NO RISK, NO LIFE EEN VERSLAG OVER EEN EINDELOZE MOTORREIS
ALASKA, PRUDHOE BAY NAAR ARGENTINIE, USHUAIA INLEIDING Het leven was eenvoudig, boeiende werkzaamheden lieten in het brein geen plaats over voor andere zaken. Het werk eiste volledige concentratie, er was geen afleiding, alleen permanente aandacht. De reden was onomstreden, zelfs in de wereld van de grote investeringen, de olie en gas wereld wekte dit soort projecten ontzag op. Het betrof hier een nieuw concept in de energieopwekking, een ‘Floating Natural Gas Production, Storage en Offloading Facility’, hetgeen in normale taal betekent een drijvend platform in de vorm van een reusachtig schip van een halve km lang, vastgekoppeld aan een enorm draaipunt zodat het altijd met de wind in de rug de golven afrijdt. Op dit schip staan process units en opslagtanks voor aardgas. Dit gas komt vanuit de diepe oceaanbodem via lange drijvende leidingen onder zeer hoge druk aan boord, wordt daar behandeld in speciaal ontworpen procesinstallaties en wordt vervolgens vloeibaar gemaakt op een temperatuur van minus 161 graden Celsius. Om dit voor elkaar te krijgen zijn de grootste beschikbare compressoren nodig, aangedreven door gasturbines, met daarbij nog vele andere kostbare en ingewikkelde voorzieningen. Een gecompliceerd en energieslurpend proces. Aangezien er steeds minder olie beschikbaar komt en de wereld nog wel een tijdje conservatieve brandstoffen nodig heeft voordat we over kunnen gaan op ‘sustainable’ systemen, moet dit aardgas de wereld door een moeilijke transitieperiode heen helpen. Toen ik mijn werkzaamheden op dit karwei begon, wist men al dat ik vroegtijdig zou gaan afhaken. Maar, desondanks, of wellicht juist door de gecompliceerdheid ervan, wilde men toch dat ik zou gaan beginnen met het opstarten van alle werkzaamheden, en het door de aanvangsperikelen heen zou helpen. Een periode van hard werken was het gevolg. Het toeval hielp mijn vertrek echter een handje. Door politieke besluitvorming in het land waar het werk uitgevoerd zou gaan worden, werden exportvergunningen van aardgas onverwachts sterk beperkt en werd de economische basis van het project onderuitgehaald. Het werk moest tijdelijk worden stilgelegd, nieuwe onderhandelingen met de regering werden onvermijdelijk, vele maanden zullen er worden verloren.
De reden voor mijn aangekondigde vertrek was dat het avontuur, de wereld en zijn ontzagwekkende natuur blijft trekken. Daagt uit tot nieuwe daden. Eist actie. En biedt afwisseling. Daarbij komt, dat Elma en ik vrijwel de gehele wereld bereisd hebben, maar dat er een grote witte plek is overgebleven, Midden en Zuid-Amerika. De reis die nu op stapel staat moet aan deze leemte een einde maken. Er zijn slechts een paar manieren van reizen over land, die voldoen aan de eisen van de ware reiziger. De snelheid van reizen moet in overeenstemming zijn met het waarnemingsvermogen van de mens. Het mag niet te snel gaan, de geest moet de veranderingen kunnen volgen. En men moet dicht bij de bevolking blijven. Een reis te voet, fiets of paard zou de ultieme keuze zijn. Ware het niet dat de enorme afstanden over soms vrijwel lege gebieden dit niet mogelijk maken. Daarom is de keuze opnieuw gevallen op mijn geliefde vervoersmiddel, de tweewieler van weleer die ons zo kranig over de vlakten en woestijnen van Australië heeft gevoerd. In dit geval zal de reis ons van de meest noordelijke punt van Alaska, Prudhoe Bay, naar de meest zuidelijkste punt van Zuid-Amerika, Ushuaia, voeren, een afstand van ongeveer 40.000 km. Deze reis zal in totaal zo’n zeven maanden in beslag nemen. Vele maanden hebben de voorbereidingen tot nu toe gekost, laat ik daarover eerst iets vertellen. De reis wordt gemaakt met twee motoren, mijn Zuid-Afrikaanse vriend Kobus zal mijn reisgenoot zijn. Elma en Amanda zullen ons meestal vergezellen. We hadden al vele jaren geleden afgesproken dat we deze reis gaan maken, alleen het tijdstip was nog onbepaald. Pas tegen het einde van het afgelopen jaar werd de knoop doorgehakt. Wij hebben de route globaal uitgezet en zijn begonnen met het organiseren van de reis.
In December heb ik een soortgelijke motor gekocht zoals ik eerder in Australië en Zuid-Afrika heb gebruikt en waar ik de beste ervaringen mee heb, een BMW R 1200 GS. Daar zijn de nodige extra voorzieningen op aangebracht, en heb ik ook zelf stevig gesleuteld om klaar te zijn voor de lange reis. Ook mijn vriend Kobus heeft een
1200 GS gekocht. Omdat we regelmatig over slechte, onverharde wegen zullen gaan, zonder hulp en ondersteuning in de nabijheid, heb ik meer dan twintig kilogram aan gereedschap en reserveonderdelen bij me, tien liter extra benzine, en nog vele andere zaken die ons door moeilijke punten heen moeten helpen. Het papierwerk voor vervoer van de motor naar Amerika, maar meer nog, het invoeren van een motor uit de EEG in de USA, is een nachtmerrie. Ik heb eindeloze reeksen formulieren ingevuld, die regelmatig weer teruggekregen omdat er iets verkeerd was ingevuld, er leek geen einde aan deze lijdensweg te komen. Ook is het tamelijk ingewikkeld om uit te vinden wat je nu precies allemaal nodig hebt aan papierwerk, er is geen website die dit eventjes voor je oplepelt. Ik had gelukkig veel steun aan de exporteur, die uit zijn archief een oud dossier tevoorschijn toverde van een transport dat hij jaren geleden had uitgevoerd. Dit was een mooi startpunt. Maar er is veel gewijzigd in de loop der jaren, vooral na 9/11. .
In Maart arriveerde de houten kist die bij een timmerfabriek was besteld voor het vervoer van de motor. Het hout waarvan zo’n kist is gemaakt moet zijn voorzien van een certificaat dat, volgens de Amerikaanse voorschriften bewijst dat het hout is behandeld tegen ongedierte. Daar kwam ik helaas pas later achter, zo’n document had ik niet besteld. Gelukkig werkte het bedrijf goed mee, en was het bereid om na levering toch een certificaat af te geven, omdat het bedrijf hoofdzakelijk met voorbehandeld hout werkte. Twee avonden ben ik bezig geweest om de motor stevig en onwrikbaar vast in de kist te plaatsen, samen met alle bagage die we onderweg nodig zullen hebben. Die kist is begin Mei vertrokken met bestemming Seattle, via het Panamakanaal Helaas heb ik geen transport kunnen regelen van Seattle naar Anchorage, zodat wij, Elma en ik, van Seattle naar Anchorage moeten rijden, een afstand van zo'n 4000
km. Daar ontmoeten we mijn vriend Kobus, die zijn motorfiets in Alaska heeft gekocht. Vanuit Anchorage zal de reis verder gaan naar Prudhoe Bay over een verharde zandweg, die eigenlijk is aangelegd om de olievelden in het verre Noorden te ontwikkelen. Een slechte modderige weg, die slechts twee maanden per jaar ijsvrij is, de maand Juli en Augustus. Er zijn geen dorpjes, er is slechts een benzinestation. Er zijn alleen 'camps' voor de 'drivers' van de trucks. In die 'camps' hebben wij een bed kunnen reserveren. Eten moet je zelf meenemen, wij hebben een soortement astronautenvoer bij ons, aan te maken met water.
Ook benzine, garbage bags, vuurpijlen, alles wat nodig zou kunnen zijn onderweg moet je zelf bij je hebben. Een satelliettelefoon wordt aangeraden want telefoonverbindingen zijn er niet. Op dit stuk nemen we extra buitenbanden mee, omdat men ons heeft gewaarschuwd dat er nogal eens een band door de scherpe gravelstenen compleet kapot wordt gereden. De motorfietsen worden met al deze zaken overvol en door het extra gewicht moeilijker handelbaar. Maar......De natuur is van een ongelooflijke schoonheid, de leegte van het land is onvergetelijk, en het is een ervaring die we niet willen missen. No risk, no life.
HOOFDSTUK 1
Op een mooie Zondagavond komen twee vermoede reizigers aan in Seattle en vinden er een onderdak in een ‘landmark building’, historisch en in al zijn oude praal herrezen. De volgende ochtend zeer vroeg begint hun reis die maanden zou gaan duren, met openbaar vervoer, eigentijds, hybride bussen. Een stille weg voert hen ver het land in, de chauffeur zet ze af op een eenzame landweg. Daar vinden ze tot hun verbazing en op aanwijzingen van een vriendelijke aardbeienverkoopster een enorme opslagloods waar ergens een motor in verborgen zou moeten staan.
Een vorkheftruck verdwijnt in die massa van kisten en deponeert even later een mooi krat voor hun neus. Er zit een klein luikje in die kist, speciaal gemaakt om hun geliefde motorfiets weer te mogen aanschouwen. Maar wat blijkt tot grote verbazing, de BMW heeft zich ontpopt tot een mooie Harley Davidson. Even het papiertje tekenen en, ja hoor, op weg met deze knalgele superbike. Jammer genoeg biecht de reiziger, in al zijn eerlijkheid. al snel op dat er kennelijk een vergissing is gemaakt. De vorkheftruck verdwijnt ten tweede male in die massa van kisten, en al snel komt de volgende tevoorschijn. Dit maal is het de BMW, gelukkig maar, een echte motor. In een drietal uurtjes hebben ze alles weer gemonteerd, is alle bagage opgeladen, en zijn ze op weg. Zo begint ons nieuwe avontuur, de lange reis van Prudhoe Bay naar Eshuaia.
Het landschap is vanaf het eerste moment verbijsterend mooi, soms extreem eenzaam, vooral in British Columbia. Enorm afwisselend, grootse bergketens, geweldige watervallen,
Maar ook een stuk dat de Sahara van British Columbia wordt genoemd. Het is volledig uitgedroogd over een gebied van zo'n duizend km, waar wij op de motor een temperatuur meten van 37 graden. Het is snoeiheet onder de helm. Maar over het algemeen is het zeer bosachtig, met enorme bergketens , de afgelopen dagen met grote sneeuwketens en gletsjers.
De dalen zijn oneindig, altijd zijn er de bossen, er zijn overal wildstromende rivieren, het is het paradijs, de mens is er nog niet in doorgedrongen. Het is onaangetast. We hebben een kleine kudde bizons gezien, elanden, herten, een enkele arend en zelfs een uil, maar nog geen beren. Jammer genoeg.
We slapen in motels, omdat ik dan de motor niet geheel hoef af te laden, ik zet hem pal voor de deur neer. Motels zijn niet goedkoop, het leven is over het algemeen behoorlijk prijzig hier. De motels zijn meestal eenvoudig, maar heel verschillend, ik vind het erg leuk, Elma vind het soms te ‘basic’.
Het rijden verloopt voorspoedig. Elma zit als een prinses achterop, is heel gerelaxt, geniet van alle vergezichten, van de stilte en de ruimte, en maakt zich hoogstens zorgen of er wel op tijd een tankstation komt. Wordt de rit langer dan 500 km, dan valt ze s' avonds letterlijk van de motor af bij het afstijgen. Het weer is al vanaf vertrek bijna perfect, met uitzondering van een dag met aanhoudende slagregens. De plaatsjes mogen geen naam hebben. Ze bestaan meestal uit slechts een tankstation met een algemene store, en daarbij een paar motels of een herberg voor de vermoeide reiziger. Dat is het. Gewoon het Wilde Westen nog.
Tussen die plaatsjes is er vrijwel helemaal niets, met zo hier en daar een enkele hut waar je ook kunt tanken. Ik moet dat laatste goed plannen, want zelfs met mijn actieradius van 400 km komen we soms niet door een gebied heen. Ik heb mijn reservetankje altijd gevuld bij me en een keer moeten gebruiken. Mijn tweede reservetankje had een gat in de bodem, terwijl ik het aan het vullen was liep de benzine er even zo snel weer uit. Dat gaf enige consternatie, vooral bij mezelf. De wegen zijn perfect, behalve de laatste drie dagen. Veel gravel en zandwegen maken het rijden moeilijk. We zien er dan s' avonds verschrikkelijk smerig uit. Ik spoel de koffers en motorkleding af onder de douche van de motelkamer, waardoor het ook daar een geweldige puinhoop wordt. Mijn banden zijn in record tempo afgesleten, en ik heb dringend nieuwe nodig, maar deze keer met een meer offroad karakter. Die hebben een veel grover profiel, daarmee hoop ik beter op een zachte ondergrond te kunnen presteren.
Wij zijn na acht lange rijdagen waarin we zo’n 4000 km hebben afgelegd, in Anchorage aangekomen. Een dag eerder dan we hadden gepland, om wat langer de reis naar Prudhoe Bay te kunnen voorbereiden. Hier is echter een kink in de kabel gekomen. Mijn vriend Kobus blijkt vanochtend te zijn teruggevlogen naar Australië, vanwege een urgente kwestie aldaar. Voor ons een volledig verassing. Hij schrijft dat hij over een dag of tien hoopt terug te komen, ‘ready to head South’. Wat nu te doen. Alleen de gevaarlijke weg naar Prudhoe Bay gaan doen. Elma kan niet mee, op die weg kan niemand achter op.
Elma en ik zitten in het hartje van Anchorage heerlijk op een terras een pizzaatje te verorberen en te overleggen wat we gaan doen. Eerst maar eens een nachtje over slapen. Het weer wordt vanaf overmorgen regenachtig, daar word je op een weg zoals die naar Prudhoe Bay niet echt vrolijk van.
HOOFDSTUK 2 Na een onrustige nacht komt de uiteindelijke beslissing bij een grote koffie van Starbucks vanzelf opborrelen, ik ga die tocht naar Prudhoe Bay maken, dan desnoods maar alleen. Wellicht ontmoet ik nog wel een kleine groep waarmee ik kan optrekken. Het verhaal krijgt echter al snel een andere wending. Er komt een E-mail binnen van mijn vriend Kobus, die zegt dat hij bezig is zijn problemen in Australië op te lossen, en dat hij me in een paar dagen kan laten weten wanneer hij terugkeert. Kort daarna komt er een tweede mail binnen. Hij verwacht binnen een week terug te kunnen zijn samen met zijn vrouw Amanda, en vraagt of ik wil wachten. Hij stelt voor alle boekingen aan te passen en de reis een week later te maken. En zo gaat het gebeuren. Elma en ik reizen wat rond in de omgeving, het is overal prachtig, We bezoeken enige Nationale Parken en de lokale musea en genieten van de extra week rust. Tijdens onze tocht naar Deadhorse in Prudhoe Bay zal Elma met Amanda het park Denali gaan bezoeken. Later zal blijken dat zij de eerste zullen zijn die een paar beren, een eland en een kudde kariboes in hun natuurlijke habitat hebben mogen aanschouwen.
Het vertrekpunt voor de reis naar Prudhoe Bay is Fairbanks. We bereiden ons zo goed mogelijk voor, laten veel bagage achter in het hotel om zo licht mogelijk te zijn beladen, we binden onze reservebanden en de extra benzinetanks vast en vertrekken in de stromende regen aan dit uitdagende stuk weg. De Dalton Highway, zo wordt deze weg genoemd, is een van de laatste grote wilderniswegen van Amerika. Hij begint bij mijlpaal 73 aan de Eliott highway, 173 km
ten noorden van Fairbanks en slingert dan door het Yukon-Tanana hoogland voor hij de poolcirkel binnendringt, over de Atigun Pass en het Brooksgebergte omhoogklimt om daarna op te gaan in de eindeloze uitgestrektheid van Arctische toendra. Hij eindigt na ongeveer 800 km bij Deadhorse in de olievelden van de Prudhoe Bay aan de noordelijke ijszee.
De weg werd aangelegd toen in 1969 grote olievondsten werden gedaan als transportweg voor de Trans-Alaska pijplijn. Mochten aanvankelijk alleen grote transporttrucks de weg gebruiken, vanaf 1991 worden ook privévoertuigen toegelaten. Het is voor het overgrote gedeelte een verharde zandweg, met een oppervlak van leem, dat bij overvloedige regenval oplost en een modderbrij vormt, dat een hel voor mens en machine is. Vanaf Fairbanks slingert onze weg zich aanvankelijk door een heuvelachtig landschap. Tussen de wolken door schemeren zo nu en dan verre witte pieken. Op deze weg heeft het vrachtverkeer onder alle omstandigheden voorrang.
Als er een truck komt aanrazen, ze rijden altijd minstens honderd km per uur, dan moet je van de weg af. En dat is soms vrijwel niet mogelijk en levert zo nu en dan hachelijke taferelen op. Alle trucks zijn voorzien van een krachtige luidspreker, en met een onverstaanbaar Amerikaans accent worden ons enige keren overduidelijk verwensingen toegeschreeuwd.
Hoewel het eerste stuk redelijk goed verloopt, wordt de weg na een paar honderd kilometer zo modderig, dat de zware motorfietsen vrijwel niet meer onder controle zijn te houden, We slippen en glijden van links naar rechts, de motor zoekt zijn eigen weg. Het is zwaar maar we blijven voortgang boeken. We komen een viertal motorrijders tegen, die vertellen dat drie van de vier stevig onderuit zijn gegaan. Dat is aan hun gehavende motoren ook wel te zien. Een ander heeft zijn schouder gebroken en is door een passerende auto naar het ziekenhuis van Fairbanks vervoerd. We rijden nog voorzichtiger verder, zoiets mag ons gewoon niet overkomen.
Als we een pauze nemen zijn de muggen er om ons gezelschap te houden, er zijn kennelijk dertig soorten hier en zo agressief, dat ik alle motorkleding en helm gewoon ophoud. Op een gegeven moment ben ik zo moe, dat ik spontaan aan de rand van een rivier in slaap val. Een powernap van een paar minuten.
De weg slingert zich verder door de bergen en passen, we komen in de wolken terecht met amper zicht, het gaat in alle steilte omhoog en omlaag, en als er geen modder is, dan is er de losse steenslag, of de eindeloos voortdurende diepe 'putholes', die ons dwingen de snelheid te beperken tot maximaal veertig km per uur. Maar de omgeving is ongekend mooi, natuur in zijn oneindige schoonheid, door niets beroerd. Glooiende dalen, hoge bergketens bedekt met eindeloze bossen, verder naar het noorden de groene toendra met zijn vele snelstromende en kolkende rivieren.
