Nieuwsbrief
FO
PEM vzw
tweemaandelijks tijdschrift nummer 2 - twaalfde jaargang - november 2005 Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen
Samen scholen bouwen FOPEM durven we er op rekenen dat de nieuwe vennootschap ook oog heeft voor deze problemen. Want samen scholen bouwen met/in je buurt biedt kansen op goed onderwijs. De Vensterscholen in Groningen kunnen hierbij inspirerend werken. Hoe scholen van FOPEM worstel(d)en met hun schoolgebouw, lees je in deze nieuwsbrief in een aantal “Het schoolleven zoals het is…”
Reeds jarenlang verkeren vele schoolgebouwen in een lamentabele toestand. En hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen scholen van deze of gene strekking. Momenteel is er bijna twee miljard euro nodig om in alle noden te voorzien. Het goede nieuws is dat de minister, samen met de privé-sector, in een nieuwe vennootschap met vers geld over de brug zal komen. Maar Koen Van Synghel wijst in het interview op pagina 5 er op dat “als de nieuwe logica van privéinvesteerders er op neerkomt om zo snel mogelijk het geïnvesteerde kapitaal terug te verdienen, de inhoudelijke vragen over de meerwaarde en de functie van een schoolgebouw op de achtergrond verdwijnen”. Eén van die fundamentele vragen is “wat is eigenlijk een school?” Met FOPEM hopen we dat het geldgewin niet hét leidmotief zal zijn van de vennootschap die het bouwen en verbouwen van scholen zal plannen en beheren. Bovendien nemen onafhankelijke methodescholen in het onderwijslandschap toch wel een unieke positie in. Steeds zijn er nog ouders en leerkrachten die een nieuwe onafhankelijke methodeschool uit de grond (bijna letterlijk!) willen stampen. Het vinden én betalen van een geschikt schoolgebouw is hierbij een groot struikelblok (denk maar aan het niet kunnen opstarten van Najbaroo in Borgerhout zoals we berichtten in de vorige nieuwsbrief) En of het nog niet genoeg is, kunnen onafhankelijke methodescholen van FOPEM in hun eerste bestaansjaren niet rekenen op overheidssubsidies voor het betalen van de maandelijkse huur. Met
Veel leesplezier, Kris Denys
Wat vind je in deze nieuwsbrief? Samen scholen bouwen.............................................. 1 Dossier Scholen geven kleur aan de buurt...................... 2 Schoolgebouwen, (Venster)scholen en hun pedagogische projecten.................................. 5 Freinetschool Klimop woont in Macieberg....... 8 Twee verhalen over het schoolgebouw van de Freinetschool De Muze te Haacht................ 10 Team, ouders en architecten tekenen een autobussenloods om tot een Freinetschool. 12 FOPEM trekt aan de alarmbel............................ 14 Literatuur over schoolarchitectuur..................... 15 Voor u geplukt Een bezoek aan het Gravensteen te Gent.........16 Actueel Freinetschool De Levensboom viert haar 25-jarig bestaan................................................ 18 De Klimboom........................................................ 19 Koop een auto op de sloop................................... 20 Finding Freinet..................................................... 21 Een rechtzetting......................................................... 24
1
Dossier FO
PEM vzw
Scholen geven kleur aan de buurt Over schoolgebouwen en hedendaagse architectuur De nieuwsbrief sprak met Katrien Vandermarliere “Jaarboek architectuur Vlaanderen” met een aantal essays en voorbeelden van goede architectuur.
Het Vlaams Architectuurinstituut, kortweg het Vai, wil zowel professionelen als het breed publiek gevoelig maken voor kwalitatieve, eigentijdse architectuur. In oktober en november organiseerde het Vai rondleidingen langs scholen in Vlaanderen om een aantal voorbeelden van eigentijdse architectuur in de kijker te plaatsen. De nieuwsbrief sprak met Katrien Vandermarliere, de directeur van het Vai.
Voor de uitvoering van die vier taken doen we een beroep op allerlei professionelen die met architectuur te maken hebben. Je zou dus kunnen zeggen dat we zowel banden hebben met de wereld van cultuur en kunst als met de bouwsector, of met ruimtelijke ordening. Tenslotte willen we ook andere architectuurorganisaties die projecten opzetten ondersteunen. Als je die taken bekijkt, dan willen we vooral communicator zijn tussen iedereen die betrokken is bij het ontwerpen en het bouwen: de architect, de bouwheer of de opdrachtgever, de overheid, ... Onze rol als communicator spelen we bij uitstek uit op de tweejaarlijkse “Dag van de architectuur” waarbij het publiek meer dan zeventig gebouwen vrij kan bezoeken, een rondleiding met de architect van een bepaald gebouw kan volgen, of een stadswandeling kan maken. We organiseren deze dialoog omdat we vinden dat er momenteel in Vlaanderen geen mondigheid is over architectuur. Vele mensen kunnen zich niet uitdrukken als het gaat over architectuur. En het gaat er niet om of een gebouw mooi of lelijk is. Het gevoelig maken voor architectuur heeft veeleer te maken met cultuur en opvoeding. We zijn van oordeel dat er basiskwaliteiten zijn van architectuur die door zo veel mogelijk mensen gekend moeten zijn. Op dat vlak is er nog een lange weg af te leggen.
Nieuwsbrief: Kun je even het Vai voorstellen en welke zijn rol is in het Vlaamse architectuurlandschap? Katrien Vandermarliere: Het Vai is een nog jonge organisatie die op vraag van de overheid en de architectuurwereld is opgericht. Met het Vai wilde men een aanspreekpunt voor architectuur in Vlaanderen opzetten. De missie van het Vai is dan ook om mensen bewust te maken van hun leefomgeving, en de rol die architectuur daarin speelt. Dit is dus het sensibiliseren van het brede publiek. Daarnaast hebben we nog drie taken. Ten eerste, geven we informatie en verzamelen we allerlei materiaal /documentatie over architectuur en architectuurcultuur in Vlaanderen. Iedereen kan met allerlei vragen over architectuur bij ons terecht, onder meer via onze uitgebreide website1. Ten tweede, willen we een debat voeden en reflecteren over onderwerpen die te maken hebben met architectuur. Elke twee jaar zetten we een thema in de kijker dat naar ons gevoel leeft bij het publiek en de architecten. Met specialisten bekijken we dan welke nieuwe ideeën we ingang kunnen doen vinden en welke activiteiten we kunnen organiseren. Een voorbeeld daarvan zijn de rondleidingen die we de afgelopen weken organiseerden langs Vlaamse scholen. Ten derde willen we architectuur in Vlaanderen in een internationaal perspectief brengen. Zo maken we tweejaarlijks een
1
Nieuwsbrief: Komt architectuur dan niet aan bod in de eindtermen en ontwikkelingsdoelen van het middelbaar onderwijs? Katrien Vandermarliere: Neen, en ik vind dit een spijtige zaak. Daarom is architectuureducatie een onderdeel van onze sensibiliseringsopdracht. We hebben, samen met CANON2, een lessenpakket voor het middelbaar onderwijs opgemaakt voor leerkrachten van verschillende vakken. Je vindt er een handleiding met 18 lesopdrachten, verder is er een
http://www.vai.be
2
2
CANON is de cultuurcel van het Departement Onderwijs
Dossier - november 2005 video en een uitgebreide website met info voor leerlingen en leerkrachten. Het gebouw dat we als vertrekpunt gebruiken is het Koninklijk Atheneum van Deurne. We hebben dit lessenpakket vertaald naar de vakoverschrijdende eindtermen omdat je het kan gebruiken in projecten over milieu, burgerzin, ruimtelijke ordening, ... Momenteel hebben we ongeveer honderdvijftig leerkrachten bereikt via workshops. Daarnaast promoten we ook een ander pakket, eveneens door CANON gemaakt, dat meer op het creatieve aspect rond ruimte-ervaring is gericht. In dit pakket lichten vijf kunstenaars toe hoe zij in hun artistieke praktijk met architectuur omgaan.
