Nieuwsbrief 13e jaargang nr.3 mei-juni 2010
Tropaar en kondak van de Heilige Eersttronende Apostelen Petrus en Paulus tropaar toon 4 Gij Eersttronende der Apostelen en Leraren der wereld bidt tot de Meester van het heelal om aan de wereld vrede te schenken en aan onze zielen de grote genade. kondak toon 2 De trouwe Verkondigers van God de eersten der Apostelen hebt Gij, o Heer, deelachtig gemaakt aan Uw goederen en doen binnentreden in de eeuwige rust Want hun zwoegen en sterven Was kostbaar voor U boven alle offers Omdat Gij alleen de harten kent.
Pokrov (Russisch-Orthodoxe Parochie, Deventer)
Christus is opgestaan Христос Воскресе! Χριστος ανεστη PAASBOODSCHAP van Zijne Eminentie Aartsbisschop Gabriël van Komana, Exarch van de Oecumenische Patriarch Mijn Heiland, levend en ongeslacht Offer als God, Die Uzelf vrijwillig aan de Vader hebt aangeboden, Gij hebt ons aller voorvader Adam mede doen opstaan, toen Gij opstondt uit het graf. (tropaar van de 6e Ode van de Paascanon) Broeders en zusters, Christus is opgestaan! Ik ben verheugd u deze vreugdevolle boodschap toe te roepen, waarmee wij sedert oude tijden elkaar gelukwensen bij gelegenheid van het stralende feest van het Pascha des Heren. Inderdaad – de Heer is onze vreugde en die vreugde vervult ons hart als wij ons ervan bewust zijn dat wij niet langer gebonden zijn door de zonde en dat de dood geen macht meer over ons heeft. Ook wij hebben behoefte aan een even krachtig teken van hoop zoals op de derde dag gegeven werd aan de discipelen, teneinde onze misvattingen over lijden en kruis te corrigeren en opdat deze Opstanding voor ons eveneens een bron van vreugde worde. Want alleen in de Opstanding kunnen wij begrijpen hoe het Kruis van Christus ons de vergeving van zonden kan schenken, maar ons eveneens met vreugde de smart van datzelfde Kruis doet verdragen. Daarom is deze smart geen smart meer, maar gemeenschap in heerlijkheid, zoals de Apostel Paulus zegt: “Indien wij delen in Zijn lijden, is dat om ook te delen in Zijn verheerlijking” (Rom. 8, 17).
Broeders en zusters, wij allen hebben onze vrijheid lief en wij ervaren het belang ervan in ons leven; welnu, het is Christus Die ons dit leven in vrijheid geeft! Want het is uit liefde, dat Hij Zich voor ons aan het Kruis liet slaan en in het graf werd gelegd. Dat moeten we goed begrijpen. Het is meer dan een verzoening, waarover we hier spreken: het is de voltooiing van het heilsgebeuren. De heilige vaders houden het ons voor: het mysterie van de Menswording houdt niet op bij de verzoening door de Kruisdood en bij de verlossing door het Bloed, want Christus moest afdalen tot in de diepte der hel teneinde ons, kinderen van Adam “die neerzitten in de duisternis en de schaduw des doods” (Lk. 1:79) vrij te maken van “de wet der zonde en des doods” (Rom. 8:2). En zo maakt Christus - de nieuwe Adam en overwinnaar van de dood - nieuwe mensen van ons; Hij schenkt ons opnieuw de mogelijkheid God te kennen en lief te hebben, opnieuw met God te leven en te worden gered. “Het Woord is Mens geworden opdat de mens - in Hem - God kan worden” (H. Athanasius de Grote). Maar, broeders en zusters, wij moeten ons niet tevreden stellen met uitsluitend een stralend feest, wat oppervlakkig zou zijn. Dit mysterie van de Opstanding moeten we LEVEN; we moeten het integreren in ons leven, in ons wezen, in deze wereld en uitroepen: “Christus is opgestaan!” Want, zoals de Apostel Paulus zegt: “indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof nutteloos en zijt ge nog in uw zonden” (I Kor. 15:17). En hoe kunnen we dit bereiken? Wij hebben veel mogelijkheden tot onze beschikking teneinde gestalte te geven aan onze eenwording met God. Zoals op Witte Donderdag: op die dag heeft Jezus niet alleen aan Zijn apostelen uitgelegd wat in de volgende dagen zal staan te gebeuren, maar Hij laat het niet bij een theoretische uitleg. Hij heeft, nog voordat Zijn uur gekomen is, een totale eenwording met Hem aangeboden door hen Zijn kostbaar Lichaam en Bloed aan te bieden. Dàt is het heil. Tijdens dit Mystieke Avondmaal is Christus tegelijk geofferd en verrezen, dood en toch levend! Herinner u Zijn eigen woorden: “Dit is Mijn Lichaam, dat voor u gebroken wordt, dit is Mijn Bloed, dat voor u vergoten wordt”. Het is duidelijk dat de Heer dit niet gezegd zou hebben zonder er zeker van te zijn dat dit zou plaatsvinden. Wij spreken hier niet over een of ander
