duidelijk op prijs gesteld door mijn joelende stadsgenoten, ze amuseerden zich reusachtig en grabbelden als uitgehongerden naar de snoepjes. Ook mijn moeder gooide zich vol overgave in de strijd. Zelf had ik een afschuw van het geharrewar, bang om verpletterend te worden door die bende wilde beesten. Het hele sintengedoe kon me gestolen worden. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
75
15 Op een dag zat er een onbekend jongetje in de klas: Jules Vermoere, een magere boerenzoon uit Emelszeke. Hij had een rood gezichtje en weerbarstig blond haar. Jules' boekentas was al behoorlijk versleten en het ouderwetse jasje van de jongen was enkele maten te klein. Vader, die in Emelszeke de post bedeelde, kende de Vermoeres goed. Zoals op de meeste boerderijen was hij er een vriend des huizes. Dat Juultje holderdebolder van school veranderde had volgens vader te maken met de Emelzeekse politiek. Er woedde een felle schoolstrijd in het kleine dorpje en daar werd Juultje Vermoere, die zelf niet aan politiek deed, het slachtoffer van. In het begin liep het boertige ventje wat verloren op de grote speelplaats van het protserige college, tussen al die onbekende, arrogante stadsmusjes. Voor een broekje van te lande had een provincienestje als Wummel meteen de allures van een grootstad. Maar Juultje was voor niemand bang. Integendeel, hij stond algauw bekend voor zijn onverschrokkenheid. Hij beet aardig van zich af en hij leek zelfs bereid om zijn vuistjes te gebruiken. Ik werd Juultjes eerste vriend in Wummel, omdat hij mijn vader kende, de facteur van zijn dorp. De boerenzoon nodigde me uit bij hem thuis, om een hele dag te spelen op de ouderlijke hofstede. Een fantastisch voorstel, maar ik moest wachten tot Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
76
we een vrije dag hadden op school. In die tijd begon het weekend pas op zatermiddag, op zaterdagvoormiddag werd nog gewoon les gegeven. Op een mooie dag fietste ik met hooggespannen verwachtingen richting Emelszeke. De hoeve van de familie Vermoere plakte aan de dorpskom van Emelszeke, een lekker ouderwets boerderijtje met kasseien op het erf, een eendenvijver, rondneuzende varkens, een indrukwekkende mesthoop en overal scharrelkippen. Binnenshuis wachtte mij een veel grotere verrassing: een feestelijke chaos die ik – zelf jarenlang getraind in orde en netheid – niet voor mogelijk had gehouden. De Vermoeres hechtten duidelijk meer belang aan gezelligheid dan aan een toonbare woning. Het was er ook een drukte van je welste. Jules had een hele sliert broertjes die allemaal even opgewekt rondhuppelden, gekleed in afdankertjes, klaar om te ravotten in de schuur en in de stallen. Er was één meisje: Jules’ oudere zus Maria. Zij lachte je altijd vriendelijk toe, terwijl ze zich als een ervaren moedertje om de kleine Vermoertjes bekommerde. De dag begon met een soort negenuurtje, een tweede ontbijt eigenlijk, want boer, boerin en de oudste kinderen waren al enkele uren druk in de weer. Voor de maaltijden zaten de Vermoeres aan een lange tafel en ik mocht plaatsnemen tussen de broertjes. Je hoorde meteen bij de jolige bende, alsof je thuisEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
77
kwam na een lange reis. Aan het hoofd van de tafel zat vader Vermoere, een kleine, maar stevige man. Hij had wilde, ongekamde haren en een ongeschoren, goedlachse kop met de ruwe huid van iemand die het hele jaar buiten werkte. Boer Vermoere was duidelijk de belangrijkste grapjas van de troep en het kleine grut aapte hem gretig na, tot zijn groot plezier. De boerin had het stevigste postuur van het hele gezin, een boom van een vrouw, met een vuurrood gezicht en een verfomfaaid kapsel. Praten deed ze niet, ze krijste altijd, met hoge, schelle klanken. Ze gaf voortdurend de indruk dat ze zich vreselijk opwond, terwijl ze alleen maar aardig