voorbeelden en ervaringen in het buitenland willen meegeven aan geïnteresseerden en beslissers hier in Vlaanderen. Nieuwsbrief: Je spreekt over de mogelijke rol van de gemeente bij de scholenbouw. Moet er dan een controlerende instantie zijn die normen en regels in verband met architectuur oplegt als scholen willen bouwen of verbouwen? Katrien Vandermarliere: Er moeten natuurlijk afspraken zijn over veiligheid, inzet van financiële middelen, regelgeving rond de ruimtelijke ordening, maar het mag zich niet tot die zaken beperken. Goede architectuur gaat ook over het maken van open en aantrekkelijke omgevingen die aanspreken, die divers zijn in gebruik, die aanspreken op een fysiek niveau. Maar architectuur is ook de afspiegeling van maatschappelijke en culturele ideeën in een samenleving. Als de overheid hier strikt normeert en beperkt, fnuik je de kansen, de uitdagingen en de creativiteit. Neem nu de Vensterscholen3 in Groningen, die we ook in kader van de rondleidingen bezochten. Uitgangspunt van de Vensterschool is “het kind staat centraal”. Dit wil bijvoorbeeld zeggen dat alle zorg voor kinderen gegroepeerd wordt, (kinderopvang, peutertuin, speelpleinwerking, begeleid leren, muziekschool). Maar ook de openbare bibliotheek, het postkantoor en het politiekantoor situeren zich vlakbij de school of - beter nog - soms in het gemeenschapsgebouw zelf. Een Vensterschool is dus een school met ‘zicht’ op en relatie tot de wijk. Deze aanpak wordt centraal geregisseerd door de stad Groningen. Zo is er een verantwoordelijke ambtenaar die voortdurend de vragen en noden voor infrastructuur rond opvoeding en zorg van kinderen op wijkniveau behandeld. Zo kunnen zowel protestantse, katholieke en een openbare school in een zelfde gebouw werken en bijvoorbeeld de sportzaal delen. Bovendien gaat deze ambtenaar na of ook andere organisaties zoals seniorenclubs, een jeugdhuis, een meldpunt voor de politie, … in een gebouw kunnen worden geïntegreerd. We merken dat deze regisseursfunctie van de gemeente in Groningen reeds een tiental jaar behoorlijk werkt. Het bouwen van een school is dus veel meer dan vierkante meters ter beschikking stellen. Je moet ook onderzoeken hoe die ruimte voor andere functies in de omgeving kan dienen.
Nieuwsbrief: Zijn er dan goede voorbeelden in het buitenland waar architectuur wel deel uitmaakt van het curriculum? Katrien Vandermarliere: Jazeker, ik denk hierbij in de eerste plaats aan de Scandinavische landen. Zo is architectuur van in de basisschool opgenomen in het curriculum en maakt het deel uit van de lerarenopleiding. Je merkt dan ook dat vele mensen in Finland weten waarom ze in houten huizen wonen of wat de meerwaarde is van goed ontworpen gebruiksvoorwerpen. Die gevoeligheid voor architectuur is onderdeel van hun levenscultuur. Nieuwsbrief: Het Vai organiseerde de afgelopen weken rondleidingen langs schoolgebouwen. Welke was de bedoeling hiervan? Katrien Vandermarliere: Eigenlijk was dit hetzelfde als de “Dag van de architectuur”, namelijk de communicatie over schoolarchitectuur mogelijk maken. We hebben gemerkt dat er grote behoefte is aan een fundamenteel debat over het programma van een schoolgebouw, dat schooldirecties en oudercomités op zoek zijn naar geslaagde voorbeeldprojecten, dat opdrachtgevers wel hoge verwachtingen koesteren maar ze niet kunnen realiseren omwille van allerlei procedures, wachttijden, financiële problemen. Er is ook veel te weinig visie over de band tussen het pedagogisch project van de school en de vertaling ervan naar het bouwen van het schoolgebouw. Er is nauwelijks dialoog tussen pedagogen en architecten, tussen architecten en de overheid die de schoolinfrastructuur voor een groot deel financiert. Het Vai kan natuurlijk geen schoolgebouwen bouwen. Wat we wel kunnen doen, is goede voorbeelden opzoeken in binnen- en buitenland om zo de dialoog op gang te brengen. Zo is in Zürich de stedelijke overheid verantwoordelijk voor een tienjarenplan rond nieuwe schoolinfrastructuur. Door de politieke wil, de bundeling van middelen en een aantal pilootprojecten was het mogelijk om nieuwe ideeën te ontwikkelen zowel in de pedagogie als in de ruimtelijke vertaling van scholen. Vandaar dat wij de visie, de problemen en
Ik geloof niet zo in controles, maar eerder in een proces- en deskundigheidsbegeleiding. We zien bijvoorbeeld in die zin reeds de vruchten van het werk van de Vlaamse Bouwmeester en de formule van de ‘Open Oproep'. De Vlaams Bouwmeester helpt de bouwheer in de definiëring van de opdracht. Daarna Over de Vensterscholen in Groningen lees je meer in “Literatuur over schoolarchitectuur”, op pagina 15 in deze nieuwsbrief. 3
3
Dossier - november 2005 kiest de Vlaams Bouwmeester vijf ontwerpers die opgeven geïnteresseerd te zijn in schoolontwerpen. Die maken op basis van de briefing een schetsontwerp en worden voor de opdracht betaald. Nadien wordt beslist welk projectvoorstel het dichtst aansluit bij de verwachtingen van de bouwheer. Door middel van dit proces wordt meer over de opdracht zelf, de mogelijkheden van het bouwterrein, en het ontwerp van een school nagedacht en zal dit positieve gevolgen krijgen.
moet de overheid als opdrachtgever eisen stellen met betrekking tot de meerwaarde van een gebouw in een wijk of stad en kwaliteitseisen stellen aan de architectuur. Ten slotte wordt met gemeenschapsgeld de omgeving voor de volgende vijftig of honderd jaar ingericht. Maar de ervaring in het buitenland leert mij dat op gemeentelijk vlak er veel mogelijkheden openliggen. Ook bij ons merk ik een grote maturiteit aan bestuurskunde bij gemeenten. Goede voorbeelden daarvan zijn zeker Gent, Eeklo, Kortrijk of Leuven. In deze gemeenten is er een grote openheid en engagement om na te denken over architectuur. Ik zou jullie scholen dan ook adviseren om bij het bouwen of verbouwen allianties op te zoeken met lokale partners op gemeentelijk niveau zoals bibliotheken, jeugd- of bejaardenwerking of kinderopvang. Zowel de school als de wijk kunnen er alleen maar beter van worden.
