Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst Utrecht
www.gggd.utrecht.nl
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen:
non-respons en interne validiteit
Colofon
uitgave Unit Epidemiologie en Informatie Afdeling Gezondheid en Zorg
Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst Utrecht postbus 2423, 3500 GK Utrecht 030 286 3333
[email protected] in opdracht van Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid internet
www.gggd.utrecht.nl en www.ggd.nl rapportage B.E. Carlier¹, E.J.C.van Ameijden¹, C.L. van den Brink², A.J. Bouwman-Notenboom¹, A.P.L. van Bergen¹ 1. Unit Epidemiologie en Informatie, GG&GD Utrecht 2. Centrum voor Preventie- en Zorgonderzoek, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu informatie
Erik van Ameijden 030 286 3246 /
[email protected] foto omslag Willem Mes drukwerk Océ Utrecht bronvermelding
Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: GG&GD Utrecht
Februari 2007
1
Samenvatting
2
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
Samenvatting
Samenvatting Dit rapport belicht de non-respons en de interne validiteit van postenquêtes onder achterstandgroepen. Enquêteonderzoek is een veelgebruikte en effectieve methode bij epidemiologisch onderzoek, maar lijkt niet voor alle doelgroepen geschikt te zijn, zoals voor achterstandsgroepen. Om meer inzicht te krijgen in de methodologische aspecten van enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen is het huidige onderzoek uitgevoerd door de GG&GD Utrecht. Het is één van de onderzoeken die in het kader van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid wordt uitgevoerd met het doel aanbevelingen te doen voor verbetering en/of aanpassing van gegevensverzameling onder achterstandsgroepen. Het onderzoek richt zich op ouderen, allochtonen en mensen met een lage sociaal economische status. Het valt uiteen in twee delen: non-respons bij schriftelijke enquêtes en interne validiteit van een aantal standaardvraagstellingen. Methoden Voor het onderzoek is aangesloten bij de gezondheidspeiling van de GG&GD Utrecht. Deze peiling bestaat uit een schriftelijke postenquête, inclusief een schriftelijk en een persoonlijk rappel en mondelinge afname van de vragenlijst voor de mensen die hulp nodig hebben. Voor het huidige onderzoek zijn aanvullende gegevens verzameld onder verschillende typen non-respondenten. Verder zijn er voor het validiteitsonderzoek extra gegevens verkregen door middel van open interviews met respondenten uit achterstandsgroepen. Voor het non-respons onderzoek zijn onder meer gegevens geanalyseerd met betrekking tot achtergrondkenmerken, gezondheidskenmerken, manier van werving, de reactietijd en redenen van non-respons. Bij de analyse is onder meer gebruik gemaakt van het model “continuüm of resistance”, in dit model worden gegevens van ‘late respondenten’ (mensen die pas na meerdere herinneringen participeren in het onderzoek) gebruikt als een benadering van kenmerken van nonrespondenten. Het validiteitsonderzoek heeft de interpretatie en het begrip van enkele standaardvraagstellingen in achterstandsgroepen in kaart gebracht. Resultaten Uit het non-respons onderzoek blijkt dat gezondheidsgegevens over achterstandsgroepen die via een postenquête zijn verzameld, onvoldoende representatief zijn. Ten eerste is er in de postenquête een ondervertegenwoordiging van verschillende achterstandsgroepen; mensen met een laag inkomen, allochtone ouderen, allochtonen die sinds kort in Nederland zijn en ouderen met lichamelijke beperkingen. Deze groepen zijn beter vertegenwoordigd indien - na schriftelijke benadering - ook een persoonlijke benadering wordt toegepast, maar dit lost de selectieve nonrespons slechts voor een deel op. Ten tweede zijn er sterke aanwijzingen voor gezondheidsverschillen tussen respondenten en non-respondenten. De respondenten die pas na een persoonlijk rappel (telefonisch of huisbezoek) de enquête hebben ingevuld, rapporteren vaker een verhoogde kans op psychische ongezondheid en ze roken vaker. Verder zijn de sociaaleconomische gezondheidsverschillen (chronische ziekten, psychische ongezondheid en roken) van vroege respondenten (met een korte reactietijd) kleiner dan die van late respondenten (met een lange reactietijd). Hoeveel inspanningen
3
Samenvatting
onderzoekers doen beïnvloedt dus de verkregen resultaten. Een ander aanwijzing voor selectieve non-respons is dat de mensen die hulp bij het invullen hebben gekregen op meerdere indicatoren van gezondheid slechter scoren dan diegene die zelfstandig schriftelijk de enquête hebben ingevuld. Uit de redenen voor non-respons blijkt dat mensen met een lage sociaal economische status en ouderen relatief vaak gezondheidsproblemen opgeven als reden voor het niet invullen van de enquête. Dit indiceert ook dat sociaaleconomische gezondheidsverschillen kunnen worden onderschat als gevolg van selectieve respons. Wat betreft de interne validiteit blijkt uit verschillende analyses dat de standaardvraagstellingen minder valide zijn wanneer deze in achterstandsgroepen worden afgenomen. Bij de verschillende sociaaldemografische groepen spelen andere aspecten een rol bij het beoordelen en benoemen van de eigen ervaren gezondheid, de belemmeringen en het inschatten van de ernst van hun klachten. De antwoorden zijn daardoor niet goed vergelijkbaar tussen de verschillende sociaaldemografische groepen. Wat betreft de standaardvraagstelling voor het meten van angst en depressie (de K10) blijkt uit het huidige onderzoek dat de nuanceverschillen binnen de gebruikte schaal niet helder zijn voor de respondenten uit achterstandsgroepen. Op de validiteit van de standaardvraagstellingen blijken ook nog andere factoren van invloed. Er is een groot verschil in begrip van de vragenlijst, met name tussen etnische en sociaaleconomische groepen (bijvoorbeeld de standaardvraagstellingen over chronische aandoeningen). Ook zijn er verschillen in cognitieve capaciteit gevonden tussen hoge en lage SES groepen, bijvoorbeeld bij het uitrekenen van gemiddelden (standaardvraagstelling bewegen). Kennisgebrek over gezondheidsterminologie, onbegrip over het invullen van de vragenlijst, taalproblemen en lichamelijke en geestelijke beperkingen zijn de belangrijkste factoren die gevonden zijn als oorzaken voor over- en onderrapportage. De verkeerd ingevulde antwoorden veroorzaken geen duidelijke vertekening in een bepaalde richting. Ontbrekende antwoorden daarentegen zorgen wel voor een risico op onderschatting van de gezondheidsproblemen. De hoeveelheid missende waarden verschilt per groep, en met name ouderen en laag opgeleiden laten relatief vaak vragen open. Conclusie en aanbevelingen Het huidige onderzoek verhoogt het inzicht in verschillende methodologische aspecten van schriftelijk enquêteonderzoek die van invloed zijn op de kwaliteit van de gegevens over achterstandsgroepen: respons en interne validiteit. De kwaliteit van dergelijke gegevens blijkt onder achterstandsgroepen relatief laag te zijn. Omdat er systematische groepsverschillen zijn met betrekking tot non-respons bias en de wijze van invullen van vragenlijsten is het niet goed mogelijk bevolkingsgroepen onderling te vergelijken wat betreft verschillen in gezondheid en determinanten daarvan. Achterstandsgroepen zijn ondervertegenwoordigd in het enquêteonderzoek en er zijn aanwijzingen dat er gezondheidsverschillen bestaan tussen respondenten en non-respondenten. Over de richting en de mate van de vertekening zijn geen algemeen geldende uitspraken te doen omdat er verschillen zijn tussen specifieke achterstandsgroepen en ook tussen de afzonderlijke standaardvraagstellingen. Wel is het duidelijk dat de vertekening door selectieve non-respons leidt tot onder-en overrapportage in bepaalde groepen. Het is dan ook aan te bevelen de methoden van onderzoek meer af te stemmen op achterstandsgroepen.
4
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
Samenvatting
Enkele van de standaardvraagstellingen zijn minder valide bij gebruik onder achterstandsgroepen. Globaal gezien onderscheiden we twee factoren die de interne validiteit beïnvloeden; de interpretatie en het begrip van de items van de vragenlijst. Verschillen in interpretatie blijken met name een rol te spelen bij vragen over subjectieve gezondheid en geestelijke gezondheid. Het gaat hier niet zozeer om een vertekening in termen van onder- en overrapportage; er wordt iets wezenlijk anders gemeten in verschillende groepen. De tweede factor, het verschil in begrip van de standaardvraagstellingen, is vooral van invloed op de vergelijkbaarheid van de resultaten van hoge en lage SES groepen en betreft alle vraagstellingen. In sommige gevallen leidt dit tot onderschatting van de mate van gezondheid. Samengevat kunnen we concluderen dat de schriftelijke enquête geen optimale methode is voor gezondheidsonderzoek in achterstandsgroepen. Het levert een selectieve respons op en de interne validiteit van de antwoorden kan niet worden gegarandeerd. Enkele van de aanbevelingen voor het verbeteren van gezondheidsonderzoek onder achterstandsgroepen zijn: het aanpassen van de methode van werving en het toevoegen van mondelinge afname voor een specifieke groep respondenten, het uitbreiden van validatie-onderzoek onder allochtonen en het versimpelen van de standaardvraagstellingen voor respondenten met een laag opleidingsniveau.
5
Samenvatting
6
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Inhoudsopgave
7
Inleiding
9
1
2
Methodologie 1.1 Responsonderzoek
16
1.2 Validiteitsonderzoek
18
Resultaten 2.1 Responsonderzoek
21 21
2.1.1 Responsverdeling
21
2.1.2 Verschil in gezondheid tussen vroege en late respondenten?
26
2.1.3 Verschil in gezondheid en methode van afname
30
2.1.4 Redenen van non-respons en incentives
31
2.1.5 Samenvatting
34
2.2 Validiteitsonderzoek 2.2.1 Beoordeling subjectief welbevinden
3
15
34 35
2.2.2 Fouten in rapportage lichamelijke gezondheid en zorggebruik
37
2.2.3 Knelpunten van de gezondheidsenquête
41
2.2.4 Item non-respons
42
2.2.5 Samenvatting
45
Conclusies en aanbevelingen
47
3.1 Belangrijkste bevindingen en betekenis
47
3.2 Nadere beschouwing van de resultaten
49
3.3 Aanbevelingen
52
3.3.1 Algemene aanbevelingen voor de Lokale en Nationale Monitors Volksgezondheid
52
3.3.2 Praktische aanbevelingen
54
3.3.3 Opvattingen onderzoekers GGD’en
55
Literatuur
57
Bijlagen
60
7
Inhoudsopgave
8
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
Inleiding
Inleiding Het onderzoek dat in dit rapport wordt gepresenteerd is gericht op het bestuderen van non-repons en de interne validiteit van postenquêtes onder achterstandgroepen. Enquêteonderzoek is een veelgebruikte en effectieve methode bij epidemiologisch onderzoek, maar zoals iedere methode kent ook deze een aantal mogelijke nadelen. Ten eerste kan non-repons in gezondheidsenquêtes leiden tot verkeerde schattingen. Wanneer de non-respons substantieel en selectief is, dan zijn de schattingen van de prevalenties in de populatie vertekend. Een tweede belangrijke beperking van enquêtes zijn de vaak hoge eisen die ze stellen aan de motivatie en aan de cognitieve en verbale vermogens van respondenten. Wanneer respondenten niet aan deze eisen kunnen voldoen, vermindert de interne validiteit van de verzamelde gegevens. Enquêteonderzoek lijkt door deze nadelen niet voor alle subgroepen geschikt te zijn, en in het bijzonder voor achterstandsgroepen (CBS, 2005; Meloen & Veenman, 1990; Stoop, 2005; Comijs, 2006; Penninx, 2006). In dit rapport zijn achterstandsgroepen onderverdeeld in ouderen, allochtonen en lage SES-groepen. Het betreft hier bijvoorbeeld ouderen met een laag opleidingsniveau, ouderen met lichamelijke of geestelijke beperkingen, allochtonen, en mensen met een lage sociaal economische status. Belemmerende factoren voor deelname en voor het goed invullen van de vragenlijst komen bij deze groepen relatief vaker voor. Het onderzoek dat beschreven wordt in dit rapport wordt uitgevoerd in het kader van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid1. Uitgangspunt van deze monitor is om de lokale gegevensverzameling door GGD’en zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, waardoor vergelijking tussen regio’s mogelijk is en de gegevens samengevoegd kunnen worden voor landelijke cijfers. Hiertoe zijn de vraagstellingen gestandaardiseerd en zijn ook afspraken gemaakt over een uniforme methode van dataverzameling. In essentie is gekozen voor schriftelijke enquêtes. Vanuit de vier grote steden is echter de opmerking gekomen dat men bezorgd is over de resulterende kwaliteit van gegevens. In steden wonen namelijk relatief veel personen uit achterstandsgroepen en allochtonen, en de standaardvraagstellingen worden soms te ingewikkeld bevonden en zijn niet gevalideerd voor dergelijke groepen. Ook worden mondelinge interviews overwogen omdat deze misschien geschikter zijn dan een schriftelijke methode in verband met taal- en kennisproblemen. Om aan dit commentaar tegemoet te komen is het huidige onderzoek uitgevoerd door de GG&GD Utrecht, in het kader van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Het doel is het inzicht te verhogen in de methodologische aspecten van enquêteonderzoek en aanbevelingen te doen voor verbetering en/of aanpassing van gegevensverzameling onder achterstandsgroepen binnen de context van de Lokale en Nationale Monitors. Het onderzoek valt uiteen in twee delen: non-respons bij schriftelijke enquêtes en interne validiteit van een aantal standaardvraagstellingen. Hierbij worden achterstandsgroepen vergeleken met elkaar en met een referentiegroep. Op deze wijze kunnen uitspraken gedaan worden over de vraag of verschillende bevolkingsgroepen met elkaar vergeleken kunnen worden of niet, gegeven het gebruik van een standaard methodiek en enquête.
1
Een samenwerkingsverband van GGD Nederland met ActiZ, RIVM, TNO Kwaliteit van Leven en de lokale
GGD'en.
9
Inleiding
Het hier gepresenteerde onderzoek is empirisch en is gericht op achterstandsgroepen. Voor een literatuuroverzicht over methodologische aspecten van gezondheidsenquêtes onder allochtonen wordt verder verwezen naar een recent onderzoek van het RIVM (Dotinga et al., 2007). Dit literatuuronderzoek werd ook verricht in het kader van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Hieronder volgt eerst een globaal overzicht van een aantal factoren die mogelijk van invloed zijn op selectiviteit van de non-respons en op de validiteit van de gegevens. Naast algemene opmerkingen over deze methodologische aspecten, wordt ook kort ingegaan op wat al wel en niet bekend is onder de specifieke groepen ouderen, allochtonen en mensen met lage sociaal economische status. Non-respons Wanneer de non-respons van een onderzoek selectief is, betekent dit dat de respondentengroep geen goede afspiegeling vormt en dat de schattingen van de prevalenties in de populatie vertekend zijn. Het probleem hierbij is dat niet altijd gecontroleerd kan worden of er sprake is van selectiviteit omdat weinig of geen gegevens beschikbaar zijn over de non-respondenten. Als er gegevens zijn over sociaal demografische kenmerken, kan in kaart gebracht worden of de respons selectief is voor deze variabelen. Over ouderen is bekend dat de respons relatief hoog is ten opzichte van andere leeftijdsgroepen (Bouwman & Quak, 2004). Maar er zijn aanwijzingen dat er binnen de groep ouderen meestal selectieve non-respons naar leeftijd optreedt, waarbij de oude ouderen een lagere respons hebben (Straver & Tromp, 2002). De respons van allochtonen in (gezondheids)onderzoek is in de meeste onderzoeken relatief laag. Dit geldt met name voor de eerste generatie niet-westerse allochtonen (Dotinga et al., 2007). Bij de groep allochtone ouderen spelen specifieke factoren een rol, zoals taalvaardigheid en het niet goed op de doelgroep aansluiten van de wijze van benadering. Een lage respons in deze groep is daar het gevolg van (Engelhard et al., 2006). Verder komt steeds naar voren dat lage SES-groepen minder goed vertegenwoordigd zijn in enquêteonderzoek hoewel ze op verschillende manieren worden gedefinieerd (Te Riele, 2002; Straver & Tromp 2002; Quak et al., 2005). Er blijkt dus dat er een verband is tussen non-respons en leeftijd, etniciteit en lage sociaal economische status. Het onderzoeken van de selectiviteit van de non-respons wordt ingewikkelder wanneer er geen gegevens zijn over de non-respondenten zoals bij non-respons die samenhangt met gezondheidskenmerken (de doelvariabelen). Juist deze selectiviteit is van belang omdat het ongemerkt een vertekening kan opleveren doordat de respondentengroep geen goede afspiegeling vormt van de groep waartoe deze behoort. Om deze vertekening door non-respons te schatten kan worden onderzocht of er verschillen zijn tussen vroege en late, of tussen makkelijk en moeilijk bereikbare, respondenten. Deze methode is gebaseerd op het ‘Continuüm of Resistance’ model. Dit model gebruikt ‘late respondenten’ (mensen die pas na meerdere herinneringen participeren in het onderzoek) als benadering voor non-respondenten (Lahaut, et al. 2003). Uit recente onderzoeken blijkt dat late respondenten een minder gezonde leefstijl hadden, meer rookten (Chen et al., 2003), minder lichaamsbeweging hadden en minder deelnamen aan preventieve screening naar kanker en dat ze neigen naar een slechtere gezondheid (Holle et al., 2006). Ook gegevens van SCP wijzen erop dat er verschil is tussen makkelijk bereikbare en moeilijk bereikbare, en bereidwillige en minder bereidwillige, respondenten op allerlei uitkomstvariabelen (Stoop, 2005). De vroege respondenten blijken veelal een betere gezondheidstoestand en een gezondere leefstijl te hebben, dan de late respondenten. Over zorggebruik is nog geen uitspraak te doen omdat daarover de resultaten van
10 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
Inleiding
verschillende studies te veel verschillen (Green 1991; Etter & Perneger, 1997). Of de ‘late respondenten’ inderdaad lijken op de non-respondenten blijft onduidelijk (o.a. Stoop, 2005). De mogelijke selectiviteit als gevolg non-respons die samenhangt met gezondheidskenmerken zal hier per aandachtsgroep worden beschreven. In een aantal ouderenonderzoeken is een vertekening aangetoond. Er is een verband gevonden tussen nonrespons en indicatoren van lichamelijke gezondheid, waarbij de non-respondenten een slechtere subjectieve gezondheid en meer functionele beperkingen hadden (Uniken Venema & Garretsen 1995; Olser & Scroll, 1992; Launer 1994). Of de richting van de bias ook zo is bij allochtonen is nog niet bekend. Enkele factoren die Dotinga et al. noemen voor de non-respons onder allochtonen zijn taalproblemen, analfabetisme, wantrouwen ten opzichte van de onderzoeker en onbekendheid met onderzoek. Laag opgeleide allochtonen die slecht Nederlands kunnen lezen en analfabeten werken minder mee aan schriftelijke onderzoeken (Schothorst, 2002). Hoog opgeleiden hebben over het algemeen een betere gezondheid, dus wanneer er binnen de allochtone groepen selectiviteit naar opleidingsniveau optreedt, is het te verwachten dat de non-respondenten in deze groepen relatief een slechtere gezondheid hebben. Als gevolg van taalproblemen zal een schriftelijke enquête, met name onder de eerste generatie allochtonen, gevolgen hebben voor de representativiteit van de onderzoeksgegevens. Interne validiteit Interne validiteit kan gedefinieerd worden als de mate waarin het onderzoek meet wat de onderzoekers ook daadwerkelijk willen meten. Uitkomsten zijn niet valide als bijvoorbeeld een vraag een andere eigenschap meet dan die bedoeld was, of als ze systematisch een te hoge of te lage waarde hebben. In enquêteonderzoek worden hoge eisen gesteld aan de motivatie en aan de cognitieve en verbale vermogens van respondenten. De interne validiteit van de verzamelde gegevens vermindert wanneer respondenten niet aan deze eisen kunnen voldoen. Het kan zijn dat respondenten de vragen niet goed begrijpen en dat daardoor niet gemeten wordt wat de bedoeling was. Verder is er ook nog de invloed van sociaal-culturele factoren op de manier van antwoorden; ook hierdoor kan de validiteit van de gegevens verminderen. Door andere gezondheidsverwachtingen of door andere interpretaties van de ziekteverschijnselen zou een systematische vertekening kunnen optreden. De genoemde bedreigingen van de validiteit kunnen leiden tot een structurele vertekening van de uitkomsten, en deze vertekening kan verschillen tussen subgroepen. De vraag hierbij is of deze bedreigingen inderdaad optreden en hoe substantieel deze zijn. Een ander aspect van validiteit is item-nonrespons; in het gehele enquêteonderzoek zou dit zoveel mogelijk voorkomen moeten worden omdat er mogelijk systematische verschillen zijn tussen diegenen die de vraag beantwoorden en zij die dat niet doen (De Leeuw, 2001). Bij ouderen kan de zelf-rapportage van lichamelijke en psychische gezondheid minder valide zijn door cognitieve achteruitgang en door complexiteit van co-morbiditeit (Comijs, 2006; Penninx, 2006). Ook is gevonden dat leeftijd correleert met item-nonrespons. Ouderen en laag opgeleiden hebben over het algemeen meer missende waarden (De Leeuw, 2001). Dit duidt erop dat de kwaliteit van de data minder is, maar of hierdoor een structurele vertekening optreedt kan niet worden geconcludeerd. Over de validiteit van de gegevens over allochtonen, wordt met name de gebruikte taal genoemd die effect zou kunnen hebben op de resultaten. De antwoorden worden beïnvloed door het begrip van de Nederlandse taal, maar ook door de culturele context die door een taal wordt
11
Inleiding
opgeroepen. Agyemang et al. (2006) concluderen in hun onderzoek in de Nederlandse, Marokkaanse en Turkse populatie bijvoorbeeld dat het vergelijken van deze groepen op het item ervaren gezondheid niet valide is. Taalproblemen komen regelmatig voor bij eerste generatie allochtonen (Schmeets, 2004; CBS, 2005), bij ongeveer 8 % is er sprake van een taalbarrière onder eerste generatie westerse allochtonen, en bij 17 % onder niet-Westerse allochtonen (onderdeel over gezondheid). In Amsterdam is de standaardvraagstelling voor stemming- en angststoornissen (K10, Kessler 10) gevalideerd voor verschillende etnische groepen. De K10 blijkt een bruikbare screener voor stemmingsstoornissen en angststoornissen in de verschillende etnische groepen wanneer gebruik wordt gemaakt van mondelinge afname van het instrument door eigen-taal enquêteurs. Het afkappunt van de K10 waarbij sensitiviteit en specificiteit voor een depressie of angststoornis het meest in balans is, lijkt te verschillen voor de verschillende etnische groepen. Voor de Nederlanders ligt dit lager dan voor de Turkse en Marokkaanse groep (De Wit et al., 2006). Dat er andere afkappunten worden geadviseerd bij de verschillende etnische groepen, houdt in dat er een systematisch verschil tussen deze groepen is in de uitkomsten op deze schaal. Over de validiteit van de gegevens over lage SES groepen zijn minder studies verricht en zijn de resultaten ook niet eenduidig. Er is gevonden dat lage SES groepen meer missende waarden hadden op vragen (Quaket al., 2005) en dat de kwaliteit van de data slechter is (Friedman & Clusen, 2002). Of er hierdoor een vertekening optreedt, wordt niet duidelijk. Een ander onderwerp is de vertekening als gevolg van verschillen in het rapporteren van chronische ziekten tussen hoge en lage SES-groepen. Sommige auteurs suggereren dat het gebruik van gegevens op basis van zelfgerapporteerde chronische ziekten leidt tot onderschatting van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Mensen met een slechtere sociaal maatschappelijke positie hebben volgens deze onderzoekers lagere gezondheidsverwachtingen en dus hanteren ze een hogere drempel voor een slecht ervaren gezondheid. Daarnaast zijn de ziektes die mensen met lage SES rapporteren ernstiger en er is meer co-morbiditeit (Macintyre, Der & Norrie, 2005). Dit wordt ondersteund door onderzoeken van Mackenbach et al.(1996) en Schrijvers, et al. (1994). Zij vinden dat zelfrapportage van chronische longziekten, hartaandoeningen, diabetes en kanker lagere prevalenties oplevert dan diagnostische vragenlijsten, huisartsdiagnoses en kankerregistraties. Deze onderrapportage is het meest opvallend bij respondenten met een lage opleiding. Toch wordt deze vertekening tegengesproken door ander onderzoek, waar zelfrapportage een hogere prevalentie van aandoeningen aan de luchtwegen opleverde (Mohangoo, 2004). Wat betreft item non-respons is gevonden dat dit correleert met opleidingsniveau. Laag opgeleiden hebben over het algemeen meer missende waarden (De Leeuw, 2001). Net als bij de ouderen wijst dit erop dat de kwaliteit van de data minder is, maar of er een structurele vertekening hierdoor optreedt kan hier wederom niet worden geconcludeerd. Het huidige onderzoek Het bovengenoemde onderzoek is in een aantal opzichten beperkt. Allereerst is het de vraag of resultaten van onderzoek uit andere landen ook gelden voor de Nederlandse situatie. Het vraagstuk van de non-respons is al veel onderzocht en de selectiviteit van de respons op basis van sociaaldemografische bias is al grotendeels bekend. Echter, of er ook sprake is van selectiviteit naar gezondheidskenmerken is nog onduidelijk en ook of de richting en de mate van de selectiviteit verschilt tussen groepen. Dit zal in het hier gepresenteerde onderzoek verder uitgezocht worden. Ook is nog weinig bekend over hoe respons verbeterd kan worden en dus zal ook daar meer
12 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
Inleiding
informatie over gezocht worden. Over de interne validiteit van enquêteonderzoek zijn relatief weinig studies verricht en al helemaal niet met behulp van kwalitatieve onderzoeksmethoden. Specifieke aandacht zal in het huidige onderzoek uitgaan naar de richting van mogelijke vertekeningen in verschillende subgroepen, waarbij ook kwalitatieve methoden gebruikt worden. Leeswijzer Hoofdstuk 1 geeft uitleg over de methoden die gebruikt zijn in het non-responsonderzoek (1.1) en het validiteitsonderzoek (1.2). In Hoofdstuk 2 worden de resultaten van het empirische onderzoek gepresenteerd; 2.1 gaat over het responsonderzoek en 2.2 over het validiteitsonderzoek. Beide paragrafen worden afgesloten met een samenvatting. In hoofdstuk 3 volgen de belangrijkste bevindingen van het onderzoek (3.1), de discussie en de conclusies (3.2) en als laatste de aanbevelingen (3.3).
