NOTA VAN OVERWEGINGEN bestemmingsplan ‘Dr. de Voslaan nabij nrs. 4, 6 en 8’
Afdeling Ruimte nr. 980660
1
De gemeenteraad heeft kennis genomen van de uitspraak van de Raad van State d.d. 1 augustus 2012 inzake het bestemmingsplan Dr. De Voslaan nabij nrs. 4, 6 en 8. De Raad van State is van oordeel dat het besluit van de raad d.d. 23 juni 2011, waarbij is geweigerd het bestemmingsplan vast te stellen, niet berust op een deugdelijke motivering. De overwegingen luiden als volgt: Uit de brief van het college van 6 juli 2011, waarin de vertegenwoordiger van de eigenaar van het perceel op de hoogte wordt gesteld van het besluit van de gemeenteraad, en uit het verweerschrift blijkt dat de gemeenteraad hiertoe heeft besloten omdat er volgens hem geen maatschappelijk draagvlak is voor de bouw van een woning op de beoogde locatie. Naar het oordeel van de Raad van State betreft dit echter geen ruimtelijk relevant aspect. Voorts blijkt uit deze stukken dat de gemeenteraad heeft geweigerd het plan vast te stellen, omdat volgens hem het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het college in tegenstelling tot zijn besluit van 18 maart 2008 thans wel bereid is medewerking te verlenen, en omdat volgens hem onduidelijkheid bestaat over de maatvoering van dit perceel. De Raad van State is van oordeel dat de gemeenteraad hierin echter aanleiding had moeten vinden zich hierover nader te (laten) informeren en zich vervolgens hierover een inhoudelijk oordeel had moeten vormen alvorens een besluit te nemen over het al dan niet gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan. De Raad van State heeft het ingestelde beroep namens de eigenaar van het perceel derhalve gegrond verklaard, en draagt de gemeenteraad op om binnen zes maanden na en met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Gelet op het hiervoor gestelde heeft de gemeenteraad het B&W besluit van 31 mei 2011 en de daarbij behorende Memo inzake de beantwoording van de zienswijzen ingediend door de buurtbewoners nogmaals, en zoals gebruikelijk, kritisch doorgenomen. De gemeenteraad kan zich op een aantal punten niet conformeren met de weerlegging van de ingekomen zienswijzen. De overwegingen luiden als volgt: Groenstructuur (punt 1 van de Memo) Het betreffende perceel is in particulier eigendom en momenteel onbebouwd. Het terrein bestaat uit een grasveld aan de westzijde begrensd door een elzen houtwal en aan de noordzijde (straatzijde) door een groep van 5 elzen op rij. Aan de oostzijde ligt een voetpad ter ontsluiting van de aangrenzende percelen (dr. Rupertlaan) en een halfverhard pad ter ontsluiting van de achter op het perceel gelegen garageboxen. Tussen het grasveld en de garageboxen is een plantstrook van overwegend taxus gesitueerd. Aan de rand van deze plantstrook staat een grote els. Karakteristiek voor Soest zijn de vele stukjes groen, zoals het betreffende perceel, die tussen de bebouwing liggen. In de Structuurvisie staat aangegeven dat de gemeente grote waarde hecht aan de open groengebieden binnen de bebouwde kom die het karakter van Soest bepalen. Gelet op het bovenstaande, alsmede het gegeven dat in de ambtelijke adviezen van 11 februari 2008 en 8 juni 2009 expliciet staat aangegeven dat vanwege de aanwezige stedenbouwkundige structuur en de landschappelijke waarden rondom het perceel er geen ruimte is voor de bouw van twee woningen en eigenlijk ook geen medewerking zou moeten worden verleend aan de bouw van een woning, is de gemeenteraad van oordeel dat de ingediende zienswijze op dit punt doel treft. Conclusie: De gemeenteraad is van oordeel dat de zienswijze gegrond is. Beschermde diersoorten (punt 2 van de Memo) In de zienswijze wordt expliciet de aanwezigheid van een eekhoorn en eekhoornnest in de taxussen vermeld. Indieners zienswijze hebben hiervan ook foto’s toegevoegd. 2
