kenmerk Error! Bookmark not defined. datum 2013-04-05 pagina 1/16
Normcommissie 310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen, smeermiddelen en verwante producten
COMMISSIEPLAN 2013
NORMCOMMISSIE
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen, smeermiddelen en verwante producten DATUM
2013-04-05
NEN BU Industrie - Energiewinning Postbus 5059 2600 GB Delft Vlinderweg 6 2623 AX Delft T 015 - 2 690 326 F 015 - 2 690 207
[email protected] www.nen.nl
1 Algemene gegevens 1.1
Commissie
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen, smeermiddelen en verwante producten 1.2 Werkgebied Het gebied van de normcommissie 310 028 "Vloeibare en gasvormige brandstoffen, smeermiddelen en verwante producten" is als volgt gedefinieerd: Normalisatie op het gebied van aardolie en aardolieproducten, vloeibare en gasvormige brandstoffen, smeermiddelen en verwante producten van synthetische of biologische oorsprong, met inbegrip van: - testmethoden; - bepaling en toepassing van precisiedata van testmethoden; - algemene classificaties en specificaties voor transport- en stationaire toepassingen; - specificaties van vloeibare en gasvormige brandstoffen bijv. benzine, diesel, autogas, gasolie en biobrandstoffen; - kwaliteitseisen met betrekking tot bulk transport. De normcommissie is het aanspreekpunt voor Nederlandse belanghebbenden en draagt zorg voor nationale normontwikkelingsactiviteiten en de Nederlandse inbreng in de relevante technische commissies van ISO en CEN. Dit zijn de commissies ISO/TC 28 "Petroleum products and lubricants", inclusief SC 2 " Determination and application of precision data in relation to methods of test ", SC 4 “Classifications and specifications” en SC 7 “Liquid biofuels”, en CEN/TC 19 "Gaseous and liquid fuels, lubricants and related products of petroleum, synthetic and biological origin". Het secretariaat en voorzitterschap van CEN/TC 19 ligt in handen van Nederland. De normcommissie speelt daarom een belangrijke rol als denktank voor de aansturing van deze Europese technische commissie. Normalisatie op het gebied van oliewinning en -productie wordt in Nederland behandeld door een andere NEN normcommissie (NC 310 008), evenals normalisatie voor bitumen en verwante producten (NC 353 008) en voor debiet- en hoeveelheidsmetingen van aardolie(producten) (NC 310 066). Smeermiddelen en aanverwante producten, ook al zijn deze niet op basis van minerale olie, worden wel door de normcommissie 310 028 behandeld. Met de opkomende alternatieve brandstoffen volgt 310 028 ook sterk het werk van andere normcommissies op het gebied van oliën en vetten (NC 370 002), waterstof en brandstofcellen (NC 310 197), wegvoertuigen (NC 345 042) en recenter aardgasvoertuigen (NC 310 326), duurzame biomassa (NC 310 383) en bio-based producten (NC 310 031).
Nederlands Normalisatie-instituut
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
3/17
smeermiddelen en verwante producten
1.3
Belang
1.3.1 Algemeen Momenteel zijn petroleum producten nog steeds de hoofdbron voor energie consumptie op een wereldwijde schaal, als ook voor de EU. Kijken we naar de bruto binnenlandse consumptie per brandstof in 2011, dan is olie nog het meest gebruikt 1 met een aandeel van 33,1% , al is dat sterk dalend (duurzaam is al 1,6%). Voor Nederland is dit aandeel met 52,3% enigszins anders en ook stabiel. Dit omdat ruwe olie behalve als energiebron ook als handelsproduct van groot belang is voor de Nederlandse economie. In de Europese olievoorziening en de oliehandel heeft Nederland een zeer belangrijke functie, wat vooral te danken is aan de Rotterdamse Mainport met haar raffinaderijen, opslagcapaciteit en goede infrastructuur. De hoeveelheid ruwe olie en olieproducten die jaarlijks in Rotterdam binnenkomt is bijna zes keer groter dan in Nederland wordt geconsumeerd (bunkers, 16% van het effectieve verbruik, worden hierbij buiten beschouwing gelaten; Nederland is nummer 1 in Europa op het gebied van binnenvaartbunkering). De verwerking en verdere export van ruwe olie en olieproducten betreft dus een enorme markt. 2
Met een aandeel van 32,6% van de totale energieconsumptie in de EU, is de transportsector het meest afhankelijk van fossiele brandstoffen. Zeker het 2 wegtransport, dat voor 81,9% van de uiteindelijke energiebehoefte in het transport e 3 verantwoordelijk is (5/6 van het aandeel in de EU ), laat een zeker groeitrend zien door de toenemende commerciële activiteiten. Dit naast het verbruik in de industrie dat in Nederland van 6% maar 17% aandeel ging in een periode van tien jaar, terwijl 3 het in de EU met 28% afname . De aflevering van motorbrandstoffen op de Nederlandse markt is over de periode 2009 – 2011 redelijk stabiel, waarbij voornamelijk autogas (LPG) verminderd ten gunste van diesel. Qua aardolieproducten uitvoer, gaat een groot deel naar België en Duitsland. Mexico, 1 Nigeria en de Verenigde Staten zijn belangrijke ongelode benzineafnemers . De belangrijkste component van hernieuwbare energie voor vervoer bestaat sinds 2006 uit biobrandstoffen, eerst gestimuleerd door een korting op de accijns, vanaf 2007 door een verplichting. Het aandeel hernieuwbare energie in de vervoerssector was in 2010 in Nederland effectief nog maar 3% (bron: CBS), mede ook vanwege de dubbeltellingsmogelijkheden bij biodiesel. In april 2011 zijn de Brandstofkwaliteitsrichtlijn (FQD, 2009/28/EC) en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED, 2009/30/EC) geimplementeerd. Deze regelingen bevatten duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen en leggen daarnaast streefcijfers op voor de leveranciers (in Nederland de accijnsgoederenplaatsen, AGP's). De opgelegde broeikasgasemissie reductie per eenheid energie over de gehele keten is vastgesteld op 2% voor 2014. De hernieuwbare energie-limiet voor transport is 10% voor de gehele EU in 2020. De zwavellimieten voor mobiele machines en binnenschepen is gemaximaliseerd op hetzelfde niveau als voor diesel voor wegvoertuigen. Ook die voor zware stookolie zijn naar beneden aangepast, per 2012 ligt de limiet op 1% en wordt de ISO 8217 gevolgd. De regering heeft op 8 oktober 2009 een regeling vastgelegd voor de dubbeltelling van tweede generatie biobrandstof om de energiedoelstelling mogelijk te maken. In 2011 zijn elektriciteit en biogas ook aangeduid voor het verkrijgen van biotickets om aan de eisen van de RED te voldoen. Ondanks dat het Ministerie eerder heeft aangegeven dat zij t.a.v andere hogere mengsels (zoals B30) geen voorzieningen
1
bron: VNPI, www.vnpi.nl Eurostat/EU Commission, ”EU energy and transport in figures”, 2010 3 Eurostat, "Energy, transport and environment indicator", 2011 2
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
4/17
smeermiddelen en verwante producten
wenst te treffen, zullen er meer en meer zaken t.a.v. FQD en RED bij 310 028 terecht komen.