mythologisch gebeuren, maar wel degelijk over de concrete realiteit van de Opstanding: telkenmale als wij tot de Heilige Kelk naderen en daarvan mogen proeven, ontdoen wij ons van de zonde en bekleden we ons met de schoonheid van Christus. Een dergelijk mysterie is slechts mogelijk door de grote barmhartigheid van de Heer en door Zijn oneindige liefde voor de mensen. Dit is zonder twijfel de schoonste van alle gevolgen van dood en Verrijzenis van onze Heer en Verlosser Jezus Christus. Alle andere sacramenten zijn verbonden aan de Goddelijke Eucharistie; wij zijn allen erfgenamen van de heilbrengende vruchten van dit schoonste aller feesten, dat wij vandaag vieren, nu wij op het punt staan te naderen tot de Kelk om de Heilige Gaven te ontvangen. Aarzel dan niet, kom en drink uit de bron des Heils; laven wij ons aan de Kelk der Liefde, en leven we dit nieuwe leven dat ons ten deel gevallen is. Maar niet als consumenten, die zich willen verrijken aan Gods barmhartigheid. Wat ons gegeven is, Gods Liefde, is het wezen Zelf van God, want in God wordt de Liefde gedeeld in één voortdurende beweging tussen de drie Goddelijke Personen. Daar ook wij zijn vergoddelijkt door de Verrijzenis, laten we als logisch gevolg eveneens onze liefde delen, die wij om niet ontvangen hebben. Dat is zeker niet altijd eenvoudig, maar we zijn op deze aarde om te leren van onze Heer en Meester Zelf; vragen we Hem: ”Heer, leer mij lief te hebben, leer mij te leven in de Opstanding, staande in Uw Licht, samen met mijn broeders en zusters en verleen mij U onophoudelijk toe te zingen: Christus is opgestaan uit de doden, door Zijn dood vertreedt Hij de dood en schenkt het Leven aan hen in het graf!” Met deze wens, vol vreugde en hoop, groet ik u allen in de liefde van de Opgestane Heer! Parijs, Kathedraal van de H. Alexander Nevskij, Pasen 2010 + Gabriël, Aartsbisschop van Komana, Exarch van de Oecumenische Patriarch
MEDEDELINGEN Afwezigheid vader Theodoor Wegens vakantie is vader Theodoor afwezig van 29 april tot en met 5 mei. Indien u in die periode een priester nodig heeft kunt u vader Willibrord bellen: 06-13482109. Algemene Parochievergadering Op zondag 9 mei zal om 13.00 uur een Algemene Parochievergadering worden gehouden. Leden en vrienden van de parochie krijgen daarvoor tijdig een uitnodiging. Panichida voor Alexis Lagodin 16 mei is het veertien jaar geleden dat Alexis Lagodin is overleden. Wij zullen zondag 16 mei, na de Goddelijke Liturgie, een Panichida voor hem en zijn echtgenote Valentina bidden.
Kindercatechisatie I.v.m. de afwezigheid van vader Theodoor op 2 mei, de Algemene Parochievergadering op 9 mei, en de Pinksterdag op 23 mei zal de catechisatie voor kinderen van groep 1 en 2 en van groep 5 tot en met 8 op zondag 16 mei worden gehouden. Voor kinderen van groep 3 en 4 en voor leerlingen van het vervolgonderwijs zal zondag 30 mei catechisatie worden gegeven. Jaarvergadering van de Vereniging van Orthodoxen “H. Nikolaas van Myra” De Vereniging van Orthodoxen “H. Nikolaas van Myra” houdt haar jaarvergadering op zaterdag 29 mei in onze parochie. Daarom vieren we ook die dag de Goddelijke Liturgie in onze kerk, en komt de Vigilie op zaterdag 29 mei te vervallen.
Parochiepicknick Zondag 30 mei wordt bij goed weer na de koffie en de kindercatechisatie de traditionele parochiepicknick op de Worp gehouden. Muziek en dans zijn welkom, evenals ballen, springtouw en hoepels. Alle etenswaren en drankjes worden op kleden uitgestald. Na de zegen is alles bestemd om samen te delen. Het is de laatste dag voor de Apostelvasten, dus alle etenswaren zijn welkom! Zorg zelf voor een zitlap, bordje, bestek en drinkgerei. Eventueel ook voor een tafeltje, stoeltje of barbecue. Schaduw is er voldoende, dus een parasol is niet nodig. Volg de stoet naar het pontje en u komt op de Worp. De picknick gaat niet door, indien het die dag in Deventer ’s morgens regent!
