NIEUWSFLASH – DECEMBER 2014 DE REGEERAKKOORDEN: FISCAAL GECONCRETISEERD Het is niemand ontgaan dat de afgelopen weken heel wat organisaties menen mensen te moeten mobiliseren teneinde hun ongenoegen te uiten over de verschillende akkoorden. Maar waar gaat het eigenlijk over? En vooral wat betekenen de maatregelen voor u persoonlijk? Wij zetten de belangrijkste feiten eens neutraal en onafhankelijk op een rijtje. Hervorming van de pensioenen De pensioenleeftijd wordt in twee stappen opgetrokken tot de leeftijd van 67 jaar. Een eerste verhoging van 65 naar 66 jaar komt er in 2025. Vanaf 2030 wordt dit 67 jaar. Vervroegd pensioen wordt in 2017 pas mogelijk vanaf de leeftijd van 62,5 jaar en dit na een loopbaan van 41 jaar. In 2018 kan men pas op de leeftijd van 63 jaar op vervroegd pensioen en vanaf 2019 moet men hierbij een minimumloopbaan van 42 jaren voldaan hebben. Er zijn echter nog wel uitzonderingen voorzien voor mensen met een lange loopbaan. Welke gevolgen heeft dit voor u? Dit betekent dat indien u bijvoorbeeld op 65 jaar met pensioen wenste te gaan, u nu extra vermogen moet voorzien om 2 jaar zonder enig inkomen uw levensstandaard te kunnen handhaven. Heeft u genoeg vermogen opgebouwd tegen pensioenleeftijd om dit te kunnen financieren? Heeft u deze buffer reeds voorzien? Hoeveel kapitaal heeft u hiervoor extra nodig? Stremersch, Van Broekhoven & Partners kan door uw jaarlijkse ontvangsten en uitgaven in kaart te brengen, bepalen hoeveel kapitaal u op pensioenleeftijd nodig heeft om uw levensstandaard te kunnen blijven handhaven tot op eindleeftijd. Dit door de berekening van uw kapitaalbehoefte.
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 1 van 12
Onderstaande tabel toont de kapitaalbehoefte op 65 jaar op de pensioengerechtigde leeftijden van 65 jaar en 67 jaar in de veronderstelling dat op 100 jaar alles mag geconsumeerd zijn. Dit telkens vergeleken bij het optreden van cashtekorten van 10.000 EUR – 20.000 EUR – 30.000. Uiteraard ligt de kapitaalbehoefte hoger bij het scenario waarbij gepensioneerden 2 jaar langer dienen te overbruggen zonder pensioenuitkering. Dit extra kapitaal dient voorzien te worden. Een tweede hervorming betreft dat de pensioenbonus wordt afgeschaft vanaf 1 januari 2015 voor personen die in de voorgaande jaren nog geen pensioenbonus opgebouwd hebben. Op lange termijn wil men ook de pensioenberekening hervormen door over te schakelen op een puntensysteem. Tijdens de loopbaan zullen de mensen punten verzamelen die op hun individuele rekening worden gezet. De punten worden opgebouwd tijdens gewerkte periodes. Het zal echter ook mogelijk zijn om punten te krijgen tijdens periodes dat men niet werkt op voorwaarde dat deze gelijkgesteld worden met gewerkte periodes. Hoeveel punten iemand zal krijgen hangt af van de verhouding tussen het beroepsinkomen en het gemiddelde inkomen van personen in hetzelfde stelsel. Vb. een werknemer heeft in een bepaald jaar meer verdiend dan het gemiddelde loon als werknemer in dat jaar, dan zal hij meer dan 1 punt toegekend krijgen voor dat jaar. Het bruto pensioen wordt dan bepaald door de som van het aantal punten te vermenigvuldigen met de waarde van een punt. De waarde van een punt zal bepaald worden door een Koninklijk Besluit enkele jaren voor de ingangsdatum van het pensioen. De toekenning van de punten zal per stelsel (werknemer, zelfstandige, ambtenaar) verschillen.