1.3.2 Marktpartijen De belangrijkste verbruikssectoren van olie zijn de petrochemie en de transportsector. Het Nederlandse verbruik van ruwe olie ligt hoger dan het WestEuropese gemiddelde vanwege het hoge olieverbruik door de raffinage- en petrochemiesectoren. Het aandeel van olie in de totale energievoorziening loopt in Nederland terug, net als in de meeste West-Europese landen. De Nederlandse sector bestaat in feite uit: 5 raffinaderijen, 24 oliedepots, 4.000 tankstations en 55 4 bunkerservicestations voor scheepsbrandstof . Depots, tankstations, tankwagens en bunkerschepen zijn voor een kwart tot tweederde in handen van onafhankelijke brandstoffenhandelaren die los staan van de raffinaderijen en de grote oliemaatschappijen. Doordat Nederland niet echt duidelijk een keus voor biobrandstof heeft gemaakt is de markt nog niet groot. Er is weinig areaal beschikbaar en de vraag naar biobrandstof in het buitenland is veel groter. Import en doorvoer van ethanol en biodiesel is een nog altijd een groeiende markt in Nederland. De (buitenlandse) investeringen in de sector zijn groot, bijvoorbeeld van gevestigde bedrijven als Cosun, NesteOil of Cargill. De Nederlandse productiemarkt voor biobrandstof is in 2008 en 2009 sterk verlaagd (zie ook §1.3.3), maar in 2010 weer toegenomen. Zo is bijvoorbeeld de jaarlijkse veranderende subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE), waarbij per 2009 ook eisen aan de duurzaamheid van de brandstof worden gesteld, eerder een onzekere factor dan een stimulans voor de transportsector geweest. Er zijn in Nederland een tiental oliemaatschappijen actief die verkopen aan de consument. Onderzoekslaboratoria van deze bedrijven en hun raffinaderijen houden zich onder andere bezig met de controle van tal van kwaliteitsparameters. Deze controle wordt soms uitbesteed aan onafhankelijke onderzoek- en meetlaboratoria. De directe rol van de overheid in de handel van olie is zeer beperkt. De drie belangrijkste taken zijn: het toezien op een goede marktwerking, het streven naar (internationale) evenwichtige milieumaatregelen en de voorzieningszekerheid in crisisomstandigheden. Door accijnzen en heffingen speelt de overheid wel een belangrijke rol bij het bepalen van de hoogte van de consumentenprijs van aardolieproducten. Naast de vele eisen van de klant aan de productkwaliteit, stelt de overheid ook enkele wettelijke eisen (bv. benzeengehalte en zwavelgehalte in benzine). Voor het terugdringen van schadelijke milieueffecten van het gebruik van motorbrandstoffen worden door de overheid ook eisen aan motorvoertuigen en tankstations gesteld. De normcommissie heeft in 2009 een regulier overleg met het Ministeri van I&M (destijds VROM) geïnitieerd, alhoewel vanuit de nationale overheid geen directe participatie meer in 310 028 plaatsvindt. Dit vindt nog altijd plaats op een halfjaarlijkse basis om elkaar van de ontwikkelingen te informeren. 1.3.3 Omzet Olie is de meest verhandelde grondstof ter wereld. Nederland levert ongeveer 70 miljoen ton bruto raffinageproduct per jaar, waarvoor bijna 107 miljoen ton ruwe olie wordt geïmporteerd. Een klein deel (2½ %) van de benodigde hoeveelheid wordt in Nederland gewonnen. Meer dan de helft gaat naar België en Duitsland. Frankrijk neemt veel stookolie af en de Verenigde Staten zijn een belangrijke benzineafnemer. De overige hoeveelheid wordt verwerkt tot olieproducten, waarvan
4
bron: VNPI
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
5/17
smeermiddelen en verwante producten
ook een groot gedeelte werd geëxporteerd. Ongeveer een gelijke hoeveelheid (in elk geval qua energie-inhoud) aan olieproducten wordt ook nog geïmporteerd. De 5 transportsector (exclusief de bunkering ) neemt meer dan 50% van het binnenlands olieverbruik voor haar rekening. Industrie en huishoudens draaien veelal op aardgas en steenkool. Nederland is dus afhankelijk van import van ruwe olie, waarbij de Rotterdamse haven een belangrijke schakel is in de olievoorziening van West Europa. In 1946 was alleen gelode benzine beschikbaar. In 1955 kwam daar gelode Super (98 octaan) bij. In 1955 kwam ook LPG op de markt. In 1988 kwam ongelode benzine op de markt. In 1990 was de massale overschakeling op ongelode Euro 95 (octaan) en Super Plus 98 (octaan). In 1994 begon de overschakeling op zwavel arme diesel. In 2006 werd begonnen met het toevoegen van biobrandstoffen aan de benzines en diesel. De binnenlandse vraag naar diesel heeft de vraag naar benzine al in 1998 overtroffen. In 2011 werd meer dan 7,8 miljard liter diesel tegenover 5,7 miljard liter benzine afgeleverd. Autogas (LPG) is sinds begin negentiger jaren op 6 zijn retour en omvat nog slechts 538 miljoen liter . Daar bovenop komt nog eens 1,2 7 miljard kg aan stookolie voor binnen- en ruim 13 miljard voor de zeevaart . Voor biobrandstof stabiliseert de Nederlandse markt in de komende jaren. In 2009 werd de bijmengverplichting verlaagd van 4,75% naar 3,75% en die voor 2010 van 5,75% naar 4,0% en voor 2011 en 2012 geldt een verplichting van 4,25%. Het aandeel in het wegverkeer is feitelijk 3,78% in benzine en 4,62% in diesel in 2011. In Nederland bestaat biodiesel al voor 40% uit tweede generatie brandstoffen, 8 voornamelijk gebruikte oliën en vetten . Ook het advies van de Commissie Corbey om niet te grote stappen te zetten met de bijmengverplichting - aangezien de duurzaamheid van biobrandstoffen niet voldoende gegarandeerd kan worden – 9 draagt niet bij aan een grotere markt . 1.3.4 Normalisatie De petrochemische industrie speelt een belangrijke rol in Nederland. Omdat deze sector internationaal van karakter is en het een belangrijke taak van de Nederlandse overheid is om een goed vestigingsklimaat in ons land in stand te houden, is het belangrijk dat Nederland actief deelneemt aan Europese en internationale normalisatie. Europees is de leidraad het opstellen van productspecificaties. Dit gebeurt door CEN/TC 19, waarvan het secretariaat en het voorzitterschap in Nederland liggen, in opdracht (mandaat) van de Europese commissie met betrekking tot specificaties voor benzine, diesel, LPG, smeermiddelen en biobrandstoffen (varianten van biodiesel, bio-ethanol en biomethaan). Gemeenschappelijke productspecificaties hebben onder andere tot gevolg dat de afzet van producten binnen Europa wordt vereenvoudigd. 10 Een studie van de Europese Commissie uit 2008 verwachtte een 28% hogere vraag naar brandstof voor 2030 t.o.v. 2005, waarbij reguliere diesel tegen de 60% van de markt vormt en benzine nog geen 30%. Sinds dat rapport zijn de verwachtingen voor aardgas, biogas en elektricitiet naar boven bijgesteld, maar
