Nossegem bestaat 900 jaar ! 1110 - 2010
I ONTSTAAN VAN HET DORP Ouder dan 900 jaar 900 jaar geleden werd de naam Nossegem, toen onder de vorm “Nothengem”, voor het eerst, voor zover tot nu bekend staat, in een geschreven document vermeld. Het ging om een oorkonde van Odo, bisschop van Kamerijk (het huidige Cambrai), die nu bewaard wordt op het Rijksarchief in Leuven. Daarin leest men dat de parochie Nothengem (Nossegem) onder toezicht kwam van de abdij van Kortenberg. In werkelijkheid bestaat Nossegem veel langer. Hoeveel langer is niet te achterhalen. Sporen uit de prehistorie werden niet gevonden. Uit de Romeinse tijd is bekend dat drie kleinere heirbanen het huidige dorp doorkruisten. De belangrijkste van de drie was de heirbaan vertrekkend van de vicus Baudecet, een dorp in de buurt van Gembloers en gelegen aan de grote heirbaan Bavai-Tongeren-Keulen. Die heirbaan liep door Nossegem vanaf het gehucht de Oude Baan, nu het kruispunt MechelsesteenwegE40, en volgde de Namenstraat naar Steenokkerzeel, nu in Steenokkerzeel verdwenen sinds de aanleg van de luchthaven. Op oude kaarten uit de 17e eeuw staat die weg vermeld onder de naam heir straete op mechelen of Oude Heirbaene van Namen naar Mechelen.
Nossegem centrum. Kaartboek Parkabdij Leuven,1665. Uitg. Algemeen Rijksarchief, 2000. De hedendaagse Namenstraat is daar een overblijfsel van. De vraag blijft echter of er toen hier reeds een nederzetting bestond, bijvoorbeeld een Romeinse villa, d.i. een hoofdgebouw met bijgebouwen voor landbouwexploitatie. Directe sporen daarvan werden nooit gevonden. Toch zijn er aanwijzingen van Romeinse aanwezigheid. Op de kadasterkaart van P.C. Popp uit 1860 kan men zien dat de landbouwgrond gelegen langs beide zijden van de hoger vernoemde heirbaan in percelen verdeeld is die wijzen op grondverkaveling uit de Romeinse tijd. In de buurt zijn er ook enkele plaatsnamen bv. Tichelenberg, d.i. de berg ter hoogte van het hedendaagse voetbalveld, en daar werden pannen en potscherven uit de Romeinse tijd gevonden. Het woord tichelen komt trouwens van het Latijnse woord tegula dat (dak)tegel betekent. En op Zaventem, niet ver van de grens met Nossegem, waar de huidige straat Zeven Tommen gelegen is, werd in de buurt in de 16e eeuw een Romeins graf ontdekt. De Romeinen noemden een grafheuvel tumulus, dit werd tomme in het Nederlands. Dergelijke aanwijzingen zijn echter nog geen bewijs om van een woonkern te spreken.
Het ontstaan van het dorp Na de Romeinen kwamen omstreeks 400 de Franken in onze streken. Veel sporen van bewoning hebben zij in de eerste paar eeuwen hier niet achtergelaten. Uit de 7e eeuw zijn enkele begraafplaatsen gekend die op bewoning kunnen wijzen. In de Karolingische tijd (750/950) nam de bewoning toe en ontstonden kleine woonkernen. Het ging om drie tot vier boerderijen met een hoofdgebouw en waterput. In Nossegem kan in die tijd er zo’n nederzetting geweest zijn. De naam Nothengem is van Germaanse oorsprong. Volgens het Toponymisch Woordenboek van België van M. Gysseling komt Nothengem van het Germaans Nanthingahaim, dat betekent: woning van de lieden van Nantho. En nanthi wil zeggen ‘waaglust’. ‘Haim’ betekent heem of woonplaats en vinden wij terug in ‘ghem’. Denk aan de vele dorpsnamen die eindigen op (g)hem. Het is dan ook mogelijk dat in die Karolingische periode Nossegem is ontstaan. Nantho kan de eigenaar geweest zijn van enkele hofsteden die een klein gehucht vormden. Voor zo’n nederzetting worden in Latijnse teksten uit die tijd nogal verschillende woorden gebruikt, in het Nederlands is de term ‘domein’ gebruikelijk. Op zo’n domein woonden enkele families (drie, vier …), hadden een eigen woonst en stonden in voor de landbouwexploitatie door enkele dagen per week te werken op de gronden van de eigenaar. Ook families, die volledig afhankelijk waren van de grondheer (lijfeigenen), moesten de landerijen bewerken. Hoe dit proces precies in Nossegem is verlopen weten wij niet. Geschreven bronnen ontbreken. Pas in 1110 wordt Nossegem voor het eerst vernoemd. Een eerste schriftelijke vermelding is echter geen stichtingsdatum. Dorpen en steden werden zelden gesticht. De oorkonde is gewoon een bewijs dat in 1110 er in Nossegem een parochie met kerk(je) bestond en een priester er dienst deed.