H.H. Eersttronende Apostelen Petrus en Paulus, Parochiefeest, 29 juni Dit jaar valt ons parochiefeest op een dinsdag. Maandag 28 juni vieren we de Feestvigilie. Let op de aanvangstijd: 19.00 uur! Daarna is er een ontvangst t.g.v. ons Parochiefeest. Openstelling van onze kerk Gedurende de zomer willen we op zaterdagen (van 26 juni tot en met 28 augustus) van 11 tot 16 uur onze kerk graag open stellen voor toeristen en andere belangstellenden. Op het publicatiebord komt een lijst te hangen, waarop u kunt aangeven op welke zaterdag u deze taak op u zou willen nemen.
Contacttelefoon: Guusje Neyens: 0570-637226 of Hans van der Deure: 0570-641777. Rommelmarkt Zaterdag 12 juni wordt op de Brink een rommelmarkt georganiseerd ten bate van onze parochie. U kunt vanaf heden uw spullen voor deze rommelmarkt afgeven bij de organisatoren: Ferd Kersten en Theo van der Voort. Neem wel even van tevoren contact met hen op, zodat zij ervoor kunnen zorgen dat deze goederen naar de opslagruimte worden gebracht! De telefoonnummers: Ferd: 0578-615116; Theo: 06-12921888. Барахолка. Получилось! Благодаря Клаасу у нас теперь есть помещение для хранения. Это значит, что начиная с сегодняшнего дня вы можете вещи для барахолки сдавать в церкви. Большая просьба предупреждать нижеподписавшихся, для того, чтобы мы могли эти вещи перевезти на склад. Барахолка запланирована в субботу 12 июня этого года в Девентере на Бринке (Brink). Ферд Керстен. Тео ван дер Фоорт.
Zoeken naar Kitezh: een interview met Alexander Ogorodnikov Alexander Ogorodnikov werd geboren in 1950. Op zijn zeventiende werkte hij aan een draaibank in een klokkenfabriek. Drie jaar later begon hij aan een studiefilosofie aan de Universiteit van de Oeral in Sverdlovsk, waar hij in 1971 werd weggestuurd vanwege "een dissidente denkwijze niet in overeenstemming met de status van Komsomollid en student". Toen ging hij naar Moskou, waar hij aan het Instituut voor Cinematografie studeerde. In 1974 richtte hij het Christelijk Seminarie op. Van 1978 tot 1987 zat hij in de gevangenis en werd uiteindelijk vrijgelaten op bevel van Gorbatsjov. Terug in Moskou stichtte hij de Christelijke Democratische Unie van Rusland en de Christelijke Barmhartigheidsvereniging, een groep voor hulp aan hongerigen en thuislozen met speciale aandacht voor kinderen en jongeren. In 1995 richtte Ogorodnikov in Moskou het "Eiland van Hoop" op, een centrum en weeshuis voor meisjes die slachtoffer waren van armoede, misdaad, verslaving, verwaarlozingen mishandeling.
Het volgende interview met hem werd opgenomen in Amsterdam op 25 april 1999, na de Liturgie in de kerk van de H. Nikolaas van Myra. Alexander begon met terug te denken aan zijn tijd in Perm 36, een berucht kamp voor dissidenten in de Oeral aan de grens van Siberië Jim Forest ***** JF: Perm 36 was een van de ergste gevangenissen in de SovjetUnie. Er waren daar nogal wat beroemde gevangenen, bijvoorbeeld Anatoly Schiransky. Waarom vonden ze jou zo gevaarlijk? AO: Dat gaat terug op de oprichting van het Christelijk Seminarie in de jaren zeventig. Nu is er opnieuw belangstelling voor wat er in die tijd is gebeurd vorig jaar was er een televisie-uitzending over. De programmamakers zochten mensen op die twintig jaar geleden deelnamen aan het Seminarie, toen ik gevangen werd gezet en het Seminarie na vijf jaar bestaan werd verpletterd. De producers wilden zien wat er in die twintig jaar met ons gebeurd was waren we nog steeds trouw aan de idealen van die tijd? Het is triest om te zien dat veel deelnemers tot ketterij zijn vervallen en de Kerk hebben verlaten. Als ik naar mijn oude vrienden luister besef ik eens te meer hoe moeilijk het is om het communistische stelsel kwijt te raken. De Sovjet-Unie kwam 1991 officieel tot een eind, maar is in morele zin nog steeds niet voorbij. Ik vergelijk haar met een lijk dat in ontbinding is en zijn vergif overal verspreidt. Wij dragen dat bij ons. Het is heel belangrijk om de nadruk op dat feit te leggen omdat mensen het meestel onderschatten, en ook de tragiek van Rusland in deze eeuw onderschatten. Toen de Bolsjewieken de macht grepen, bestreden ze de kerk niet alleen omdat die een instituut van het tsaristische bewind was, maar omdat de Kerk de hemel bestormde en zij in oorlog waren met de hemel. Wist je dat er in 1923 een echte rechtszaak was- een revolutionair tribunaal dat God voor de rechter sleepte? God Zelf stond terecht! Lunacharsky en Trotsky waren de commissarissen die het proces leidden, en tijdens het proces veroordeelden ze God ter dood. Dat was geen schertsvoorstelling -- het was absoluut gemeend. God en de