Hoe verder noordwaarts we komen, hoe meer de dagen zich lengen en hoe kouder het wordt. er zitten duizenden vogels, de beren laten zich helaas niet zien, wel zien we een enkele kariboe en eland.
Na twee lange dagen bereiken we Deadhorse, 13 km voor de noordelijke ijszee. Hier eindigt de Dalton Highway. Het laatste benzinestation was al weer vierhonderd kilometer geleden, en met onze tankinhoud van 20 liter halen we het net. Ons hotel ligt te midden van de werkkampen, het is een voormalig onderkomen voor de werkers die de boorinstallaties bemannen en er onderhoud plegen. er is een gaarkeuken, en de sfeer is ontspannen.
De winter heerst hier van Oktober tot Mei en iedereen geniet nog van de laatste weken met zonneschijn en warm weer. De Dalton Highway zal spoedig veranderen in
de beroemde ijsweg, waar nog steeds de vrachtwagens, nu voorzien van zware sneeuwkettingen, op zullen voortrazen. Als we onze voeten onderdompelen in de 'Artic Ocean', hebben we ons noordelijkste punt bereikt.
Hier begint onze eigenlijke reis. Wel moeten we er voor zorgen dat we op de terugreis, die dreigt opnieuw een modderballet te gaan worden, geen situaties gaan creëren die we niet zelf zullen kunnen oplossen. Daarover later meer. Groet, FRED
Hoofdstuk 3. De Noordelijke route, Alaska en Canada De terugweg van Prudhoe Bay naar Fairbanks is een herhaling van de heenreis. Een lang stuk met veel regen en oneindig veel modder, een motorfiets die regelmatig zijn eigen gang dreigt te gaan, en een schitterende natuur, voor zover Kobus en ik daar nog oog voor hebben.
De langsrazende trucks voeren enorme wolken modder met zich mee, en telkens opnieuw worden wij met een laagje bedekt. De cilinders van de motor zijn volledig verdwenen onder een laag aangekoekte leem. De koeling van de cilinders komt in het gedrang, en we schoppen er af en toe stukken modder vanaf. Gelukkig vinden we s‟ avonds laat de eigenaar van onze overnachtingplaats nabij Coldfoot Camp bereid zijn waterpomp te starten, en daarmee spoelen we alles zo goed mogelijk schoon. Na twee lange dagen bereiken Kobus en ik zonder ongelukken Fairbanks waar we ons verenigen met Elma en Amanda en onze vrienden Geert en Mieke. Zij maken een lange tocht door Amerika en Canada, en zullen enige dagen samen met ons optrekken.
Vanaf Fairbanks voert de Alaska Highway ons naar Tok waar we de Taylor/ Klondike Highway nemen, de oude goudzoekers-route naar de noordelijke goudmijnen, en komen terecht in het in oude glorie herbouwde stadje Dawson City. Hier horen we het verhaal uit de oude tijden, dat zich afspeelde in de jaren van de “goldrush”. De armoede onder de gouddelvers was destijds gedurende de wintermaanden zo schrijnend, dat velen overleden. Door de bevroren grond was het niet mogelijk om deze lijken te begraven, en werd er een dodenakker aangewezen. Om er zeker van te zijn dat de overledenen er ook daadwerkelijk werden afgeleverd, ontving eenieder bij aflevering een dollar voor de moeite. Natuurlijk waren er ondernemende lieden, die hieruit een slaatje probeerden te slaan, en die lijken ontvreemdden van deze opslagplaats en opnieuw aanboden. Om dit te voorkomen werd er sindsdien van ieder aangeboden lijk een teen afgeknipt. Tot op de dag van vandaag is het de gewoonte in Dawson City om een glas, gevuld met whisky en een afgeknipte teen op te drinken totdat de teen de lippen raakt. Een vermetele daad, die, mits uitgevoerd volgens de oude gewoonte, de dappere drinker een bonus van 15 dollar oplevert.
Langs de lange en eenzame Cassiar Highway vangen we een eerste glimp op van een zwarte beer. Er zullen er meer volgen. De winter komt eraan en we zullen ons moeten haasten om hem voor te blijven. s‟ Nachts heeft het gesneeuwd in de bergen en het regent vaak en veel. De temperatuur in de ochtenduren komt niet boven de 7 a 8 graden uit. Elma heeft de elektrische jas die is aangesloten op de accu van de motor tevoorschijn gehaald en zit heel ondanks alle koude heel genoeglijk achter op de motor. Na vele lange dagen rijden bereiken we de Canadese Rocky Mountains. een schitterend gebied met enorme rotspieken, overal gletsjers en veel „wildlife‟. Hier zullen we een paar dagen blijven hangen.
Op een van onze tripjes zie ik opeens een kleine beer oversteken, en verdwijnen in de berm. Ik rijd er langzaam naartoe, zoekend en kijkend, en opeens staat er vijf meter naast ons moeder beer, die zwarte bosbessen aan het zoeken is. Deze groeien vaak in de wegbermen. Ik geef het fototoestel aan Elma, maar op dat moment lijkt het erop dat de beer onze kant uit wil komen. Ik wil meteen doorrijden, maar vergeet in de consternatie dat de motor in de derde versnelling staat, en de motor slaat af. Het kost me toch enige seconden om te schakelen, te starten en weg te rijden, terwijl mijn hart bonkt in mijn keel. Gelukkig negeert de beer ons volledig.
Elma heeft in deze luttele seconden toch gewoon doorgeknipt in de richting van de beer en er blijken later een paar mooie opnamen bij te zitten.
De weg die in de lengterichting door de Rocky Mountains voert, de Icefields Parkway, behoort tot de mooiste ter wereld. Enorme gletsjers, ijsvelden, rotsformaties, meren en snelstomende beken en rivieren, veel natuur en bloemen, het is een aaneenschakeling van een ongelooflijke natuurschoonheid. De meren hebben een diepe turquoise kleur, dat wordt veroorzaakt, doordat stof en gruis door de voortschuivende gletsjer van de rotsen wordt afgeschuurd, en terechtkomt in de gletsjermeren. Dit gruis absorbeert alle kleuren behalve de turquoise dat wordt gereflecteerd.
Langs deze Icefields Parkway zien we veel wilde dieren, zoals berggeiten met hun gekromde horens, herten en elanden. Maar op de kleine en stille weggetjes zien we opnieuw en van zeer dicht bij een zwarte beer en later een arendsnest boven in een dode boom, met daarin enige jonge arenden. Een dag later zien we een grizzly beer hoog op de berg.
Het is echter volkomen onverwachts en zeer zeldzaam, zoals we later horen van de parkwachter, dat een grote zwarte wolf uit het bos komt lopen, en enige tijd langs de wegrand voortloopt. Ik zit op dat moment bij Geert en Mieke in de auto, en slaag erin een video opname te maken, terwijl we voortrijden naast de rennende wolf. Ik heb die opname als een apart attachment aan dit schrijven toegevoegd.
Op dit moment zijn we te gast bij Toni en Roger in hun mooie huis in Calgary, waar we een paar dagen kunnen genieten van hun enorme gastvrijheid. Van mijn motor is
door een opspattend stuk rots het achterspatbord afgescheurd, en ik neem de gelegenheid te baat om dit door de lokale dealer te laten repareren. Zaterdag, de laatste dag van Augustus zullen we onze reis vervolgen en zullen we de grens naar Amerika oversteken.
Daarover over een paar weken meer. Groetjes, FRED en ELMA
Hoofdstuk 4 Amerika, de Rocky Mountains.
We hebben voor onze tocht door Noord-Amerika een route uitgezet die ons westelijk langs de Rocky Mountains zal voeren. We waren ons er al van bewust dat we op deze manier door veel nationale parken zouden rijden, maar de werkelijkheid is nog veel mooier, het blijkt bijna een aaneengesloten gebied te zijn van alleen maar parken. Achteraf gezien is dit een perfecte keuze geweest. Sommige nationale parken zoals Yellowstone en de Grand Canyon hebben federaal toezicht. Bescherming van wildlife en flora en fauna heeft de allereerste prioriteit. Andere parken hebben een lager niveau van toezicht, er mag gebouwd worden en er mogen commerciële activiteiten plaatsvinden, maar er zijn daarbij duidelijke beperkingen. De route door Amerika is zeker niet de spectaculairste van onze tocht naar ZuidAmerika, verrassingen en avontuur ontbreken op dit stuk, maar het is een prachtige reis, waar de natuur overheerst en waar de cultuur ontbreekt. Onze vrienden in Calgary wuiven ons op de vroege morgen uit en onze sympathieke gastheer Roger brengt ons een stuk op weg met zijn onvolprezen Harley Davidson. Als Roger meerijdt, dan hoor je geen ander geluid dan de roffel van zijn superbike, een hardtail, geen enkele vering in het achterwiel. Je moet er een stevige rug voor hebben, zeker als je ook nog het minieme zadel aanschouwt. Roger en ik hebben een lange dag hard gewerkt om de superbike weer rijklaar te maken, Roger heeft hem sinds 1997 niet meer gebruikt.
We rijden vanuit Canada het Waterton Lakes Park in de Verenigde Staten binnen en het is opnieuw meteen raak. We zien van nabij een grizzly beer met twee jonge beertjes op zoek naar bessen, en slagen er in dit goed vast te leggen op de foto. We worden echter al snel door de parkwachter gemaand door te rijden, de beren komen te dicht bij.
Na deze ontmoeting vervolgen we onze reis door de nationale parken Glacier, Swan Range, Lolo, Helena, Beaver Head, Gallatin, en waarschijnlijk nog wel een paar die ik zo even vergeet, tot we het beroemde Yellowstone Park bereiken. De route door al deze parken brengt ons soms op redelijk grote hoogte, zo’n 3000 meter, waar de koude ons verrast. We hebben onze winter-motorpakken meegegeven aan onze vrienden Geert en Mieke, en we trekken door de omstandigheden gedwongen vrijwel alles aan van wat we bij ons hebben om tenminste warm te blijven. Het landschap is van park tot park ongelooflijk afwisselend, van grote droogte tot zeer natte gebieden, van uitgestrekte bossen met enorme valleien en diepe bergkloven tot oneindige vlakten met alleen maar struikgewas en aan de horizon schemerende bergketens.
Het Yellowstone Park is aanvankelijk een vrij saaie bedoeling, totdat we de geysers en modderbassins ontdekken. Die zijn in dichte bossen gelegen, en verschijnen van het ene op andere moment in ons vizier. De kleuren zijn prachtig, ze zijn uitstekend bereikbaar door mooi aangelegde houten vlonders. Helaas wordt ik s’nachts in bed weer eens gebeten, volgens de analyse van de hotelmanager nu door een spider, die boven mijn wenkbrauw, en in mijn haren een tiental keren bijt. Zoiets gaat meestal na enige tijd wel over, maar in dit geval wordt de pijn na een paar dagen ernstiger en mijn huid op mijn voorhoofd wordt gevoelloos.
Na drie weken lijkt het weliswaar te verminderen, maar het blijft opspelen. Dit is de keerzijde van het avontuur.
In het Yellowstone National park zijn ook, al weer lang geleden, de laatse bisons bij elkaar gebracht, die de grote slachting wisten te overleven die de eerste pioneers hebben aangericht onder deze indrukwekkende beesten. Met veel moeite en inzet van visionaire geesten die deze beesten wilden behouden voor het nageslacht is er nu een kleine kudde ontstaan, waarvan gezegd wordt dat zij nog rechtstreeks afstammen van de oorspronkelijke bisons. We zien er niet veel, maar degene die we aanschouwen zijn wondermooi en ontzagwekkend.
Na het Yellowstone Park trekken we verder door achtereenvolgens het Grand Teton, het Flaming George, het Ashey national Park, en het Uintah and Ouray Duchesne Indian Reservaat, waarna we in het gebied komen van de grote Canyons en Cliffs. Ik probeer met de opsomming van al deze nationale Parken absoluut geen indruk op de lezer te maken, het is gewoon ongelooflijk wat voor een natuur zich hier bevindt, bijna aaneengesloten en vrijwel altijd zeer goed beheerd. Je krijgt door de specifieke tocht die wij maken, van Noord naar Zuid langs de Rocky Mountains, een behoorlijk vertekend beeld van de Verenigde Staten. Allereerst lijkt het land een groot natuurpark, ook lijkt het uitsluitend bewoond te worden door krasse grijze zestigers. Vele ouderen wachten op het moment dat de schoolvakanties zijn afgelopen, waarna ze en masse op reis gaan. We hebben vaak moeite om een motel te vinden, en overal, ook in MacDonalds zitten voornamelijk bejaarden. Met ons erbij natuurlijk. En, we zien vrijwel geen zwarte Ameikanen. Die vind je niet in deze contreien. Het is uitsluitend blank en welvarend wat de klok slaat, waarbij de kanttekening gemaakt moet worden, dat in het gebied van de grote Canyons we veel Natives tegenkomen, de oorspronkelijke bevolking. De Indianen zoals wij dat in Nederland noemen, maar dit woord wordt niet meer geaccepteerd in het huidige Amerika.
De zuidelijke staten van de Verenigde Staten, Utah en Arizona, herbergen de grote Canyons zoals het Capitool Reef, de Grand Staircase en het beroemde Bryce Canyon. We trekken er aanvankelijk doorheen met prachtige zomers weer, en de Canyons, Plateau’s en Cliifs zijn wonderschoon en altijd ongelooflijk indrukwekkend. Men wordt er sprakeloos van, de verscheidenheid in vorm en kleur, van lichtroze tot diepzwart, van oneindige diepte tot grillige rotsformaties. Maar in Bryce Canyon barst het noodweer los. We wachten uren op een opening in de neerplensende regen, uiteindelijk vertrekken in zware onweersbuien en komen uren later in zonnig weer aan in het veel zuidelijker gelegen Kanab. In de dagen die volgen zien we op televisie dat het gebied dat we zojuist hebben verlaten wordt getroffen door extreem noodweer, waarbij er vele dodelijke slachtoffers, vermisten en materiele schade te betreuren zijn. We waren op tijd weg.
In het Zuidwesten van de Verenigde Staten, de streken waar wij later doorheen trekken, wonen de bekendste Amerikaanse ‘Native people’, de Indianen, de ‘Navajo’ en de ‘Apache’. De Apache zijn veelal nomaden gebleven, rondtrekkend waar voedsel te vinden was, de Navajo zijn echter altijd op hun landgebied gebleven, hoewel dat oorspronkelijk in de staat New Mexico lag. Hun taal, die ook nu nog wordt gesproken, is zo ingewikkeld, zo lezen we, dat het in de Tweede Wereldoorlog werd gebruikt als een niet te kraken geheime code. Zowel de Navajo als de Apache stammen rechtstreeks af van de Athabascan people, die over de landbrug achtduizend jaar geleden vanuit Azie het Noord en Zuidelijk Amerikaanse continent zijn binnengetrokken. De Navajo hebben zich nu al vele eeuwen lang gevestigd op de vlakten rond de grote Canyons waar ze ook nu nog leven en waar hun eenvoudige leefgemeenschappen ver in het land te zien zijn. Dit gebied is eigenlijk altijd Indiaans gebied geweest. Tot de Tweede Wereldoorolog werden deze indianen uiterst slecht behandeld, maar met de explotatie van allerlei mineralen is de moderne tijd ingezet en is er een vorm van welvaart gekomen. Desondanks leven veel Navajo nog op de traditionele levensstijl. Maar de disputes over explotatie rechten zijn nog lang niet beslecht en velen voelen zich sterk gemanipuleerd. Wij zien veel armoede onder de Indianen temidden van rijkdom, een volk dat niet is meegegroeid met de ontwikkeling van de amerikaanse welvaart. Ik praat uitgebreid met een gids die ons door de Antilope Canyon leidt, een volbloed Indiaan, over zijn leefomstandigheden, hij klaagt niet, maar heeft naar mijn idee een onvolwaardig leven.
Wij trekken vrij lang rond door het gebied van de grote Canyons. Van Bryce Canyon gaan we achtereenvolgens naar de Noordelijke ingang van de Grand Canyon, enorm indrukwekkend, iets wat men gezien moet hebben, dan naar Monument Valley en vervolgens via Lake Powell naar de zuidelijke ingang van de Grand Canyon. Op weg naar Monument Valley wil Elma perse een bezoekje brengen aan Antilope Canyon, een smalle kloof in een nu droogstaande rivierbedding, maar die regelmatig verandert in een wild bruisende en levensgevaarlijke rivier. Er zijn kennelijk een zevental hikers recentelijk omgekomen door onverwachte regenval. Daarom is bezoek alleen toegestaan onder leiding van een gids. De kloof is door zijn extreme vormen en schitterende lichtinval een van de mooiste waarnemingen die we deze dagen doen
Monument Valley, zo bekend van de Amerikaanse films, is werkelijk majestueus, door grootte van de monumenten in de enorme eenzaamheid van de eindeloze vlakte. Er loopt een slecht pad langs de monumentale rotsformaties, dat niet aangeraden wordt voor motorfietsen. Wij nemen het desondanks, met Elma op de buddyseat. Na de eerste zeer moeilijke afdaling besluit Elma om midden in de wildernis af te stappen en terug te gaan liften en tot mijn schaamte laat ik haar gewoon gaan. Kobus en ik rijden verder, ondervinden de nodige moeilijkheden maar genieten voluit , gaan door kleine rivieren heen, en komen na een enerverende tocht weer heelhuids terug. Elma blijkt een lift gehad te hebben van een Nederlands stel, zo gaat dat, en neemt mij niets kwalijk. Wat een schatje is het toch.
Op een van onze overnachtingsplaatsen verblijven we in het oude hotel Monte Vista in Flagstaff. Dit in 1924 gebouwde hotel is nog geheel in oorspronkelijke staat, en het lijkt erop dat ook het interieur nauwelijks is aangepast. In dit hotel schijnt het te spoken, zo vertelt ons het hotelpersoneel. Er zijn verschillende soorten spoken, een klopgeest, geesten van ongelukkigen die in het hotel een voortijdig einde aan hun leven hebben gemaakt en en echte lastposten, die bijvoorbeeld het hotelpersoneel het leven zuur maken. Er zijn in het verre verleden mensen uit het raam gesprongen, er zijn prostituees vermoord. In dit hotel hebben vele beroemdheden een nachtje doorgebracht, zoals recentelijk Paul McCartney en in vroegere tijden John Wayne. Ik hoop op een nachtelijke ontmoeting, maar veel meer dan een paar onverklaarbare bonken in het holst van de nacht heb ik niet kunnen waarnemen.