13
Inleiding
14 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
1
1
Methodologie
Methodologie
De achterstandsgroepen die centraal staan in deze studie zijn ouderen, mensen met een lage sociaal economische status (SES), allochtonen en mensen die in grotenstedenbeleid-wijken (GSBwijken) wonen. De ouderen zijn geselecteerd op basis van leeftijd ouder dan 55 en 65 jaar afhankelijk van onderzoeksonderdeel. SES kan worden bepaald op basis van verschillende indicatoren zoals opleidingsniveau en inkomen; lage SES is in dit onderzoek gedefinieerd als opleidingsniveau lager dan middelbaar algemeen voortgezet onderwijs. Een opleiding lager dan hoger algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs wordt gedefinieerd als middelhoog. Bij één onderdeel is ook een laag inkomen (lager dan 1.150 euro) gebruikt als indicatie voor lage SES. Allochtone afkomst is ruim gedefinieerd; als degene geboren is in het buitenland en/of één van de ouders is geboren in het buitenland dan wordt deze persoon tot de allochtone groepen gerekend. De nadruk ligt op de mensen van Marokkaanse, Turkse en Surinaams/Antilliaanse afkomst omdat dit de grootste etnische bevolkingsgroepen in Nederland zijn. Verder is er aandacht besteed aan eerste generatie allochtonen. Dit zijn mensen die zelf in het buitenland geboren zijn. De GSB-subwijken worden ook gebruikt als indicator voor lage SES. Dit zijn wijken die in het grotenstedenbeleid aangewezen zijn als prioritaire wijken voor het aanpakken van sociaaleconomische gezondheidsverschillen (zie bijlage 1). De controlegroep bestaat uit middel en hoog opgeleide mensen met een Nederlandse etniciteit tussen de 16 en 55 jaar. Voor het onderzoek is onder meer gebruik gemaakt van de data die voor de gezondheidspeiling van de GG&GD Utrecht zijn verzameld (zie figuur 1). Daaraan gekoppeld zijn nog twee onderzoeken uitgevoerd, een extra non-respons onderzoek en een validiteitsonderzoek (zie paragraaf 2.2 voor methoden van onderzoek). Voor de gezondheidspeiling is uit het bevolkingsregister van de gemeente Utrecht een steekproef getrokken van 6368 mensen. Deze mensen ontvingen per post de gezondheidsvragenlijst. De mensen die niet hebben gereageerd, ontvangen drie weken later een schriftelijke herinneringsbrief (1ste rappel). Als zij ook daar niet op reageerden, werden ze twee weken later door een enquêteur benaderd met de vraag of zij de vragenlijst alsnog willen invullen (2de rappel). Dit gebeurde eerst telefonisch en daarna eventueel via een adresbezoek. De mensen met een Turkse of Marokkaanse etniciteit werden benaderd door Turkse en Marokkaanse enquêteurs, waarbij bij de adresbezoeken in deze etnische groepen ook zoveel mogelijk werd gematched op geslacht. Ongeveer 25 enquêteurs hebben meegewerkt aan het 2de rappel. De enquêteurs zijn geselecteerd op basis van motivatie, representativiteit en taalvaardigheid in het Nederlands en eventueel in de eigen taal (Turks of Arabisch/Berber sprekend). Ze kregen een groepstraining. In deze gezondheidspeiling wordt gebruik gemaakt van de standaarden van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Voor meer details over de werkwijze van de gezondheidspeiling, bijvoorbeeld over de steekproef, de selectie, de enquêteurs, publiciteit en begeleidende brieven zie ook bijlage 2. De gebruikte standaardvraagstellingen zijn te vinden in bijlage 3. MaxQData (sofware) werd gebruikt voor de analyse van de kwalitatieve onderzoeksgegevens. De statistische analyses zijn uitgevoerd met het programma SPSS voor Windows, versie 12.0.1. Er is een significantie niveau aangehouden van 5%.
15
1
Methodologie
Figuur 1: Opzet van het onderzoek
Enquête verstuurd: spontane reactie n=2107 Non-respons onderzoeken Weigeraars n=373
Eerste rappel: reactie na herinneringsbrief n=890
Respondenten n=3599 Tweede rappel reactie na telefonisch contact n=227
Validiteitsonderzoek n=112
Tweede rappel reactie na bezoek aan huis n=248
Non-respons onderzoek n=191
Ook zijn er interviews gehouden met GGD-onderzoekers over het thema van dit rapport en er is verslag gedaan van discussieworkshops die tijdens het symposium “Niet te peilen2” zijn georganiseerd. Op deze manier is nagegaan wat opvattingen van onderzoekers zijn over het gebruik van de standaardvraagstellingen en over de methodologie voor gezondheidsonderzoek bij de verschillende achterstandsgroepen. In dit hoofdstuk is een inhoudelijke splitsing aangehouden tussen het responsonderzoek en het validiteitsonderzoek. Als eerste worden de methoden van het responsonderzoek beschreven en vervolgens die van het validiteitsonderzoek. Beide onderzoeken bestaan weer uit vier verschillende onderdelen die afzonderlijk worden toegelicht.
1.1 Responsonderzoek Wat is de representativiteit van de gezondheidsgegevens die over achterstandgroepen worden verzameld en wat zijn factoren die daarop van invloed zijn? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn op verschillende manieren gegevens verzameld over non-respondenten en over verschillende typen respondenten. Het responsonderzoek bestaat uit vier onderdelen waarover hier wordt beschreven wat onderzocht is, hoe de dataverzameling is georganiseerd en hoe de gegevens zijn geanalyseerd.
2
Niet te peilen: Methodologie enquêteonderzoek achterstandsgroepen en allochtonen. Georganiseerd door
GGD-Nederland, RIVM en GG&GD-Utrecht op 12 oktober 2006. 16 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
1
Methodologie
1 Responsverdeling Sociaaldemografische gegevens van de non-respondenten van de gezondheidspeiling zijn bekend vanuit het Utrechtse bevolkingsregister en deze worden gebruikt om responsverschillen tussen sociaaldemografische groepen in kaart te brengen. Er zijn chi-kwadraat toetsen uitgevoerd om deze verschillen te toetsen tussen groepen op basis van etniciteit, geboorteland (eerste generatie versus tweede generatie) geslacht, leeftijd en woonwijk (GSB-wijk versus geen GSB-wijk). In enkele meer beperkte analyses is bovendien het aantal jaar in Nederland, opleidingsniveau en inkomen meegenomen (zie §2.1.1). 2 Verschillen in gezondheid tussen vroege en late respondenten Om de gezondheidssituatie van non-respondenten te kunnen benaderen zijn gezondheidsgegevens van vroege en late respondenten verzameld en geanalyseerd . Voor de analyse wordt gebruik gemaakt van het model “continuüm of resistance”; dit houdt in dat men aanneemt dat er een verband is tussen de mate van weerstand tegen het enquêteonderzoek en de snelheid van reageren. Deze aanname volgend kan men verwachten dat non-respondenten het meest lijken op late respondenten en het minst op spontaan reagerende (vroege) respondenten. Aan de hand van dit verband kunnen er dan schattingen gemaakt worden over de gezondheidskenmerken van non-respondenten. Hiervoor zijn in het huidige onderzoek gegevens geanalyseerd van spontaan reagerende (vroege) respondenten en van respondenten die tijdens het 1ste en het 2de rappel (late respondenten), de enquête hebben teruggestuurd. Er is een logistische regressie analyse uitgevoerd over het verband tussen de snelheid van reageren en enkele gezondheidskenmerken, waarbij gecontroleerd wordt voor leeftijd, etniciteit en geslacht. Als gezondheidsindicatoren zijn gebruikt: prevalentie van minimaal één en minimaal drie lichamelijke ziektes of aandoeningen, en astma/ COPD, hoge bloeddruk en diabetes. Deze drie aandoeningen zijn gekozen omdat deze relatief veel voorkomen. Daarnaast zijn over zorggebruik de items gebruikt van huisarts en specialisten bezoek. Ook is ervaren gezondheid, de mate van belemmering in het dagelijks leven en een hoog risico op angst en depressie (gemeten met de Kessler 10) meegenomen in de analyses. Ten slotte is voor roken gekozen binnen het onderdeel leefstijl (vragenlijst in bijlage 3). Voor het non-respons gedeelte is gekozen voor vraagstelling over roken, omdat dit eenvoudiger en sneller door de non-respondenten kon worden beantwoord dan de andere onderdelen over leefstijl. Er is gebruik gemaakt van standaarden van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Na de gezondheidspeiling werd bij een deel van de respondenten uit GSB-wijken die niet bereikt zijn, een extra contactpoging uitgevoerd. De respondenten werden in eerste instantie gevraagd een deel van de vragenlijst in te vullen. Bij weigering hiervan werden mondeling enkele gezondheidsvragen gesteld (zie bijlage 4). (zie §2.1.2) 3 Verschillen in gezondheid en methode van benadering en methode van afname Aansluitend zijn resultaten van methode van gegevensverzameling vergeleken. Dit deden we door resultaten te vergelijken tussen respondenten die schriftelijke of mondeling benaderd zijn en tussen respondenten waarbij de vragenlijst schriftelijk of mondeling is afgenomen. Via logistische regressieanalyse zijn groepsverschillen getoetst, waarbij gecontroleerd wordt voor leeftijd, etniciteit en geslacht (zie §2.1.3). We hebben dezelfde gezondheidskenmerken gebruikt als bij het meten naar reactiesnelheid (zie boven) . 17
1
Methodologie
4 Redenen van non-respons en incentives Daarnaast zijn er op verschillende manieren gegevens verzameld over de bereikbaarheid en de bereidwilligheid van de respondenten. Er werd van weigeraars bijgehouden wat hun redenen zijn om de vragenlijst niet in te willen vullen en welke stimuli deelname zouden kunnen bevorderen (zie bijlage 4&5). Er is ook geïnventariseerd waarom het sommige respondenten niet lukt om zelf de vragenlijst in te vullen en waarom zij behoefte hebben aan hulp bij het invullen (zie §2.1.4) .
1.2 Validiteitsonderzoek Wat is de interne validiteit van de gezondheidsgegevens die over achterstandgroepen worden verzameld en wat zijn factoren die daarop van invloed zijn? Bij het onderdeel validiteit gaat het erom of de respondenten de vragenlijst zo interpreteren als bedoeld is door de onderzoekers en of ze alles goed hebben ingevuld. De beoordeling van de eigen klachten en de interpretatie en het begrip van de vragen zijn geïnventariseerd. Als eerste wordt beschreven hoe het belangrijkste deel van het validiteitsonderzoek is opgezet, de diepte interviews met mensen uit achterstandsgroepen. Daarna worden over de vijf onderdelen van het onderzoek afzonderlijk beschreven wat onderzocht is, hoe de dataverzameling verliep en hoe de gegevens zijn geanalyseerd. De dataverzameling van de eerste drie onderdelen van het validiteitsonderzoek wordt als volgt gekoppeld aan de gezondheidspeiling (zie figuur 1). In de vragenlijst van de peiling wordt de respondent om toestemming gevraagd voor deelname aan vervolg onderzoek. Van diegenen die toestemming geven, zijn zoveel mogelijk mensen met een ziekte of aandoening, of met specialistisch zorggebruik geselecteerd. Zij zijn vervolgens telefonisch, schriftelijk of via adresbezoek benaderd door een interviewer met het specifieke verzoek voor deelname aan een interview. Op deze manier zijn de meeste mensen geworven voor het afnemen van de diepte interviews. Ook worden deelnemers geworven via netwerk van de GGD en van de enquêteurs en via de sneeuwbalmethode. De diepte interviews gingen over een geselecteerd deel van vragenlijsten, gezondheid, welbevinden, zorggebruik en leefstijl (onderdeel lichaamsbeweging). Keuze voor deze onderdelen is gebaseerd op relevantie van de vraagstellingen en op diversiteit. Uiteenlopende kenmerken van de gezondheidsenquête kon op deze manier worden geanalyseerd. De diepte interviews werden 2-8 weken na het invullen van schriftelijke vragenlijst afgenomen en werden opgenomen op cassetterecorder en letterlijk uitgewerkt (zie bijlage 6). De werkwijze van het validiteitsonderzoek staat meer gedetailleerd beschreven in de instructie voor de interviewers (bijlage 7). Er zijn in totaal 194 mensen benaderd voor een interview en de respons hiervan was bij respondenten met Nederlandse etniciteit 63 %, bij de Surinamers/Antillianen 77 %, bij de Turken en Marokkanen 32 %. Van de Marokkaanse groep zijn er 6 respondenten afkomstig van het pilot3 onderzoek waarbij de deelnemers benaderd zijn via bestaande contacten van de GG&GD. De Turkse groep is opgehoogd via de sneeuwbalmethode. In totaal zijn er 112 mensen geïnterviewd, tussen de 16 en de 21 mensen per subgroep (zie tabel 1).
3
Het pilotonderzoek vond plaats voorafgaande aan het validiteitsonderzoek en is uitgevoerd om de opzet van
de open interviews te testen. 18 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
1
Methodologie
Tabel 1: Kenmerken van deelnemers aan het validiteitsonderzoek
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
112
44
68
Nederlandse ouderen (65+)
19
8
11
Nederlands lage SES
16
7
9
Marokkaans
19
11
8
Turks
21
4
17
Surinaams/ Antilliaans
18
5
13
Controlegroep
19
9
10
Na deze introductie over de dataverzameling volgt nu de inhoudelijk beschrijving van de vier verschillende onderdelen van het validiteitsonderzoek. 1 Beoordeling van subjectief welbevinden Voor de beoordeling van het subjectief welbevinden is tijdens de interviews aandacht besteed aan de verschillen in interpretatie van de eigen ervaren gezondheid en de verschillen in de beoordeling van belemmeringen en de ernst van de eigen klachten (Zie bijlage 6). Uit de gezondheidsenquête zijn de volgende twee vragen gebruikt : “Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen?” en “In welke mate wordt u door ziekte of aandoeningen belemmerd bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis, op school, in uw werk of in uw vrijetijdsbesteding?”. Aanvullend is nog gevraagd wat de begrippen “gezondheid” en “ernstig” voor de respondenten betekenen. In het onderzoek is bij de subjectieve gezondheidsvragen gekozen voor deze invalshoek omdat de respondenten deze vragen niet verkeerd kunnen beantwoorden, het gaat om de ervaren gezondheid, de eigen beoordeling van de mate van belemmering en de eigen inschatting van de ernst van de klachten. De respondenten geven aan hoe zij hun gezondheid ervaren, wat niet per definitie samenhangt met aantal ziektes en aandoeningen of de ernst van hun lichamelijk ziekte. Deze vragen zijn het minst eenduidig en zijn naar verwachting het meest gevoelig voor verschillen in interpretatie tussen sociaaldemografische groepen (zie §2.2.1). 2 Fouten in rapportage van lichamelijke gezondheid en zorggebruik Dit gedeelte gaat specifiek over lichamelijke gezondheid en over zorggebruik. Tijdens de interviews wordt de gezondheidstoestand eerst op een open manier nagevraagd, waarna de mondeling gegeven antwoorden worden vergeleken met de schriftelijke. Vervolgens worden de respondenten geconfronteerd met de eventuele verschillen en wordt er gevraagd welk antwoord naar oordeel van de respondent het beste is. De redenen van de correcties van schriftelijk ingevulde antwoorden zijn in kaart gebracht en er is geanalyseerd of de verkeerd ingevulde antwoorden leiden tot onder- of overrapportage (zie §2.2.2.). 3 Knelpunten van de gezondheidsenquête Verder zijn tijdens de diepte interviews moeilijke en onduidelijke aspecten van de vragen in de enquête onderzocht wat betreft woordbegrip, tijdsperiode, logica en rekenkundige aspecten. Het ging hierbij over de vraagstellingen lichamelijke gezondheid, zorggebruik, welbevinden en 19
1
Methodologie
bewegen. Voor dit onderdeel is nog een andere bron van informatie gebruikt, namelijk de enquêteurs die de vragenlijst mondeling hebben afgenomen bij respondenten die deze niet zelf konden invullen. Zij lazen de vragenlijst letterlijk voor of vertaalden deze. Deze enquêteurs hebben zelf achteraf een vragenlijst (zie bijlage 8) ingevuld over het verloop van de afname van vragenlijst (zie §2.2.3). 4 Item non-respons In de gezondheidspeiling is de item non-respons van verschillende sociaaldemografische groepen geanalyseerd. Hiervoor zijn de gegevens van de gezondheidspeiling gebruikt van de onderdelen algemeen, lichamelijke gezondheid, zorggebruik en welbevinden (zie §2.2.4). Er zijn chi-kwadraat toetsen uitgevoerd om de verschillen te toetsen.
20 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
2.1 Responsonderzoek
2
Resultaten
2.1 Responsonderzoek In deze paragraaf zullen de resultaten van de verschillende analyses binnen het responsonderzoek worden gepresenteerd. Er wordt ingegaan op de vraag of de gegevens die schriftelijk verzameld zijn over achterstandsgroepen representatief zijn. Als eerste worden de responspercentages binnen de verschillende sociaaldemografische groepen behandeld. Daarna volgen de analyses over het verband tussen reactietijd en de gezondheidstoestand. Bij het volgende onderdeel wordt besproken of er verschillen zijn in gezondheid afhankelijk van de methode van benadering (schriftelijke versus mondeling rappel) en afhankelijk van methode van afname van de vragenlijst. Als laatste worden redenen voor het weigeren van deelname aan het onderzoek besproken en vergeleken tussen verschillende sociaaldemografische groepen. 2.1.1 Responsverdeling In tabel 2 staan de totale responspercentages van de verschillende groepen op basis van etniciteit, geboorteland, geslacht leeftijd en wijk. Ook is de respons weergegeven opgesplitst naar snelheid van reageren (spontaan versus 1ste en 2de rappel) en specifiek naar methode (telefonisch rappel, adresbezoek en hulp bij invullen). Eerst zullen de resultaten van de totale respons binnen groepen worden behandeld. Van de gezondheidspeiling is het totale responspercentage 57 %. Er zijn responsverschillen tussen respondenten met de Nederlandse, Surinaams/ Antilliaanse, Marokkaanse, Turkse etniciteit en overige etnische groepen. De respons van alle allochtone groepen is
Figuur 2: Responsverdeling naar etniciteit
lager ten opzichte van de autochtonen
70
en ligt tussen de 33% en de 51% (zie tabel 2 en figuur 2). Verder is er een
60
verschil in respons tussen mannen en
50
vrouwen, de respons onder vrouwen ligt 6% hoger. Ook jongeren en ouderen verschillen in respons; het responspercentage van 55-plussers ligt hoger dan dat van de jongere respondenten (tussen de 60% en 66% vs tussen de 50% en 54%, zie figuur 3). Ten slotte ligt de respons in GSBwijken (55%) lager dan in de andere wijken (58%).
40
% 30
20
10
0
ta To
al
s nd rla de Ne
ro Ma
kk
s aan
r ks Tu Su
s/A aam rin
s an llia nti
g eri Ov
Respons 2de rappel Respons 1ste rappel Respons spontaan
21
2
Resultaten
In het middelste gedeelte van tabel 2 is de respons weergegeven opgesplitst naar snelheid van reageren (spontaan versus 1ste en 2de rappel). De responsverdeling van het 2de rappel is anders dan dat van de spontane respons en anders dan de respons van het 1ste rappel. Tijdens het 2de rappel wordt een groter gedeelte bereikt van de Turkse (16%), de Marokkaanse etnische groep (17%) en de Surinaams/Antilliaanse groep (14%) dan van groep met Nederlandse etniciteit (8%) en van de andere etnische groepen (9%) (zie figuur 2). Bij de responsverdeling naar geboorteland van de respondent (eerste generatie allochtonen) geldt ongeveer hetzelfde. Wat betreft de indeling naar wijk zien we dat de toename van de respons door het 2de rappel in GSB-wijken groter is dan in de andere wijken.
Figuur 3: Respons per leeftijdscategorie
In het rechter gedeelte van tabel 2 zijn
70
de responspercentages meer opbrengst van
60
het tweede rappel gespecificeerd naar methode van benadering. Telefonisch rappel
50
levert een grotere toename van het responspercentage op onder de Nederlandse respondenten (4%) dan onder de allochtone groepen (tussen de 1% en de 3 %). Een adresbezoek en ook het aanbieden van hulp levert een grotere toename van het responspercentage op binnen Turkse, Marokkaans en Surinaamse of Antilliaanse etnische groepen (tussen de 4% en de 8%), dan bij de groep respondenten met de Nederlandse
40
% 30
20
10
0
16-29
30-39
40-54
55-64
65-79
80+
Respons 2de rappel Respons 1ste rappel Respons spontaan
etniciteit (1%). Dit geldt ook voor allochtonen van de eerste generatie in vergelijking met respondentendie in Nederland zijn geboren. Verder wordt door het aanbieden van hulp een grotere responstoename bereikt bij ouderen, met name 80-plussers (4,5%). In tabel 3 is de responsverdeling meer gedetailleerd uitgewerkt voor de specifieke etnische groepen. In de groepen met de Marokkaanse en Turkse etniciteit lijkt de respons lager te zijn bij de jongeren dan bij de ouderen en lijkt het effect van het tweede rappel het grootste te zijn bij diegenen die jonger zijn dan 65 jaar. Het effect van het aanbieden van hulp is juist weer groter bij de allochtonen boven de 65 jaar. Bij de verdeling naar geslacht blijkt dat de Turkse vrouwen veel beter vertegenwoordigd zijn dan mannen (52% versus 31%). Bij de Surinaams/ Antilliaanse groep lijkt dit ook zo te zijn en bij de Marokkaanse groep lijkt de verdeling naar sekse juist omgekeerd te zijn.
22 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
231 195 941
Overig
Niet GSB-wijk
GSB-wijk
80+
65-79
55-64
40-54
30-39
3323
2955
559
1487
492
1120
55,1 58,7
65,5 60,3
53,5 63,4
50,6 53,9
1219
1421
16-29
53,7 60,0
3401
32,6
2897
491
overige geboortelanden
41,3 48,6
Man
144
61,8 42,1
Vrouw
197
eerste generatie Turken
397
eerste generatie Sur/Ant.
4929
Geboorteland Nederland
eerste generatie Marokkanen
40,5
41,1 50,8
63,3 41,0
Respons
30,7 35,9
42,4 36,0
30,7 40,4
27,1 28,5
30,6 35,9
13,6
13,4 18,8
37,9 13,6
20,4
15,2 16,9
39,9 13,3
33,4
spontaan
Respons
14,4
13,7
15,9
15,3
12,0
13,0
15,4
12,6
14,9
13,2
10,0
10,1 19,0
14,7 12,6
9,1 18,9 10,6
15,2 11,6
14,1
1ste rappel
Respons
9,7
10,7 8,4
8,4
7,8
11,0
9,9
10,9
9,2
10,0
10,0 9,0
7,4 15,9 17,9
14,3 9,3
8,3 16,1 16,9
9,6
2de rappel
3,7
3,6
4,3
3,8
4,8
3,8
3,2
3,1
4,0
3,2
1,2
3,3 2,8
3,7 0,8
2,4
3,4 3,1
4,2 0,9
3,6
telefonisch
3,1 1,2
1,1
1,5
2,8
2,4
2,2
2,8
1,9
2,4
1,4
6,0 6,9
4,9 8,6
1,7
5,5 5,6
1,3 8,2
2,2
adresbezoek
Specificatie 2de rappel*
2,4 1,1
2,5 4,5
1,4 1,8
0,7 1,0
1,5
2.0
2,0
8,9 4,9
1,1 4,8
1,8
6,9 3,6
1,1 4,3
1,7
hulp
rappel aangezien er respondenten zijn die tijdens de uitvoering van de telefonische en schriftelijke rappels alsnog hebben gereageerd.
