Nieuwsbrief van d.d. 03-09-2010 Nummer: 15—2010
Uw rente gaat direct naar de fiscus Ondanks dat u momenteel bij de meeste banken een historisch lage vergoeding krijgt voor het toevertrouwen van uw spaargeld, rekent de Belastingdienst er nog steeds op dat u 4% rendement behaalt op uw gemiddelde vermogen. Dat is knap vervelend, want hierover moet u 30% vermogensrendementsheffing betalen. Voor zover u boven het vrijgestelde bedrag uitkomt uiteraard. Als uw vermogen boven een bepaalde grens komt, moet u over het meerdere 30% vermogensrendementsheffing betalen over 4% hiervan. Hoeveel vermogen precies is vrijgesteld, is afhankelijk van uw leeftijd en gezinssituatie. Omdat de spaarrente tegenwoordig rond de 2% ligt, haalt momenteel bijna niemand de 4% rendement meer die volgens de fiscus ´haalbaar´ zou moeten zijn. In 2001, toen de heffing de vermogensbelasting verving, was zo´n rendement nog wel redelijk. Door de crisis is dat nu niet meer zo en betaalt u dus belasting over een rendement dat u helemaal niet behaald heeft! Conclusie: Ook deskundigen vinden de heffing onredelijk Bij een rente van 2,0% is de belastingheffing dus 60% van de ontvangen rente. Bij een rente van 1,2% is de belastingheffing dus 100% van de ontvangen rente
Angst onder adviseurs voor zwakkere Belastingdienst Volgens belastingadviseurs ondervinden Nederlandse ondernemers hinder van forse bezuinigingen bij de Belastingdienst, zo meldt het Financieele Dagblad. Bij de Belastingdienst staan bezuinigingen op stapel. De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) is bang dat door die bezuinigingen de kwaliteit en capaciteit van de fiscus sterk worden aangetast. Het grote bedrijfsleven heeft volgens het NOB baat bij een stabiele, efficiënte en snel opererende Belastingdienst. Niet bij een onderbemande, onervaren, twijfelende fiscus. Vertrek Aanleiding voor de noodkreet van het NOB is de bekendmaking twee maanden geleden dat zesduizend werknemers bij de Belastingdienst een brief hebben ontvangen waarin zij het advies krijgen op zoek te gaan naar een andere baan. Op de afdelingen die zich bezighouden met heffen, controleren en innen zouden 450 van de 16.000 banen komen te vervallen. Via vrijwillig vertrek en natuurlijk verloop hoopt de leiding gedwongen ontslagen te vermijden. NOB-voorzitter Henk Koller zegt te begrijpen dat bij de grootscheepse bezuinigingen die eraan komen, ook het ambtenarenapparaat niet aan afslanking ontkomt. Dat daarbij snel gekeken wordt naar een van de grootste ambtelijke organisaties, de Belastingdienst, is ook voorstelbaar. Volgens Koller dringt de NOB er bij de politici op aan oog te houden voor een goed fiscaal vestigingsklimaat. Zekerheid voor ondernemers is daarbij volgens hem essentieel. Horizontaal toezicht Met de introductie van horizontaal toezicht, pakweg drie jaar geleden, is de relatie tussen de fiscus, de belastingadviseurs en het bedrijfsleven ingrijpend gewijzigd. Onder dit systeem sluit de Belastingdienst convenanten met grote bedrijven, belastingadvieskantoren en brancheorganisaties waarin openheid over de fiscale risico's centraal staat. In ruil voor die transparantie belooft de Belastingdienst snel duidelijkheid te geven over de fiscale behandeling van de risico's. Daarmee worden jarenlang juridisch getouwtrek en onzekerheid voorkomen. De controletaak van de fiscus wordt voor een deel overgenomen door de belastingadviseurs. Verdere personele bezuinigingen gaan volgens Koller ten koste van de kwaliteit. De gemiddelde leeftijd bij de Belastingdienst ligt met 47 al hoog, en het gevaar bestaat dat vooral de jongere garde zijn biezen zal pakken, meent de NOBvoorzitter. Flexibiliteit verdwenen De voorzitter van de NOB zegt dat zijn organisatie al langer signalen uit het midden-en kleinbedrijf ontvangt waaruit blijkt dat het contact met individuele inspecteurs steeds spaarzamer wordt. 'Het mkb komt met zijn vragen vaak niet verder dan de Belastingtelefoon. Zo anoniem is het contact van het grote en internationale
bedrijfsleven met de fiscus nog niet. Maar we constateren wel dat de flexibiliteit bij de Belastingdienst grotendeels verdwenen is. Inspecteurs die groen licht moeten geven over ingewikkelde kwesties als interne verrekenprijzen en fiscale structuren (apa's en atr's) zijn wel capabel maar ook voorzichtiger geworden dan voorheen.