Na het verwerken van alle nachtelijke spookverschjnselen reizen we via het Kaibab National Forest naar Phoenix, de laatse grote plaats die we in Amerika aandoen voordat we de grens met Mexico zullen oversteken. De temperatuur overdag is ondertussen ongenadig heet geworden, we zitten op de motor waar de temperatuurmeter 44 graden aanwijst. Elma loopt letterlijk heet. We zijn net op tijd in ons motel waar de airconditioning Elma weer een beetje bijbrengt.
In Phoenix laten Kobus en ik onze motoren een uitgebreide servicebeurt geven en Kobus laat echte offroad banden monteren, dezelfde die ik er in Anchorage op heb laten zetten. We besteden onze dagen in Phoenix om onze reis naar Mexico en Midden Amerika voor te bereiden, we zetten de route uit, en orienteren ons op formaliteiten zoals verzekering en grensdocumenten. Ook leg ik contact met een zeilbooteigenaar, die ons en de motoren zou willen overzetten van Panama naar Cartagena in Columbia, en waarbij we onderweg de San Blas eilanden gaan bezoeken waar de Kuna Indios, een oorspronkelijke lokale indianenstam, nog steeds het rijk voor zichzelf hebben. Hoe de motoren echter aan boord moeten komen en vastgezet gaan worden aan dek, en op welke wijze dit allemaal op een veilige manier kan gaan gebeuren moeten we nog allemaal grondig uitzoeken. Ik hoop in een volgend berichtje wat meer over de midden-amerikaanse cultuur en de voorbereidingen voor de overtocht van Panama naar Columbia te kunnen vertellen.
Hoofdstuk 5. Mexico
Het is ongelooflijk warm als wij de laatste grote stad van de Verenigde Staten, Phoenix, uitrijden, en via Tucson de grensplaats Bisbee bereiken. Daar willen we Amerika verlaten via de nabijgelegen kleine grenspost, maar we blijken er s’ochtends vroeg niet de juiste papieren voor Mexico te kunnen krijgen, zodat we opnieuw Amerika binnen moeten gaan. In Douglas blijken alle instanties klaar om ons te ontvangen, en dankzij het vroege uur is de gevreesde grensovergang, waarbij borg, verzekering en een toeristenpas aangeschaft moeten worden een fluitje van een cent. In anderhalf uur is alles geregeld, mede dankzij Elma’s onvolprezen kennis van het Spaans. Wij zijn op weg naar Barranca de Cobre, gelegen in het Mexicaanse hooggebergte, dat we zullen volgen tot voorbij Mexico City. Door de grote hoogte waarop we reizen
wordt de temperatuur aangenamer. De eerste indrukken van Mexico zijn zeker niet positief. De grensstreek staat bekend als gewelddadig, en de dorpen waar wij doorheen rijden zijn stoffig en verwaarloosd en de wegen zijn matig. In de dorpen hangen grote groepen mensen, veelal mannen, rond in oude auto’s of op uit elkaar vallende bromfietsen. Het komt allemaal tamelijk bedreigend over, maar het is, zo kort na Amerika, een kwestie van wennen.
Dat blijkt meteen bij onze eerste overnachting. Wij hebben via internet een achteraf gelegen kleine haciënda gevonden en als we die in het dorpje waar we de nacht willen doorbrengen uiteindelijk via kleine zandwegen hebben gevonden, blijkt het een pareltje in de woestijn te zijn. De eigenaresse is zo enthousiast over onze komst, we moeten de motorfietsen binnen op de kleine binnenplaats neerzetten, en alles over onze reis vertellen.
In het Noorden van Mexico zien we talloze dorpen waar de oorspronkelijke indiaanse bevolking van Mexico nog steeds woont. De zogeheten Tarahumara leven voornamelijk in de streek rond de Barranca del Cobre, de Copper Canyon, in de staat Chihuahua. We zien vele van deze mensen in de oude traditionele kledij, wachtend aan de kant van de weg op een bus of een lift van een pick-up truck, die ze naar hun werk of nabijgelegen stad moet brengen. Ze zijn arm en hebben meestal geen eigen vervoer. Sommige wonen nog in eenvoudige rotswoningen.
In het midden van het land en vooral in Yucatan, het oostelijk schiereiland van Mexico, wonen de Maya’s, er wordt geschat dat zeven miljoen Mexicanen van de oorspronkelijke Maya’s afstammen.
Het valt in de kleine dorpen in de grensstreek, waar we soms noodgedwongen de nacht moeten doorbrengen, niet altijd mee om een goede overnachtingplaats te vinden. Vaak komen we terecht in een oud hotel, dat geheel ommuurd is, en waar we de motoren op de binnenplaats mogen neerzetten. Later op de avond sluit de eigenaar de poort, en wordt het angstvallig stil op straat. Buiten patrouilleert de
militaire politie op zware wagens voorzien van zwaar geschut. Verder in het land zoeken we vaak de oude steden op, die meestal een in oorspronkelijk staat verkerend historisch centrum hebben, zoals Hidalgo de Parral, Durango, Guanojuato, Puebla en Vera Cruz. De centra van deze steden zijn gebouwd door de Spanjaarden in de zestiende en zeventiende eeuw, en hoewel niet altijd even goed bijgehouden, zijn ze toch indrukwekkend en aangenaam om in de avondschemer in rond te lopen. Veel oude steden hebben zoals de Spaanse steden van destijds een Plaza Major, waar omheen het sociale leven zich afspeelt, en waar wij menig uurtje achter een koffie of een ‘cerveza’ over de geschiedenis van Mexico en hun inwoners zitten te filosoferen. De huizen in de historische centra zijn veelal felgekleurd, hebben vaak een binnenplaats en zijn door hun bouw koel en aangenaam om in te wonen.
De oude hotels waarin wij verblijven ademen vaak nog de sfeer uit van het begin van de vorige eeuw. Veel details van vroeger zijn nog aanwezig. De mensen die de hotels beheren zijn vaak even benauwd als wij als het gaat om de veiligheid van de motoren, en we mogen in een hotel de motoren in de van prachtig marmer opgetrokken hal binnenrijden, in een ander hotel moeten wij ze achter de receptiebalie parkeren. Alles lijkt te kunnen in dit land.
Een van de heel bijzondere plekken is de Barranca del Cobre, volgens de Mexicanen een canyon groter en dieper dan de Grand Canyon. Daar verblijven we in een prachtig hotel, Mirador, gebouwd op de rotsachtige kliffen, en met een ongekend uitzicht.
In deze canyon was een serie van ziplijnen aangelegd, dunne stalen kabels met een totale lengte van meer dan 3 km, en soms meer dan een halve km boven de afgronden. Je suist daaraan op hoge snelheid omlaag, hangend aan je eigen rolletjes, in een klein tuigje, en je remt door je leren handschoen om de stalen kabel te klemmen. De handschoen wordt uiteraard behoorlijk heet. Aan het eind ga je met
een 3 km lange kabelbaan weer terug naar het startpunt. Kobus en ik vinden het zeer spectaculair, een aanrader.
In San Miguel de Allende bezoeken we mijn oudste broer Peter, die daar met zijn geliefde Marisol en hun twee zonen in een mooi huis woont. Het was heel goed om elkaar na lange tijd weer in de armen te sluiten. Hij genoot ervan, en wij insgelijks. We hadden zijn vrouw en de kinderen nog nooit ontmoet. Ze is bijzonder aardig, een echte Mexicaanse, en extreem goedlachs. Dat past goed bij elkaar. Peter en Marisol runnen er een hondenkennel, die een zeer goede naam heeft in de stad, en Peter toont vol trots zijn bedrijf. Het ziet er allemaal perfect uit, ik had het ook niet anders verwacht. Het weerzien, de schoonheid van San Miguel de Allende en het hotel Parador de San Francisco maken ons verblijf er zeer aangenaam.
Een andere bijzondere plaats die wij bezoeken is Guanajuato. Het is gelegen in een bergachtige kloof omringd door steile bergen, en het produceerde in de oude tijden een kwart van de totale zilverproductie van Mexico, toen nog Nuove Espanja
geheten. De nauwe straten kronkelen zich door het stadje heen, er zijn pleintjes met statige standbeelden, en vele indrukwekkende kerken en musea. Omdat het stadje op een onmogelijke plek is gebouwd, ooit gegroepeerd rondom de grote zilvermijn, is er in de 19de eeuw een volledig ondergronds tunnelnetwerk gebouwd, daarbij gebruik makend van de aanwezige rivierbeddingen. Een ware wirwar van donkere tunnels, die op vele plaatsen ophoog komen in het stadje.
Een heel bijzonder aspect van Mexico is de muziek. In elk dorp en stad lopen de Mariatsi rond, kleine groepen muziekanten, die mooie oude Spaanse muziek spelen, lijkend op de Tuna del Luz.
Het is hartverwarmend om ze begeleid door viool, gitaar en trompet luidkeels de liefdesliederen te horen zingen, het klinkt altijd zeer levendig en vrolijk. Ook zijn er in deze maand veel festivals, en wij hebben het geluk er diverse te mogen meemaken.
Vele jaren geleden hebben wij Mexico bezocht in het droge jaargetijde, en we vonden het een uitgedroogd en tamelijk onaangenaam klimaat. Hoe anders is het nu. Wij vinden het landschap eenvoudigweg schitterend. De natuur is uitbundig en kleurrijk. Omdat de regentijd van Juli tot Oktober is, is het landschap overal groen, groeien er duizenden bloemen, en staan de akkers er goed bij. Als dan ook nog, bij
uitzondering, het wegoppervlak in deze streek goed maar bochtig is, dan is het genieten op mijn fiets. Ik snijd door de bochtjes heen, vaak urenlang, met een behoorlijk vaartje, en Elma vind dat het prima gaat. Soms gaat zelfs de duim omhoog. Motorrijden in Mexico is over het algemeen een kwestie van verschrikkelijk goed opletten. Er is een goede infrastructuur van hoofdwegen, waar weliswaar fors tol voor betaald moet worden, maar die perfect onderhouden worden. Het zijn echter de kleinere wegen die eenvoudigweg gevaarlijk zijn en die volledige concentratie vereisen. Er zijn wegen waar de gaten en kuilen zo groot zijn dat er bij wijze van spreken een complete motorfiets in kan verdwijnen. Een gat waar een motorwiel tot aan zijn as ingaat komt regelmatig voor, en daar mag je niet inkomen, want dan ga je onherroepelijk tegen de vlakte met alle gevolgen van dien. Ook lopen er veel verwilderde honden rond, en ook die mag je niet raken, want dan loopt het meestal slecht af. En vergeet de koeien, paarden en ander vee op de weg niet. Op een dag komen wij met redelijke snelheid door een blinde bocht gereden, en daar ligt een aan flarden gereden jonge hond, besnuffeld door wat zijn broer en moeder moeten zijn geweest. Het is zo’n triest gezicht. Ik kom er met de nodige moeite en hard remmen netjes langs, maar het geeft maar weer eens aan hoe voorzichtig je moet zijn. Daarbij komt nog dat er regelmatig los zand op de weg ligt, en dat de chauffeurs in hun aloude en stinkende auto’s vaak slecht opletten.
Daarnaast heeft men in alle dorpen en steden en soms ook zonder aanwijsbare reden op de meest onverwachte plekken ‘speedbumps’, in het Nederlands verkeersdrempels, aangelegd, in enorme aantallen. Amanda hield er een telling van bij en kwam op een dag op een record van meer dan 200 ‘speedbumps’. Ze zijn vaak
zo hoog, dat de motor ondanks zijn hoge constructie soms toch zo’n ‘bump’ raakt. Wij zien ze gelukkig meestal op tijd, Elma kijkt voortdurend mee. Op een goede dag zien wij echter toch een goed gecamoufleerde ‘speedbump’ over het hoofd, gaan er met volle snelheid overheen en worden letterlijk gelanceerd. Het loopt weer net goed af. Vanwege de slechte wegen inspecteer ik de banden van de motor vaak. Op een goede dag ontdek ik tot mijn grote schrik dat er in de achterband diepe scheuren zijn ontstaan, in het rubber, die echter niet doorgaan tot op het canvas. Ik schrijf via internet enige motorrijders aan, die wij eerder hebben ontmoet, en die dezelfde speciale offroad banden hebben, om naar hun ervaringen te vragen. Ze stellen me gerust, zeggen dat het vaker voorkomt, maar desondanks vertrouw ik het niet. Het is nog een vijfhonderd kilometer tot aan Puebla, waar ik de BMW motordealer bezoek. Zij blijken de banden op voorraad te hebben en kunnen me direct helpen.
Wij treffen het niet, dat juist tijdens ons verblijf in Mexico de leraren vinden dat ze om allerlei redenen moeten demonstreren, en dat doen ze door de wegen af te sluiten. De eerste keer dat het ons overkomt, krijgen we een waarschuwing in een klein dorpje, maar we begrijpen helemaal niets van alle verschillende berichten die we van de door elkaar pratende dorpelingen krijgen. We denken dat er een aardverschuiving is geweest en gaan toch maar gewoon verder, er is eigenlijk geen alternatief, we zien wel hoe het uitvalt. We treffen verderop een lange rij auto’s aan, die we gewoon voorbijrijden, tot we de stakers bereiken. Maar niemand maakt er een probleem van als wij, via wat zandhopen en een kleine doorgang in de versperring, ons
eenvoudigweg, geholpen door een vriendelijke politieman, een doorgang banen en onze weg vervolgen.
Die middag echter lopen we op een grote autoweg opnieuw vast, de hele weg is geblokkeerd met duizenden auto’s. Het is zinderend heet, geen goede situatie voor motorrijders in hun zware kleding. Ook nu komt uit het niets een oplossing tevoorschijn. Bewoners van een paar hutjes naast de autobaan hebben de omheining langs de weg opengeknipt, en leggen voor ons stenen en planken neer, waarmee wij over de betonnen drempel langs de autobaan kunnen komen.
Via de opengeknipte omheining weten we ondanks wat problemen door een zeer slecht weggetje, toch een klein dorpje te bereiken, waar we in een autohotel, een hotelletje waar men heengaat voor een onbezorgde nacht sex, een comfortabele nacht doorbrengen. Onze kamer is voorzien van een fraaie danspaal, die wij beiden even hebben geprobeerd. Zoiets valt nog niet mee, zeker niet ondersteboven.
Op onze tocht door Mexico bezoeken we diverse oudheidkundige opgravingen waaronder Teotihuacan, een stad gebouwd voor onze jaartelling en waar ooit meer dan 125.000 mensen gewoond moeten hebben. Nog voor dat de Spanjaarden arriveerden in Mexico was de stad om onbekende redenen door zijn inwoners verlaten. Nu wordt de stad door de Azteken als een heilige plaats beschouwd. De tempels, paleizen en piramiden zijn prachtig gerestaureerd en geven een indruk van de rijkdom en macht die ooit in dit centrum moet zijn geweest. Maar de oorsprong van de stad, de manier van leven en zelfs de reden waarom de stad op een gegeven moment werd verlaten blijft tot op de dag van vandaag een mysterie. Dit komt vooral omdat de oude bewoners van deze landen waaronder de Olmecs en de Maya’s, ondanks hun hoog ontwikkelde cultuur, weinig vastlegden op schrift, en geen hoogontwikkelde taal hadden en hebben. Veel van de huidige Maya’s spreken nog de oorspronkelijke Maya taal, die echter wordt beschouwd als een laagintelligente taal.
In het Oosten van Yucatan, de streek waar voornamelijk de Maya’s leefden, bezoeken wij Uxmal en Chichen Itza. De historie van deze steden en hun functie is onbekend, maar de meeste gebouwen zijn opgericht tussen de 7de en 10de eeuw na
Christus, vrij recent zou men kunnen zeggen. Omdat water in alle streken van Yucatan zeer schaars was, zijn er vele afbeeldingen van de Maya regengod Chac te zien op de oude gebouwen. De meest bekende Maya God, wiens naam ook wij al leerde op de middelbare school, Quetzalcoatl, door de Maya’s opvallend Kukulcan genoemd, wordt ook regelmatig afgebeeld in de vorm van een Quetzal vogelkop op een ratelslang.
Ik lees dat de Maya’s bepaald geen vredelievend volk waren. Zij waren georganiseerd in stedelijk verband, en al die steden bestreden elkaar voortdurend. Daarbij vielen vele slachtoffers, maar een mensenleven telde in deze samenleving niet zwaar. Als de regen uitbleef, dan offerden de priesters vele mensen en kinderen aan de goden door hun hart uit de romp te snijden en dat aan de arenden toe te werpen. De lijken bleven onder aan de piramides liggen. Dat een leven nauwelijks telde blijkt ook uit de regels van het Maya balspel. De Maya’s speelde een balspel, waarbij de bal alleen met knie, elleboog of heup mocht worden aangeraakt. De rubberen bal, ongeveer zo groot als een huidige voetbal, moest door een nauwe ring geschoten worden die hoog was opgehangen. Het veld was groot, en het ziet eruit als een onmogelijke sport. Het moet er ook hardhandig aan toegegaan zijn, als je de beschermende kleding ziet die tijdens het spel werd gedragen. De verliezers werden aan het eind van de wedstrijd door de winnaars ritueel gedood, alweer door het hart uit de romp te snijden. Maar het was een eer om zo gedood te worden, de verliezers boden hun lijf vrijwillig aan de winnaars aan.
De Maya bevolking werd door alle offers en verliezen echter zodanig uitgedund, dat er een vermoeden bestaat, dat ze door opdringende stammen vanuit het Zuiden werden verdrongen, of er in opgingen, zoals de Toltecs en de Azteken.
Een van de laatste grote plaatsen die wij aandoen is Cancun, een stad die tot de jaren zeventig slechts een zandstrand met een klein vissersdorp voorstelde. Maar de regering besloot anders, en in een tiental jaren is hier een metropool uit de grond gestampt, waar elk jaar meer dan 12 miljoen bezoekers komen waaronder wij, om te
genieten van de prachtige witte zandstanden en het perfecte weer. Vlakbij Cancun loopt het op een na grootse rif ter wereld, dat zich uitstrekt tot aan Costa Rica, en waar het goed duiken en snorkelen is. Het rif is ongekend mooi, er zijn talrijke kleurrijke vissoorten, schildpadden, mantra roggen, ‘nurse sharks’ en walvissen. Maar ook de zeer gevaarlijke zoutwater krokodillen zijn er. Wel blijven opletten is het advies. Wij nemen hier in een perfect hotel een korte ‘break’ van een dag of vier, waarna wij de grens naar Belize zullen oversteken. Wij hebben er nu meer dan 20.000 kilometer opzitten, en zullen in Panama ongeveer halverwege onze lange tocht zijn. Via Guatemala, Honduras, Nicaragua en Costa Rica hopen we daar midden November te zijn, vanwaar we de oversteek zullen maken naar Zuid Amerika op een stalen zeilschip. Ik ben er weliswaar in geslaagd om dit te regelen, maar ik weet nog niet hoe het laden en lossen van de motoren zal gaan gebeuren, en hoe we ze gaan vastzetten aan het dek. Maar wie dan leeft, die dan zorgt. We zien wel en vertellen er meer over in het volgende verslag.