Kerk moestenverpletterd worden. In veel van zijn brieven benadrukte Lenin het belang van het uitschakelen van priesters. De hele strijd tegen de kerk en de godsdienst was zorgvuldig uitgedacht en heel fel. In 1932 werd het 17e partijcongres gehouden, waar niet alleen een vijfjarenplan voor de economie uit kwam, maar ook eenvijfjarenplan om een atheistische maatschappij te bereiken. Het plan was dat in 1935 de laatste Kerk gesloten zou worden en dat in 1936 zelfs het woord "God"uit de taal verdwenen zou zijn! Ik zal niet alle gruwelen en martelingen beschrijven, en ook niet hoe veel bisschoppen, priesters, monniken en gewone gelovigen levend zijn begraven of op andere manieren vermoord. Wat ik duidelijk wil maken is dat de communisten er in grote mate in geslaagd zijn Rusland tot het Communisme te bekeren. En toch, hoeveel succes ze ook hadden, verdedigden honderdduizenden mensen de Kerk en werden martelaars, en de Kerk werd niet vernietigd. De Kerk liet een uniek, stil geloof zien. Veel priesters gingen ondergronds. In de jaren dertig waren er nog maar drie bisschoppen die niet in de gevangenis zaten. Waarschijnlijk waren er in de hele Sovjet-Unie in de jaren dertig, net voor de oorlog, nog maar 50 kerken open. Dankzij de oorlog kwam er verandering in het lot van de Kerk. Mensen kwamen weer tot geloof. Stalin nodigde Patriarch Sergei uit om van zijn huisje aan de rand van Moskou te verhuizen naar de vroegere Duitse ambassade: de ene dag in een blokhut zonder telefoon, de volgende dag in een herenhuis in hartje Moskou. Veel kerken werden heropend, en ook twee theologische scholen. De Kerk had het dan wel overleefd, maar toen ik een kind was hadden we helemaal geen levend contact met de kerk. Absoluut niet. De meesten van onze generatie kwamen uit atheistische families. Een van mijn grootvaders was een partijcommissaris die gestorven was voor de idealen van de revolutie. Mijn andere grootvader heeft een beetje een ander verhaal, een ander lot. Hij was officier in het leger van de tsaar in de Eerste Wereldoorlog. Zijn ordonnans bekeerde hem tot het protestantisme-- min of meer als primitief protest tegen de officiele orthodoxe staatskerk. In zijn latere leven, toen hij 37 was, probeerde men mijn
grootvader te arresteren. Hij was toen hoofd van een school. Een lid van de KGB waarschuwde hem en hij vluchtte het bos in. Twee jaar lang heeft mijn moeder hem onopgemerkt in het bos eten gebracht. Zo kon hij in leven blijven. Toch ben ik als een normaal Sovjet-kind opgegroeid. JF: Waar was dat? AO: Ik ben in 1950 in Christopol geboden, een stad in de vroegere deelstaat Kazan. We werden zo opgevoed dat we met veertien of vijftien jaar bereid waren ons leven te geven voor communistische idealen. We waren ervan overtuigd dat al die kerken, waar alleen oude vrouwtjes kwamen, vroeg of laat zouden verdwijnen samen met hun babushka's. Toch begonnen we in onze zoektocht naar werkelijk geloof -- werkelijke Waarheid -- te begrijpen dat het Marxisme een leugen was. JF: Hoe kwam je van "bereid zijn je leven te geven voor het communisme" tot "he tMarxisme als een leugen zien"? AO: In onze school hing een wereldkaart met een vlaggetje bij ieder nieuw land dat tot het communisme werd bekeerd. We zongen Cubaanse revolutionaire liederen, en we waren bereid om voor Cuba of welk ander van die landen ook te sterven. Hoe we van die houding tot het begrip gekomen zijn dat het Marxisme een leugen is, is nogal een mysterie. In het begin was het alleen maar een soort conflict met de werkelijkheid, omdat we naar het echte leven keken en zagen dat het niet overeen kwam met al die hoge idealen die ons waren bijgebracht. Eerst dachten we "Och, wij wonen in de provincie, misschien duurt het wat langer tot die idealen ons bereiken," maar later, in Moskou, kon ik dezelfde problemen zien. Uiteindelijk werd ik van de universiteit gestuurd omdat ik steeds meer aan de materialistische ideologie ging twijfelen. Langzamerhand werden mensen zoals ik dus critici van het Maxisme en van het Sovjetstelsel. Protest werd een manier van leven en ook een manier van overleven in het stelsel van leugens. Ook kwamen we langzamerhand, door ironie