Een school is en blijft namelijk hét publiek gebouw bij uitstek. De school als instituut zal altijd blijven bestaan als één van de fundamenten van onze westerse samenleving. Daarnaast is een school een bouwsteen in het maken van een wijk en een stad, en ook letterlijk een bouwblok in een ruimtelijk weefsel. De architectuur kan er alleen maar wel bij varen als er meer ontwerpoefeningen op schoolinfrastructuur worden uitgewerkt.
Nieuwsbrief: Katrien, dank je voor de goede raad en bedankt voor dit gesprek.
Nieuwsbrief: Maar uiteindelijk komt de hamvraag op de proppen. Wie moet er eigenaar worden van de schoolgebouwen. Het schoolbestuur, de overheid of een vennootschap met zowel een financiële inbreng van de overheid als van privé-investeerders?
Interview afgenomen door Kris Denys
Katrien Vandermarliere: Wat we nu vaststellen in de scholenbouw in Vlaanderen is dat de afsplitsing tussen eigendom, het onderhoud en exploitatiekosten van een het gebouw en het gebruik van een school nefast uitdraaien voor de het gebouw en de architectuur. Ik geef een voorbeeld. De subsidiërende overheid is niet geneigd om de meerkost van een duurzamere, energiezuinige, maar in plaatsing en aankoop dure verwarmingsinstallatie te betalen. De op termijn bespaarde verbruikskosten zijn voor hen niet zichtbaar of recupereerbaar omdat een andere die rekening betaalt. Op die mannier krijgen expliciete wensen van gebruikers, experimenten, of nieuwe oplossingen zelden een kans. Interessante architectuur komt makkelijker tot stand als de bouwheer weet waarom hij iets wenst, hoe hij het wil gebruiken en wat hij er financieel moet tegenover stellen. Een antwoord op je vraag heb ik dus niet meteen. Maar ik heb wel bedenkingen bij een overheid die bij wijze van inhaalbeweging voor de scholenbouw alleen aandacht heeft voor een publiek-private samenwerking en de financiële aspecten van de zaak. Dit moet gekoppeld worden aan een maatschappelijke discussie over de school als mentale en fysieke plek en de rol die architectuur hierin kan spelen. Bij een privaat-publieke samenwerking is het uitgangspunt niet de kwaliteit van de leefomgeving van de leerling, maar de mate waarin het geïnvesteerde kapitaal kan worden terugverdiend. Bij deze financieringsformule
‘t Speelscholeke 4
Deurne
Dossier - november 2005
Schoolgebouwen, (Venster)scholen en hun pedagogische projecten De nieuwsbrief sprak met Koen Van Synghel “Vensterscholen” in Nederland en Denemarken. In deze scholen worden ook de ouders betrokken bij het realiseren van het pedagogisch project van de school. Zo organiseren “Vensterscholen” na de schooluren ook taalcursussen voor migrantenouders in de refter of de turnzaal. In Denemarken valt het bovendien op dat de schoolgebouwen “open” gebouwen zijn zonder hekkens rondom het gebouw. Speelplaatsen zijn meestal groene ruimtes. Het is voor mij onbegrijpelijk dat dit in Vlaanderen eerder uitzondering dan regel is. Misschien is dit historisch te verklaren omdat het gemeenschapsdenken in Denemarken veel sterker is ingebakken. Als je dit wil realiseren in onze contreien heb je dus een mentaliteitswijziging nodig.
Koen Van Synghel is niet alleen architect en docent, hij schrijft ook geregeld over hedendaagse architectuur in tal van publicaties. Zo schreef hij een opinieartikel waarin hij wees op het gevaar dat met een nieuwe snelle financiering van schoolgebouwen, voor een deel met privé-inbreng, de kans verkeken wordt om “visionair en betekenisvol te bouwen” (De Standaard, 18 juli 2005). Voor de nieuwsbrief was deze uitspraak voldoende “averechts” om een gesprek te hebben met Koen Van Synghel.
Ik wil nog even terugkeren naar twee fundamentele vragen die dikwijls vergeten worden bij het (ver)bouwen van een school: Hoe wordt er gegeten in de school en hoe gaan we om met energie? Kiest de school voor grote gaarkeukens waar alleen bereide maaltijden worden opgewarmd? Of wordt er bewust gekozen voor maaltijden met verse groenten en soep die bereid worden in de eigen keuken? Vinden we het nodig dat we in een school ons volautomatisch kunnen bedienen van water, warmte, electriciteit en licht? Wat is nodig voor ons comfort? Vinden we duurzaam omgaan met energie belangrijk in onze school? Al deze vragen mogen volgens mij niet ontweken worden. Ik verwijs toch eens naar een niet zo voor de hand liggend voorbeeld in Kinshasa, de hoofdstad van Kongo4. In de tentoonstelling “Kinshasa, imaginaire stad” gingen we onder meer na hoe een school kan overleven als er materieel niets voorhanden is. We merkten dat je met heel weinig infrastructurele middelen heel veel kan doen. Je stelt je dan de vraag wat er essentieel nodig is om als school te kunnen overleven. In Kinshasa zijn vele scholen gedwongen om “open” school te zijn, een andere keuze is er niet. Zo merk je dat, als je de vraag stelt “wat is comfort?”, het begrip “comfort” niet alleen technologisch moet ingevuld worden, wat bij ons veelal het geval is.