Fred en Elma. Oktober 2013.
Hoofdstuk 6 Centraal Amerika
Torenhoge piramiden steken uit boven de eindeloze groene jungle waar ze al vele eeuwen lang zijn blootgesteld aan de allesverzengende zonnehitte. Apen slingeren zich met veel lawaai door de hoge toppen van de majestueuze woudreuzen, het geschreeuw is duidelijk hoorbaar maar men kan nauwelijks een glimp van ze opvangen door het dichte gebladerte. Felgekleurde papagaaien en toekans zijn overal om ons heen, ze produceren een kakofonie van gekrijs. Een groep ‘coatis’, met hun gestreepte en rechtomhoogstekende staarten, zoekt naar voedsel tussen het hoge gras, waarbij ze ons volledig negeren tenzij we te dichtbij komen.
Hier en daar scharrelen felgekleurde kalkoenen rond van een soort die we nog niet eerder hebben gezien. Er zitten poema’s, slangen, boomkikkers en vele andere diersoorten waarvan we alleen maar een vermoeden hebben door de informatie die we hebben bestudeerd. We zijn in Tikal, een van de oudste Mayasteden, gelegen in het oosten van Guatemala. Tikal is beroemd geworden door zijn torenhoge en zeer steile piramiden, waarvan de hoogste 61 meter is. Wat Tikal zo bijzonder maakt in vergelijking met de andere Maya steden, is dat het volledig in de jungle ligt. Weliswaar zijn enkele van de vele oude stadspleinen vrijgemaakt van bomen en struiken en zijn hier en daar enige tempels blootgelegd, als je van de ene naar de andere tempel loopt dan ga je onder een dicht gebladerte door waarbij de lucht ruikt naar aarde en planten en voelbaar
vochtig is De muggen zoemen voortdurend om je heen, en zelfs met de sterke antimug repellent die wij gebruiken kun je niet voorkomen af en toe eens te worden gestoken door een onduidelijk maar vervaarlijk zoemend insect. Tikal is een zeer oude ruïne, het dateert al van 700 BC. Het is groot, zo’n 5 bij 5 km, en er is slechts een tiende van blootgelegd. De steile heuvels die zich door het gebladerte afsteken doen vermoeden dat er nog wel het een en ander te ontdekken is.
Wij wandelen en klauteren zo’n drie uur rond in deze fascinerende maar zeer warme omgeving en we moeten oppassen niet oververhit te raken. Als we aan het eind neervallen in een open restaurant dat gebouwd is midden in de jungle onder een rieten dak, komen we weer langzaam bij onze zinnen.
Voordat wij zover in Guatemala waren doorgedrongen, hebben we de nodige prachtige dagen beleefd, met soms totaal onverwachte belevenissen. Toen wij het Mexicaanse Cancun verlieten, waar wij een dag of vier hadden gebivakkeerd, vonden we verderop aan de Mexicaanse rivièra een goed verborgen maar schitterend 'Cabana' hotelletje, dat aan een paradijselijk strand was gelegen. Daar verbleven we in een eigen cabana, een gerieflijk van riet en stenen opgebouwd huisje, waar je van je bed zo in het fijnste en spierwitte zand stapt. Douches zijn buiten, je eet in een open restaurant onder het genot van een tequila, de zeebries zorgt voor enige verkoeling en je zwemt in de azuurblauwe zee. Tussen de palmbomen hangen comfortabele hangmatten.
Vanuit dit paradijselijk plekje reden we naar de grens met Belize, over een perfecte maar lange weg die door de jungle slingerde. De grenspassage was onverwachts eenvoudig, het kostte ons slechts een kleine twee uur om Belize binnen te komen. Belize zelf viel echter tegen. De hoofdstad is smerig, de wegen zijn matig, en er zijn nauwelijks hotels. Toch vonden we na een tijdje zoeken onderdak aan zee in een huis van 1928, dat was omgebouwd tot hotel. Het was zeer apart, een mooie ervaring. Van Belize hadden we een ferry willen nemen naar Honduras, maar de ferry nam alleen maar personen mee, geen voertuigen. Derhalve moesten we een lange omweg gaan maken door Guatemala. Nu hadden we op internet gelezen, dat men in Guatemala slechts alleen op een motorfiets mocht rijden, duopassagiers waren niet toegestaan. Ik vond dit overigens niet erg geloofwaardig, omdat ik het nodige heb gelezen over ervaringen van andere reizigers, en dit bericht nog nooit had gezien. Maar het plan was nu, dat als wij niet verder konden met z’n vieren, Elma en Amanda
met de ferry naar Honduras zouden gaan, en Kobus en ik in een versneld tempo door Guatemala zouden rijden. Iets wat ik overigens onacceptabel vond. Aan de grens met Guatemala bleek echter al gauw dat het internetverhaal achterhaald was, we mochten gewoon met z’n allen verder. De grenspassage van Belize naar Guatemala eisten weliswaar de nodige stappen, uiteindelijk hadden we die allemaal keurig uitgevoerd en konden we verder. Alleen een verzekering kopen aan deze grens was niet mogelijk, in tegenstelling tot de grens met Belize. We reden derhalve onverzekerd verder door een gevaarlijk land als Guatemala. Na de grensovergang kwamen we terecht in een zware tropische regenstorm, het water viel letterlijk met bakken uit de hemel, het zicht werd minder dan twintig meter. Mijn waterdichte schoenen liepen al snel vol met opspattende modder. De weg ging gedeeltelijk over van een asfaltweg in een slijkpad, met zeer diepe kuilen erin, die al snel helemaal vol met water stonden. Onze maximale snelheid werd noodgedwongen dertig kilometer per uur. Door de regen op buiten en binnenkant van het vizier zagen we vrijwel niets meer. Ik kan je verzekeren dat ik dit stuk zeer gevaarlijk vond. Het was onvermijdbaar dat we af en toe door een diepe kuil gingen waarbij de klappen zodanig waren dat motor en passagiers tot het uiterste werden belast. Over het spekgladde slijk glibberden en gleden we verder, gelukkig zonder te vallen, ofschoon dat af en toe maar weinig scheelde. En we zagen er uit als beesten toen we in de eerste grote stad van Guatemala, Flores, aankwamen, en daar gelukkig al snel een
fraai hotel wisten te vinden. Met afgesloten garage, dat is altijd de eis. En van waaruit Elma en ik Tikal hebben bezocht. De verdere reis door Guatemala verloopt gelukkig voorspoedig. De wegen zijn redelijk goed, het landschap is mooi, de weg gaat voortdurend door kleine en arme dorpjes heen, maar het is afwisselend en er is altijd weer wat nieuws te ontdekken. Rijden op deze wegen blijft altijd opletten, want iedereen, mens en dier leeft op of direct naast de weg. Vlak bij de grens met Honduras vinden we in een zeer stoffig en verwaarloosd havenstadje een goed hotel. De volgende dag gaan we de grens met Honduras over via een zeer kleine in het noorden gelegen grenspost. Dit doen we omdat Kobus en Amanda graag naar een plek willen aan de Caribische Zee, waar vrienden van hun een huis hebben. Hoewel die vrienden er op dit moment niet zijn, willen ze toch graag het dorp, de stranden en de omgeving zien, waarover ze al veel hebben gehoord. We willen een onderdak zien te vinden waar we een paar daagjes kunnen blijven.
Het wordt een lange dag. s' Ochtends vertrekken we om half acht, maar bij de grensovergang Guatemala Honduras beleven we de nodige moeilijke uren. Van elk document willen ze, na stempeling drie kopieën hebben. Wij hebben van al onze documenten een heleboel kopieën bij ons, maar nu willen ze een kopie na stempeling. Het tentje waar ze een kopieermachine hebben is gesloten. Toch weten we na enig soebatten en een soepele houding van de douanier een oplossing te vinden. De reis naar onze bestemming van deze dag, het stadje La Cheiba, is nog
lang, ook al door de slechte wegen, maar tegen zonsondergang bereiken we uiteindelijk deze afgelegen plaats. Na een dergelijk lange dag zijn we behoorlijk uitgeput. Het is hier heet, meestal boven de dertig graden en we zitten de hele dag op de motor in de volle zon, met een vochtigheid van 100%. Zo nu en dan raast er een tropische regenbui over ons heen, en afhankelijk of we zin hebben om te stoppen en onze regen overalls aan te trekken, worden we of doornat van de regen, of van het zweet in de overalls. Nu meestal van de regen, want we laten het maar komen, we drogen meestal vrij snel weer op, als we tenminste doorrijden. We kunnen ondertussen goed tegen de hitte, maar toch put het je uit. En ‘daylight-saving’ hier is zo, dat het om vier uur s'ochtends licht wordt, maar om zes uur s'avonds al zeer donker is. In La Cheiba rijden we door een overvol stadje met gekmakende drukte door tot aan de zee. We zien echter geen enkel hotel. Een hotel dat geschikt zou zijn ligt, volgens de dorpelingen, echter nog eens dertig km verder. We overleggen of we in de stikdonkere nacht moeten doorrijden, maar we hebben eigenlijk geen alternatief. Alhoewel dit achteraf gezien niet verantwoord was, besluiten we verder te gaan. Een dorpeling rijdt in de stad voorop met zijn scootertje, want door de wirwar van straatjes is het niet uit te leggen hoe we moeten rijden. Buiten het dorp worden we weer aan ons lot overgelaten. De weg die naar onze plek voor de nacht leidt is weliswaar een nette asfaltweg, maar er zitten gaten in, zo groot, dat als je erin komt, je zeker over de kop gaat, of je breekt een wiel aan stukken. En ik zie ze vaak te laat in de diepe duisternis. Een paar keer gaan we door een wat kleiner gat, een keer wordt ik zeer abrupt gesneden door een snelle 4-wheel drive, maar uiteindelijk bereiken we heelhuids ons doel. Dit hotel blijkt van absoluut topklasse te zijn. Het is een ‘resort’, groot, met prachtige tropische tuinen, van goede kwaliteit, met grote en apart ingerichte kamers,
diverse zwembaden, en dit alles gelegen aan de azuurblauwe Caribische zee. Een bar en restaurant aan het spierwitte strand waar eindeloze rijen palmbomen tot in de zee hangen en waar al het voer en drank, ook sterke, inclusief is. De prijs is aangenaam. We besluiten meteen hier een paar dagen te blijven. De volgende ochtend moet er natuurlijk gesnorkeld worden op het rif, waar ik al eerder over heb geschreven. Een supersnelle boot brengt ons er heen. Het onderwaterleven is weliswaar mooi, maar kan een vergelijking met het ‘Great Barrière Reef’, dat we op onze vorige motortocht hebben aangedaan, niet doorstaan. De eilandjes die we echter aandoen, met zijn meelijwekkend arme bevolking in hun eenvoudige houten hutjes, gebouwd direct aan het strand, zijn verrassend en lijken heel oorspronkelijk te zijn. De bewoners weten ondanks alle primitiviteit ons toch een mooie lunch voor te schotelen, die uiteraard bestaat uit alles wat de zee of de palmbomen voortbrengt.
Na een paar dagen al luierend en genietend te hebben doorgebracht wordt het tijd weer op stap te gaan. We rijden nu van de Caribische Zee naar de Stille Oceaan, dwars door Honduras, op kleine wegen door stoffige en verwaarloosde dorpjes en de nooit vervelende groene jungle. Het blijft echter een uitdaging om er heelhuids doorheen te komen. De weg is de levensader voor de bevolking. Buiten de weg is er alleen de nauwelijks begaanbare jungle waar weinig valt te verdienen. Overal langs de weg staan de kleine huizen of hutjes, mensen lopen of fietsen op de weg, kinderen gebruiken de weg als speelplaats, elk hutje heeft een vaak verroest reclamebord van Cola Cola ergens op vast getimmerd, kippen scharrelen in de berm, er lopen paarden, koeien en geiten over de weg, en soms steekt er zelfs een
complete varkensfamilie over. De schoolbus stopt midden op de weg, er zijn overal speedbumps, en als we dat allemaal hebben gepasseerd zonder iets te raken, dan nog moeten we links en rechts langs de diepe kuilen laveren. Het zal geen verbazing wekken, dat onze gemiddelde snelheid op deze secundaire wegen zeer laag ligt. Vanwege de waarschuwingen over misdaad praktijken die meestal samenhangen met drugs, willen we de hoofdstad van Honduras, Tegucigalpa, links laten liggen. Maar het kleine hotel buiten deze stad dat we hebben uitgezocht, is gesloten. We krijgen nog wel de eigenaar aan de telefoon via de bewaker, maar hij heeft uren nodig om naar ons toe te komen. Er is geen ander alternatief toch Tegucigalpa in te gaan. Het valt gelukkig allemaal nogal mee afgezien van de geweldige verkeerschaos waar we in verzeild raken. Uiteindelijk vinden we ene fijn hotel met een veilige parkeerplek voor de motoren, onze dagelijkse zorg.
De grenspassage van Honduras naar Nicaragua doen we via een kleine grenspost in het Zuiden, omdat we van hieruit naar Léon in Nicaragua willen. Ik krijg het net voor de grens aan de stok met een stoïcijnse politieman, die opnieuw alle papieren wil inzien. Ik ben al geërgerd, het is telkens weer hetzelfde laken en pak, en weiger mijn paspoort af te geven. Hij mag het zien, ik open alle pagina’s voor ‘m, maar hij krijgt het niet in zijn handen. Ik vertrouw de man niet. Dit loopt uit op een relletje. Een Engelssprekende passant waarschuwt mij dat disrespect voor de politie kan betekenen dat ze me 24 uur mogen vasthouden. Ik geef alsnog toe en hij verdwijnt voor een tijdje. Gelukkig loopt het met een sisser af, ofschoon Elma laaiend op me is.
De grenspassage in de ongelooflijke hitte is ook geen pretje. Als we halverwege het proces zijn van invullen en dan naar de volgende instantie gaan, blijkt dat de heren en dames even aan het lunchen zijn, over anderhalf uur komen ze terug. Als we echter willen dat ze hun lunch onderbreken, dan doen ze dat graag voor ons, maar dat kost wel een paar dollartjes. En, de grens is om twee uur gesloten, komt U dan alstublieft morgen terug. Er is in de verre omgeving van deze grens geen mogelijkheid tot overnachting. We komen uiteraard alle strubbelingen wel weer te boven, maar we worden hier niet echt blij van. Vlak na de grens moeten we bij de eerste en beste politiecontrolepost meteen smeergeld betalen, ik heb echter mijn lesje geleerd en blijf volkomen kalm. Léon is echter een opsteker, een mooie plaats vlak bij de Grote Oceaan met veel historie, redelijk schoon, en aangenaam om een dagje te blijven. Maar ook met zichtbaar veel armoede op straat. We vinden er een klein hotel, waar we met de nodige moeite de motoren weer in de receptie mogen zetten. Léon claimt dat ze de grootse kathedraal van Midden Amerika hebben, het zal zeker waar zijn maar maakt weinig indruk. De grote Oceaan is prachtig, we kijken sprakeloos naar de enorme brekers waar de surfers vanaf scheren.
Ook de tweede stad in Nicaragua, Granada, waar we een tweetal dagen verblijven heeft een mooi historisch centrum. Deze vroegere hoofdstad van Nicaragua, dat aan een gigantisch zoetwatermeer ligt, is omgeven door enorme vulkanen, sommige met de gloeiende lava zichtbaar als je er in afdaalt. Granada is een oude koloniale stad en het heeft de koloniale sfeer goed weten te behouden. Het is een beetje
toeristisch, het is goed onderhouden met veel wandelstraten en een 3 km lange boulevard aan het meer. Wij maken een tocht over het meer, waar ongeveer 365 eilandjes in liggen, en waarvan sommige voor de Maya’s een bijzondere betekenis hebben. Ook bezoeken we de nog werkende vulkaan Momotombo.
Vlak bij Granada ligt de stad Masaya, het centrum waar vele kunstvoorwerpen worden vervaardigd. Kunst met een kleine k, heel soms met een grote K. Overal zijn werkplaatsen waar lokale kunstvoorwerpen worden gefabriceerd, en er zijn vele stalletjes waar deze kunst te koop wordt aangeboden. Maar de verkopers van al deze kunstvoorwerpen hebben zo op het oog een hard bestaan, er zijn weinig kopers en veel aanbieders. Soms is het echt meelijwekkend om te zien hoe men de dag moet doorkomen. Ook is dit de tijd van de festivals, er is een rijke folklore hier.
In de avond raken we in gesprek met een oudere man uit Venezuela die een professionele clown is en die een groepje jongeren begeleidt in de door hem opgerichte lokale clownschool om ze een toekomst te geven. Heel veel jongeren hier, zo vertelt hij, snuiven lijm, en zijn ernstig verslaafd. Hij blijkt nog geen drie maanden geleden met een groepje jongeren op uitnodiging in Nederland en Duitsland te zijn geweest, waarvoor ze een vergoeding hebben gekregen, en waardoor ze hun werk in dit land kunnen bekostigen. Er blijken in Europa diverse clownscholen te zijn. We hebben uren gesproken over het leven als clown, de opleiding, en de lokale omstandigheden in Midden-Amerika. Zeer boeiend, deze avond. Hij nodigt ons uit om de volgende dag een voorstelling bij te wonen van de jonge kinderen die een clownopleiding volgen ( hier hoort ook taal, computer, en ander onderwijs bij), met later op de avond een meer professioneel optreden van de oudere jeugd. Het optreden de volgende avond is een totale verassing. Er zijn maar een man of tien aanwezig in het openlucht theatertje, maar de voorstelling van de twee jonge clowns, die ongeveer twee uur duurt, is prachtig en professioneel. Het gaat over een lijmsnuivende jongeling, die door een oudere jongleur ervan wordt overtuigd daar mee op te houden. Het is tegelijkertijd ontroerend en humoristisch. Een lach en een traan, indrukwekkend. Ze gaan volgend jaar Europa bezoeken, waarbij ze ook Nederland gaan aandoen, en we maken afspraken om dan bij ons langs te komen.