en kritiek, in een soort vacuum terecht-- als je alleen kritiek en ironie hebt, ga je uiteindelijk alles ontkennen. We hadden in feite geen andere keus omdat we nauwelijks andere informatie hadden. We waren in ons eigen sop aan het gaarkoken. De Russische literatuur gaf ons een soort openbaring toen we die leerden kennen, maar je moet wel begrijpen dat de Russische literatuur op school op zo'n manier werd onderwezen dat je die wel moest gaan haten. Maar uiteindelijk kregen we dank zij de Russische literatuur een beetje-- niet echt begrip, maar een gevoel dat God toch ergens is. Door ons zoeken begrepen we dat God bestaat. Dat literaire begrip van God was abstracter, als schepper of als scheppende kracht of macht, een zak vol ideein. We hadden nog een lange weg te gaan om vanaf dat abstracte idee van het bestaan van God uiteindelijk de levende Christus te bereiken. Toen ik van de universiteit in de Oeral af was gestuurd, lukte het me naar Moskou te gaan en op de filmacademie te komen. Het was een soort wonder dat ik werd aangeomen. In die tijd gaf een van mijn medestudenten me een evangelieboek, maar ik heb het een hele tijd niet gelezen. Ik kon het zelfs niet aanraken. Mijn kamergenoot verstopte zijn geld in de Bijbel omdat het een boek was waar niemand aan durfde te zitten. Op een dag werden we, in lesverband, uitgenodigd om naar een verborgen plaats te komen waar de filmacademie verboden films bewaarde. Je moest er met de trein heen. Op dat moment was het Nieuwe Testament het enige boek dat ik bezat dat ik nog niet had gelezen, maar die dag had ik het bij me. Daar, in de trein, deed ik het boek open en begon te lezen. Meteen had ik een heel vreemd gevoel. Een deel van mijn brein wist of vertelde me dat het alleen maar een legende of sprookje was. Maar uit mijn hart kwam een ander gevoel op dat steeds sterker werd: dat dit in feite de waarheid was. Ik kon dat gevoel niet rationeel begrijpen. Op dat moment kwam de conducteur onze coupe in. Natuurlijk hadden we geen kaartjes. We waren allemaal protesterende studenten -- de filmschool was min of meer de enige plaats waar dissidentie werd gedoogd. De manier waarop we met dit soort situaties omgingen als we geen kaartje hadden was meestal dat we met de man begonnen te discussieren of
dingen zeiden als "Kom niet aan die vent, hij is inNirwana, als je hem aanraakt gaat hij dood en dan is het jouw schuld." Voor het eerst deed ik iets dat ik rationeel niet kon begrijpen. Ik haalde mijn geld tevoorschijn en wilde betalen. En ik wilde ook de boete voor ons allemaal betalen. Het was heel vreemd, maar ik begreep dat het Evangelie dat met mij had gedaan. Toen we aankwamen liepen we door het bos naar de besloten filmzaal, langs een aantal bewakingsposten. De eerste film die we zagen was "Het Evangelie volgens Mattheus". Dat was een echte schok voor mij. De film hielp me al mijn ironie te overwinnen en de Verlosser, Jezus Christus, te aanvaarden. De achtergrond van de film was dat Pasolini, een Italiaanse communist, in een hotel de bijbel had gepakt die op zijn nachtkastje lag, het Mattheus evangelie had gelezen, en besloten dat hij een film wilde maken die eenvoudigweg iedere scene van dat Evangelie liet zien. Hij besloot geen beroepsacteurs te gebruiken, maar haalde mensen van de straat. Een Spaanse student die hij toevallig was tegengekomen speelde Jezus Christus. Toen ik deze film had gezien kon ik niet zwijgen, maar begon te prediken tegen mijn medestudenten. Ze waren verbijsterd omdat ik zo'n cynische vent was geweest, en nu droeg ik de film uit als de waarheid. Dank zij deze film werd ik christen en ging ik op zoek naar een Christelijke manier van leven. Ik was christen buiten de Kerk; ik wist niet wat de Kerk was. Ik nam mijn Bijbel mee en probeerde mensen te vinden die op dezelfde manier dachten. De mensen die ik ontmoette werden de kern van het Christelijk Seminarie. Dat was in de zomer van 1973. We hadden wel het gevoel dat we iets misten, dat ergens een mysterie verborgen lag, maar daar konden we niet bij komen. De Kerk was ver van alles wat wij kenden, maar ik zette op een dag een grote stap en ging naar de kerk. Het was een grote kerk vlakbij het centrum van Moskou. Ik was verbaasd dat heter zo druk was. Ik was verbaasd dat zoveel van de mensen die de Liturgie bijwoonden bij de intelligentsia hoorden. Ook al waren er zo veel mensen, ik kon recht door de menigte naar het altaar lopen. Ik zag dat een bisschop