5
In 2010 werd ruim 17 miljard kg brandstof door vliegtuigen en schepen in Nederland ingenomen. Dat is een verdere daling sinds de 21,6 miljard in 2006. Bron: VNPI 6 Een 74% van de afgeleverde motorbrandstoffen gaat naar tankstations. De verdeling daarvan is circa 55% benzines, 41% diesel en 4% autogas (lpg). Naar schatting gaat 45% van de in Nederland afgeleverde diesel naar eigen opslaginstallaties van transportbedrijven of wordt verkocht via speciale truckerstations. (bron: VNPI). 7 bron: NOVE, www.nove.nl 8 Rapportage duurzaamheid biobrandstoffen 2011, NEa, juni 2012 9 Beantwoording adviesaanvraag bijmengpercentages, antwoord op motie Leegte, Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa, 7 september 2011 10 EC DG Energy and Transport, "EU 27 – Energy and transport outlook top 2030", 2008, www.energy.eu/publications/KOAC07001ENC_002.pdf
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
6/17
smeermiddelen en verwante producten
biobrandstoffen blijven hun rol spelen in vrachttransport, lucht- en scheepvaart. Striktere emissieregels en de techniek zullen naar verwachting de ontwikkeling van verbeterde biobrandstoffen en vraag naar flexibele brandstoftypes de komende jaren stimuleren. De normontwikkeling gericht op deze toepassingen is dan ook het grootste aandachtspunt. De acceptatie door leveranciers en consumenten van de biobrandstoffen kan enkel gegarandeerd worden door kwaliteit op basis van breed geaccepteerde normen, naast de groeiende vraag naar de duurzaamheid ervan. De kostprijs van olieproducten wordt voor een groot deel bepaald door de prijs van ruwe olie, de raffinagekosten en de dollarkoers. De hoogte van de consumentenprijs wordt echter in Nederland, evenals de meeste Westerse landen, mede bepaald door accijnzen en heffingen. De overheid heeft daarom belang bij genormeerde methoden om relevante parameters te testen. Het hanteren van genormeerde testmethoden is kostenbesparend; met betrekking tot rapportage van procedures en resultaten kan worden volstaan met een verwijzing naar de gebruikte normen. Tal van testmethoden van kwaliteitskenmerken van olieproducten zijn vastgelegd in internationale normen. Een aantal daarvan zijn tevens overgenomen als Europese normen, in het bijzonder die gerelateerd zijn aan de Europese (bio)brandstofspecificaties. Normen voor classificaties van producten leveren onder andere een bijdrage aan vermindering van discussies en misverstanden in het internationale handelsverkeer. Door meer recente mandaten vanuit de Europese Commissie voor extender oliën, biosmeermiddelen en biomethaan (opgewerkt groen gas), wordt de nadruk nog verder op Europese normalisatie gelegd. Het streven naar een schone en duurzame energievoorziening in de transportsector legt meer en meer de (na)druk op CEN/TC 19. Met betrekking tot bunkerolie voor de scheepvaart worden internationale normen opgesteld die van belang zijn voor controle en inspectie van hoeveelheid en kwaliteit. De normen zijn van belang bij te volgen procedures voor bijvoorbeeld het laden en lossen, maar ook op de veiligheid aan boord. Van oudsher waren de Verenigde Staten (ASTM en API) voorloper op het gebied van normontwikkeling voor aardolie. Normalisatie door ISO en CEN werd voornamelijk gevolgd vanuit een defensieve motivatie. Momenteel ligt de nadruk van het CEN-werk echter in het verlengde van Europese regelgeving en beleid, waardoor de normcommissie de meeste aandacht heeft voor het Europese normontwikkelingswerk. Het niveau waarop de normen zouden moeten verschijnen, blijft overigens bij voorkeur ISO niveau. Logischerwijs wordt werk van CEN/TC 19 waar mogelijk "uitbesteed" aan ISO/TC 28 onder het Vienna Agreement. Vooral vanuit het CEN/TC 19 secretariaat wordt al enige tijd gestreefd om (drie)dubbel werk door experts aan hetzelfde onderwerp te voorkomen door nauwere samenwerking. Recente historie leert dat projecten op ISO niveau moeilijk haalbaar blijken binnen de gewenste tijd. Problemen over intellectueel eigendom tussen de bureaus van ISO, CEN en ASTM versnellen deze processen niet. CEN en ASTM experts treffen elkaar al onderling om op het vlak van testmethodes harmonisatie te bewerkstelligen. De steun vanuit andere regio's voor ISO-normalisatie buiten marine fuel, smeermiddelen, hydraulische vloeistoffen en LPG ontbreekt vaak. Vanuit de Nederlandse normcommissie wordt via de voorzitters en projectleiders getracht praktische samenwerking op te zetten, bijvoorbeeld op het vlak van interlaboratorium onderzoek. Daartoe wordt het CEN/TC 19 secretariaat veelvuldig afgevaardigd naar internationale vergaderingen en bijeenkomsten. Nu de USA in december 2012 de verschillende ISO secretariaten voor petroleum producten en metering heeft opgezegd, zijn er mogelijkheden om vanuit Europa en wellicht vanuit Nederland een stimulans aan de wereldwijde harmonisatie te geven. De behoefte om de Europese biobrandstofnormen niet als handelsbarrières te laten optreden, was mede reden voor de oprichting in 2007 van het International Biofuels Forum door de overheden van Brazilië, China, India, USA en Zuid-Afrika en de
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
7/17
smeermiddelen en verwante producten
Europese Commissie. Bedoeling was dat de harmonisatie voor te zetten door de in 2008 opgerichte ISO/TC 28/SC 7 over biobrandstoffen. De start hiervan verliep echter moeizaam, maar er komen nu meer aanknopingspunten voor globale harmonisatie. Voor biodiesel testmethodes onderhoudt NEN het ISO werkgroepsecretariaat, waarbij een Duitse expert als convenor optreedt.