Zwarte geldstromen Uit het onderzoek blijkt dat 'zwarte geldstromen, waarover geen belasting wordt betaald, in Nederland in 2010 naar verwachting zullen uitkomen op 10,3 procent van het bruto binnenlands product'. De omvang van de zwarte economie bij de Europese OESO-landen is dit jaar naar verwachting het grootst in Griekenland (25,2 procent), gevolgd door Italië (22,2 procent), Spanje (19,8 procent), Portugal (19,7 procent) en België (17,9 procent). Sinds 2008 is een toename te zien in de relatieve omvang van de zwarte economie in Europa. Volgens econoom Schneider is de financiële en economische crisis de oorzaak van deze toename.
Stimulans voor woningmarkt Het btw-tarief voor bijvoorbeeld een verbouwing of herstelwerkzaamheden aan het dak gaat tijdelijk omlaag. Het is een van de maatregelen van minister Jan Kees de Jager van Financiën om de woningmarkt een impuls te geven. Het voorstel bestaat concreet uit zes maatregelen: Lager btw-tarief. Voor renovatie en herstel van een woning die minimaal twee jaar oud is, geldt tussen 1 oktober 2010 en 1 juli 2011 een verlaagd btw-tarief van 6 procent (in plaats van 19 procent). Dit lage btw-tarief is van toepassing op arbeidsloon, niet op materialen. NHG-garantie. Net als de periode tussen juli 2009 en eind 2010 ligt de grens voor een hypotheek met NHG-garantie ook in 2011 op 350.000 euro. Dat betekent dat kopers een jaar langer kunnen profiteren van de voordelen van de hogere NHG-grens. Dubbele lasten. De periode waarin mensen met dubbele hypotheeklasten (nieuw huis gekocht, oude woning nog niet verkocht) voor beide huizen in aanmerking komen voor hypotheekrenteaftrek gaat voor alle situaties van twee naar drie jaar. Deze tijdelijke regeling vervalt eind 2012.