Waarom een oorkonde? Het was de domeinheer die instond voor het bouwen van de kerk, hij stelde ook een priester aan, hield toezicht op de uitoefening van de eredienst en kon over 1/3 van de parochiale inkomsten beschikken. Zo’n lekencontrole beperkte zich in die tijd niet tot kleine parochies. Keizers, koningen, hertogen en graven benoemden in die tijd op de meeste plaatsen bisschoppen en abten, met als gevolg dat de kerk volledig onder toezicht van leken was gekomen. Het gebeurde ook dikwijls dat bij die benoemingen
de lekenheren meer aandacht hadden voor de volgzaamheid van de te benoemen kandidaat dan voor zijn religieuze kwaliteiten. Vanaf het midden van de 11e eeuw probeerde de kerk die afhankelijkheid op te heffen. Tussen paus en keizer ontstond aldus een conflict omtrent het benoemingsrecht van bisschoppen en priesters. Die strijd staat bekend onder de naam Gregoriaanse hervorming en duurde van omstreeks 1050 tot 1122, het jaar waarin tussen paus en keizer een overeenkomst werd gesloten. In die strijd tussen kerk en staat moet dan ook de oorkonde van 1110 geplaatst worden. Na enige tijd steunden de lokale bisschoppen de paus en zij probeerden in hun bisdom de lokale kerken te onttrekken aan de wereldlijke macht. In 1110 deed bisschop Odo van Kamerijk dit voor Nossegem. Hij plaatste de Sint-Lambertusparochie onder het toezicht van de abdij van Kortenberg. De pastoor van Nossegem werd voortaan door de bisschop De pastorie omstreeks 1945. Collectie W. Janssens. benoemd. De abdis van Kortenberg mocht advies geven. Verder werden enkele financiële afspraken gemaakt: de abdij kon over een deel van de inkomsten van de parochie beschikken maar moest dan wel jaarlijks de bisschoppelijke rechten betalen. De lekenheer van Nossegem zag af van zijn rechten op de parochie.
De oorkonde van 1110 Het is een document geschreven op perkament in het Latijn, het zegel is verloren gegaan. De oorkonde werd naar alle waarschijnlijkheid niet opgesteld in Kamerijk maar hier in Brabant, misschien zelfs in Kortenberg. Zoals gebruikelijk in de scriptoria (schrijfkamers) van die periode is de tekst mooi geschreven en duidelijk leesbaar. Een moeilijkheid bij het lezen is soms het geschrift maar vooral het gebruik van talrijke afkortingen. Perkament was duur en ruimte sparen was dan ook aangewezen. Het kwam zelf voor dat oude teksten volledig werden weggekrabd om het perkament opnieuw te kunnen gebruiken. De volledige tekst van de oorkonde overschrijven en de vertaling er aan toevoegen heeft binnen het kader van deze korte bijdrage weinig zin. Toch willen we enkele zinnetjes die erg relevant zijn voor Nossegem duidelijker maken en zo ook een beetje inzicht geven in de tekst van een oorkonde. • De eerste regel:
Een klein streepje boven één of meerdere letters duidt aan dat dit woord afgekort werd. Hier de afkortingen: sce voor sancte, en sci voor sancti, sps voor spiritus. IN NOMINE SC(ANT)E § INDIUIDUE TRINITATIS PATRIS § FILII § SP(IRITU)S SC(ANCT)I. Vertaling: In de naam van heilige en ondeelbare Drievuldigheid, Vader, Zoon en Heilige Geest. • En verder in de eerste regel:
ODO DEI GRA(TIA) CAMERACENSIU(M) EP(I)S(OPUS). Vert.: Odo door de genade Gods, bisschop van Kamerijk • In de achtste regel:
ALTARE DE NOTHENGEM. Vert.: altaar (parochie) van Nothengem. • Op de laatste regel staat de datering in Romeinse cijfers:
ACTUM ANNO INCARNATI VERBI M° C° X°. Vert.: in het jaar van de menswording 1110.