celebreerde. Ik begreep niet wat er precies gebeurde. Bijna iedereen huilde. Ik begreep niet waarom, maar ik huilde ook. En toen de bisschopnaar buiten kwam om de communie uit te reiken, trok de een of andere kracht me naar de kelk. Toevallig had ik, zonder over vasten na te denken, de hele dag nog niet gegeten. Zelfs de dagen daarvoor had ik gevast, helemaal per ongeluk. En ik ontving de Communie. Later kwam ik te weten dat het Metropoliet Anthony van Sourozh, de bisschop uit Londen, was geweest die me de communie had gegeven. Het kwam zo uitdat hij op dat moment in Moskou was. JF: Was je al gedoopt? AO: Mijn oma had me als kind in het geheim laten dopen. Mijn vader, een communist, wist daar niets van. JF: Wat gebeurde er na je eerste communie die dag in Moskou? AO: Mijn vrienden begonnen ook naar de kerk te gaan en mee te doen met het kerkelijk leven. Maar we kwamen een nieuw probleem tegen. Het leek ons dat de kerk als instituut nog niet klaar voor ons was. De priesters waren bang van ons, en niet alleen de priesters. Ik ging eens naar een kerk in Kazan en toen ik binnenkwam probeerde een oude babushka me naar buiten te duwen. Ze dacht dat ik, omdat ik een jonge man was, door de regering of de Komsomol gestuurd was om hen uit te lokken zodat de kerk gesloten kon worden. In die tijd gingen jonge mensen niet naar de kerk. Zij verdedigde haar kerk tegen mij, of mijn soort. Het was niet makkelijk om te blijven! Maar toen de oude vrouwen zagen dat ik ging biechten en de communie ontving, huilden ze allemaal. Aan het eind kwamen ze allemaal naar me toe en wilden me kussen en bedanken. Het was een krachtige ervaring-- ze zagen een nieuwe generatie de kerk binnenkomen. Wij jonge mensen bevonden ons in een heel complexe situatie. Het was moeilijk om een plaats voor onszelf te vinden in de kerk. Er was geen levende gemeenschap en geen gelegenheid om te
leren. We probeerden erachter te komen wat de mogelijkheden waren, wat we in deze wereld konden doen als christenen, als orthodoxe christenen. In die nogal schizofrene situatie konden we alleen bidden als we in de kerk waren, en dan was het alsof we ons geloof in een soort wachtkamer achterlieten. Het was moeilijk te begrijpen voor ons, omdat de reden dat we naar de kerk kwamen was dat het de waarheid was, maar buiten de kerk moesten we blijven leven als Sovjetburgers. Zo uit elkaar getrokken worden was erg moeilijk. We kwamen naar de kerk omdat daar het Ware Licht was. Daarom begonnen we met het Christelijk Seminarie, omdat we niet konden leven met die zwijgende kerk. Het Seminarie hielp ons een levende christelijke gemeenschap op te bouwen en ons ook te scholen in het orthodoxe geloof. We begonnen door heel Rusland te reizen in, zoals wij het noemden, onze zoektocht naar de onzichtbare stad Kitezh. Kitezh is een legendarische plaats, op wonderbaarlijke wijze bewaard onder het water van het Svetloyarmeer waar de oude manier van leven en de oude godsdienst zonder onderbreking zijn doorgegaan. Volgens de legende rijst Kitezh soms op uit het water en verschijnt aan de vromen. "Zoeken naar Kitezh" is een metaforische manier om over het zoeken naar heiligheid te praten. Beetje bij beetje ontdekten wij het geestelijk leven in Rusland. Het was verborgen, maar het ging voor ons open. We wilden niet alleen maar een klein intellectueel kringetje van orthodoxe jongeren blijven. We vonden monniken en nonnen die ons hielpen. Nu kunnen wedaar openlijk over praten, hoe zij ons in de Oekraine, in het Pachaievklooster, voor de KGB verborgen toen die naar ons op zoek was. Ze hielpen ons ook op andere manieren: ze gaven ons geld en hielpen ons een huis te kopen voor het Seminarie. Dat huis was een soort vrijplaats, geen deel van de Sovjet-Unie, een bevrijd territorium. Natuurlijk zetten de autoriteiten het ons betaald en verklaarden het tot verboden zone. We werden in feite geprovoceerd, vervolgd. Op een dag werd ik door de KGB naar Moskou geroepen. Vijf sterke mannen van de KGB zetten me in een auto en reden met