2 Commissiestructuur en relaties 2.1
Nationale structuur
Commissie
Naam
310 028
Vloeibare en gasvormige brandstoffen, smeermiddelen en verwante producten
2.2
Internationale relaties
Commissie
Naam
Binding
ISO/TC 28
Petroleum products and lubricants
P-member
ISO/TC 28/SC 2
Petroleum measurement
P-member
ISO/TC 28/SC 4
Classifications and specifications
P-member
ISO/TC 28/SC 7
Liquid biofuels
P-member
CEN/TC 19
Gaseous and liquid fuels, lubricants and related products of petroleum, synthetic and biological origin
3 Commissiesamenstelling Ledenbestand per 2011-12-01 11
Naam
Bedrijf/instantie
Lid sinds
F.P.G. Bergmans
Productschap voor Margarine, Vetten en Oliën
2006-03-13 2011-03-25
N. Broekhof
Quaker Chemical
2012-03-29
A. Dijkhuizen
Toyota Motors Europe
2008-03-04
R. van Waardenburg
Inspectorate Netherlands B.V.
2010-03-18
W.J. van Eijk
Infineum
2006-03-13 2011-03-25
11
Zie verdere uitleg onder § 8.5.
Herbenoeming
2013-03-04
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
8/17
smeermiddelen en verwante producten
G.A.M. Fiolet
Shell Nederland Verkoop Mij.
1998-07-15 2009-03-12
S. de Geus
Total Nederland NV
2009-10-15
mevr. E.B.M. Jansen (voorzitter)
Kuwait Petroleum Research & Technology BV
2001-09-24 2011-03-25
J. Jong
VSN
2010-03-18
J.G. Ketellapper
BP
plaatsvervanger
R. Kleijntjens
Argos Oil – VNBI
2007-12-12 2012-03-29
P. Koppen
AC Analytical Controls
2009-10-15
C. Oudijn
Da Vinci Laboratory Solutions
2013-03-04
M. Kromdijk
Inspectorate Netherlands BV
2011-03-25
K. Oosters
BP Europe
2012-05-10
L. Sweere
SGS Nederland
2008-09-02
2013-03-04
E. Pluimers
Mercuria Energy Holding - VNBI
2007-12-12
2013-03-04
K. Schuermans
Chevron Belgium NV
2008-03-27
2013-03-04
J. Theuwissen
Esso Nederland
2004-06-24 2008-03-04
2013-03-04
A. Wijn
DAF Trucks NV
2010-11-18
J. Woldendorp (vice-voorzitter)
Shell Global Solutions
2003-01-16 2007-06-04 2012-03-29
W. Zijderveld
Ministerie van Defensie
2007-02-28
2013-03-04
Review belanghebbenden: Laatste review belanghebbende partijen in normcommissie 310 028: 2010/02/09 Eerstvolgende review belanghebbende partijen in normcommissie 310 028: 2012
4 Publicaties Voor een overzicht van normen onder de verantwoording van deze commissie: zie: NEN-normshop (www.nen.nl/normshop)
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
9/17
smeermiddelen en verwante producten
5 Werkprogramma, doelstellingen en geplande activiteiten 5.1
Nationaal werk
De nationale activiteiten bestaan samengevat uit het volgende: – het voorbewerken van een onderwerp (tot "referentiedocument") ten behoeve van inbreng in ISO/TC 28 en CEN/TC 19; – het via de owner vaststellen van de Nederlandse stem en eventueel commentaar op de documenten die door ISO/TC 28 (en subcommissies) en CEN/TC 19 ter discussie/stemming zijn gesteld. De owner is "de persoon die de ingebrachte commentaren beoordeelt en, tenminste bij afwezigheid van stemmen, de Nederlandse opstelling bepaalt". Owners zijn grotendeels voor bepaalde onderwerpen (en niet per norm apart) aangesteld; – het verplicht overnemen van CEN/TC 19 normen en het waar nodig verzorgen van een nationale aanvulling of toelichting op de CEN/TC 19 norm; – het optioneel overnemen van ISO/TC 28 normen. Daarnaast wordt de Nederlandse overheid geadviseerd over het gebruik van de NEN en CEN normen. Niet via directe participatie maar via regulier overleg met de voorzitter en secretaris en de bewuste ministeries; I&M voor de brandstoffen en EZ voor de biobrandstoffen, waarbij de laatste actieve betrokkenheid in 2013 overweegt. 5.2
CEN/CENELEC werk
Het CEN/TC 19 werkprogramma is te vinden op de CEN-website, alsmede ook de 12 gepubliceerde normen 5.3
ISO/IEC werk
Het werkprogramma van ISO/TC 28 en haar subcommissies is beschikbaar via 13 internet en is te vinden op de ISO-website . 5.4
Overige afspraken
5.4.1
Taakstelling normcommissie 2013 en NEN secretariaat
a) b) c) d) e) f)
12
CEN/TC 19 positie als de organisatie voor Europese en internationale brandstofnormalisatie handhaven en de Nederlandse rol daarin bevestigen Probleemloze overgang Nederlands voorzitterschap CEN/TC 19 Actieve rol in de ontwikkeling en implementatie van de Europese brandstofspecificaties en de ISO en CEN testmethodeontwikkelingen Volgen van internationale normalisatie van (bio)gas voor voertuigen (CEN/PC 408) en biosmeermiddelen (WG 33) Actieve rol bij de implementatie van de Brandstof- en andere Richtlijnen in de Nederlandse markt door nauwer overleg met I&M en EL&I. Actief beïnvloeden werk aan octaangetal, DCN, petroleumtabellen en marine brandstof
Ga naar www.cen.eu en dan naar Sectors - Technical Commitees and Workshops - List of Technical Committees, Workshops and other bodies> 13 Ga naar www.iso.org en dan naar products – standards – by TC
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
10/17
smeermiddelen en verwante producten
5.4.2 a) b) c) d) e) f) g) h)
Taakstelling CEN/TC 19 secretariaat 2013 CEN brandstofspecificaties voor B10 en B30 zijn in 2013 afgerond. Participeren in mandaatwerk biomethaan, biosmeermiddelen en pyrolyse-olie. Round Robin onderzoek beproevingsmethodes voor B30, paraffine diesel en biomethaan gestart Rapportage WG 38 over toekomstige dieselkwaliteit voortgezet Oplossing zoeken voor ISO/TC 28 en SC 2 secretariaat Ondersteuning ISO/TC 28/SC 7/WG 5 (biodiesel test methodes) en groepen voor cetaangetal. Harmonisatie beproevingsmethoden, in merendeel via parallel werk tussen ASTM en CEN, vooral octaan, dichtheid en vlampunt. Deelname aan tenminste 1 ASTM D02 vergadering.
