NOTA BEROEP & BEDRIJF AAN HUIS Gemeente Vianen Afdeling VROM december 2001
-1-
1. Inleiding Met enige regelmaat wordt het gemeentebestuur verzocht medewerking te verlenen aan het gedeeltelijk gebruiken van de woning voor andere doeleinden dan pure bewoning. Het gaat dan om activiteiten die beroepsmatig zijn (arts, advocaat, accountant, fysiotherapeut, adviesbureau) en activiteiten die een meer bedrijfsmatig karakter hebben (kapsalons, assurantiekantoren en adviesbureaus). Daarnaast is er sprake van verzoeken voor ‘uit de hand gelopen’ hobbymatige karakter zoals expositieruimtes/ateliers en bijvoorbeeld siertuinen. Maatschappelijk gezien is het te verwachten dat steeds vaker werkzaamheden thuis worden verricht (betere communicatiemiddelen, fileprobleem en meer tweeverdieners). Daarnaast is het zo dat door thuiswerken zorg voor het gezin en deelname aan het arbeidsproces kan worden gecombineerd. 2. Doelstelling Op grond van onderstaande redenen is het gewenst het beleid vast te leggen in een beleidsnotitie. Voorkomen moet worden dat aan verzoeken voor beroep en bedrijf aan huis telkens op ad hoc basis medewerking wordt verleend. Voor belanghebbenden dient op voorhand duidelijk te zijn in welke gevallen er door de gemeente wel of geen medewerking wordt verleend. In het kader van de beoordeling van verzoeken zijn de volgende aspecten van belang: Aan welke vorm van activiteiten wordt er medewerking verleend? Duidelijkheid over de te voeren procedure: bepaalde activiteiten zijn niet in strijd met bestemming terwijl voor meer bedrijfsmatige activiteiten een vrijstellingsprocedure moet worden gevoerd. Welke voorwaarden (kunnen) worden verbonden aan verzoeken? Als er sprake is van een vastgestelde beleidsnota die is gepubliceerd kan hiernaar worden verwezen en hoeft niet ieder verzoek afzonderlijk te worden gemotiveerd. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de nota in eerste instantie is bedoeld voor de bebouwde kom van Vianen en de kleine kernen. Voor verzoeken in het landelijk gebied kan de nota echter ook als leidraad dienen. 3. Inhoudelijke aspecten 3.1 Ruimtelijke uitwerking als toetsingscriterium Aan huis‐gebonden‐activiteiten dienen beoordeeld te worden aan het planologisch‐juridisch toetsingskader. Voorop staat dat de woning in overwegende mate de woonfunctie moet behouden. Het centrale toetsingscriterium is de ruimtelijke uitwerking die de activiteit zal hebben. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang: de aard van het verzoek: gaat het om geluid/stof producerende activiteiten, is er sprake van publieks‐ en/of verkeersaantrekkende werking, gaat het om permanent of periodiek gebruik ?; de omvang van de beoogde activiteiten: het aantal vierkante meters dat worden gebruikt; welke gedeelte van de woning wordt gebruikt (zolderkamer of begane grond, één kamer of gehele verdieping); de uitstraling die het verzoek heeft op de woonomgeving: hierbij kan gedacht worden aan ontsierende of schreeuwerige lichtreclames, inrichting aan de straatzijde, gebruik van bepaalde kleurstellingen. 3.2 Gevolgen Gezien het bovenstaande wordt dan ook op inhoudelijke gronden geen onderscheid meer gemaakt tussen: ‘vrije’ beroepen en bedrijfsmatige activiteiten: Bij vrije beroepen gaat het om de traditionele beroepen die van oudsher praktijk aan huis hebben zoals: (tand)arts, advocaat, notaris, architect. Qua ruimtelijke uitwerking is het niet wenselijk op voorhand een onderscheid te maken met andersoortige activiteiten zoals bijvoorbeeld kappersactiviteiten, een internetdeskundige of een schoonheidssalon. Begripsmatig is het verschil, als het gaat om de toelaatbaarheid aan huis, ook vervaagd. hobbymatige en professionele activiteiten: Vanuit toetsing aan het criterium van ruimtelijke uitwerking is het niet van belang of het gaat om hobby‐ of bedrijfsmatige activiteiten. Bij de meeste -2-
aanvragen waar sprake is van hobbymatig gebruik gaat het vaak om een ‘uit de hand gelopen hobby’ en wordt het bedrijfs/beroepsmatige karakter dicht benaderd. Hoofd‐ en bijgebouwen: De ruimtelijke uitwerking van het te wijzigen gebruik is ook in dit geval bepalend. Binnen de gestelde randvoorwaarden, met name het maximum aantal vierkante meters kan er medewerking worden verleend. Het blijft de eigen verantwoordelijkheid van inwoners om voldoende bergruimte te hebben. Er kan echter geen beroep gedaan op extra bebouwingsmogelijkheden voor bijgebouwen (als het toegestane maximum is bereikt) omdat de ruimtes worden gebruikt voor beroeps‐ of bedrijfsmatige activiteiten.