Vetgedrukte percentages duiden op significante groepsverschillen (p<0,05). *De responspercentages van de specificatie van het 2de rappel zijn opgeteld lager dan het totale responspercentage 2de
Wijk
Leeftijd
Geslacht
466
4493
57,1
6299
Turks
Nederlands
Marokkaans
% totale respons
Aantal in steekproef
Surinaams/Antilliaans
Eerste generatie allochtonen
Etniciteit
Totaal
Sociaal demografische kenmerken
Tabel 2: Responsverdeling voor verschillende sociaaldemografische groepen per methode van benadering
23
Resultaten
38
65+ 98 97
M
V
54,6
46,9
52,6
47,6
52,1
50,8
52,3
30,8
45,2
44,7
37,9
41,1
38,2
43,4
47,8
37,8
39,9
41,0
--
--
15,8
18,8
16,0
16,9
--
--
18,8
10,1
16,8
15,2
--
--
16,3
11,7
12,9
13,3
39,9
spontaan
respons 63,3
Respons
% totale 1
rappel
--
--
21,1
14,1
21,3
13,2
--
--
12,5
11,4
6,4
9,1
--
--
15,2
10,8
10,6
11,6
15,2
ste
Respons 2 8,3
rappel
--
--
10,5
7,8
13,8
9,2
--
--
3,1
13,9
8,8
16,9
--
--
7,6
10,8
13,7
16,1
de
Respons
--
--
--
--
--
3,1
--
--
--
--
--
3,4
--
--
--
--
--
0,9
4,2
telefonisch
--
--
--
--
--
5,6
--
--
--
--
--
5,5
--
--
--
--
--
8,2
1,3
adresbezoek
Specificatie 2de rappel*
--
--
5,3
6,3
1,1
1,5
--
--
9,4
7,6
5,6
6,8
--
--
8,7
4,5
2,7
4,3
1,1
hulp
24 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
rappel aangezien er respondenten zijn die tijdens de uitvoering van de telefonische en schriftelijke rappels alsnog hebben gereageerd.
Vetgedrukte percentages duiden op significante groepsverschillen (p<0,05). *De responspercentages van de specificatie van het 2de rappel zijn opgeteld lager dan het totale responspercentage 2de
Geslacht
63
40-65
Leeftijd
etniciteit
94
16-39
Antilliaanse
195
114
V
totaal
122
31
65+
M
76
124
16-39
40-65
231
217
V
totaal
249
M
92
65+
Surinaams/
Geslacht
Leeftijd
Turkse etniciteit
Geslacht
111
16-39
40-65
263
totaal
Marokkaanse etniciteit
Leeftijd
466
totaal
4493
steekproef
demografische
kenmerken
Aantal in de
Sociaal
Nederlandse etniciteit
Etniciteit
Tabel 3: Responsverdeling voor allochtone groepen per methode van benadering
2
2.1 Responsonderzoek
Over de toename van de respons als gevolg van het 2de rappel zijn nog extra analyses gedaan om te kijken of er verschil in verdeling is tussen de groepen op basis van de verschillende rappels. De resultaten laten zien dat het responspercentage van allochtonen, mannen, jongeren, en GSB-wijk bewoners hoger is bij het 2de rappel ten opzichte van de responspercentages van de groepen spontane respons en 1ste rappel. Dit is positief omdat deze groepen ondervertegenwoordigd zijn in de steekproef (zie tabel 2). Het tweede rappel draagt er dus aan bij dat de verdeling meer representatief wordt wat betreft etniciteit, geslacht, leeftijd en wijk. Het zou ook interessant zijn om te zien hoe hoog de respons is onder mensen die kort in Nederland zijn, mensen met een lage opleiding en mensen met een laag inkomen. Helaas is het niet mogelijk de respons hiervoor te bepalen omdat deze gegevens niet bekend zijn van alle mensen uit de steekproef. Binnen de groep respondenten kan wel besproken worden hoe de verdeling is naar aantal jaar in Nederland, naar opleidingsniveau en naar inkomen. Voor zover bekend uit andere bronnen kunnen deze percentages vergeleken worden met het aantal in de gehele Utrechtse populatie (zie tabel 4). Tabel 4: Responsverdeling naar jaar in Nederland, opleiding en inkomen
Aantal
% van de
respondenten
Utrechtse
% van de respons
populatie*
Specificatie 1ste zending +1ste
2de rappel
rappel
inclusief hulp
Jaar in NL 0-4
62
21,7
10,9
8,9
15,3
5-9
48
15,0
8,4
8,9
7,3
>10
459
63,3
80,7
82,2
77,4
Laag
989
--
29,0
28,2
33,1
Middel
789
--
23,1
22,7
25,2
Hoog
1622
--
47,6
48,7
41,5
Laag
1068
--
31,8
30,2
35,0
Middel
1705
--
50,7
50,2
51,0
590
--
17,5
18,7
14,0
Opleiding
Inkomen
Hoog
Vetgedrukt en onderstreepte duiden op significante verschillen (p<0,05)*Percentage van de eerste generatie allochtonen binnen de Utrechte bevolking op basis van gegevens van Bestuursinformatie Gemeente Utrecht, 2006
Het tweede rappel draagt eraan bij dat meer mensen bereikt worden die relatief kort in Nederland wonen. Hetzelfde geldt voor inkomensniveau. Bij het tweede rappel worden meer mensen bereikt die een laag inkomensniveau hebben. Wat betreft verdeling naar opleidingsniveau is er geen significant verschil in verdeling tussen de twee benaderingsmethoden. Mensen met een lage opleiding worden minder bereikt tijdens het tweede rappel, maar mensen met een gemiddelde opleiding worden meer bereikt. Non-respondenten Na het tweede rappel zijn 389 respondenten in GSB-wijken nog niet bereikt, hiervan zijn er 200 opnieuw benaderd via een brief gevolgd door een adresbezoek. Dit leverde een respons op van18%. Het nogmaals benaderen van alle (niet-bereikte) non-respondenten zou 2,4 % verhoogde respons 25
2
Resultaten
opleveren in GSB-wijken. In vergelijking met het tweede rappel (10,7% is dit een sterke afname van de meeropbrengst. Deze werkwijze verhoogt respons onder respectievelijk Nederlanders, Turken, Marokkanen en overige etniciteiten in GSB-wijken met 2,0%, 6,3% 5,2% en 1,6 %. Het levert niets op onder de Surinamers en Antillianen. Het is dus het meest interessant voor de Turkse en Marokkaanse groep. Kenmerken van de late respondenten zijn: ze lijken een lagere opleiding dan de vroege respondenten te hebben. Ongeveer 80 % van de non-respondenten spreekt goed Nederlands, 10 % spreekt het redelijk en 10 % spreekt het matig of slecht. Van de niet bereikbare non-respondenten woont de helft in flats en meer dan een kwart in eengezinswoningen. De overige non-respondenten wonen in andere type woningen, waarbij opvalt dat bijna 4% een adres heeft waar een mogelijk onbewoonbare woning staat. De Nederlanders bewonen zowel flats, eengezinswoningen als studentenhuizen. De non-respondenten van Marokkaanse afkomst wonen vooral in flats, van Turkse afkomst in flats en in eengezinswoningen en de non-respondenten met een andere etniciteit in eengezinswoningen en studentenhuizen. Van de Surinamers en de Antillianen zijn de aantallen te klein om uitspraken te kunnen doen. Dit geeft enig inzicht over de woonsituatie van de non-respondenten. Om te kunnen beoordelen of deze situatie afwijkt van die van de respondenten (en er sprake zou zijn van selectiviteit van respons) zouden deze gegevens ook verzameld en geanalyseerd moeten worden. 2.1.2 Verschil in gezondheid tussen vroege en late respondenten? Reactietijd In tabel 5 zijn de resultaten weergegeven van analyses over gezondheidsverschillen afhankelijk van reactietijd. Er is gekeken naar indicatoren voor lichamelijke en geestelijke gezondheid, zorggebruik, ervaren gezondheid en naar rookgedrag. Als tijdseenheid voor reactietijd is gekozen voor een periode van 10 dagen (maximale reactietijd was 86 dagen). Wat betreft lichamelijke gezondheid blijkt uit de analyses dat er geen verband is tussen reactiesnelheid en indicatoren voor lichamelijke gezondheid, wanneer gecontroleerd wordt voor sociaaldemografische factoren. Er blijkt geen verband te zijn tussen reactiesnelheid en de aanwezigheid van minimaal één of minimaal drie chronische aandoeningen. Ook over de ziektes die afzonderlijk zijn bekeken (COPD, hoge bloeddruk en diabetes) kan geconcludeerd worden dat er geen significant verschil is tussen vroege en late respondenten. Zonder correctie voor leeftijd, geslacht en etniciteit blijkt dat de late respondenten minder vaak minimaal één chronische ziekte hebben (OR=0,94 ruwe score) en minder vaak hoge bloeddruk hebben (OR=0,92 ruwe score). Bij het onderwerp zorggebruik is bezoek aan de huisarts en de medisch specialist geanalyseerd. Dit zorggebruik blijkt niet in verband te staan met een latere reactietijd. Bij analyse van bezoek aan de medisch specialist blijkt dat late respondenten hier minder vaak naar toe zijn geweest dan vroege respondenten (OR=0,94 ruwe score). De psychosociale gezondheid is ook afgezet tegen de reactietijd. Het risico op angst of depressie, blijkt toe te nemen naarmate de reactietijd van respondenten langer is (OR=1,08). Daarentegen is er geen verband met reactiesnelheid bij de indicatoren ervaren gezondheid en de ervaren belemmeringen in het dagelijks leven. Ten slotte is bij het onderdeel leefstijl het verband tussen rookgedrag en reactiesnelheid onderzocht. Het percentage rokers neemt toe naarmate de reactiesnelheid langer is (OR=1,09).
26 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
2.1 Responsonderzoek
Het percentage mensen met een hoog risico op angst en depressie en het percentage rokers zal naar verwachting toenemen wanneer er meer contactpogingen worden gedaan en wanneer verschillende benaderingswijzen worden gebruikt. Het model volgend van “continuum of resistance” kan worden geconcludeerd worden dat deze percentage een onderschatting zijn van het werkelijke voorkomen. Opgesplitst naar subgroep Enkele indicatoren die wezen op verschillen in gezondheid naar reactietijd, zijn bestudeerd per subgroep op basis van opleidingsniveau (zie tabel 6), etniciteit en leeftijd om te kijken of deze verschillen ook in de subgroepen blijven bestaan. Er zijn weer logistische regressie analyses uitgevoerd met als afhankelijke variabele de reactietijd. Hieruit blijkt het volgende. Het percentage mensen met minstens één aandoening neemt af naarmate de reactietijd toeneemt, maar dit is alleen zo in de groepen met een midden en hoger opleidingsniveau (OR=0,87 bij beide) (niet gecontroleerd voor andere factoren). De schatting van het aantal mensen met minimaal één chronische aandoening bij laag opgeleiden lijkt juist te zijn, maar het voorkomen hiervan bij midden en hoog opgeleiden wordt overschat. Sociaal economische gezondheidsverschillen worden daardoor mogelijk onderschat. Opgesplitst naar etnische groep is het interessant om te zien dat het rookgedrag van Nederlanders hoger ligt naarmate de reactietijd langer is (OR=1,11), bij de andere etnische groepen is dit verband niet significant. Daarnaast blijkt dat blijkt uit de analyses dat wat betreft de aanwezigheid van minimaal één chronische ziekte, de groep overige etniciteiten afwijkt; in deze groep geldt dat hoe later men reageert hoe minder ziekte voorkomt (OR =0,87). In de andere etnische groepen (inclusief) Nederlanders is er geen verband tussen reactietijd en de aanwezigheid van minimaal één ziekte. Ook verschillende leeftijdsgroepen zijn bekeken. Er is een toename van risico op angst en depressie in de groep 40-65 (OR= 1,17) en de groep 65-plus (OR=1,24) naarmate men een langere reactietijd heeft. Bij de respondenten van 39 jaar en jonger is dit verband niet gevonden. Dit zou kunnen wijzen op een onderschatting van het risico op angst en depressie bij mensen van middelbare leeftijd en ouderen.
27
Resultaten
31,4
Bezoek medisch specialist
28,5
6,0
Hoog risico op angst en depressie
Roken
34,0
Licht of zwaar belemmerd
1,09
1,12
1,01
1,03
0,94
1,00
1,04
1,08
1,08
1,03
1,05
0,98
1,01
1,04
0,97
0,96
1,03
1,29
1,68
1,07
1,08
0,77
0,92
0,98
0,72
0,86
0,83
0,81
(OR)
Ruwe score
1,28
1,51
1,12
1,13
0,81
0,93
0,92
0,75
0,85
0,82
0,86
(OR)
Gecor. score
1ste rappel
1,52
3,01
1,02
1,04
0,75
0,94
0,87
0,65
0,89
0,86
0,69
(OR)
Ruwe score
1,43
1,90
1,24
1,28
0,99
1,05
1,06
0,96
0,92
1,23
0,95
score (OR)
Gecor.
2de rappel
1,00
1,16
2,38
4,63
1,46
1,75
6,60
2,25
1,69
4,28
3,17
(OR)
Ruwe score
Gecor.
1,29
0,96
1,32
2,36
1,09
1,08
3,04
1,22
1,12
2,46
1,91
score (OR)
invullen
Mondelinge hulp bij
Verschil naar methode van benadering of afname***
28 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
worden de spontaan reagerende respondenten als referentiegroep gebruikt.
naar leeftijd en wijk zoveel mogelijk representatief gemaakt voor de bevolking van Utrecht.**Resultaten logistische regressie, gecorrigeerd voor etniciteit, geslacht en leeftijd. *** Bij deze analyse
Vetgedrukte percentages duiden op significante verschillen (p<0,05). *De steekproef was opgehoogd voor ouderen en GSB-subwijk bewoners, vervolgens zijn de gegevens door middel van weging
Leefstijl
12,9
Ervaren gezondheid matig/slecht
Ervaren gezondheid en geestelijke gezondheid
34,2
Huisartsbezoek binnen laatste 2 maanden
Zorggebruik
4,0
Diabetes
0,92
0,97
8,8 10,7
Astma/ COPD
Hoge bloeddruk
0,96
8,9
Minstens 3 chronische aandoeningen
0,94
0,98
Score**
Exponent (OR)
Gecor.
Ruwe score
36,6
Prevalenties*
Minstens 1chronische aandoening
Lichamelijke gezondheid
Gezondheidsindicatoren
reactie
Verschil per 10 dg latere
Verschil naar reactietijd
Tabel 5: Verschillen in gezondheid tussen respondenten naar reactietijd, benaderingsmethode en methode van afname
2
Roken 30,2 26,2
midden
hoog
3,5
hoog 33,1
7,6
laag
11,1
laag
midden
26,4
4,9
hoog
hoog
16,8
midden
34,4
20,6
laag
40,5
26,3
hoog
laag
46,3
midden
midden
57,6
*
niveau
laag
Prevalenties
Opleid. (OR)
1,06
1,15
1,13
0,99
1,20
1,16
0,89
0,91
0,97
0,84
0,84
0,99
0,87
0,87
1,01
Ruwe score
1,04
1,14
1,19
0,96
1,18
1,13
0,95
0,96
1,00
0,98
0,91
1,00
0,94
0,94
1,04
Score** (OR)
Gecor.
1,15
1,47
1,45
1,20
1,04
1,18
0,62
0,64
0,96
0,45
0,51
0,99
0,69
0,48
1,04
(OR)
Ruwe score
1,08
1,49
1,48
1,08
1,03
1,17
0,72
0,69
1,00
0,59
0,55
1,00
0,83
0,50
1,10
(OR)
Gecor. score
1ste rappel
(OR)
1,37
1,60
1,99
1,19
2,19
2,20
0,60
0,84
0,76
0,51
0,57
0,82
0,53
0,62
0.96
Ruwe score
1,20
1,46
2,16
1,04
1,99
1,91
0,81
1,15
0,99
1,12
0,89
0,98
0,75
0,94
1,29
score (OR)
Gecor.
2de rappel
(OR)
--
2,00
0,94
--
2,76
2,30
--
1,15
1,07
--
0,75
1,88
--
1,18
2,86
Ruwe score
Utrecht.** . **Resultaten logistische regressie, gecorrigeerd voor etniciteit, geslacht en leeftijd *** Bij de analyse worden de spontaan reagerende respondenten als referentiegroep gebruikt.
29
--
2,38
1,36
--
2,34
2,21
--
1,30
0,97
--
0,63
1,61
--
1,28
2,55
score (OR)
Gecor.
invullen
Mondelinge hulp bij
Verschil naar methode van benadering of afname***
Vetgedrukte percentages duiden op significante verschillen (p<0,05). *De gegevens zijn door middel van weging naar leeftijd en wijk zoveel mogelijk representatief gemaakt voor de bevolking van
Leefstijl
Hoog risico op angst en depressie
Geestelijke gezondheid
Bezoek medisch specialist
Zorggebruik
Hoge bloeddruk
Minstens 1chronische aandoening
Lichamelijke gezondheid
Gezondheidsindicatoren
reactie
Verschil per 10 dg latere
Verschil naar reactietijd
Tabel 6 : Verschillen in gezondheid tussen respondenten naar reactietijd, benaderingsmethode en methode van afname opgesplitst naar opleidingsniveau
2.1 Responsonderzoek
2
Resultaten
2.1.3 Verschil in gezondheid en methode van afname In tabel 6 wordt ook de invloed van de methode van benadering op gerapporteerde gezondheid aangegeven. Spontaan reagerende respondenten worden vergeleken met respondenten waar één of meerder contactpogingen voor worden gedaan. De respondenten van het 1ste rappel rapporteren minder hoge bloeddruk (OR=0,75) en minder bezoek aan de specialist (OR=0,81) dan de spontaan reagerende respondenten. De respondenten die hebben gereageerd tijdens het 1ste en het 2de rappel rapporteren een hoger risico op angst en depressie (OR=1,51 en 1,90) dan de spontaan reagerende respondenten en ze roken vaker (OR=1,28 en 1,43). Op basis van alléén een schriftelijke enquête zonder rappels zouden de gegevens dus vertekend zijn. Als de respondenten worden ingedeeld naar opleidingsniveau zijn er nog enkele opvallende resultaten. Bij laag opgeleiden is er een verschil tussen de respondenten die spontaan reageren en diegene van het mondelinge rappel wat betreft risico op angst en depressie (OR= 1,91) en wat betreft roken (2,16). Bij de midden en hoog opgeleiden is dit verschil er niet (zie figuur 4 en figuur 5). Naarmate het aantal contactpogingen toeneemt, nemen de gevonden sociaal economische gezondheidsverschillen toe. Voorbeelden daarvan zijn het risico op roken (figuur 4) en angst- en depressieve stoornissen (figuur 5). Bij de indicatoren voor lichamelijke gezondheid en zorggebruik zijn geen verschillen tussen spontaan reagerende respondenten en het mondelinge rappel. Een laatste opmerking betreft de middelhoog opgeleide respondenten; deze groep rapporteert tijdens het 1ste rappel minder vaak één of meer chronische aandoeningen, minder vaak hoge bloeddruk en minder vaak bezoek aan de specialist. Middel en hoog opgeleiden late respondenten blijken dus een gezonder profiel te hebben dan vroege respondenten. Mogelijke verklaring voor gunstigere gezondheidskenmerken bij dit eerste rappel ten opzicht van spontaan reagerende kan zijn dat diegene die meer affiniteit hebben met het onderwerp gezondheid vanwege gezondheidsproblemen, spontaan reageren.
Figuur 4: Prevalentie rokers per rappel, opgesplitst naar opleidingsniveau 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
spontaan
1ste rappel laag
midden
2de rappel hoog
Opleidingsniveau
30 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
2.1 Responsonderzoek
F iguur 5 : P e rc e nt a ge m e t ho o g ris ic o o p a ngs t - e n de pre s s ie v e s t o o rnis s e n pe r ra ppe l, o pge s plit s t na a r o ple idings niv e a u 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 spont aan
1st e r appel
laag
midden
2de rappel
hoog
Opl e i di ng sni v e a u
Methode van afname De groep die hulp krijgt bij het invullen heeft vaker minimaal één en vaker minimaal drie ziektes of aandoeningen (OR 1,91 en OR 2,46). Diabetes komt vaker voor bij deze groep (OR=3,04). Bovendien hebben deze respondenten vaker een matige of slechte ervaren gezondheid (OR=2,36). Ze hebben even vaak een hoog risico op angst en depressie en ze roken even vaak als de respondenten die schriftelijk hebben ingevuld. Deze groep heeft dus een veel slechtere lichamelijke gezondheid en een slechtere ervaren gezondheid dan de andere groepen. 2.1.4 Redenen van non-respons en incentives Als eerste bespreken we de redenen van non-respons, vervolgens behandelen we de responstoename door het gebruik van alternatieve methoden en het inzetten van beloningen. Het overgrote gedeelte van de argumenten om niet mee te doen aan de enquête hebben te maken met onverschilligheid. Genoemde redenen zijn: het geen zin hebben in het invullen, het nut er niet van inzien, geen reden willen geven en geen tijd hebben voor de enquête of deze niet interessant vinden. Bij elkaar is dit 67 % van de mensen die weigeren een enquête in te vullen (zie tabel 7). De overige redenen zijn het wel of niet hebben van (lichamelijke dan wel geestelijke) gezondheidsproblemen (6,4% wel en 3,2% niet) en overige redenen als taalproblemen, binnenkort gaan verhuizen of net verhuisd zijn, aversie hebben tegen enquêtes en privacygevoeligheid van de vragen. Daarnaast is te zien dan ouderen, vrouwen en mensen in de GSB-wijken relatief vaak gezondheidsproblemen noemen als reden om de enquête niet in te vullen. Het ontbreken van gezondheidsproblemen wordt relatief vaak genoemd door jongeren, mannen en mensen die niet in GSB-wijken wonen. Dit is interessant omdat dit wijst op verschillen tussen groepen non-respondenten. De respondenten van Marokkaans, Turks, Surinaams en Antilliaanse afkomst zijn sterk ondervertegenwoordigd bij dit onderzoeksonderdeel en hier kunnen dan ook geen cijfers over 31
2
Resultaten
worden gegeven. Over deze groepen is weinig bekend omdat er te weinig mensen waren die hun reden van weigering aan het onderzoek wilde toelichten. Een gedeelte van de mensen wilde de enquêteurs niet langer te woord staan en een deel van de mensen heeft niet direct geweigerd, maar uitstel gevraagd of beloftes gemaakt, waardoor de vragen niet van toepassing waren. Het niet deelnemen aan het non-respons onderzoek getuigt wel van onverschilligheid, ook in deze groepen. Tabel 7: Redenen van non-repons in verschillende sociaaldemografische groepen
Sociaal-
N
demografische kenmerken
Redenen van non-respons Geen
Ziet
Wil geen
Geen
Niet
Totaal
Lich. of
Geen
Taal
zin
het nut
reden
tijd
interes-
on-
geest.
gezond-
problemen
er niet
geven
sant
verschillig
gezond-
heids
heids
problemen
van in
Anders
problemen Totaal
373
18,2
15,5
15,3
13,1
2,7
67,3
6,4
3,2
1,9
19,8
Nederlands 297
18,5
17,5
15,5
14,1
3,0
68,7
8,8
2,0
0,0
20,5
Etniciteit Marokkaans
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Turks
5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Sur./Ant.
8
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
61
16,4
8,2
14,8
23,0
1,6
63,9
3,3
6,6
6,0
19,7
89
13,5
23,6
19,1
16,9
3,4
76,4
1,1
4,5
4,5
13,5
40-64 112
18,8
14,3
15,2
20,5
2,7
71,4
4,5
2,7
1,8
19,6
65+ 172
20,3
12,2
13,4
11,6
2,3
59,9
13,4
2,9
0,6
23,3
M 176
24,4
15,3
14,8
18,8
2,8
76,1
4,0
5,1
0,0
14,8
V 197
12,7
15,7
15,7
12,7
2,5
59,4
11,2
1,5
3,6
24,4
GSB-wijk 158
20,3
14,6
14,6
13,3
2,5
65,2
10,8
1,3
2,5
20,3
Geen GSB-wijk 215
16,7
16,3
15,8
17,2
2,8
68,8
5,6
4,7
1,4
19,5
Overige etniciteiten Leeftijd 16-39
Geslacht
Wijk
Het niet in staat zijn de vragenlijst in te vullen kan ook een reden zijn voor non-respons. Deze nonrespons is voorkomen door het afnemen van de vragenlijst door een enquêteur. Uit het verloop van deze mondelinge afname blijkt dat het een specifieke groep betreft en dat deze respondenten verschillende moeilijkheden ervaren bij het deelnemen aan het onderzoek. We noemen daarom enkele achterliggende oorzaken voor de behoefte aan hulp bij het invullen. Meer dan de helft van deze mondelinge afnamen duurden langer dan een uur (55 %), terwijl aangekondigd is dat men er ongeveer 35 minuten over doet. Problemen die gerapporteerd zijn: 16 % van de enquêteurs moet toelichting geven op de vragen. 7% heeft last van taalproblemen (ondanks zoveel mogelijk eigen taal enquêteurs) en 2,5 % wordt tijdens het interview onderbroken door derden.