6 Lidmaatschappen van werkgroepen 6.1
Lidmaatschappen van Europese werkgroepen
Werkgroepnummer
Werkgroepnaam
Naam expert
JWG Flash point
Joint TC 19/TC 139 WG on Flash point methods
J. Udema (via 342 035) J. Woldendorp
JWG 1
Joint TC 19/TC 307 WG on Biodiesel test methods
J. Woldendorp
WG 9
Chromatographic test methods
P. Koppen M. van Duyn (Shell GS) L. Sweere
WG 14
Cold flow properties of diesel fuels
P. Koppen
WG 15
Vapour pressure methods
H. Kooistra (Shell GS)
WG 21
Specification for unleaded petrol
R. Borkes G. Fiolet K. Schuermans J. Theuwissen (via NBN) J. Woldendorp (TC vz.)
WG 21 EFTF
Specifications for ethanol fuel and ethanol to be used as a blending component in petrol
P. Koppen K. Schuermans J. Woldendorp
WG 23
Specifications and related test methods for automotive LPG
C. Oudijn
WG 24
Specification for automotive diesel
G. Fiolet R. Borkes K. Schuermans J. Woldendorp
WG 24 TF FAME
Specifications for biodiesel fuel and blends
R. Borkes G. Fiolet R. Kleijntjens K. Schuermans J. Theuwissen (via NBN)
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
11/17
smeermiddelen en verwante producten
J. Woldendorp H. Kooistra WG 24 TF XTL
Specification for paraffinic diesel
R. Clark (Shell GS) W. Lueke (Shell GS)
WG 27
Elemental analysis of petroleum and related products
P. Koppen A. Ghobadi
WG 31
Total contamination
T. Kweekel (Q8)
WG 33
Bio-lubricants
J. Jong
WG 34
Diesel fuel cold operability correlation
-
WG 35
Ignition quality testing and correlation
P. Berentsen (Shell GS)
WG 36
Precision matters
P. Koppen H. Kooistra (Shell GS)
WG 38
New fuels coordination and planning
K. Schuermans J. Woldendorp
WG 39
Lubricity
T. Kweekel
6.2 Lidmaatschappen van mondiale werkgroepen De normcommissie heeft in vergadering op 22 januari 2008 vastgesteld dat er enkele specifieke onderwerpen zijn waarvoor in Nederland geen interesse (dan wel expertise) is en waarin Nederland zich zal onthouden van stemming. Verder is afgesproken dat alle onderwerpen binnen SC 2 onder ISO/TC 28 door 310 066 en 310 028 behandeld zullen worden, waarbij per onderwerp een leidende normcommissie via NEN is aangewezen. Het resultaat van deze consideratie is hieronder weergegeven. Werkgroepnummer
Werkgroepnaam
Naam expert
TC 28/TF
Joint ISO/TC 28, CEN/TC 19 and ASTM D02 Taskforce on sampling
J. Theeuwissen L. Sweere
TC 28/WG 2
Determination and application of precision data in H. Kooistra (Shell GS) relation to methods of test
TC 28/WG 9
Joint TC 28-TC 35 WG on Flash point methods
TC 28/WG 10
Joint TC 28-TC 22/SC 7 WG on Diesel fuel lubricity--
TC 28/WG 12
Hydraulic fluids - Test methods
N. Broekhof (VSN)
TC 28/WG 14
Test method equivalency tables
J. Woldendorp
TC 28/WG 15
Octane test for high ethanol blend fuel
O. van Eik (SGS)
TC 28/WG 16
Inclusion of FAME in ISO 4264 Cetane Index
TC 28/WG
Cetane index (inclusion of FAME in scope)
J. Woldendorp
TC 28/WG
Carbon residue (revision ISO 10370)
L. Sweere
TC 28/SC 2/WG 4
Meter proving and calibration
via 310 066
TC 28/SC 2/WG 5
Calculation of petroleum quantities
via 310 066
J. Woldendorp
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
12/17
smeermiddelen en verwante producten
TC 28/SC 2/WG 7
Metering
via 310 066
TC 28/SC 2/WG 9
Tank calibration
via 310 066
TC 28/SC 2/WG 10
Tank measurement
via 310 066
TC 28/SC 2/WG 11
Sampling
L. Sweere J. Woldendorp
TC 28/SC 2/WG 12
Density determination
J. Woldendorp
TC 28/SC 2/WG 13
Bulk transfer accountability
via 310 066
TC 28/SC 2/WG 14
Cargo quality assesment
--
TC 28/SC 4/WG 3
Joint TC 28-TC 131 WG : Classification and specifications of hydraulic fluids
geen interesse
TC 28/SC 4/WG 4
Lubricants and fire-resistant fluids for turbines
N. Broekhof (VSN)
TC 28/SC 4/WG 5
Gas turbine fuels
J. Woldendorp
TC 28/SC 4/WG 6
Marine fuels
C. Gijsbertsen J. Theuwissen (via NBN) K. Steernberg (Shell GS)
TC 28/SC 4/WG 7
Greases
geen interesse
TC 28/SC 4/WG 8
Liquefied petroleum gases
--
TC 28/SC 4/WG 10
Gear lubricants
geen interesse
TC 28/SC 4/WG 11
Classifications and specifications for metal workinggeen interesse fluids and for fluids for temporary protection against corrosion
TC 28/SC 4/WG 12
Two stroke-cycle gasoline engine oils
geen interesse
TC 28/SC 4/WG 13
Dimethylether specification and classifiation
C. Oudijn
TC 28/SC 4/WG 14
Test methods for dimethylether (DME)
C. Oudijn
TC 28/SC 7/WG 3
Joint ISO/TC 28/SC 7 and ISO/TC 34/SC 11 working -group on input/output quality standard for feedstocks and fatty acid esters used in biodiesel
TC 28/SC 7/WG 4
Ethanol test methods
P. Koppen K. Schuermans
TC 28/SC 7/WG 5
Biodiesel test methods