De heren van Nothengem in de 12e en 14e eeuw In een aantal oorkonden van de 12e tot 14e eeuw vinden wij namen van enkele heren van Nossegem. De oudst gekende is Herimannus (Herman) de Nothengem wiens naam in een oorkonde uit 1123 voorkomt. Hij schonk twaalf bunder land die hij te Nossegem bezat aan de abdij van Kortenberg. Dezelfde Herimannus komt ook voor in een oorkonde van 1140 als mede-eigenaar van een stuk land in Meerbeek dat verkocht werd aan de abdij van Affligem. Die oorkonde bevestigde ook dat de abdij Kortenberg de rechten op de parochie behield zoals die waren vastgelegd in 1110. Tussen 1130 en 1140 verkochten Lambertus, Walterus, Goswinus en Henricus, vier broers uit Nossegem, een stuk grond gelegen in Meerbeek aan de priorij van Vlierbeek. Wie onder hen heer van Nossegem was is niet duidelijk. Misschien Lambertus (we noemen hem Lambertus I) indien we mogen aannemen dat hij de oudste was, aangezien hij als eerste wordt vernoemd. Omstreeks 1155 komt opnieuw een Lambertus voor in een oorkonde. Dezelfde als de voorgaande, of zijn zoon Lambertus II ? Dan volgt Henricus I, vermeld in 1185. Opnieuw wordt een Lambertus (Lambertus III) vernoemd in 1223. En dan moet gewacht worden tot 1321 vooraleer nog een lid van de familie Nothengem wordt vermeld. Tussen deze laatste en de vermelding van Lambertus III ligt 98 jaar. Ongetwijfeld zijn in die tussentijd nog andere familieleden heer van Nossegem geweest. Na 1350 duiken in de bronnen de namen Lambertus of Henricus de Nothengem niet meer op. Is de oorspronkelijke tak uitgestorven? Uit die oorkonden blijkt dat de heren van Nossegem contacten onderhielden met grote abdijen, zoals de Parkabdij in Leuven, de abdij van Affligem, van Grimbergen. Zij hadden ook contacten met de hertogen van Brabant en vele andere domeinheren uit de omgeving. Uit de familie de Nothengem zijn ook enkele vrouwen bekend. Ida de Nothengem werd abdis van de abdij van Kortenberg in 1125. De stichting van het klooster van Leliëndaal in Mechelen gebeurde door leden van de familie de Nothengem en twee zussen namelijk Sabine en Margaretha traden in 1237 binnen in dit klooster. Heilerwigis de Nothengem werd in de 13e eeuw priorin van de abdij van Kortenberg. De familie behoorde tot de lagere adel van Brabant. Lambertus III staat gekend als ‘vir nobilis’ en ‘miles’ d.i. edelman en soldaat, ridder dus. Duidelijk is dat de heren van Nossegem eigenaars waren van veel gronden, zowel binnen als buiten Nossegem. Reeds in de 11e eeuw waren de heren van Nossegem eigenaars van een uitgestrekt domein binnen Nossegem. Dat verklaart wellicht waarom zij na hun voornaam telkens ‘de Nothengem’ toevoegen.
II. DE ONTWIKKELING VAN HET DORP Vele eeuwen lang was Nossegem een klein dorp waar de toenmalige bewoners bijna uitsluitend van landbouw leefden. Steunend op volkstellingen uit de 15e eeuw kunnen wij een schatting maken van het aantal inwoners. In 1437 telde men 23 woningen, in 1464 waren er 32, en 36 in 1480. Men telde woningen en niet de inwoners; indien een woning 4 à 5 bewoners had lag het aantal inwoners waarschijnlijk tussen de 100 en de 150. Ruim een eeuw later (1606) telde men 26 woningen, waaronder 3 brouwerijen en 4 herbergen en 1 winkel. Dorst werd niet geleden! Daarna steeg het aantal inwoners tot 354 in 1693.