32 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
2.1 Responsonderzoek
Nu volgenen enkele kenmerken van respondenten die niet in staat zijn zelfstandig de vragenlijst in te vullen. Onbegrip is de eerste; ze begrijpen de vragen niet goed dus het kost veel tijd om de vragen uit te leggen (6 respondenten van de 109). Andere kenmerken van respondenten zijn: slechtziendheid (4 respondenten), emotionele reacties naar aanleiding van de vragen (2 respondenten), slechthorendheid (2 respondenten), geestelijk gehandicapt, in de war of zeer vergeetachtig (5 respondenten). Problemen met de Nederlandse taal kan ook een reden zijn voor het vragen van hulp bij het invullen. De talen die gebruikt zijn bij het afnemen van de vragenlijst zijn: Nederlands (69%), Turks (12%), Marokkaans Arabisch(14%), Marokkaans berbers (3%) andere talen (2%). Alternatieven en beloningen Dit gedeelte gaat over alternatieven voor de schriftelijke postenquête. Van de weigeraars van de enquête zegt 9% bereid te zijn via internet mee te doen aan het onderzoek (zie tabel 8). Allochtonen beantwoorden dit verzoek vaker positief dan autochtone Nederlanders, jongeren vaker dan ouderen en mannen vaker dan vrouwen. Het beantwoorden van een korte vragenlijst van vijf bladzijden zou 13% willen. Bij de allochtonen, de jongeren en de mannen ligt dit percentage relatief hoger. Over de vraag over het beantwoorden van de vragenlijst in de eigen taal kunnen we geen uitspraken doen wegens het lage aantal respondenten die deze vraag heeft kunnen beantwoorden (er zijn relatief weinig allochtone respondenten die direct weigerden om mee te werken, meestal werden er excuses gebruikt). Wat betreft de beloningen zijn de volgende resultaten gevonden. 27% van de weigeraars in achterstandsbuurten zou willen meedoen aan de enquête als er een beloning van 10 euro tegenover stond (N=52). Het krijgen van een gezondheidsadvies naar aanleiding van het invullen van de enquête is voor 15% van de weigeraars in achterstandsbuurten een reden om wel mee te doen. Dit geldt echter niet voor de Marokkaans, Turkse en Surinaams/Antilliaanse groepen, hiervan lijken minder respondenten te motiveren door een gezondheidsadvies. Tabel 8: Alternatieve methoden van onderzoek
N
Internet
N
Korte vragenlijst
Totaal
179
8,9
191
13,1
Nederlands
128
5,5
139
10,0
Marokkaans, Turks, Surinaams/ Antilliaans
20
20,0
17
22,7
Overige etniciteiten
30
13,3
24
20,0
16-39
63
19,0
56
16,4
40-64
52
7,7
62
11,4
65+
64
0
62
4,3
M
101
15,0
88
16,2
V
78
1,3
76
9,5
Etniciteit
Leeftijd
Geslacht
33
2
Resultaten
2.1.5 Samenvatting Uit het uitgevoerde non-respons onderzoek blijkt dat gezondheidsgegevens over achterstandsgroepen die via een postenquête zijn verzameld, onvoldoende representatief zijn. Ten eerste is er in de postenquête een ondervertegenwoordiging van verschillende achterstandsgroepen; mensen met een laag inkomen, allochtone ouderen, allochtonen die sinds kort in Nederland zijn en ouderen met lichamelijke beperkingen. Deze groepen zijn beter vertegenwoordigd indien na schriftelijke benadering, ook een persoonlijke benadering wordt toegepast, maar dit lost de selectieve non-respons slechts voor een deel op. Ten tweede zijn er sterke aanwijzingen voor gezondheidsverschillen tussen respondenten en non-respondenten. Er zijn verschillen in gezondheid tussen de respondenten die schriftelijk versus mondeling rappel nodig hadden tijdens de werving. De respondenten die pas na een persoonlijk rappel (telefonisch of huisbezoek) de enquête hebben ingevuld, rapporteren meer kans op psychische ongezondheid en ze roken vaker. Verder zijn de sociaaleconomische gezondheidsverschillen (chronische ziekten, psychische ongezondheid en roken) van vroege respondenten kleiner dan die van late respondenten. Een ander aanwijzing voor selectieve nonrespons is dat de mensen die hulp bij het invullen hebben gekregen op meerdere indicatoren van gezondheid slechter scoren dan diegene die zelfstandig schriftelijk de enquête hebben ingevuld. Uit de redenen voor non-respons kan worden opgemaakt dat ouderen, vrouwen, en mensen in GSB-wijken, relatief vaak gezondheidsproblemen hebben als reden voor het niet invullen van de enquête. Dit indiceert dat sociaaleconomische gezondheidsverschillen kunnen worden onderschat als gevolg van selectieve respons. Van de onderzochte alternatieve methoden en beloningen ter bevordering van deelname aan het onderzoek, lijkt het geven van een financiële beloning het meest bij te dragen aan een hogere respons.
2.2 Validiteitsonderzoek Deze paragraaf geeft de resultaten van het validiteitsonderzoek weer. Dit deel van het onderzoek gaat over de vraag of de gezondheidsgegevens die schriftelijk over achterstandsgroepen verzameld worden valide zijn. Bij de verschillende onderdelen ervan worden ouderen, laag opgeleiden, verschillende etnische groepen en een groep midden en hoog opgeleide Nederlanders met elkaar vergeleken. Eerst wordt ingegaan op de manier waarop verschillende groepen subjectief welbevinden beoordelen. Dit beïnvloedt vooral het onderzoek naar ervaren gezondheid, ervaren belemmeringen en psychosociale gezondheid. Vervolgens worden de meer objectieve gezondheidsindicatoren, zoals het aantal chronische ziekten of aandoeningen en de mate van zorggebruik behandeld. De nadruk wordt hier gelegd op mogelijke over- en onderrapportage als gevolg van fouten in zelfrapportage. Een volgend onderdeel betreft algemene knelpunten die respondenten uit achterstandsgroepen tegenkomen bij het invullen van de van de gezondheidsenquête. Tot slot wordt de kwaliteit van de data beoordeeld aan de hand van het aantal missende waarden. Daarbij wordt ook gekeken of het aantal missende waarden samenhangt met bepaalde achtergrondkenmerken van de respondenten.
34 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
2.2 Validiteitsonderzoek
2.2.1 Beoordeling subjectief welbevinden Subjectieve gezondheid Om te onderzoeken of de antwoorden op dezelfde vragen vergelijkbaar zijn tussen achterstandsgroepen, is in kaart gebracht hoe mensen hun antwoorden hebben bepaald en welke factoren daarbij meespeelden. Vragen naar subjectieve gezondheid zijn naar verwachting het meest vatbaar voor verschillen in interpretatie tussen sociaaldemografische groepen. Bovendien is gekozen voor deze invalshoek omdat deze vragen ook niet op een alternatieve manier te valideren zijn, het gaat over subjectieve antwoorden waar geen objectief oordeel over kan worden uitgesproken. Uit de gezondheidsenquête zijn de volgende twee vragen gebruikt: “Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen?” en “In welke mate wordt u door ziekte of aandoeningen belemmerd bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis, op school, in uw werk of in uw vrijetijdsbesteding?”. Aanvullend is nog gevraagd wat de begrippen “gezondheid” en “ernstig” voor de respondenten betekenen. De antwoorden op de bovenstaande vragen zijn geanalyseerd waarbij de volgende domeinen naar voren zijn gekomen als meest belangrijke bij het beleven van gezondheid en het omgaan met gezondheidsproblemen. Deze zijn vervolgens gebruikt om de indexgroepen (ouderen, lage SES-groepen, allochtonen en de controlegroep) onderling te vergelijken4: •
Zelf versus omgeving
Hierbij gaat het erom of de antwoorden die gegeven zijn enkel betrekking op diegene die het invult of ook op familieleden. •
Behandeling en zorg
Informanten noemen bij het uitleggen van hun gezondheid dat ze behandeling ondergaan voor hun klacht. Dat kan zijn, ze moeten zich aan voorschriften houden, ze krijgen regelmatig therapie, ze slikken medicijnen of ze hebben een operatie ondergaan of moeten dit binnenkort ondergaan. •
Intensiteit en duur van de klachten
Daarnaast is op basis van de beschrijving van de gezondheid door de informant een inschatting gemaakt van de intensiteit van hun klacht en de ziektelast: licht, matig of zwaarwegend en van de duur van de klacht(en), kort, langdurig of chronisch. •
Lichamelijke versus psychische problemen
Ook is ingedeeld of de gezondheidsproblemen lichamelijk, psychische of beide zijn. •
Domein van belemmeringen
4 De pure taalkundige betekenis van de woord matige gezondheid voor de verschillende etnische groepen is buiten beschouwing gelaten. In het Arabisch vertaald heeft het woord matig een neutrale betekenis, terwijl dit in het Nederlands niet zo is met het woord matig, dit heeft een negatieve betekenis.
35
2
Resultaten
Bij het onderdeel over het ervaren van belemmering is een onderscheid gemaakt tussen verschillende domeinen; belemmerd in dagelijkse bezigheden thuis, op werk of school of in de vrije tijd. •
Copingstrategieën
Er is nog en inschatting gemaakt van de coping, dat wil zeggen of er positieve copingstrategieën of negatieve copingstrategieën zijn genoemd, dit gaat over hoe mensen zich aanpassen aan hun situatie, of de ziekte frustraties oplevert of dat er adequate manier worden genoemd om met de ziekte om te gaan. •
Sociaal-maatschappelijke problematiek
Ten slotte valt het op dat op sociaal-maatschappelijke problemen samengaan met die blijken uit de huisbezoeken: slechte huisvesting, financiële druk, ontbreken van sociaal netwerk, huwelijks- en gezinsproblemen, zwaar lichamelijk werk etc. De bovengenoemde domeinen hebben een andere invulling in de verschillende subgroepen. Bij het invullen van de vragen over ervaren gezondheid en ervaren belemmering en bij het beoordelen of de eigen klachten ernstig genoemd kunnen worden, blijkt het volgende: •
Ouderen noemen hun gezondheid matig of slecht als ze zwaarwegende chronische klachten hebben en als ze moeite hebben er mee om te gaan. Hun antwoord heeft betrekking op lichamelijke gezondheid.
•
Turken en Marokkanen noemen bij relatief lichtere gezondheidsklachten hun gezondheid matig of slecht en zij voelen zich ook bij lichte gezondheidsklachten eerder belemmerd in hun functioneren. Naast gezondheidsproblemen is er veelal sprake van sociaalmaatschappelijke problemen, geen goede aansluiting bij de zorg of geen goede copingstrategieën waardoor de ziektelast hoog is.
•
De Turken en Marokkanen noemen ook bijkomende psychische klachten. Deze groepen noemen ook veelal belemmeringen bij het uitvoeren van de dagelijkse bezigheden thuis.
•
De mensen uit de controlegroep stellen hogere eisen aan hun gezondheid en vergelijken zich met mensen uit hun omgeving waarvan de gezondheid goed is. Ze noemen hun gezondheid dan ook matig of slecht wanneer zij lichte chronische of matige, langdurige gezondheidsproblemen hebben. Ze noemen ook vaak belemmeringen in hun vrij tijd of bij werk of studie, terwijl het uitvoeren van de dagelijkse bezigheden thuis weinig of geen problemen oplevert. Gezondheid betekent voor hen zowel lichamelijke als psychische gezondheid.
•
Surinamers/Antillianen lijken in hun antwoorden het meeste op de controlegroep alleen ervaren zij zich wel belemmerd thuis en op het werk/op school.
•
Respondenten uit lage SES-groepen noemen bij relatief lichtere gezondheidsklachten hun gezondheid matig of slecht en zij voelen zich ook bij lichte gezondheidsklachten eerder
36 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
2.2 Validiteitsonderzoek
belemmerd in hun functioneren. Naast gezondheidsproblemen is er veelal sprake van sociaal-maatschappelijke problemen, geen goede aansluiting bij de zorg of geen goede copingstrategieën waardoor de ziektelast hoog is. Er zijn verschillen in gezondheidsbeleving tussen de vergeleken sociaaldemografische groepen. Bij verschillende groepen spelen andere factoren een rol bij het beoordelen van hun eigen gezondheid, hun belemmeringen en het inschatten van de ernst van hun klachten. Met name ouderen zijn opvallend omdat zij een zeer hoge drempel hanteren bij het beoordelen van hun ervaren gezondheid als matig of slecht. Psychosociale gezondheid Het onderzoek naar het meten van de psychosociale gezondheidsproblemen in de achterstandsgroepen levert de volgende aandachtspunten op. Laagopgeleiden en allochtonen hebben vaak moeite met onderscheid tussen de verschillende concepten van de K10; de schaal die in de gezondheidsenquête wordt gebruikt voor het meten van welbevinden. De genuanceerde verschillen die het instrument betrouwbaar maken, worden veelal gemist. Dit betekent dat deze schaal minder betrouwbaar is voor deze groepen. Bij het mondeling afnemen van de onderdelen over psychosociale gezondheid is er een grote invloed van de enquêteur en van de interactie tussen de enquêteur en de respondent op de antwoorden. Dit maakt deze onderwerpen niet zo geschikt voor mondelinge afname door een enquêteur. Een probleem bij het meten van psychosociale gezondheid in bepaalde groepen is de neiging tot somatiseren. Psychische klachten worden dan geuit via lichamelijke klachten en niet benoemd als psychische problemen. De psychische klachten worden dan gerapporteerd bij het onderdeel lichamelijke gezondheid in de enquête, zoals bij ervaren gezondheid, maar ook bij hartklachten, hoge bloeddruk, maag en darmklachten en overige ziekten. Dit komt met name voor bij de allochtone groepen en kan leiden tot onderrapportage op psychosociale gezondheid en overrapportage bij lichamelijke gezondheid. Dit zal ook besproken worden in de volgende paragraaf. 2.2.2 Fouten in rapportage lichamelijke gezondheid en zorggebruik De resultaten in deze paragraaf betreffen de onderdelen “lichamelijke gezondheid en ziekte” en “zorggebruik” van de gezondheidsenquête. Er zijn veel overeenkomsten tussen groepen wat betreft de fouten die gemaakt worden bij het invullen van de vragenlijst. Mensen met veel ziektes en veel zorggebruik hebben over het algemeen meer onderrapportage en meer correcties door onnauwkeurigheid. In alle achterstandsgroepen behalve die van de ouderen is onderrapportage duidelijk meer voorkomend dan overrapportage. Bij de ouderen zijn deze twee type correcties ongeveer evenveel voorkomend. Laag opgeleiden en allochtonen hebben meer onderrapportage door gebrek aan kennis van gezondheidsbegrippen in de vragenlijst, van de zorginstellingen en van de eigen gezondheidssituatie. Bij de Turken en Marokkanen is meer onderrapportage dan in de andere groepen als gevolg van hulp bij het invullen door familieleden, kennissen of zorgverleners. De hoeveelheid correcties is gemiddeld rond de 2 correctie per vragenlijst (onderdeel lichamelijke gezondheid en ziekte en zorggebruik) bij de ouderen en gemiddeld ongeveer 1 correctie bij de 37
2
Resultaten
overige groepen. In figuur 6 ziet men welke type vertekening optreedt per subgroep en wat hiervan de oorzaken zijn.
Figuur 6: Redenen voor onder- en overrapportage in verschillende groepen
Turks/
Surinaams/ Lage SES Ouderen
Controlegroep
Marokkaans Antilliaans Kennisgebrek gezondheidsterminologie Onbegrip over de vragenlijst >missende waarden Onbegrip over de vragenlijst >fouten Hulp bij invullen door familie of andere onprofessionele hulp Geestelijke of lichamelijke beperkingen Legenda
Niet van toepassing onderrapportage onder- en overrapportage overrapportage Kennisgebrek gezondheidsterminologie •
Onderrapportage
Bij de respondenten uit achterstandsgroepen vormt kennisgebrek van de gebruikte medische termen een reden voor het openlaten of te weinig invullen van antwoorden. Termen zoals psoriasis, lichamelijk letsel, alternatieve behandelaar en ergotherapeut zorgen voor de meeste van deze problemen. Bij de allochtone en de lage SES groepen valt ook op dat kennisgebrek over de gezondheidszorg bestaat. Als het type zorgverlener waarmee men contact heeft gehad niet precies overeenkomt met die in de vragenlijst, treedt vaak onderrapportage op. Het contact met coassistenten in het ziekenhuis of met de huisartsenpost weten ze niet te plaatsen op de vragenlijst. Dit geldt ook bij rapportage van lichamelijke gezondheid, waardoor vooral onderrapportage ontstaat op de vraag naar aanwezigheid van andere langdurige ziekte of aandoeningen. Specifiek bij ouderen is dat ze antwoorden heel snel open laten als onduidelijk is wat bedoeld wordt. De allochtone en lage SES respondenten vullen vaker wel een antwoord in bij twijfel, maar op een verkeerde manier. In de controlegroep is sprake van onderrapportage op zorggebruik doordat relatief veel gebruik wordt gemaakt van paramedische zorgverleners als sporttherapeut via sportclub, bedrijfsmaatschappelijk werk en alternatieve behandelaars. Omdat deze niet expliciet in de vragenlijst staan worden deze niet gerapporteerd.
38 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
2.2 Validiteitsonderzoek
Kennisgebrek van gezondheidstermen en gezondheidszorg leidt in het algemeen tot meer onderrapportage bij zelfrapportage van lichamelijke gezondheid dan bij zelfrapportage van zorggebruik. •
Overrapportage
Kennisgebrek van de gebruikte medische termen en de gezondheidszorg leidt bij de oudere, de allochtone en lage SES respondenten tot het verkeerd invullen van de vragenlijst waardoor ook overrapportage ontstaat. Bij de ouderen komt dit het meeste voor. Als er overlap is tussen de verschillende ziektes of zorgverleners (bijvoorbeeld psychiater en specialist) vullen ze beide antwoorden in, wat zorgt voor overrapportage. Bij ziektes twijfelen de ouderen ook vaker over de vraag of het vastgesteld is door de arts en kiezen dan eerder ja dan nee. Bijvoorbeeld als iemand is verwezen naar de fysiotherapeut wordt aangenomen dat dan toch een aandoening is vastgesteld. Kleine interventies (griepprik) of controles (bloeddruk, cholesterol etc.) worden overgerapporteerd, namelijk als contact met de huisarts. In de controlegroep bestaat ook kennisgebrek over gezondheidszorg en de diverse instellingen waardoor overrapportage ontstaat. Dit in mindere mate dan in de achterstandsgroepen. Kennisgebrek van gezondheidstermen en gezondheidszorg leidt in het algemeen tot meer overrapportage bij zelfrapportage van lichamelijke gezondheid dan bij zelfrapportage van zorggebruik. Kennisgebrek eigen gezondheid •
Onderrapportage
Bij alle achterstandsgroepen leidt gebrek aan informatie over diagnoses tot onderrapportage van ziekten en aandoeningen. In de lage SES groep zien we ook veel gebrek aan informatie over de eigen gezondheid waardoor onderrapportage ontstaat. Bijvoorbeeld pas bij de vraag over medicijngebruik, realiseert men zich weer welke ziekte ingevuld moet worden of een aangeboren hersenafwijking wordt niet ingevuld bij gebrek aan kennis hierover. “Is het een ziekte, ik zou niet weten waar het onder valt”. Bij de allochtonen worden in de interviews veel klachten genoemd maar geen diagnose. Veel vage klachten als lichaamspijn, duizeligheid, licht in het hoofd, hoge bloeddruk, hartpijn, zenuwpijn, steken en overgevoeligheid worden genoemd. Verder moeten veel antwoorden gecorrigeerd worden omdat er door gebrek aan kennis over de eigen ziekte of aandoeningen niet de juiste antwoorden zijn gegeven. In het gesprek blijkt men maag- en darmstoornissen of verschillende gewrichtsaandoeningen te verwarren. Bij ouderen wordt ook twijfel over de diagnose veel besproken in de interviews. “Ik kon geen antwoord vinden wat paste”, “ik weet het antwoord niet want ik weet niet wat er met mijn benen aan de hand is”. “de dokters zeggen me niets”. Oudere mensen met veel ziekten hebben soms een ziekte al zo lang dat ze er niet meer bij stilstaan en niet invullen of ze zijn niet compleet in hun rapportage omdat ze één ernstige ziekte hebben en meerdere minder ernstige ziekten. Bijvoorbeeld lekkende hartklep, staar of gewrichtslijtage worden vaker ondergerapporteerd op de vragenlijst. De manier van definiëren van gezondheidsproblemen kan ook leiden tot onderrapportage. Complicaties van behandelingen uit het verleden zoals operaties en bestraling kunnen veel pijn en belemmeringen opleveren, maar worden niet in de vragenlijst genoemd omdat het geen ziekten zijn. 39
2
Resultaten
In de controlegroep komt geen onderrapportage voor door gebrek aan informatie over de eigen gezondheid. •
Overrapportage
Kennisgebrek van de eigen gezondheid in de achterstandsgroepen heeft tot gevolg dat onterecht een chronische ziekte wordt ingevuld. Dit komt vooral voor bij allochtone en lage SES groepen met aandoeningen als astma, eczeem en migraine. Verwarring over verschillende ziekten die op elkaar lijken, kan ook leiden tot overrapportage op bepaalde vragen. Het komt ook voor dat vastgesteld door een arts is aangegeven en dat na doorvragen blijkt dat het niet vastgesteld is. Argument om het toch in te vullen kan de hevigheid van de pijn zijn of te weinig onderzoeken door de arts volgens de respondent. In de controlegroep komt overrapportage voor door zelfdiagnostiek. Zonder tussenkomst van artsen stelt men de diagnose. Onbegrip over manier van invullen van de vragenlijst •
Onderrapportage
Bij alle achterstandsgroepen leidt kennisgebrek over de manier van invullen tot onderrapportage, bijvoorbeeld wanneer alleen de ziektes aangekruist worden die men heeft en niet die men niet heeft. Vergeten in te vullen of twijfel over de antwoorden komen ook veel voor. “Ik heb niet doorgeleerd”. De meeste fouten in de antwoorden betreffen de vraag “andere langdurige ziekte” en deze verschillen zeer in ernst. In alle groepen verschillen deze andere langdurige ziekten in ernst. Als ernstig geclassificeerde aandoeningen die door onbegrip niet ingevuld zijn kunnen worden genoemd: epilepsie, blindheid, doofstom, nieraandoening, aangeboren geestelijke aandoening, depressie en botziekte. Als minder ernstig geclassificeerde aandoeningen die men vergat in te vullen zijn: allergieën, baarmoederverzakking, duizeligheid, slapeloosheid, lichte vormen van artrose en huiduitslag. •
Onderrapportage en overrapportage
In de achterstandsgroepen worden verbeteringen op vragenlijst niet altijd op een correcte manier doorgevoerd. Daarnaast maken vooral de ouderen veel slordigheidsfouten of volgen niet de juiste rij bij het invullen van het onderdeel lichamelijke gezondheid. Dit leidt tot evenveel onderrapportage als overrapportage. De laag opgeleide respondenten van Turkse en Marokkaanse afkomst hebben moeite met het woord vastgesteld bij de kolom “vastgesteld door arts”. In de andere achterstandsgroepen zijn er geen problemen met dit woord. De tijdsperioden in de vragenlijst leveren alle achterstandsgroepen moeilijkheden op. Bij de vragen over lichamelijke gezondheid gaat het over de ziekten of aandoeningen die men heeft of in de laatste 12 maanden heeft gehad. Bij het invullen blijken de allochtone respondenten bijna altijd een andere periode te gebruiken; en dan even vaak een kortere als een langere periode. Het gebruik van de kortere tijdsperiode leidt tot onderrapportage en het gebruik van een langere tijdsperiode tot overrapportage. Dit speelt een rol bij ziekten en aandoeningen als beroerte, hersenbloeding of herseninfarct, TIA of een vorm van kanker. In de controle groep wordt minder sterk en minder vaak afgeweken van de genoemde tijdsperiode van 12 maanden.
