NOORDELIJKE VAARVERBINDING ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDEOLDAMBT 2 WINSCHOTEN Bestemmingsplan gemeente Oldambt, 9 mei 2011
Legenda Plangebied Bestemmingsplan zorgboerderij
Enkelbestemmingen W
Wonen
3.6 8
Functieaanduidingen (pf) (zbo)
W
(pf) (zbo)
Paardenfokkerij Zorgboerderij
Bouwvlakken Bouwvlak
Maatvoeringen 2.5 8
Maximale goot- en bouwhoogte (m)
Verklaring Ondergrond ontleend aan GBKN 06-2009
VASTGESTELD BIJ RAADSBESLUIT nr.
d.d.
MIJ BEKEND DE RAADSGRIFFIER
ID: plancodenummer: NL.IMRO.1895.02BP0001-0401
Bestemmingsplan Zorgboerderij, Noordereinde 2 Winschoten
1 : 1000
gemeente Oldambt
analoge verbeelding
09 05 2011
groningen
Zuiderpark 21
9724 AH
tel 050 318 31 00
fax 050 318 30 75
[email protected]
rotterdam
Westblaak 51
3012 KD
tel 010 436 62 60
fax 010 436 69 89
[email protected]
HKB stedenbouwkundigen
COLOFON opdrachtgever
Gemeente Oldambt
contactpersoon Gemeente Oldambt
Jeanine de Kleine ontwerp
HKB Stedenbouwkundigen Zuiderpark 21 9724 AH Groningen 050-3183100 contactpersoon
Martin Elfrink project
Bestemmingsplan Zorgboerderij, Noordereinde 2 Winschoten plancode
NL.IMRO.1895.02BP0001-0401 datum
9 mei 2011
Toelichting
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding
7
1.2
Plangebied
7
1.3
Vigerend bestemmingsplan
8
1.4
Opzet
8
2.
2.1
Bestaande situatie
9
2.2
Planvoornemen
9
2.3
Ruimtelijke kwaliteit
3.
RUIMTELIJK BELEID
3.1
Rijksbeleid
14
3.2
Provinciaal beleid
14
3.3
Gemeentelijk beleid
16
4.
4.1
Archeologie
18
4.2
Bodem
19
4.3
Ecologie
20
4.4
Externe Veiligheid
21
4.5
Geluidhinder
25
4.6
Luchtkwaliteit
26
4.7
Waterparagraaf
26
5.
5.2
6.
6.1
Uitvoerbaarheid
31
6.2
Procedure
31
ACHTERGROND
12
PLANOLOGISCHE RANDVOORWAARDEN
JURIDISCHE TOELICHTING Regels
29
UITVOERBAARHEID EN PROCEDURE
luchtfoto plangebied
6
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan dient ter realisatie van de zorgboerderij “Vossenburcht” op het perceel Noordereinde 2 te Winschoten. De zorgboerderij zal zich richten op jongeren met een gedragsleeftijd van 14 à 15 jaar, waar zowel dag- als nachtzorg zal worden verleend. In combinatie met de zorgboerderij is de eigenaar voornemens een paardenfokkerij te beginnen. Tevens zal er een theeschenkerij en een kinderboerderij gerealiseerd worden.
Momenteel kent het perceel een woonfunctie met bijbehorende opstallen. Gezien de maatschappelijke functie van een zorgboerderij is de gemeente Oldambt voornemens medewerking te verlenen aan de beoogde ontwikkeling.
1.2 Plangebied
Het plangebied (perceel Noordereinde 2) is gelegen aan de zuidkant van het Oldambtmeer met aan de overkant de Blauwestad. Ten zuiden van het plangebied ligt de rijksweg A7 en vervolgens de stad Winschoten. Ten zuiden van de snelweg loopt het Winschoterdiep. Achter dit kanaal liggen in Winschoten de woonwijken Parkwijk en Kloostervallei. Ten noordoosten van het plangebied aan de overkant van het Oldambtmeer bevindt zich de Blauwestad. Dit gebied kent een sterk recreatief karakter. Het plangebied is gelegen in een gebied met een agrarisch karakter. Grasland, dijken, brede bermen, bomenrijen en kwelsloten van het Oldambtmeer zijn kenmerkend voor de omgeving. De directe omgeving wordt gekenmerkt door lintbebouwing (het Oostereinde en de Verlengde Kloosterlaan). Het wordt omsloten door het Oldambtmeer aan de noordkant en de rijksweg A7 aan de zuidkant en ligt dus relatief op zichzelf, met nog een andere boerderij en een arbeidershuis.
plangebied in de omgeving BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
7
Het maakt deel uit van het herstructureringsgebied Blauwestad. Op het perceel staat een voormalige boerderij die momenteel als woning in gebruik is op basis van anti-kraak. De bijgebouwen zijn drie voormalige varkensschuren en er zijn betonelementen van een voormalige mestsilo aanwezig.
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Blauwestad, uitwerking 2000. Hierin zijn de gronden voorzien van de bestemming “woondoeleinden”. Zowel een paardenfokkerij als een zorgboerderij vallen niet binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan. Er is daarom besloten een nieuw bestemmingsplan op te stellen om de nieuwe functies mogelijk te maken op deze locatie.
1.4 Opzet
8
In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens ingegaan op de relevante beleidskaders met betrekking tot de zorgboerderij en paardenfokkerij. De planologische randvoorwaarden komen in hoofdstuk 4 aan bod, waarop in hoofdstuk 5 de juridisch vertaalslag van de ruimtelijke keuzes in de planregels en de bijbehorende verbeelding wordt toegelicht. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de (economische) uitvoerbaarheid van het plan en de bijbehorende procedure.
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
2. ACHTERGROND
2.1
Bestaande situatie
2.2
Planvoornemen
Winschoten is, in ieder geval in de periode voor de veertiende eeuw, ontstaan op een zandrug op de grens van klei en veen. Vanuit het zuidwesten doorsneed de Pekel Aa het gebied en vanuit het westen deed de Rensel hetzelfde. Twee verbindingsroutes liepen door het gebied, waarmee Winschoten ook militair een strategisch belangrijke plek was. Als vesting maakte het in de vijftiende en zestiende eeuw deel uit van de verdedigingslinie die Groningen en Friesland moest beschermen tegen invallen vanuit het oosten en zuidoosten. Deze militaire functie verviel in de loop van de tijd. Begin zeventiende eeuw is het Winschoterdiep aangelegd.
De afgelopen jaren is de ontwikkeling van het concept “zorgboerderij” zeer succesvol geweest. Zorgboerderijen zijn bedrijven waar mensen met een integratieproblematiek omwille van ziekte, handicap, problematische opvoedingssituatie, (licht) delinquent verleden en na professionele beoordeling daartoe in staat te zijn geacht zonder enig ernstig veiligheidsrisico voor derden, via aangepaste dagbesteding geholpen worden om zich voor zover mogelijk te (re)integreren in de samenleving. De betrokken land(tuin-) bouw-/veebedrijven bieden een (nieuwe) kans aan de genoemde hulpbehoevende personen om zich te handhaven en verder te ontplooien. In Nederland groeit het aantal zorgboerderijen nog steeds. In 2009 bedroeg dit aantal 1088 en zijn er 35 projectplannen opgesteld om een zorgboerderij op te starten (bron: www.landbouwzorg.nl). Binnen de provincie Groningen bedroeg in 2009 het aantal zorgboerderijen 74.