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 2 van 12
Verhoging forfaitaire aftrek van beroepskosten De verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op andere inkomsten komt er ten dele door middel van een verhoging van de forfaitaire aftrek van beroepskosten. Dit resulteert in een stijging van het netto‐inkomen na belastingen. Deze verhoging zou echter alleen gelden voor het kostenforfait van werknemers die geen werkelijke kosten kunnen bewijzen die hoger zijn dan het kostenforfait. Andere beroepscategorieën zijn niet bedoeld. De handelaars bijvoorbeeld (zelfstandigen zonder vennootschap), hebben geen recht op een kostenforfait omdat zij altijd hun werkelijke beroepskosten dienen te bewijzen. Beoefenaars van vrije beroepen, bedrijfsleiders worden ook uitgesloten. Zij hebben wel recht op een kostenforfait (als zij geen hogere werkelijke beroepskosten kunnen bewijzen), maar hun kostenforfait wordt niet verhoogd. De maatregel komt er ter compensatie voor een indexsprong. Op dit ogenblik ziet het kostenforfait voor werknemers er als volgt uit: ‐ 28,7% van de eerste schijf van (nog te indexeren) 3.750 EUR; ‐ 10% van de schijf van (nog te indexeren) 3.750 EUR tot 7.450 EUR; ‐ 5% van de schijf van (nog te indexeren) 7.450 EUR tot 12.400 EUR; en ‐ 3% van de schijf boven (nog te indexeren) 12.400 EUR; zonder dat het kostenforfait voor deze categorie van inkomsten ooit hoger kan zijn dan (nog te indexeren) 2.592,50 EUR. Voor de bezoldigingen van werknemers die toegekend of betaald worden vanaf 1 januari 2015 zou dit worden: ‐ 34,35% van de eerste schijf van (nog te indexeren) 3.430 EUR; ‐ 12,80% van de schijf van (nog te indexeren) 3.430 EUR tot 7.500 EUR; ‐ 4% van de schijf van (nog te indexeren) 7.500 EUR tot 11.232,50 EUR; en ‐ 3% van de schijf boven (nog te indexeren) 11.232,50 EUR; zonder dat het kostenforfait voor deze categorie van inkomsten ooit hoger kan zijn dan (nog te indexeren) 2.671,25 EUR. Voor de bezoldigingen van werknemers die toegekend of betaald worden vanaf 1 januari 2016 zou dit worden: ‐ 40% van de eerste schijf van (nog te indexeren) 3.110 EUR; ‐ 15,6% van de schijf van (nog te indexeren) 3.110 EUR tot 7.550 EUR; en ‐ 3% van de schijf boven (nog te indexeren) 7.550 EUR; zonder dat het kostenforfait voor deze categorie van inkomsten ooit hoger kan zijn dan (nog te indexeren) 2.750 EUR.
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 3 van 12
Verhoging beurstaksen
Waar de beurstaks op gewone aandelen tot eind van dit jaar 0,25% bedraagt, wordt die vanaf begin volgend jaar gebracht op 0,27%, terwijl het plafond per verrichting opgetrokken wordt van 740 naar 800. De beurstaks op kapitalisatieaandelen wordt ook vanaf begin volgend jaar opgetrokken van 1% naar 1,32%, terwijl het plafond per verrichting opgetrokken wordt van 1.500 EUR naar 2.000 EUR. In het bijzonder zal dit impact hebben op kapitalisatiefondsen die meer dan 25% in obligaties belegd zijn. Cijfervoorbeeld:
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 4 van 12
Het is zeker zinvol om voor het einde van het jaar uw portefeuille te analyseren op de impact van de verhoogde beurstaks zodat u niet voor verrassingen komt te staan. Maar let wel op dat uw actie geen meerkost oplevert. Laat u daarom bijstaan door Stremersch, Van Broekhoven & Partners. Doorkijktaks (kaaimantaks) De doorkijktaks op vermogens die Belgische rijksinwoners hebben ingebracht in (internationale) structuren, zoals bvb. een Trust, Stiftung, Anstalt, offshore Ltd,… zou er nu toch aan komen. De nieuwe regering wil deze belasting invoeren voor kwalificerende inkomsten in hoofde van de oprichter verkregen vanaf 1 januari 2015. Volgend op de aangifteplicht sinds 2014 van juridische constructies in het buitenland (waarvan men oprichter, begunstigde of potentieel begunstigde is), wordt nu gewerkt aan een belasting op inkomsten van juridische constructies in het buitenland (“doorkijkbelasting”). Deze constructies zijn niet verboden, maar ze worden transparant gemaakt (via de aangifte) en hun opbrengsten worden mogelijk belast (via de doorkijkbelasting). Buitenlandse levensverzekeringen, beleggingsfondsen en Nederlandse BV’s of Luxemburgse Soparfis worden niet geviseerd, gezien zij aan normale belastingregimes onderworpen zijn of geen voordeliger statuut genieten dan vergelijkbare structuren in ons land.