wou zijn. De boerderij was een uitgelezen speelterrein voor jonge snaken, met als neusje van de zalm het berijden van de zo maar loslopende varkens die na de voedselbedeling knorrend op het erf rondkuierden. Je moest het uitgekozen zwijn stiekem besluipen om in één beweging op de rug te wippen, met als gegarandeerd resultaat dat het beest heel onstuimig en luid gillend wegstormde. Als je de varkensoren stevig vasthield, kon je een aantal meter meerijden voor je op de kasseien of in het gras belandde. Toen werden de koeien nog met de hand gemolken en dat gebeurde op de weide, waar zowat het hele gezin uitgelaten naartoe fietste; een hele equipe vrolijke Vermoeres, voorzien van emmers en een melkvat. Het leek de melkbrigade wel. De koeien kwamen spontaan naar een hoekje van de wei, waar enkele verweerde driepikkels klaarlagen. Ook de kinderen waren Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
78
ervaren melkers. Ze plaatsten een laag melkstoeltje naast het rund, klemden de emmer stevig tussen de knieën en knepen in een dapper ritme de tepels leeg. De staart van het dier bonden ze veiligheidshalve vast aan een achterpoot, anders werd je zowat afgeranseld. En als een koe te veel bewoog, volstond een knetterende vloek. Kortom, het was heerlijk op het platteland.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
79
16 Wummel-kermis was hét evenement van het jaar, de grootste foor van de streek. De feestelijkheden begonnen op zaterdagavond, om acht uur precies, wanneer bazuinblazers vanop de stoere Sint-Maartentoren het sein gaven. De markt zag zwart van het volk, maar iedereen luisterde gespannen. Na het bazuingeschal barstte de gekte los: ineens kwamen alle kermisattracties tot leven; flitsende lichten in alle kleuren en overal aanstekelijke muziek. Iedereen leek bijzonder uitgelaten en opgewonden, van klein tot groot. Het was ieder jaar een heel feestelijk moment. Dat soort volkstoelopen zie je tegenwoordig niet meer voor een kermis. De attracties werden steeds spectaculairder, maar de betovering en het groepsgevoel zijn weg. Nu gaan mensen liever anoniem naar een pretpark. De tweede kermisavond was de drukste. Dan werd Wummel overrompeld door duizenden gelovigen die de processie hadden bijgewoond; opvallend veel boeren en buitenlui, met al wat oudere kostuums en gebronsde gezichten. Uitgerekend op kermiszondag was Wummel het decor voor een macaber religieus gebeuren. Tussen de fonkelende attracties, die tijdens de ommegang geen enkel geluid mochten maken, passeerde een naargeestige stoet van penitenten die in navolging van Christus blootsvoets een zwaar houten kruis torsten. De boetelingen leken recht uit de middeleeuwen te komen, geEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
80
huld in een grofgeweven, vormeloos boetekleed dat zelfs het gezicht verborg. De vermaarde processie was de grote trots van het kleine provinciestadje. ‘De kruisenprocessie is uniek’, beweerden de schoolmeesters op school en dat schreef ook De Westlander, elke zomer weer. Eeuwen geleden, in tijden van pest en oorlog, kwam publieke boetedoening erg vaak voor in West-Europa. De mensen waren zo ontredderd door de vreselijke ziekte of door barbaars geweld, dat ze zich collectief vernederden en pijnigden in de hoop God wat milder te stemmen en alsnog te ontsnappen aan een verschrikkelijke dood. In betere tijden raakte deze extreme religieuze oefening overal in onbruik, behalve in Wummel. Daar alleen bleef de kruisenprocessie bestaan. Zelfs na de bezetting door Napoleon haalden de koppige Wummelnaars de boeteklederen weer uit de mottenballen. Het is allicht geen toeval dat een ommegang met gemaskerde kruisdragers enkel in een godvergeten gat als Wummel de Verlichting, de Franse Revolutie, twee wereldoorlogen en de moderniteit overleefde. In hun uithoekje van het land waren de Wummelnaars eeuwenlang vooral op elkaar aangewezen, als eilandbewoners. Starre regels hielden het maatschappelijk weefsel in stand en tradities waren heilig, zonder ruimte voor nieuEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