Zorgboerderijen kunnen tevens een belangrijke bijdrage leveren aan de recreatieve waarde van de omgeving. Naast de inzet van cliënten bij bijvoorbeeld het onderhoud van landschapselementen (ruiterpaden, houtwallen, etc) betreft dit de kleinschalige verkoop van artikelen die ter plaatse worden vervaardigd. Vanuit het projectbureau van de Blauwestad is dan ook positief gereageerd op de voorgenomen vestiging van de zorgboerderij.
De initiatiefnemers voor de zorgboerderij aan het Noordereinde zijn al sinds 2006 zeer succesvol met de begeleiding van kinderen met een beperking in hun huidige boerderij te Meeden. Deze instelling is zodanig succesvol dat de vraag vele malen groter is dan er plaats is in Meeden. Het perceel Noordereinde 2 biedt de initiatiefnemers de gelegenheid om te kunnen uitbreiden. De ZMKL-school (school voor zeer moeilijk lerende kinderen) uit Winschoten heeft al belangstelling getoond om eventueel gebruik te maken van de zorgboerderij.
De visie van de zorgboerderij is de klanten te laten werken met paarden opdat zij meedraaien in een arbeidsproces en zich daardoor kunnen ontwikkelen. Het doel is arbeidsmatige dagbesteding, arbeidstraining of een begeleide werkplek aan te bieden aan zorgvragers (kinderen met een gedragsleeftijd van rond de 14-15 jaar).
BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
9
ontwerp
Het ontwerp van de ontwikkeling betreft voornamelijk een verandering van het gebruik van de gronden. De huidige bebouwing bestaat uit het voorhuis met achterdeel (380 m2) en enkele schuren van het voormalige agrarische bedrijf (1290 m2). De noordelijk gelegen schuren zullen worden gesloopt. Op de plaats van de gesloopte schuren zal er nieuwbouw plaatsvinden van ca. 1506 m2. In totaal zal de bebouwing met ca. 536 m2 toenemen. De bestaande boerderij (ca. 380 m2) zal worden omgebouwd tot een zorgboerderij in combinatie met een paardenfokkerij. Het huidige voorhuis zal dienst blijven doen als woning. In het achterdeel zal op de begane grond een gezamenlijke leefruimte voor de cliënten worden ingericht met daarin een lounge. Tevens zullen hier elf slaapvertrekken worden gerealiseerd. Op de eerste verdieping aan de achterzijde van het gebouw zullen in totaal vijf slaapvertrekken worden gerealiseerd voor de nachtopvang van de kinderen. Tevens zijn op deze verdieping twee zitkamers en een recreatieruimte aanwezig.
bouwdeel a: boerderij met woning en slaapvertrekken tbv zorgboerderij (begane grond)
slaapvertrekken tbv zorgboerderij (verdieping)
10
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
In het bouwdeel b (dependance van ca. 325 m2) zullen acht slaapvertrekken worden gerealiseerd. Hierbij zal ook de keuken met een huiskamer (loungeplek) voor de gebruikers gerealiseerd worden.
bouwdeel b: dependance
Het bouwdeel c (1506 m2) zal plaats bieden voor een paardenrijbak met de daarbij behorende stallen. Tevens is hierin een ruimte voor de stallen van de dieren van de kinderboerderij; de kinderboerderij zelf is ten oosten van dit bouwdeel gesitueerd. Aan de oostkant van de schuur komt tevens een kleinschalige theeschenkerij (ca. 100 m2) met terras. Deze theeschenkerij dient niet als een zelfstandige horecafaciliteit opgericht te worden en dient gerelateerd te zijn aan de overige toegestane functies. De aanwezige silo is omgebouwd en dient nu ten behoeve van de bluswatervoorziening. De silo heeft een oppervlakte van ca. 152 m2. De bestaande gebouwen blijven dus deels gehandhaafd, worden deels gesloopt en er zal nieuwbouw plaatsvinden. Ten behoeve van de rijbak zal het dak worden verhoogd tot een maximale hoogte van ca. 7,70 meter ten opzichte van het peil, waarbij de dakhelling gehandhaafd blijft (in de huidige situatie komen de achterliggende opstallen tot een hoogte van circa 5 meter).
bouwdeel c: paardenrijbak, theeschenkerij en kinderboerderij
BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
11
Het parkeren van bezoekers zal op eigen terrein worden opgelost. Overigens is de verwachting dat door het kleinschalige en specifieke karakter van de zorgboerderij geen onevenredige verkeersaantrekkende werking uit zal gaan. Eventuele overlast naar de omgeving zal derhalve minimaal zijn.
Ten aanzien van de beplanting en de beeldkwaliteit van de zorgboerderij, zal er een erfbeplantingsplan worden opgenomen bij het plan. Door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst worden de verschillende eisen die gesteld worden aan de uitstraling van het perceel vastgelegd.
2.3
omgevingsverordening
Ruimtelijke kwaliteit Op grond van artikel 4.5 van de provinciale omgevingsverordening dient een bestemmingsplan een paragraaf over duurzaam ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit te bevatten. Op basis hiervan moet er inzicht geboden worden in de wijze waarop en de mate waarin het plan berust op sturende energieprincipes, duurzaam ruimtegebruik en overige aspecten van duurzaamheid. Tevens wordt gevraagd inzicht te geven in afwegingen die gemaakt zijn op het gebied van energiebesparende maatregelen en/of alternatieve energieopwekking. Door de gemeente Oldambt is het convenant Duurzaam Bouwen ondertekend. Een op duurzaamheid ingesteld samenleving, beperkt haar afval(water)stromen en haar energieverbruik.
ruimtelijke kwaliteit
duurzaamheid en energie
De ruimtelijke kwaliteit van (de directe omgeving van) het plangebied wordt gekenmerkt door kleinschalige landbouwgrond met veel grasland, dijken, brede bermen, bomenrijen en kwelsloten langs het Oldambtmeer. Het perceel zelf kent een vrij open karakter waardoor de aanwezige bebouwing goed zichtbaar is vanaf het Noordereinde. Door de enigszins verdiepte ligging van de A7 en de aanwezige lage geluidswal, wordt de bebouwing minder sterk ervaren vanaf de snelweg. Het plangebied is gelegen direct ten zuiden van de Ecologische Hoofdstructuur (Oldambtmeer) en tussen twee aangewezen Robuuste verbindingszones (Oldambtmeer Hondshalstermeer en Oldambtmeer - Bad Nieuweschans). Het aspect van duurzaam bouwen is van belang op locaties waar nieuwe bebouwing aan de orde is. Hierbij wordt gestreefd naar een hoogwaardige woon- en leefomgeving die aansluit op bestaande structuren. De bestaande bebouwing krijgt een nieuwe functie die past binnen de omgeving waar recreatie, natuur en landbouw samenkomen. Op deze manier wordt efficiënt gebruikt gemaakt van het van oudsher dienstdoende landbouwgebied.
Binnen de interne verbouwing en de nieuwbouw ligt geen specifieke opgave in het kader van duurzaamheid. De initiatiefnemer is wel voornemens om eventueel zonnepanelen te plaatsen. Tevens is er een voornemen om de oude gierput onder de kamers te gebruiken als wateropslag voor de toiletten. Het regenwater kan zo gebruikt worden voor het spoelen van de toiletten. Verder zal er met de verbouwing zo veel mogelijk aangesloten worden bij het gestelde in het Bouwbesluit.