Nieuwsbrief: Minister Vandenbroucke pleit voor een publiek-private samenwerking bij de financiering van schoolgebouwen. Welke voor- en nadelen ziet u? Koen Van Synghel: Eigenlijk zie ik niet meteen voordelen indien de overheid beroep doet op privégelden bij het financieren van nieuwe schoolgebouwen. De inbreng van dit kapitaal is er vooral op gericht om het tekort aan financiële middelen van de overheid weg te werken. Hier duikt het gevaar op dat er nieuwe logica zal ontstaan bij het bouwen of verbouwen van scholen. Dit gevaar is er des te groter omdat deze financiering er komt vanuit een grote nood aan nieuwe schoolinfrastructuur, te vergelijken met de woningnood zoals die er in Nederland was. Als de nieuwe logica van privéinvesteerders er op neerkomt om zo snel mogelijk het geïnvesteerde kapitaal terug te verdienen, dan verdwijnen inhoudelijke vragen over de meerwaarde en de functie van een schoolgebouw op de achtergrond. Ik denk hierbij aan een aantal cruciale vragen: “wat is eigenlijk een school?”, “hoe moet een school er uit zien?”, “hoe gaan we om met de ruimte?”, “hoe verhoudt de school zich tot de buurt en de wijk?”, “hoe gaan we om met energie in onze school?”. Mijn vrees is dat deze vragen vergeten zullen worden indien het bouwen van scholen een puur technische aangelegenheid wordt, denk bijvoorbeeld aan het aantal vierkante meters dat voorzien moet worden voor een klaslokaal of het aantal toiletten. Maar hierbij verliest men uit het oog dat een school ook flexibel gebruikt kan worden. Een school is voor een deel een afspiegeling van hoe men een buurt of wijk wil maken. Scholen zijn bij uitstek dé plaatsen waar je over de samenleving iets te zeggen hebt. Neem nu de
Al deze vragen zijn voor mij belangrijk als je een nieuwe school wil bouwen. En het zijn net die vragen die dreigen te verzanden in een puur technisch financiële visie op schoolgebouwen. Toch hoop ik dat een samenwerking met de Vlaamse Bouwmeester bij het bouwen van scholen hier zijn vruchten kan Zie “Kinshasa, tales of the invisible city” van Filip De Boeck en Marie-Françoise Plissant. 4
5
Dossier - november 2005 afwerpen door deze vragen aan de orde te stellen. De Vlaamse Bouwmeester is dan een soort bemiddelaar tussen de verwachtingen van het pedagogisch project van de school enerzijds en die van de architect anderzijds. Het voordeel daarvan is dat de architect kan inspelen op de verwachtingen van de school.
Nieuwsbrief: Als we er inderdaad van uitgaan dat een school de weerspiegeling is van de wijze waarop ze de samenleving bekijkt, is de schoolinfrastructuur dan tevens de weerspiegeling van het pedagogisch project? Koen Van Synghel: Bij vele Steinerscholen is dit zeker het geval. En reeds in de jaren 1950 hebben architecten zoals Vandevelde, Engels en Vandermeeren vanuit een uitgesproken socialistische ideologie schoolgebouwen ontworpen. Schoolgebouwen zagen ze niet als puur economische gebruiksvoorwerpen. Ze waren ervan overtuigd dat goed onderwijs én goede schoolgebouwen leidden tot een betere samenleving. Later is die optimistische visie weggedeemsterd. Zo zijn we gekomen tot een terreur van containerscholen zonder ziel. Daardoor is ook het etiket van het pedagogisch concept van de school verdwenen.
Nieuwsbrief: Moeten scholen dan verplicht worden om na te denken over het concept van het schoolgebouw vooraleer ze beginnen te bouwen of verbouwen? Koen Van Synghel: Ik verwijs even naar het hoekenwerk dat de laatste jaren opgang maakt in het onderwijs. Je ziet dan in klaslokalen hoekjes ontstaan waar kinderen individueel of in kleine groepen kunnen werken. Ik kan me voorstellen dat binnen een aantal jaar deze trend voorbijgewaaid zal zijn. Maar het goede is, dat scholen gaan nadenken over de klas- en schoolinrichting. Het is dan ook interessant om na te gaan hoe jullie methodescholen bestaande infrastructuur zoals een rijhuis of een handelszaak proberen aan te passen aan het pedagogisch concept van de school.
Nieuwsbrief: Maar uiteindelijk komen we bij dé hamvraag. Als u er voor pleit om, in dialoog met de architect, het pedagogisch project van de school een belangrijke rol te laten spelen bij het ontwerpen van schoolgebouwen, moet een schoolbestuur dan ook de eigenaar zijn van het schoolgebouw, of komt dit de overheid toe?
Zo vindt Aldo Van Eyck, een Nederlands architect, dat je het kinderen niet kan aandoen om ze in slechte ruimtes onder te brengen. Een ruimte moet kinderen uitdagen om te dromen. En eigenlijk is de school het eerste gebouw waar het kind voor het eerst in aanraking komt met kinderen met verschillende culturele achtergronden. Een school is het visitekaartje van een gemeenschap waaruit blijkt hoe ze wil omgaan met deze samenleving.
Koen Van Synghel: Dit is een moeilijke vraag waarop ik niet meteen ja of nee kan antwoorden. Je moet er rekening mee houden dat vooral katholieke scholen over een historisch patrimonium beschikken waar ze gebruik van maken om er scholen in onder te brengen. En de financiering van schoolgebouwen is bovendien verschillend naargelang een school behoort tot het Gemeenschapsonderwijs of het gesubsidieerd onderwijs. Als je gelijke kansen wil bieden aan alle leerlingen in alle scholen dan zouden ook de schoolgebouwen eigendom moeten zijn van de gemeenschap. Maar hier stoot je meteen op een conflict, namelijk tussen de eigen school die op een bepaalde manier met de infrastructuur omgaat en er vorm aan geeft en het feit dat de overheid eigenaar zou worden van deze infrastructuur. Het is van alle tijden dat mensen beter zorg dragen voor materiaal en infrastructuur waar ze zelf eigenaar van zijn. Je merkt het, dé oplossing voor deze financiële kwestie ligt niet voor de hand.
Nieuwsbrief: Merk je dan dat er een kentering is in de manier waarop nagedacht wordt over schoolgebouwen? En wat kan dan de bijdrage zijn van schoolgebouwen tot hedendaagse architectuur? Koen Van Synghel: Hier en daar merk ik dat architecten pogen de idee van “Vensterscholen” te bespreken met de opdrachtgever. Zo is er een gemeenteschool in Winksele nabij Leuven dat als een soort paviljoen is gebouwd, volgens de idee van een tentoonstellingspaviljoen. Dit betekent dat het gebouw opgetild wordt en dat er onderaan een ruimte vrijkomt die gebruikt wordt als speelplaats. Hier merk je dat er bewust is omgaan met ruimte. Maar om dit te realiseren heb je de goodwill nodig van het schoolbestuur. Maar ik stel vast dat die goodwill nog niet de norm is bij elk nieuw schoolgebouw of een verbouwing. En als er bovendien een tijdsdruk is om nieuwe gebouwen neer te poten, dan is het gevaar des te groter dat de architect en de opdrachtgever niet tot een dialoog komen.
Nieuwsbrief: Koen, dank je voor dit gesprek.