81
we trends of frisse ideeën. De bekrompenheid werd elke generatie met de paplepel ingegeven. Door hun verregaande behoudzucht conserveerden de Wummelnaars onbedoeld een stuk bizarre religieuze folklore uit lang vervlogen tijden. De totaal gedemodeerde kruisenprocessie is verworden tot een levend museum dat één keer per jaar op straat te zien is. Een sinister anachronisme werd na de Tweede Wereldoorlog ineens een toeristische topper. In de jaren zestig en zeventig was de belangstelling voor de kruisenprocessie ronduit overweldigend. Op kermiszondag was het reeds voor de middag erg druk in de Gertrudiskerk, waar het verschrikkelijk stonk naar mottenballen. Letterlijk. De doordringende geur kwam van de boetepijen – de lompen werden voor de rest van het jaar in houten koffers bewaard. De pijen hingen aan lange rekken, want het imposante kerkgebouw diende na de middag als kleedkamer voor de honderden penitenten. De zware boetekruisen stonden netjes tegen een muur geklasseerd, klaar voor gebruik. Een legertje toeristen vergaapte zich in de Sint-Gertrudis aan oude beeldengroepen die in de processie werden meegedragen en om tien uur zat de kerk stampvol voor de overdadig bewierookte hoogmis met feestelijke koorzang en orgelmuziek. Na de middag beheerste de ommegang urenlang de hele stad. Politieagenten grendelden straten af voor alle verkeer en bewoners vulden het voetpad met alle stoelen die ze in huis konden vinden. Op diverse plaatsen stonden robuuste tribunes Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
82
opgesteld en in randwijken, die anders zowat autovrij waren, zag je lange slierten geparkeerde voertuigen. Ondertussen arriveerden in het station extralange treinen die telkens een stroom kijklustigen uitbraakten. Van kleinsaf stapte ik mee in de kruisenprocessie, in het kielzog van Siel en Miel. Na het kermismaal repten we ons naar de turnzaal van het college, waar er een drukte van jewelste was. Doodgewone burgers veranderden in een profeet, een herder, een beul of een engel. Mijn broers en ik behoorden tot de groep van de Israëlieten. Die vergezelden de kruisdragende Christus op zijn trieste tocht naar de Calvarieberg, niet om de Heiland mentaal te steunen, maar om hem uit te jouwen. Figuranten en koorzangers die helemaal opgetut waren voor de processie, al dan niet voorzien van baard en pruik, stapten naar het Sint-Gertrudispark. Het was een grappig zicht: bijbelse figuren keuvelend op straat. Na korte tijd was het stadspark het toneel voor allerlei kleurrijke verbroederingen, tussen Romeinse soldaten en apostelen, tussen herders en schriftgeleerden, bazuinblazers en eremieten... Er kwamen ook steeds meer dieren bij: schapen, paarden en ezels. Uiteindelijk arriveerde ook Christus in het park, klaar voor de kruisdraging; met een doornenkroon op de warme pruik en geschilderde bloedsporen op het gezicht. Hij rookte ontspannen een sigaret, leunend op het zware kruis dat hij ruim twee uur lang moest meezeulen.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
83
Om drie uur werd het plots stil in Wummel. Je hoorde enkel de sombere klokslagen van de Kallemoeie, de grootste klok van de Sint-Maartentoren, en naargeestig bazuingeschal kondigde de processie aan, die vanuit het stadspark de straat opging. Duizenden en duizenden mensen bekeken de vreemde optocht, sommigen wat meewarig, anderen heel devoot. Vooral op de markt stonden de toeschouwers heel dicht bijeen, maar een dranghek hoefde niet. De loutere aanwezigheid van enkele gehelmde rijkswachters in groot ornaat volstond. Roerloos stonden de gendarmen heel respectvol voor de eerste rij toeschouwers, met