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 5 van 12
Dalende heffing op pensioensparen Naast een aantal belastingverhogingen komt er ook een belastingverlaging van de heffing op het pensioensparen (derde pijler) van 10% naar 8%. Deze heffing zou vervroegd worden ingehouden. Zo zou het openstaande kapitaal op 31 december 2014 gedurende de volgende 5 jaar worden belast aan 1%. Op de leeftijd van 60 jaar zou dan nog 3% verschuldigd zijn. Zo kan de overheid sneller aanspraak maken op deze inkomsten. Inwerkingtreding: aanslagjaar 2016 Bijvoorbeeld: We gaan ervan uit dat een persoon vanaf zijn 30 jaar bij de bank in een contract pensioensparen is beginnen sparen en elk jaar het maximumbedrag gestort heeft. Het kapitaal wordt opgenomen op 65 jaar. Huidige leeftijd
Netto kapitaal
Netto kapitaal
Huidig stelsel
Nieuwe regeling
Verschil
40
54.531
56.530
+1.999
45
50.017
51.867
+1.850
50
45.835
47.506
+1.671
55
40.726
42.331
+1.605
Beperking automatische indexering van fiscale uitgaven De automatische indexering van fiscale uitgaven wordt beperkt voor de aanslagjaren 2015‐ 2018. Bijvoorbeeld het bedrag van de vrijstelling op spaarboekjes, maximale aftrek pensioensparen,… Begin dit jaar werd er officieel aangekondigd dat 950 EUR het maximumbedrag was dat men voor het aanslagjaar 2015 aan pensioensparen kon sparen. Rekening houdend met de bevriezing van het maximumbedrag voor het aanslagjaar 2015 op 940 EUR, hebben tal van mensen dus in de loop van het jaar 2014 reeds 10 EUR te veel betaald. De regering voorziet hier in volgende oplossing die uit twee onderdelen bestaat: ‐
Éénmalig wordt er aan pensioenspaarinstellingen toegestaan meer in ontvangst te nemen dan het maximumbedrag;
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 6 van 12
‐
Anderzijds zou het verschil van 10 EUR voor de toepassing van de belastingvermindering van het pensioensparen worden aangemerkt voor 2015. In 2015 zou men dan nog slechts 930 EUR kunnen storten. Inwerkingtreding: aanslagjaar 2015 Hervorming woonbonus Voor kredieten afgesloten vanaf 1 januari 2015 in het Vlaams gewest wordt de woonbonus hervormd: -
Het basisbedrag wordt verminderd met 760 EUR. De belastingvermindering wordt voortaan berekend aan het tarief van 40% (nu aan het marginaal tarief) Huidige regeling
Nieuwe regeling
1ste 10 jaar
3.040
2.280
Na 10 jaar
2.280
1.520
Huidige regeling
Nieuwe regeling
Verschil per jaar per belastingsplichtige
1ste 10 jaar
1.520
912
‐608
Na 10 jaar
1.140
608
‐532
Inkomsten tussen 20.600 en 37.750 (marginaal tarief = 45%)
1ste 10 jaar
1.368
912
‐456
Na 10 jaar
1.026
608
‐418
Inkomsten tussen 12.360 en 20.600
1ste 10 jaar
1.216
912
‐304
Na 10 jaar
912
608
‐304
1ste 10 jaar
912
912
0
Na 10 jaar
608
608
0
1ste 10 jaar
760
912
152
Maximale aftrek per belastingsplichtige
Maximaal belastingsvoordeel per belastingsplichtige Inkomsten > 37.750 (marginaal tarief = 50%)
(marginaal tarief = 40%) Inkomsten tussen 8.680 en 12.360 (marginaal tarief = 30%) Inkomsten tussen 0 en
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 7 van 12
8.680
Na 10 jaar
570
608
38
(marginaal tarief = 25%)
Er is in de tabel hierboven geen rekening gehouden met kinderen ten laste en de gemeentebelasting. Voor kredieten afgesloten vanaf 1 januari 2015 in het Brussels gewest wordt de woonbonus hervormd: -