Vanuit Nicaragua steken we de grens naar Costa Rica over, en opnieuw is de grensovergang een belevenis die veel op de eerdere lijkt, gewoon alles over je heen laten komen. In Puntarenas smak ik met de motor voor de eerste keer tegen de
grond. Bij het uitrijden van de parkeergarage moet ik onverwachts stoppen, net als er een stevig gat in de weg zit en ik kan de motor niet houden. Gelukkig is er geen schade behalve wat krasjes op de fiets, op Elma’s arm en op mijn ego. Maar het loopt met een sisser af. Costa Rica is een prachtig land. De jungle waar we bijna permanent doorheen rijden is schitterend, het land en de wegen zijn goed bijgehouden, de steden en dorpjes zijn op het oog redelijk welvarend, en het land lijkt op een hoger niveau te zitten dan de voortgaande landen. Als we aan een prachtig strand koffie zitten te drinken, besluiten we om daar een paar dagen te blijven. We kijken naar de wave-surfers, maken lange strandwandelingen tussen de vele leguanen door en als we dorst krijgen slaat een lokaal figuur de kop van een kokosnoot af en biedt ons die ter verfrissing aan. Costa Rica is meer een natuurland dan een cultuurland.
Op dit moment zijn we in Panama, de motoren hebben hun derde 10.000 km beurt gehad, en we zijn ons aan het voorbereiden voor de zeereis van Panama naar Cartagena in Columbia. We hebben tot nu toe een afstand afgelegd van 25.000 km, en zijn over de helft van de reis. Morgen gaan we nog de oude binnenstad en het Panamakanaal bezoeken, waarna we naar Puerto Lindo zullen rijden voor het inschepen van de motoren en het regelen van alle douaneformaliteiten. Helaas kan ik niet wachten om dit gedeelte van de reis alsnog aan dit hoofdstuk toe te voegen, omdat de internet verbinding in Puerto Lindo niet schijnt te werken. Dus, dat komt over een paar weken aan de beurt. Tot dan. FRED
Hoofdstuk 7 Van Panama naar Columbia, de zeereis
De stad Panama ligt al weer enige dagen achter ons. We zijn neergestreken in het midden van het Panamese regenwoud, aan de Caribische zee, in de kleine plaats Punta Lindo. Het woord plaats is wellicht nog te veel voor deze nederzetting van ongeveer twintig huizen, een restaurant en een paar hostels.
We zijn hier te gast van Silvia en Guido, een sympathiek Duits stel dat na een avontuurlijk zeilend leven van 17 jaar is neergestreken in deze uithoek van de wereld. Hier hebben ze een nieuw leven opgebouwd dat bestaat uit een hostel met enige mooie kamers en een scheepsonderhoudsbedrijfje, dat door Guido en een paar lokale mecaniciens voortvarend wordt gerund. In de baai nabij het hostel meren vele oceaanoverstekers af op anker, en zijn verder geen faciliteiten en er is altijd werk aan de winkel voor Guido. Een mast vervangen, een nieuwe motor of generator plaatsen, er is veel te doen. Silvia runt haar hostel ‘Wunderbar’ met een grote voortvarendheid en heeft vele mooie verhalen te vertellen over haar huidige en vroegere leven. Het hostel ligt midden in de overvloedige natuur en de oerwoudgeluiden zijn dag en nacht aanwezig. De kolibries vermaken ons met hun supersnelle vliegbewegingen, de apen zijn nabij en maken hun opvallende schreeuwgeluiden, de vrijwel niet zichtbare ‘sandflies’ laten ons nooit met rust. Er zitten luiaards, leguanen, krabben, en vooral mieren, in elke denkbare afmeting.
Het enige restaurant in de baai is van een Nederlander, Hans, die ook ooit is komen aanwaaien over de Oceaan, en via Cartagena hier is beland. Met zijn Colombiaanse vrouw en kinderen runt hij de enige plek waar je een koel biertje of een perfecte vis kunt krijgen. Hans vertelt me zijn avontuurlijke levensgeschiedenis, terwijl de tropische regen op het plaatijzeren dak neer roffelt. Mensen zoals Hans, Guido of Silvia kom je voortdurend tegen in deze contreien. Het lijkt wel of de eenzaamheid en de afgelegenheid dit soort mensen aantrekt. Een ding dat steeds terugkomt in al hun verhalen is, dat ze de drukte van de wereld proberen te ontvluchten. Maar het zijn alle doeners, en dat is nodig ook, er is geen enkele faciliteit aanwezig, geen water, riolering, elektriciteit of internet, je moet alles zelf zien te rooien. En Hans moet het eten voor zijn restaurant overal vandaan zien te halen. Maar zijn vis is onovertroffen. Voordat we deze plaats aandeden, hebben we Panama city uitgebreid bezocht, waarbij een bezoek aan het Panama kanaal onvermijdbaar was
Het museum bij het sluizencomplex maakte daarbij de meeste indruk. De sluizen zijn groot, het kanaal ook, maar het is de tijd waarin het gebouwd werd dat het zo indrukwekkend maakt. Begonnen de Fransen ooit, zo’n 140 jaar geleden, aan dit ontzagwekkende karwei, ze gaven het op nadat er tienduizenden werkers waren omgekomen door malaria en andere tropenziekten. De Amerikanen namen het zo’n honderd jaar geleden over nadat ze hadden bedongen dat er een Panama Kanaalzone zou komen dat onder Amerikaans bestuur zou staan. Dit verdrag is pas een aantal jaren geleden veranderd, en het kanaal is nu volledig een Panamese aangelegenheid. De Amerikanen zetten uitgebreide programma’s op om de malaria mug en andere parasieten te doden, bouwden tientallen ziekenhuizen en wisten het kanaal met behulp van vele werkers en hun machines van die tijd die zelfs met de
kennis van vandaag absoluut indrukwekkend genoemd mogen worden, in 1914 klaar te krijgen. Volgend jaar bestaat het Panama kanaal 100 jaar. De uitbreiding van het kanaal waarbij de afmetingen aanzienlijk worden vergroot vindt nu plaats, en ook dit is weer een huzarenstukje, omdat opnieuw de natuur zich in dit tropische land niet eenvoudig laat overwinnen.
Ons plan is, om met een zeilboot over te steken van Panama naar Cartagena. De Dorian Gap, de landengte tussen Panama en Columbia is nog steeds onbegaanbaar, er lopen geen wegen door heen, en de FARC is er de baas. Alle trekkers van Noord naar Zuid moeten voor dit traject alternatief vervoer zien te vinden. Sommige vliegen, velen gaan per vrachtboot, enkele zoeken een zeilboot. Wij hebben via Hostel Wunderbar contact weten te maken met een zeilschip en geregeld dat wij mee kunnen varen. We hebben besloten dit hostel als vertrekplaats te gebruiken en later blijkt dat alle opvarenden hetzelfde hebben besloten. In de loop der dagen druppelen onze medezeilers binnen bij Hostel Wunderbar. We leren zo iedereen al van te voren kennen, het blijkt een heterogeen gezelschap van 13 man te zijn. Ian wordt als brandweerman met een parachute gedropt in de buurt van beginnende bosbranden, en moet daar het vuur in de kiem zien te smoren. Emily werkt eveneens als bosbrandbestrijder, Josh werkt als helikopter piloot bij de Alaska reddingsdienst, Jordan is een Amerikaanse marinier, die achter de linies in Irak heeft gevochten, Philip verkoopt 'extreme' sportartikelen en Anita is arts. Met een dergelijk gezelschap zit je nooit om gespreksstof verlegen, het ene na het andere spectaculaire verhaal komt eruit. Ook blijkt dat er vier motorfietsen mee moeten, we zijn daarover op zijn minst verbaasd.
De schipper komt een dag te laat kennis met iedereen maken. Bea is een aantrekkelijke Poolse, die samen met haar man op hun jacht Luka heeft gevaren en nog vaart, hetzelfde jacht waarmee hij het Guinness Book of Records heeft gehaald door solo tegen de heersende winden de wereld rond te zeilen.
Haar man is echter een jaar geleden volkomen onverwachts gestorven en nu probeert Bea alleen met het schip Luka haar kostje te verdienen door mensen en motorfietsen over te zetten van Panama naar Columbia. Luka is een tweemaster, ketch getuigd, slecht onderhouden, afbladderende verf overal, roestend, is 56 voet lang, voorzien van een 'pilothouse', en heeft 9 vaste slaapplaatsen en een klein toilet. Er is slechts een buitendouche die we echter alleen mogen gebruiken als we uit het zoute water komen. We spreken af dat de vier motorrijders de volgende ochtend de uitvoerpapieren zullen gaan regelen en dat in de middag de motoren zullen worden geladen.
Het eerste gebeurt volgens afspraak, echter, het weer gooit roet in het eten, het laden van de motoren en het vertrek moet een dag worden uitgesteld In stromende regen beginnen we de volgende middag aan het overbrengen van de motoren naar het zeilschip. Daartoe heeft de schipper een kleine boot gecharterd, waarin de motoren een voor een worden overgevaren. Met mankracht tillen zes stevige kerels mijn motor in het bootje.
Ik moet er vervolgens boven op gaan zitten om de motor recht te houden, hij wordt niet vastgezet, en zo varen we naar het zeilschip. Het is instabiel maar het gaat.
De motor wordt vervolgens met een lijn vanuit de grote mast met behulp van de handlier omhoog gezwengeld, waarbij sterke handen de motor vrij moeten zien te houden van het schip, staande in een wankele roeiboot. Eenmaal op het zeilschip wordt de motor tegen de grote mast vastgebonden. Ik probeer zoveel mogelijk te voorkomen dat er schade ontstaat bij het bewegen tussen de verstaging en alle
andere lijnen door, maar het is niet helemaal te voorkomen. Het hoort erbij zullen we maar denken. Het kost uren op de vier motoren aan boord te brengen en stevig vast te sjorren, want volgens de schipper Bea kan de zee stevig te keer gaan in deze contreien. Zo tegen twaalf uur s'nachts is iedereen aan boord, en vertrekken we richting de San-Blas eilanden.
Het schip, een langskieler, begint echter meteen te stampen en te slingeren, en vanwege de veiligheid wil de schipper dat we allemaal onderdeks blijven. Voor degene die geen vaste slaapplaats heeft is de bank in de cabine de plek om de komende 6 dagen te pitten, behalve als we er eten natuurlijk.
Het kan natuurlijk niet uitblijven dat er verschillende van de groep zwaar zeeziek worden, waaronder onze vrienden Kobus en Amanda. Ondanks alle pillen is het onvermijdbaar. Elma en ik liggen in een hut net naast de hoofdmotor en het is er snoeiheet en zeer lawaaierig. Bovendien stinkt het er stevig. Elma weet echter de zeeziekte net de baas te blijven door consequent horizontaal te blijven liggen
ondanks hitte en ongemak. Als we rond een uur of tien de volgende ochtend de eerste San-Blas eilanden bereiken en aan land gaan is het leed voor de meesten al gauw vergeten. De San-Blas eilanden behoren tot Panama, maar de regering laat de eilandbewoners hun eigen bestemming bepalen. Er zijn ongeveer 350 eilanden, slechts begroeit met palmbomen, die vaak bewoond worden door een of enkele families. De Kuna indianen zijn erg schuchter, verlegen, houden zich op een afstand, en leven hun eigen leven. Ze maken wat eenvoudige armbanden en siervoorwerpen, leven wat de zee hun geeft, en verkopen kokosnoten aan opkopers voor 25 cent per noot, waarmee ze zaken van wal kunnen aanschaffen. Hun hutten zijn van hout en palmbladeren, maar er staat soms wel een flatscreen en satellietontvanger in. Stroom komt van zonnepanelen, water vangen ze op, het regent regelmatig. Er is vrijwel geen contact met ze te krijgen, ze spreken meestal ook geen Spaans of Engels maar gebruiken hun eigen oude taal. Er zijn bezoekende zeilboten, maar die gaan altijd naar dezelfde plekken waar een goede ankerplaats is. Op de meeste eilanden komt nooit of zelden een bezoeker. Het is er ongelooflijk mooi, het zijn de laatste paradijsjes op aarde. De schipper heeft voor opvarenden en bemanning, we zijn met 17 man, voor alle dagen eten aan boord, maar ook koopt ze verse vis van de Kuna indianen, en soms vangen we wat zelf. Water wordt gemaakt door een watermaker aan boord. Het eten wat ze ons voorzet is telkenmale een verrassing. Het is altijd van uitstekende kwaliteit en ook altijd veel te veel. Wat er over is wordt of weggeven aan de Kuna, of in de zee geplempt. Dat is misschien ook de reden dat ik, als ik aan het snorkelen ben, vlak bij mij een grote haai onder me zie cirkelen, en ik met kloppend hart meteen uit het water wil. Ik brul om de dinghy, ik ben veel te ver van de zeilboot af, en die komt gelukkig mijn kant op. Ondertussen houd ik met mijn snorkelbril de haai in de gaten. Hij heeft mij duidelijk in het vizier want hij draait keurig zijn rondjes om me heen. Ik houd me zo rustig mogelijk, zwem met trage bewegingen, want ik weet dat gespartel averechts werkt. Ik ben nog nooit zo snel in een dinghy gekomen, in een machtige beweging duik ik zo het bootje in, en ondanks het schampere gelach van de anderen voel ik me opgelucht.
We varen de komende dagen van eiland naar eiland in zuidelijke richting, genieten van het prachtige leven hier, hebben fantastische barbecues tot diep in de nacht en
vermijden zo veel mogelijk het schip, dat snel smeriger wordt. Op de middag van de vierde dag beginnen we aan de lange tocht naar Cartagena die ongeveer 40 uur in beslag zal nemen. We brengen onze tijd lezend en pratend door, afgewisseld door uitstekende maaltijden die de kok telkens opnieuw ergens vandaan weet te halen.
Op de laatste avond begeeft de dynamo van de hoofdmotor het, terwijl het aggregaat al niet meer werkte. Alle lampen moeten uit, en met de laatste stroom uit de accu's bereiken we Cartagena om tien uur s'avonds. Wij besluiten van boord te gaan, later blijkt dat we de enigen zijn. We zijn nog niet door de douane gegaan, maar volgens de schipper kunnen we met een kopie van ons paspoort rustig aan wal gaan. Illegaal in Zuid-Amerika lijkt het ons toch. De schipper gaat de volgende dag met alle paspoorten naar de douane, we worden
allemaal netjes ingeklaard zonder erbij te zijn, en s'avonds geeft Bea ons de paspoorten terug tijdens de afscheidsborrel ergens op een prachtig klein pleintje
in de oude stad. De motorfietsen zijn echter nog aan boord. Wij moeten de motoren eerst netjes op papier invoeren, pas dan laat Bea ze gaan. De dame van de douane wil echter geen papieren afgeven voordat ze persoonlijk de motoren heeft gezien. Breng ze maar hierheen zo vertelt ze ons. Ik bel Bea. Die is aanvankelijk verbolgen, maar dan besluit ze toch mee te werken, de motoren mogen van boord.
. Ze heeft een bootje weten te vinden waarmee dat moet gaan gebeuren, maar als ik dat wankele ding zie, weiger ik meteen. De co-schipper snapt het wel, en gaat naar iets beters op zoek. Uiteindelijk wordt er wel iets beter, maar het is eigenlijk nog steeds helemaal niets. Als mijn motor met de nodige moeite van boord is gehesen en in dat wiebelige bootje staat, met mij erop zittend, dan donder ik terwijl we nog naast de zeilboot liggen al twee keer bijna overboord. Ik kan nog net het jacht vastgrijpen en mijn evenwicht herstellen. Varend naar de wal gebeurt het twee keer dat ik werkelijk op een haartje na niet met motor en al overboord donder. Er had zomaar
een mooie BMW op de bodem van de Cartageense haven kunnen liggen, het was achteraf gezien onverantwoord. Het tillen aan wal is ook niet iets waar ik van bewondering van zal gaan fluiten, maar het leed is allemaal snel vergeten als we een half uurtje later weer lekker in het zadel langs de wondermooie stranden van de Caribische Zee tuffen.
November 2013 Fred en Elma
Hoofdstuk 8. Rond de evenaar: Columbia, Ecuador en Peru.
De eerste kennismaking met Columbia brengt ons in verwarring, simpelweg omdat het idee dat we van Columbia hebben, een land met veel geweld en drugs, niet strookt met wat we waarnemen. De oorlogshandelingen in Columbia zijn formeel nog gaande, ofschoon deze voornamelijk plaatsvinden in afgelegen en vrijwel onbereikbaar gebieden in de diepe jungle. De guerrillabewegingen FARC en ELN bestaan beiden nog steeds maar worden actief bestreden door het regeringsleger, zelfs nu de vredesonderhandelingen met de FARC zijn begonnen. Dit weerspiegelt zich in de vele wegcontroles uitgevoerd door het leger en door het zware materiaal dat soms langs de weg staat opgesteld. Kidnappings, in 2000 vonden er nog 3700 plaats, zijn echter sterk afgenomen, maar met name rond Cali en Medellin wordt nog flink thuisgehouden door lokale misdaadgroepen. Gelukkig behoren toeristen niet tot hun normale doelgroepen, ofschoon wordt aangeraden bepaalde plekken te vermijden. Drugs zijn overal aanwezig in Columbia, zo vertelt men ons, voornamelijk cocaïne en marihuana, en er wordt gewaarschuwd dat het hebben van drugs illegaal is. Maar behalve dat er veel wegcontroles zijn en het leger duidelijk aanwezig is, merken wij eigenlijk niets van dit alles. Columbia laat zich van zijn beste zijde zien. Het is een schitterend land met zijn door
wolken omgeven dicht beboste bergen, zijn palmstranden en zijn prachtige koloniale oude stadscentra. Columbia is het enige land in Zuid-Amerika, dat zowel grenst aan de Caribische Zee als aan de Grote Oceaan. De ecosystemen omvatten het
Amazone regenwoud, de besneeuwde toppen van de Siërra Nevada en de vele soms nog actieve vulkanen. Er zijn door de regering van Columbia vele Nationale Parken opgezet die een bezoek maar dan waard zijn. Onze kennismaking met Zuid Amerika begint in Cartagena, een stad die gekenmerkt wordt door zijn koloniale verleden. Het was de eerste stad die de Spanjaarden destijds stichtten, en de welvaart die er al snel ontstond maakte het een aantrekkelijk doel voor de Caribische piraten. De beroemde piraat Sir Francis Drake, ja, in die tijd kon ook een piraat in de adelstand worden verheven, belegerde de stad meer dan honderd dagen. Toen hij uiteindelijk vertrok werden overal in de stad indrukwekkende versterkingen gebouwd, die tot op de dag van vandaag zo kenmerkend zijn voor de historische stad Cartagena. De stad is een labyrint van nauwe en kronkelige straatjes die uitkomen op de vele pleinen waar statige huizen of vervallen kerken het beeld domineren. Er wordt overal geflaneerd, en in vele van de eeuwenoude huizen zijn mooie winkels gevestigd. In de avonduren is het goed toeven op een van de vele pleinen, waar een voortdurende stroom van verkopers hun eenvoudige waar aan je probeert te slijten, of waar straatartiesten hun act opvoeren. Buiten de oude stad is de metropool Cartagena verrezen, een eindeloze en moderne stad met een op het oog goede infrastructuur, afgewisseld met lelijke wijken waar smerige huizen de armoede die er heerst weerspiegelen. Het bruist er echter altijd van de activiteit, alles loopt en rijdt door elkaar heen, er zijn duizenden kleine bromfietsen waar soms hele families zich op verplaatsen, en het geel van de vele taxi’s overheerst het straatbeeld, als we dat tenminste kunnen waarnemen door de dichte uitlaatwalmen van de bussen en het vrachtverkeer. Er zijn overal eettentjes, de Colombiaan leeft overdag op straat.