In de rapportage ‘toetsing aan de Flora- en Faunawet’ van het bureau Schenkeveld behorende bij de Memo werd de eekhoorn en het eekhoornnest niet geconstateerd. In de Memo wordt gesteld dat wanneer het nest volgens de goedgekeurde gedragscode wordt geruimd, de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar zal worden gebracht. De gemeenteraad is van oordeel dat in voornoemde rapportage en het gestelde in de Memo niet, althans niet in voldoende mate is ingegaan op de aanwezigheid van een eekhoorn in het plangebied. De gemeenteraad is van mening dat de ingreeplocatie een actueel leefgebied vormt van de eekhoorn, een soort die is opgenomen in tabel 2 van de Flora- en Faunawet. Realisatie van het plan zal ertoe leiden dat de functionaliteit van dit deel van het gebied voor eekhoorn afneemt als gevolg van de vermindering van de hoeveelheid groen. Het is voor de gemeenteraad niet duidelijk of met de uitvoering van het plan de functionaliteit van het leefgebied daarmee in het geding komt. Alhoewel het grootste deel van het groen behouden blijft is naar het oordeel van de gemeenteraad onvoldoende alternatieven in de directe omgeving te vinden voor eekhoorns om te foerageren. Op basis van het plan kan worden gesteld dat het eekhoornnest geruimd wordt. De gemeenteraad vraagt zich af of in casu sprake is van een verlies van een essentieel foerageergebied. In tegenstelling tot het gestelde in de Memo is de gemeenteraad van oordeel dat voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van eekhoorn een ontheffingsplicht geldt. Mocht blijken dat als gevolg van bomenkap een nest van eekhoorn verloren gaat, dan dient ontheffing op de Ffw te worden aangevraagd voor overtreding van de verbodsbepalingen uit artikel 11, betreffende het aantasten van een vaste verblijfplaats van een beschermde diersoort. In het licht van het hiervoor gestelde is de gemeenteraad van oordeel dat aan de functionaliteit van de verblijfplaats van de eekhoorn een groter belang dient te worden toegekend dan het realiseren van twee parkeerplaatsen ten behoeve van de beoogde bouw van een nieuwe woning in het plangebied. Voorts heeft de gemeenteraad twijfels over het gestelde in de rapportage ‘toetsing aan de Flora- en Faunawet’ van het bureau Schenkeveld inzake de kolonie huismussen nabij het plangebied. Zoals op blz. 4 van de natuurtoets staat aangeven nestelt een kleine kolonie huismussen in een van de huizen aan de Dr. de Rupertlaan. De nest van de huismus is jaarrond beschermd. Als de kans bestaat dat een jaarrond beschermd nest zal verdwijnen door een ingreep dan is altijd een omgevingscheck nodig. Een deskundige moet dan vaststellen of er voldoende gelegenheid is voor de soort om zelfstandig een vervangend nest te vinden in de omgeving. Als dat niet het geval is, dient voor zover mogelijk een alternatief nest te vinden in de omgeving. Als dat niet het geval is, dient voor zover mogelijk een alternatief nest te worden aangeboden. Is dat ook niet mogelijk, dan moet ontheffing worden aangevraagd. Een ontheffing is alleen mogelijk met een wettelijke belang uit de Vogelrichtlijn, te weten: - Bescherming van Flora en Fauna; - Veiligheid van het luchtverkeer; - Volksgezondheid of openbare veiligheid. Op basis van de belangen ‘dwingende redenen van groot openbaar belang’ en ‘uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen’ kan geen ontheffing meer worden aangevraagd. Op grond van het bovenstaande is de gemeenteraad van oordeel dat in de rapportage ‘toetsing aan de Flora- en Faunawet ‘ van bureau Schenkeveld en het gestelde in de Memo niet, althans niet in voldoende mate is ingegaan op de aanwezigheid van de kolonie huismussen nabij het plangebied. Conclusie: De gemeenteraad is van oordeel dat de zienswijze gegrond is. Parkeerplaatsen (punt 3 van de Memo) In de Memo staat vermeld dat in verband met de door de gemeente gestelde restricties op het terrein geen ruimte is voor twee parkeerplaatsen, die als voorwaarde gelden. Om die reden dient de taxus op het achterterrein te worden gekapt. 3