12
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
Een zorgboerderij biedt een dagbesteding in een landelijke omgeving aan zorgbehoevenden. Het is een plek waar gekeken wordt naar de mogelijkheden die mensen met een beperking hebben. Dergelijke initiatieven leveren een belangrijke bijdrage aan de vitaliteit van het buitengebied en een sociaal duurzamere maatschappij. In Nederland staan meer boerderijen waar landbouw en zorg gecombineerd worden. Het combineren van deze twee functies is de laatste jaren sterk in opkomst en biedt een prima alternatief om de teruglopende opbrengsten in de landbouw op te vangen. Daarnaast biedt het combineren van zorg en landbouw een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de zorg in Nederland.
BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
13
3. RUIMTELIJK BELEID
3.1
Rijksbeleid
Nota Ruimte De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijk beleid en de bijbehorende doelstellingen tot 2020 (met een doorkijk naar de periode 2020-2030) zijn opgenomen. Hoofddoel is het scheppen van ruimte voor de ruimtevragende functies met als (sub)doel de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland. Naast deregulering en decentralisatie hanteert de Nota ontwikkelingsplanologie en uitvoeringsgerichtheid.
Het rijk mengt zich niet in kwesties op microniveau, maar stuurt op hoofdlijnen. Het motto is “decentraal wat kan, centraal wat moet”. De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het ruimtelijk gebied wordt neergelegd bij decentrale overheden. De centrale doelen die het Rijk heeft gesteld zijn verwoord in de begrippen ‘basiskwaliteit’ en de ‘Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS)’. Het gaat hierbij vooral om aspecten als gezondheid, veiligheid, milieu en natuur, maar ook bijvoorbeeld water, landschappelijke inpassing en ruimtelijk ontwerp. Het staat decentrale overheden vrij om, in aansluiting op de Nota Ruimte, te sturen en daartoe aanvullend eigen beleid te formuleren, wanneer dat niet strijdig is met de (ruimtelijke) rijksdoelen.
3.2
Omgevingsverordening
Provinciaal beleid Het Provinciaal Omgevingsplan Groningen (POPIII) (2009) vormt het beleidskader voor het totale omgevingsbeleid van de provincie Groningen. Tegelijkertijd is de bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld, die eind 2009 in werking is getreden. De primaire functies van het buitengebied (landbouw, natuur, landschap) mogen niet onevenredig worden beperkt door uitbreiding van woningen/de woonfunctie met de daarbij behorende aan- en bijgebouwen. In artikel 4.27 lid 1 van de ontwerp omgevingsverordening wordt aangegeven dat een bestemmingsplan niet voorziet in nieuw ruimtebeslag ten behoeve van, noch in nieuwvestiging van nietfunctioneel aan het buitengebied gebonden functies, zoals wonen, niet-agrarische bedrijven, dienstverlening, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, voorzieningen voor recreatie, anders dan extensieve recreatie. Tevens worden er regels gesteld over het hergebruik van bestaande vrijkomende en reeds vrijgekomen bebouwing. Hierbij wordt aangegeven dat: - - - -
14
de functie wonen moet worden beperkt tot het hoofdgebouw; de verbouw uitsluitend inpandig plaatsvindt; de bestaande maatvoering gehandhaafd blijft, behoudens geringe uitwendige aanpassingen; de bedrijvigheid wordt beperkt tot de milieucategorieën 1 en 2, alsmede behorend tot categorie 3 zover naar aard en invloed op de omgeving met categorieën 1 en 2 gelijk te stellen bedrijvigheid, van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering.
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
plan
De zorgboerderij voorziet niet in zelfstandige woonheden. Het voorhuis van de boerderij zal dienst blijven doen als woning. In het achterdeel zal op de begane grond een gezamenlijke leefruimte voor de cliënten worden ingericht met daarin een lounge. Er zullen verder slaapkamers gerealiseerd worden met een eigen sanitaire ruimte, maar de overige activiteiten zullen in de gezamenlijke ruimtes (lounge, keuken e.d.) plaatsvinden.
De bestaande schuren zullen worden gesloopt en er zullen nieuwe schuren worden gebouwd. Deze zullen ten dienste zijn van de zorgboerderij, de paardenfokkerij, theeschenkerij en kinderboerderij. De verbouw vindt dan ook niet uitsluitend inpandig plaats. De nieuwe bebouwing zal aansluiten bij de maatvoering van de bestaande bebouwing/ te slopen bebouwing.
In de omgevingsverordening is aangegeven dat bedrijven in de categorieën 1 en 2 toegestaan zijn, alsmede bedrijven in de categorie 3 wanneer deze naar aard en invloed gelijk te stellen zijn. Een paardenfokkerij wordt in de VNG-brochure aangemerkt als categorie 3.1 bedrijf. Echter zal het perceel niet geheel ten dienste zijn van de paardenfokkerij en zal het een ondergeschikte functie krijgen aan de zorgboerderij.
ontheffing
Aan de regels zoals gesteld in de verordening wordt niet voldaan. Om het plan te kunnen realiseren, is ontheffing van de omgevingsverordening aangevraagd en bij schrijven van 14 maart 2011 verleend (zie bijlage 8).
duisternis en stilte
In de provinciale verordening wordt gesteld dat de toelichting van een bestemmingsplan dat in het buitengebied ligt, inzicht biedt in de wijze waarop met de aspecten stilte en duisternis rekening is gehouden. Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Oldambt.
Het betreft een inpandige verbouwing van de boerderij ten behoeve van de zorgboerderij. Tevens zullen er schuren worden gesloopt en nieuw worden gebouwd. Ook wordt er een theeschenkerij en een kinderboerderij bij de zorgboerderij gerealiseerd. Er is sprake van toevoeging van bebouwing in het buitengebied, maar het plan zal naar verwachting geen overlast met zich meebrengen voor wat betreft stilte. Met de toevoeging van een theeschenkerij en kinderboerderij kan er een toename van mensen overdag plaatsvinden. Deze toename zal echter een geringe ‘overlast’ met zich meebrengen, aangezien het perceel relatief op zichzelf is gelegen.
Met de nieuwbouw van de gebouwen zal er ca. 536 m2 aan bebouwing toegevoegd worden op het perceel. Met deze toevoeging zal de lichtuitstraling in geringe mate toenemen. Het betreft geen ligboxstal met een toename van lichtemissie. Er zal een inpandige paardenbak gebouwd worden. Hierbij hoeven geen lichtmasten gerealiseerd te worden, binnenverlichting zal hier voldoende zijn, de lichtemissie zal dan ook minimaal zijn.
De overige activiteiten zullen tevens inpandig plaatsvinden, met uitzondering van het terras bij de theeschenkerij. De aspecten duisternis en stilte zullen dan ook geen belemmering opleveren van het plan.
BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
15
3.3
toekomstvisie
gebiedsvisie Oostereinde
welstand
Gemeentelijk beleid Sinds 1 januari 2010 valt de gemeente Winschoten samen met de gemeenten Reiderland en Scheemda onder de nieuwe gemeente Oldambt. In 2009 is de Toekomstvisie voor de gemeente Oldambt gepubliceerd. Hierin wordt aangegeven wat de sterke en zwakke punten zijn en waar de kansen en bedreigingen liggen voor de gemeente. Daarbij is gekeken naar het zelfbeeld en het imago van de gemeente. De woonkwaliteit is door Blauwestad in de lift gekomen. Er is nadrukkelijker gekozen voor gevarieerd bouwen, zowel voor starters als spijtoptanten. Tevens omdat de afstand naar het werk steeds minder een probleem is, hebben veel mensen die elders werken, gekozen voor een specifiek woonmilieu in het Oldambt, van wonen in stadswijken tot in intieme dorpslinten. In de vele karakteristieke panden in Oldambt zijn bedrijven gekomen die leven van recreatie, cultuur, ambacht en zorg. Vanuit Groningen biedt het Noordereinde het eerste zicht op de Blauwestad en het Oldambtmeer. Daarom wordt in dit gebied een verzorgd en representatief karakter nagestreefd. De onbebouwde gebieden met agrarische functie kunnen een meer recreatief karakter krijgen. De recreatieve functies moeten kleinschalig blijven en mogen niet teveel verkeer genereren en de natuurwaarden niet aantasten. Een invulling met een zeer rustige horecagelegenheid (zoals een theeschenkerij of ijssalon) of een paardenfok- of dressuurcentrum wordt met name genoemd voor het gebied ten noorden van de A7. Op 28 april 2004 is de Welstandsnota van de gemeente Winschoten vastgesteld. De welstandsgebieden vormen het kader waarbinnen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. Het perceel Noordereinde 2 behoort tot de herstructureringsgebieden. Voor deze gebieden zijn aparte visies gemaakt met een eigen beeldkwaliteitsparagraaf in het bestemmingsplan of in een apart beeldkwaliteitsplan.
visie beeldkwaliteit A7-zone
In de Visie beeldkwaliteit A7-zone Oost-Groningen (18 april 2007) wordt het Noordereinde getypeerd als een gebied met een agrarisch karakter met veel grasland. Kenmerken zijn de brede bermen, bomenrijen en kwelsloten van het Winschoterdiep en het Oldambtmeer. De openheid en weidsheid is een belangrijk aspect van de identiteit van de streek Oldambt. De beeldkwaliteit dient hoog te blijven om het waardevolle regionale landschap te beschermen. In de visie wordt ingezet op een verbetering van de belevingswaarde van het gebied vanaf de A7. De toekomstige functies kunnen op een aantal plaatsen licht recreatief van aard zijn, mits ze geen grote bebouwing behoeven. Tevens wordt ingezet op een verbetering van de relatie met het Oldambtmeer. Eventuele functies langs de oever mogen geen verstoring opleveren voor de geprojecteerde ecologische verbindingszone langs de oever van het meer.
16
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
De ontwikkeling betreft voornamelijk een functieverandering. Er vindt sloop plaats op het perceel. In plaats van de oude bebouwing zullen nieuwe gebouwen worden gerealiseerd. Bij de bouw van deze bebouwing zal aangesloten worden bij de bestaande bebouwing. Dit zal ten aanzien van de beeldkwaliteit geen negatief effect hebben. Ter plaatse van de rijbak zal de dakconstructie worden verhoogd, waarbij wordt aangesloten bij de bestaande bebouwing op het erf. De ontwikkeling kan daarmee op een verantwoorde wijze landschappelijk worden ingepast op basis van het opgesteld erfbeplantingsplan.
erfbeplantingsplan BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
17
4.
PLANOLOGISCHE RANDVOORWAARDEN
In voorliggend hoofdstuk worden de planologische randvoorwaarden voor de zorgboerderij, paardenfokkerij, theeschenkerij en kinderboerderij beschreven. Achtereenvolgens komen archeologie, bodem, ecologie, externe veiligheid, geluidshinder, luchtkwaliteit en de waterparagraaf aan de orde.
4.1 Archeologie
Bij ingrepen die een verstoring van het bodemprofiel met zich mee (kunnen) brengen is een adequate bescherming van het archeologische erfgoed van belang. Dit belang is in internationaal verband erkend in het ‘Verdrag van Valetta’. In Nederland zijn de uitgangspunten van dit verdrag per 1 september 2007 opgenomen in de daartoe gewijzigde Monumentenwet 1988: de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).
Wamz
Bescherming volgens de Wamz vindt plaats door regulering van bodemverstorende activiteiten in een zo vroeg mogelijk stadium. Dit wordt gerealiseerd door archeologie te betrekken in het proces van ruimtelijke planontwikkeling. Al tijdens de planvoorbereiding moet worden onderzocht wat er over archeologie bekend is, zodat daar tijdens de planvorming rekening mee gehouden kan worden. Het behoud van archeologische waarden in situ is daarbij primair het streven. In de Memorie van Toelichting bij de Wamz is aangegeven dat de archeologische waarden kunnen worden ontzien door bouwlocaties zodanig te situeren dat de archeologische waarden niet worden aangetast. De archeologische waarden kunnen ook worden ontzien door zodanig te bouwen dat deze zo ongeschonden mogelijk blijven. Een geringe planaanpassing of gewijzigde bouwmethode kan hiervoor al voldoende zijn. Indien behoud niet mogelijk blijkt, wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke documentatie door middel van opgraving voorafgaand aan de bouw. Tot slot kan worden gekozen voor het teniet laten gaan van de archeologische waarden, indien het gaat om minder waardevolle vindplaatsen. In het onderhavige bestemmingsplan worden bestaande schuren gesloopt en zal door middel van herbouw en intern verbouwen, een zorgboerderij worden gerealiseerd.
Op de ‘Beleidskaart archeologie gemeente Oldambt’ (vastgesteld 17 november 2010) wordt het plangebied van de zorgboerderij gekenmerkt als een gebied met hoge archeologische verwachting. In de bijbehorende Nota archeologie Gebieden wordt aangegeven dat bij gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde een bureauonderzoek bij ingrepen groter dan 200 m2 benodigd is (WR-a 3: archeologische onderzoeksgebieden). Deze gebieden zijn aangewezen op basis van de daar aanwezige bodemkundige en geomorfologische eenheden. Bureauonderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 200 m2. Het aanleggen van systematische drainage in archeologische
18
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
onderzoeksgebieden is niet verbonden aan een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten. Deze uitzondering geldt niet voor andere gebieden met een archeologische dubbelbestemming.
onderzoek
In de omgeving van het voormalige kloosterterrein, een kilometer ten zuidwesten van het plangebied, zijn vondsten uit de steentijd (vuursteenmateriaal) en de middeleeuwen gevonden. Op een historische kaart uit circa 1850 staat het gebied aangegeven als nat, moerassig gebied grenzende aan de Hooge Veenen. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw is het plangebied ontgonnen. Op een huidige kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland is te zien dat het plangebied relatief laag ligt in vergelijking met de omgeving. Rond 1950 verscheen de eerste bebouwing in het plangebied.