Wij leven in onze eerste dagen in Zuid-Amerika in een appartement, omdat alle hotels in Cartagena vol zijn. Op een langgerekt schiereiland grenzend aan de koloniale oude stad zijn vele hoge flatgebouwen verrezen, waaronder die waarin wij een paar dagen vertoeven. Het gebied wordt geflankeerd door lange stranden, de reden waarom veel Colombianen hier hun vakantie doorbrengen, genietend van de Caribische Zee en het zachte klimaat. Wij zijn hier een paar dagen bezig om alle formaliteiten van motorinvoer te regelen, en ons klaar te maken voor het vervolg van onze lange reis.
Van Cartagena rijden wij naar Medellin, opnieuw een metropool van enige miljoenen inwoners. Medellin is vooral bekend geworden door de drugbaron Pablo Escobar, die in 1993 om het leven werd gebracht. Zijn graf is echter een toeristische trekpleister aan het worden, iets waar de lokale autoriteiten niet echt blij mee zijn. Maar sinds zijn dood is de stad langzamerhand leefbaarder geworden, ofschoon er nog genoeg gewaarschuwd wordt. De weg naar Medellin voert ons door de eerste uitlopers van de Andes, en het is werkelijk indrukwekkend. De weg draait en buigt rond de hoge pieken en oude vulkaantrechters, we passeren bergrug na bergrug, er is een voortdurende concentratie vereist door de vele scherpe bochten. De uitzichten zijn soms spectaculair, en het landschap is groener dan we ooit eerder hebben gezien. Bij het passeren van de vele bergruggen gaan we zo nu en dan van 1000m naar 3000m. waarbij de temperatuur kan dalen naar acht graden. Omdat we hierop niet zijn gekleed kan het soms stevig koud zijn op de fiets. Onderweg zien we op verschillende plaatsen parapenters hun bloedstollende capriolen uithalen. Een van hen weet telkens dank zij de hellingstijgwind zo’n meter of vijf langs ons te scheren,
waarbij hij steeds roept of we mee willen vliegen met zijn tandemparachute. Ik sta te popelen om het te doen, maar kan de moed nog niet opbrengen. Toch moet het er deze reis nog van komen, dat neem ik me heilig voor. Via Medellin, waar we een dagje blijven om van de stad met zijn supermoderne metro, kabelbanen, en vele standbeelden van Fernando Botero te genieten, rijden we op verder over identieke bergwegen naar Pasto, waarbij de natuur en het landschap ons blijven verbazen door de ultieme schoonheid en ongeremdheid. In Columbia zijn er veel plaatsen waar tol betaald moet worden voor het gebruik van de weg. Op een dag kunnen wij er tientallen passeren. De lokale bromfietsers zijn er van vrijgesteld, voor hen is er een smalle doorgang gemaakt. Wij gebruiken echter deze doorgang ook, soms past het nauwelijks, maar niemand maakt hier een punt van. Het kan in Columbia ook voorkomen dat je na een scherpe bocht twee vrachtwagens die elkaar aan het inhalen zijn, recht op je af ziet komen, en slechts een koelbloedige reactie je kunt redden van een frontale botsing. Het is ons een paar keer overkomen, waarbij er slechts een klein gaatje tussen vrachtwagen en berm voor ons overbleef. De berm inrijden is niet mogelijk omdat vrijwel alle wegen een diepe afwateringsgeul en daarnaast een hoge zijdrempel van beton hebben De dag naar Pasto is een zeer lange omdat de grotere doorgangsweg, overigens gewoon een tweebaansweg, is afgesloten voor alle verkeer en wij over nog kleinere en bochtigere wegen worden geleid. Wij hebben na drie uur toeren slechts honderd kilometers afgelegd en komen dientengevolge na tien uur hard werken pas aan in de grensplaats Pasto, zo’n driehonderd kilometer verder. De dag erna passeren we de grens naar Ecuador, de grenspassage nam nogal wat tijd in beslag, maar dat zijn we inmiddels wel gewend. Vlak voor Quito, de hoofdstad van Ecuador zien we nog net vanuit een ooghoek een bord waarop staat: “Equator”, de evenaar. Dat mogen we niet zomaar laten passeren. Voor onze reis is dit een hoogtepuntje, eindelijk bereiken we na
27000 km het Zuidelijk Halfrond en we vieren dit door talloze foto’s te nemen van de gemarkeerde lijn die de evenaar voorstelt. Quito, dat op 2850 m hoogte ligt, is prachtig gelegen tegen de met sneeuw bedekte vulkaan Pichincha. Het was echter dezelfde vulkaan die in 1999 de stad nog volledig met as bedekte. De historische stad Quito was in de oude Spaanse tijd een belangrijk koloniaal centrum, en de prachtig bewaard gebleven kerken, kloosters, paleizen, de vele kleine straatjes en pleinen getuigen hier nog van. Het stadsbeeld wordt ook bepaald door een 40 m hoog standbeeld van de Maagd van Quito, dat hoog op de heuvel “El Panecillo” boven het oude centrum uit torent. Van hieruit heeft men een schitterend uitzicht op de oude en op de nieuwe stad Quito en op de witte vulkaankegels. Doordat we zo’n langzame voortgang maken op de bochtige wegen van Ecuador, komen we pas laat in de avond in Quito aan. Het is inmiddels aardedonker geworden. De stad Quito is in de loop der jaren zo uitgebreid dat het zich uitstrekt over verschillende dalen, die door bergruggen worden gescheiden. Wij raken de weg hier volledig kwijt, we zitten klaarblijkelijk in een verkeerd dal en zien steeds diep onder ons een ander deel van de stad verschijnen. Uiteindelijk nemen de dames een taxi, en wij trachten die taxi te volgen naar de oude stad. De taxichauffeur doet echter zijn best om ons kwijt te raken maar wij laten hem niet schieten, het wordt een dollemansrit waarbij wij weinig anders van de stad zien dan twee achterlichtjes van een oude gele taxi. In de oude stad is er echter geen enkel hotel dat een parkeerplaats heeft voor twee motoren, en een andere taxi brengt ons op soortgelijke wijze naar het nieuwe Quito. Vanuit Quito rijden we naar het zuidwesten, de jungle van Ecuador in. Het land is globaal in drie gebieden te verdelen, de kustvlakte, het met sneeuw bedekte Andes
gebergte, en de Amazone jungle. Het is een ongelooflijk afwisselend land, waarbij ik leer dat de Galapos eilanden ook tot Ecuador behoren. Ten zuiden van Quito liggen de bergen en vulkanen, waaronder de hoogste actieve vulkaan ter wereld, de Cotopaxi, terwijl in het westen het Amazone gebied zich over vele honderden kilometers uitstrekt. Wij rijden door het hooggebergte met zijn vele vulkanen op ongeveer 3000 m hoogte
naar de populaire spa badplaats Banos. Hier zorgt het hete thermische water voor warme baden, en ook wij maken er graag gebruik van. Al is wel in de loop der tijden de badplaats wat vervallen geraakt, het water is er niet minder heet door. Het heetste bad is 43 graden, en het is oppassen geblazen, door de ijle lucht en de hoge temperatuur val ik na zo’n tien minuten in dit hete water ineens bijna flauw. Wij informeren bij de eigenaar van ons hotel of de meest westelijke weg door de jungle, na deze weg is er over 700 km geen weg meer door de diepe Amazone wildernis, berijdbaar is voor motorfietsen en hij bevestigt dit volmondig. Ik koop een stafkaart bij hem, en de dagen erna rijden we door een groen woud over opnieuw een uiterst kronkelige weg, die op plaatsen nog in aanleg is en daarom zo nu en dan overgaat in een onverhard stuk. Wij rijden van Banos via Puyo, Macas, Zamora naar Loja. In Macas vinden we onverwachts een schitterend, in het groene woud verscholen eco hotel, gebouwd in
afwachting van de vele toeristen die moeten gaan komen over deze tamelijk recent aangelegde weg. Wij zijn echter de enige die er op deze dag gebruik van maken, maar genieten er volledig van, het is er eenvoudigweg schitterend. In Zamora, in een klein en goedkoop hotelletje, 18 dollar inclusief ontbijt, de laagste prijs tot nu toe, zie ik de gelegenheid om in de stromende regen wat vuil van de motor te wassen, waarbij ik ontdek dat voor de tweede keer mijn achterspatbord nog slechts vast zit met twee bouten, de derde en meest belangrijke is opnieuw afgebroken. Dit moet een stevige klap geweest zijn, want het is een 10 mm zware bout, maar ik heb er niets van gemerkt. Dat geeft weer eens aan hoe zwaar het materieel op de proef gesteld wordt. Omdat het spatbord zelf nog helemaal intact is, schroef ik het er in zijn geheel vanaf, en neem het verder los mee. Het afgebroken stuk bout zit muurvast, de BMW dealer in Lima zal het moeten gaan repareren. Van Loya naar de grensplaats Macara gaan we ineens bij het passeren van de laatste bergruggen van een groene jungle over in de gortdroge kuststreek. Was het
in de jungle nog redelijk koel, nu loopt de temperatuur overdag weer op naar 35 graden of meer. In Macara is de keuze in hotel beperkt, een slecht hotel of een heel slecht hotel. We kiezen voor het eerste. Het blijkt 'bugfree' te zijn. Maar wij eten voor de vierde dag vegetarische pizza, het enige gerecht dat we vertrouwen in slechte omstandigheden. Macara is de grensplaats, waar we Peru binnenrijden. Voor de verandering zijn de grensformaliteiten is een ommezien geklaard en dat is ongekend. Wij moeten in elk land de motorfiets formeel invoeren, en bij het verlaten formeel uitvoeren en dat mag alleen de eigenaar doen. Daarbij moeten de nodige
formulieren worden ingevuld, moeten elke keer weer opnieuw het chassisnummer en kenteken, waarde en talloze andere vragen beantwoord worden. Soms worden er van het chassisnummer door de douane foto’s genomen. Omdat het Nederlandse kentekenbewijs in het Nederlands is gesteld, hoe komen we erbij in Nederland, is het altijd een geweldig gepuzzel. De verzekering die ik in Nederland heb weten aan te schaffen voor Zuid-Amerika is in het Engels, ook al niet slim, want vrijwel niemand spreekt Engels. We kletsen ons er gelukkig iedere keer weer doorheen. Peru levert een totale cultuurschok op. Was Ecuador groen, en redelijk welvarend, Peru lijkt op het eerste gezicht een woestijn en straatarm te zijn. Peru heeft echter
net als Ecuador vele gezichten, het bezit het indrukwekkende Andes gebergte, heeft enorme uitgestrekte regenwouden maar ook immense woestijnachtige kustgebieden. Onze huidige indruk van Peru zullen we waarschijnlijk moeten aanpassen als we verder door het land reizen. De eerste dorpen die we tegenkomen lijken meer op Afrika dan op een Zuid Amerikaans land. Daarbij komt dat er overal vuil ligt, de steden stinken, afval bergen zich tot kilometers buiten de steden uitstrekken, er zijn vele zwerfhonden, ezels, koeien, geiten, en wat al niet meer die over en langs de wegen lopen. Het kost ons moeite om in de eerste uren in Peru een tentje te vinden waar we simpelweg wat water of cola kunnen kopen. Desondanks vinden we in de eerste stad die we aandoen, Piura, een stoffige stad met smerige voorsteden en een redelijk centrum, een niet onaardig
hotel, ofschoon Kobus en Amanda eerst nog 35 dikke muggen moeten doodmeppen voordat ze van hun nachtrust kunnen gaan genieten. Vanuit Piura rijden we door de woestijn Desierto de Sechura verder naar het zuiden. De woestijn is een echte gele zand woestijn, met in het begin nog kleine en totaal verarmde dorpjes langs de snelweg, later raakt het uitgestorven. Het leven moet bikkelhard zijn hier. Soms zien we een eenzame schapenherder in “the middle of nowhere”, hoe die aan zijn kostje moet komen is een raadsel. Na enige honderden kilometers bereiken we de kust van de Grote Oceaan bij de plaats Pimental. Dit is een kleine en een beetje verloederde kustplaats, waar de inwoners van het nabijgelegen stadje Chiclayo hun weekend komen doorbrengen.
Hier zien we de typische kleine Peruaanse boten gemaakt van riet, waarmee de vissers de zee op gaan, waar zich zo te zien een overvloed van vis bevindt. Na een paar honderd kilometer langs de Grote Oceaan over de Pan-Amerika Highway te hebben gereden, gaan we het Andes gebergte in, op weg naar het op 3200 meter hoog gelegen Huarez in de provincie Ancash. We kruisen hierbij de bergruggen Cordillera Blanco en Cordillera Negro, voor ons ontrolt zich een spectaculair landschap met tussen de vele wolken door opdoemende besneeuwde bergtoppen en diepe dalen, waarbij de woestijnachtige kuststeek langzamerhand overgaat in een groen landschap doorsneden door vele wild bruisende rivieren. We komen op grote hoogte echter in
zeer slecht regenachtig weer terecht waar we niet op voorbereid zijn. Op een hoogte van 4200 meter gaat de regen over in natte sneeuw, het is koud met een temperatuur van 5 graden, en er liggen plakken sneeuw naast de weg. De mist wordt bij tijd en wijle zo dicht dat we de gevaarlijke haarspeldbochten nog nauwelijks kunnen zien. Ik heb slechts zomerhandschoenen aan en met behulp van de handvatverwarming weet ik met moeite te voorkomen dat ik bevroren vingers krijg. Wij hebben uiteraard onze regenpakken aangetrokken, maar die beschermen ons in onvoldoende mate tegen de bittere koude. In een plenzende regen arriveren we klappertandend in Huarez, en we nemen kritiekloos het eerste en beste hotel dat veel te hoog is geprijsd. Elma krijgt s’nachts last van de Sorojchi, de gevreesde hoogteziekte en heeft ondanks de vele paracetamol zeer zware hoofdpijn, die zal blijven aanhouden tot we weer op lagere hoogte zijn. Omdat Huarez in 1970 door
een zware aardbeving volkomen met de grond is gelijkgemaakt, zijn er weinig historische gebouwen bewaard gebleven. Maar we kwamen ook voor een eerste kennismaking met het spectaculaire Andes gebergte en de prachtige wegen die ons er doorheen voeren. Na een paar dagen bereiken we de “Stad der Koningen”, Lima, ooit de hoofdstad van een Spaans rijk dat behalve Peru ook Ecuador, Bolivia en Chili omvatte. Als we de grijze en vervuilde voorsteden, de plekken van grote armoede, de plaatsen waar toeristen niet behoren te komen even vergeten, en ons concentreren op het oude historische centrum en de moderne en commerciële wijken, dan vinden we een prachtige stad waar het voor een aantal dagen goed toeven is. Het verkeer in Lima is ongetwijfeld het ergste wat we op deze reis tot zover hebben meegemaakt. De taxichauffeurs zijn ongekend agressief, de wegen zijn overvol, men laat zelfs geen gaatje over voor een motorfiets, en de stank en roetdeeltjes zal ons leven zeker met jaren bekorten. Het is zaak om heel kalm blijven, voorzichtig door te gaan, en je vooral niet gek te laten maken door de waanzin van de weg. Een afstand van een centimeter of tien tussen een autobumper en de motorfiets is echt het maximale wat
er in zit, er gelden geen wetten op de weg in Lima behalve de wet van de intimidatie. Wij worden er langzamerhand meer bedreven in, maar hebben het nadeel dat we geen deuken willen hebben, de tegenpartij heeft al zoveel deuken dat dit voor hen geen rol speelt. In het midden van de oude stad Lima vinden wij een prachtig hostel, Espanje, waar wij een kamer op het dakterras krijgen, en waar de motorfietsen binnen kunnen staan, tussen de Griekse naakten die er angstvallig een oogje op houden. Het hostel heeft op het dak behalve onze kamer ook nog een pauw, een paar papagaaien, schildpadden en nog wat ander gebroed geïnstalleerd, die tezamen een geweldige herrie kunnen maken en de hele boel aardig weten vol te schijten. Wij laten het gewoon over ons heen komen. De oude stad is opnieuw een fantastische ervaring met zijn vele pleinen, musea, markten, kerken, kloosters en kleine winkeltje en restaurantjes. Het wordt goed bijgehouden is het is een genot er rond te wandelen, wij kunnen er tenminste geen genoeg van krijgen. Het Roomse leven speelt nog een belangrijke rol in ZuidAmerika en met de Kerst in aantocht verschijnen er overal de mooiste traditionele kerststallen. Juist in de week dat wij de stad bezoeken zijn er vele dansvoorstellingen van dansgroepen afkomstig van het platteland, en het is een verrassing ze te zien optreden. Ook het moderne Miraflores, waar wij een waterpark bezoeken, is een bezoekje meer dan waard. Helaas slikt de ATM machine om onduidelijke redenen, anders dan een mededeling met het woord “securitas”, mijn bankpas in juist nu het weekend is, en er zit niets
anders op om tot maandag te wachten om te proberen deze weer terug te krijgen. Ook wordt Amanda’s telefoon door een onbekende meegenomen, en omdat dit het enige contact is dat we hebben mochten we elkaar kwijtraken, moet deze meteen worden vervangen. Zo blijven we aardig bezig. Van Lima gaan we verder naar het zuiden door de eindeloze woestijn met zijn enorme zandvlakte en in de verte schemerende bergketens. De Peruanen hebben echter in de laatste tien jaren een enorm programma opgezet om in de woestijn landbouw en fruitteelt te ontwikkelen. We begrijpen dat er onder de gele zandlaag, de erosie van de bergen, een vruchtbare laag zit, en dat er water aangevoerd kan worden vanuit de bergen door middel van een uitgekiende irrigatie. Dit weerspiegelt zich in honderden kilometers van fruitboomgaarden, waar appels, avocado’s, tomaten, papaja’s, druiven en anders fruitsoorten gekweekt worden. Het is een
belangrijk export artikel, ook naar Nederland zo laten we ons vertellen. Achter al dit groen rijzen gele zandbergen op met de uiterst armoedige nederzettingen waar de landarbeiders en hun families onder erbarmelijke omstandigheden moeten zien te overleven. Maar de levensomstandigheden schijnen zich stap voor stap te verbeteren, men ziet dit als de weg naar de toekomst. Als het land niet gebruikt wordt voor fruitteelt dan zijn er de enorme kippenfarms die midden in het gele zand zijn gebouwd. Ook dit gaat in het groot, we zien duizenden kippenfarms van enorme afmetingen die op het oog netjes worden gerund. En de Peruaan eet kip, altijd en overal, ze lijken er niet genoeg van te kunnen krijgen. Bij Nazca zijn we uiteraard zeer geïnteresseerd om de Nazca lijnen, een van de grote mysteries van Zuid Amerika, te gaan bekijken. De Nazca lijnen stellen een aantal afbeeldingen voor van dieren en geometrische vormen die soms meer dan 200 meter groot zijn en zich uitstrekken in de droge woestijn over een oppervlakte van honderden kilometers. Ze zijn het beste vanuit de lucht waar te nemen, we nemen
derhalve een klein vliegtuigje waarmee we een uurtje rondvliegen. We zien inderdaad artistieke afbeeldingen van dieren zoals een kolibrie, aan aap, een spin, we zien driehoeken en andere vormen, en het is fascinerend. Er zijn vele theorieën wat het doel van deze afbeeldingen kan zijn geweest, maar er is geen overlevering ooit gevonden, die een verklaring kan geven voor deze raadselachtige verschijnselen. In Nazca wordt opnieuw een bankpas door de ATM machine ingeslikt en ik begin nu toch ongerust te worden omdat we nog een lange trip voor de boeg hebben en daar geld voor nodig hebben. Deze keer wil de bank niet meewerken, en ondanks het feit dat Elma en ik twee uren lang aanhoudend en standvastig op de bankmedewerkers inpraten, onder protest van een groeiende rij wachtenden, de kaart komt niet terug. Gelukkig hoort de eigenaresse van ons hostel het verhaal als we proberen te bellen met het hoofdkantoor, en ze gaat mee naar de bank waar ze zeer duidelijke taal spreekt. De bankmanager blijkt nu toch opeens sleutels van de ATM machine te hebben, en ofschoon hij duidelijk nog nooit een dergelijk apparaat heeft opengemaakt, wij hebben uiteindelijk die pas weer terug. Vanaf nu gebruiken wij alleen nog internationale banken waar we minder problemen van verwachten. Vanuit Nazca ligt de lange tocht naar Cusco voor ons, opnieuw dwars door het Andes gebergte. We doen hier twee dagen over omdat de weg dermate bochtig is dat we in de acht uren die we per dag rijden slechts 250 kilometer verder weten te komen. Maar wat is de weg prachtig, in een tijdsbestek van vier uren gaan we van zeeniveau naar 4600 meter, van een gortdroge woestijn naar een groen berglandschap. Eenmaal op deze grote hoogte aangekomen strekken de eindeloze pampa’s zich voor ons uit, afgewisseld door dalen en bergruggen, waar kudden lama’s zich in leven weten te
houden met het dorre gras, en waar vele kleine armoedige dorpjes met oude vrouwtjes in traditionele klederdracht zijn. In het hoge gebergte zien we uitgestrekte meren waarin de toppen van de Andes zich weerspiegelen.