Hypotheekrenteaftrek na verhuur. De regeling waarbij mensen na een verhuurperiode weer recht hebben op hypotheekrenteaftrek wordt met één jaar verlengd en loopt nu tot eind 2012. Overdrachtsbelasting. Als in 2011 een woning wordt gekocht en datzelfde huis binnen een jaar wordt doorverkocht dan is bij de tweede verkoop alleen overdrachtsbelasting verschuldigd over de eventuele winst. Dit is een uitbreiding van de termijn. Op dit moment geldt de vrijstelling als een woning binnen een half jaar wordt doorverkocht. Woningbouwprojecten. Eerder heeft het kabinet, verdeeld over drie tranches, ongeveer 350 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het ondersteunen van woningbouwprojecten die als gevolg van de crisis zijn stilgevallen of niet van start konden gaan. In 2010 is door gemeenten circa 37 miljoen euro uit de eerste twee tranches terugbetaald, omdat de bouw niet tijdig kon beginnen. Dat geld wordt nu ingezet voor projecten die bij de derde tranche zijn afgevallen omdat het toen beschikbare budget op was. Overleg Om ervoor te zorgen dat consumenten optimaal profiteren van het lage btw-tarief heeft minister De Jager vooraf overleg gevoerd met Bouwend Nederland, MKB-Nederland en VNO-NCW. Deze organisaties gaan zich ervoor inzetten dat hun leden het voordeel doorberekenen aan de klant. Het lage btw-tarief geldt exact negen maanden en gaat in op 1 oktober 2010. Dat betekent dat huizenbezitters eventueel ook het spaarloon – dat half september vrijvalt – kunnen inzetten voor een verbouwing. Prinsjesdag De belastingmaatregelen om de woningmarkt te stimuleren zijn onderdeel van het Belastingplan 2011, dat op Prinsjesdag tegelijk met de Miljoenennota wordt gepresenteerd. Vanwege het belang voor de woningmarkt worden deze plannen nu al aangekondigd
Foute vermogensetikettering: schadevergoeding voor de fiscus! Hof Den Haag heeft onlangs een opmerkelijke uitspraak gedaan over de foutenleer. Een ondernemer had zijn bedrijfspand vele jaren ten onrechte tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. Het Hof herstelde die fout met toepassing van de foutenleer en ‘veroordeelde’ de ondernemer tot betaling van een schadevergoeding wegens de door de fiscus geleden schade.
Ondernemer Daan de Groot en zijn vrouw waren op huwelijkse voorwaarden gehuwd. De Groot dreef zijn onderneming in een pand dat eigendom was van zijn vrouw. Zij had dat pand in 1966 gekocht. Het pand bestond uit een bedrijfsruimte met een bovenwoning. Het woongedeelte had een eigen ingang; De Groot en zijn vrouw woonden daar. De Groot gebruikte het pand voor zijn onderneming; hij rekende het gehele pand tot zijn ondernemingsvermogen. In 2002 staakte De Groot zijn onderneming. Een taxatie wees uit dat het pand een meerwaarde had van € 300.000. De inspecteur rekende die meerwaarde tot de stakingswinst. De Groot verzette zich daartegen. Hij stelde dat hij het pand (in 1966) ten onrechte tot zijn ondernemingsvermogen had gerekend, omdat het pand juridisch én economisch eigendom was (gebleven) van zijn vrouw met wie hij op huwelijkse voorwaarden was getrouwd. Rechtbank Den Haag rekende de meerwaarde van het pand wél tot de stakingswinst, Hof Den Haag in hoger beroep niet. Het Hof stelde vast dat het pand juridisch én economisch eigendom van De Groot’s echtgenote was gebleven. De Groot had het pand ten onrechte tot zijn ondernemingsvermogen gerekend: de meerwaarde van het pand behoorde niet tot de stakingswinst. Het Hof stelde vast dat De Groot vele jaren lang voordeel had gehad van de onjuiste vermogensetikettering. Het Hof vond het onaanvaardbaar dat daardoor een deel van zijn winst buiten de belastingheffing zou blijven. De Groot moest de inspecteur een redelijke tegemoetkoming bieden voor de door de fiscus geleden schade. Die schade was ontstaan doordat hij op het pand had afgeschreven, en door het hoger ondernemingsvermogen meer had kunnen toevoegen aan de fiscale oudedagsreserve en meer vermogensaftrek had genoten. Verder had de fiscus renteverlies geleden. De Groot bood een tegemoetkoming aan in de vorm van een bijtelling op zijn belastbaar inkomen van € 37.190, maar dat vond het Hof te weinig. Het Hof stelde de bijtelling in goede justitie vast op € 70.000. Commentaar Deze toepassing van de foutenleer is nieuw: de belastingrechter heeft nog niet eerder een belastingplichtige verplicht tot een tegemoetkoming bij herstel van een fout. Omgekeerd is dat al jarenlang wél het geval: als de inspecteur de foutenleer toepast en de belastingplichtige lijdt daardoor een nadeel – bijvoorbeeld vanwege het progressieve belastingtarief – dan moet de inspecteur daarvoor een redelijke tegemoetkoming bieden. Deze principiële uitspraak van Hof Den Haag maakt de foutenleer evenwichtiger, maar noopt ook tot voorzichtigheid.
