Eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2006 Vastgesteld bij raadsbesluit 22 juni 2010

Eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2006 Vastgesteld bij raadsbesluit 22 juni 2010

Incl. aanwijzingsbesluit GS GS-besluit 3 augustus 2010

Eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2006

Gemeente Boxtel Vastgesteld bij raadsbesluit van 22 juni 2010 Inclusief aanwijzingsbesluit GS van 3 augustus 2010

Eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2006

Toelichting

I.

Inleiding

Het bestemmingsplan dat nu voorligt, betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied 2006”. Deze partiële herziening heeft betrekking op een viertal mogelijkheden voor ontheffing in de regels van het bestemmingsplan. Deze partiële herziening beperkt zich dan ook alleen maar tot de betreffende regels. De plankaarten en de overige regels van het bestemmingsplan 2006 worden niet herzien. De vier mogelijkheden in deze partiële herziening hebben betrekking op de volgende onderwerpen : Bed and Breakfast Bonussloopregeling Afhankelijke woonruimte (mantelzorg) Huisvesting tijdelijke werknemers Met deze herziening loopt de gemeente vooruit op de integrale herziening bestemmingsplan “Buitengebied 2009” waaraan op dit moment wordt gewerkt. In 2008 is de gemeente al gestart met een partiële herziening van het bestemmingsplan 2006. Het doel van deze partiële herziening was om de delen van het plan waaraan Gedeputeerde Staten goedkeuring hadden onthouden te herstellen. In augustus 2008 is dit plan in het kader van de inspraakprocedure ter inzage gelegd. Deze herziening is niet verder in procedure gebracht. In maart 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan Buitengebied 2006”. Deze uitspraak heeft tot gevolg dat ook de plandelen, waaraan door de Raad van State goedkeuring is onthouden, moeten worden herzien. Gelet op de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de daarmee gepaard gaande verplichting tot digitalisering van bestemmingsplannen alsmede het groot aantal aanpassingen, heeft de gemeente in de loop van 2008 besloten het bestemmingsplan uit 2006 niet langer partieel te herzien maar integraal. Deze integrale herziening zal naar verwachting in de tweede helft van 2010 in ontwerp ter inzage kunnen worden gelegd. De vaststelling door de gemeenteraad is voorzien eind 2010/begin 2011. Bij de gemeente zijn diverse verzoeken binnengekomen waaraan op dit moment op grond van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2006 geen medewerking kan worden verleend terwijl deze medewerking beleidsmatig wel aanvaardbaar en wenselijk is. Om aan deze verzoeken vooruitlopend op de integrale herziening toch medewerking te kunnen verlenen, heeft de gemeente besloten om een (tussentijdse) partiële herziening van de regels (voorheen planvoorschriften genoemd) van het bestemmingsplan “Buitengebied 2006” in procedure te brengen. Deze herziening heeft betrekking op de bepalingen omtrent Bed & Breakfast, afhankelijke woonruimte (mantelzorg), de bonussloopregeling en de huisvesting van tijdelijke werknemers.

2.

Toelichting op vier regelingen.