Ontwikkeling tijdens 17e en 18e eeuw Kaarten tonen vrij goed hoe een dorp zich ontwikkelde. Zij tonen het stratenpatroon en de woonkernen. Het dorpscentrum volgens het Kaartboek van de Parkabdij van 1665 werd reeds hierboven afgedrukt. Enkele straten rondom de kerk staan er duidelijk op : heirstraete op mechelen, den processiewegh, die baene van erps naer brussel. Verder enkele plaatsnamen: ’t kerckveldt, die kersdelle, den weidenbergh, den savelbergh, die heyde. En met de naam vloetgrachte wordt de Kleine Beek naar Zaventem bedoeld. Op de kaart uit hetzelfde kaartenboek staan de gehuchten Vos Capelle en die caude taverne, met elkaar verbonden door de toen belangrijkste weg van Nossegem. Dit is de weg Brussel - Leuven die op Nossegem Oude Baan wordt genoemd. Ook Keulse Baan genoemd omdat dit een deel van de belangrijke handelsroute was tussen Brugge en Keulen vanaf de 12e tot einde 17e eeuw.
De gehuchten Vos Capelle en Caude Taverne. Kaartboek Parkabdij Leuven, 1665.
Vos Capelle
die caude taverne
De oorspronkelijke Voskapel werd afgebroken omstreeks 1935. Rechts aan het kruispunt staat de afspanning In den Leeuw. Aan het kruispunt die caude taverne staat op iedere hoek een boerderij en/of herberg. Deze vier gebouwen werden afgebroken bij de aanleg van de autoweg E 40 in 1969. Langs die route stonden op verschillende plaatsen afspanningen waar voerders konden logeren en stallen waren voor de paarden. Op Voskapel is dat de afspanning ‘Goet Logist. In den Leeuw’ gebouwd in 1649.
In den Leeuw. Foto 1975. Collectie D. Hoflack.
De afspanning ʻGoet Logistʼ, gebouwd in 1649. De in de voorgevel ingemetselde steen bevat volgende tekst : A(nno) 1649. Goet Logist. In den Leeuw tot Voskappel vermaert, halfwech Loven en Brussel staet. Gerestaureerd omstreeks 2000. Foto J. Van Herck
Heel bekend is ook de Ferrariskaart, een stafkaart getekend tussen 1771/78. Op deze kaart ziet men duidelijk de grote steenweg Brussel Leuven, aangelegd tussen 1706 en 1709. Sedert de aanleg werden in de loop van de 18e eeuw langs de baan of in de onmiddellijke omgeving een twintigtal woningen gebouwd. Ook in de Namenstraat en op Voskapel zijn er enkele woningen bijgekomen in vergelijking met het Kaartboek van de Parkabdij. Het aantal inwoners was in de 18e eeuw ook stilaan gegroeid, van ongeveer 360 in 1693 tot 491 in 1786.
Ferrariskaart 1771-78. De Leuvensesteenweg met bomenrij, aangelegd tussen 1706 en 1709. Het cijfer bij elke woning is het parochienummer. Voor Nossegem is dit 62 (zie kerk) en duidt aan tot welke parochie een woning behoort.
Ontwikkeling tijdens 19e en 20e eeuw In die eeuwen werden gedetailleerde kaarten gemaakt. Voor de 19e eeuw kiezen we de Atlas der buurtwegen uit 1842. Voor iedere gemeente werd zo’n kaart getekend met alle toen bestaande straat- en voetwegen. Zij kregen een nummer dat in een naamlijst werd opgenomen. Talrijke van de toenmalige straatnamen zijn nog in gebruik. Het aantal huizen in het centrum, in de Namenstraat en naar de kerk toe is in vergelijking met de Ferrariskaart aangegroeid. Het aantal inwoners was ook gestegen tot 569 in 1846. Doch nog altijd bleef Nossegem een landbouwdorp. In het bevolkingsregister van 1847 telt men 99 personen die een beroep uitoefenen, 75 daarvan zijn landbouwer. Zij legden zich vooral toe op graanteelt. Verandering kwam er na het aanleggen van de spoorlijn Brussel-Leuven in 1866. Het wegennet moest op sommige plaatsen aangepast worden. Gronden werden onteigend, landbouwpercelen werden gesplitst, het noorden van het dorp werd alleen bereikbaar door twee bruggen - Namenstraat en Mechelsesteenweg - aangelegd boven de nieuwe spoorlijn. En nu het dorp vanuit Brussel gemakkelijk bereikbaar was geworden kwamen nieuwe bewoners zich vestigen, vooral dan in de stationsbuurt en langs de Mechelsesteenweg.