Interview afgenomen door Kris Denys
6
‘t Speelscholeke
Deurne
De Weide
Erpe-Mere 7
Dossier - november 2005
Het schoolleven zoals het is ...
Freinetschool Klimop woont in Macieberg: een balans Aanloop
− Mini-forums laten goed zien waar de verschillende klassen mee bezig zijn; ze zijn bovendien gemakkelijker te organiseren en intiemer. − We hebben een gezamenlijke crearuimte; dus geen drie schilderhoeken, drie toneelhoeken, enz... Eén grote kast bevat al het knutselmateriaal, in materiaaldozen geordend. Werkt ruimtebesparend.
Er is de afgelopen jaren veel gebeurd in Freinetschool Klimop te Oostkamp bij Brugge, zeker op het vlak van behuizing. Het lukte hen met 70% overheidsgeld Macieberg te kopen, een mooi kasteel op een perceel van vier hectaren, en dat tot school moest omgetoverd worden. Er werden daarvoor grote en kleine ideeën verzameld, het ene al bruikbaarder dan het andere5. Ook hier werden de kinderen en ouders van de school zeer snel ingeschakeld in het hele proces. Zo konden de kinderen hun wensen, ideeën uitwerken via tekeningen, kleiwerkjes, maquettes en andere knutselwerkjes. De wensen van de kinderen werden, net als die van de andere belanghebbenden, doorgegeven aan de werkgroep Macieberg, die bestond uit personeelsleden, ouders, vrijwilligers en deskundigen. De verzamelde bundel “Aspecten van de pedagogisch-didactisch-maatschappelijke visie” wilden we graag vertaald zien in de architectuur van de school. Vijf prioriteiten stellen we voorop: − flexibiliteit, − gelijkwaardigheid van hoofd en handen, − intimiteit, rust, warmte, veiligheid, − relatie, communicatie, openheid, toegankelijkheid, − presenteren van het geleerde, het beleefde.
Hier staan wel wat beperkingen tegenover : − Het zoeken naar nieuwe samenwerkingsvormen kost tijd en geduld. Dit heeft natuurlijk te maken met de schoolorganisatie, de klassenpraktijk, verschillen in aanpak tussen de verschillende teamleden. − Tussen de verdiepingen bestaat minder contact, waardoor we niet altijd goed weten waar andere collega’s mee bezig zijn of waar de moeilijkheden liggen. Informatie-uitwisseling is een vast agendapunt op teamvergaderingen. − We zitten wel ver buiten de stad. Dat wordt aangevoeld als een belemmering: het vergt organisatievermogen om bussen te regelen voor film, toneel, enz. − Hier is Klimop ook nog geen buurtschool, we moeten duidelijk nog groeien. De Oostkampse inwoners kijken (voorlopig nog) de kat uit de boom.
Fast forward. Hoewel we nog maar korte tijd in ons omgebouwde kasteel hebben doorgebracht, kan een eerste tussenbalans geen kwaad.
Balans bouwtechnisch
Eerst weer de pluspunten: − Een gebouw naar eigen inzicht kunnen (ver)bouwen is een grote uitdaging geweest. − De omgeving (4 ha) biedt veel mogelijkheden. − Een duidelijk herkenbaar sanitair blok. − Goede verwarming en isolatie van het hele gebouw. − Iedere vierkante centimeter in het gebouw is benut. − Het amfitheater is een prachtige plek om schoolactiviteiten te delen met anderen. − De binnenzandbak. Bij slecht weer kunnen de kleuters binnen in een royale zandbak spelen. Bij goed weer wordt deze met houten balken afgesloten.
Balans pedagogisch & sociaal
Er vallen flink wat pluspunten te noteren: − Door de openheid in het hele gebouw is er meer samenwerking op de verdiepingen. Sociaal contact is gemakkelijker tussen leerlingen en leraren van verschillende groepen. We ervaren geen ‘klaseilandjes’ meer. Activiteiten werken inspirerend op elkaar in. − Uitwisseling van informatie en ervaringen gebeurt op een natuurlijke manier. − Praktische zaken kunnen per verdieping tussendoor geregeld worden. Scheelt in vergaderen. − Het werken met diverse klassen op één verdieping is klasdoorbrekend. Kinderen van verschillende groepen kunnen samen activiteiten plannen en uitvoeren. − De overgang naar de volgende klasgroep verloopt soepeler: de kinderen kennen de praktijk en de leraren van de verdieping.
Toch hebben we ook nog wensen : − We hebben een tekort aan grotere akoestische, multifunctionele ruimtes. − Eén van de praatrondes is voorzien van glas; mogelijkheden tot auditief en visueel afschermen is wenselijk.
Het bezoeken waard is de kleuterschool in Henri-Chapelle nabij Welkenraedt 5
8
Dossier - november 2005 − Grotere afwasbakken om materialen gemakkelijk te kunnen schoonmaken. − Betere stopcontacten en stevigere deurklinken die bestand zijn tegen kinderbehandeling. − Meer bergruimte kunnen we ook gebruiken.
Simon De Clercq
In het boekje ‘Geef ze de ruimte’ verschenen bij de Nederlandse Freinetbeweging in de serie ‘De Reeks’ nr. 6, over schoolgebouwen en Freinetonderwijs, is een verslag over Klimop verschenen. Wie de ombouw visueel wil volgen krijgt een mooie dia-reportage op http://www.freinet.nl (de Freinetbeweging in Nederland) --> actueel --> nieuws --> klimop. We zijn ondertussen weer een paar jaar verder en over de impact van het gebouw op het klas- en schoolleven willen we graag dieper ingaan naar aanleiding van het dossier over de thematiek van graadsklassen in het volgende nummer van de nieuwsbrief.
Klimop
Oostkamp
Dus, stay tuned on de FOPEM-nieuwsbrief.
Klimop
Oostkamp 9
Dossier - november 2005
Het schoolleven zoals het is ...
Twee verhalen over het schoolgebouw van de Freinetschool De Muze te Haacht is verdeeld in verschillende lokalen maar behoudt toch veel van haar authenticiteit. Die verschillende ruimtes stralen bedrijvigheid uit waar intensief gebruik gemaakt wordt van elk hoekje en kantje om dingen te leren en uit te proberen. Aan de wanden prijken allerlei werken en bevestigen dat de school haar naam waardig is.
Een ouder aan het woord De keuze die wij gemaakt hebben om onze drie kinderen te laten schoollopen op de Muze is gebaseerd op verschillende zaken:
Kris Maes
Enerzijds was er het nieuws dat er een Freinetschool werd opgericht in onze directe omgeving en dat wij alternatieve onderwijsmethoden kenden. Wij kozen dan ook om de Freinetfilosofie mee te geven aan onze kinderen waarin zij een volwaardige stem krijgen, hun kwaliteiten vinden op jonge leeftijd en niet als product worden beschouwd waar leerstof in gegoten moet worden, zoals in vele scholen. Anderzijds was er de kleinschaligheid, iedereen kent iedereen zowel in klas als in schoolverband, team, ouders, leerlingen. Het maakt dat ouders mee de school dragen en helpen functioneren.