De belastingvermindering wordt voortaan berekend aan het tarief van 45% (nu aan het marginaal tarief)
Maximale aftrek per belastingsplichtige
Huidige regeling
Nieuwe regeling
1ste 10 jaar
3.040
3.040
Na 10 jaar
2.280
2.280
Maximaal belastingsvoordeel per belastingsplichtige
Huidige regeling
Nieuwe regeling
Verschil per jaar per belastingsplichtige
Inkomsten > 37.750 (marginaal tarief = 50%)
1ste 10 jaar
1.520
1.368
‐ 152
Na 10 jaar
1.140
1.026
‐114
Inkomsten tussen 20.600 en 37.750 (marginaal tarief = 45%)
1ste 10 jaar
1.368
1.368
0
Na 10 jaar
1.026
1.026
0
Inkomsten tussen
1ste 10
1.216
1.368
152
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 8 van 12
12.360 en 20.600
jaar
(marginaal tarief = 40%)
Na 10 jaar
912
1.026
114
Inkomsten tussen 8.680 en 12.360
1ste 10 jaar
912
1.368
456
(marginaal tarief = 30%)
Na 10 jaar
608
1.026
418
Inkomsten tussen 1ste 10 0 en 8.680 jaar
760
1.368
608
(marginaal tarief = 25%)
570
1.026
456
Na 10 jaar
Beperking notionele interestaftrek De notionele intrestaftrek houdt in dat vennootschappen een fictieve rente kunnen aftrekken van hun winst. Officieel heet de regeling 'aftrek voor risicokapitaal’. De notionele interestaftrek is in het leven geroepen om de fiscale discriminatie tussen de financiering met vreemd vermogen en de financiering met eigen vermogen weg te werken. De financiering met vreemd vermogen werd fiscaal gezien aantrekkelijk bevonden omdat de betaalde interesten in vermindering van het fiscaal resultaat konden gebracht worden. De aftrek wordt berekend op het gecorrigeerd eigen vermogen. Het eigen vermogen wordt verminderd met: -
-
de netto boekwaarde van de materiële vaste activa of gedeelten ervan in zover de erop betrekking hebbende kosten op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen de boekwaarde van de bestanddelen die als belegging worden gehouden en die door de aard ervan niet bestemd zijn om een belastbaar periodiek inkomen voort te brengen de boekwaarde van onroerende goederen of andere zakelijke rechten met betrekking tot dergelijke goederen waarvan natuurlijke personen die in de vennootschap een opdracht of functies als bedrijfsleider uitoefenen, hun echtgenoot of hun kinderen wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben, het gebruik hebben. Herwaarderingsmeerwaarden, belastingkredieten en kapitaalsubsidies
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 9 van 12
De notionele intrestaftrek voor 2014 bedraagt 2,630 %. Voor de KMO’s komt er 0,5 % bij, wat resulteert in een tarief van 3,130 %. De aftrek voor de notionele interestaftrek zal voor kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen beperkt worden. Meer bepaald zal de aangroei van prudentieel eigen vermogen uitgesloten worden van de berekeningsbasis. In een eerste fase zal dit enkel ten aanzien van kredietinstellingen het geval zijn, later ook ten aanzien van verzekeringsondernemingen. De uitsluiting is voor alle kredietinstellingen uniform vastgesteld. Het uit te sluiten bedrag is gelijk aan een percentage van de lopende kredietlijnen van de betrokken instelling. Dat percentage bedraagt: -
10% voor aanslagjaar 2016; 1,5% voor aanslagjaar 2017; 2% voor aanslagjaar 2018; en 2,5% voor aanslagjaar 2019.