Libau concludeert in het archeologisch bureauonderzoek van 28 mei 2009 (bijlage 1) dat er een vrij kleine kans is op de aanwezigheid van archeologische resten in het plangebied van de zorgboerderij. Het gebied is te nat geweest voor bewoning. Dit zal ten zuiden van het gebied hebben plaatsgevonden. De uitbreiding van de zorgboerderij kan daarom zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd. Een meldingsplicht volgens de monumentenwet geldt wanneer bij grondwerkzaamheden alsnog archeologische resten aan het licht komen. Hoewel geen archeologische vondsten bekend zijn uit het plangebied zelf, is op de dekzandwelving ten zuiden ervan een maalsteen aangetroffen.
4.2 Bodem
Het Besluit bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer. Dat wil zeggen: een balans tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens, milieu en ruimte voor het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw of aanleg van wegen. De Wet bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komen bescherming en sanering in deze wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel land- als waterbodems.
De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan de uitvoerbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied beïnvloeden of belemmeren. Het bodembeleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De bodemkwaliteit wordt mede bepaald door de historie en het huidige gebruik.
Op de bodeminformatiekaart van de provincie Groningen zijn locaties aangegeven waar potentiële bodemverontreiniging aanwezig is of waar reeds bodemonderzoek is uitgevoerd. Voor het plangebied wordt aangegeven dat er in 2000 een bodemonderzoek is uitgevoerd.
In dit onderzoek is aangegeven dat nader onderzoek op de locatie niet noodzakelijk is. Er bestaan vanuit het milieuhygiënisch oogpunt dan ook geen beperkingen voor het (huidige en toekomstige) gebruik van de locatie. Indien besloten wordt om vrijkomende grond bij graafwerkzaamheden her te gebruiken, kan het bevoegd gezag een aanvullend onderzoek eisen.
In het kader van de milieuaanvraag ten behoeve van de vestiging van de paardenfokkerij zal bekeken worden of aanvullende maatregelen BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
19
noodzakelijk zijn om eventuele bodemverontreiniging in de toekomst tegen te gaan.
conclusie
4.3
Natuurbeschermingswet
Op basis van het bovenstaande wordt de ontwikkeling derhalve uitvoerbaar geacht.
Ecologie In het kader van de flora- en faunawetgeving moeten ruimtelijke plannen worden getoetst op de gevolgen voor de aanwezige flora en fauna. Mochten er in het plangebied sloopwerkzaamheden plaatsvinden, dan is het noodzakelijk de betreffende gebouwen te controleren op de mogelijke aanwezigheid van kraamkolonies van vleermuizen en/of nesten van vogels. Sloop kan dan pas plaatsvinden op het moment dat is vastgesteld dat er zich geen verblijfplaatsen van beschermde soorten in het betreffende pand bevinden. Wanneer de aanwezige heesters en jonge bomen worden verwijderd gedurende het broedseizoen, wordt tevens een verstoring verwacht met betrekking tot verstoring en vernietiging van nesten. Om deze effecten te mitigeren wordt aanbevolen deze werkzaamheden niet plaats te laten vinden in de periode 15 maart – 15 juli. Dit om te voorkomen dat de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet en de Habitatrichtlijn worden overtreden. De Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn beide verwerkt in de Natuurbeschermingswet. Hierdoor zijn bijna alle vogelsoorten beschermd en zijn sommige diersoorten opgenomen met een strenger beschermingsregime dan de overige beschermde soorten. Voor vogels betekent dit overigens dat het vooral de broedperiode is die te allen tijde dient te worden ontzien. Daarnaast zijn in het kader van de Vogelrichtlijn speciale beschermingszones aangewezen, waarin populaties van sommige vogelsoorten extra worden beschermd. Deze speciale beschermingszones, de Vogelrichtlijngebieden, vormen samen met de Habitatrichtlijngebieden het Natura 2000-netwerk. Dit is een Europees netwerk van natuurgebieden. Nederland telt in totaal 162 van dergelijke gebieden. De officiële aanwijzing tot Natura 2000-gebieden is inmiddels in gang gezet.
De bescherming van de Natura 2000-gebieden is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet. Projecten of activiteiten die niet noodzakelijk zijn of verband houden met het beheer van de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden en mogelijk negatieve effecten hebben op deze waarden, dienen getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet. EHS De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland en heeft tot doel om de natuurwaarden in het land te stabiliseren. De EHS bestaat uit kerngebieden, natuurontwikkelinggebieden en verbindingszones. Indien een ruimtelijke ingreep binnen de begrenzing van de EHS plaatsvindt moet een ‘nee-tenzij’ procedure worden doorlopen en zal bij doorgang van de ingreep in de regel compensatie en mitigatie noodzakelijk zijn. Onder andere de recreatieplas ten noorden van het plangebied valt onder de EHS. Het plangebied is echter op een zodanige afstand hiervan gelegen, dat het planvoornemen geen invloed heeft op de EHS. Door de ligging buiten de EHS en het extensieve agrarische karakter van de zorgboerderij 20
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
treedt er tevens geen negatief effect op ten aanzien van de te beschermen waarden in de EHS. plan
De ontwikkeling betreft de vestiging van een zorgboerderij in combinatie met een paardenfokkerij. De vernietiging van habitats (sloop van bebouwing of verwijdering van groen), die geschikt zijn voor beschermde soorten, kan aanwezig zijn. De werkzaamheden zullen dan ook buiten broedseizoen moeten plaatsvinden. Tevens moet er rekening gehouden worden met het gebruik van felle uitstralende lichtbronnen in verband met foeragerende vleermuizen. De paardenbak zal inpandig gerealiseerd worden. Bij grondwerkzaamheden moet er één kant uitgewerkt worden zodat eventuele dieren kunnen ontvluchten. Er wordt ten oosten van de zorgboerderij een nieuwe sloot afgegraven, hiermee wordt er meer ruimte gegeven aan amfibieën, vissen en andere waterdieren. De algemene zorgplicht zal in ieder geval altijd in acht genomen moeten worden.
4.4
Externe Veiligheid De externe veiligheidsaspecten bestaan uit risicocontouren vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), eventuele risicocontouren als gevolg van inrichtingen die vallen onder de Ministeriële regeling provinciale risicokaart, alsmede eventuele zones vanuit de risicoatlassen voor het transport van gevaarlijke stoffen en het provinciaal basisnet Groningen.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen is het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in ontwikkeling (treedt in werking in 2012, in 2008 is een ambtelijk concept gepubliceerd). Het Btev wordt voor rijks-, spoor- en waterwegen vormgegeven middels drie basisnetten. Voor lokale wegen kan het bevoegde gezag (provincie of gemeente) ook een basisnet vaststellen. De provincie Groningen heeft een provinciaal basisnet Groningen ontwikkeld. Hierin is aangesloten bij landelijke inzichten over autonome groei. Er zijn keuzes gemaakt om de relatief veilige situatie, welke in de provincie Groningen aanwezig is, rondom transportassen te behouden zonder dat het vestigingsklimaat beperkt wordt voor bedrijven die grote transportstromen van gevaarlijke stoffen genereren in de Eemshaven en het chemiepark Delfzijl. De winst van het provinciaal basisnet Groningen is dat er nu een robuust systeem is, waarin de externe risico’s van transport van gevaarlijke stoffen is beschouwd. Dit houdt onder meer in dat ten behoeve van ruimtelijke plannen rondom provinciale wegen er voor het plaatsgebonden risico (PR) geen berekening meer hoeft te worden gemaakt. Daarnaast zijn situaties beschreven waarin gemeenten bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen géén nadere verantwoording (o.a. geen risicoberekening) van het groepsrisico (GR) meer hoeven uit te voeren. Wel dient advies te worden gevraagd aan de brandweer met betrekking tot de zelfredzaamheid van personen. Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door: -
het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
21
- -
het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen); het gebruik van luchthavens.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico’s gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De externe veiligheid met betrekking tot luchthavens is niet van toepassing op het plangebied en er zal dan ook niet verder in gegaan worden op luchthavens in onderhavig plan.
plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Een plaatsgebonden risico van 10-6 betekent dat omwonenden van bijvoorbeeld een LPG-tankstation op die plaats een kans van één op een miljoen hebben om als gevolg van een ramp te overlijden.
groepsrisico (GR)
Onder het groepsrisico wordt de kans verstaan dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Groepsrisico wordt niet uitgedrukt in een risicocontour maar in een FN-curve, waarbij het aantal slachtoffers wordt afgezet tegen de cumulatieve kans die ze als groep hebben om te overlijden. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
De zorgboerderij (in combinatie met de paardenfokkerij) valt zelf niet als risicovolle inrichting aan te merken. Het betreft wel een kwetsbaar object in de zin van het Bevi, aangezien de gebouwen op het plangebied bestemd zijn voor het verblijf van minderjarigen en licht gehandicapten (verminderd zelfredzaam).
Risicovolle inrichtingen Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die onder het Bevi vallen.
Transporten van gevaarlijke stoffen Transport van gevaarlijke stoffen over de weg Op een afstand van ca. 35 m van het plangebied bevindt zich de rijksweg A7. Uit het Provinciaal Basisnet blijkt dat de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico op de weg ligt. De PRmax is niet van toepassing en de zorgboerderij ligt niet binnen het PAG (plasbrandaandachtsgebied) van 30 meter. De locatie is echter wel binnen het invloedsgebied van de A7 gelegen (200 m), waardoor er sprake is van (een licht) groepsrisico. De realisatie van de zorgboerderij betekent een vermeerdering van personen. Gelet op de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt, is er sprake van een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied van de rijksweg A7 (35 personen overdag en 25 personen ‘s nachts), en daarmee een toename van het groepsrisico. De toename is echter relatief zeer klein, zodat deze in de berekening (zie bijlage 2) niet is terug te zien. De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door andere objecten nabij het plangebied van de zorgboerderij.
Uit de berekeningen van het groepsrisico voor de Rijksweg A7 blijkt dat in de toekomstige situatie het hoogste groepsrisico wordt berekend voor het strand op het terrein van de Toekomst. Wanneer het strand niet in de berekening wordt meegenomen bevindt het traject met
22
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
Terrein ‘de Toekomst’
Zorgboerderij
Hotel ‘In den stallen’
verschillende terreinen berekening groepsrisico
het hoogste groepsrisico zich ter hoogte van het Hotel-Restaurant ‘In den Stallen’. In beide berekeningen ligt het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde ligt.
Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van 1500 m vanaf het spoor Groningen-Duitse grens. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is dan ook niet van toepassing op het plan.
Transport van gevaarlijke stoffen over het water Transport van gevaarlijke stoffen over het water is niet van toepassing op het plangebied.
Luchthavens Luchthavens zijn rondom het plangebied niet aanwezig.
Buisleidingen De leiding (code N-523-50-KR-048) is gelegen op circa 310 meter ten zuiden van het voorhuis en heeft een diameter van 6’’ en een werkdruk van 40 bar. De 10-6 contour van het plaatsgebonden risico ligt op de leiding. De inventarisatieafstand ten behoeve van de verantwoording van het invloedsgebied is, op basis van de brief van de Gasunie met als onderwerp ‘Eisen omgevingsdata in het kader van groepsrisicoberekeningen bij ruimtelijke ontwikkeling, versie 4’ van 2009, 70 meter. De aanwezigheid van de hogedruk aardgastransportleiding vormt dan ook geen belemmering voor de vestiging van de zorgboerderij.
conclusie
advies brandweer
Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel is vanwege de verminderde zelfredzaamheid van de doelgroep advies gevraagd aan de brandweer ten aanzien van al dan niet te nemen aanvullende maatregelen. Op 30 maart 2010 heeft de gemeente samen met de regionale brandweer het plangebied bezocht (bijlage 3). Hier kwam uit naar voren dat de huidige bluswatervoorziening niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in de door de brandweer gehanteerde Regionale BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
23
handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid. Het Waterbedrijf Groningen heeft aangegeven dat de leidingen in dit gebied in de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw aangelegd zijn. De diameters van de leidingen zijn minimaal en de lengtes bijzonder lang. Een oplossing in de vorm van een aan te leggen brandkraan tot op maximaal 40 meter van de hoofdtoegang blijkt niet realistisch, vanwege de geringe capaciteit van het net ter plaatse.
Er is geen open water op geringe afstand beschikbaar. In ieder geval niet welke voor een tankautospuit toegankelijk is. Als alternatieven voor een brandkraan komen dan in aanmerking een geboorde put, een bluswaterriool of een blusvijver. Op verzoek van de initiatiefnemer is een “voormalig” mestbassin bekeken. Dit bassin heeft een diameter van 14 meter en een hoogte van 2 meter. Hierin zou voldoende, (geschat ca. 300 m3), aan schoon water kunnen worden verzameld om een blussing mogelijk te maken. Voorwaarden daarvoor zijn: - voldoende vulling (tenminste 90%) en beschikbaarheid (dus ook in de winter) gedurende het hele jaar. - geen vervuiling door blad en of zand van het water (bassin afdekking). - een mogelijkheid om met een tankautospuit (TAS) via een brandweerstorz-aansluiting met een intrede druk van tenminste 0,5 Bar op de TAS of via de zuigslang in een (riool-)put water te ontrekken zonder dat het bassin leeg stroomt. De silo is na het bezoek omgebouwd tot bluswatervoorziening. De brandweer heeft de voorziening op 10 december 2010 getest en hij voldoet aan de voorwaarden die daaraan gesteld worden. De afspraken die hierbij gelden, zullen bij de omgevingsvergunning juridisch worden vastgelegd.
routing hulpdiensten en bluswatervoorziening
24
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
conclusie
4.5
Voor het bestemmingsplan Zorgboerderij, Noordereinde 2 kunnen de uit de resultaten van de berekening de volgende conclusies worden getrokken. - het berekende groepsrisico voor de Rijksweg A7, ligt onder de oriëntatiewaarde; - het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van 1500 m van het spoor; - de inventarisatieafstand ten behoeve van de verantwoording van het invloedsgebied van de hogedruk buisleiding, ligt op 70 m en het plangebied is op ca. 310 m gelegen; - de ‘voormalige’ mestsilo voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld door de Brandweer om als bluswatervoorziening te dienen. Het plan wordt op basis van de bovenstaande conclusies uitvoerbaar geacht.