Cusco was ooit de hoofdstad van het Inca rijk, het is een fascinerende en kleurrijke stad omgeven door hoge bergketens en gedomineerd door een imposant ceremonieel centrum, met oude Inca overblijfselen en door de Spaanse overheersers gebouwde kathedralen en forten. Met zijn nauwe van klinkers voorziene straatjes, zijn vele restaurants en barretjes, zijn Inca ruines en architectonische schatten van een koloniaal verleden is het een van de grootste toeristische trekpleisters van Zuid Amerika. In een van deze nauwe straatjes vinden wij onverwachts onze eigen verborgen schat, een prachtig hotel in koloniale stijl, weggewerkt achter een troosteloze witte muur. We bezoeken ook hier weer de belangrijkste attracties van Cusco en gaan op de tweede dag van ons verblijf met de trein naar Machu Picchu. Deze oude Inca stad, een van de meest oorspronkelijke van alle Inca citadels, ligt op een uit terrassen opgebouwde bergrug tussen twee zeer dominante pieken, die in de Inca tijden een
belangrijke religieuze rol vervulden, evenals de Rio Urubamba die in de diepte nog juist zichtbaar is. Machu Picchu bestond ooit uit honderden huizen, paleizen, tempels en terrassen. Het is door de Spanjaarden nooit ontdekt, en daarom als een van de weinige Inca
steden ook niet verwoest, maar gewoon verlaten toen de Inca heerser door de Spanjaarden gevangen werd genomen en pas herontdekt in 1911.Het is sindsdien vakkundig gerestaureerd en een geweldige ervaring om hier doorheen te wandelen. Maar het meest spectaculaire van deze stad is toch wel de ligging. Het uitzicht op de Andes pieken is ronduit verbluffend, en ik heb een foto toegevoegd om dit duidelijk te maken.
Wij bezoeken ook het museum dat onder aan de berg is gebouwd. Hier ondervinden we persoonlijk dat de functie van deze stad nooit is opgehelderd, zoals we al eerder gelezen hadden. Wordt in de displays van het museum nog verteld dat dit een centrum is geweest van religieuze en administratieve aard, en daarnaast een handelsstad die de Amazone gebieden van het grote Inca rijk verbond met de Andes gebieden, in de video die in hetzelfde museum wordt vertoond, gemaakt door National Geographic, wordt geargumenteerd dat het een buitenplaats en lustoord is geweest van de toenmalige Incaheerser, en de redenen die hiervoor worden aangedragen zijn naar ons idee tamelijk overtuigend. Naar Machu Picchu loopt geen weg, anders dan de oude Inca trails, die ook nu nog door velen worden gebruikt. Wel is er een spoorlijn aangelegd waarop een zeer comfortabele trein loopt, die wordt beheerd door dezelfde organisatie die de Oriënt Express onder zijn hoede heeft. De trein voert ons door een gedeelte van de “Sacred Valley” langs de wild stromende Rio Urubamba, en de uitzichten op de hoge bergtoppen, de vele terrassen en de kleine nederzettingen zijn betoverend mooi. De spoorreis eindigt na drie uren in de plaats Agua Caliente, waar een kleine bus ons naar het hoog gelegen Machu Picchu brengt, een spectaculaire rit langs diepe afgronden.
Wij blijven een dag of vier in het fascinerende Cusco, waarna we onze tocht vervolgen naar het op 3800 meter hoog gelegen Titicaca meer. De grens van Peru en Bolivia loopt dwars over dit meer. De hele weg van Cusco naar Titicaca blijft op deze hoogte van 3800 m, terwijl de bergketens die wij links en rechts passeren wel reiken tot.6500 meter. Ons doel van dit gedeelte van de reis is Copacabana, dat op een schiereiland in het Titicaca meer ligt, net over de grens met Peru, in Bolivia.
In het volgende verslag vertel ik meer over de ervaringen in Bolivia, Chili en Argentinië, waarbij we de meest zuidelijk gelegen plaats in de wereld en het einddoel van deze reis, Ushuaia, hopen te bereiken. Omdat het bijna Kerstmis is, en de kerstgedachte in Zuid-Amerika zeer sterk aanwezig is, sluit ik dit hoofdstuk af met een paar van de fraaiste kerststallen die we hier aantroffen.
De Kerststal op de Plaza Major in Cusco.
Een kerststal waarin de lokale folklore wordt vermengd met de kerkelijke gedachte.
Hoofdstuk 9, Via Bolivia, Chili en Argentinië naar het eindpunt Ushuaia.
Het is een onwaarachtig gezicht, de vergezichten over Lake Titicaca die schijnbaar eindeloos zijn door de extreem heldere lucht waardoor we 60 km ver kunnen kijken,
waarbij de verre witte pieken van het Andes gebergte zich aftekenen tegen een diep blauwe lucht en worden weerspiegeld in het gladde water van het meer. Het Titicaca meer ligt op een hoogte van 3870 meter, hetgeen men voortdurend merkt doordat de ijle lucht zelfs bij een geringe inspanning eenieder die dat niet gewend is stevig parten speelt. Van de beroemde drijvende eilanden, die gemaakt zouden zijn van riet, vinden we echter alleen nog een paar kleine, speciaal voor de toeristen gemaakte voorbeelden terug die niet erg aansprekend zijn. De boottrip een eiland in het meer, het „Isle del Sol‟ is hoewel niet indrukwekkend toch de moeite waard door de mooie eilandomgeving met zijn schitterende vergezichten die men kan waarnemen tijdens een wandeling over de rotsen en heuvels van deze aangename plek. Wij zijn op weg naar de hoofdstad van Bolivia, La Paz, en nemen daartoe de kleine weg rond het meer langs het dorpje Copacabana, waarbij we met een van ruwe planken gemaakte ferry het meer op zijn smalste plek oversteken.
In Copacabana genieten we van een uitgelezen kerstdiner, een wat zanderig smakend visje uit het meer, overspoeld door een prachtige Cola. La Paz is een wat rommelige stad met een paar mooie pleinen en over de stad verspreide, tamelijk verwaarloosde kerken en kathedralen, met veel sterk vervuilend en lawaaierig verkeer. Er is een druk straatleven met vele artiesten, markten, en duizenden voetgangers die in lange rijen wachten voor bussen en taxi‟s. Wij willen La Paz gebruiken als uitvalshaven voor zuidelijk Bolivia, de Altilano, het hoge plateau dat zich uitstrekt op een hoogte van ongeveer 4000 meter tussen de pieken van de Andes. Het is het verbazingwekkende landschap van de „Salar de Uyuni‟, de zoutvlakte, met daarachter het eindeloze woestijnachtige gebergte, dat zich over duizenden kilometers uitstrekt in de meest fascineerde kleurschakeringen. Het is ook het gebied waar de Dakar rally zal gaan plaatsvinden slechts enige dagen nadat wij er doorheen zijn getrokken. Omdat de wegen in dit gebied uiterst slecht zijn, hebben we besloten om onze motorfietsen op een veilige plek te parkeren in La Paz, en met de bus naar Uyuni te reizen, een nachtelijke tocht van een uur of twaalf in een lokale Boliviaanse bus. In Uyuni staat bij aankomst de four-wheel drive Landcruiser al klaar met Jacinto, onze sympathieke en ervaren chauffeur en gids voor de komende dagen. Omdat het gebied slechts op enkele plaatsen de mogelijkheid biedt tot een eenvoudige overnachting, huren we slaapzakken en nemen we grote hoeveelheden water met ons mee. De „Salar de Uyuni‟, de eindeloze, spierwitte zoutvlakte, doet aanvankelijk door de
grote hoeveelheid four-wheel drives met backpackers aan boord nogal toeristisch aan. Maar naarmate we verder het gebied intrekken en we de dagtoeristen achter ons laten wordt het eenzamer en krijgt de eindeloosheid en de ongelooflijke pracht van de kleurrijke woestijn ons te pakken, het is eenvoudigweg betoverend. Er zijn vele lagunes waar zout en water een kleurpalet vormen waarin de roze flamingo‟s perfect mee in harmonie zijn. Overal om ons heen zijn actieve vulkanen zichtbaar, er zijn geisers en heet water bronnen, en we trekken door hoge passen heen met adembenemende uitzichten op hoogtes die tot 4600 meter reiken. Wij slapen zowel de eerste als de tweede nacht in een van zoutblokken gebouwd onderkomen, uiterst eenvoudig en in het midden van een verder volkomen lege zandvlakte gelegen. In de kamer ligt een matras op een verhoging gemaakt van zoutblokken en op de vloer ligt fijn zand. Omdat het s‟nachts afkoelt tot het vriespunt zijn een paar goede dekens wel het minste dat men nodig heeft. Water is schaars aanwezig en gebruik moet tot het minimum worden beperkt. Het is verbazingwekkend dat zelfs in deze primitieve omgeving de gastvrouw een mooie avondmaaltijd en een goed ontbijt tevoorschijn weet te toveren.
Op de eerste dag krijgen we ook meteen twee lekke banden en Jacinto is genoodzaakt een band te lenen van een passerende collega-chauffeur. In de
nacht rijdt een wagen terug naar de bewoonde wereld met de lekke banden en een extra reservewiel dat zolang van onze wagen wordt gehaald om laat de volgende ochtend terug te keren met twee gloednieuwe banden, waarmee wij nu meer optimistisch de reis kunnen gaan vervolgen. Op de tweede avond is het Oudejaar. Omdat wij doodmoe zijn, en ik tamelijk grieperig ben, zien we al aankomen dat we middernacht niet gaan halen. We vieren daarom heel gepast het Nieuwjaarsfeestje op de Nederlandse tijd, om zeven uur s‟avonds gaat de meegebrachte fles champagne open en drinken we met z‟n vieren op een tot zover zeer geslaagde reis. Bij terugkeer in Uyuni in de late avond op Nieuwjaarsdag blijkt onze bus geschrapt te zijn, iets waar we eigenlijk al een beetje rekening mee hadden gehouden omdat er verwarring was bij het boeken aangezien de chauffeurs op Nieuwjaarsdag thuis willen zijn. We reizen met verschillende lokale bussen terug naar La Paz, waar we opnieuw de gehele nacht voor nodig hebben. Maar met een warme douche in ons hotel spoelen we de vermoeidheid van de nacht en het woestijnstof van ons af en blijven alleen de mooie herinneringen achter samen met een paar fraaie foto‟s. We hebben in een paar dagen met bus en auto meer dan 3000 km afgelegd, hebben de meest onwaarachtige landschappen waargenomen die men op aarde kan zien, dat alles stemt ons deemoedig en gelukkig.
We verlaten Bolivia een dag later via een hoge, opnieuw op 4600 meter gelegen pas en rijden Chili binnen op weg naar de kust van de Grote Oceaan. In de kleine plaats Putre zijn we helaas genoodzaakt benzine te kopen van een lokale kruidenier, die ons daarvoor een pittige prijs in rekening brengt. Maar we hebben geen keus, de tank is leeg. Vanaf deze plaats Putre verandert het landschap in een maanlandschap, uitgedroogde gele zand gebieden van de Atacama Desert en grijze rotsachtige bergruggen strekken zich uit over de volgende twee duizend kilometer, door niets anders onderbroken dan stoffige woestijndorpjes en droge steden.
Maar het is van het eerste ogenblik duidelijk, Chili is een land met een zekere welvaart, de economie draait zichtbaar goed, naast de reeds bekende armoedige hutten die er zeker ook zijn, zien we mooie appartementenblokken, goede winkelcentra, moderne auto‟s en absoluut perfecte wegen. Ook is het prijspeil bijna westers te noemen. Kennen we vanuit Nederland de Chileense wijn en zalm maar al te goed, in de eerste duizenden kilometers in Chili hebben we geen idee waar dit vandaan zou moeten komen. Maar na vier dagen door de woestenij van de kuststreek te hebben gereden, gaat het landschap toch heel langzaam over van geel zand in een karig begroeid land, en later in een bosachtig landschap. Zo bereiken we de mooie plaats Valparaiso, een Unesco Heritage stadje. Het is een verzameling van opgelapte en felgekleurde geveltjes die dwars over een aantal steile heuvels zijn gebouwd, verbonden door vanuit de 19de eeuw afkomstige rammellende maar aandoenlijke en nog steeds functionerende liftjes.
Het is een soort van hippiestadje, het oude centrum tenminste, waar het goed dwalen is tussen de vele kleine restaurantjes en koffietentjes, en waardoor vele
Chileense schrijvers en artiesten zich aangetrokken voelen. Daarnaast is het ook de grootste haven en marine plaats van Chili, met vlakbij de plaats Vina del Mar met zijn mooie stranden en hoge appartementengebouwen, zijn dure westerse restaurants, bars en casino‟s. Dit weerspiegelt het mondaine Chili van vandaag. Vanaf Valparaiso op de weg naar Santiago komen we voor het eerst door de Chileense wijngebieden. Het zijn zeer vakkundig aangelegde wijngaarden, iets waar men in Europa nog wel wat van zou kunnen leren, en we beginnen het economische wonder dat zich in Chili voltrekt steeds beter te begrijpen. In de vele kilometers die wij vanaf Santiago verder naar het zuiden rijden, zien we alle mogelijke fruitboomgaarden en vele mijnactiviteiten, waarbij dit alles ondersteund wordt door een perfecte infrastructuur. In Santiago krijgen de motorfietsen de laatste servicebeurt van deze reis, maar helaas heeft de BMW dealer de door ons gewenste banden niet op voorraad. Hij maakt een afspraak met een dealer die 2000 km verderop ligt, in de plaats Osorne, die de banden voor ons zal bestellen. Het wordt de hoogste tijd ook, want de achterband van Kobus motorfiets vertoont diepe scheuren in het rubber, en we hebben nog een paar slechte wegen voor de boeg. We gaan vanuit Santiago in oostelijke richting, naar Mendoza in Argentinië, een zijtripje om dit
gedeelte van het Andes gebergte te kunnen aanschouwen, en van waaruit we naar het zuidelijker gelegen Bardas Blancas rijden, om via de prachtige pas en het hoog gelegen Lago del Maule weer terug te keren in Chili.
Elma vindt dit een van de mooiste wegen die ze heeft gezien deze reis, maar de keerzijde van deze route is dat het een uit losse gravel bestaande weg is, niet echt geweldig voor de slechte staat van Kobus banden. Bovendien gebeurt het al voor de derde keer deze reis dat mijn mudscreen, waar een losse steen in klem komt te zitten in stukken losbreekt van de motor. Ik verwijder de afgebroken resten, mopper op de BMW ontwerpers, maar realiseer me diep in mijn hart dat ik banden met een zeer zwaar offroad profiel gebruik, die niet door BMW worden geadviseerd. Lang voordat we het Valkenburg-achtige plaatsje Pucon bereiken worden we welkom geheten door het zicht op de van een sneeuwwitte kegel voorziene vulkaan Villarrica, prachtig gelegen aan het meer van Pucon. Omdat we hier een tweetal dagen blijven kan de winkelmanie van Elma ruim worden bevredigd in de talloze toeristenshops waar de Lapis Lazuli steentjes haar steeds opnieuw in vervoering brengen.
Vanuit Pucon voert de tocht ons via Osorne, waar we zoals afgesproken nieuwe banden laten monteren, over de Andes naar San Carlos de Bariloche in Argentinië, de oostzijde van het gebergte. Vanaf hier rijden we Patagonië binnen, een tamelijk vlak, eenzaam en zeer winderig gebied met in de verte witte bergtoppen schemerend onder een azuurblauwe lucht. Het is een dor land, begroeid met laag struikgewas.