mij de stad uit. De auto stopte middenin het bos en ik werd eruit gegooid. Ze zetten me tegen de auto en kwamen om me heen staan met vuurwapens in hun handen. Op dat moment kwam iemand in een zwart pak uit het bos heel langzaam op ons af lopen. De KGB-mannen gingen voor hem aan de kant. De man in het zwart zei: "Je bent vrij." Maar toen ik probeerde door de kring van KGB-mannen heen te gaan, wilden ze me niet doorlaten. Dus ik zei tegen de man in het zwart: "Ik kan niet weg, ik kan er niet uit." Hij maakte een gebaar en toen kon ik me een weg banen met mijn schouders. Terwijl ik wegliep verwachtte ik ieder moment een schot in de rug. Ik wist niet waar ik was -een pikdonker bos. Toen hoorde ik voetstappen achter me. De KGB-mannen stonden weer om me heen, een links, een rechts, een voor me, een achter me. Ze zeiden: "Nu gaan we een plek vinden om je dood te schieten." Ik begreep dat dit de blinde kracht van het kwaad was, waar je je in deze wereld nooit voor kunt verbergen. Ze brachten me naar een plaats waar een van hen zijn wapen pakte en zei: "Op je knieen." Ik antwoordde: "Ik kniel alleen voor God." Toen schoot hij, maar over mijn hoofd. Daarna zei hij: "We willen geen nieuwe martelaren." Na dit voorval lieten ze het Christelijk Seminarie een tijd met rust, maar hetduurde niet lang of ze waren weer op zoek naar manieren om ons angst aan te jagen. Soms moesten we vluchten over de daken. We moesten samenzweren, niet omdat we wapens of drugs verborgen hielden, maar geestelijke literatuur. We konden niet anders handelen. Toch leefden we voortdurend in het besef van de aanwezigheid van God. Vaak werden we door een wonder gered. Maar tenslotte kwam er een moment dat ik gearresteerd werd en naar Lubianka gebracht, het KGB-hoofdkwartier in Moskou. Ze zeiden: "Het is tijd dat je ophoudt je als een held te gedragen. Je hebt een maand, we geven je de kans weg te gaan, vertrek." Ik zei: "Waarom zou ik mijn land verlaten? Ik ben hier geboren, waarom zou ik weggaan?" Ze begonnen tegen me te schreeuwen: "We geven je een maand. Als je in die maand niet emigreert, dan
pakken we je op en je komt er nooit meer uit, dan sterf je in de gevangenis. Je zult door iedereen verlaten en vergeten sterven." In die tijd was het bijna onmogelijk om te emigreren. Alleen 1500 Joden per jaar konden dat doen. Wat wij begrepen is dat je, wanneer je je wilde laten horen, je ook bereid moest zijn de prijs te betalen. Wij moesten bewijzen dat het christendom geen abstract idee was, maar het echte leven. En dus besloten we dat ik de gevangenis in zou gaan. Na mij werden nog dertien anderen gearresteerd. Elke nieuwe leider na mij werd systematisch opgepakt. Ik moet zeggen dat we ons in de gevangenis allemaal heel dapper hebben gedragen. Niemand is doorgeslagen. Voordat ik in de gevangenis kwam, wist ik dat ik het daar moeilijk zou hebben --ik was graag vrij, ik hield van lekker eten, al dat soort dingen. Ik was bang. Ik dacht dat ik in de gevangenis geen waardig leven kon leiden. In de gevangenis moet je aldoor voor je eigen rechten en de rechten van de andere gevangenen vechten. Maar eenmaal in de gevangenis ontdekte ik mijn eigen diepten, niet alleen in mijn eigen binnenste, maar in iedere mens. Dat was zo verheffend, het deed me geestelijk groeien en gaf me ook kracht. Er zijn veel verhalen die ik daarover zou kunnen vertellen, maar ik houd het bij dit ene. Het gebeurde toen ik in de Habaroskgevangenis zat. Ik werd opgesloten in een grote cel met veel anderen. Het plan van de KGB was deze keer om me te breken met behulp van de echte misdadigers. De deur was dicht. Ik hoorde het slot op zijn plaats vallen en bleef achter met zo'n veertig mannen, half naakt, allemaal getatoeeerd. Toen ik de cel binnenkwam zei ik "Vrede zij met jullie." Het was vreemd voor hen om die woorden te horen -- ze keken me verbijsterd aan. Ik droeg op dat moment geen gevangeniskleren -- ik had mijn eigen kleren nog. Ze zeiden: "Trek je kleren uit" en gooiden wat oude vodden aan mijn voeten die ik moest aantrekken. Ik antwoordde: "Ik kan mijn eigen kleren alleen geven aan wie ze werkelijk nodig heeft, niet als jullie me dwingen." Ze begonnen tegen me te schreeuwen en stonden op