De gemeenteraad is echter van oordeel dat de taxus in verband met het behoud van het eekhoornnest gehandhaafd dient te blijven. Dientengevolge is er ten behoeve van het plan geen mogelijkheid om aan de gestelde voorwaarde (twee parkeerplaatsen) te voldoen. Conclusie: De gemeenteraad is van oordeel dat de zienswijze gegrond is. Ontbrekende argumenten (punt 12 van de Memo) In de Memo is aangegeven dat voortschrijdend inzicht ertoe kan leiden dat de gemeente, ondanks herhaaldelijke afwijzingen, alsnog tot een toewijzing toekom t van het verzoek. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat een bestuursorgaan terug mag komen op eerdere besluitvorming, mits zij dat nader motiveert. De gemeenteraad constateert echter dat verzoeken ten behoeve van woningbouw op het betreffende perceel telkens werden afgewezen, omdat de aanwezige stedenbouwkundige structuur en de landschappelijke waarden zwaarder dienen te wegen dan het belang om aldaar te mogen gaan bouwen. Het voortschrijdend inzicht vloeit kennelijk voort uit het ambtelijk advies van 8 juni 2009, om aldaar een woning te bouwen, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. In dat advies staat echter ook het volgende. Ambtelijk wordt aangegeven, dat er geen ruimte is voor het bouwen van 2 woningen. Tevens wordt gesteld, zoals dat ook in het ambtelijk advies van 2008 reeds kenbaar is gemaakt, dat binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur en de landschappelijke waarden eigenlijk ook geen medewerking zou moeten worden verleend aan de bouw van een woning (zie bijgevoegde ambtelijke adviezen).. De gemeenteraad kan zich daarin vinden, te meer daar in het voortschrijdend inzicht geen ruimtelijk relevante wijzigingen ten grondslag heeft gelegen. Conclusie: De gemeenteraad is van oordeel dat de zienswijze gegrond is. Maatvoering (Punt 6 van de Memo) De gemeenteraad is van oordeel dat de vakwethouder door middel van de memo van 21 juni 2011 getracht heeft duidelijkheid te verschaffen omtrent de maatvoering (zie bijgevoegde bijlage). Gelet op bovenstaande conclusie ’s ziet de gemeenteraad thans geen aanleiding om daarop verder in te gaan. Archeologisch onderzoek Tot slot is de gemeenteraad van oordeel dat in het ontwerpbestemmingsplan een archeologisch onderzoek ontbreekt. Op blz. 31 van de toelichting staat het volgende vermeld. Op basis van de gegevens van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is de planlocatie niet gekarteerd. In de Structuurvisie 2009-2030 van de gemeente Soest is op een kaart op blz. 29 te zien dat de planlocatie buiten de categorie ‘middelhoge tot hoge verwachting’ valt. In het voorontwerpbestemmingsplan ‘Soestdijk’ is de planlocatie archeologisch aangemerkt als een gebied met een hoge verwachting. Het is gebruikelijk dat alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking, zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de afwijking moeten worden verbonden. Het verdrag van Malta bepaalt onder andere dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. In verband met het ontbreken van een archeologisch onderzoek betwist de gemeenteraad het gestelde in de toelichting, dat het daadwerkelijk te verstoren oppervlak circa 100 m2 bedraagt, en de kans dat ter plaatse archeologische sporen aanwezig zijn, gering is. ALGEMENE CONCLUSIE: Bovenstaande punten in overweging nemende, alsmede het gegeven dat er geen archeologisch onderzoek aanwezig is, en met inachtneming van hetgeen de Raad van State heeft overwogen komt de gemeenteraad tot de conclusie dat de betreffende zienswijzen gegrond dienen te worden verklaard.
4
Deze gegrond verklaring van de betreffende zienswijze, alsmede het ontbreken van een archeologisch onderzoek kunnen niet anders leiden dan tot een weigering tot vaststelling van het bestemmingsplan Dr. De Voslaan nabij nrs. 4, 6 en 8.
5