40 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
2.2 Validiteitsonderzoek
Wisselende klacht •
Onderrapportage en overrapportage
In alle groepen treedt door wisselende klachten onderrapportage en overrapportage op. Onderrapportage komt het meeste voor omdat op het moment van invullen de klachten vaak minder hevig zijn dan gemiddeld. Dat de klachten wisselend zijn sluit niet uit dat het niet om chronische ziektes gaat. Het gaat hier om klachten die afhankelijk zijn van seizoenen zoals astma, reumatisch aandoeningen, fybromialgie en depressieve of vermoeidheidsklachten of ziektes die wisselend van aard zijn. Ook de subjectieve vragen over ervaren gezondheid en ervaren belemmeringen laten veel wisselingen zien. Hulp door familieleden •
Onderrapportage
Bij respondenten van Marokkaanse en Turkse afkomst is een veel genoemde reden van onderrapportage de hulp bij het invullen door familieleden of hulpverleners. Met name bij de subjectieve vragen is de invloed van diegene die helpen bij het invullen groot. Beperkingen •
Onderrapportage en over rapportage
Lichamelijke en geestelijke beperkingen, met name vergeetachtigheid en slechtziendheid zorgen voor veel slordigheidfouten. Ook vermoeidheid tijdens het lezen zorgt voor fouten bij het lezen van lange zinnen. Dit komt het meeste voor bij de ouderen en leidt tot onder- en over rapportage. 2.2.3 Knelpunten van de gezondheidsenquête Deze paragraaf betreft algemene knelpunten die respondenten uit achterstandsgroepen tegenkomen bij het invullen van de van de gezondheidsenquête. De enquêteurs die de vragenlijst mondeling afnamen, rapporteerden bij één op de vijf respondenten problemen met het uitrekenen van gemiddelden. Het gebruik van tijdsperiode levert volgens de enquêteurs minder problemen op, slecht één iemand rapporteerde dit als problematisch. Specifieke onderdelen van de enquête die genoemd zijn als problematisch om in te vullen zijn de volgende: •
leefstijl onderdeel eten
•
Welbevinden
•
Behoefte aan informatie/hulp/ voorzieningen
•
Ziekte en aandoeningen
•
Kinderen
•
Leefstijl onderdeel lichaamsbeweging
•
Woonsituatie, (hoelang ventilatie)
•
Zorggebruik (professionele zorg)
41
2
Resultaten
Geen antwoord van toepassing op mijn situatie (bijvoorbeeld door wisselde klachten): •
Ervaren gezondheid
•
Belemmeringen bij dagelijkse bezigheden
•
Lichaamsbeweging (bij ouderen die lichamelijk zeer sterk beperkt zijn)
Vervelend om in te vullen (te privé of vervelend): •
Inkomen
•
Postcode
•
Leefstijl onderdeel alcoholgebruik
Niet in willen vullen want is niet van toepassing: •
Leefstijl onderdeel bewegen
•
Woonsituatie (mensen in de buurt)
Het invullen van inkomen en het onderdeel bewegen levert de meeste problemen op. Inkomen wordt door respondenten uit verschillende groepen als te privé gevonden om te verstrekken in het kader van een gezondheidsonderzoek. Het onderdeel “’bewegen”’ van de enquête roept vragen op omdat veel mensen niet bijhouden hoeveel minuten per dag en hoeveel dagen per week ze besteden aan bewegen. Met name bij huishoudelijke activiteiten en vrijetijdsbesteding hebben respondenten het er moeilijk mee om tot een antwoord te komen. 2.2.4 Item non-respons In de vorige twee paragrafen zijn redenen genoemd voor het open laten van bepaalde items. Hier zal worden ingegaan op het aantal missende waarden. De kwaliteit van de data wordt beoordeeld aan de hand van het aantal missende waarden. Daarbij wordt ook gekeken of het aantal missende waarden samenhangt met bepaalde achtergrondkenmerken van de respondenten. In tabel 9 staan de aantallen missende waarden vermeld voor enkele van de vragen in de gezondheidsenquête opgesplitst naar groepen op basis van etniciteit, opleidingsniveau, leeftijd en wijk. Het aantal missende waarden op itemniveau hangt vooral samen met opleidingsniveau en leeftijd, minder met wijk en etniciteit. Laag opgeleiden en ouderen hebben de meeste missende waarden (zie figuur 7 en 8). Het valt verder op dat er een hoog aantal missings bestaat bij vragen over inkomen (7,4%), opleiding (6,1%), ervaren gezondheid (12,4%), hoge bloeddruk (4,0%), belemmering (9,3%) en medicijngebruik bij depressie (5,3%). In de totale groep is het hoogste percentage missings gevonden bij het item ervaren gezondheid, namelijk één op de acht laat deze vraag onbeantwoord. Er zijn uitschieters bij dit item onder Marokkanen (18%), de mensen met een lage opleiding (19%) en de 55-plussers (19%).
42 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en interne validiteit
2.2 Validiteitsonderzoek
Figuur 7: Percentage item non-respons, uitgesplitst naar opleidingsniveau 20
15
10
5
0
a e rv
k ct id dru far he ed tin nd r o o l a b h gez ge ho ren
Totaal Utrecht
lage opleiding
sie gen eem re s rin p e ecz e m d lem nen be icij d me
middelbare opleiding
hoge opleiding
Bij chronische ziekten staan de percentages vermeld van het hebben van minimaal één missende waarde in de lijst met chronische ziekten (18 items). Ook hier hebben laag opgeleiden (23%), ouderen (24 %) en GSB-wijk (17 %) bewoners het vaakste minstens één missende waarde. Tussen de etnisch groepen is geen verschil gevonden. Het feit dat het aantal missende waarden bij laagopgeleiden en ouderen relatief hoog is, kan wijzen op een verband tussen aantal missende waarden en ervaren moeilijkheden bij het invullen van de enquête. Deze relatie komt namelijk ook naar voren in de vorige twee paragrafen. Of de missende waarden ook een selectie veroorzaken is niet te zien aan deze waarden, maar respondenten met een lage opleiding of een hoge leeftijd hebben relatief veel gezondheidsproblemen, dus als de missende waarden selectief zijn naar leeftijd en opleiding dan is het te verwachten dat de gezondheidsproblemen onderschat worden. Iets anders wat opvalt is dat met name opleidingsniveau en leeftijd van invloed is op de kwaliteit van de data, en niet etniciteit. Figuur 9: Percentage item non-respons, uitgesplitst naar leeftijd
20 15 10 5 0 k s e ct id em gen ssi a rt dru he far rin cze uis ed nd p re e -in e o h e o t l r z m d b e ha ge lem ng nen ho be icij a re v d r e e m
Totaal Utrecht
16-55
55+
43
Resultaten
Wijk
Leeftijd
8,8
6,3
Niet GSB-wijk
10,4
55+
GSB-wijk
5,1
16-55
2,7
hoog
8,1
overig
6,3
10,5
Marokkaans
midden
10,5
Turks
9,8
7,1
laag
7,0
Nederlands
Surinaams/Antilliaans
7,4
Inkomen
4,2
8,4
8,8
3,9
-
-
-
6,8
21,5
12,6
7,1
4,7
6,1
Opleiding
Algemene vragen
9,0
8,6
10,1
11,3
7,8
5,4
10,4
13,1
11,6
8,4
12,6
10,1
13,3
17,1
24,4
7,4
7,7
16,0
23,5
12,7
15,7
14,7
16,2
15,2
15,0
11,6
13,3
18,6
7,5
6,8
12,9
19,2
10,3
17,8
12,6
15,2
12,2
12,4
heid
ziekten*
9,3
gezond-
sche
meringen
ervaren
Chroni-
Belem-
3,7
4,7
6,5
2,2
2,1
2,9
7,4
4,3
3,7
2,1
7,1
4,1
4,2
infarct
Hart-
Lichamelijke gezondheid
3,1
5,1
6,3
2,2
1,8
3,5
6,8
1,9
6,3
4,2
8,1
4,0
4,0
bloeddruk
Hoge
2,0
3,8
4,8
1,3
0,9
2,4
5,6
2,4
3,1
4,2
2,0
2,8
2,8
eczeem
44 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
4,2 2,3
2,2
7,2
-
0,9
3,8
5,6
3,0
0,5
1,1
2,0
3,5
3,2
3,1
4,5
1,0
1,1
2,3
4,2
3,0
3,1
0
2,0
2,6
2,6
nele zorg
Professio
Zorggebruik Huisarts
Vetgedrukte percentages duiden op significante groepsverschillen (p<0,05). *Minimaal één missende waarde bij de 18 genoemde chronische ziekten.
Opleiding
Etniciteit
Totaal Utrecht
Sociaal demografische kenmerken
Tabel 9: Missende waarden per onderwerp van de enquête naar bevolkingsgroep
2
2,2
3,1
5,0
0,7
0,8
2,2
4,4
2,2
0,5
4,2
1,0
2,8
2,6
komen
rust kunt
niet tot
ig dat je
zenuwacht
Zo
4,4
6,5
9,6
1,9
1,3
4,5
11,0
4,9
4,2
5,3
9,1
5,3
5,3
depressie
voor
Medicijnen
Welbevinden
0,9
1,8
2,6
0,3
0,5
1,2
2,5
1,1
1,6
0
1,0
1,4
1,3
fobie
Sociale
2.2.5 Samenvatting Verschillende analyses wijzen erop dat de vragen van gezondheidsenquête minder valide zijn wanneer deze in achterstandsgroepen worden afgenomen. Zo is tijdens het onderzoek aangetoond dat respondenten uit achterstandsgroepen moeite hadden met het invullen van de gezondheidsenquête en een groot aantal missende waarden hadden. Fout ingevulde enquêtes kwamen veel voor bij allochtonen, laag opgeleiden en ouderen. De fouten veroorzaakten geen duidelijk bias in een bepaalde richting. Het percentage missings is met name groot onder ouderen, laag opgeleiden en mensen die in achterstandswijken wonen. Interessant hierbij is dat ook de redenen voor deze fouten en missende waarden zijn geanalyseerd. Belangrijke redenen zijn; kennisgebrek over gezondheidsterminologie, onbegrip over het invullen van de vragenlijst, taalproblemen en lichamelijke en geestelijk beperkingen. De missings veroorzaken een grotere bias bij de achterstandsgroepen dan bij de controlegroep, relevante antwoorden worden niet gegeven waardoor een gezonder beeld wordt gevormd op basis van enkel de antwoorden uit de enquête. Over de validiteit kan verder geconcludeerd worden dat de er interpretatieverschillen bestaan tussen verschillende groepen op basis van etniciteit, leeftijd en opleidingsniveau. Deze verschillen zijn het grootste bij de subjectieve vragen in de gezondheidsenquête en die over geestelijke gezondheid waardoor de resultaten van deze groepen over die onderwerpen niet goed vergelijkbaar zijn. De antwoorden op dezelfde vragen zijn dus niet vergelijkbaar tussen sociaaldemografische groepen.
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
45
2
Resultaten
46 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
3.1 Belangrijkste bevindingen en betekenis
3
Conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk worden conclusies beschreven en aanbevelingen gedaan. Eerst worden de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek en hun betekenis behandeld. Dan volgt de beschouwing van de resultaten; aan de hand van literatuur wordt aangegeven welke nieuwe inzichten dit onderzoek heeft opgeleverd en daarnaast wordt besproken wat de beperkingen zijn en hoe hiermee is omgegaan. In de daaropvolgende paragraaf wordt er ingegaan op de specifieke betekenis van het onderzoek voor de Lokale en Nationale Monitors Volksgezondheid. Dit wordt vervolgens uitgewerkt in concrete aanpassingen en oplossingen voor het verbeteren van onderzoeksmethoden en van de standaardvraagstellingen.
3.1 Belangrijkste bevindingen en betekenis Voordat we een meer gedetailleerde beschouwing geven van de resultaten en de beperkingen van het onderzoek, worden hieronder eerst de belangrijkste resultaten samengevat samen met de betekenis hiervan voor enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen. Dezelfde indeling wordt gevolgd als in het hoofdstuk resultaten, beginnende bij het responsonderzoek. Non-respons bias •
1 Responsverdeling
In de schriftelijke enquête waarin vragenlijsten per post waren verzonden was sprake van een ondervertegenwoordiging van verschillende achterstandsgroepen, zoals mensen met een laag inkomen, allochtonen (met name diegenen die kort in Nederland zijn en ouderen), mensen uit GSBwijken, en de ouderen met beperkingen. Na de herinnering per telefoon en via adresbezoek zijn achterstandsgroepen aanzienlijk beter vertegenwoordigd, maar nog steeds is het responspercentage lager dan in de niet-achterstandsgroepen. Om zo representatief mogelijke prevalentiescijfers voor de hele populatie te presenteren, blijft het daarom aan te bevelen weegfactoren te gebruiken gebaseerd op leeftijd, geslacht, etniciteit en SES (of wijk als indicator van SES). •
2 Verschil in gezondheid tussen vroege en late respondenten
Er is een verband tussen de snelheid van reageren en de gezondheid en leefstijl van de respondenten. Hoe later de respondent reageert, hoe meer kans deze heeft op psychische ongezondheid en hoe vaker deze rookt. Op basis van het ‘continuüm of resistance’ model is hierdoor een non-respons bias te verwachten die leidt tot onderschatting van de genoemde gezondheidsproblemen. Deze onderschatting is daarnaast ook groter in achterstandsgroepen. Voor midden en hoog opgeleiden is het prevalentiecijfer voor minimaal één chronische aandoening lager naarmate respondenten later reageren terwijl het gelijk blijft bij de laagopgeleiden. Het aantal mensen met minimaal één chronische aandoening bij midden en hoog opgeleiden lijkt dus overschat. Sociaaleconomische gezondheidsverschillen onder vroege respondenten zijn dus kleiner dan bij late respondenten. Dit indiceert dat gezondheidsverschillen onderschat worden. Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
47
3
Conclusies en aanbevelingen
•
3 Verschil in gezondheid en methode van afname
Er zijn verschillen in gezondheid tussen de respondenten die schriftelijk versus mondeling rappel nodig hadden tijdens de werving. De respondenten die pas na een persoonlijk rappel (telefonisch of huisbezoek) de enquête hebben ingevuld, rapporteren meer kans op psychische ongezondheid en ze roken vaker. Verder blijkt dat de mensen die hulp bij het invullen hebben gekregen op meerdere indicatoren van gezondheid slechter scoren dan diegene die zelfstandig schriftelijk de enquête hebben ingevuld. Deze bevindingen onderbouwen het gegeven dat personen met een verhoogde drempel om deel te nemen, op een aantal punten minder gezond zijn, en dat het dus van belang is meer energie te steken in achterstandsgroepen waar het gaat om werving en hulp bij het invullen van de vragenlijst. •
4 Redenen van non-respons
De belangrijkste genoemde redenen van non-respons hebben te maken met onverschilligheid. Verder blijkt dat ouderen, vrouwen, en mensen in GSB-wijken, relatief vaak gezondheidsproblemen noemen als reden voor het niet invullen van de enquête. Dit indiceert wederom dat sociaaleconomische gezondheidsverschillen kunnen worden onderschat; non-respondenten met een lage SES hebben geven vaker aan gezondheidsproblemen te hebben dan weigeraars met een hoge SES. Over Marokkanen, Turken en Surinamers/ Antillianen kunnen vanwege kleine aantallen geen uitspraken worden gedaan. Interne validiteit •
1 Beoordeling subjectief welbevinden
Bij vragen over subjectieve gezondheid spelen met name verschillen in interpretatie en beoordeling een rol. Bij de verschillende sociaaldemografische groepen bepalen andere aspecten de beoordeling van de ervaren gezondheid, belemmeringen, en het inschatten van de ernst van hun klachten. Omdat de antwoorden niet goed vergelijkbaar zijn tussen de verschillende sociaaldemografische groepen, kunnen groepsverschillen in gezondheid vertekend zijn. •
2 Fouten in rapportage lichamelijke gezondheid en zorggebruik
Redenen voor verkeerd ingevulde of opengelaten antwoorden zijn; kennisgebrek over gezondheidsterminologie, onbegrip over hoe de vragenlijst ingevuld dient te worden, taalproblemen, en lichamelijke en geestelijk beperkingen. De verkeerd ingevulde vragen lijken niet tot een systematische bias te leiden. Echter, respondenten uit achterstandsgroepen, die vragen helemaal niet ingevuld hebben, hebben vaker een gezondheidsprobleem, hetgeen leidt tot een onderschatting van prevalentiecijfers. •
3 Knelpunten in de gezondheidsenquête
Specifieke aspecten in de vragenlijst die moeilijkheden opleverden waren: onderdelen waar naar gemiddelden wordt gevraagd, moeilijke en professionele termen, en privé of taboeonderwerpen. Specifiek bij de vraagstelling ‘angst en depressie’ (K10) blijkt dat de genuanceerde verschillen tussen de items veelal gemist worden door de laag opgeleide en allochtone respondenten. Dit betekent dat deze schaal minder betrouwbaar is voor deze groepen. 48 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
3.2 Nadere beschouwing van de resultaten
•
4 Item non-respons
Het aantal niet ingevulde vragen (item-missings) hangt vooral samen met opleidingsniveau en leeftijd, en minder met wijk en etniciteit. Laag opgeleiden en ouderen hebben de meeste missings, en omdat deze groepen relatief ongezond zijn kan dit leiden tot een onderschatting van prevalenties. Vragen waarbij het aantal missings relatief hoog was zijn: inkomen, opleiding, ervaren gezondheid, hoge bloeddruk, belemmeringen, ziekten en aandoeningen, en medicijngebruik bij depressie.
3.2 Nadere beschouwing van de resultaten Algemeen De huidige studie geeft nieuw inzicht in de non-repons en de interne validiteit van postenquêtes onder achterstandgroepen. Ten eerste onderscheidt onze studie zich van andere omdat op meerdere manieren onderzocht is of selectieve non-respons gevolgen kan hebben voor de uitkomsten in specifieke achterstandsgroepen. Door triangulatie van resultaten kunnen uitspraken gedaan worden of verschillende sociaaleconomische groepen met elkaar vergeleken mogen worden, en wat de richting van een mogelijke bias is. Ten tweede is bij de verschillende achterstandgroepen met zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden onderzocht of de respondenten voldoende in staat waren de enquête, i.e. de standaardvraagstellingen van Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid, in te vullen en welke factoren hierbij een rol speelden. Er is gekeken naar subjectieve en meer objectieve vragen. Hierdoor is nieuw inzicht verkregen over de vraag of de interne validiteit anders is in verschillende groepen, en dus ook in welke mate groepsverschillen vertekend kunnen zijn. Non-respons De algemene conclusie op basis van de huidige studie, die onderbouwd wordt door de literatuur (zie hieronder), is dat enquêteonderzoek een selectieve respons oplevert, die verschilt tussen specifieke achterstandsgroepen. Hierdoor kan een vergelijking van de gezondheid tussen verschillende bevolkingsgroepen onbetrouwbaar zijn. Daarnaast verschilt de mate van vertekening voor afzonderlijke standaardvraagstellingen. De resultaten over selectiviteit van de non-respons op basis van achtergrondkenmerken van respondenten zijn consistent. Er is in de postenquête een ondervertegenwoordiging van verschillende achterstandsgroepen, zoals mensen met een laag inkomen, allochtonen (met name diegenen die kort in Nederland zijn en ouderen) en mensen uit GSB-wijken. Ouderen met de Nederlandse etniciteit daarentegen zijn oververtegenwoordigd bij enquêteonderzoek. Dat mensen met een maatschappelijke achterstandspositie en allochtonen ondervertegenwoordigd zijn in dit type onderzoek, komt overeen met resultaten van andere studies (Te Riele, 2002; Straver & Tromp, 2002; Quak et al., 2005). Dankzij de herinneringen per telefoon en dankzij adresbezoeken zijn deze achterstandsgroepen beter vertegenwoordigd. Vergelijkbare resultaten zijn gevonden in een onderzoek in Rotterdam. Hier wordt geconcludeerd dat met behulp van tweetalige methoden, schriftelijk dan wel mondeling, respondenten met andere, minder gunstige, achtergrondkenmerken bereikt lijken te worden dan met een Nederlandstalige postenquête (Van Buren et al., 2006). Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
49
3
Conclusies en aanbevelingen
Verder geven meerdere analyses sterke aanwijzingen dat de gezondheid van respondenten verschilt van die van non-respondenten. De redenen om niet mee te doen aan enquêteonderzoek is anders in de verschillende subgroepen. Zowel in het huidige onderzoek als in een literatuuronderzoek (Te Riele, 2002) blijkt dat bij sommige groepen een slechte gezondheid reden is om (snel) mee te doen aan het onderzoek en voor andere juist een reden om te weigeren (Holle et al. 2006). Ook een goede gezondheid kan een reden zijn om niet te reageren. De groep nonrespondenten bestaat hierdoor voor een deel uit mensen met een slechter en voor een deel uit mensen met een betere gezondheid (Straver & Tromp, 2002). Men zou hieruit kunnen concluderen dat de respondenten dan toch een goede afspiegeling vormen, maar hierbij zou een belangrijk gegeven over het hoofd gezien worden. Het huidige onderzoek toont namelijk aan dat de snelheid van en de redenen voor non-respons verschillen tussen sociaaldemografische groepen. In de achterstandsgroepen zijn er meer mensen die niet (snel) meedoen aan de postenquête omdat er sprake is van gezondheidsproblemen terwijl er in de andere groepen meer mensen zijn die niet (snel) meedoen omdat ze geen gezondheidsproblemen hebben. Uit eerder onderzoek (Chen et al., 2003; Uniken Venema & Garretsen, 1995; Ulser & Scroll, 1992; Launer,1994 ) blijkt ook dat door selectieve non-respons een vertekening optreedt die leidt tot onder- en overschatting van de gezondheidsproblemen in bepaalde groepen. Dit geldt echter niet bij alle onderwerpen uit gezondheidsenquêtes. Een andere indicatie voor een selectieve non-respons van enquêteonderzoek is dat mensen die hulp bij het invullen nodig hadden, sterk afwijken van de overige respondenten. Zonder het aanbieden van de hulp zouden deze mensen buiten beeld blijven terwijl zij juist relatief veel lichamelijke gezondheidsklachten hebben. Interne validiteit Het onderzoek naar de interne validiteit van enkele van de standaardvraagstellingen beoogde in kaart te brengen of het gebruik hiervan leidt tot een systematische vertekening van de uitkomsten en of deze vertekening in grootte en richting verschilt tussen subgroepen. Het is uit de verschillende resultaten gebleken dat deze standaardvraagstellingen inderdaad minder valide zijn onder achterstandsgroepen, en dat dit een systematisch verschil betreft, waardoor groepen onderling niet goed te vergelijken zijn. Dit blijkt met name een rol te spelen bij vragen over subjectieve gezondheid en geestelijke gezondheid. Bij de verschillende sociaaldemografische groepen spelen andere aspecten een rol bij het beoordelen en benoemen van de eigen ervaren gezondheid, de belemmeringen en het inschatten van de ernst van hun klachten. De antwoorden zijn daardoor niet goed vergelijkbaar tussen de verschillende sociaaldemografische groepen. Ouderen wijken het meeste af wat betreft interpretatie en beoordeling van hun gezondheid; oudere respondenten rapporteren minder snel een lage ervaren gezondheid omdat zij een hogere drempel hiervoor hanteren. Uit eerder onderzoek blijkt dat dit ook kan optreden bij lage SES-groepen (vgl. Macintyre, Der & Norrie, 2005; Schrijvers et al., 1994), maar dit is niet bevestigd door het huidige onderzoek. Wat betreft de standaardvraagstelling voor het meten van angst en depressie (de K10) blijkt uit het huidige onderzoek dat de nuanceverschillen binnen de gebruikte schaal niet helder zijn voor de respondenten uit achterstandsgroepen. In een ander onderzoek wordt dan ook geadviseerd andere afkappunten te gebruiken voor verschillende etnische groepen (De Wit et al., 2006), gegeven een systematisch verschil tussen groepen in de uitkomsten op deze schaal. In het literatuuroverzicht van Dotinga et al. wordt benadrukt dat er crossculturele verschillen in 50 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
3.2 Nadere beschouwing van de resultaten
interpretatie van psychologische en abstracte concepten bestaan; in verschillende groepen hebben de uitkomsten een andere betekenis. Op de validiteit van de standaardvraagstellingen zijn ook nog andere factoren van invloed. Er blijkt een groot verschil te bestaan in begrip van de vragenlijst, met name tussen etnische en sociaaleconomische groepen (bijvoorbeeld de standaardvraagstellingen over lichamelijke gezondheid). Ook zijn er verschillen in cognitieve capaciteit gevonden tussen hoge en lage SES groepen, bijvoorbeeld bij het uitrekenen van gemiddelden (standaardvraagstelling bewegen). Kennisgebrek over gezondheidsterminologie, onbegrip over het invullen van de vragenlijst, taalproblemen en lichamelijke en geestelijk beperkingen zijn de belangrijkste factoren die gevonden zijn als oorzaken voor over- en onderrapportage. De verkeerd ingevulde antwoorden veroorzaken geen duidelijke vertekening in een bepaalde richting. Ontbrekende antwoorden daarentegen zorgen wel voor een risico op onderschatting van de gezondheidsproblemen. De hoeveelheid missende waarden verschilt per groep, en met name ouderen en laag opgeleiden vullen vragen relatief vaak niet in. Over dit onderwerp zijn weinig vergelijkbare studies. Wel wordt regelmatig aangekaart dat bij het analyseren van de data blijkt dat sommige vragenlijsten niet op de goede manier zijn ingevuld of dat antwoorden ontbreken (Quak et al., 2005; De Leeuw, 2001; Friedman & Clusen, 2002). Om tegemoet te komen aan de problematiek bij schriftelijke vragenlijsten, zouden enquêtes ook mondeling kunnen worden afgenomen. Van Buren et al. concluderen in een onderzoek in Rotterdam dat schriftelijke versus mondelinge enquêtes leiden tot andere prevalentieschattingen (2006). Er konden echter geen harde uitspraken gedaan worden over welke methode het beste is. Het huidige onderzoek laat zien dat hulp bij het invullen van de enquête door derden enerzijds kan leiden tot onderrapportage, maar anderzijds tot meer valide antwoorden door verduidelijking van vragen. Beperkingen van dit onderzoek. Met name bij het non-respons onderzoek was het lastig om personen te vinden die de enquête niet teruggestuurd hadden maar alsnog bereid waren mee te werken. Dit speelde vooral bij Marokkaanse, Turkse en Surinaamse/Antilliaanse non-respondenten. Dit probleem is inherent aan non-respons onderzoek en is niet goed oplosbaar. De vraag blijft dus bestaan of de mensen die hebben meegewerkt aan het non-repons onderzoek representatief zijn voor de totale groep nonrespondenten. Toch denken wij dat door een combinatie van verschillende onderzoeksmethoden onze conclusies gerechtvaardigd zijn. Ook bij het tweede onderdeel van het onderzoek met betrekking tot de interne validiteit, betreft de onderzoeksgroep slechts een klein deel van de totale groep. Bij de werving van deelnemers aan de face-to-face interviews heeft op meerdere momenten selectie plaats gevonden; eerst diegenen die meegedaan hebben met het reguliere enquêteonderzoek, daarna de groep die ook toestemming gegeven heeft voor extra deelname aan het huidige onderzoek, en tenslotte degenen die daadwerkelijk bereikt zijn voor de face-to-face interviews. Met name bij degenen met een Turkse en Marokkaanse etniciteit en bij de laag opgeleiden is de non-respons in ieder stadium hoog. De weerstand tegen deelname lijkt samen te hangen met onbekendheid met zulk onderzoek en het maatschappelijke belang ervan. Bij de mensen uit deze groepen die niet bereikt zijn, zullen de in dit rapport besproken beperkingen van enquêteonderzoek naar verwachting dus een nog grotere invloed hebben. Het beeld wat geschetst wordt in dit rapport zou daarom gunstiger kunnen zijn dan de werkelijke situatie. Overigens is het
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
51
3
Conclusies en aanbevelingen
kwalitatieve deel van het huidige onderzoek naar de interne validiteit meer beschrijvend, en is het vereiste van representativiteit van minder groot belang om uitspraken te kunnen doen. Om de validiteit van het enquêteonderzoek te kunnen bepalen, zouden zelfgerapporteerde gezondheidsproblemen idealiter vergeleken moeten kunnen worden met een geverifieerde objectieve meting, i.e. een “gouden standaard”. Dit was echter niet mogelijk in het onderzoek. Het vergelijken van de uitkomsten met informatie die op andere manieren is verzameld, is dan de enige manier om de validiteit te bepalen. Echter, zelfs bij het onderdeel ‘chronische aandoeningen’ bleek dat sommige mensen ook met hulp van een enquêteur niet konden bepalen welke ziekten of aandoeningen op hen van toepassing waren. Dit is in zichzelf wel een belangrijk onderzoeksresultaat. Een andere pragmatische oplossing was door in de face-to-face interviews onder personen die een probleem rapporteerden door te vragen naar de achtergronden; hieruit bleek dat eenzelfde antwoord op een vraag voor verschillende groepen een verschillende betekenis had. Het huidige onderzoek richt zich vooral op achterstandsgroepen, zoals Nederlandse ouderen en laag opgeleiden. Dit heeft ertoe geleid dat de invloed van sociaal-culturele factoren en verschillen in betekenis door vertalingen op het beantwoorden van de gezondheidsvragen niet of nauwelijks aan bod zijn gekomen. De nadruk is vooral gelegd op de achterstandspositie van de allochtone respondenten, in de betekenis van verbale en cognitieve capaciteiten. De sociaalculturele factoren die bij deze groepen het omgaan met gezondheid beïnvloeden en de linguïstische factoren die de manier van invullen van de enquête beïnvloeden, zijn onderbelicht gebleven. De analyse van sociaal-culturele en linguïstische factoren vergt meer inspanning dan geleverd kon worden in het huidige onderzoek; een intensiever contact tussen onderzoeker en de informanten en het opbouwen van een vertrouwensrelatie zijn cruciaal voor het achterhalen van deze informatie, met name wanneer het taboeonderwerpen of gevoelige informatie betreft. Ook verwachten wij dat deze culturele en linguïstische factoren verschillen tussen specifieke etnische subgroepen (bijvoorbeeld eerste versus tweede generatie Marokkanen, tussen Turkse vrouwen en mannen, tussen Surinamers en Antillianen van verschillende opleidingsniveaus, enzovoorts).