Geluidhinder
Geluidhinder is een van de belangrijkste factoren die meebepalend zijn voor de kwaliteit van ons leefmilieu. Geluidhinder wordt door diverse bronnen veroorzaakt, zoals industrie, spoor- en wegverkeer. Voor het onderhavig plangebied zal er gekeken worden naar wegverkeer. Spoorwegen en industrie zijn niet in de directe omgeving aanwezig. Ingevolge artikel 74 van de Wet geluidhinder (2007) gelden van rechtswege zones langs wegen, waarbinnen aandacht moet worden besteed aan de geluidhinder. In het kader van de wet bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van wegen die binnen een gebied dat is aangeduid als woonerf en wegen waarvoor een 30 km/uur regime geldig is. In buitenstedelijk gebied heeft een weg (bestaande uit drie of vier rijstroken) een zone van 400 m aan weerszijden van de weg.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die binnen de geluidszone van een weg vallen, geldt voor geluidsgevoelige bebouwing binnen de zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB. Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt, kunnen burgemeester en wethouders (mits gemotiveerd) een hogere waarde vaststellen (artikel 83 Wet geluidhinder).
plan
De A7 kent van rechtswege een geluidszone van 400 meter. De zorgboerderij is hier binnen gelegen. Ten tijde van het voorontwerp is daarom een akoestisch onderzoek verricht (zie bijlage 4). Dit rapport is in 2009 opgesteld, echter zijn de veranderingen die sindsdien plaats hebben gevonden niet van grote invloed op het plangebied. De gemeten waarden zullen niet of nauwelijks veranderd zijn ten tijde van het onderhavig plan en de onderzoeksresultaten uit het onderzoek zullen dan ook in het onderhavig plan worden opgenomen.
conclusie
Op basis van de bekende verkeersintensiteiten van omliggende wegen is de geluidsbelasting berekend op 49 dB (inclusief de wettelijk toegestane aftrek van 2 dB). Hiermee wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Daarom zal, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, een hogere waarde worden vastgesteld teneinde de beoogde functie te kunnen realiseren.
BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
25
4.6 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit, als een wijziging van de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5.2), in werking getreden. Daarin zijn de Europese richtlijnen voor de luchtkwaliteit geïmplementeerd en is opgenomen dat luchtkwaliteitseisen geen belemmering meer vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen indien: - er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; - een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; - een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging; - een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
De luchtkwaliteit wordt beïnvloed door de verkeersintensiteit en door de aanwezigheid van industrie. Het gaat om luchtverontreiniging door zwaveldioxide, lood, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof), koolmonoxide en benzeen. Of een project ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen)’. Deze ‘nibm-projecten’ mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit en zonder luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd worden. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL) per 1 augustus 2009, dragen projecten “niet in betekenende mate” bij als de 3% grens niet wordt overschreden. Deze is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor fijn stof of stikstofdioxide. Dit komt overeen met 1,2 microgram per m3. Daarnaast zijn verschillende ontwikkelingen specifiek genoemd in de Ministeriële regeling ‘Niet in betekenende mate bijdragen’, waaronder woningbouw tot 3000 woningen.
In het besluit wordt een aantal functies aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleegen bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. conclusie
4.7
De vestiging van een zorgboerderij maakt het permanent (inclusief nachtverblijf) verblijf van kinderen mogelijk. Daarom is het bouwplan getoetst aan de “Wet luchtkwaliteit” (zie bijlage 5). Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de grenswaarden. De voorgenomen ontwikkeling staat dan ook niet op gespannen voet met de “Wet luchtkwaliteit”. De emissie van auto’s en de achtergrondconcentraties zijn verbeterd ten opzichte van 2009. De concentraties zoals gemeten in het rapport, zullen niet of nauwelijks veranderd zijn ten tijde van het onderhavig plan en de onderzoeksresultaten uit het onderzoek zullen dan ook in het onderhavig plan worden opgenomen.
Waterparagraaf
Op grond van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf
26
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
te worden opgenomen met daarin beschreven de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
Het doel van deze watertoets is het waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg van de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn het Nationaal Waterplan, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de nota Ruimte. In het Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op het vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap (trits: kwantiteit) en het schoon houden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij de initiatiefnemer en het waterschap.
Het beleid van het waterschap Hunze en Aa’s is verwoord in het nieuwe beheerplan 2010-2015. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap. Het waterschap zoekt daarbij naar duurzame oplossingen, waarbij het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Een toename van het verharde oppervlak in risicogebieden of beekdalen wordt gecompenseerd met extra waterberging. Regenwater dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is, dient zoveel mogelijk te worden vastgehouden of geborgen en eventueel te worden hergebruikt. De laatste mogelijkheid is afvoeren via bestaande watergangen. Waterplan
De gemeente Winschoten heeft, in samenwerking met het waterschap, in 2005 een gemeentelijk Waterplan opgesteld, teneinde te komen tot een duurzaam stedelijk waterbeheer. Uitgangspunt van het nieuwe waterbeheer is het streven naar veiligheid en het voorkomen van overlast. Bij de invulling van het beleid wordt gestreefd naar een integraal afwegingskader, waarbij kwantiteit én kwaliteit worden betrokken. De aanpak van watertekorten, het tegengaan van verdroging en een verdere verbetering van de waterkwaliteit vormen daarbij belangrijke aandachtspunten.
plangebied
Ondanks dat de bestaande bebouwing grotendeels gehandhaafd blijft, neemt het verhard oppervlak toe. In het eerste plan was er sprake van een uitbreiding van ca. 125 m2 en in het nieuwe plan is dit rond 550 m2. Er zal dan ook sprake zijn van een toename van de afvoer. Ten behoeve van de verhoging van de dakconstructie zal daarnaast rekening worden gehouden met het materiaalgebruik, conform de eisen vanuit het waterschap. BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
27
Ten noorden en oosten van het plangebied is een kwelsloot van het waterschap gelegen. Ten behoeve van het noodzakelijk onderhoud dient een maaipad met een breedte van 3 meter vrijgehouden te worden. Tevens dient daarnaast nog eens 2 meter vrij gehouden te worden van obstakels (hoger dan 1 meter). watertoets
28
Voor het plan is de digitale watertoets doorlopen (bijlage 6). Hieruit komt naar voren dat er ca. 129 m3 waterberging gerealiseerd moeten worden, aangezien het verhard oppervlak uitgebreid wordt met ongeveer 550 m2. Het waterschap geeft aan dat er gekozen kan worden voor het graven van een nieuwe sloot in het plangebied. Deze kan dan door middel van een kleine duiker verbonden worden met de hoofdwatergang van het waterschap. De afvoer uit het plangebied mag niet groter zijn dan 1,33 l/sec/ha. Het verbreden van bestaande sloten mag niet leiden tot overlast bij aanliggende eigenaren.
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
5. JURIDISCHE TOELICHTING
systematiek
De opzet van voorliggend bestemmingsplan is in eerste instantie zoveel mogelijk aangesloten bij de opzet, zoals die wordt gehanteerd in het het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied Oldambt. Zo wordt bijvoorbeeld, in tegenstelling tot de woonwijken in Winschoten, een onderscheid gemaakt in hoofd- en bijgebouwen. Daarnaast is de opzet van het bestemmingsplan gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening. Tenslotte dient een bestemmingsplan (per 1 januari 2010) te voldoen aan de RO standaarden en regels 2008. Dit houdt onder meer in dat het plan opgesteld dient te worden conform IMRO 2008 en Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen: SVBP 2008.
digitalisering
Sinds 1 januari 2010 is een gemeente verplicht om nieuwe bestemmingsplannen digitaal beschikbaar te stellen. De belangrijkste drijfveer voor digitalisering van bestemmingsplannen is in eerste instantie de bevordering van de uitwisselbaarheid van digitale bestanden tussen vooral gemeenten en provincies. Een belangrijk afgeleid effect is dat bestemmingsplannen veel eenvoudiger toegankelijk kunnen worden gemaakt voor burgers. Het onderhavige bestemmingsplan zal in dat kader niet alleen op papier, maar ook digitaal raadpleegbaar zijn. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dienen bestemmingsplannen zowel in papieren versie (analoge verbeelding) als digitaal (digitale verbeelding) te worden vastgesteld. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend. Een systematiek met gedetailleerde bouwvlakken en daarop afgestemde bepalingen in de regels zorgt daarbij voor een zo toegankelijk en leesbaar mogelijk bestemmingsplan voor burgers.