P. Koppen J. Woldendorp
7 Evaluatie en voortgangsrapportage 7.1 Nationaal Los van de reguliere vergadering hebben de leden hebben verschillende keren overleg gevoerd. Een enkele keer via teleconferenties. Dat is nog geen gemeengoed voor alle stemmingen, maar bijvoorbeeld over de brandstofspecificaties, de nationale voorwoorden en klimaatkeuzes is uitgebreid overleg gevoerd binnen 310 028 en in
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
13/17
smeermiddelen en verwante producten
speciaal er voor ingestelde taakgroepen. Wat betreft overleg met de overheid is er tweemaal gesproken met I&M (voorheen VROM). Daar is een nieuwe contactpersoon gekomen en voor 2013 ziet het er naar uit dat I&M actiever betrokken wil worden bij 310 028. Vanwege ziekte van de voorzitter zijn overleggen met ander ministeries niet gevoerd. In het eerste half jaar van 2012 is door NEN een voorstel uitgewerkt voor een mogelijke subcommissie van 310 028 specifiek voor smeermiddelen en hydraulische vloeistoffen. Dit is via VSN en Quaker aan de markt voorgelegd, maar er was toch te weinig voedingsbodem om dit verder uit te werken. Wel zijn contacten in de breedte gelegd met AVIA en BioMCN (beide geen interesse), PDC (lid geworden) en NOVE (mogelijk lid in 2013). Besloten is naar aanleiding van de stakeholder-analyse om in 2013 meer partijen te benaderen om eventueel deel te nemen. Eind 2011 heeft Jacco Woldendorp aangegeven dat hij per 2013 het voorzitterschap van CEN zou willen beeindigen. In januari is in 310 028 een discussie gevoerd over de wens om als Nederland het voorzitterschap te behouden. Dit is ook afgestemd met de VNPI. De voorzitter en vicevoorzitter hebben vervolgens een profiel opgesteld en dit is naar de leden gestuurd. Aan het eind van het jaar is uiteindelijk een kandidaat uit Nederland naar voren gekomen in de vorm van Liesbeth Jansen. In december heeft ANSI aan ISO gemeld de secretariaten Van ISO/TC 28 en de daarondervallende SC 2 en SC 7 terug te willen geven. Dit was op zich al bekend, maar er is binnen 310 028 en de Europese belanghebbenden de vraag neergelegd of het voor Nederland en NEN een optie is om ook ISO-secretariaten over ter nemen (zie ook 7.3). NEN voert naast CEN/TC 19, het secretariaat van WG 21 en WG 24 voor de Belgische, respectievelijk Britse convenor uitgevoerd (gefinancierd door de Europese olieindustrie). Tevens heeft zij, gefinancierd door Europese brancheorganisaties, de taakgroepen voor ethanol, FAME, E85 en B30 ondersteund. Meer en meer wordt het secretariaat betrokken bij prenormalisatie onderzoek en de opzet van CWA's, zoals in 2010 en 2011 voor paraffine biodiesel blends en voor puur plantaardige olie voor nonroad toepassing. Ook de Nederlandse en Europese overheid komt geregeld bij NEN terecht. De Nederlandse normcommissie blijft daarmee een middelpunt in de ontwikkelingen voor Europese (bio)brandstoffen. 7.2 Europees De Nederlandse experts zijn in bijna alle werk- en taakgroepen actief. Zo is de nieuwe WG 39 die EN ISO 12156-1 (lubricity) zal aanpakken is vanuit 310 028 gelobbyed en er nemen twee experts vanuit Nederland deel in de eerste vergadering in januari 2013. De taakgroep voor revisie van EN 15195 (DCN) kent een Nederlandse projectleider die door NEN wordt ondersteund. WG 9 en WG 27 hebben in 2012 verschillende ringonderzoeken en normteksten ten gunste van brandstofspecificaties en EU Richtlijnen afgerond. WG 15 (dampdruk) en de ISO/CEN JWG voor vlampunt zijn sinds jaren weer bijeengekomen bij Shell in Amsterdam. De ontwikkelingen in WG 31 en WG 34 over koude-operabiliteit zijn in 2012 veelvuldig besproken in 310 028. CEN/TC 19 wordt vaak direct door branches en de EC benaderd voor vragen en mogelijkheden t.a.v. normalisatie. Voorbeelden hiervan zijn de contacten over nieuwe mandaten voor pyrolyse-olie en voor markering aan de pomp. Dat laatste is besproken en de markt heeft aangegeven hier verder geen noodzaak voor harmonisatie in te zien. De EC heeft, meer dan enkele jaren geleden, ook geld beschikbaar voor het normalisatiewerk. Voorzitter en secretaris worden geregeld uitgenodigd voor EU workshops of voor presentaties op internationale conferenties. Het initiatief om vooruit te kijken is door het omzetten van de New Fuels Coordination Group in een echte werkgroep (WG 38) en het uitbreiden van de leden (ook vanuit Nederland) goed opgepakt. Een uitgebreide studie over de toekomst van E10+-benzine in Europa is opgesteld en, door tijdgebrek bij enkele leden vanwege de discussies over B10 enkele maanden later dan gepland, in november in stemming gebracht als CEN/TR.