3.3 Aanbevelingen De conclusies van het onderzoek resulteren in een aantal aanbevelingen voor verbetering en/of aanpassing van gegevensverzameling onder achterstandsgroepen binnen de context van de Lokale en Nationale Monitors. Daarna worden opvattingen van onderzoekers van GGD’en over de methodologie van achterstandsgroepen beschreven. 3.3.1 Algemene aanbevelingen voor de Lokale en Nationale Monitors Volksgezondheid Methode Achterstandsgroepen zijn ondervertegenwoordigd in het enquêteonderzoek en er zijn aanwijzingen dat er gezondheidsverschillen bestaan tussen respondenten en non-respondenten. Dit betekent dat de dit type onderzoek een selectieve respons oplevert, wat leidt tot vertekening van de resultaten. Daarnaast zijn enkele van de standaardvraagstellingen minder valide bij gebruik onder
52 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
3.3 Aanbevelingen
achterstandsgroepen. Het aanpassen van de methode van afname (mondeling in plaats van schriftelijk) kan een oplossing zijn voor de methodologische knelpunten bij achterstandsgroepen. Het mondeling afnemen van de vragenlijst biedt mogelijkheden om de interne validiteit van de antwoorden te verbeteren. Er is dan toelichting op de vragen mogelijk waardoor de vertekening als gevolg van onbegrip van vragen zal verminderen. Mondelinge afname verbetert bovendien de representativiteit binnen allochtone groepen (Van Buren et al., 2006). Er zijn echter ook nadelen verbonden aan deze oplossing. Een belangrijke kritiek op de mondelinge methode is dat er vaker sprake is van het rapporteren van sociaal wenselijke antwoorden dan bij de schriftelijke methode (Van den Brink et al., 2005), in het bijzonder onder allochtonen (Dotinga et al., 2007). Ook zijn er praktische bezwaren tegen de mondeling methode; het is arbeidsintensief en daardoor veel duurder dan de schriftelijke methode. We bevelen dan ook aan om de mondelinge methode enkel toe te passen wanneer mensen niet in staat zijn zelfstandig de schriftelijke vragenlijst in te vullen. Bij de manier van werving van respondenten is ook verbetering mogelijk. Een intensievere en persoonlijkere manier van werven is geschikter voor onderzoek onder achterstandsgroepen. De non-respondenten van de schriftelijke enquête worden telefonisch of aan de deur benaderd, waarbij uitleg gegeven wordt over het onderzoek en het belang ervan. Om zo representatief mogelijke prevalentiecijfers voor de hele populatie te presenteren, is het daarnaast aan te bevelen weegfactoren te gebruiken gebaseerd op leeftijd, geslacht, etniciteit en SES. Ondanks deze aanpassingen blijft terughoudendheid geboden bij het beschrijven van gezondheidsverschillen tussen achterstandsgroepen onderling en in vergelijking met andere groepen. Standaardvraagstellingen Ook het aanpassen van de standaardvraagstellingen zou de kwaliteit van de verzamelde data kunnen verhogen. Globaal gezien onderscheiden we twee factoren die de interne validiteit het meeste beïnvloeden; de interpretatie en het begrip van de items van de vragenlijst. Verschillen in interpretatie blijken met name een rol te spelen bij vragen over subjectieve gezondheid en geestelijke gezondheid, dit geldt voor alle achterstandsgroepen. Deze verschillen leiden ertoe dat niet gemeten wordt wat men beoogt te meten. Om rekening te kunnen houden met deze verschillen tussen groepen is meer validatie-onderzoek nodig. Dit onderzoek zal zich met name moeten richten op de invloed van sociaal-culturele factoren en verschillen in betekenis door vertalingen, op het beantwoorden van de gezondheidsvragen. De voorkeur gaat hierbij in eerste instantie uit naar onderzoek onder allochtonen, om de cross-culturele verschillen te onderkennen. Verschillen in interpretatie tussen leeftijdsgroepen of groepen op basis van opleidingsniveau lijken ook belangrijk te zijn bij het beantwoorden van gezondheidsvragen, en ook hierover is nog onvoldoende bekend. Het tweede methodologisch knelpunt wordt gevormd door verschillen in begrip van de standaardvraagstellingen tussen hoge en lage SES groepen. In sommige gevallen leidt dit tot onderschatting van de mate van gezondheid. Sommige (onderdelen van) standaardvraagstellingen zijn hierdoor op dit moment minder goed bruikbaar onder achterstandsgroepen. De standaardvraagstelling “chronische aandoeningen” bijvoorbeeld levert problemen op vanwege het hoge taalniveau en de ingewikkelde vraagformuleringen. Ook de standaardvraagstelling “lichaamsbeweging” is ongeschikt vanwege de eisen die gesteld worden aan rekenvaardigheid en aan het geheugen van de respondent. De verschillen in begrip tussen groepen verminderen wanneer de manier van vragen en het woordgebruik worden aangepast aan het begripsniveau van de respondenten uit lage SES-groepen. Als er minder ingewikkelde vraagformuleringen worden Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
53
3
Conclusies en aanbevelingen
gebruikt is er ook minder kennis van het Nederlands nodig om betrouwbare antwoorden te kunnen geven. Daarom bevelen we aan sterk versimpelde standaardvraagstellingen voor achterstandsgroepen te ontwikkelen (zie volgende paragraaf). 3.3.2 Praktische aanbevelingen Deze paragraaf bevat praktische aanbevelingen voor het verbeteren van gezondheidsonderzoek bij achterstandsgroepen. Methode van werving en afname •
Intensievere werving; mondeling benaderen van respondenten om onderzoek toe te lichten
•
Zo nodig respondenten hulp aanbieden bij invullen (inclusief eigen-taal enquêteurs)/ mondelinge afname
•
Hulp aanbieden door mensen met medische achtergrond, zoals studenten medicijnen. Goed getrainde interviewers gebruiken met minstens MBO opleidingsniveau.
•
Beloning uitreiken/ loterij organiseren
Aanpassingen standaardvraagstellingen •
Bij het selecteren van vraagstellingen indien mogelijk instrumenten kiezen die gevalideerd zijn voor de belangrijkste allochtone groepen, voor laagopgeleiden en voor ouderen.
•
Indicatoren toevoegen die inzicht geven in de validiteit van de antwoorden: 1)
een item over ontvangen hulp bij het invullen van de vragenlijst
2)
een item voor het meten van cognitieve achteruitgang bij ouderen, bijvoorbeeld de vraag herhalen over het aantal keren huisartsbezoek.
3)
de vraag hoeveel jaar men in Nederland woont.
•
Zo kort mogelijke vragenlijst
•
Vertaalde (delen van de) vragenlijst voor de enquêteurs (Marokkaans Arabisch, Turks en Engels) (met name medische terminologie, psychische klachten en begrippen die de mate of de frequentie van klachten aanduiden.
•
Vereenvoudigen van de vragenlijst: vermijden van dubbele ontkenningen, gemiddelden, tabellen en lange zinnen met verschillende deelvragen. Meer vragen gebruiken op klachtenniveau in plaats van op basis van diagnoses.
•
Cultureel sensitief maken van de gezondheidsenquête, bijvoorbeeld meer aandacht besteden aan introductie bij gevoelige onderwerpen.
Triangulatie •
Bij gezondheidsonderzoek onder achterstandsgroepen niet enkel gebruik maken van uitkomsten van schriftelijk enquêteonderzoek, maar verschillende methoden gebruiken. Met name bij het vergelijken van etnische groepen en hoge en lage SES-groepen. Dit kan bestaan uit mondeling verzamelde gegevens en alternatieve registraties zoals huisartsregistraties en verzekeringsregistraties.
54 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
3.3 Aanbevelingen
Analyse van de gegevens •
Om zo representatief mogelijke prevalentiescijfers voor de hele populatie te presenteren, weegfactoren gebruiken gebaseerd op leeftijd, geslacht, etniciteit en SES.
•
Item non-respons analyseren en een norm stellen voor maximaal aantal missende waarden per item in specifieke groepen als voorwaarde voor het doen van uitspraken op basis van dit item.
•
Zo nodig andere afkappunten gebruiken bij verschillende etnische groepen. Actief op zoek gaan naar validatie-studies en gebruik maken van de gevonden resultaten.
3.3.3 Opvattingen onderzoekers GGD’en Om de methodiek van gezondheidsonderzoek door GGD’en te verbeteren is er draagvlak nodig bij de betreffende onderzoekers. Dit is in kaart gebracht door middel van interviews en workshops (zie methodologie). Het symposium ‘Niet te peilen, methodologie enquêteonderzoek achterstandsgroepen en allochtonen’, trok veel belangstellenden, van veel verschillende GGD’en. Hieruit blijkt dat er veel interesse is in het onderwerp. In het algemeen is men zich ook bewust van de beperkingen van postenquêtes onder achterstandsgroepen. In grote steden bestaat veel interesse voor methodiekontwikkeling op gebied van allochtonenonderzoek. Er is met name interesse in manieren om de respons te verhogen, de invloed van taal en cultuur op interpretatie van de vragen, en het omgaan met (on)vergelijkbaarheid van gegevens tussen verschillende etnische groepen en verschillende methodieken. Buiten de grote steden is er ook belangstelling voor het thema methodologie, maar het is meer gericht op onderzoek bij mensen met lage sociaal economische status. De kleine aantallen allochtonen in die gemeenten rechtvaardigen volgens de onderzoekers daar specifieke inspanningen voor die groepen niet. Aan de methodologische knelpunten van ouderenonderzoek lijkt minder belang te worden gehecht, veelal worden wel specifieke onderzoeksmethodieken aanbevolen voor 75+ onderzoek. De meeste onderzoekers zijn het eens met de extra inspanningen om een meer representatieve respons te krijgen, zolang de schriftelijke methode maar behouden blijft. Wat betreft de overig oplossingen voor de methodologische knelpunten lopen de meningen uiteen. Het grootste probleem is dat de mogelijkheden vaak beperkt zijn en dat dus keuzes gemaakt moeten worden die zoveel vóór- als nadelen hebben. Sommige onderzoekers zijn geneigd zoveel mogelijk vast te houden aan de postenquête. Redenen voor deze voorkeur zijn praktische overwegingen (financieel en gebrek aan ervaring met andere methoden) en gebrek aan vertrouwen in het gebruik van meerdere methoden. Het gebruik van één en dezelfde methode voor verschillende groepen zou leiden tot beter vergelijkbare gegevens dan het gebruik van verschillende methoden (zoals vertaalde vragenlijsten of mondelinge afname). Met name deze onderzoekers stellen dat het noodzakelijk is de standaardvraagstellingen aan te passen omdat deze te ingewikkeld zijn en het taalniveau te hoog is. Men is het onderling oneens of dit alleen nodig is voor allochtonen of ook voor lage SESgroepen. Andere onderzoekers hechten meer belang aan triangulatie; zij raden aan andere bronnen te raadplegen en eventueel extra gegevens te verzamelen door middel van mondelinge interviews. Als men zich bewust is van de verschillen, is het goed mogelijk verschillende methoden naast elkaar te gebruiken. Het verkrijgen van aanvullende informatie over de groepen die niet optimaal bereikt
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
55
3
Conclusies en aanbevelingen
worden met de postenquête, weegt volgens deze onderzoekers op tegen de bovengenoemde bezwaren over de validiteit. De algemene conclusie van de onderzoekers van GGD’en is dat het verzamelen van gezondheidsinformatie via schriftelijke enquêtes niet voldoet voor achterstandsgroepen. Of er draagvlak is voor het aanpassen van de methodiek hangt vooral samen met de relevantie binnen de betreffende GGD regio; in de regio’s waar achterstandsgroepen een belangrijker deel uitmaken van de bevolking is het draagvlak het grootst. Over de beste oplossing voor het vraagstuk lopen de meningen van de onderzoekers uiteen. Drie veranderingen in de methodiek worden het meeste ondersteund door de onderzoekers; het aanpassen van de manier van werving voor een meer representatieve respons, het versimpelen van de standaardvraagstellingen en het gebruik van andere bronnen aanvullend op enquêteonderzoek.
56 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Literatuur
Literatuur Agyemang C, Denktas S, Bruijnzeels M, Foets M. (2006) Vality of the single-item question on selfrated health status in first generation Turkish and Maroccan versus native Dutch in the Netherlands.
Public Health 120, 543-550 Bouwman J, Quak S. Procesverslag Gezondheidspeiling 2003, Utrecht: Bureau Epidemiologie en Informatie GG&GD Utrecht, 2004. Brink CL van den, Vliet AL, Boshuizen HC, Ameijden EJC van, Droomers M. (2005) Methodologie
Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid, Gevolgen voor vergelijkbaarheid van gegevens. Bilthoven: RIVM Buren LP van, Joosten - van Zwanenburg E, Voorham AJJ, Kunst A.(2006) Gezondheidsenquêtes onder de Turkse bevolking van Rotterdam: een vergelijking van drie methoden (abstract ncvgz). Rotterdam: GGD-Rotterdam e.o. CBS (2005). De respons en non-respons van allochtone bevolkingsgroepen/ In: Enquêteonderzoek
onder allochtonen. Problemen en oplossingen. Voorburg/ Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek Chen R, Li Wei & Syme (D) (2003) Comparison of early and delayed respondents of a postal health survey: A questionnaire study of personality traits and neuropsychological symptoms. European
Journal of Epidemiology 18: 195-202, 2003 Comijs H.C. (2006) De invloed van het cognitief functioneren op het meten van lichamelijke en psychische gezondheid. GGZ Buitenamstel/ VUMC. Presentatie tijdens het symposium van de Werkgroep Onderzoek Gezondheidstoestandmeting op 20 april 2006. http://gezondheidstoestand.googlepages.com, mei 2006. Dotinga A, Brink CL, van den, Ameijden, EJC. van, Droomers, M. (2007) Gezondheidsenquêtes onder
allochtonen: methodologische aspecten (concept). Bilthoven: Centrum voor Preventie- en Zorgonderzoek, RIVM Etter JF, Perneger TV. Analysis of non-response bias in a mailed health survey. J Clin Epidemiol
1997;50:1123–28. Friedman EM, and Clusen NA (2002) Better late. Characteristics of late respondents to a health care survey. Mathematica Policy Research. Green KE (1991). Reluctant respondents: Differences between early, late and nonresponders to a mail survey. Journal of Experimental Education, 59, 268-276; Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
57
Literatuur
Holle R, Hochadel M, Reitmeir P, Meisinger C, Erich Wichman H. Prolonged Recruitment Efforts in Health Surveys, Effect on Respons, Costs, and Potential Bias. Epidemiology Vol 17, nr 6, November 2006 Lahaut VMHCJ, Jansen HAM, Mheen, D. van de, Garretsen, HFL, Verdurmen, JEE, & Dijk, A. van (2003). Estimating non-response bias in a survey on alcohol consumption: comparison of response waves. Alcohol and Alcoholism, 38(2), 128-134. Launer JL, Wind AW, Deeg DJH. Nonrespons Pattern and Bias in an Community-based Crosssectional Study of Cognitive Functioning among the elderly. Am J. Epidemiol 1994;139: 803-12 Lindert H van, Droomers M, Westert GP. Een kwestie van verschil: verschillen in zelfgerapporteerde
leefstijl, gezondheid en zorggebruik / Utrecht: NIVEL, Bilthoven: RIVM, 2004. Mackenbach JP, Looman CW & van der Meer JB. Differences in the misreporting of chronic conditions, by level of education: the effect on inequalities in prevalence rates. Am.J. Public Health
1996;86:706-11 Macintyre S, Der G. & Norrie J. Are the socioeconomic differences in responses to a commonly used self report measure of chronic illness? International Journal of Epidemiology 2005: 34: 1284-1290 Meloen JD & Veenman J. (1990), Het is maar de vraag ..., Onderzoek naar responseffecten bij
minderhedensurveys (It is just a question..., Research into response patterns in minority surveys), Koninklijke Vermande, Lelystad. Uniken Venema HP, Garretsen HFL. Het meten van gezondheidstoestand: 4 Gezondheidsonderzoek
bij moeilijk bereikbare groepen. Assen: Van Gorcum, 1995. p82-99 Olser M & Schroll M. Differents between participants and non-participants in a population study on nutrition and health between the elderly. Eur. J. Clin Nutr 1992; 46: 289-95 Penninx, BWJH. De complexiteit van lichamelijke co-morbiditeit. Presentatie tijdens het symposium van de Werkgroep Onderzoek Gezondheidstoestandmeting op 20 april 2006. Opgehaald van de website http://gezondheidstoestand.googlepages.com/ in mei 2006. Quak S, Schreurs H, Ameijden E van. (2006) Project ‘Vraaggericht preventiebeleid’
Eindverslag fase 1 De vragende burger!? Preventiebehoeften en aanbod in de Utrechtse
GSB-wijken;
integratie van diverse methoden en aanbevelingen voor een instrument. Utrecht: GG&GD Utrecht Schmeets, H. 2004, Respons van eerste generatie allochtonen in het POLS. Bevolkingstrends 52 (4),p. 92-97
58 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Literatuur
Schothorst,Y. (2002) Onderzoek onder allochtonen, wat mag, wat moet en wat kan? In: HoutkoopSteenstra H, Veenman J. Interviewen in de multiculturele samenleving. Assen: Koninklijke Van Gorcum Schrijvers C, Stronks K, van de Mheen D, Coebergh J. and Mackenbach JP. Validation of Cancer Prevalence Data from a Postal Survey by Comparison with Cancer Registry Records Am. J. Epidemiol
1994; 139: 408-14 Stoop, I. (2005) De jacht op de laatste respondent. Nonrespons in steekproefonderzoek. Sociaal Cultureel Planbureau Straver I & Tromp E. (2002) Non-respons bij het onderzoek “Senioren onder de loep’. GGD Midden Nederland Wit de MAS, Tuinebreijer WC, Beekman ATF, Dekker J, Gorissen WHM, Penninx BW, Komproe IH, Mesu, PS & Verhoeff AP (2006). Stemmings- en angststoornissen in Amsterdam: verschillen in
vóórkomen en zorggebruik naar etniciteit. Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2006, Amsterdam: GGD Amsterdam
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
59
Bijlagen
Bijlagen Bijlage 1: Grote Steden Beleid-wijken in Utrecht (GSB-subwijk)
Wijk
Noordwest
Overvecht
Zuid
Zuidwest
Wijknr.
2
3
7
8
GSB-subwijk
GSB-
Aantal te bezoeken
subwijknr.
non-respondenten
Zuilen-west
4
21
Zuilen-noord/oost
5
23
Ondiep, 2de Daalsebuurt
7
25
Taagdreef, Zamenhofdreef
8
13
Wolgadreef, Neckerdreef
9
17
Amazonedreef
10
12
Zambesidreef, Tigrisdreef
11
20
Oud Hoograven, Tolsteeg
20
16
Nieuw Hoograven, Bokkenbuurt
21
13
Kanaleneiland
23
30
Transwijk
24
10
Bron: Gemeente Utrecht Afdeling Bestuursinformatie en het Communicatiebureau, 2006
60 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
b
b
Bijlage 2: Werkwijze gezondheidspeiling steekproef Er is een steekproef aangevraagd van 6500 personen. Dit is nodig om op wijkniveau, en in GSB wijken op subwijkniveau en over ouderen, uitspraken te kunnen doen. De steekproef bestaat uit een basis steekproef 16+ (ong. 5000) opgehoogd naar wijk: (4x800 in GSB-wijken en 6x300 in gewone wijken) en een extra steekproef 65+ (ong. 1500) random over de stad. Er is gekozen voor de leeftijdscategorie 16 jaar en ouder. Jeugd zit niet in de steekproef, omdat er een aparte jeugdmonitor bestaat. Voor de wijk Leidse Rijn zijn adresgegeven verkregen via het Leidsche Rijn Gezondheids Project (LRGP). selectie In de steekproef kwam het voor dat twee of meer mensen op één adres geselecteerd waren. Er is voor gekozen alle personen in de steekproef te laten zitten. Bewoners van verpleeghuizen zijn uitgesloten. Enquête Er zijn twee soorten enquêtes verzonden: 1.
voor mensen van 16-54 jaar
2.
voor mensen van 55+
Er is gekozen voor twee enquêtes, omdat “ouderen” andere gezondheidsproblemen hebben dan “jongere” mensen. De grens ligt bij 55 jaar, omdat over het algemeen gezondheidsklachten vanaf die leeftijd toenemen. Mondelinge afname Mensen konden aangeven hulp te willen bij het invullen van de enquête. Dit werd gedaan door de
enquêteurs (zie enquêteurs). In totaal is bij 109 mensen mondeling de enquête afgenomen, waarvan 20 in het Marokkaans en 16 in het Turks.