Een omgekeerde bedrijfsoverdracht:
Senior’s holding-BV heeft in 2008 de aandelen in de werk-BV verkocht aan de nieuw opgerichte holding van junior. Die BV is de overdrachtsprijs van € 500.000 schuldig gebleven, onder zakelijke condities. Senior heeft in zijn holding-BV naast de vordering uit hoofde van de bedrijfsoverdracht ook nog een pand. Dat pand wordt verhuurd aan de werk-BV. Junior heeft het pand indertijd, toen hij de aandelen in de werk-BV overnam, niet gekocht van senior vanwege de zwaarwegende financieringsconsequenties. Het pand heeft een werkelijke waarde van € 1,2 miljoen; op het pand zit nog een financiering van € 200.000. Voorts zit er nog € 400.000 aan courante effecten in de BV, waartegenover een pensioenverplichting staat van € 300.000. Het vermogen in de BV bedraagt € 1.600.000. Dat vermogen is volledig beleggingsvermogen*. * Voor vorderingen die ontstaan zijn door de overdracht van aandelen in een werk-BV vóór 2010 geldt een beperkte overgangsregeling voor de aanmerkelijk-belangheffing bij overlijden: die vorderingen worden als ondernemingsvermogen aangemerkt voor zover het vermogen in de betreffende werk-BV op het tijdstip van de aandelenoverdracht als ondernemingsvermogen kon worden aangemerkt. Deze overgangsregeling geldt niet bij schenking en evenmin voor de erfbelasting. De overgangsregeling wordt hier – op praktische gronden – buiten beschouwing gelaten. Als Senior met dit vermogen in zijn Holding-BV kkomt te overlijden, en junior is enig erfgenaam, is daarover de volgende belasting verschuldigd: • aan aanmerkelijkbelang-heffing: 25% van € 1.600.000 minus de verkrijgingsprijs van de aanmerkelijkbelang-aandelen die eenvoudigheidshalve op nihil is gesteld, ofwel € 400.000. • aan erfbelasting: Na de aanmerkelijkbelang-heffing resteert € 1.200.000 aan vermogen dat kan vererven. Junior is als enig erfgenaam daarover (afgerond) € 224.000 aan erfbelasting verschuldigd. De totale belastingheffing bij deze optie komt daarmee uit op € 624.000. Senior én junior vinden deze heffing onaanvaardbaar hoog. Om senior’s vermogen in zijn holding-BV – deels – weer als ondernemingsvermogen aan te kunnen merken, komen zij overeen dat senior een belang van 5% (terug-)neemt in de werk-BV. Bij dat belang kan de fiscale eenheid (voor de vennootschapsbelasting) tussen junior’s BV en de werk-BV in stand blijven. Junior’s holding-BV draagt dat 5% belang over aan senior’s holding-BV voor de werkelijke waarde van stel € 50.000. De koopsom wordt verrekend met de vordering die senior’s holding heeft op junior’s holding.