Nossegem centrum. Atlas der buurtwegen. Nossegem, 1842. Langs de steenweg Brussel-Leuven staan enkele grotere woningen, kleinere langs de Namenstraat, en naar de kerk toe enkele grote pachthoven.
Detail uit wegenkaart van 1928. Sinds de aanleg van de spoorlijn in 1866 bestaat Nossegem uit vier blokken: tussen spoorlijn en Leuvensesteenweg, links op de kaart het bewoonde centrum met kerk en rechts een landbouwgebied; tussen de Leuvensesteenweg en grens met Sterrebeek, links de wijk Oude Baan (zie kapelletje) en rechts Voskapel.
Ook op landbouwgebied veranderde veel. De graanteelt werd vanaf omstreeks 1880 minder winstgevend wegens de invoer van goedkoop graan uit de VSA en sommige boeren zochten nieuwe activiteiten. Veeteelt en teelt van voedergewassen werden belangrijker. Er ontstonden kleine industriële ondernemingen: een houtzagerij, een jeneverstokerij, een weverij, drie melkerijen, en twee kareelovens (steenovens) werden opgericht. Daar de crisis in de graanteelt aanhield zochten de landbouwers naar nieuwe bestaansmogelijkheden. Nog voor de Eerste Wereldoorlog ontstond de witloof- en druiventeelt. In 1912 bestond in Nossegem reeds een Witloofsyndicaat. De witloofteelt is vrij intensief en alle familieleden werden ingezet. Na het zaaien van het chicoreizaad moet na korte tijd tussen de jonge plantjes het onkruid weggekapt worden. Vanaf september tot december worden de witloofwortelen gerooid, de aarde wordt afgeklopt en de wortels blijven een tweetal weken rusten. Nadat het loof is afgesneden worden de wortels ingekuild. Het witloof groeit dan op deze wortels die bij het oogsten afgesneden worden. De buitenste bladeren van de witloofkrop worden nu afgesneden en het mooie witte loof wordt ingepakt voor de verkoop. Vanaf de jaren tachtig ging de witloofteelt – in 1950 nog meer dan 58 ha – snel achteruit en verdween bijna totaal.
Het inkuilen van de cichoreiwortels. Collectie Gielis-Vekemans.
De druiventeelt ontwikkelde zich in Overijse vanaf 1860 en verspreidde zich zeer vlug in de streek, waaronder ook Nossegem. Zoals de witloofteelt was ook druiventeelt een familiebedrijf, en op bepaalde tijdstippen werden nog tijdelijke werkkrachten ingeschakeld. In Nossegem werden de eerste serres gebouwd voor de Eerste Wereldoorlog. In 1950 hadden alle serres samen een oppervlakte van 3 ha 82 a. Nu zijn een paar serres overgebleven. Buiten de serres die gemakkelijk in het landschap opvielen stonden in de zomermaanden langs de Leuvensesteenweg druivenstalletjes. Druiven en mettertijd ook ander fruit werden verkocht. Talrijke autobestuurders stopten om er de lokale kwaliteitsdruiven te kopen. Doch ook dit typische Nossegembeeld verdween in de jaren negentig.
Druivenserre. Collectie Wauters-Schroven.
Druivenverkoop langs de Leuvensesteenweg. Een eenvoudig verkoopstalletje was voldoende. Collectie Wauters-Schroven.
Na enige tijd werden de druivenstalletjes groter, geperfectioneerder, in het geel geschilderd en droegen grote opschriften. Collectie Gielis-Vekemans.