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
14/17
smeermiddelen en verwante producten
De gemandateerde norm voor de extender-oliën is door de werkgroep afgerond en in december door CEN geaccepteerd. WG 33 over biosmeermiddelen zat in een impasse over hoe men de CEN/TR nu verder moest ontwikkelen tot documenten waar het mandaat om vraagt. Samen met de NEN-secretaris heeft Jos Jong alle classificaties vanuit ISO doorgenomen en is een voorzet gemaakt over hoe de specificaties verder uitgewerkt moeten worden. Dit heeft WG 33 overgenomen. Eventuele vervolgstappen voor de nog openstaande mandaten worden pas in 2013 duidelijk, waarbij er ook al door Het CEN/TC 19 secretariaat overleg is geweest over werk aan pyrolyse-olie (dat aan TC 19 zal toevallen) en algen (dat eerst als onderzoeksmandaat in een nieuwe werkgroep zal worden behandeld). Er is de eerste maanden veel werk verricht door het NEN secretariaat en de 310 028 leden in het begeleiden van het onderzoeksprogramma voor de volailiteitsrelaxatie van benzine. In februari heeft WG 21 besloten tot een conditionele relaxatie. EN 228 is uiteindelijk geaccepteerd. De Ethanol Fuel Taskforce heeft een uitgebreide discussie gevoerd over het niveau voor sulfaten in de toekomstige revisie van EN 15376 (ethanol specificatie). Dit was geïnitieerd door probleen in Zweden met E85 brandstof en injectoren. De Nederlandse experts hebben aangedrongen op een betere technische onderbouwing die begin 2013 besproken wordt. EN 14214 voor FAME is uitvoerig in 310 028 besproken en uiteindelijk in juli gepubliceerd. Ook de nationale keuze is uitgebreid besproken en voor de dieselspecificatie (EN 590) zelfs gedurende het jaar aangepast naar een strengere klasse vanwege ervaringen gedurende de winter van 2011-2012. Verder is een aparte CEN taakgroep (met Nederlandse inbreng) opgezet om nadere uitleg te geven over de klimaattabellen. De Nederlandse keuze voor de klimaatklassen is door een taakgroep uit 310 028 nader uitgewerkt. Het idee is om in de tweede helft van 2012 verder te focussen op informatieve bijeenkomsten en webinars om e.e.a. verder duidelijk te maken. Op de WG 24 vergadering in mei heeft de EC verklaard dat zij beducht zijn voor de onduidelijkheden voor de consumenten als B10 onder EN 590 wordt gespecificeerd. Er is nu een uitgebreide discussie tussen CEN en de EC gaande of het besluit van WG 24 om nu B10 apart te normaliseren. Een brief met nadere uitleg door de EC was in september beloofd, maar per eind 2012 nog niet ontvangen. Hoe dit verder gaat lopen is nog in stemming. Gedurende het jaar is veel gesproken over ringonderzoeken voor beproevingsmethodes om voor B30, XTL-HVO en E85 van de bestaande CEN Technical Specificaties totale biobrandstofspecificaties te maken. Veel taakgroepen waren zoekende wat nu daadwerkelijk getest moet worden. De secretaris heeft de mogelijkheid voor ECfinanciering uitgewerkt en de voorstellen zijn vlak voor Kerst voor paraffine diesel en E85 goedgekeurd. Het onderwerp biogas is uitgebreid bediscussieerd (vooral door de CEN voorzitter en secretaris) nadat een Duits voorstel voor een CNG-specificatie onder CEN/TC 19 was weggestemd. CEN/PC 408 heeft zich daarop opgeworpen als de meest voor de hand liggende groep om aardgas brandstofspecificaties te ontwikkelen. Dit is uitvoerig met de EC en CEN besproken en de verandering van scope ligt nu voor aan alle TC's. 7.3 Internationaal Een doelstelling in 2012 was het verbeteren van de rol van ISO/TC 28 door voorstellen voor versnelde adoptie van CEN, danwel ASTM normen en verbeterde opzet werkgroepen en secretariaat. Door onduidelijkheid over embargoregels en de impact daarvan op Amerikaanse deelname is ISO/TC 28 feitelijk begin 2012 stilgevallen. De plenaire vergadering in Korea is nog wel doorgegaan, maar voorzitter en secretaris (ook van SC 2) stonden grotendeels op non-actief (zie ook 7.1). Daarom zijn de resultaten van onderzoek t.a.v. bemonstering en petroleumtabellen enkel met Europese partijen besproken. Eigen data over dichtheid-temperatuur relaties van biobrandstoffen zijn
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
15/17
smeermiddelen en verwante producten
verzameld en in plaats van een herzieningsvoorstel voor ISO 91-1 (de API tabellen) is een voorstel voor een rapport onder CEN ingediend door DIN-FAM en EI. De ISO werkgroep voor scheepsbrandstof heeft enkele malen overleg gehad en een herzieningsvoorstel aan de leden voorgelegd. De experts vanuit 310 028 volgen dit nauwgezet en hebben geadviseerd om niet nodeloos snelle herzieningen aan te gaan. De biodiesel testmethodewerkgroep van ISO heeft met actieve participatie vanuit 310 028 in Korea vergaderd. Een vervolgafspraak in december is vanwege uitblijven van input uit Amerika doorgeschoven naar 2013. In november is de ethanol groep ook bijeen geweest om de eerste ISO/CD-resultaten te bespreken. Omdat de ISO-vergadering al was bijgewoond is de ASTM vergadering van juni niet bezocht. Op de vergadering van december is nader gesproken over de octaan- en cetaanmotor, HFRR-testen enzijn door de secretaris presentaties gegeven over de studies op het gebied van contaminatie en biodieseltestemethodes. Doel is om harmonisatie tussen ASTM en CEN te verbeteren. Over verschillende onderwerpen is contact geweest met de ISO en ASTM projectleiders en secretarissen. Het heeft geleid tot uitwisseling van de cetaangegevens om de ISO octaantesten en de DCN en cetaanmotor herzieningen te harmoniseren. Een gezamenlijke studie voor octaangetal tot E25 en werk aan paraffine diesel is niet gelukt. De uitwisseling blijft toch vooral 1-op-1, maar het idee is om daar in 2013 verandering in te brengen.