sneeuwwitte gevlochten touwen aan de blinkende knopen van hun jas. Jezus nam zijn kruis op en vatte zijn schrijnende tocht aan. Mijn broers en ik zeulden erachter aan en af en toe liet het volk van Israël beledigende geluiden horen, draaiend met een antieke ratel of blazend op een koehoorn, wat heel luguber klonk in het doodstille stadje. Zelfs het zachtste gemompel van toeschouwers stierf uit toen de kruisdragende Christus levensecht voorbijstrompelde, zijn eigen schandpaal torsend; bloedend van de geselingen en met een kroon van scherpe doornen op het hoofd. Het was huiveringwekkend, in de straten van Wummel betrad Ons Here Jezus de tastbare werkelijkheid. Op een aantal afgesproken plaatsen bezweek De Zaligmaker en kwam hij ten val, met kruis en al. Op dat moment ging een bijna voelbare siddering door de menigte. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
84
17 Moeder vond de boerenbuiten belachelijk ouderwets, zij hield meer van de kust, op enkele kilometer van Wummel. Dat zanderige strookje langs de zee was voor moeder het Aards Paradijs, een vrijetijdsoord dat de illusie opriep van een eeuwige vakantie, terwijl de Klaverwijk er haar voortdurend aan herinnerde dat ze uit de werkende klasse kwam. Voor moeder waren Wummel en het achterland wellicht synoniem met verstikkende alledaagsheid; klawieren en sparen voor wat meer welstand. Daar zag je vrouwen in nylonschorten die wasten of schrobden tot ze dampten en mannen met petten op, die wroetten in de moestuin; niet uit liefhebberij, maar uit economische noodzaak. Wellicht benijdde moeder de rijke stinkers die aan de kust schijnbaar onbeperkt van de welvaart genoten, in keurige hotels of weelderige villa’s. Gewone mensen konden maar zijdelings wat meesnoepen van het kustgebeuren. ‘s Zomers plande mijn moeder regelmatig een picknick op het strand van Sint-Valentijn, tussen Groenduine en Zandekapelle, waar we langs boerenwegels naartoe fietsten, meestal met tantes en een boel neven en nichten. Ravotten in de duinen of aan de waterlijn was een feest, maar de drukte in de toeristische centra vond ik onuitstaanbaar. De kinderanimatie op de dijk was meestal platte commercie. Een luidruchtige podiumshow – een stompzinnig spelletje of een onnozel quizje – om met veel microfoonterreur waspoeder Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
85
of insecticiden te promoten. Dan had je ook de poppenkast met Reddy Kilowatt, de mascotte van de stroomproducenten – in die tijd werd het verbruik van elektriciteit nog aangemoedigd! Reddy Kilowatts lijf en leden bestonden uit bliksemschichten, hij had een neus als een gloeilamp en oren als stopcontacten. Op een dag las moeder in De Westlander dat in Groenduineaan-Zee een schattenjacht werd georganiseerd. ‘Gratis voor alle kinderen’, juichte ze, alsof ze altijd van een schattenjacht had gedroomd. Mijn zus en ik werden meegetroond naar Groenduine – een ritje met de bus – en moeder baande zich zonder verpinken een weg doorheen de menigte. Ze ging resoluut richting zee en op het strand duwde ze ons zonder veel uitleg op een afgebakend terrein, dat reeds volledig bezet was door een hele horde kinderen. Blijkbaar was dit de schattenjachtzone. Samen met heel wat lotgenoten stonden mijn zus en ik er opgesloten tussen dranghekken, als schapen op de landbouwbeurs van Wummel, bekeken door honderden mensen rondom de afsluiting. Ik voelde me niet op mijn gemak middenin die rumoerige bende. Veel schattenjagers waren luidruchtige, zelfverzekerde jongens en meisjes die Frans, Antwerps of plat Brussels praatten.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
86