het punt in geweld uit te barsten. De leider van de groep, een man die op een bovenbed zat, zei "Jij slaapt bij de latrines" -- de plaats waar de ergste misdadigers slapen, de kinderverkrachters. Die pikorde vind je in iedere gevangenis: kinderverkrachters tellen niet als mensen. De meesten zijn niet eens echte misdadigers, maar zelf slachtoffers. Wat met hen gebeurt is dat ze misbruikt worden, sexueel gebruikt bij wijze van straf. De mannen in de cel maakten zich op om me aan te vallen. Toen vroeg er een: "Je zei 'vrede zij met jullie'. Ben je een christen?" "Ja," zei ik. Hij ging verder: "We hebben gehoord dat als een christen tot zijn God bidt, dat er dan een wonder gebeurt. Bewijs dan maar eens dat je een christen bent en niet alleen maar iemand die indruk probeert te maken." In de gevangenis is het heel belangrijk dat je de verantwoordelijkheid neemt voor alles wat je zegt. En ik nam de uitdaging aan. Ze zeiden: "Wij zijn het schuim van de aarde, alles is negatief voor ons. We hebben niks, zelfs geen sigaretten. En onze oren zijn dik geworden van het niet roken. Dus als je echt een christen bent, bid dan tot je God dat wij wat krijgen. Bid tot je God om ons wat te brengen en dan zullen we geloven dat Hij bestaat." Ik zei: "Ik weet zeker dat het wonder zal gebeuren, maar daarvoor moeten we allemaal samen bidden." Dat was mijn voorwaarde. Ik ging middenin de cel staan. En ik liet ze allemaal van hun bedden opstaan, want het is onze traditie om te staan voor God als teken van eerbied. En ze stonden op. Ze grijnsden allemaal, ze dachten dat het een spelletje was en dat ze me later wel te grazen zouden nemen. Dus ik zei: "Luister alsjeblieft aandachtig naar de woorden van het gebed. En wie dat kan, zeg het me na. En wie het niet kan, luister alleen maar." En ik begon te bidden. Na een minuut voelde ik aan het vel van mijn rug dat er iets gebeurde. Je moet beseffen dat dit de eerste keer was dat die hoge woorden van gebed klonken in deze sfeer van haat en cynisme en verwaarlozing. Er kwam een vrome stilte in de ruimte. En toen ik aan het eind van het gebed was was de grijns van hun gezichten verdwenen en ze waren vol van een nieuw gevoel. Het was voor het eerst in hun leven dat ze deze woorden
hadden gehoord, en het had waarschijnlijk hun harten beroerd. In die volkomen stilte gebaarde ik dat ze konden gaan zitten. Precies op dat moment ging er een klein raampje in de deur open, en iemand gooide sigaretten door het gat in de deur.
Vertaling (van de Engelse vertaling uit het Russisch van Kathi Hansen-Love): Irina Rempt
JF: Wie zou geloven dat God zichzelf openbaart met sigaretten! AO: We kennen Zijn wegen niet. Voor het gebed had ik hen verteld dat roken een zonde is, maar dat God door een wonder Zijn liefde zou laten zien. Hun Schepper houdt van hen ondanks hun zonden, en vanwege die liefde toont Hij Zijn wonder zelfs op deze manier, ondanks dat het gedrag zondig is. Dit verhaal vertel ik zodat je weet hoe mijn hart brandde in de gevangenis. Ik begreep dat het geen gewone gevangenschap was -- het was een soort missie. Ik probeerde er iets van te maken. Toen de KGB of de autoriteiten eindelijk door hadden hoe gevaarlijk het was om me bij andere gevangenen te laten zitten, werd ik helemaal geisoleerd. En ook toen begreep ik hoe wijs dat was. Want terwijl ik in de wereld leefde was mijn gebed niet sterk genoeg en had ik de vrede niet om te denken. Ik was heel erg bezig met tegen het systeem vechten, en in zekere zin beinvloedde dat mijn geestelijk leven. Ik begreep dat het nodig voor me was om in eenzaamheid te zijn. Natuurlijk was het heel moeilijk voor me-- ik had geen contact met priesters, ik kon de Communie niet ontvangen. JF: Als je zegt dat het nodig was, bedoel je dan dat het de wil van God was? AO: Ja. Toen ik bijvoorbeeld op een dag voelde dat ik absoluut moest biechten, en tot verschillende heiligen begon te bidden. en mijn woorden tot de H. Serafim richtte, had ik het fysieke gevoel dat er een epitrachiel op mijn hoofd lag. En dat zware gevoel werd letterlijk uit mijn hart weggenomen, en ik voelde me alsof ik opnieuw was geboren. Ik denk dat ik de sterkste ervaring van dankbaarheid had toen ik in eenzaamheid was. En dat is de reden dat ik soms weer naar de eenzaamheid verlang.
Alexander Ogorodnikov
Enkel impressies van de Bisschoppelijke Liturgie en de wijding van Johan Visser tot lector en diaken op zaterdag 17 april.