Ouder van Inez (ex-leerling) Digna (leefgroep 5) Sinead (leefgroep 4)
Maar er is ook de ‘look’ van een school. Hoe ziet die eruit vanbinnen en vanbuiten, is de sfeer koel en afstandelijk of openhartig en attent. Want dat is vaak hetgeen de doorslag geeft, wanneer ouders een bezoekje brengen en de sfeer kunnen proeven. Je ziet meteen ook aan je kind of het zich thuis voelt. Ik kan als ouder van drie kinderen alleen maar bevestigen dat de hoeve waar De Muze momenteel in gehuisvest is perfect beantwoordt aan dat thuis voelen. De landelijke ligging, de aanpassingswerken met overdekte inkom, de inplanting van sanitair, de speeltuin met de kleine heuvel met daarrond een haag van gevlochten wilgentakken door kinderen en ouders bedacht en uitgevoerd, de door de kinderen zelfgetimmerde zitbank, de zandbak, de huifkar voor het speelgoed, dit maakt alles deel uit van dat zelfstandig zoeken naar creatieve oplossingen met soms weinig middelen en dat in een mix van functionaliteit en gezelligheid.
De Muze
Haacht
Een schoolgebouw zoeken, vinden en ….betalen Eerst hadden we een optie op een leegstaand, oud gemeenteschooltje. De gemeente ging wel akkoord, maar zag het niet zitten om er geld in te stoppen voor de nodige renovatiewerken. Enkele vergaderingen van het schepencollege later bleken de plannen helemaal niet meer door te gaan, omdat er een andere gemeenteschool “al vijf jaar wachtte op nieuwe dakgoten en dan gaan ze toch zeker geen geld steken in…”. Nog wat politieke spelletjes later besloten we om niet langer te wachten op de hulp der gemeente. We startten reeds met onze promotiecampagne zonder dat we een gebouw hadden, omdat we niet langer
Ook binnenin het gebouw is er heel creatief gezocht naar dat functionele verdelen van de ruimtes met behoud van een gezellige werkruimte waar leren en spelen perfect in elkaar kunnen overgaan. De oude structuur van de boerderij is nog herkenbaar, de koeienstal is nu een knusse kleuterklas waarbij de betonnen voederbakken nog zichtbaar zijn maar geschilderd en omgetoverd tot zitplaatsen. De zolder
10
Dossier - november 2005 konden en wilden wachten. Naarstig gingen we verder op zoek.
Muze starten op 1 september 2003. Ondertussen zijn we nu ons derde schooljaar gestart en zijn we gelukkig dat we elke dag in een gezellig hoevetje mogen ‘freinetten’.
Enige weken later passeerden we een prachtig groot herenhuis met toch wel toevallig het bordje ‘te huur’ erop. Wij hebben meteen een afspraak gemaakt met de eigenaar, en gingen op onderzoek in het huis zelf naar haalbaarheid als schooltje en de mogelijke verbouwingen. De onderhandelingen verliepen vlot met de zoon van de eigenaar, want de eigenares zelf bleek een vrouw van 97 die niet meteen alles wist over huurcontracten en dergelijke. We tekenden een voorlopig contract, aangezien de man zelf voor enkele weken vertrok op vakantie. We konden dus nu onze affiches en kranten aanpassen en kleefden de foto van ons gebouw op alle promomateriaal. Toen de zoon terugkeerde van vakantie, bleek z’n moeder plots van mening veranderd te zijn: er kon niet gehuurd maar wel gekocht worden! Prijskaartje 16 miljoen oude Belgische franken. Geld hadden we niet, dus tot zover het al iets minder prachtige herenhuis-verhaal.
Koen Deca begeleider leefgroep 5 De Muze
Ondertussen dacht heel Haacht en omstreken wel dat we in dat huis onze Freinetschool zouden starten. Op onze info-avonden die doorgingen in plaatselijke kroegen moesten we dus aan alle geïnteresseerden duidelijk maken dat we opnieuw op straat stonden. Het was echter ook op één van deze avonden dat we een nieuwe tip kregen. Er stond een oude hoeve leeg en misschien waren de eigenaars wel bereid tot verhuur. Ze bleken inderdaad bereid, maar de hoeve was echt heel oud: één kraantje met lopend water, koeiestallen, hooizolder, twee stopcontacten en nog minder elektriciteit. Met de ouders die hun kinderen reeds hadden ingeschreven kwamen we bijeen om te zien of deze verbouwingen een haalbare zaak waren en of er genoeg handige harry’s onder het publiek aanwezig waren. Het was trouwens ondertussen half juni en in september wilden we van start gaan. Er bleken inderdaad enkele handige en enthousiaste ouders bij te zijn die meteen plannen begonnen te tekenen en een werkschema opmaakten voor juli en augustus. Nu, verbouwingen kosten ook geld. De eigenaars van de hoeve gingen akkoord met een lage huurprijs, maar alle verbouwingskosten waren wel voor ons. Ons prachtig onderwijssysteem zit namelijk zo in mekaar dat je als school eerst vier jaar dient te bestaan alvorens je een bouwdossier kan indienen. Op de goedkeuring van dit dossier en de eigenlijke financiering kan je dan meestal ook nog eens een paar jaar wachten. Ondertussen verwacht de inspectie wel dat je gebouw conform de veiligheidsnormen helemaal in orde is. Dus bij de opstart van een school moet je geld toveren. En dus deden we dat maar: we vonden een privé-persoon die ons project wel zinvol vond en konden bij hem een som lenen zodat we de nodige verbouwingen (zelf) konden doen. Na twee maanden van ‘s morgens tot ’s avonds hard werken kon De
De Muze 11
Haacht
Dossier - november 2005
Het schoolleven zoals het is ...
Team, ouders en architecten tekenen een autobussenloods om tot een Freinetschool in Oostkamp6 illustreren dat dit niet eenvoudig is: de kasteelgelaagdheid noopt tot vier niveau's die net te krap uitvallen, dan grijp je terug naar pedagogische doelstellingen en je gaat zoeken hoe je daar van de nood een deugd kan maken. Bij gebrek aan ruimte hebben de klimoppers de werkhoeken gemeenschappelijk gemaakt, eigen klasruimtes beperkt tot de ronde, wat algauw geleid heeft tot een leerrijke bevindingen met betrekking tot groeps-, klas- en schooldynamiek7.