Voor de andere ondernemingen verandert er niets. Inwerkingtreding: aanslagjaar 2016
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 10 van 12
BTW op managementfees
Vanaf begin volgend jaar moeten bestuurders, zaakvoerders en vereffenaars die optreden via een rechtspersoon, BTW aanrekenen op de vergoedingen die zij ontvangen voor de prestaties binnen hun mandaat. Voor bestuurders die als natuurlijke persoon optreden, verandert er niets.
Dit betekent dat indien V1 van V2 managementvergoedingen kreeg voor haar prestaties t.b.v. 100.000 EUR, dit voor V2 een werkelijke kost van 100.000 EUR was. In V1 komt er netto 100.000 EUR binnen. Er was geen BTW verschuldigd. Vanaf 1 januari 2015 zal er bij een uitkering van 100.000 EUR, 21.000 EUR BTW betaald moeten worden door V2. Deze BTW kan V2 recupereren indien zij BTW‐plichtig is. Indien zij niet BTW‐plichtig is (verzekeringsmakelaars, immo‐vennootschappen,...), betekent dit een niet‐recupereerbare kost van 21.000 EUR. Stremersch, Van Broekhoven & Partners kan u ook hier begeleiden met bepaalde optimalisatiepistes. © Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 11 van 12
Liquidatiereserve
Om tegemoet te komen aan de commotie die ontstaan is na de verhoging van de belasting op liquidatieboni van 10 % naar 25%, wordt ten behoeve van KMO’s in een mogelijkheid voorzien om, middels het betalen van een anticipatieve heffing van 10% (bovenop de gewone vennootschapsbelasting), toch nog reserves aan te leggen die later, op het ogenblik van de vereffening van de vennootschap belastingvrij kunnen worden uitgekeerd. Dat kan voortaan door die winst te boeken op een afzonderlijke passiefrekening. Er is dus geen kapitaalverhoging en bijgevolg geen tussenkomst van de notaris en bedrijfsrevisor vereist. Als de vennootschap de reserves toch uitkeert als dividend binnen de 5 jaar, moet nog 15% roerende voorheffing betaald worden (= 25% in totaal). Als er een dividenduitkering volgt ná 5 jaar maar vóór de vereffening, is er nog een bijkomende roerende voorheffing verschuldigd van 5% (=15%). Aldus kunnen in KMO’s terug dividenden aan 15% worden uitgekeerd, al is het maar op de helft van de winsten en kan men pas na minstens 5 jaar de gelden effectief uit de vennootschap halen. De belaste winst die werd gereserveerd via opname in de bijzondere ‘liquidatiereserve’ zal belastingvrij kunnen worden uitgekeerd, indien deze uitkering gebeurt n.a.v. de ontbinding van de vennootschap. Er zal dus geen roerende voorheffing verschuldigd zijn en evenmin personenbelasting. Inwerkingtreding: aanslagjaar 2015 Als u voor uzelf de impact van deze maatregelen wil inschatten en tijdig de nodige akties wil nemen om uw financiële positie te vrijwaren, neem dan contact met ons op. Voor meer informatie kan u terecht bij Romina Mandaglio van Stremersch Van Broekhoven & Partners op het nummer 03/205.10.38 of per mail of
[email protected].
© Stremersch, Van Broekhoven & Partners N.V. www.svbp-financieleplanners.be |
[email protected] | tel:03.205.10.20 | Blz. 12 van 12