Nossegem omstreeks 1940. In het centrum en langs de Leuvensesteenweg is het aantal woningen aangegroeid. De landbouwzones zullen nog tot omstreeks 1960 intact blijven.
Grote invloed op de verdere ontwikkeling van Nossegem had de aanleg van de E40 kort na 1970. Het dorp werd gemakkelijk bereikbaar. Terwijl tot 1970 de grote landbouwzones bijna intact waren gebleven ontstonden nu nieuwe woonwijken en semi-industriële zones. De eerste woonverkavelingen werden aangelegd in de jaren zestig. De eerste industriële zones ontstonden in de zeventiger jaren langs de pas aangelegde Brixtonstraat. Dit gebied breidde zich na de fusie van de gemeenten in 1977 snel uit tot Zaventem-Zuid, voor een groot stuk gelegen op Nossegem.
Nossegem, 1970. Schaal 1/25.000. Enkele nieuwe straten en verkavelingen werden vanaf 1960 aangelegd: Pachthofstraat, Kersenbergstraat, Boereboomlaan, Bremberg. De E40 bestond nog niet. De landbouwzones vooral in het zuiden van het dorp zijn nog intact gebleven.
Nossegem, 1999. Sinds 1970 zijn er nog straten en verkavelingen bijgekomen: Notkerhof, Lindeveldstraat, Akker, Boomgaard, Kleinveldhof, Rode Beukendreef. De semi-industriële zone Zaventem-Zuid ontwikkelde zich rond de straten Weiveldlaan, Brixtonlaan, Mercuriusstraat, Weihoek, Hoge Wei en Hermesstraat, die allen op het grondgebied van Nossegem liggen. Alleen langs beide zijden van de Voskapellelaan is er nog landbouwzone.
Stratenplan Zaventem, 1999 Uitg. Publi-touch, Leuven.
Het landelijke Nossegem bestaat niet meer. De woonzones werd bijna volledig volgebouwd en een semi-industriële zone ontwikkelde zich vanaf de jaren 1970. Het dorp werd een slaapgemeente voor inwoners die vaak buiten Nossegem te werk gesteld zijn, en op semi-industriële zone komen dagelijks talrijke niet-Nossegemnaars werken. Het oude sociale weefsel van ieder die iedereen kende is verdwenen. Integratie tussen inwijkelingen en oorspronkelijke bewoners – die een minderheid zijn geworden – komt moeilijk tot stand. Na 900 jaar is Nossegem een dorp dat economisch aansluiting heeft gevonden bij de Brusselse regio. De toekomst moet uitwijzen of het waardevolle van het verleden in dit nieuwe Nossegem bewaard zal blijven.
Winkelzone langs de Oude Baan. Foto J. Van Herck.
Kruispunt Oude Baan-Mechelsesteenweg (eertijds Waverse baan). Collectie W. Janssens.
Het kruispunt aan de Oude Baan verdween voor de bouw van de autoweg en de brug boven de autoweg. Foto J. Van Herck.
Nossegem kruispunt Leuvensesteenweg-Mechelsesteenweg, 2008. Foto J. Van Herck.
Herberg In de Oude Tijd op de hoek van de Waverse baan en de Leuvensesteenweg, omstreeks 1900.
Sint-Lambertuskerk, oudste deel uit de 13e eeuw. Foto 1943.
Gemeentehuis en gemeenteschool, 1866. Foto omstreeks 1900.
DANIEL HOFLACK Bijlage: Gemeenteberichten Zaventem, jan.-feb., nr. 1, 2010
Oude hoeve uit de 19e eeuw.
Bibliografie Oorkonde 1110. Algemeen Rijksarchief Leuven, Kerkelijk archief nr. 5885. M. GYSSELING. Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), Brussel, 1960, p. 748. D. HOFLACK, De Sint-Lambertuskerk van Nossegem, Nossegem, 1975. P.-R. REGNIER. Un chevalier Bruxellois du XIIe siècle: Englebert “de Atrio“ in Cahiers Bruxellois, dl VII, 1962, p. 81-100. H. VANNOPPEN, J.DEBOT, De geschiedenis van Nossegem, het fanfaredorp, Zaventem, 1979. J. VERBESSELT. Het parochiewezen in Brabant in het einde van de 13e eeuw, Pittem, dI XII, p. 137-168.