Er heerst hier naar mijn gevoel onmiskenbaar een mystieke atmosfeer door de enorme ruimte en desolate omgeving. We rijden door dit lege gebied duizenden kilometers naar het zuiden geteisterd door een nooit ophoudende harde oostelijke wind, soms passeert ons een auto maar verder is het leeg en zijn we volkomen op ons zelf aangewezen. We moeten deze route goed plannen want benzine kunnen we slechts om de driehonderd kilometer vinden, en de dorpjes met een plek om te slapen en een avondmaal liggen soms op eenzelfde afstand van elkaar. Op zulke plekken voelt men nog vaak een soort pioniersgeest die veroorzaakt wordt door de eenzaamheid en de afhankelijkheid van elkaar. Soms zien we in de verte een eenzame boerderij, maar van het beroemde Argentijnse Angus rund zien we nog niet veel. Wel zien we regelmatig een soort kleine struikvogels, de naam is helaas bij ons onbekend, er zitten vele knaag dieren en we zien groepjes vicuna´s, die zich kennelijk goed thuis voelen in deze dorre omgeving.
Wij volgen vanaf San Carlos de Bariloche de beroemde route 40 die van het hoge noorden tot het diepe zuiden van Argentinië voert over een afstand van bijna 4000 km. Al verder trekkend naar het zuiden treffen we op een ochtend ijs aan op onze motoren, we rijden de eerste uren van de dag bij een temperatuur van rond de nul graden, onze kleding, hoe professioneel ook, is hierop niet berekend, we raken door en door verkleumd. De weg is op de meeste plaatsen nieuw aangelegd en als een biljartlaken zo perfect. Maar hier en daar is men nog bezig, en dan moeten we soms over een afstand van meer dan honderd kilometer een in zeer slechte staat verkerende kiezelweg volgen, het lijkt een wasbord met daarop losse knikkers. De banden hebben soms geen enkele grip meer op de weg, en het gebeurt dan ook op een onbewaakt ogenblik dat ik met mijn voorwiel wegglijd, een draai van 90 graden maak, en zo de berm inrijd, een heuvel van een meter hoog, normaal bestaande uit een berg rotsstenen, maar nu, puur toevallig, net uit zacht los zand bestaat waarin wij een zachte zijlanding maken. Elma tuimelt in het losse zand en mankeert niets, ik zit even pijnlijk bekneld met mijn voet onder de achterkoffer maar Elma trekt die snel los. Ik haal alle koffers en bagage van de motor en als we die even later met vereende krachten weer op de weg hebben staan blijkt er zelfs geen krasje op het glimmende lakwerk te zijn gekomen. Wel zit er een diepe deuk in mijn ego, maar daar zal ik mee moeten leren leven.
We bereiken langzamerhand de zuidelijke streken van Patagonië, waar de dorre pampa´s geleidelijk overgaan in het enorme fjordland van Chili en de bergmeren van Argentinië. Via een schitterende weg langs de Lago Viedma, een meer met een lengte van meer dan 100 kilometer, bereiken we het toeristische stadje El Calafate, waar we de gletsjers van het National Park Los Glaciares bezoeken. Een catamaran brengt ons achtereenvolgens naar de Upsala, de Speggazini en de Perito Moreno gletsjer, we zijn er getuige van hoe grote stukken ijs afbreken en met donderend geweld in het water terechtkomen. Overal drijven ijsschotsen en kleine ijsbergen die met hun diepblauwe kleur een mooi contrast vormen met het turquoise gekleurde water en de grijze bergketens.
Verder rijdend naar het zuiden gaan we terug de grens over naar Chili om het beroemde National Park Torres de Paine te bezoeken, waarvoor we in het stadje Puerto Natalis een four-wheel drive huren omdat de wegen door dit park te slecht zijn voor onze motorfietsen. We hebben geluk want het weer klaart op, de “Torres” komen vanachter de grijze nevels prachtig tevoorschijn, de bergketens en de bloemenpracht zijn opnieuw overweldigend.
Tijdens het rijden door deze zuidelijke streken worden we voordurend bestookt door de altijd aanwezige harde wind die vaak een kracht heeft van 7 a 8 Bft, iets waar we bij het rijden goed rekening mee moeten houden. Samen met een temperatuur van tussen de 4 en 8 graden is het koud op de motorfiets en naarmate we meer zuidelijker komen wordt de koude intensiever ondanks het feit dat het hier zomer is. We zijn inmiddels in Punte Arenas aangekomen, waar we een ferry moeten nemen om de brede Magellan zee-engte over te steken. Het gebied ten zuiden van deze zee-straat, het Tierre del Fuego, ook in vroegere jaren wel Vuurland genoemd, bestaat nog slechts uit vele Chileense en Argentijnse eilanden. Midden in de stormachtige zeestraat ligt het eiland Magdalena met meer dan 100.000 nestelende pinguïns en waar we na een boottocht van twee uur een onvergetelijk schouwspel voorgeschoteld krijgen, een natuurfilm die werkelijkheid wordt.
We wandelen tussen de duizenden beestjes door, het is een drukte van belang in de kolonie, ze zijn op weg of komen terug van zee, ze zijn aan het graven in de harde zandgrond of ze verzorgen de jonkies. Dit soort pinguïns maakt een nest in de grond waarvan ze de bodem bedekken met gras. Sommige staan omgeven door timide soortgenoten bronstig te loeien. Er zijn vele vogels die de soms jonge pinguïns aanvallen en doden. Hier en daar getuigt nog een karkas van de strijd om overlevering. Pinguïns zijn monogaam, ze gebruiken elk jaar opnieuw hetzelfde nest en ze zijn volledig geëmancipeerd, het ei wordt elke 12 dagen achtereenvolgens door een van de partners uitgebroed, wat ze de kans geeft tussendoor vissen te vangen en aan te sterken. Zijn de jongeren groot genoeg dan vertrekt zo‟n groep naar het zomerverblijf zonder de ouders die later komen. De groep jongeren blijft ongeveer vijf jaar bij elkaar, waarna een ieder een partner zoekt. Wij treffen het, omdat wij midden in het broedseizoen zitten, in maart is het eiland Magdalena volkomen verlaten. Vanuit Punte Arenas beginnen wij aan het laatste stuk van deze lange reis. We steken de prachtige Magellan Straat over naar het dorp Porvenir, van waaruit we de route langs de kust van Vuurland nemen over opnieuw een zeer slechte, onverharde weg in bittere koude en zware regenval. Het is een volkomen leeg stuk land, een eindeloze pampa met hier en daar een paar prachtige Angus runderen en zo nu en dan een kleine groep schuwe Vicuna‟s. Elma en Amanda nemen voor dit stuk de bus en sjouwen een gedeelte van de bagage en de topkoffers met zich mee om Kobus en mij de kans te geven om de motorfietsen onbeschadigd over te rijden. Twaalf zware uren later zien we elkaar weer in de plaats Rio Grande. De volgende dag, op twee februari 2014, bereiken we ons einddoel, Ushuaia. We vieren dit met een klein flesje champagne dat Kobus en Amanda ongemerkt hebben meegenomen, staande onder het grote naambord van de stad. Ushuaia wordt ook
wel „Fin del Mundo‟ genoemd, de meest zuidelijke stad op aarde, mooi gelegen aan de oevers van het Beagle Kanaal met op de achtergrond de zwarte, met sneeuw bedekte bergen en gletsjers. Ushuaia ligt slechts 1000 km ten noorden van Antarctica, en dat is te merken ook, het is er altijd koud, zelfs nu in de zomer. Elma en ik maken ondanks de koude een zeiltrip over het Beagle Kanaal, dichter bij Kaap Hoorn kan ik helaas niet komen. Mijn wens om de Kaap te ronden zal deze reis niet in vervulling gaan, er blijft nog wat te wensen over. Er staat een stevige wind en de zee is tamelijk knobbelig, onze kleding is ongeschikt voor deze natte vaart maar het zicht op de kleurige huisjes van Ushuaia samengepakt op de glooiende heuvels en omlijst door sneeuwbedekte pieken maakt het de moeite waard. Wij hebben over de reis van Prudhoe Bay naar Ushuaia zes en een halve maand gedaan, waarbij we in totaal 37875 km hebben afgelegd. We hebben vier keer onze banden vernieuwd en geen enkele lekke band gehad. We hebben een fantastische reis gehad en zijn gelukkig dat we dit allemaal hebben mogen meemaken. Vanaf hier gaan we terug naar het noorden, tot aan Montevideo in Uruguay, een afstand van ongeveer 3500 km, van waaruit Elma terug vliegt naar Nederland en ik met een boot de Oceaan zal oversteken. In mijn laatste verslag, dat ik begin april zal versturen, zal ik konde doen van dit laatste stuk van de reis. Fred en Elma 3 februari ‟14
Terug naar huis, een kort nawoord Ushuaia, de stad waar onze reis eindigt, de meest zuidelijke stad ter wereld, is gelegen aan de kust van Vuurland vlak aan het uitgestrekte Beagle Channel. De naam Ushuaia is afkomstig van de naam die de inheemse bevolking ooit gaf aan deze streek. Oorspronkelijk was Ushuaia een gevangeniskolonie, ontsnappen was door de eenzame ligging vrijwel onmogelijk. Nu is het de uitvalbasis naar Antarctica. Het water van zuidelijke zee, waaraan Ushuaia grenst, maakt mijn zeilers hart onrustig. Met het beruchte Beagle Channel zo dicht bij moet ik er toch eenmaal overheen zeilen. Ik boek een trip op de enige zeilboot die bij voldoende belangstelling de zee opgaat, en vertrek in een miezerige regen en een onaangename koude voor een tocht verder naar het zuiden. Gelukkig heeft de dame die de zeilboot klaar maakt voor vertrek Elma weten over te halen om mee te gaan door haar eigen warm gevoerde schoenen aan Elma aan te bieden samen met een degelijk zeilpak. De boottocht heeft een bijzonder sfeer ondanks dat er weinig wind staat. Het grijze water van het Beagle Channel en de nevel die laag over het water hangt versterkt het gevoel van desolaatheid. In de verte weerspiegelen de met sneeuw bedekte bergen van Kaap Hoorn zich in het kalme water.
We bezoeken een aantal eilanden, waar duizenden vogels hun toevlucht hebben gezocht, en waar zeeleeuwen ongegeneerd lui liggen te zijn. De natuur, de
bijzondere begroeiing, de vele nestelende vogels en de prachtige vergezichten van dit ruige land maken een diepe indruk op ons.
Vlak bij Ushuaia ligt de meest zuidelijke golfbaan ter wereld, en Kobus ziet eindelijk zijn kans schoon om ons over te halen een partijtje golf te spelen, een diep gekoesterde wens die hij de hele reis al met zich meedraagt. Wij krijgen van hem eerst een summiere les in golfetiquette, waarna het spektakel losbarst. Ik kan dankzij de adviezen van Kobus nog redelijk meekomen met de ervaren golfers die Amanda en Kobus zijn, Elma moet het echter laten afweten omdat haar arm, bezeerd bij een val met de motorfiets, haar nog steeds parten speelt. Zij geniet echter van de vos die ons spel verstoort door onverstoorbaar midden op de baan te gaan rollebollen. Maar het moet gezegd worden, ik, die golfen altijd verfoeid heb, vind het een aangenaam spelletje, en neem me voor dit nog eens te gaan herhalen als we eenmaal thuis zijn.
We zijn zo verwend geraakt door de afwisselende en avontuurlijke reis van het hoge Noorden naar het diepe Zuiden dat de terugreis van Ushuaia naar Buenos Aires als een anticlimax overkomt. Misschien met uitzondering van de eerste paar honderd kilometer, waar we al kort na vertrek bij een nog redelijk lage pas de sneeuw te zien krijgen van de aanstaande winter. En waar we verderop opnieuw een zeer slecht weggedeelte aantreffen, zodanig dat Elma en Amanda voor de tweede maal deze reis lief gevraagd worden om toch maar weer de bus te nemen. De weg naar Rio Grande is door de regen veranderd in een waar modderbad, meer dan 300 kilometer regen en modder tot aan de ferry die ons de Magellan Strait overzet. De regen doorweekt onze motorhandschoenen en met de koude van deze dag krijgt Kobus last van bevroren vingers. Daarbij is de grens tussen Chili en Argentinië ooit zodanig vastgesteld, dat we deze dag twee keer de Argentijns-Chileense grens over moeten, telkens opnieuw met de gebruikelijke papierwinkel. In Rio Grande laten we bij aankomst eerst de motoren en onszelf schoonspuiten voordat we een hotel op gaan zoeken. Maar ondanks of misschien juist dankzij deze ontberingen is het voor mij deze dagen weer puur genieten.
Voor de rest is de weg naar Buenos Aires aan lange zit van vele dagen door uitgestrekte savannes, laag begroeid, leeg en eenzaam, met als hoogtepunt zo nu en dan een overnachting in een dorpje gelegen aan de Atlantische Oceaan.
Het enige dat we door de grote afstanden in een vrijwel leeg landschap goed moeten plannen is de plek waar we kunnen tanken, eten en slapen. Wellicht ontstaat enige afwisseling door de extreem sterke zijwind, die alle duizenden kilometers aanhoudt en uiterste voorzichtigheid vereist. Ik ontmoet later twee Duitse motorrijders van wie er een door deze wind tegen de vlakte is gewaaid met de nodige zichtbare schade en stevige blauwe plekken tot gevolg. We bereiken echter na tien dagen onbeschadigd Buenos Aires en regelen daar de verzending van Kobus motor naar Miami. Buenos Aires is een mooie stad met een uitstekende infrastructuur waar lange stadswandelingen gemaakt kunnen worden door wijken waar de oude glorie bewaard is gebleven maar waar het verleden nog niet vergeten is. Zorreguieta heeft geen goede klank bij sommige in deze stad. Ook de namen Evita en Isabel Peron is men niet vergeten en hun afbeeldingen prijken hemelsgroot in het centrum van de stad.
Wat echter de meeste indruk maakt is toch wel het fenomeen “Tango”, de dans die zo populair is dat het op straten, pleinen en in cafés beoefend wordt, meestal gewoon door en voor de lokale bevolking die daar zichtbaar enthousiast op reageert. Je zou denken dat het iets is voor alleen maar toeristen maar kennelijk is dit niet het geval. Wij besluiten met z’n vieren om op onze laatste avond als afscheid naar een professionele show te gaan, waarbij wij ook nog een uurtje Tango les krijgen. De bewondering voor de echte Tango neemt hierdoor alleen maar toe, wat is deze dans ingewikkeld. De show is absoluut overweldigend. Wat een passie, techniek, kunst en niet te vergeten het vleugje erotiek zit er in zo’n dans. Na een tikkeltje emotioneel afscheid genomen te hebben van Kobus en Amanda waar we bijna 7 maanden lief en leed mee gedeeld hebben, gaan wij verder naar Montevideo in Uruguay. Opnieuw geen spectaculaire reis, daarbij valt de stad wat tegen en is er behalve de prachtige stranden weinig te beleven. De echte tegenvaller komt voor mij als ik contact maak met de agent die verantwoordelijk is voor het zeetransport. Helaas heeft het schip waarop ik mijn terugreis naar Europa heb geboekt een vertraging van bijna drie weken. Elma’s vlucht is al maanden geleden geboekt en zij vertrekt; ik heb geen andere mogelijkheid dan om drie weken langer rond te rekken in mijn eentje en rond de derde week van Maart het schip te nemen, tenzij de vertraging verder toeneemt, dat kan de agent mij helaas nog niet zeggen.
Ik begin met tegenzin aan een verlenging van de al maanden durende reis, eigenlijk was het wel genoeg zo. Ik ga noordwaarts door Uruguay naar Brazilië op weg naar de beroemde Foz do Iguazu watervallen. Toch probeer ik na Elma’s vertrek de reder er alsnog van te overtuigen af te zien van de normale reisvoorwaarden, waarin staat dat vertraging op kan treden en dat dit geen reden is om de reis af te zeggen en geld terug te krijgen. Maar na enige correspondentie over en weer en de aankondiging van de reder dat de vertraging met nog een week of twee gaat toenemen krijg ik bericht dat men toch bereid is om een substantieel gedeelte van de reissom terug te storten en begin ik na dit bericht meteen de vliegreis voor mij en de motor te regelen.
Ondertussen reis ik verder door het prachtige Uruguay en Brazilië. De watervallen van Foz do Aguazu die in de grensrivier van Brazilië en Argentinië liggen, de Iguazu, zijn bijzonder fraai. Ik heb er zeker geen spijt van dat ik dit nog even heb meegenomen. Ze zijn maar liefst 2.7 km breed en de Garganta do Diabo, de Keel van de Duivel, is spectaculair. Ik bezoek ze alleen aan de Braziliaanse zijde omdat men daar het beste uitzicht zou hebben. Ik ga tegelijkertijd ook nog even langs de Itaipu Dam in de rivier Paruna, de op een na grootse waterkrachtcentrale ter wereld die gebouwd is in de grensrivier van Brazilië en Paraguay vlak bij het drielandenpunt met Argentinië. De dam is maar liefst 7.7 km lang en 196 m hoog en levert een vermogen van 14 GW aan alle drie de landen rond deze centrale. Ter vergelijking, de grootste waterkrachtcentrale die de wereld kent is de Chinese Vijfklovendam, die, interessant voor de liefhebbers, een iets hoger vermogen levert van 18 Gigawatt.
Vanuit deze bijzondere plek in Brazilië rijd ik in drie dagen terug naar Buenos Aires, regel de terugvlucht voor motor en mijzelf, ga naar de luchthaven waar ik de motor op pallet plaats, de formaliteiten voor export regel en alles klaar maak voor luchttransport.
Kort daarna pak ik zelf de kist om tijdens de vlucht na te mijmeren over alles wat er gebeurd is, over de vele bijzondere mensen die we ontmoet hebben, over de schoonheid die de wereld ons nog steeds te bieden heeft, en dat een avontuurlijk leven nog altijd tot de mogelijkheden behoort in een overgeorganiseerde wereld. En om tenslotte in onrustige lucht boven de oceaan, waar ik zo graag overheen had willen varen, dit laatste verslagje, voor U, de gewaardeerde lezer, te schrijven. Ik dank alle lezers voor hun belangstelling en het enthousiasme dat velen met ons gedeeld hebben. Ik dank Kobus en Amanda voor hun vriendschap en enthousiasme, en voor het samen delen van lief en leed gedurende de vele maanden. Ik kijk nu al uit naar het volgende avontuur samen.
Elma en Fred Greven Maart 8, 2014
Foto volgende pagina:: Afscheid in Buenos Aires