Begeleidende brieven In de begeleidende brieven is bewust veel aandacht besteed aan privacy/anonimiteit. Uit voorgaande jaren is gebleken dat hier veel vragen over zijn onder de respondenten. De vertaling van de brieven in Turks en Arabisch is gedaan door Voorlichters eigen taal en cultuur van de GG&GD. Tweede rappel • Het tweede rappel (bellen (5X) en brief of langsgaan) werd gedaan door enquêteurs. •
Mensen die in telefoonboek staan werden telefonisch benaderd. Hierbij is gezocht op adres, omdat niet iedereen met eigen naam in het telefoonboek staat.
•
Mensen waarvan we een telefoonnummer konden vinden werden maximaal 5 keer gebeld (minimaal op 3 verschillende dagen, 2x overdag en 3x ’s avonds). In drie sessies van 3 uur (10.00-13.00 uur, 13.3016.30 uur en 17.00-20.00 uur) werd er de hele dag door gebeld.
•
Turkse mensen werden gebeld door Turkse enquêteurs (geslacht maakt niet uit)
Marokkaanse mensen werden gebeld door Marokkaanse enquêteurs (geslacht maakt niet uit) Overige respondenten: geen voorkeur Bij de personen waarvan de bleken de telefoonnummers niet bleken te kloppen (woonde niet op adres en waren daar ook niet bekend, telefoonnummer klopt niet met adres, afgesloten) is ook langsgegaan.
61
Bijlagen
Adresbezoek Mensen waarvan geen telefoonnummer te achterhalen waren, werden aan de deur benaderd. Een kleine week van tevoren ontvingen zij een brief met de mededeling dat er iemand zou langskomen, zodat mensen voldoende tijd hadden om af te kunnen bellen. Als de mensen niet afbelden werden ze aan de deur benaderd tussen 17-21h ’s avonds. Adresbezoeken op één avond werden zoveel mogelijk in dezelfde wijk gepland. Bij voorkeur werd de volgende benaderingswijze gehanteerd: Turkse vrouwen worden benaderd door Turkse vrouwelijke enquêteurs Turkse mannen worden benaderd door Turkse mannelijke enquêteurs Marokkaanse vrouwen worden benaderd door Marokkaanse vrouwelijke enquêteurs Marokkaanse mannen worden benaderd door Marokkaanse mannelijke enquêteurs Overige respondenten: geen voorkeur Door afzeggingen (o.a. ziekte) van enquêteurs is in enkele gevallen van deze benaderingswijze afgeweken. Sommige personen waren telefonisch niet bereikbaar omdat het gevonden telefoonnummer niet klopte (onbekend op adres, telefoonnummer klopt niet met adres, afgesloten (raar geluid)). Bij deze mensen zijn alsnog enquêteurs langs gegaan (zie Tweede rappel, bellen). De benaderingswijze is anders dan bovenstaande. De adressen zijn verdeeld over 8 enquêteurs en meegedeeld dat zij binnen een week langs moesten gaan (dus geen schriftelijke aankondiging vooraf). Indien de mensen niet thuis waren, werd er een briefje achtergelaten waarop alsnog gevraagd werd of men de vragenlijst in zou willen vullen. Enquêteurs Werving van de enquêteurs werd gedaan d.m.v. plaatsing van advertenties in het U-blad, Ons Utrecht en het Stadsblad en door briefjes op te gehangen in de universiteisgebouwen op de Uithof. De mensen die als eerste reageerden en voldeden aan enkele criteria zijn op gesprek gekomen voor een soort kennismakingsgesprek. Deze criteria waren: telefonisch redelijk overkomen, goed Nederlands sprekend, representatief, evt., beschikbaar zijn tijdens tweede rappel. De enquêteurs werden aangenomen op basis van een freelance contract: Dit betekende dat zij bruto werden uitbetaald door de GG&GD (einde van het jaar nog zelf belasting betalen), ze zich niet ziekenfonds konden verzekeren en er geen premies werden betaald (geen recht op WW). Publiciteit Om de mensen op de hoogte te brengen van de peiling is een persberichten/aankondiging in de krant verschenen, zowel in Ons Utrecht als het Stadsblad. Uitgebreide informatie is op website van de gemeente (GG&GD) geplaatst. Hiervoor is een speciale pagina ontworpen. Deze was met name bedoelt voor mensen die een enquête hadden ontvangen. In de begeleidende brief werd expliciet verwezen naar de website. Prijzen Er zijn vijf prijzen van 100 euro verloot onder de respondenten.
62 Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
Bijlage 3: Standaardvraagstellingen
A. LICHAMELIJKE GEZONDHEID A1 Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen?
2
uitstekend zeer goed goed matig slecht
A Wilt u bij de volgende ziekten en aandoeningen aankruisen of u die heeft of in de afgelopen 12 maanden heeft gehad. Graag elke regel invullen. nee a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. o. p. q. r. s.
diabetes mellitus/suikerziekte beroerte, hersenbloeding, herseninfarct of TIA hartinfarct een andere ernstige hartaandoening (zoals hartfalen of angina pectoris) een vorm van kanker (kwaadaardige aandoening) migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn hoge bloeddruk vernauwing van de bloedvaten in de buik of benen (geen spataderen) astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD ernstige of hardnekkige darmstoornissen langer dan 3 maanden psoriasis chronisch eczeem onvrijwillig urineverlies (incontinentie) ernstige of hardnekkige aandoening van de rug (incl. hernia) gewrichtsslijtage (artrose, slijtagereuma) van heupen of knieën chronische gewrichtsontsteking (ontstekingsreuma, chronische reuma, reumatoïde artritis) andere ernstige of hardnekkige aandoening van de nek of schouder andere ernstige of hardnekkige aandoening van elleboog, pols of hand andere langdurige ziekte of aandoening,
ja, niet door arts vastgesteld
ja, door arts
vastgesteld
namelijk
63
Bijlagen
A3 In welke mate wordt u door ziekte of aandoeningen belemmerd bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis, in uw werk of in uw vrijetijdsbesteding?
A4 Bent u in de afgelopen 3 maanden wel eens gevallen?
sterk belemmerd licht belemmerd niet belemmerd
ja, 1 keer ja, 2 keer ja, meer dan 2 keer nee GA NAAR VRAAG B1
A5 Waar bent u de laatste keer gevallen?
in huis om het huis elders
A6 Heeft u lichamelijk letsel opgelopen door deze laatste val?
ja nee
B. ZORGGEBRUIK B1
Wanneer heeft u voor het laatst voor uzelf contact gehad met een huisarts? (Bezoek aan huisarts, huisbezoeken en telefonisch consult. Hiermee wordt niet bedoeld telefonisch contact voor het aanvragen van een herhaalrecept.) in de afgelopen 2 maanden Hoe vaak heeft u in de afgelopen 2 keer maanden contact gehad? langer dan 2 maanden maar minder dan 12 maanden geleden 12 maanden geleden of langer nog nooit
B2
Heeft u in de afgelopen 12 maanden voor uzelf contact gehad met één van de volgende zorgverleners? nee ja a. medisch specialist b. tandarts of mondhygiënist c. bedrijfsarts d. GG&GD (gemeentelijke gezondheidsdienst) e. diëtist f. ergotherapeut g. fysiotherapeut
64
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
logopedist oefentherapeut Cesar/Mensendieck thuiszorg (wijkverpleegkundige, gezinsverzorging, Alfa-hulp) RIAGG (Altrecht)/GGZ (instellingen voor geestelijke gezondheidszorg) Algemeen Maatschappelijk Werk CAD (centrum Maliebaan)/verslavingszorg vrijgevestigd psycholoog vrijgevestigd psychiater alternatieve behandelaars (homeopaat, acupuncturist, iriscopist, enz.) vrijwilligersorganisatie op het gebied van gezondheid en welzijn (Rode Kruis, Thuishulpcentrale, Stade bezoekdienst, enz.) r. dagopvang buitenshuis s. nachtopvang buitenshuis t. anders, namelijk h. i. j. k. l. m. n. o. p. q.
B3
Ontvangt u professionele zorg?
ja, incidenteel (niet elke week) ja, gemiddeld uur per week (inclusief reistijd) nee
J. LEEFSTIJL Bewegen Neem in uw gedachten een normale week in de afgelopen maanden. Wilt u aangeven hoeveel dagen per week u de onderstaande activiteiten verrichtte en hoeveel tijd u daar gemiddeld op zo’n dag mee bezig was. Woon/werkverkeer 13 . . .
aantal dagen per week
gemiddelde tijd per dag
lopen van/naar werk of school
uur
fietsen van/naar werk of school
uur
minuten minuten
niet van toepassing
65
Bijlagen
J14 Lichamelijke activiteit op werk of school
aantal dagen per week
gemiddelde tijd per dag
licht en matig a. inspannend werk b. zwaar inspannend werk (lopend werk of werk waarbij regelmatig zware dingen moeten worden opgetild) niet van c. toepassing
J15 Huishoudelijke activiteiten
uur uur
aantal dagen per week
Vrije tijd
. .
66
wandelen fietsen
minuten
gemiddelde tijd per dag
a. licht en matig inspannend werk (zoals koken, afwassen, strijken, enz.) b. zwaar inspannend werk (zoals vloeren schrobben, met zware boodschappen lopen, enz.) niet van c. toepassing
16
minuten
uur
minuten
uur
aantal dagen per week
minuten
gemiddelde tijd per dag uur uur
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
minuten minuten
Bijlagen
. . .
tuinieren
uur
klussen/doe-het-zelven
uur
sport:
voetbal
uur
tennis
uur
zwemmen
uur
anders, namelijk
minuten minuten minuten minuten minuten minuten
uur
minuten
uur
minuten
uur .
niet van toepassing
E. WELBEVINDEN E1
De volgende vragen gaan over de afgelopen maand. Wilt u alle vragen beantwoorden door het
juiste vakje aan te kruisen?
Hoe vaak voelde u zich erg vermoeid zonder
altijd
meestal
soms
af en toe
duidelijke reden?
Hoe vaak voelde u zich zenuwachtig?
Hoe vaak was u zo zenuwachtig dat u niet tot rust kon komen?
Hoe vaak voelde u zich hopeloos?
Hoe vaak voelde u zich rusteloos of ongedurig?
Hoe vaak voelde u zich zo rusteloos dat u niet meer stil kon zitten?
Hoe vaak voelde u zich somber of depressief?
Hoe vaak had u het gevoel dat alles veel moeite kostte?
67
nooit
Bijlagen
Hoe vaak voelde u zich zo somber dat niets hielp om u op te vrolijken?
Hoe vaak vond u zichzelf afkeurenswaardig, minderwaardig of waardeloos?
2
3
Heeft u in de afgelopen maand een paniekaanval gehad, waarbij u zich plotseling
ja
Heeft u in de afgelopen maand een sterke angst gehad om alleen uit huis te
ja
bang of angstig voelde of plotseling veel lichamelijke verschijnselen kreeg?
gaan, in een menigte te zijn, in een rij te staan of om met de bus of trein te reizen?
68
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
nee
nee
Bijlagen
Bijlage 4: Non-respons 3de rappel
Vragenlijst bij adresbezoek non-respondenten Respondentnummer:
(zelf invullen)
Deze vragenlijst wordt ingevuld door de interviewer, de antwoordmogelijkheden hoeven niet te worden voorgelezen.
1
Wat is de reden dat u niet mee heeft gedaan aan het enquêteonderzoek van de GG&GD?
…………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
2
Wilt u de vragenlijst niet invullen omdat u gezondheidsproblemen (lichamelijk of geestelijk) heeft of om andere redenen?
Ja, gezondheidsproblemen. Welke zijn dit?
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… nee, geen gezondheidsproblemen
3
Wilt u een korte vragenlijst wel invullen met hulp van een medewerker van de GG&GD? Reden: taalproblemen #
problemen met lezen #
lichamelijke gezondheidsproblemen # geestelijke gezondheidsproblemen #
uitleg nodig bij de onderwerpen/ te moeilijk # gezelschap #
anders, namelijk_________________ # 4
Zou u meedoen aan het vragenlijstonderzoek als u er iets voor terugkreeg? ja, voor 10 euro
ja, voor een medisch + leefstijl advies (individueel gezondheidsprofiel) nee, ook niet na een beloning
69
Bijlagen
5
Wanneer heeft u voor het laatst voor uzelf contact gehad met de huisarts? in de afgelopen 2 maanden
GA NAAR VRA AG
6
langer dan 2 maanden maar minder dan 12 maanden geleden 12 maanden geleden of langer
nog nooit
6
GA NAAR VRAAG
GA NAAR VRAAG
6
6
ga naar vraag 7
Bent u door de huisarts doorverwezen naar andere zorgverlening? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………
7
Rookt u wel eens? ja nee, vroeger wel
nee, nooit gerookt
Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? geen opleiding (lager onderwijs niet afgemaakt)
lager onderwijs (basisschool, speciaal basisonderwijs)
lager of voorbereidend beroepsonderwijs (zoals LTS, LEAO, LHNO, VMBO)
middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (zoals MAVO, (M)ULO, MBOkort, VMBO-t)
middelbaar beroepsonderwijs en beroepsbegeleidend onderwijs (zoals MBO-lang, MTS, MEAO, BOL, BBL, INAS)
hoger algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (zoals HAVO, VWO, Atheneum, Gymnasium, HBS, MMS)
hoger beroepsonderwijs (zoals HBO, HTS, HEAO, HBO-V, kandidaats wetenschappelijk onderwijs)
wetenschappelijk onderwijs (universiteit) anders, namelijk niet van toepassing
70
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
9
Uitkomst van het adresbezoek
geeft een korte ingevulde enquête af #
niemand thuis/persoon onbekend op adres # juiste persoon niet thuis, boodschap doorgegeven # persoon overleden # weigering
verhuisd/langdurig weg (buitenland)/woont andere plaats, maar staat ingeschreven in Utrecht #
anders namelijk…………………………………………………………………………
Observaties 1
Type woning flat bovenwoning benedenwoning eengezinswoning (rijtjeshuis) vrijstaande woning studentenhuis mogelijk onbewoonbaar
2
Taalniveau Nederlands goed redelijk goed matig slecht
3
Zichtbaar rookgedrag rookt niet, geen informatie over asbak rookt niet, geen asbak aanwezig rookt niet, wel asbak aanwezig rookt
71
Bijlagen
Bijlage 5a: Vragenlijst bij telefoneren i.k.v de peiling
Vragenlijst bij telefoneren Respondentnummer:
(zelf invullen)
Deze vragenlijst wordt ingevuld door de enquêteur, de antwoordmogelijkheden hoeven niet te worden voorgelezen.
1
Vul hier de uitkomst van het telefoneren in: vult enquête in en stuurt hem op # hulp bij invullen enquête nodig niet bereikt (na
5e
GA NAAR VRAAG
2
keer)/telefoon afgesloten/persoon onbekend op adres #
persoon overleden # weigering
GA NAAR VRAAG
3
verhuisd/langdurig weg (buitenland)/woont andere plaats, maar staat ingeschreven in Utrecht #
Adres bezoek, respondent is niet bekend bij persoon aan de telefoon en deze persoon woont ook niet op het adres op het papier #
2
Wat is de reden dat u hulp van een enquêteur wilt hebben? taalproblemen #
problemen met lezen #
lichamelijke gezondheidsproblemen # geestelijke gezondheidsproblemen #
uitleg nodig bij de onderwerpen/ te moeilijk # gezelschap #
anders, namelijk_________________ #
3
72
Wat is de reden dat u de vragenlijst niet invult?
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
taalproblemen
GA NAAR VRAAG
4
lichamelijke gezondheidsproblemen #
geestelijke gezondheidsproblemen # geen tijd geen zin
GA NAAR VRAAG GA NAAR VRAAG
5 EN 6
5 EN 6
ziet het nut er niet van in #
geen gezondheidsproblemen # wil geen reden geven # vragenlijst te lang
GA NAAR VRAAG
vragenlijst te moeilijk
5 EN 6
GA NAAR VRAAG
vragenlijst niet interessant #
5 EN 6
anders, namelijk_______________#
4
Zou u de vragenlijst in de eigen taal wel invullen? Ja #
Nee #
5
Zou u een korte vragenlijst van 5 bladzijden wel invullen? Ja #
Nee #
6
Zou u een internetenquête wel invullen? Ja #
Nee #
73
Bijlagen
Bijlage 5b: Vragenlijst bij adresbezoek i.k.v. de peiling
Vragenlijst bij adresbezoek Respondentnummer:
(zelf invullen)
Deze vragenlijst wordt ingevuld door de enquêteur, de antwoordmogelijkheden hoeven niet te worden voorgelezen.
1
Uitkomst van het adresbezoek
vult enquête in en stuurt hem terug # geeft de ingevulde enquête af # hulp bij invullen enquête nodig
GA NAAR VRAAG
niemand thuis/persoon onbekend op adres #
2
juiste persoon niet thuis, boodschap doorgegeven # persoon overleden # weigering
GA NAAR VRAAG
3
verhuisd/langdurig weg (buitenland)/woont andere plaats, maar staat ingeschreven in Utrecht #
2
Wat is de reden dat u hulp van een enquêteur wilt hebben? taalproblemen #
problemen met lezen #
lichamelijke gezondheidsproblemen # geestelijke gezondheidsproblemen #
uitleg nodig bij de onderwerpen/ te moeilijk # gezelschap#
anders, namelijk_________________ # 3
74
Wat is de reden dat u de vragenlijst niet invult?
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
taalproblemen
GA NAAR VRAAG
4
lichamelijke gezondheidsproblemen #
geestelijke gezondheidsproblemen # geen tijd geen zin
GA NAAR VRAAG GA NAAR VRAAG
5 EN 6
5 EN 6
ziet het nut er niet van in #
geen gezondheidsproblemen # wil geen reden geven # vragenlijst te lang
GA NAAR VRAAG
vragenlijst niet interessant
5 EN 6
GA NAAR VRAAG
anders, namelijk_______________#
4
5 EN 6
Zou u de vragenlijst in uw eigen taal wel invullen? Ja #
Nee #
5
Zou u een korte vragenlijst van 5 bladzijden wel invullen? Ja #
Nee #
6
Zou u een internetenquête wel invullen? Ja #
Nee #
75
Bijlagen
Bijlage 6: Vragenlijst voor open interviews van het validiteitsonderzoek
LICHAMELIJKE GEZONDHEID Instructie : Lees de vetgedrukte tekst voor. Lees de schuingedrukte tekst niet voor Dit gedeelte gaat over lichamelijke gezondheid. We willen graag weten welke ziektes of aandoeningen u heeft/ heeft gehad en wat de huisarts of specialisten hebben vastgesteld. A1 Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid beschrijven? A2 Wanneer bent u voor het laatst voor uzelf naar de huisarts geweest? Waarvoor was dat? Heeft de huisarts u gezegd wat u heeft? Heeft u andere lichamelijke klachten waar u vaak last van heeft ? Zo, ja welke?
(De volgende 3 vragen herhalen per klacht) Hoelang heeft u deze klachten al? Bent u ervoor naar een arts geweest? Heeft de arts gezegd wat u heeft?
Gebruikt u op dit moment medicijnen? Waarvoor zijn ze? A3 Wat vindt u ervan dat u deze klachten heeft? Zijn er dingen die u niet kunt doen door …………….? (Noem de ziekte of aandoeningen die
hierboven genoemd zijn.) Alleen 55+ A4 Bent u de afgelopen 3 maanden wel eens gevallen?
76
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
De laatste keer dat u gevallen was, waar was dat? Heeft u lichamelijk letsel opgelopen door deze laatste val?
(Alleen vragen indien van toepassing).
EVALUATIE ENQUETE A1 Kunt u vertellen wat u bedoelt met u antwoord bij A1? A2 Wat betekent voor u het woord gezondheid? Kunt u dit omschrijven. Wat zeggen de woorden “vastgesteld door arts” u? Wat is het verschil tussen de twee kolommen? Aan welke tijdsperiode heeft u gedacht bij deze vraag? Wat betekent voor u het woord ernstig? Missen er nog ziektes of aandoeningen in deze lijst? A3 Kunt u vertellen hoe u tot uw antwoord bent gekomen?
VERGELIJKEN Instructie: omcirkel op de schriftelijk ingevulde vragenlijst de “aangepaste” antwoorden. Dingen ondergerapporteerd op vragenlijst bij ziektes en aandoeningen. U heeft verteld dat u ……….. heeft, maar dat heeft u niet ingevuld op de vragenlijst. Zou dit er volgens u wel of niet op moeten staan? Waarom wel? Waarom niet? Dingen overgerapporteerd op vragenlijst bij ziektes en aandoeningen U heeft ingevuld op de vragenlijst dat u …………… heeft, maar dit heeft u niet verteld. Zou dit er volgens u wel of niet op moeten staan? Waarom wel? Waarom niet?
77
Bijlagen
WELBEVINDEN Dit gedeelte gaat over welbevinden: over hoe u zich de laatste 4 weken voelt. We willen graag weten of uw psychische klachten heeft zoals bijvoorbeeld sombere/ verdrietige gevoelens, spanningen of gevoelens van onrust. E1 a. Voelt u zich wel eens erg vermoeid zonder dat er een duidelijke reden voor is? Zo ja, kunt u daar een voorbeeld van geven? Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak was dit? Wat betekent voor u vermoeid zonder duidelijk reden? b. Bent u wel eens zenuwachtig?
Nee
→
ga door met vraag d.
Zo ja, kunt u daar een voorbeeld van geven. Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak was dit? Wat betekent voor u het woord zenuwachtig? c. Bent u wel eens zo zenuwachtig dat u niet tot rust kunt komen? Zo ja, kunt u daar een voorbeeld van geven. Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak was dit? d. Voelt u zich wel eens hopeloos? Zo ja, kunt u daar een voorbeeld van geven. Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak was dit? e.
78
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
Voelt u zich wel eens rusteloos of ongedurig?
Nee
→
ga door met vraag g.
Zo ja, kunt u daar een voorbeeld van geven. Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak was dit? Wat betekent voor u rusteloos voelen? f. Voelt u zich wel eens zo rusteloos dat u niet meer stil kunt zitten? Zo ja, kunt u daar een voorbeeld van geven. Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak was dit? g. Voelt u zich wel eens somber of depressief? Nee
→
ga door met vraag h.
Hoe uitte dit zich? Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak kwam dit voor? Wat betekent voor u somber of depressief? i. Voelde u zich wel eens zo somber dat niets hielp om u op te vrolijken? Zo ja, hoe uitte dit zich? Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak kwam dit voor? Kunt u omschrijven wat het is “zo somber zijn dat niets u kan opvrolijken”? h. Heeft u wel eens het gevoel dat alles veel moeite kost? Zo ja, in welke situaties kwam dit voor? Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak was dit?
j. Vond u zichzelf wel eens afkeurenswaardig, minderwaardig of waardeloos? Zo ja, in welke situaties kwam dit voor? Wanneer was dit? 79
Bijlagen
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak kwam dit voor? E2-3-4 Bent u wel eens bang? Zo ja, in welke situaties kwam dit voor? Gebeurde het plotseling? Kreeg u ook lichamelijke verschijnselen erbij? Wanneer was dit?
(Indien het in de afgelopen maand was) Hoevaak komt dit voor? E5 Heeft u zich in de afgelopen maand het merendeel van de tijd bezorgd, zenuwachtig, gespannen of angstig gevoeld? (Alleen vragen indien van toepassing). Bij 55+ E7 Vindt u zichzelf vergeetachtig?
Nee
→
Ga door met vraag E0 (doorbladeren)
E8 Maakt u zich weleens zorgen over uw vergeetachtigheid? Zo ja, hoeveel zorgen maakt u zich? E9 Is uw vergeetachtigheid in het afgelopen jaar toegenomen? Zo ja, hoeveel toegenomen?
EVALUATIE ENQUETE E0 Wat vond u van het invullen van dit gedeelte van de vragenlijst? Hoe ging het?
(vragenlijst laten zien) E1 Aan welke tijdsperiode heeft u gedacht bij deze vraag? E2 Kunt u vertellen wat u bedoelt met meestal.
80
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
Kunt u vertellen wat u bedoelt met soms. Kunt u vertellen wat u bedoelt met af en toe. Missen er hier onderwerpen in dit rijtje?
VERGELIJKEN Instructie: omcirkel op de schriftelijk ingevulde vragenlijst de “aangepaste” antwoorden.
Dingen ondergerapporteerd op vragenlijst bij welbevinden: denken en voelen. U heeft verteld dat u zich …………voelt , maar dat heeft u niet ingevuld op de vragenlijst. Zou dit er volgens u wel of niet op moeten staan? Waarom wel? Waarom niet?
Dingen overgerapporteerd op vragenlijst bij welbevinden: denken en voelen. U heeft ingevuld op de vragenlijst dat u zich …………voelt, maar dat heeft u niet verteld. Zou dit er volgens u wel of niet op moeten staan? Waarom wel? Waarom niet?
ZORGGEBRUIK Dit gedeelte gaat over zorggebruik. We willen graag weten of u gebruik maakt van zorgverleners zoals bijvoorbeeld huisarts, specialist en verschillende therapeuten.