4. Procedurele aspecten Het onderscheid tussen beroeps‐ en bedrijfsmatige activiteiten is van belang voor wat betreft de te voeren procedure. Voor alle aan‐huisgebonden‐activiteiten die niet onder de categorie vrije beroepen vallen dient een vrijstellingsprocedure te worden gevoerd ook al blijft de woonfunctie in overwegende mate behouden. Een definitie van een vrij beroep is niet sluitend te geven maar wordt bepaald door wat in het gangbare spraakgebruik hieronder wordt verstaan. Het gaat globaal gesproken om een beroep uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied. Hierbij moet onder andere gedacht worden aan de volgende beroepen: (tand)arts, advocaat, notaris, makelaar, accountant en dergelijke. In de jurisprudentie zijn weliswaar toetsingscriteria gegeven maar deze bieden niet in elke concrete situatie voldoende houvast. In de praktijk dient bij invulling van het begrip ‘vrij beroep’ rekening te worden gehouden met de volgende omschrijving: ‘professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of vergelijkbare opleiding’. 5. Randvoorwaarden De voorwaarden zijn bedoeld om het kleinschalige karakter van de activiteiten te garanderen en ervoor te zorgen dat de woonomgeving niet wordt aangetast en er geen afbreuk wordt gedaan aan de inhoud van het bestemmingsplan: 1. De activiteiten moeten door de bewoner/ster zelf worden uitgeoefend; 2. het vloeroppervlak dat in gebruik is voor beroeps‐ of bedrijfsmatige gebruik mag niet meer bedragen dan 25 % van het vloeroppervlak van hoofd‐ en bijgebouwen met een maximum van 100 m². 3. Detailhandel is niet toegestaan; 4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken (maximaal 3 openbare parkeerplaatsen mogen worden benut); 5. Het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving (b.v. ontsierende reclame‐uitingen). Door de hierboven genoemde voorwaarden wordt gewaarborgd dat de activiteiten een kleinschalig karakter behouden. Als het gaat om kleinschalige activiteiten is er geen sprake van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau en er geen sprake is van wrijving met het vestigingsbeleid van de verschillende voorzieningen. 6. Relatie met bestemmingsplan Van belang is te realiseren dat door het vaststellen van deze nota niet kan worden afgeweken van regelingen voor dergelijke activiteiten die al in de bestaande bestemmingsplannen zijn opgenomen. De onderhavige nota heeft de status van beleidsregels. De inhoud van deze nota dient dan ook gezien te worden als toetsingskader voor de nadere beleidsinvulling, voor zover de regeling in de bestemmingsplannen dat noodzakelijk maakt. 7. Conclusie
-3-
De nota Beroep & bedrijf aan huis is bedoeld om aan te geven in welke gevallen beroep‐ en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan. Het beleid is er op gericht om in ruime zin medewerking te verlenen aan beroep & bedrijf aan huis. Het centrale toetsingscriterium is de ruimtelijke uitwerking die de activiteit, waarvoor het verzoek is ingediend, met zich meebrengt. Inhoudelijk wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen beroeps‐ en bedrijfsmatige activiteiten. De gestelde voorwaarden (en het toezicht op de naleving daarvan!) staan garant voor het kleinschalige karakter en inpasbaarheid in een woonomgeving. Door het kleinschalige karakter wordt voorkomen dat het voorzieningenniveau duurzaam wordt ontwricht en er door de reguliere bedrijven niet kan worden gesproken over oneerlijke concurrentie. In het kader van toetsing aan het begrip ruimtelijke uitwerking is ook bij voorbaat onderscheid maken tussen professioneel of hobbymatig gebruik en tussen hoofd‐ en bijgebouw niet relevant.
-4-