Er was eens…
In 1998 start de eerste nieuwe vestigingsplaats van de Kortrijkse Freinetschool De Levensboom in Wevelgem, in een oud kazernestijl schoolgebouw dat alras te nauw zit. In vijf jaar tijd is de frisse Levensscheut van een kleine 60 naar het geopteerde maximum van 90 kinderen gegroeid. Een autobusbedrijf in de onmiddellijke buurt komt te koop en de opportunistische schoolgemeenschap grijpt z’n kans in 2003. Meerdere vergaderingen met het ouderforum en het team met stapsgewijze bespreking van de (schaarse) alternatieven, het kostenplaatje, de vormgeving, de pedagogische uitgangspunten, de mooie dromen en de harde realiteit - in random order , onderhandelingen met betrekking tot de toegemeten subsidies per vierkante meter met Brussel, pedagogische spionage in andere omgebouwde scholen met een visie, puike powerpoint-presentaties en duizelingwekkende bankberekeningen, de dracht kan bezwaarlijk lichtvoetig genoemd worden.
Ontvankelijk versus all-in
Nieuwsbrief: Wat waren jullie beperkingen en hoe heb je die aangepakt? Koen Cappon: Een eerste beperking was: een loods van 20 x 25 m waarin slechts aan één gevel licht te halen valt. Die gevel laten we naar binnen wijken en zodoende wordt een overdekte buitenruimte ingevoerd: een mogelijkheid om ervaringsgerichte verbinding met buiten te maken (zie 1 op schets), er zijn schuifdeuren met vol glas voorzien. Ook een stuk dak achterin laten we zakken en op die manier creëren we bovenop een stukje buitenklas, terwijl daardoor ook het licht in de klassen gevoelig versterkt wordt (zie 2).
Maar de architecten van dienst Koen Cappon (Architec Wevelgem) en Dirk Demasure, en interieurvormgever Mario Vanwijnsberghe, allen ouders van de school, klaren de klus naar behoren. De plannen zijn in een definitieve fase beland. We mogen dus een paar vragen stellen.
Een tweede beperking: De gemeenschappelijke ruimte achterin (zie 3): Rechttoe rechtaan onderzoek naar waarden voor het team en de ouders: wat biedt dit extra als verlengde van de klas, als werkplaats? Wat gaat klasoverschrijdend, welke verhouding klaswerking - schoolwerking streven we na? We willen hier prioriteit verlenen aan zeer concrete functies: documentatiecentrum, kleine kookhoek, verkleed- en schminkhoek, bijkomend instruktielokaal, met weloverwogen beheer van deze ruimte; niet evident: veel nobele intenties blijken in realiteit niet haalbaar. Deze en meerdere diverse denkoefeningen leidden algauw tot het belangrijke inzicht: met architectuur kan onze pedagogische visie ondersteund en gestimuleerd worden, dus pedagogische veranderingen moeten ruimtelijk kunnen bijgestuurd worden. De klaslokalen moeten in die zin veel minder ingevuld worden: het moeten boeiende ontvankelijke, lege ruimtes zijn, zodat elkeen zijn klas daarin kan organiseren zoals hij wil: bijvoorbeeld muren moeten niet uit assesteen, maar met plijster waarop kan
De uitdaging
Nieuwsbrief: Wat waren je ervaringen en conclusies na de onderzoekende gesprekken? Koen Cappon: Dat we in onze visie van methodeonderwijs te maken hebben met een levende pedagogie: wat je verlangt van de ruimte om je klasen schoolleven uit te bouwen wordt per school en zelfs per begeleider anders ingevuld, dus ook onze invulling is hoe dan ook tijdelijk. De pedagogische invulling evolueert, de archtecturale moet daarin kunnen volgen. Bij een verbouwing als deze vallen de ruimte en het programma niet helemaal samen. Hoe en waar kan je welbewust de pedagogie ondersteunen, en wat moet vastgelegd worden, die discrepantie ten volle uitbuiten, dat was de uitdaging. Zo hebben we bijvoorbeeld uitgewerkt dat de pedagogische meerwaarde in de gemeenschappelijke ruimtes optimaal is zonder dat we aan de hoofdstruktuur moesten raken (zie verder). De ervaringen van Klimop
6 7
12
Je leest meer op pagina 8 in deze nieuwsbrief Deze dynamiek komt in het volgend nummer aan bod.
Dossier - november 2005 geschilderd worden, waarin nagels mogen of waarop andere hechtsystemen kunnen toegepast worden. De materialen moeten ontvankelijk zijn, een klas moet een atelier zijn, een werkplaats waarin je je vrij voelt. Doeken hangen, inpakken, veranderen ... Ook het uitnodigende aspect: diversiteit: open, naar buiten gericht glas in het hogere gedeelte, het lagere deel daarentegen wat intiemer, een tussenniveau waarin mogelijkheid geboden wordt zich terug te trekken ... verschillende aktiviteiten vinden hun plek. Extra: de vitrines voor de gemaakte werkjes die aangebracht worden tussen de klassen en de open ruimte, die tegelijk de klas nog meer kunnen ontsluiten en met de gemeenschappelijke ruimte verbinden. Kleur willen we ook aanbrengen om orientatie en relief te creëren, hoewel dit aan de gevelkant niet erg nodig zal zijn: alles wat in 't perspectief ligt van de klassen zal groen zijn: sportveld, dierenweide, wilde tuin, moestuin. Daarnaast een gemeenschappelijke verharde speelkoer met een speeltuinstrook en een kleinere knusse hoek voor kleuters.
de gehele ruimte kan autonooom ten dienste gesteld worden van groepen van in maar ook buiten de school (een podium voor optredens, forum …). De school behoort immers ook en nog steeds tot het dorpsleven. Een gebouw met twee aangezichten, uiteindelijk: een open, rustbrengend groen aan de klaskant, een eigentijdse en sociaal betrokken school aan de straatkant.
Zorgen?
Koen Cappon: Met Digo zijn we er tot nu toe in geslaagd de normen te hanteren, en voorlopig komen er geen katten op de koord. Wat kan wel, wat kan niet bij de realisatie van de vele mooie plannen, dat zal pijnpunten opleveren ivm het prijskaartje: wat nu, wat later, wat niet ? Op zich weer een zinvolle oefening. In dit stadium zijn we nu beland. Mijn belangrijkste bedenking met betrekking tot de evolutie die deze gebouwenwissel voor de schoolgemeenschap betekent is echter: iedereen, niet in het minst de kinderen, moet beseffen dat we ook veel meer gaan hebben om zorg voor te dragen: mogelijkheden creëren verantwoordelijkheden: wie houdt wat functioneel. Een uitdaging.
Aanknopingspunt met leefwereld rondom
Koen Cappon: We houden in de aanpalende hall, die als overdekte speelplaats dient, ook een grote strook accomodatie over die een belangrijke link naar de omgeving moet worden: drempelverlagend voor de school, maar ook een aanbod aan de omringende dorpsgemeenschap. Troeven: grote buitenwandvlakken bijvoorbeeld, aan de straatkant, die voor meerdere doeleinden kunnen gebruikt, maar
Nieuwsbrief: Maar die zijn er wel méér, in een Freinetschool, toch, Koen? Hartelijk dank!