B1 Zorggebruik Wanneer bent u voor het laatst naar de huisarts geweest?
(indien het in de afgelopen 2 maanden was) Als u terugdenkt aan de laatste 2 maanden, hoe vaak bent u in die periode naar de huisarts geweest? B2 Als u terugdenkt aan het afgelopen jaar; heeft u dan in die periode gebruik gemaakt van zorgverleners zoals bijvoorbeeld huisarts, specialisten of therapeuten? Zo, ja welke?
81
Bijlagen
U vertelde dat u last heeft (gehad) van ………………(herhaal de klachten die genoemd zijn bij het
onderdeel lichamelijke gezondheid) . Heeft u daar zorg voor gekregen? Zo ja, welke ? Bent u doorverwezen naar een andere instelling of andere zorgverlener? U vertelde dat u last heeft (gehad) van …………(herhaal de klachten die genoemd zijn bij het
onderdeel welbevinden) Heeft u daar zorg voor gekregen? Zo ja, welke? Bent u doorverwezen naar een andere instelling of andere zorgverlener? Bij 55+ B3 Ontvangt deze persoon (professionele) zorg? Nee
→
Ga door met vraag J13
Hoeveel uren per week ontvang u professionele zorg?
EVALUATIE ENQUETE B Wat vond u van het invullen van dit gedeelte van de vragenlijst? Hoe ging het invullen? B1 Aan welke tijdsperiode heeft u gedacht bij deze vraag? Hoe heeft u het aantal keren huisartsbezoek bepaald? B2 Wat betekent voor u het woord:
82
•
medisch specialist
•
GG&GD (gemeentelijke gezondheidsdienst)
•
Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg
•
Algemeen Maatschappelijk Werk
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
•
CAD (centrum Maliebaan)/verslavingszorg
•
alternatieve behandelaars
Missen er nog instellingen / zorgverleners?
VERGELIJKEN
Instructie: omcirkel op de schriftelijk ingevulde vragenlijst de “aangepaste” antwoorden.
Dingen ondergerapporteerd op vragenlijst bij zorggebruik. U heeft verteld dat u bij ……. hulpverlener geweest bent, maar dat heeft u niet ingevuld op de vragenlijst. Zou dit er volgens u wel of niet op moeten staan? Waarom wel? Waarom niet? Dingen overgerapporteerd op vragenlijst bij zorggebruik. U heeft ingevuld dat u bij ………. hulpverlener geweest bent, maar dit heeft u niet verteld. Zou dit er volgens u wel of niet op moeten staan? Waarom wel? Waarom niet?
BEWEGEN Dit gedeelte gaat over bewegen. We willen graag weten op welke manieren u aan beweging doet en hoeveel. Dit is belangrijk om te weten omdat dit kan samenhangen met gezondheid en ziekte. J13 Werkt of studeert u? Zo ja, gaat u lopend of fietsend naar uw werk/ school? Nee
→
ga door met vraag J15
Hoeveel dagen per week doet u dit? Hoe lang doet u er gemiddeld over om naar het werk/ studie te gaan? J14 a. Wat voor werk doet u? Heeft u licht en matig inspannende werkzaamheden? Hoeveel uur per dag?
83
Bijlagen
b. Heeft u zwaar inspannende werkzaamheden? Zo ja, hoeveel uur per dag? Moet u op uw werk lopen, dingen optillen ? Kunt u soms ook zitten? Hoelang moet u staan/ zitten/ lopen? J15 Doet u zelf het huishouden? Zo ja, hoeveel tijd bent u bezig met licht en matig inspannend activiteiten zoals koken, wassen en strijken? Zo ja, hoeveel tijd bent u bezig met zwaar inspannend werk zoals vloeren schrobben, met zware boodschappen lopen? Nee
→
ga door met vraag J16
J16 Kunt u vertellen op welke manier u aan beweging doet in uw vrije tijd? Hoevaak doet u dit? Doet u dit dagelijks? Zo ja, hoeveel uren per dag besteed u aan de activiteit(en)? Doet u dit iedere week? Zo ja, hoeveel uren per week besteed u aan de activiteit(en)? Doet u dit wisselend? Zo ja, wanneer doet u dit en hoeveel tijd besteed u eraan per keer? Zijn er nog andere manieren waarop u aan beweging doet?
EVALUATIE ENQUETE J Wat vond u van dit gedeelte van de vragenlijst? Hoe ging het invullen? J13 Hoe heeft u de getallen bepaald/ berekend bij woon/werkverkeer? J14 Hoe heeft u de getallen bepaald bij lichamelijke activiteit op het werk? J15 Hoe heeft u de getallen bepaald bij huishoudelijke activiteit? J16
84
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
Hoe heeft u de getallen bepaald bij vrije tijd?
VERGELIJKEN Instructie: omcirkel op de schriftelijk ingevulde vragenlijst de “aangepaste” antwoorden.
Dingen ondergerapporteerd op de vragenlijst bij bewegen. U heeft verteld dat u aan beweging doet met ………. , maar dat heeft u niet zo ingevuld op de vragenlijst. Zou dit er volgens u wel of niet op moeten staan? Waarom wel? Waarom niet? Dingen overgerapporteerd op de vragenlijst bij bewegen. U heeft ingevuld op de vragenlijst dat u aan beweging doet met ……………., maar dat heeft u niet verteld. Zou dit er volgens u wel of niet op moeten staan? Waarom wel? Waarom niet? Wat vond u van het interview?
85
Bijlagen
Bijlage 7: Instructie interviewers
Instructie interviewers
Methodologie enquêtes achterstandsgroepen in Utrecht
Inhoudsopgave 1.
86
De gezondheidspeiling
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
2.
Organisatie
3.
Werkwijze
1.
De gezondheidspeiling
De Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GG&GD) heeft de taak gezondheidsproblemen te signaleren en adviezen hieromtrent te geven aan het gemeentebestuur. Deze taak komt voort uit de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV). In deze wet staat dat elke gemeente moet weten hoe het is gesteld met de gezondheid van haar bevolking. Eén van de manieren om meer inzicht te krijgen in de gezondheidsituatie van de Utrechtse bevolking is het aan de mensen zelf vragen. In 1995 is de GG&GD gestart met de Gezondheidspeiling Utrecht. Door middel van een enquête wordt een groep mensen ondervraagd over hun gezondheid. Het laatste enquête-onderzoek is uitgevoerd in 2003. Dit jaar worden er twee groepen mensen benaderd, namelijk 5000 mensen van 16 jaar en ouder en nog een extra 1500 mensen van 65 jaar en ouder. In de vragenlijst staan vragen die allemaal met gezondheid te maken hebben, zowel lichamelijke als geestelijke gezondheid. De vragen gaan over huisartsbezoek, ziekten en aandoeningen, en welbevinden. Ook worden er vragen gesteld over de woonsituatie, sociale contacten en leefstijl, zoals bijvoorbeeld het rookgedrag, alcoholgebruik en bewegen. Daarnaast wordt er gevraagd of er behoefte is aan informatie en ondersteuning of hulp om de gezondheid te verbeteren en ziekten te voorkomen. Tenslotte worden vragen gesteld over opleiding, inkomen, en het wel of niet hebben van werk. Omdat de gezondheid van volwassenen anders is dan van ouderen, zijn er 2 soorten vragenlijsten: één voor mensen van 16 t/m 54 jaar en één voor 55 jaar en ouder. Met behulp van de informatie verkregen uit de vragenlijst brengt de GG&GD de gezondheid van de Utrechters in kaart. Allereerst gaan we na welke gezondheidsproblemen in Utrecht voorkomen en in welke mate. We bekijken vervolgens of deze gezondheidsproblemen alleen bij specifieke groepen mensen voorkomen of bij de gehele Utrechtse bevolking. Daarnaast vergelijken we de uitkomsten van de Gezondheidspeiling van dit jaar met voorgaande jaren om te bepalen of de gezondheid van de Utrechters in de tijd is veranderd. Als we precies weten welke gezondheidsproblemen er zijn en bij welke mensen ze voorkomen kunnen we hier iets aan doen. Enkele voorbeelden van voorgaande jaren: Zo heeft de GG&GD de cursus “Met mij gaat het goed” die ontwikkeld is voor chronisch zieken, zodat zij meer grip op hun leven krijgen. Om mantelzorgers te ondersteunen is bijvoorbeeld een gids samengesteld met informatie over voorzieningen. Ook zijn er diverse voorlichtingsprojecten in eigen taal voor Marokkanen en Turken opgezet, zoals de cursus “Vragen staat vrij”, een opvoedingsproject voor Marokkaanse vaders. Om rekening te houden met de behoefte van de Utrechtse bevolking aan informatie of ondersteuning om de gezondheid en het welbevinden te verbeteren is het project “Vraaggerichte preventiebeleid” uitgevoerd.
87
Bijlagen
2.
Organisatie
Uit het bevolkingsregister van de gemeente Utrecht zijn twee steekproeven getrokken van respectievelijk 5000 mensen van 16 jaar en ouder en 1530 mensen van 65 jaar en ouder. Deze 6530 mensen ontvangen begin maart per post de vragenlijst. De vragenlijst is voorzien van een begeleidende brief, waarin het belang van deelname extra is uitgelegd. Mensen met een Turkse of Marokkaanse nationaliteit hebben een Nederlandse vragenlijst toegestuurd gekregen, maar de begeleidende brief is vertaald in het Turks of Arabisch. We verwachten dat ongeveer 2000 mensen een ingevulde vragenlijst zullen retourneren. De circa 4500 mensen die niet hebben gereageerd, ontvangen twee weken later een schriftelijk rappel. Als zij ook daar niet op reageren, worden ze in april door een enquêteur benaderd met de vraag of zij de vragenlijst alsnog willen invullen. De mensen met een Turkse of Marokkaanse etniciteit worden benaderd door de Turkse en Marokkaanse enquêteurs onder jullie. Hieronder zie je het verloop van de peiling in een schema.
Tweede rappel telefonisch:
Steekproef bevol-
Eerste rappel
kingsregister:
herinneringsbrief:
Tweede rappel bezoek aan huis:
Derde rappel Bezoek aan huis GSB-wijken 200 van de +-1400 personen
Reactie van weigeraars bezoek aan huis en telefonisch +-500 personen
Daarna komen interviewers in actie (jullie dus): voor het derde rappel bezoeken we de grote steden beleid- wijken: Overvecht, Zuilen, Kanaleneiland en Hoograven (vetgedrukt). We voeren een kort interview uit bij mensen die niet zijn bereikt (zie: kort open interview). Verder houden we lange interviews met mensen die de vragenlijst hebben ingevuld en toestemming hebben gegeven voor vervolgonderzoek.
Steekproef bevol-
Positieve reactie 1ste
kingsregister
vragenlijst na
+-6500 personen
rappel +-3900
Netwerk GG&GD
Snowball sampling
Positieve reactie:
Snowball
toestemming open
sampling
interview
60
en netwerk enquêteurs
88
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
De werving voor de lange open interviews (vragenlijst 2,3 en 4) wordt gedeeltelijk gekoppeld aan de gezondheidspeiling die wordt uitgevoerd door de GG&GD-Utrecht. In de vragenlijst van de peiling wordt de respondent om toestemming gevraagd voor deelname aan mondeling vervolg onderzoek. Op deze manier worden personen geworven voor het afnemen van de open interviews. Ook worden deelnemers geworven via netwerk van de GGD en van de enquêteurs en via de sneeuwbalmethode. Na ieder open interview vraagt de interviewer of de respondent iemand kent die zou kunnen meedoen aan het onderzoek. Als de respondent niet uit de steekproef komt heeft hij/ zij de vragenlijst nog niet ingevuld; we vragen deze mensen dan voor het interview een gedeelte in te vullen om te kunnen vergelijken tussen schriftelijke informatie en informatie uit open interview. We werven mensen uit de doelgroepen: Nederlanders van Marokkaans, Turkse en Surinaamse en Antiliaanse afkomst, ouderen 55 +, en mensen met een lage opleiding (lager dan mavo niveau). 3.
Werkwijze
3.1 Kort open interview bij adresbezoek: Wij sturen de mensen een brief met datum en tijd dat er een interviewer langskomt. Deze brief wordt ongeveer een week van tevoren verstuurd, zodat mensen voldoende tijd hebben om de afspraak eventueel te verzetten. Op de betreffende dag gaat een interviewer naar de mensen toe. We proberen jullie zoveel mogelijk in te plannen in één woonwijk. Ook proberen we de verschillende adressen in één wijk door dezelfde interviewer te laten bezoeken. We matchen interviews naar etniciteit: Interviewers van Marokkaanse, Turkse en Antilliaanse/ Surinaamse afkomst worden ingezet bij bewoners met dezelfde etniciteit. Van ons krijg je een lijst met namen + adressen en datum dat je bij iemand langsgaat (wordt overlegd over wanneer je beschikbaar bent). Vermeld op deze lijst wat de uitkomst van je bezoek is. Nadere uitleg volgt bij de instructietraining. Blijf aan de deur staan, ga niet mee naar binnen (als je naar binnen gaat stuur dan een SMS of bel door waar je bent in verband met je veiligheid).
Goedemiddag, ik ben ..... en ik werk voor de GG&GD Utrecht (laat je legitimatiepasje zien als je aan de deur staat). Komt het gelegen dat ik bij u aan de deur sta? (Mag ik u wat vragen?) Bij de GG&GD wordt een onderzoek gedaan naar de gezondheidssituatie van de mensen uit Utrecht, de Gezondheidspeiling Utrecht. Een tijdje geleden heeft u van ons een vragenlijst ontvangen met vragen over uw gezondheid. Tot nu toe heeft u deze nog niet teruggestuurd. Klopt dat? (Zo ja:) Dat is jammer want het is belangrijk een goede afspiegeling van de bevolking te krijgen. De GG&GD probeert meer mensen te laten meedoen zodat de gemeente betere maatregelen kan nemen bij problemen. Alles wat u mij vertelt zal vertrouwelijk worden behandeld. Ik wil u vragen of u een gedeelte zou willen invullen en aan mij mee zou willen geven. Kunt u of wilt u dit niet omdat u gezondheidsproblemen heeft? Enkele gezondheidsvragen stellen (doorgaan met korte interview).
89
Bijlagen
Hulp nodig bij invullen Wanneer mensen aangeven dat ze de vragenlijst wel in willen vullen, maar dat ze moeite hebben met het invullen, bijvoorbeeld door taalproblemen, kun je aanbieden dat een enquêteur van de GG&GD langskomt om te helpen bij het invullen. Als je het zelf denkt te kunnen doen, kan je aanbieden even te helpen. Weigering Nee is nee, dus als iemand duidelijk aangeeft niet mee te willen werken niet verder aandringen. Mensen hebben het recht om nee te zeggen. Kort samengevat, een benadering aan de deur is afgerond: •
als niemand thuis is,
•
als de respondent een gedeelte van de enquête ingevuld meegeeft.
•
als er een afspraak voor afname van de enquête is gemaakt.
•
boodschap doorgegeven
•
bij weigering,
•
als beknopte gezondheidsgegevens zijn verzameld (zie vragenlijst adresbezoek).
•
als de persoon onbekend is op het adres.
3.2 Lang open interview: Houdt bij de uitleg en doel van het interview rekening met de informant en pas de uitleg zonodig aan. Ga voorzichtig om met uitspraken over allochtonen/ Utrechters met lagere opleiding. Mensen kunnen gevoel krijgen dat ze een negatief stempel krijgen. Voorkom dit door te benadrukken dat vragenlijsten anders worden ingevuld en niet per definities slechter. Spreek ook liever niet over achterstandsgroepen, maar over moeilijk bereikbare groepen. Begin bij ieder onderwerp op een open manier. Na de introductie is het de bedoeling de informant zoveel mogelijk te laten vertellen. De interviewer luistert aandachtig (interview tactieken toepassen, deze worden uitgelegd in de training) en probeert op een natuurlijke manier het gesprek zo te sturen dat de onderwerpen van de vragenlijst aan bod komen. De interviewer probeert zoveel mogelijk de vragenlijst te volgen en de vragen zo te stellen zoals ze op de lijst staan. Bij vragen als “wat zegt het woord specialist u?” wordt maximaal drie keer doorgevraagd wat er bedoelt wordt. Wanneer voldoende informatie over een onderwerp is verzameld of wanneer er een lange stilte valt, dan introduceert de interviewer een nieuwe vraag van de vragenlijst. Aan het einde van een onderwerp controleert de interviewer of alle vragen in het gesprek behandeld zijn. Dan kan er doorgegaan worden met nieuw onderwerp en geeft de interviewer de introductie. •
Probeer ervoor te zorgen dat je alleen met de respondent bent en dat er geen anderen in dezelfde ruimte zitten. Het kan zijn dat mensen door druk van een ander andere antwoorden geven (met name bij gevoelige vragen).
90
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
•
Werken voor de GG&GD betekent dat je geheimhouding verplicht bent. Praat thuis dus niet over wat je over of van mensen hebt gehoord!
•
Ga niet in op vragen over andere GG&GD zaken dan de Gezondheidspeiling. Geef het algemene nummer van de GG&GD: (030) 286 3333. Je krijgt ook een lijstje met telefoonnummers mee van gemeentelijke en zorginstellingen in de wijk, dit kun je raadplegen als mensen vragen hebben. Kom je er niet uit, zeg dan dat Bouwine Carlier hen kan terugbellen en geeft de vraag door.
•
Vraag uitdrukkelijk toestemming tot het gebruiken van de schriftelijk ingevulde antwoorden om te vergelijken. Mensen hebben het recht dit te weigeren, zeg dit en vraag dan naar de reden.
Uitleg interview
Ik ben van de GG&GD, dit is een onderdeel van de gemeente dat werkt aan de gezondheid van de mensen in Utrecht. De GG&GD wil graag weten hoe het met de mensen in Utrecht gaat om maatregelen te kunnen nemen als er problemen zijn. Ik kom vandaag naar u toe omdat de gemeente ook wil weten hoe het met allochtonen/ ouderen/ Utrechters met een lage opleiding gaat. Daarom vraag ik u mee te doen aan dit onderzoek. Door mensen te vragen hoe het met hun gezondheid is, kunnen we te weten komen of er problemen zijn. Daarna kunnen de gemeente en de GG&GD proberen te helpen om deze problemen op te lossen (voorbeelden: informatie geven over ziekte en gezondheid, activiteiten organiseren in buurthuizen, hulp geven bij opvoeding van kinderen). Verder is de GG&GD bezig met het verbeteren van de vragenlijsten. De vraag is of allochtonen/ ouderen/ Utrechters met een lagere opleiding de vragenlijst op een andere manier invullen, ook al hebben ze dezelfde ziektes en behoeftes. Verder denken we dat deze groepen ook meer moeite hebben met het invullen van de vragenlijst. Daarom willen we met u de vragenlijst doornemen en daarbij vragen wat verschillende woorden voor u betekenen en hoe u tot uw antwoord bent gekomen. Het gaat over de volgende onderwerpen: -
ziekte en gezondheid (bijvoorbeeld: suikerziekte, rugpijn, hoofdpijn, pijn in de knieën, hartproblemen)
-
denken en voelen (bijvoorbeeld: voelt u zich rustig of gespannen en hoe denkt u over uzelf)
-
bewegen en sport
-
algemene vragen (bent u getrouwd, hoe oud bent u)
Ik ben hier om van u te horen hoe het gaat, alles wat u zegt is goed, er zijn geen foute antwoorden. Ik zal u ook geen advies geven. Als u bepaalde vragen liever niet beantwoord is dat prima. De informatie wordt vertrouwelijk behandeld. Alles wat u invult en alles wat u mij vertelt zullen alleen gebruikt worden voor dit onderzoek, ik houd geheim van wie ik het heb gehoord, niemand zal het verder te weten komen dat u dat heeft gezegd.
91
Bijlagen
Graag zou ik het interview opnemen met cassetterecorder. Hierdoor kan ik het beter uitwerken en hoef ik niet zoveel te schrijven. De cassette wordt na het uitwerken gewist. Heeft u nog vragen over het onderzoek?
4.
Praktische zaken
Contract Je gaat voor ons werken op een freelance basis. In verband hiermee heb je bij ons al de inkomensverklaring ondertekend. Werken op freelance basis betekent dat wij je bruto uitbetalen. Er worden geen sociale premies (WAO, WW etc) ingehouden. Het is dus niet mogelijk aanspraak te maken op sociale voorzieningen, zoals de WW (=werkloosheidswet). Verder betekent dit dat je zelf je ziektekostenverzekering moet regelen. Op basis van deze baan als enquêteur kan je niet in het ziekenfonds. Bruto uitbetalen betekent ook dat we geen loonbelasting inhouden. Aan het einde van dit jaar geven wij wel door aan de belasting dat je voor ons gewerkt hebt. De inkomensverklaring die je aan het einde van het jaar van ons toegestuurd krijgt, sturen we ook naar de belastingdienst. Hierop staat precies hoeveel je verdiend hebt. Bij de belastingdienst weten ze dus exact hoeveel je bij ons hebt verdiend. Het is belangrijk dat je dit zelf ook aan de belasting doorgeeft. Verdiensten bezocht adres
€ 3,50 per adres
ingevulde enquête bij adresbezoek
€ 7,00 per enquête
afnemen kort interview (deur)
€ 10,00 per interview
afnemen lang interview (afspraak)
€ 50,00 per interview
bonus (bij veel ziektes en behoeften)
€ 10,00
training interview (individueel)
€ 8,00 pp (éénmalig)
training interview in groep
€ 20,00 pp (éénmalig)
tussenevaluatie in groep
€ 20,00 pp (eenmalig)
Vul het declaratieformulier in voor uitbetaling van het werk. Je kunt ervoor kiezen alles in één keer te declareren, maar je mag het ook spreiden over verschillende keren. Tijdens de training krijg je een declaratieformulier uitgereikt. Klachten De GG&GD Utrecht wil van haar klanten/doelgroep leren en staat open voor klachten. Als je denkt dat mensen een klacht hebben over hoe zij behandeld zijn, dan kunnen zij naar Jessica Bouwman (030-2863222) bellen die hen doorverwijst naar de klachtencoördinator van de GG&GD. Deze klachtencoördinator zal dan bemiddelen tussen de klager en de beklaagde(n).
92
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
Privacy en anonimiteit Als onderzoekers van een gemeentelijke dienst krijgen wij de adressen van de mensen van de afdeling Burgerzaken van de gemeente Utrecht. Deze gegevens zullen wij uiteraard zeer vertrouwelijk behandelen en anoniem verwerken. We houden ons hierbij aan een privacyreglement volgens de Wet Persoonsregistraties. Het belangrijkste dat hierin staat is dat de persoonsgegevens nooit en te nimmer worden doorgegeven aan derden. De informatie verkregen uit de vragenlijsten zal uitsluitend worden geanalyseerd door onderzoekers van de GG&GD en alleen gebruikt worden ten behoeve van dit onderzoek, de Gezondheidspeiling Utrecht. Bovendien is de informatie is niet te herleiden naar één persoon. Contact Voor het werk kun je contact met ons opnemen. Tijdens kantooruren is er altijd wel iemand van ons aanwezig. Bouwine Carlier 030-2863275 Ten slotte We hopen op een prettige samenwerking in wederzijds vertrouwen. Toch zullen we jullie werk af en toe controleren. Wij doen dit om de kwaliteit van ons onderzoek te waarborgen. Helaas hebben we in het verleden zo af en toe negatieve ervaringen opgedaan.
93
Bijlagen
Bijlage 8: Vragenlijst ingevuld door enquêteurs over verloop mondelinge afname
Gespreksformulier Gezondheidspeiling Utrecht
GEGEVENS OVER DE RESPONDENT Respondentnummer:
……………
Enkele vragen over hoe het afnemen van de enquête verlopen is: 1.Hoe verliep het interview met de respondent? (Je mag meerdere antwoorden
geven.)
goed, geen problemen er waren taalproblemen het interview werd regelmatig onderbroken door andere aanwezigen ik moest veel toelichting geven op de vragen er werd tussen talen geswitcht anders, namelijk…………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………… 2.Waren er vragen of onderdelen uit de vragenlijst die moeilijk te beantwoorden waren of op andere wijze problemen gaven? Zo ja, welke? ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………
Licht dit kort toe. ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………… 3. Waren er problemen met het uitrekenen van gemiddelden per week? Zo ja, hoe merkte je dit? ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………
94
Enquêteonderzoek onder achterstandsgroepen: non-respons en validiteit
Bijlagen
……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 4.Waren er problemen met het gebruik van tijdsperioden, bijvoorbeeld de afgelopen 6 maanden? ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… 5.In welke taal heb je het interview gehouden? in het Nederlands in het Turks in het Marokkaans-Arabisch in het Berbers anders, namelijk …………………………………………………………….………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………….
95
GG&GD Utrecht Uitgave Gemeente Utrecht GG&GD, Unit Epidemiologie en Informatie Adresgegevens Bezoekadres Jaarbeursplein 17, Utrecht Postadres Postbus 2423, 3500 GK Utrecht Telefoon (030) 286 33 33 Fax (030) 286 33 44 e-mail
[email protected]