Per 1 oktober 2010 is tevens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Een aantal vergunningen wordt onderdeel van de omgevingsvergunning. De terminologie in bestemmingsplannen wijzigt daardoor. De SVBP is hier echter nog niet aan aangepast. Er is derhalve een werkafspraak opgesteld voor de toepassing in bestemmingsplannen. De volgende termen zijn gewijzigd: - ontheffing van de bouwregels - ontheffing van de gebruiksregels - aanlegvergunning - sloopvergunning in: - afwijking van de bouwregels - afwijking van de gebruiksregels - omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden - omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.2
Deze termen zijn alvast toegepast binnen dit bestemmingsplan.
Regels In het onderstaande worden de regels die geldend zijn voor het onderhavige plan kort behandeld.
BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
29
Voorliggend bestemmingsplan bestaat, conform de huidige bestemming, uit één bestemming, namelijk ‘Wonen’. Daarnaast zijn de gronden voorzien van de functieaanduidingen ‘zorgboerderij’ en paardenfokkerij’. Bewust is afgezien van het toekennen van een agrarische bestemming. Hierdoor wordt voorkomen dat zich na beëindiging van het beoogde gebruik een volwaardig agrarisch bedrijf (zoals zich in het verleden ter plaatse bevond) zich opnieuw kan vestigen op deze locatie. De woonfunctie staat nadrukkelijk voorop. De zorgboerderij met een maatschappelijke functie en de paardenfokkerij met een agrarische functie zijn hieraan ondergeschikt. Ondergeschikte nevenfuncties, zoals ontsluitingswegen, groenstructuren, water en parkeervoorzieningen zijn niet apart bestemd, maar ondergebracht in de hoofdbestemming. Ook de theeschenkerij en de kinderboerderij vallen onder de bovengenoemde bestemming.
Het hoofdgebouw betreft het voorste gebouw (gezien vanaf de A7) waarin een (bedrijfs)woning mag worden gesitueerd. In het ontwerp is in ca. 200 m2 voorzien voor ruimtes gerelateerd aan de woning (126 m2 op de begane grond en 75 m2 op verdieping). In de regels is een maximum oppervlak geregeld voor de woning overeenkomstig het oppervlak op de begane grond. Het onderbrengen van meerdere zelfstandige woningen in het hoofdgebouw is niet toegestaan. Dit betekent dat de ruimte voor de begeleiders niet als zelfstandige woning gebruikt mag worden. De zorgboerderij is voorzien in de overige ruimte van het gebouw. In totaal gaat het hier om ca. 230 m2 op de begane grond (verblijfruimtes) en ca. 250 m2 op verdieping (slaapvertrekken). In de regels is een aparte regeling opgenomen voor los van het hoofdgebouw staande bijgebouwen. Het betreft hier het bijgebouw (dependance) voor logies (325 m2) en het gebouw ten behoeve van de stoeterij/theehuis (1506 m2). Deze kleinschalige theeschenkerij (ca. 100 m2) dient gerelateerd te zijn aan de overige toegestane functies en mag geen zelfstandige horecafaciliteit zijn. Tevens is de aanwezige silo omgebouwd ten behoeve van de bluswatervoorziening, deze heeft een oppervlakte van ca. 152 m2. Bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht en mogen maximaal 5 meter hoog zijn (goothoogte maximaal 2,5 meter). Ter plaatse van de rijbak is op de verbeelding een vlak weergegeven waar hoger mag worden gebouwd (tot 8 meter). Deze verhoging is noodzakelijk in verband met het gebruik van de rijbak. Hoewel het bouwvlak ruim om de bestaande gebouwen is gelegd, is de bestaande oppervlaktemaat als maximaal te bebouwen oppervlakte aan bijgebouwen in de regels opgenomen, te weten 1985 m2.
30
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN
6. UITVOERBAARHEID EN PROCEDURE
6.1
6.2
procedure
Wettelijk bestaat volgens art. 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt in de onderstaande tekst ingegaan op de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Uitvoerbaarheid Inzicht in de economische uitvoerbaarheid is vanuit het bestemmingsplan in het bijzonder van belang waar het gaat om nieuwe activiteiten. Naar aanleiding van het verzoek van de initiatiefnemer wordt dit bestemmingsplan uitgevoerd. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de plannen zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wro is niet noodzakelijk. Ten aanzien van het vastleggen van het erfbeplantingsplan zal een privaatrechtelijke overeenkomst worden afgesloten tussen de gemeente en de eigenaren van de zorgboerderij.
Procedure Het voorontwerp bestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen (10 december 2009 – 15 januari 2010), waarbij een ieder zijn reactie naar voren kon brengen. In het kader van dit overleg is het voorontwerp tevens naar onderstaande instanties gezonden. - - - - -
Inspraak en overleg
Zienswijzen
Provincie Groningen, afdeling ruimtelijke plannen; de inspectie VROM, regio Noord; het ministerie van LNV, directie Noord; de Rijksdienst voor de Monumentenzorg; Waterschap Hunze en Aa´s.
Tijdens deze periode van zes weken zijn er geen inspraakreacties ingediend. Wel zijn er overlegreacties ontvangen van de VROMinspectie, de provincie Groningen en het waterschap. De overlegreacties zijn in een aparte reactienota voorzien van een gemeentelijke reactie. Deze nota is als bijlage toegevoegd (bijlage 7). Op het ontwerp bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is naar aanleiding van ambtelijk overleg het bestemmingsplan gewijzigd in die zin dat artikel 3.2.1, sub c als volgt is aangepast: 3.2.1 c: gebouwen dienen te worden voorzien van een kap, waarbij de goot- en bouwhoogte niet minder mogen bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en niet meer dan 2,5 respectievelijk 8 meter, met dien verstande dat de bestaande hoofdvorm, gevormd door onder meer de dakhelling, nokrichting en situering van het hoofdgebouw, zoveel mogelijk gehandhaafd zal worden; Een dergelijke aanpassing is tevens doorgevoerd ten aanzien van de regeling voor de bijgebouwen. Ten opzichte van het ontwerp zijn BESTEMMINGSPLAN ZORGBOERDERIJ, NOORDEREINDE 2, WINSCHOTEN
31
voorts de maximum toegestane oppervlaktes op de verbeelding verdwenen. Deze zijn in de regels opgenomen.
32
Tenslotte is ter illustratie een afbeelding opgenomen in paragraaf 4.4 waarin de aanrijdroute van de hulpverleningsdiensten is weergegeven alsmede de bluswatervoorziening.
HKB STEDENBOUWKUNDIGEN