Door deze aandelenoverdracht gaat senior’s holding weer een onderneming drijven: de bezittingen en schulden in de werk-BV worden voor een evenredig gedeelte ( in casu voor 5%) toegerekend. Het vermogen in senior’s holding-BV wordt daardoor deels weer ondernemingsvermogen. Als ondernemingsvermogen kwalificeert: • 1/20 deel van de bezittingen en schulden van de werk-BV. Dit gedeelte kan realiter op € 50.000 worden gesteld, de kostprijs van de 5% deelneming, mits in de werk-BV uitsluitend ondernemingsvermogen aanwezig is; • de waarde van het pand dat aan de werk-BV wordt verhuurd, minus de financiering daarop, ofwel € 1.000.000. Door de (evenredige) toerekening van de bezittingen en schulden van de werk-BV aan senior’s holding verandert dit pand van karakter: het is niet langer een aan derden verhuurd pand, maar een pand dat dienstbaar is aan de bedrijfsuitoefening binnen senior’s holding-BV; • van het in de BV aanwezige beleggingsvermogen mag een gedeelte tot 5% van het ondernemingsvermogen in die BV alsnog als ondernemingsvermogen worden aangemerkt. Deze versoepeling is in de wet opgenomen omdat de grens tussen ondernemings- en beleggingsvermogen niet altijd eenduidig is te trekken. De marge bedraagt 5% van € 1.050.000, ofwel € 52.500. Het ondernemingsvermogen in senior’s holding-BV komt daarmee in totaal op € 1.102.500, het beleggingsvermogen bedraagt € 497.500. Als senior met deze samenstelling van het vermogen in zijn Holding-BV komt te overlijden, is daarover de volgende belasting verschuldigd: • aan aanmerkelijkbelang-heffing: de aanmerkelijkbelang-claim die betrekking heeft op het ondernemingsvermogen kan worden doorgeschoven naar de verkrijger, junior als enig erfgenaam. De aanmerkelijkbelang-claim die toerekenbaar is aan het beleggingsvermogen in de BV moet direct worden afgerekend met de fiscus. Die heffing komt uit op 25% van € 497.500 (de verkrijgingsprijs is weer op nihil gesteld) ofwel afgerond € 125.000. Vóór de omgekeerde bedrijfsoverdracht was die heffing € 400.000, een voordelig verschil van € 275.000. • aan erfbelasting: Na de € 125.000 aanmerkelijkbelang-heffing resteert € 1.475.000 aan vermogen dat kan vererven. Als de aanmerkelijkbelang-heffing van € 125.000 betaald moet worden uit het vermogen dat in senior’s holding-BV zit, zal dat realiter aan het beleggingsvermogen in die BV worden onttrokken. Het te vererven vermogen van € 1.475.000 bestaat dan voor €1.102.500 aan ondernemingsvermogen, en voor het restant van € 372.500 aan beleggingsvermogen. Bij de berekening van de erfbelasting die junior als enig erfgenaam verschuldigd is, speelt de vrijstelling voor ondernemingsvermogen een belangrijke rol. Uitgangspunt is dat senior en junior aan de voorwaarden voldoen om voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in aanmerking te komen.
Bedrijfsopvolging door schenking of vererving van de onderneming. De vrijstelling aan ondernemingsvermogen kan worden berekend op € 1.000.000, plus 83% van het surplus aan ondernemingsvermogen van € 102.500, ofwel € 85.000. In totaal is € 1.085.000 aan ondernemingsvermogen vrijgesteld. Erfbelasting is verschuldigd over het niet vrijgestelde ondernemingsvermogen van € 17.500, plus het beleggingsvermogen in de BV van € 372.500, in totaal € 390.000. Junior is als enige erfgenaam daarover (afgerond) € 62.400 aan erfbelasting verschuldigd. Commentaar: De totale directe belastingheffing komt nu uit op € 187.400. Dat is ruim € 436.000 minder dan v oor de omgekeerde bedrijfsoverdracht. De besparing op de erfbelasting van € 161.600 is definitief ‘verdiend’, de besparing op de aanmerkelijkbelang-heffing van € 275.000 betreft uitstel van heffing: deze heffing is doorgeschoven naar de erfgenaam. Dat uitstel kan overigens wel erg langdurig worden: junior kan te zijner tijd de aanmerkelijkbelang-heffing ook weer doorschuiven naar zijn erfgenamen. Als hij er maar voor zorgt dat het vermogen in zijn BV bij zijn overlijden ondernemingsvermogen is. Het voorbeeld is een gestileerd voorbeeld, er valt het nodige op aan te merken. De werkelijkheid is altijd gecompliceerder. Er zijn meerdere erfgenamen, die niet allemaal recht hebben op toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet, de scheidslijn tussen het ondernemings- en beleggingsvermogen in de BV geeft problemen, er is bij een voorafgaande bedrijfsopvolging met verschillende soorten aandelen gewerkt, en ga zo maar door.