2.1

Bed and Breakfast

De Bed and Breakfast-sector in Nederland is de laatste jaren sterk gegroeid en de gemeente Boxtel krijgt steeds vaker verzoeken voor het starten van een Bed & Breakfast-activiteit binnen een woonfunctie of een agrarische bestemming. Bed and Breakfast kan worden omschreven als een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt. Een Bed and Breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende hoofdverblijf. Het gaat in dit verband om een kortdurend ‘toeristisch’ verblijf. Het begrip ‘kortdurend’ geeft aan dat het niet gaat om bijvoorbeeld wonen of seizoensgebonden recreatie. Bij elk verzoek om ontheffing voor het inrichten van een Bed and Breakfastvoorziening dient te worden voldaan aan de voorwaarden genoemd in het bestemmingsplan. Deze voorwaarden borgen het kleinschalig karakter en een zorgvuldige inpassing van de functie in de omgeving. Via een landschapsversterkingsplan moet worden aangetoond dat de gebiedswaarden substantieel worden versterkt. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten wordt de voorwaarde van een landschapsversterkingsplan niet vereist. Een voorziening als Bed and Breakfast voor panden met een monumentenstatus zorgt voor een extra bron van inkomsten waarmee het desbetreffende pand in stand kan worden gehouden en de monumentale status wordt gewaarborgd. In het bestemmingsplan “Buitengebied 2006” was bij de bestemming ‘Wonen’ (artikel 11) al een ontheffingsmogelijkheid voor Bed and Breakfast opgenomen. Voor zover het een rijksmonument of gemeentelijk monument betrof waren in dit plan geen extra voorwaarden opgenomen. Voor overige woningen was de voorwaarde opgenomen dat maximaal 50 m2 gebruikt mag worden voor deze activiteit. In de praktijk is echter gebleken dat de maximale oppervlakte van 50 m2 niet werkbaar is. Vanuit ruimtelijk oogpunt is er geen bezwaar tegen dat in bestaande ruimtes Bed and Breakfast gerealiseerd wordt met een grotere oppervlakte. In deze herziening wordt de maximale oppervlakte daarom gesteld op 100 m2 met een omvang van maximaal 8 overnachtingsplaatsen. In deze herziening zijn bovengenoemde voorwaarden ook opgenomen voor een rijksmonument of gemeentelijke monument met uitzondering van de voorwaarde van een landschapsversterkingsplan. Verder is in deze herziening een zelfde mogelijkheid opgenomen bij de bestemming Agrarische bedrijfsdoeleinden (artikel 3).

2.2

Bonussloopregeling.

Het bestemmingsplan “Buitengebied 2006” kende een bonusregeling voor het bouwen van extra bijgebouwen bij burgerwoningen (artikel 11), agrarische bedrijfswoningen (artikel 3) en bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven (artikel 12). Op grond van deze regeling was een verruiming van de maximale oppervlakte van bijgebouwen (tot maximum 250 m2) toegestaan als op het perceel of elders in het plangebied gebouwen werden gesloopt, waarbij het te slopen oppervlak het vijfvoudige diende te bedragen van het terug te bouwen oppervlak tot maximaal 250 m2. De provincie staat in principe niet negatief tegen over een dergelijke regeling. Toch hebben Gedeputeerde Staten (deels) goedkeuring onthouden aan de regeling in het plan van 2006 omdat in de regeling de veiligstelling van sloop ontbreekt. Evenmin was vastgelegd dat op de slooplocatie geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht. Daardoor is niet veiliggesteld dat daadwerkelijk sprake is van ontstening in het plangebied en bestaat juist het gevaar van toename van verstening door de mogelijkheid om extra bijgebouwen op te richten. Hierdoor hebben Gedeputeerde Staten in zijn geheel goedkeuring onthouden aan de bonusregeling voor zover deze betrekking heeft op extra bijgebouwen bij agrarische en niet-agrarische bedrijven, zoals opgenomen in de artikel 3.2.4 sub d, artikel 3.6.1 lid a sub 2 tweede gedachtenstreepje, artikel 4.2.3 sub b, artikel 12.2.3 sub b en artikel 12.5.1. Ten aanzien van de regeling bij burgerwoningen is slechts gedeeltelijke goedkeuring onthouden. In artikel 11.2.2 sub e is aan de zinsnede ‘elders in het plangebied’ goedkeuring onthouden. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de substantiële sloop (het vijfvoudige) plaatsvindt op de locatie waar de extra bijgebouwen worden opgericht. Gevolg is dus dat bonussloopregeling nu niet (ten volle) kan worden toegepast, waardoor dit instrument niet kan bijdragen aan de algehele ontsteningsdoelstelling en de hieraan gekoppelde ruimtelijke kwaliteitsverbetering van het buitengebied. In het bestemmingsplan 2009 zal een nieuwe regeling worden opgenomen waarbij het mogelijk is om bebouwing op andere locaties in het buitengebied te betrekken bij de verzilvering van de bonussloopregeling. Het probleem hierbij is echter dat voldoende geborgd dient te zijn dat op de slooplocatie geen nieuwe bebouwing wordt opgericht. Om er voor te zorgen dat de nieuwe bebouwing die op basis van de bonussloopregeling wordt gerealiseerd positief wordt bestemd, dient ook voor deze herbouwlocatie de bestemming te worden gewijzigd. Dit betekent dat zowel voor de slooplocatie als de herbouwlocatie een aanduiding binnen de bestemming zal moeten worden opgenomen. Een dergelijke aanduiding is alleen mogelijk via een wijziging van het bestemmingsplan. Deze wijzigingsbevoegdheden zullen in het plan 2009 worden uitgewerkt. Vooruitlopend hierop wil deze partiële herziening de bonussloopregeling binnen de woonbestemming herstellen. Verder wil deze herziening de mogelijkheid bieden om de sloop niet alleen te verzilveren in de vorm van extra bijgebouwen. Deze herziening biedt de mogelijkheid om de sloop naar keuze in te zetten voor extra bijgebouwen óf voor een vergroting van de woning. Het zal duidelijk zijn dat de sloop slechts eenmalig kan worden ingezet.

2.3

Afhankelijke woonruimte.

Het afgelopen decennia is steeds meer aandacht gekomen voor de maatschappelijke vraag naar woonvormen, waarbij medische of sociale zorg wordt verschaft aan afhankelijke familieleden of kennissen. Met name de zorg die volwassen kinderen aan hun ouders willen geven staat hierbij in de belangstelling. Naarmate de vergrijzing toeneemt, zal ook de behoefte aan thuis- en mantelzorg toenemen. Een oplossing die de overheid wil scheppen is het toestaan van een huisvestingsvorm voor mantelzorg. Hiertoe heeft de provincie Noord Brabant in 2003 beleid geformuleerd. Op basis daarvan ontstond voor gemeenten de mogelijkheid eigen beleid te formuleren. Uitgangspunt van het provinciaal beleid is dat in eerste instantie gekeken wordt naar de mogelijkheden voor huisvesting in de woning zelf, ofwel inwoning. Hierbij maakt de (mantel)zorgbehoevende gebruik van dezelfde voorzieningen in een woning als de overige bewoners. Daarnaast is een andere huisvestingsvorm geïntroduceerd, genaamd “afhankelijke woonruimte”, met dien verstande dat de provincie met betrekking tot deze laatste huisvestingsvorm een terughoudend beleid voor staat, in die zin dat een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw tijdelijk kan worden bewoond door een persoon met een (aantoonbare) noodzaak tot mantelzorg. De tijdelijke woonruimte wordt nadrukkelijk niet een extra of een zelfstandige woning, maar blijft onderdeel uitmaken van de bestaande woning en een onderdeel van het huishouden, zij het dat in het (bij)gebouw voorzieningen worden getroffen (sanitair, kookfaciliteiten etc) voor het “afhankelijk wonen”. Bij deze constructie worden de gebruiksmogelijkheden van niet voor bewoning bestemde gebouwen, die aanwezig zijn bij een bestaande woning derhalve tijdelijk verruimd. Nadat de noodzaak tot mantelzorg is komen te vervallen, dient de ontheffing dan ook te worden ingetrokken, waarna de woonvoorzieningen verwijderd dienen te worden. De bebouwing mag vanaf dat moment uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Op basis van bovenstaand provinciaal beleid heeft de gemeenteraad op 2 juni 2008 de beleidsnota “afhankelijk wonen” (mantelzorg) gemeente Boxtel” vastgesteld. Met deze herziening worden de uitgangspunten van dit beleid opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. In het bestemmingsplan Buitengebied 2006 is al een mantelzorgregeling opgenomen. Deze mantelzorgregeling laat de afhankelijke woonruimte echter uitsluitend toe in het hoofdgebouw. Deze regeling is in de praktijk niet goed werkbaar gebleken, daar veel verzoeken betrekking hadden op een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw bij een woning. Hiervoor kon op basis van de regeling in het bestemmingsplan Buitengebied 2006 geen medewerking worden verleend, terwijl de gemeente medewerking wel wenselijk acht. In bovengenoemde beleidsnota is dan vastgelegd dat de afhankelijke woonruimte ook in een bijgebouw of in een deel van het bedrijfsgebouw kan worden gerealiseerd mits inwoning in het hoofdgebouw onredelijk bezwarend is. De nieuwe regeling is hierop aangepast. In het bestemmingsplan 2006 was de mantelzorgregeling opgenomen in artikel 3 voor zover het betreft agrarische bedrijfsdoeleinden, in artikel 4 voor zover het betreft glastuinbouw en in artikel 36 voor zover het betreft de bestemmingen woondoeleinden (artikel 11), bedrijfsdoeleinden (artikel 12),verblijfsrecreatieve doeleinden (artikel 15), maatschappelijke doeleinden (artikel 17), horecadoeleinden (artikel 19) en rioolwaterzuivering (artikel 21). In deze herziening worden de mogelijkheden in de artikelen 3 en 4 geschrapt en toegevoegd aan de algemene ontheffingsmogelijkheid in artikel 36.

2.4

Huisvesting tijdelijke werknemers.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 3 augustus 2010 besloten om voor het gedeelte van het bestemmingsplan dat betrekking heeft op de huisvesting van tijdelijke werknemers een reactieve aanwijzing te geven. Dit aanwijzingsbesluit houdt in dat het bestemmingsplan niet in stand blijft op de volgende onderdelen van de planregels : artikel 3.5.1 sub j (ontheffingsmogelijkheid huisvesting tijdelijke werknemers binnen de bestemming Agrarische bedrijfsdoeleinden); artikel 4.4.1 sub d (ontheffingsmogelijkheid huisvesting tijdelijke werknemers binnen de bestemming Glastuinbouw). Onderstaande toelichting op deze regels is daarom cursief weergegeven. Er komen jaarlijks veel buitenlandse tijdelijke werknemers naar Nederland, vooral in de agrarische sector. Deze tijdelijke werknemers dienen ook gehuisvest te worden. Opname van een regeling hiervoor in het bestemmingsplan Buitengebied is gewenst om de mogelijkheid te bieden voor werkgevers om hun tijdelijke werknemers te kunnen huisvesten binnen het agrarisch bouwblok. Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven heeft in 2006 de nota Tijdelijk (werken en) wonen uitgebracht (18 januari 2006). Doelstelling van deze nota is het beleid te formuleren dat aan gemeenten een handvat kan bieden voor het regelen van een goed kader voor het huisvesten van tijdelijke werknemers. De provincie heeft ingestemd met de uitgangspunten in deze nota. Onder tijdelijk wordt verstaan maximaal 6 maanden per jaar. Het gaat om de volgende mogelijkheden: − realisatie van tijdelijke huisvesting in bestaande complexen als de oorspronkelijke bestemming ook huisvesting was; − realisatie van tijdelijke huisvesting op een eigen bedrijf binnen eigen bedrijfsgebouwen; − realisatie van tijdelijke huisvesting op een eigen bedrijf door logies in de eigen bedrijfswoning onder te brengen; − realisatie van tijdelijke huisvesting op een eigen bedrijf door het plaatsen van woonunits en/of stacaravans. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar een structurele oplossing in de vorm van huisvesting van deze werknemers binnen bestaand stedelijk gebied. Wanneer de mogelijkheden hiervoor ontbreken, kan tijdelijke huisvesting op het agrarisch bouwblok uitkomst bieden. De voorkeur hierbij gaat uit naar inpandige huisvesting boven het plaatsen van tijdelijke woonunits. Op grond van het vorenstaande is de ontheffingsmogelijkheid gebaseerd, zoals deze in deze partiële herziening is opgenomen. Voor zover het betreft inpandige huisvesting biedt de regeling de mogelijkheid voor een jaarrond-huisvesting, zij het voor wisselende groepen tijdelijke werknemers. Voor zover het betreft huisvesting in woonunits is de huisvesting gekoppeld aan een maximale termijn van 6 maanden per kalenderjaar. Deze ontheffing wordt voor 5 jaar verleend. Via een landschapsversterkingsplan dient te worden aangetoond dat de gebiedswaarden substantieel worden versterkt. Een goede landschappelijke inpassing van de woonunits wordt extra gewaarborgd door de voorwaarde van plaatsing van deze woonunits uit het zicht van de weg en het landschap.

3. Procedure De mogelijkheden voor bed and breakfast, mantelzorg en de bonussloopregeling zijn ook al opgenomen in het bestemmingsplan 2006. Mede op basis van het besluit van Gedeputeerde Staten en de praktijkervaringen met de geldende regeling, zijn de regelingen in deze herziening enigszins aangepast. Inspraak en vooroverleg acht de gemeente gelet hierop niet noodzakelijk. De regeling voor de huisvesting van tijdelijke werknemers is nieuw. Deze regeling is grotendeels gebaseerd op provinciaal beleid en de regeling van het SRE en wordt al in meerdere bestemmingsplannen Buitengebied binnen de provincie Noord-Brabant toegepast. Omwille van de haast die geboden is bij deze partiële herziening, vindt hierover geen inspraak en vooroverleg plaats. Over het concept van de regeling heeft overleg plaatsgevonden met de ZLTO. De partiële herziening wordt direct in ontwerp ter inzage gelegd. In dat kader kunnen zienswijzen worden ingediend. Het ontwerp heeft ter inzage gelegen van 18 december 2009 tot en met 28 januari 2010. Binnen de termijn zijn vijf ontvankelijke zienswijzen ontvangen. De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 22 juni 2010 gewijzigd vastgesteld. Het raadsbesluit en –voorstel, de nota van zienswijzen en de nota van ambtshalve wijzigingen is opgenomen als bijlage bij deze toelichting. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 3 augustus 2010 besloten om voor het gedeelte van het bestemmingsplan dat betrekking heeft op de huisvesting van tijdelijke werknemers een reactieve aanwijzing te geven. Dit aanwijzingsbesluit houdt in dat het bestemmingsplan niet in stand blijft op de volgende onderdelen van de planregels : artikel 3.5.1 sub j (ontheffingsmogelijkheid huisvesting tijdelijke werknemers binnen de bestemming Agrarische bedrijfsdoeleinden); artikel 4.4.1 sub d (ontheffingsmogelijkheid huisvesting tijdelijke werknemers binnen de bestemming Glastuinbouw). Ook dit aanwijzingsbesluit is opgenomen als bijlage bij deze toelichting.

Eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2006

Bijlage bij toelichting

Eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2006

Regels

1.

Bed and Breakfast.

Artikel 11 (Woondoeleinden), lid 4.1 sub a en b worden gewijzigd. Aan artikel 3 (Agrarische bedrijfsdoeleinden), lid 5.1 wordt een lid h en i toegevoegd. Omwille van de leesbaarheid van de nieuwe artikelen wordt de aanhef (die niet wordt gewijzigd) cursief weergeven.

Het gewijzigde artikel 11.4.1 sub a en b luiden als volgt :

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in: a. 11.1 voor zover de gronden zijn aangeduid met rijksmonument of gemeentelijk monument ten behoeve van het gebruik van het monument voor bed & breakfast, of indien en voor zover het monument een bijgebouw betreft, het gebruik van het bijgebouw voor bed & breakfast, indien dat gebruik een bijdrage kan leveren aan de instandhouding van het monument, mits : 1.

maximaal aan 8 personen logies en ontbijt zal worden geboden waarbij de maximale oppervlakte voor alle voorzieningen getroffen ter realisatie van het bed & breakfast ten hoogste 100 m2 bedraagt;

2.

De toeristisch-recreatieve functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

3.

de activiteiten plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, waarbij heeft te gelden dat de kamers deel uitmaken van het hoofd(woon)gebouw of een architectonisch, constructief en / of functioneel ondergeschikt gebouw, gelegen op maximaal 100 m van het hoofdgebouw, zodat de nevenactiviteit en het hoofd(woon)gebouw kunnen worden gezien als een ruimtelijke eenheid;

4.

de ontheffing milieuhygiënisch uitvoerbaar is;

5.

er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk ontstaat.

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in: b.

11.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor bed & breakfast, mits: 1. maximaal aan 8 personen logies en ontbijt zal worden geboden waarbij de maximale oppervlakte voor alle voorzieningen getroffen ter realisatie van het bed & breakfast, ten hoogste 100 m2 bedraagt; 2. De toeristisch-recreatieve functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie; 3. de activiteiten plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, waarbij heeft te gelden dat de kamers deel uitmaken van het hoofd(woon)gebouw of een architectonisch, constructief en / of functioneel ondergeschikt gebouw, gelegen op maximaal 100 m van het hoofdgebouw, zodat de nevenactiviteit en het hoofd(woon)gebouw kunnen worden gezien als een ruimtelijke eenheid;

4. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving en/of de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen; 5. de ontheffing milieuhygiënisch uitvoerbaar is; 6. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk ontstaat; 7. advies is ingewonnen bij de WUBBB ten aanzien van de vraag of de onder 4 genoemde gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapsversterkingsplan, waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport.

Het nieuwe artikel 3.5.1 sub h en i luiden als volgt :

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in: h. 3.1 voor zover de gronden zijn aangeduid met rijksmonument of gemeentelijk monument ten behoeve van het gebruik van het monument voor bed & breakfast, of indien en voor zover het monument een bijgebouw betreft, het gebruik van het bijgebouw voor bed & breakfast, indien dat gebruik een bijdrage kan leveren aan de instandhouding van het monument, mits : 1. maximaal aan 8 personen logies en ontbijt zal worden geboden waarbij de maximale oppervlakte voor alle voorzieningen getroffen ter realisatie van het bed & breakfast ten hoogste 100 m2 bedraagt; 2. de toeristisch-recreatieve functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie; 3. de activiteiten plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, waarbij heeft te gelden dat de kamers deel uitmaken van het hoofd(woon)gebouw of een architectonisch, constructief en / of functioneel ondergeschikt gebouw, gelegen op maximaal 100 m van het hoofdgebouw, zodat de nevenactiviteit en het hoofd(woon)gebouw kunnen worden gezien als een ruimtelijke eenheid; 4. de ontheffing milieuhygiënisch uitvoerbaar is; 5. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk ontstaat. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in: i.

3.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor bed & breakfast, mits: 1. maximaal aan 8 personen logies en ontbijt zal worden geboden waarbij de maximale oppervlakte voor alle voorzieningen getroffen ter realisatie van het bed & breakfast, ten hoogste 100 m2 bedraagt; 2. de toeristisch-recreatieve functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie; 3. de activiteiten plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, waarbij heeft te gelden dat de kamers deel uitmaken van het hoofd(woon)gebouw of een architectonisch, constructief en / of functioneel ondergeschikt gebouw, gelegen op maximaal 100 m van het hoofdgebouw, zodat de nevenactiviteit en het hoofd(woon)gebouw kunnen worden gezien als een ruimtelijke eenheid; 4. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving en/of de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen; 5. de ontheffing milieuhygiënisch uitvoerbaar is; 6. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk ontstaat; 7. advies is ingewonnen bij de WUBBB ten aanzien van de vraag of de onder 4 genoemde gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapsversterkingsplan, waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport.

2.

Bonussloopregeling

Het artikel 11 (Woondoeleinden), lid 2.2 sub e wordt geschrapt. In plaats hiervan wordt aan artikel 11.4.1 de leden sub j en k toegevoegd.

Omwille van de leesbaarheid van de nieuwe artikelen wordt de aanhef (die niet wordt gewijzigd) cursief weergeven.

Het nieuwe artikel 11.4.1 sub j luidt als volgt : Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in j. 11.2.2 sub e ten einde de toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen te vergroten met dien verstande dat : 1. bestaande bijgebouwen of voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 100 m2 als bijgebouw bij de woning is toegestaan, met dien verstande dat wanneer de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 100 m2 ten hoogste 20% van deze meerdere oppervlakte behouden of vervangen mag worden tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 250 m2; 2. de gebouwen niet betrokken zijn geweest bij de ruimte-voor-ruimte-regeling, Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of een andere regeling waarvoor een sloopvergoeding wordt ontvangen; 3. de gesloopte oppervlakte slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing of vergroting van de woning in aanmerking mag komen.

Het nieuwe artikel 11.41. sub k luidt als volgt : Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in k. 11.2.1 sub e ten einde de toegestane inhoud van de woning te vergroten met dien verstande dat : 1. bestaande bijgebouwen of voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat per 100 m2 sloop de inhoud van de woning met 50 m3 mag worden vergroot tot een maximum inhoud van 850 m3; 2. de gebouwen niet betrokken zijn geweest bij de ruimte-voor-ruimte-regeling, Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of een andere regeling waarvoor een sloopvergoeding wordt ontvangen; 3. de gesloopte oppervlakte slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing of vergroting van de woning in aanmerking mag komen.

3.

Afhankelijke woonruimte

De artikelen 3.5.1 sub g en artikel 4.4.1 sub c worden geschrapt. De algemene ontheffingsmogelijkheid in artikel 36 (vrijstellingsbevoegdheid mantelzorg) wordt vervangen door een nieuw artikel 36 (afhankelijke woonruimte). Het nieuwe artikel 36 luidt als volgt : 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel: 3.1 onder a; 4.1 onder a; 11.1 en 11.2.1 onder a; 12.1 en 12.2.2 onder a; 15.1 en 15.2.4 onder a; 17.1 en 17.2.2 onder a; 19.1 en 19.2.2 onder a; 21.1 en 21.2.2 onder a; in relatie tot de begripsomschrijving van bijgebouw en bedrijfsgebouw voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen of een deel van het bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat: 1. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; 2. de afhankelijke woonruimte in beginsel plaatsvindt in de woning; wanneer wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw onredelijke bezwarend is of niet haalbaar is, kan, met inachtneming van alle overige bepalingen, een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw of een deel van een bedrijfsgebouw gerealiseerd worden; 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 en een maximale inhoud van 240 m3. Deze maatvoering geldt ook wanneer de afhankelijke woonruimte in een deel van een bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd; 4. het bijgebouw of het deel van het bedrijfsgebouw waarbinnen de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staat en qua ligging een ruimtelijke eenheid met het hoofdgebouw vormt; 5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; 6. per woning kan op enig moment slechts één ontheffing voor het gebruik als afhankelijke woonruimte van kracht zijn; 2. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing als bedoeld in lid 1 in, zodra de bij het verlenen van de voor de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 3 augustus 2010 besloten om voor het gedeelte van het bestemmingsplan dat betrekking heeft op de huisvesting van tijdelijke werknemers een reactieve aanwijzing te geven. Dit aanwijzingsbesluit houdt in dat het bestemmingsplan niet in stand blijft op de volgende onderdelen van de planregels : artikel 3.5.1 sub j (ontheffingsmogelijkheid huisvesting tijdelijke werknemers binnen de bestemming Agrarische bedrijfsdoeleinden); artikel 4.4.1 sub d (ontheffingsmogelijkheid huisvesting tijdelijke werknemers binnen de bestemming Glastuinbouw). Onderstaande regels, die door het aanwijzingsbesluit niet in stand zijn gebleven, zijn hierbij cursief aangegeven.

4.

Huisvesting tijdelijke werknemers

Aan de artikelen 3 en 4 worden nieuwe ontheffingsmogelijkheden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers toegevoegd. Aan artikel 3 (Agrarische bedrijfsdoeleinden), lid 5.1 wordt een lid j toegevoegd. Aan artikel 4 (Glastuinbouw), lid 4.1 wordt een lid d toegevoegd. Omwille van de leesbaarheid van de nieuwe artikelen wordt de aanhef (die niet wordt gewijzigd) cursief weergeven. Het nieuwe artikel 3.5.1 sub j luidt als volgt : Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van j. het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers, met dien verstande dat : 1 de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken; 2. de huisvesting uitsluitend medewerkers betreft, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten; 3. de huisvesting bij voorkeur plaatsvindt in een bestaand, een uit te breiden dan wel nieuw op te richten bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, in welk geval de huisvesting jaarrond mag plaatsvinden zij het voor wisselende groepen tijdelijke werknemers; 4. indien de huisvesting niet inpandig kan worden gerealiseerd zoals bedoeld onder sub 3, de huisvesting kan plaatsvinden in maximaal twee woonunits, in welk geval de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt en de ontheffing voor maximaal 5 jaar wordt verleend;

5.

6. 7. 8.

9.

de totale vloeroppervlakte van de huisvesting per werknemer maximaal 15 m2 bedraagt en de totale vloeroppervlakte van het bedrijf dat voor deze huisvesting wordt aangewend maximaal 150 m2; de woonunit, met een maximale bebouwingshoogte van 3 meter, zoveel als mogelijk wordt geplaatst uit het zicht vanaf de openbare weg of het omringende landschap; er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige waarden; de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en óf het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving; advies is ingewonnen bij de WUBBB ten aanzien van de vraag of de onder 8 genoemde gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapsversterkingsplan, waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport.

Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, zodra de bij het verlenen van de voor de ontheffing bestaande noodzaak voor huisvesting van tijdelijke werknemers niet meer aanwezig is. Het nieuwe artikel 4.4.1 sub d luidt als volgt : Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van d. het bepaalde in artikel 4. en 4. ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers, met dien verstande dat : 1. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken; 2. de huisvesting uitsluitend medewerkers betreft, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten; 3. de huisvesting bij voorkeur plaatsvindt in een bestaand, een uit te breiden dan wel nieuw op te richten bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, in welk geval de huisvesting jaarrond mag plaatsvinden zij het voor wisselende groepen tijdelijke werknemers; 4. indien de huisvesting niet inpandig kan worden gerealiseerd zoals bedoeld onder sub 3, de huisvesting kan plaatsvinden in maximaal twee woonunits, in welk geval de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt en de ontheffing voor maximaal 5 jaar wordt verleend; 5. de totale vloeroppervlakte van de huisvesting per werknemer maximaal 15 m2 bedraagt en de totale vloeroppervlakte van het bedrijf dat voor deze huisvesting wordt aangewend maximaal 150 m2; 6. de woonunit, met een maximale bebouwingshoogte van 3 meter, zoveel als mogelijk wordt geplaatst uit het zicht vanaf de openbare weg of het omringende landschap; 7. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies of waarden; 8. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of

natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en óf het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving; 9.

advies is ingewonnen bij de WUBBB ten aanzien van de vraag of de onder 8 genoemde gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapsversterkingsplan, waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, zodra de bij het verlenen van de voor de ontheffing bestaande noodzaak voor huisvesting van tijdelijke werknemers niet meer aanwezig is.