8 Financiering 8.1 Activiteiten normcommissie 310 028 Normcommissie 310 028 beheert het bestand van Europese en internationale normen die in Nederland als nationale norm zijn overgenomen m.b.t. aardolie en aardolieproducten. De leden van de normcommissie participeren actief in de mondiale (ISO/TC 28) en Europese (CEN/TC 19) technische commissies voor normalisatie op het gebied van aardolie, aardolieproducten en aanverwante producten. Door deelname aan normcommissie 310 028 ontvangt men de stukken van ISO/TC 28 en CEN/TC 19 met een toelichting van NEN. Het bedrijf heeft tevens inspraak bij de ontwikkeling van normen. NEN is statutair verplicht op CEN- of ISO normontwerpen een Nederlandse stem uit te brengen, dat wil zeggen de consensus visie van alle Nederlandse betrokkenen. Voor het bepalen van de consensus visie is een platform nodig; de normcommissie 310 028 functioneert als zodanig. Naast deelname aan de normcommissie kan een bedrijf ook experts laten deelnemen aan werkgroepen van CEN/TC 19 en ISO/TC 28, onder de voorwaarde dat hierover wordt gerapporteerd aan NEN, bijvoorbeeld mondeling tijdens vergaderingen van 310 028. Met toestemming van de leden van de normcommissie 310 028 kan een lid tevens deelnemen in de Nederlandse delegatie naar plenaire vergaderingen van CEN/TC 19 en ISO/TC 28 en onderhavige subcommissies.
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
16/17
smeermiddelen en verwante producten
8.2 NEN-diensten voor normcommissie 310 028 Vergaderingen 310 028 (3 x per jaar) Inventarisatie voor elke vergadering welke zaken besproken moeten worden Coördinatie Nederlandse inbreng / commentaren ISO/TC 28 en CEN/TC 19 via owners Begeleiding Nederlandse projectleiders en experts in werkgroepen Verzenden en archiveren van documenten (incl. onderhoud NEN-Livelink) Overname van Europese en internationale normen als NEN Informatievoorziening en marketing richting gebruikers (m.b.t. normen) en vakbladen 8.3 NEN-diensten voor CEN/TC 19 Documenten - normen-, stemming- en documentenbeheer - onderhoud CEN Livelink websites - redactionele adviezen aan normschrijvers en opstellen normen - opstellen, versturen en archiveren CEN/TC 19 documenten Coördinatie - coördinatie CEN/TC 19 organisatie, inclusief werk-, taak- en expertgroepen - coördinatie met CEN/CMC en ISO/CS over werkprogramma, redactie, regels en resoluties - overleg met en organisatie vergaderingen van CEN/TC 19 en haar stuurgroep (SG) Informatievoorziening - verzamelen informatie rondom Europese ontwikkelingen - rapporteren aan Nederlandse en andere experts in CEN/TC 19 werkgroepen - overleg Europese Commissie over zaken gerelateerd aan gewezen en toekomstige Mandaten - ondersteuning Nederlandse projectleiders en werkgroepvoorzitters 8.4 NEN-diensten voor liaisonactiviteiten van CEN/TC 19 14
ISO/TC 28 - deelname aan AG, TC en SC/2 vergaderingen - inhoudelijke en procedurele begeleiding experts en delegaties - afstemming werkprogramma met ISO/TC 28 en ASTM D02 - normen- en documentenbeheer op nationaal nveau - voorbereiding documentatie en liaison rapportages Internationale ontwikkelingen betreffende biobrandstof - effectieve deelname overleggen van ASTM D02 en ISO/TC 28/SC 7 - behartigen belangen CEN in SC 7 en secretariële ondersteuning WG 5 - inhoudelijke en procedurele begeleiding / voorbereiding documentatie / vooroverleg met CEN contacten / contacten met CEN/CMC over afspraken met ISO, ASTM en de EC
14
Hier zijn de algemene zaken vanuit het secretariaat van 310 028 en CEN/TC 19 beschreven. Het doel in 2013 is om het ISO/TC 28 en/of het SC 2 secretariaat naar Europa en bij voorkeur Nederland te halen, maar die taken zijn hier niet gespecificeerd (alhoewel ze veelal overlappen met de TC 19 secretariaatstaken)
COMMISSIEPLAN 2013
DATUM
PAGINA
310 028 Vloeibare en gasvormige brandstoffen,
2013-04-05
17/17
smeermiddelen en verwante producten
ASTM D02 - effectieve deelname vergaderingen (1 tot 2 keer per jaar) - voorbereiding liaison rapportages en meerdere presentaties - voorbereiding overleg, vergaderingen en stemmingen op gebied benzine, diesel, verbrandingskarakteristieken, gaschromatografie, elementenanalyse, stabiliteit en alternatieve brandstoffen - bijhouden verloop werkprogramma ASTM op gebied testmethoden en brandstoffen Overige liaisons: contacten met de meer dan tien gelieerde organisaties, waaronder ACEA, CONCAWE, EBB, E-pure, FIA en UPEI, maar ook met IPIECA, ANWB, overheden en andere CEN/TC's, via overleg, presentaties, symposia, etc. 8.5 Financiering Het werkveld blijft breed; de contacten (vragen, overleg en marketingactiviteiten) nemen zeker niet af. De inzet voor de nationale normcommissie blijft in 2013 gelijk. Voor het CEN/TC 19 secretariaat wordt voorlopig ook ingezet op een gelijke inzet. Met de discussies rondom biomethaan, markering aan de pomp en E10+ is er nog voldoende overleg met partijen in Brussel gewenst. De contacten met de markt en de spelers binnen ASTM blijven op gelijk niveau qua tijdsinspanning. Wel is er een lichte toename voor het werk voor ISO omdat de verwachting is dat, nu API en ASTM de secretariaten hebben opgezegd, er een belangrijke rol voor NEN en 310 028 komt. De secretariaatsvoering door NEN voor WG 21 en haar Ethanol Fuel TF, WG 24 en haar TF FAME en TF XTL/HVO zal weer extern gefinancierd worden. De secretariaatswerkzaamheden voor de nationale normcommissie en CEN/TC 19, welke door de leden van 310 028 gedragen worden, zijn daarmee voor 2013 begroot op totaal 81 consultantdagen en 18 dagen secretariële ondersteuning. De bijdrage per bedrijf wordt volgens eerdere afspraken in 310 028 als volgt samengesteld: basisbedrag voor deelname bedrijf aan 310 028 extra deelname door een bedrijfsexpert in nationale normcommissie deelname van een bedrijfsexpert internationaal in ISO en/of CEN extra deelname door een bedrijfsexpert internationaal
€ 3.720 € 280 € 1.240 € 620