Tijdelijke regeling willekeurige afschrijving Vanwege de economische crisis heeft het kabinet in de najaarsnota 2008 de mogelijkheden voor willekeurige afschrijving van bedrijfsmiddelen voor het belastingjaar 2009 voor IB- en Vpb-ondernemers verruimd. Het oogmerk van de regeling is dat het ondernemers mogelijk wordt gemaakt een liquiditeits en financieringsvoordeel te behalen indien ze investeren in bepaalde aangewezen bedrijfsmiddelen. Nadien is de regeling willekeurige afschrijving (hierna: regeling WA) opnieuw aangepast, zodat het mogelijk is om willekeurig af te schrijven over in 2009 of 2010 gedane investeringen. Het betreft een tijdelijke anticrisismaatregel, welke bedoeld is ter stimulering van investeringen in het belang van de economische ontwikkeling. De staatssecretaris heeft in een besluit op 18 mei 2010 de regeling nog verder versoepeld. Op welke bedrijfsmiddelen is de faciliteit van willekeurige afschrijving van toepassing? In de Wet IB 2001 zijn regels vastgelegd betreffende de willekeurige afschrijving op de volgende bedrijfsmiddelen:
- Milieubedrijfsmiddelen - Overige aangewezen bedrijfsmiddelen zijnde: • Investeringen door startende ondernemers • Zeeschepen • Investeringen in het belang van de bevordering van de economische ontwikkeling Het onderhavige besluit heeft uitsluitend betrekking op de laatstgenoemde categorie bedrijfsmiddelen. Het gaat dan om bedrijfsmiddelen die nog niet eerder in gebruik zijn genomen (dat wil zeggen géén tweedehands), voor zover de belastingplichtige ondernemer ter zake van de aanschaffing verplichtingen is aangegaan of ter zake van de voortbrenging voortbrengingskosten heeft gemaakt in het kalenderjaar 2009 of 2010 en het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2012 respectievelijk 1 januari 2013 in gebruik wordt genomen. Bij niet-tijdige ingebruikneming van het bedrijfsmiddel wordt de toegepaste willekeurige afschrijving teruggenomen. Op verzoek van belanghebbende kan de datum van ingebruikname worden verschoven bij bijzondere omstandigheden (aannemelijk te maken door belastingplichtige). Uitgezonderd van willekeurige afschrijving zijn: gebouwen, woonschepen, bromfietsen, motorrijwielen en personenauto’s (met uitzondering van taxi’s, vracht-, bestel- en zeer zuinige auto’s), immateriële activa (voortbrengingskosten van zelf voortgebrachte immateriële activa kunnen op grond van art. 3.30, lid 3 ineens ten laste van het fiscale resultaat worden gebracht), dieren, wegen waterbouwkundige werken en bedrijfsmiddelen die bestemd zijn om hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden (tenzij het gaat om verhuur voor korte duur zoals bij speciaal gereedschap, hoogwerkers en aanhangwagens). De werking van willekeurig afschrijven Gebruikelijk bij het afschrijven van bedrijfsmiddelen is dat deze aanvangt op het moment van ingebruikname van het bedrijfsmiddel. Bij willekeurige afschrijving kan dit moment daarentegen worden vervroegd tot vóór de ingebruikneming, namelijk het moment dat de ondernemer verplichtingen is aangegaan of voortbrengingskosten heeft gemaakt (zie art. 3.35 IB 2001). Willekeurig afschrijven maakt het in principe mogelijk om het gehele afschrijvingspotentieel, zijnde de aanschaf- of voortbrengingskosten minus de restwaarde, naar eigen inzicht in een of meerdere jaren ten laste van de winst te brengen. Hiervoor dient wel aan de in de wet gestelde eisen te zijn voldaan. Relevant hierbij is ook het zogenaamde betalingscriterium: de willekeurige