Ergens gaf iemand een startsein, maar ik had natuurlijk weer niets gehoord. Plots stortten de schattenjagers zich op het zand, als kippen op uitgestrooide graankorrels, alsof ze allen tegelijk door goudkoorts bevangen werden. Ze graafden als gekken, met de blote handjes, zoals een onervaren hond die een mol op het spoor is. Het getater had plaats gemaakt voor onwezenlijke stilte, je hoorde alleen nog het verplaatsen van zand en dat werd in alle richtingen gegooid, zelfs in je gezicht. Mijn zus en ik gaapten verweesd rond, tot we moeder hoorden gillen. Middenin het talrijke publiek had ze zich strategisch opgesteld, vlak achter de afsluiting, en ze seinde breed gesticulerend de laatste richtlijnen door. ‘Onmiddellijk graven!’ luidde de niet mis te verstane boodschap. Dus begonnen we ook te wroeten in het zand, op zoek naar iets onbestemds. Af en toe sprong ergens een jongen of een meisje op, meestal met een Franse juichkreet, zwaaiend met een verfomfaaid kartonnetje dat je kon omruilen voor een prijs, wat stomme brol wellicht. Dat waren de fameuze schatten. Na een vijftal minuten – het absurde gewriemel in de zandbak hing mij allang de keel uit – zei een microfoonstem dat alle prijzen verdeeld waren. Einde van de schattenjacht. Ontgoocheld verlieten mijn zus en ik de omwoelde arena. Die zag eruit als een slagveld van den Grooten Oorlog.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
87
Het opgefokte kustgedoe was niets voor mij, maar het werd er niet beter op toen mijn ouders na veel wikken en wegen een stoutmoedige beslissing namen: ze kochten hun eerste wagen, een klein Renaultje. Geen evidente beslissing in die tijd, de meeste gezinnen hadden nog geen automobiel. De aanschaf van het karretje was weer een omwenteling in ons leven. Voorheen deden wij al onze verplaatsingen buiten Wummel met de fiets of met het openbaar vervoer. Niet als groenen avant la lettre, maar omdat we niets anders kenden. Op een mooie dag stond een spiksplinternieuw occasiewagentje voor de deur. Apetrots wou iedereen met dat autootje op de foto en de eerste ritten beleefden we in euforische opwinding. We voelden ons de koning te rijk, we konden rijden waarheen we maar wilden, om het even wanneer. Geen stoet of processie in Westland sloegen we nog over, van uitbundige carnavalsoptochten tot een devote ommegang. Toen we alles gezien hadden wat er te zien was, bleef het ‘s zondags bij een obligaat ritje naar de kust, voor een saaie wandeling doorheen steeds groter wordende villawijken die stelselmatig aan de duinen knaagden. Ik had een gloeiende hekel aan dat eindeloze gekuier in schone kleren, maar mijn ouders waren er dol op. Het gaf hen de gelegenheid om pretentieuze bouwsels, die mij allerminst konden bekoren, bewonderend te becommentariëren. Ik wou musea binnengaan en kerkinterieurs bekijken, maar alleen al het voorstel om een tentoonstelling te bezoeken maakte vader korzelig. Hij hield niet van cultuur. Mijn Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
88
ouders slalomden liever tussen de kustgangers op een overvolle zeedijk of slenterden doelloos langs de kitscherige uitstalramen van een drukke winkelstraat, waar het stonk naar frietvet en uitlaatgassen. De pretentieuze boetieks en pompeuze restaurants konden me gestolen worden, net als de protserige optrekjes en pocherige auto’s uit de villawijken. Het oppervlakkige schijnwereldje van pronkzucht en hebzucht vervulde me met weerzin. In het gezellige Wummel, dat achterlijk en boertig heette te zijn, voelde ik me duizend keer meer thuis. Maar eigenlijk ging mijn hart naar het platteland. Op zaterdag vergezelde ik mijn vader als hij bij boeren boter of eieren ging kopen. Een paar jaar later fietste ik er alleen naartoe. Daar boodschappen doen was een feest, op elke hoeve was je meteen welkom. Boeren en boerinnen waren opvallend hartelijke lui die je bijzonder gastvrij ontvingen, zonder enig protocol of valse schijn. Op de boerenbuiten had je échte mensen, vond ik, die ongecomplexeerd zichzelf durfden zijn.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik