N E U R O L O G I E
Non-verbale leerstoornis: een overzicht T
R
E
F
W
O
O
R
D
E
N
NON-VERBALE LEERSTOORN IS, RECHTERH EMISFEERDYSFU NCTI E
F. Visscher Samenvatting Een non-verbale leerstoornis is te beschouwen als een informatieverwerkingsstoornis van de rechterhemisfeer, waarbij de visueel-ruimtelijke waarneming en de integratie hiervan niet goed verlopen. Dit veroorzaakt onder andere problemen op school zoals verminderde rekenvaardigheden. In tegenstelling tot bij dyslexie is het technisch lezen niet abnormaal. Het begrip non-verbale leerstoornis is verder uitgebreid om als verklaring te dienen voor problemen in de sociale omgang, inclusief communicatie en executieve functies, en problemen met de concentratie en met de motoriek. De prevalentie en prognose van non-verbale leerstoornissen zijn niet bekend. Afpaling naar andere, voornamelijk cerebraal bepaalde, stoornissen als sensorische integratiestoornis, coördinatieontwikkelingsstoornis, en aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, is soms moeilijk gezien de overlap en/of co-morbiditeit. Bij hydrocephalus die voorkomt bij spina bifida, het syndroom van Williams en Asperger en bij het Noonan- en Turner-syndroom worden patronen die lijken op non-verbale leerstoornis waargenomen. De behandeling van non-verbale leerstoornis dient gericht te zijn op de knelpunten die het kind en zijn omgeving in het dagelijks leven ervaren. (Tijdschr Neurol Neurochir 2005;106:201-6)
Inleiding Van tijd tot tijd verschijnen er op de polikliniek van de (kinder)neuroloog of kinderarts kinderen, die niet goed functioneren op school, met de vraag of er niet ‘iets medisch’ aan de hand is. Zoals bij iedere medische hulpvraag zijn ook hier een zorgvuldige anamnese en heteroanamnese van groot
belang, waarna eventueel gericht (aanvullend) onderzoek kan plaatsvinden. Vaak zijn een primaire aandachts- en concentratiestoornis (‘attention deficit hyperactivity disorder’: ADHD) of een algemene ontwikkelingsachterstand als oorzaak voor het falen op school aan te wijzen, soms een wat meer specifieke stoornis als dyslexie. Men neemt van oudsher aan dat deze laatste stoornis voortkomt uit dysfunctionerende gebieden in de linkerhemisfeer, alhoewel recent beeldvormend functioneel onderzoek aantoont dat dit gecompliceerder ligt.1 Minder bekend, maar minstens zo relevant, is een dysfunctioneren van de rechterhemisfeer als oorzaak voor een haperende schoolcarrière. Helaas ontbreekt het op dit moment aan beeldvormend functioneel onderzoek op het gebied van deze hemisfeer in relatie tot leerstoornissen. Aan de hand van een tweetal kinderen wordt in deze bijdrage de problematiek van non-verbale leerstoornissen nader uiteengezet.
Ziektegeschiedenissen Iris, 7 jaar, wordt door de huisarts verwezen voor nader onderzoek in verband met psychomotore retardatie en lichte gedragsstoornissen. De huisarts doet dit mede op verzoek van school maar geeft aan dat er volgens hem geen specifieke neurologische aandoening in het spel is. Iris is ongedurig en impulsief op school en heeft volgens de leerkracht moeite om prikkels te selecteren. Ze is ook erg houterig. De psycholoog van de schoolbegeleidingsdienst concludeerde een jaar eerder dat Iris duidelijk symptomen vertoont van een aandachtstekortstoornis (‘attention deficit disorder’: ADD) en adviseerde speciaal onderwijs. Zij bleef toch op haar eigen dorpsschool. Een jaar later meldt een briefje van de leerkracht aan de neuroloog dat het gedrag in de klas niet storend is maar dat de lees- en taalontwikkeling beter is dan de rekenontwikkeling. Ze werkt niet planmatig en is erg chaotisch. Ze heeft veel vriendinnetjes, ze doet goed mee, maar kan grapjes niet goed doorzien. De ouders bevestigen dit patroon. Bij oriënterend neurologisch onderzoek zijn er geen afwijkende bevindingen, behoudens een wat bol voorhoofd bij een normale schedelomtrek. Bij psychologisch onderzoek blijkt onder andere dat
TIJDSCHRIFT VOOR NEUROLOGIE EN NEUROCHIRURGIE
VOL.
106
NR.
5 - 2005
201
Tabel 1. Diagnostische criteria bij non-verbale leerstoornissen volgens Rourke et al.5 problemen met tactiele perceptie problemen met psychomotorische coördinatie slechte visueel-ruimtelijke vaardigheden moeite met nieuwe of complexe informatie of situaties moeite met het oplossen van non-verbale problemen en moeite met conceptformatie en het testen van hypothesen gestoord tijdsbesef relatief goede technische taalvaardigheid (woorden lezen, spellen), terwijl het begrijpend lezen achterblijft breedsprakig slecht in rekenen sociale problematiek, met kans op teruggetrokken gedrag, angst en depressie bij de ‘Wechsler intelligence scales for children’ (WISC) het totale IQ 87 is met een significant verschil tussen het performale IQ (80) en het verbale IQ (97). Er zijn geen duidelijke aanwijzingen voor ADD. De kinderfysiotherapeut noemt de motoriek niet leeftijdsadequaat, waarbij de linkerhand en -been opvallend lager scoren. De ‘movement assessment battery for children’ (movement-ABC) scoort veel te laag, namelijk meer dan 2 standaarddeviaties beneden het gemiddelde. De CT-scan van de hersenen is normaal. De conclusie die getrokken wordt, is leer- en gedragsstoornissen die passen bij een non-verbale leerstoornis (‘nonverbal learning disability’: NLD). Voorlichting aan ouders en school vindt plaats en Iris krijgt speciale bijles, met als speerpunt rekenen. Bas, 8 jaar, heeft 3 jaar geleden al gedurende een periode kinderfysiotherapie gehad wegens motorische stunteligheid, wat door de therapeut als motorische dyspraxie is geduid. Nu zijn er problemen op school, terwijl hij volgens zijn ouders en leerkracht toch niet dom lijkt. Rekenen gaat zeer moeizaam, maar hij leest op het hoogste niveau. De huisarts vraagt neurologisch onderzoek aan in verband met de verdenking op ontwikkelings-/leerstoornis. Bas kan zich slecht concentreren, maar is eerder traag dan druk te noemen. Hij is nog steeds motorisch onhandig en schrijft onduidelijk. Hij heeft genoeg vriendjes. Een neefje heeft epilepsie en autisme. Bij neurologisch onderzoek zijn er geen afwijkende bevindingen, behoudens een wat onrijpe motoriek.
202
VOL.
106
NR.
5 - 2005
Een EEG is normaal. Hernieuwd kinderfysiotherapeutisch onderzoek, inclusief een zeer slechte movement-ABC-score levert nu de diagnose coördinatieontwikkelingsstoornis (‘developmental coordination disorder’: DCD) op, waarbij hij met name op handvaardigheid sterk uitvalt. Het neuropsychologisch onderzoek is opmerkelijk. Het totale IQ bedraagt 106 met een significant verschil tussen het performale gedeelte (91) en het verbale gedeelte (118). Uiteindelijk kreeg Bas de diagnose NLD. Hij krijgt speciale aandacht op school en is gestart met kinderfysiotherapie
Bespreking Definiëring Bovenstaande kinderen vertoonden problemen die uiteindelijk toegeschreven werden aan NLD. Er is geen internationale consensus over de definiëring en een en ander leidt tot verwarring onder hulpverleners en dus ook onder ouders en leerkrachten. Vooralsnog gaat men ervan uit dat het hier gaat om rechterhemisfeerdysfunctie, waarbij de visueelruimtelijke informatieverwerking en de integratie hiervan niet optimaal verlopen. Hierdoor ontstaan onder andere leerstoornissen. In tegenstelling tot cerebraal bepaalde stoornissen als dyslexie, dyscalculie, DCD en autisme heeft NLD (nog?) geen plaats gevonden in de DSM-classificatie. Door de instanties, die extra gelden toekennen aan kinderen met leerstoornissen, wordt NLD dan ook niet erkend als diagnose.
TIJDSCHRIFT VOOR NEUROLOGIE EN NEUROCHIRURGIE
Nadat Myklebust de term NLD introduceerde heeft Rourke bijgedragen aan een verdere verbreiding van het begrip.2-4 Rourke definieerde het als een syndroom met primaire defecten (‘deficits’) in tactiele en visuele perceptie, complexe psychomotore vaardigheden en problemen met het omgaan met nieuwe omstandigheden. Deze defecten geven dan weer secundaire en tertiaire problemen. Rourke et al. komen tot een tiental diagnostische criteria waarvoor wordt verwezen naar Tabel 1.5 Njiokiktjien meldt als obligate symptomen voor de diagnose NLD: op testniveau gestoorde intermodale integratie met visueel-ruimtelijke en gestaltproblemen en als gevolg daarvan ten minste dyscalculie en constructieve dyspraxie/dysgrafie.6 Forrest oppert een onderscheid tussen NLD met primaire problemen op school (met name rekenstoornissen) en NLD met voornamelijk sociale problemen door gebrek aan cerebraal gemedieerde vaardigheden.7 David et al. vinden een gemiddelde verbale en een beneden gemiddeld performale (non-verbale) vaardigheid essentieel en geven daarbij aan dat motorische en sociale problemen variabel aanwezig kunnen zijn.8 Serlier-van den Bergh komt tot een vele tientallen items tellende vragenlijst om de waarschijnlijkheid van de diagnose NLD te kunnen bepalen.9 Vervolgens dient dan uitgebreid neuropsychologisch onderzoek te worden verricht om het vermoeden te bevestigen. Het begrip NLD is al met al dus niet helder omschreven. De term zelf is al ongelukkig gekozen, omdat deze aangeeft wat het niet is: namelijk géén ‘talige’ leerstoornis zoals dyslexie. Volgens sommigen is het zelfs de vraag of NLD als een op zichzelf staand syndroom mag worden gezien of dat het moet worden beschouwd als een vorm van het syndroom van Asperger. Volgens anderen, waaronder Njiokiktjien6, komt NLD sterk overeen met het rechterhemisfeersyndroom. Dit is geen nosologische eenheid maar bestaat uit partiële, voornamelijk neuropsychiatrische defecten. Het valt niet mee om een klinisch relevante keuze te maken tussen de geopperde symptomen en bevindingen bij NLD, maar de volgende functiestoornissen worden door de meeste auteurs toch als essentieel beschouwd. Zij gaan dan uit van een dysfunctionerende rechterhemisfeer die zich uit in een verwerkingsstoornis van voornamelijk visuele en tactiele informatie en die leidt tot problemen in een aantal domeinen zoals:
Leerstoornissen. Zoals in de term NLD besloten ligt, is een probleem bij het leren op school een conditio sine qua non voor de diagnose. Kinderen hebben moeite met het aanleren van nieuwe schoolse vaardigheden. Ze krijgen problemen met rekenen (dyscalculie) en lopen achterstand op ten opzichte van leeftijdsgenoten. Het lezen en spellen gaat hen aanmerkelijk beter af, maar het begrijpend lezen verloopt moeizamer dan het technisch lezen. Hoofd- en bijzaken worden slecht onderscheiden en ze hebben de neiging bij het verwerven van kennis ‘door de bomen het bos niet meer te zien’. Sociale en executieve problematiek. De verbale capaciteiten zijn goed, maar ze hebben moeite met de non-verbale aspecten van communicatie zoals bijvoorbeeld gelaatsuitdrukkingen. Ze missen dan ook nogal eens aansluiting met anderen. Ze hebben meer moeite om de structuur van verhalen te doorzien en deze na te vertellen.10 Ze hebben meer moeite om zich te concentreren. De diagnose AD(H)D wordt bij deze kinderen vaker gesteld. Soms zijn ze echter traag te noemen met weinig exploratief gedrag.11 Volgens Forrest is één van de meest voorkomende verschijnselen dat ze letterlijk te dicht bij andere kinderen staan, door een gebrek aan gevoel voor persoonlijke ruimte.7 Gebrek aan tijdsbesef maakt dat ze afspraken vergeten en regelmatig te laat komen. Veelal hebben ze moeite met het omgaan met nieuwe omstandigheden, omdat ze de neiging hebben het overzicht te verliezen. Ze hebben de neiging te verdwalen in een vreemde omgeving. Motorische problematiek. Kinderen zijn vaak onhandig, struikelen vaak, stoten dingen om en schrijven onduidelijk. Slechts zelden is er een links-rechtsverschil waarneembaar. De hier genoemde problemen hebben natuurlijk hun gevolgen voor het welbevinden van het kind. Rourke et al. stellen dan ook dat deze kinderen veel vaker angstig of, ook later, depressief zijn en nemen dit dan ook op in hun diagnostische criteria (zie Tabel 1).5 Anderen ontkennen dit en stellen dat een verbale leerstoornis een grotere bedreiging voor het welbevinden is.7 De verhouding jongens:meisjes is 1:1 en daarmee opmerkelijk omdat bij andere stoornissen, die het leren kunnen beïnvloeden zoals ADHD en dyslexie, de jongens in de meerderheid zijn. De prevalentie en prognose zijn niet bekend. Serlier-van
TIJDSCHRIFT VOOR NEUROLOGIE EN NEUROCHIRURGIE
VOL.
106
NR.
5 - 2005
203
Tabel 2. Diagnostische richtlijnen zoals die gebruikt worden in de Oosterscheldeziekenhuizen. Voor de diagnose NLD dienen minimaal de volgende kenmerken aanwezig te zijn: leerstoornissen, met name moeizaam rekenen (dyscalculie) vloeiende spraak, maar non-verbale communicatie is zwak sociale stoornis: situaties niet goed aanvoelen, weinig aansluiting bij leeftijdsgenoten motorische onhandigheid c.q. coördinatiestoornis, die bij voorkeur tot uiting komt door een lage score op de movement-ABC (‘developmental coordination disorder’) bij de ‘Wechsler intelligence scales for children’ is performaal IQ meer dan 15 punten lager dan verbaal IQ en totaal IQ in principe niet onder de 80 beneden gemiddelde score op de ‘Rey complex figure test’ en de ‘Beery-Buktenica developmental test of visual-motor integration’ den Bergh meent dat zo’n 5% van de schoolgaande kinderen NLD of NLD-achtige problemen heeft!9 Etiologie Naast het primaire NLD-syndroom, dat opgevat moet worden als een cerebrale ontwikkelingsstoornis, bestaan er ook symptomatische vormen ten gevolge van een aantoonbare laesie of als onderdeel van een genetisch bepaald syndroom. Rourke stelde dat het NLD-syndroom het gevolg is van beschadigde of dysfunctionerende witte stof in de rechterhersenhelft.4,5 Beeldvormend (MRI) onderzoek heeft deze aanname niet eenduidig kunnen bevestigen. Een enkele keer hebben we te maken met kinderen met een aanwijsbare afwijking in de rechterhemisfeer of corpus callosum die NLD-symptomen kan veroorzaken.12 Doorgaans is echter geen biologische marker of neurologisch substraat aantoonbaar. Wel zijn er een aantal syndromen en aandoeningen waarbij een NLD-profiel meer voorkomt als door het toeval verklaarbaar is. Het syndroom van Asperger is een aandoening binnen het autistische spectrum, maar met intacte verbale capaciteiten. Het neuropsychologische profiel lijkt bij het overgrote deel van de patiënten op dat van NLD.13 Het rekenen en de motorische functies zouden relatief beter zijn (wat weer afhangt van de afbakening van NLD) en de patiënten zouden minder behoefte hebben aan sociale contacten. Kinderen met het syndroom van Williams en meisjes met het Turner-syndroom hebben in hun gedrag en neuropsychologisch functioneren meestal een NLD-profiel, ook als ze volwassen zijn.14,15 Zij functioneren echter meestal op een lager niveau. Kinderen met hydrocephalus door een
204
VOL.
106
NR.
5 - 2005
spina bifida dysfunctioneren nogal eens en bij onderzoek blijkt het dan bij ongeveer 50% van deze kinderen te gaan om afwijkingen die passen binnen NLD.16 Zowel bij deze kinderen (gedeeltelijk) als bij het syndroom van Williams wordt wel gesproken van een cocktailpartyspraak. Dit is een vlotte spraak, maar met weinig structuur en inhoud. Bij het Noonan-syndroom komen ook leeren gedragsstoornissen voor die in de richting van NLD gaan.17 Diagnose Een zorgvuldige anamnese en heteroanamnese, uiteraard óók van de leerkracht, kunnen de verdenking doen rijzen op een stoornis binnen het NLD-profiel. Specifiek moet de onderzoeker een indruk krijgen van de schoolprestaties (rekenen!), de sociale, communicatieve en executieve vaardigheden, en de motorische prestaties, gezien de bovenstaande probleemgebieden. Theoretisch zouden er aanwijzingen moeten zijn voor lateralisatie ten nadele van de linkerlichaamshelft, maar dit is meestal niet het geval. Neurologisch onderzoek naar motoriek, sensibiliteit of peesreflexen levert namelijk geen of nauwelijks links-rechtsverschillen op. Motorische onhandigheid (‘clumsiness’) hoort bij het syndroom. De kinderfysiotherapeut kan dit nader objectiveren en eventueel in maat en getal uitdrukken, bijvoorbeeld door afname van een movement-ABC.18 Aanvullend onderzoek zoals EEG of MRI, geeft meestal weinig houvast. Belangrijker is het neuropsychologische onderzoek. Dit onderzoek kan de klinische verdenking bevestigen. Ook hier is er weer verschil van inzicht over welke onderzoeken
TIJDSCHRIFT VOOR NEUROLOGIE EN NEUROCHIRURGIE
AANWIJZINGEN
VOOR DE PRAKTIJK
1 Overweeg NLD bij een kind dat slecht rekent en sociaal en motorisch onhandig is. 2 Vraag expliciet naar eventuele moeilijkheden bij het aanleren van schoolse vaardigheden. NLD is per definitie immers een leerstoornis. 3 Door de jaren heen kunnen diagnoses bij een en hetzelfde kind wijzigen, waarbij NLD er soms één in de rij is. 4 Leer- en gedragsstoornissen met een NLD-profiel komen meer voor bij kinderen met hydrocephalus, het syndroom van Williams en Asperger en bij het Noonan- en Turnersyndroom. 5 Aanvullend (neuropsychologisch) onderzoek is pas nuttig na een zorgvuldige vraagstelling die verkregen is door een goede anamnese. 6 Behandeling is meer op theorie en ervaring dan op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd.
nuttig of obligaat zijn maar in de kliniek van de auteur wordt in ieder geval een IQ-test (WISC) verricht. Hierbij dient het performaal IQ minstens 15 punten lager te liggen dan het verbale IQ. Voor de performale scores worden een zestal subtests gedaan: onvolledige tekeningen, plaatjes ordenen, blokpatronen, figuurleggen, substitutie en doolhoven. De verbale score is opgebouwd uit de volgende subtests: informatie, overeenkomsten, rekenen (N.B. geen rekensommen, maar een verhaal met mondelinge antwoorden), woordkennis, begrijpen en cijferreeksen. Het natekenen van het complexe figuur van Rey (tekening) zal bij NLD-kinderen ook problematisch zijn. Ook visuo-motorische tests als de Pegboard-test en de ‘Beery-Buktenica developmental test of visual-motor integration’ kunnen nuttige informatie opleveren. Tegenwoordig is er steeds meer aandacht voor het neuropsychologisch testen van de sociale intelligentie, bijvoorbeeld ten aanzien van emotieherkenning en inlevingsvermogen. Wellicht dat deze tests, de zogenaamde ‘theory of mind’ (TOM)-tests, meer en meer een rol in de klinische praktijk gaan spelen. Bij verdenking op een aandoening binnen het autistische spectrum (syndroom van Asperger) is ten slotte verwijzing naar een kinderpsychiater noodzakelijk. Het is duidelijk dat het diagnostische proces niet uniform is. Enerzijds door gebrek aan consensus, anderzijds omdat ieder kind uniek is. Daarbij komt dat de interpretatie van de bevindingen mede afhankelijk is van het vakgebied van de des-
betreffende onderzoeker. Bovendien leert de ervaring dat de diagnose door de tijd heen niet altijd consistent is. Ook de hier beschreven patiënten Iris en Bas hebben in de loop van de tijd een aantal verschillende diagnostische labels gehad. Het is dan ook raadzaam om eerst duidelijk na te gaan waar het kind op vastloopt. Naar aanleiding van deze vaststelling kan dan gericht aanvullend onderzoek worden gedaan. Vaak zal blijken dat pas na multidisciplinair onderzoek, waarbij de neuropsycholoog een belangrijke rol speelt, een eindoordeel mogelijk is. In Tabel 2 staan de diagnostische richtlijnen vermeld zoals die in de kliniek van de auteur worden gebruikt. Behandeling Een causale of medicamenteuze behandeling bestaat niet. Wetenschappelijk bewezen behandelmethoden zijn er niet en de adviezen zijn dan ook gebaseerd op theorie en ervaring.19 Afhankelijk van de problematiek waar het kind tegen aanloopt, moet een aanpak gekozen worden in overleg met de ouders en de school of de schoolbegeleidingsdienst. Aangezien de kinderen auditief beter toegankelijk zijn dan visueel, is verbale uitleg op school en thuis belangrijk. Hierbij moet gewaakt worden voor oeverloze discussies. Het nut van kinderfysiotherapie is discutabel. Het stimuleren van samen spelen en groepsactiviteiten ligt voor de hand. De aandachtstekortstoornis is wellicht medicamenteus beïnvloedbaar.
TIJDSCHRIFT VOOR NEUROLOGIE EN NEUROCHIRURGIE
VOL.
106
NR.
5 - 2005
205
Conclusie NLD is een begrip dat nuttig is om eventuele leeren gedragsstoornissen beter te begrijpen. Voor de medicus is het van belang om op grond van een goede anamnese te bepalen waar de knelpunten zitten. Pas dan is gericht aanvullend onderzoek of doorverwijzing nuttig. De aanpak van NLD dient primair gericht zijn op de problematiek die het kind in het dagelijks leven tegenkomt en dient niet gericht te zijn op de afwijkingen die wellicht bij aanvullend onderzoek worden gevonden.
Dankwoord Met dank aan mw. drs. A. van der Hoop-Mooij, orthopedagoog, Oosterscheldeziekenhuis te Goes, en C. van Baalen, doctoraalstudent Psychologie, Universiteit van Tilburg, voor het kritische commentaar op het manuscript.