afschrijving kan op grond van art. 3.35 nooit hoger zijn dan het bedrag dat daadwerkelijk is betaald, op de aangegane verplichting/voortbrengingskosten. Zolang er dus niets is betaald, kan er dus ook niet willekeurig worden afgeschreven. Om willekeurig af te schrijven over de investeringen in het belang van de bevordering van de economische crisis, dient tevens aan de volgende eisen te zijn voldaan (art. 13-15 regeling WA): • willekeurige afschrijving is alleen mogelijk in het jaar waarin de investeringsverplichting is aangegaan of de voortbrengingskosten zijn gemaakt en het daaropvolgende jaar; • de willekeurige afschrijving bedraagt ten hoogste 50 procent van het afschrijvingspotentieel in een jaar. De staatssecretaris heeft in zijn besluit op 18 mei een knelpunt met betrekking tot de gestelde eisen weggenomen. De volgende versoepeling is aangebracht: • in het jaar van investeren mag (nog steeds) maximaal 50 procent worden afgeschreven. De rest mag (ongemaximeerd) in één of meer van de volgende jaren worden afgeschreven (en dus niet langer alleen in het jaar erna). Het betalingscriterium blijft wel van toepassing. Voorbeeld Een ondernemer investeert in december 2009 in een duurzame server van 100.000 euro. De ondernemer komt overeen in 2010 70 procent te betalen en in 2011 de rest. Op grond van de oude regeling zou in 2009 niet mogen worden afgeschreven, want er is niet voldaan aan het betalingscriterium. In 2010 mag echter maar maximaal 50 procent willekeurig worden afgeschreven (immers de regeling gold voor de jaren 2009 en 2010 waarin maximaal 50 procent willekeurige afschrijving mogelijk was). Vanaf 2011 geldt het reguliere afschrijvingsregime. Ná inwerkingtreding van het besluit van 18 mei jl. kan de ondernemer over het jaar 2009 nog steeds niets afschrijven, omdat niet is voldaan aan het betalingscriterium. In 2010 kan hij nu echter maximaal 70 procent afschrijven. In de jaren daarna kan het restant van het afschrijvingspotentieel nog willekeurig worden afgeschreven. Indien de server in het jaar 2010 volledig zou zijn betaald, had de server in 2010 volledig willekeurig kunnen worden afgeschreven volgens de nieuwe regeling. Commentaar: Het besluit heeft een terugwerkende kracht tot 1 januari 2009. Aanslagen over 2009 hoeven echter niet te worden aangepast, omdat de maximale afschrijving 50 procent blijft. Wellicht zouden reeds opgelegde voorlopige aanslagen 2010 dienen te worden verminderd.
De regeling van de tijdelijke willekeurige afschrijving biedt samen met de tijdelijke versoepeling van de verliesverrekeningstermijnen mogelijkheden op liquiditeitsvoordeel, bijvoorbeeld wanneer de ondernemer in de jaren 2006, 2007 en 2008 belastbare winst heeft behaald waarover is afgerekend. Door het fiscale resultaat over het jaar 2009 en/of 2010 met deze tijdelijke willekeurige afschrijvingsfaciliteit verder te drukken, kan middels carry back naar genoemde jaren inkomstenen/of vennootschapsbelasting worden teruggevorderd. Alléén voor de vennootschapsbelasting: Voor de VPB moet wel gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid (op verzoek) om voor de jaren 2009 en 2010 om de terugwentelingstermijn van het verlies te verruimen naar drie jaar (in plaats van één). Houd dan wel rekening met de verkorte carry forward termijn van zes jaar! I.p.v. 9 jaar.
Hoogachtend, R.A.M. van der Velden b.v. Oostveenseweg 7-b 2636EC Schipluiden k.v.k. nummer 27231863 telf. nr. 015-3808141 fax. Nr. 015-3808095 Hoewel aan de inhoud van deze nieuwsbrief de uiterste zorg wordt besteed, kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onverhoopte onjuistheden. Aanmelden nieuwsbrief, c.q. afmelden en e-mailadres wijzigen:
[email protected]