Nuttige websites Stichting Speciale zorg voor Kinderen met NLD, http://www.nldinfo.nl NLD on the web!, http://www.nldontheweb.org
Referenties 1.Stowe LA, Hoeks JC. Functioneel beeldvormend onderzoek van taal. Tijdschr Neurol Neurochir 2003;104:146-53. 2 Johnson D, Myklebust HR. Learning disabilities: Educational principles and practices. New York: Grune & Stratton; 1967. 3 Myklebust HR. Nonverbal learning disabilities: assessment and intervention. In: Myklebust HR, editor. Progress in learning disabilities. 3rd ed. New York: Grune & Stratton; 1975. p. 85-121. 4. Rourke BP. Syndrome of nonverbal learning disabilities: the final common pathway of white matter disease/dysfunction? Clin Neuropsychol 1987;1:209-34. 5. Rourke BP, Ahmad SA, Collins DW, Hayman-Abello BA, Hayman-Abello SE, Warriner EM. Child clinical/ pediatric neuropsychology: some recent advances. Annu Rev Psychol 2002;53:309-39. 6. Njiokiktjien Ch. Gedragsneurologie van het kind. Amsterdam: Suyi Publicaties; 2004. 7. Forrest BJ. The utility of math difficulties, internalised psychopathology, and visual-spatial deficits to identify children with the nonverbal learning disability syndrome: evidence for a visualspatial disability. Neuropsychol Dev Cogn C Child Neuropsychol 2004;10:129-46. 8. David RB, David CH, Riley LS. Asperger’s and related disorders. Practical Neurology 2003;3:150-6. 9. Serlier-van den Bergh AHML. Development and validation of
206
VOL.
106
NR.
5 - 2005
the Dutch nonverbal learning disabilities scale and Dutch preschool nonverbal disorder disabilities scale [dissertation]. KUB Tilburg; 2002. 10. Humphries T, Cardy JO, Worling DE, Peets, K. Narrative comprehension and retelling abilities of children with nonverbal learning disabilities. Brain Cogn 2004;56:77-88. 11. Landau YE, Auerbach JG, Gross-Tsur V, Shalev RS. Speed of performance of children with developmental right hemisphere syndrome and with attention-deficit hyperactivity disorder. J Child Neurol 2003;18:264-8. 12. Panos PT, Porter SS, Panos AJ, Gaines RN, Erdberg PS. An evaluation of a case of agenesis of the corpus callosum with Rourke’s nonverbal learning disorder model. Arch Clin Neuropsychol 2001;16:507-21. 13. Gunter HL, Ghaziuddin M, Ellis HD. Asperger syndrome: tests of right hemisphere functioning and interhemispheric communication. J Autism Dev Disord 2002;32:263-81. 14. Schmitt JE, Eliez S, Warsofsky IS, Bellugi U, Reiss AL. Corpus callosum morphology of Williams syndrome: relation to genetics and behavior. Dev Med Child Neurol 2001;43:155-9. 15.Ross JL, Stefanatos GA, Kushner H, Zinn A, Bondy C, Roeltgen D. Persistent cognitive defects in adult women with Turner syndrome. Neurology 2002;58:218-25. 16. Yeates KO, Loss N, Colvin AN, Enrile BG. Do children with myelomeningocele and hydrocephalus display nonverbal learning disabilities? An empirical approach to classification. J Int Neuropsych Soc 2003;9:653-62. 17. Noordam C, Thoonen G, Van der Burght CJ. Het Noonansyndroom vanuit kindergeneeskundig perspectief. Ned Tijdschr Geneesk 2003;147:644-8. 18. Henderson SE, Sugden DA. Movement assessment battery for children. London: The Psychological Corporation; 1992. 19. Van Lieshout T. Nonverbal learning disability (NLD). In: Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghem; 2002. Ontvangen 15 februari 2005, geaccepteerd 30 mei 2005.
Correspondentieadres auteur: Drs. F. Visscher, neuroloog/ kinderneuroloog Stichting Oosterscheldeziekenhuizen Postbus 106 4460 BB Goes Tel: 0113 23 44 63 E-mail:
[email protected] Belangenconflict: geen gemeld. Financiële vergoeding: geen gemeld.
TIJDSCHRIFT VOOR NEUROLOGIE EN NEUROCHIRURGIE