Simon De Clercq
De Levensboom
Wevelgem 13
Dossier - november 2005
Scholen van FOPEM en schoolgebouwen
FOPEM trekt aan de alarmbel Goed nieuws op komst?
Alle (lees alle) scholen van FOPEM kampen met ernstige problemen die te maken hebben met hun schoolgebouw. De problemen zijn heel divers: slijtage die dringend hersteld moet worden, huurgeld dat maandelijks betaald moet worden waarvoor de school geen overheidssubsidies krijgt, zware afbetalingen van leningen die een groot stuk van de werkingsmiddelen opsouperen, wachten op subsidies van de overheid voor nieuwbouw of verbouwingswerken, ….
schoolbestuur zelf verantwoordelijkheid voor het ganse gebouw en het onderhoud ervan. Afwachten of ook de bestaande én nieuwe scholen van FOPEM hier aan hun trekken komen … Ook het Vlaams Parlement levert zijn bijdrage door een resolutie (dit is geen wet!) goed te keuren. In deze resolutie wordt aan de Vlaamse Regering gevraagd om te onderzoeken of bij een verkoop van schoolgebouwen een vorm van voorkooprecht aan andere schoolbesturen mogelijk is. Daardoor verwachten de ondertekenaars van deze resolutie dat een aantal lokale problemen sneller en efficiënter opgelost kan worden. Afwachten of ook de bestaande én nieuwe scholen van FOPEM hier aan hun trekken komen …
Maar de overheid is zich bewust van de ernst van de problematiek. Zo komt er een vennootschap die zal investeren in de bouw en verbouwing van scholen. Deze vennootschap wordt gespijsd met overheidsgeld én privémiddelen. Deze vennootschap zou als een volwaardige partner moeten werken: ze laat ontwerpen maken, contacteert bouwondernemingen, komt met geld over de brug en staat in voor het onderhoud van het gebouw gedurende dertig jaar. Daarna is het
Kris Denys
‘t Schommelbootje
Alken 14
Dossier - november 2005
Literatuur over schoolarchitectuur Over de Vensterscholen8 in Groningen: − De Groninger Vensterschool gemeente Groningen.
goed
Andere boeken en tijdschriften: − Publieke ruimte. Kinderen toegelaten. Een gevarieerde bundel praktijkverhalen over publieke ruimte voor kinderen en jongeren in Vlaanderen.
bekeken,
− Kijken door het venster. Onderzoek naar acht jaar Vensterscholen in Groningen, Anne van der Vegt en Frank Studulski. De titels van een aantal hoofdstukken uit deze boeiende studie: integraal werken en samenwerking tussen instellingen, ouderbetrokkenheid, sociale cohesie en wijkverbetering, effecten op leerlingenniveau.
− Arquitectura Viva, número 78, mayo-juni 2001. In dit nummer vind je onder meer illustraties van openluchtscholen in Amsterdam en van een Montessorischool in Delft. − Openluchtscholen in Nederland. Architectuur, onderwijs en gezondheidszorg (1905-2005), Dolf Broekhuizen.
− De Groninger Vensterscholen, Anne van der Vegt in Vernieuwing: tijdschrift voor onderwijs en opvoeding, januari 2005, p. 6-10.
− De tijd zal het leren. De toekomst van de schoolwoning, Theo van Oeffelt (red.). In dit rijk geïllustreerde boek vind je zeven voorbeelden van tijdelijke huisvesting van scholen in Nederland. Deze scholen delen een gebouw met een kinderdagverblijf, appartementen, kleine en middelgrote bedrijven, … − Brede scholen in smalle tijden. De financiering van brede scholen, Iris Andriesen en Rike van Oosterhoudt in Vernieuwing, tijdschrift voor onderwijs en opvoeding, januari 2000, p.6-10. − Scholenbouw in de Vlaamse Gemeenschap. De behoefte aan scholenbouw binnen het gesubsidieerd vrij en officieel onderwijs, Geert Leemans, 1998. − School maken in Vlaanderen, Maarten Van Den Driessche in A+ 193 Belgisch Tijdschrift voor Architectuur, april-mei 2005. Maarten Van Den Driessche bereidt momenteel aan de Universiteit Gent een doctoraat voor over scholenbouw. In dit artikel bespreekt hij onder andere de basisschool Polderbos in De Pinte en de middelbare school de Wijnpers in Leuven. − Architecture of Schools. The new learning environments, Mark Dudek, 2000. In dit lijvig werk vind je twintig case studies uit onder andere Nederland, de Verenigde Staten, Spanje en een Steinerschool in Keulen.
‘t Speelscholeke
Deurne Alle werken in deze literatuurlijst kun je raadplegen in het documentatiecentrum van het Vlaams Architectuurinstituut (http://www.vai.be).
De Vensterscholen in Groningen zijn meer dan gewone scholen. Een Vensterschool is het kloppend hart van een wijk waar van alles te beleven valt voor kinderen, hun ouders en andere wijkbewoners. Partners zijn bijvoorbeeld peuterspeelzalen, kinderopvang en buurthuizen. Een Vensterschool engageert zich er toe om zoveel mogelijk de ouders te betrekken bij het schoolgebeuren. 8
15
Voor u geplukt
FO
PEM vzw
Een bezoek aan het Gravensteen te Gent door de derde graad van De Tuimelaar
16
Voor u geplukt - november 2005
17
Actueel FO
PEM vzw
Freinetschool De Levensboom viert haar 25-jarig bestaan ’t Kan niet op, daar in Kortrijk. In 1980 startte Willy Vandamme de school die oorspronkelijk ’t Speelhuis heette, bij hem thuis met een viertal kinderen. 2,5 decennia en vier verhuizen later telt de Kortrijkse vestiging 169 en de Wevelgemse 90 kinderen, samen 259. De school kiest in haar doelstellingen voor eigentijdse toepassing van Freinettechnieken met extra aandacht voor de ervaringsgerichte aanpak zoals die door Ferre Laevers is uitgewerkt. Vandaar de omschrijving ervaringsgerichte Freinetschool. Acht jaar geleden trok de Kortrijkse groep in een mooie nieuwbouw, en hoe het de Wevelgemse vestiging op dit vlak vergaat leest u elders in dit nummer. Het ad hoc feestcomité wil dat het een jaar lang feest wordt en programmeerde een bruisende septemberstart met ettelijke vierkante meters taart, door de kinderen hallucinant versierd en nog opgepeuzeld ook, ballonnen tot in Duitsland, en recentelijk een Supérieur-editie van de Wijnproefavond. Volgen nog: twee pedagogische avonden, een sfeervolle winteravond, een kunstproject, een andere/vreemde dag, een kwis waarbij de diocesane examens een partijtje zakkenlopen zullen lijken, en tot slot een heel weekend “Uit de Bol” met sport, superforum en Big Bang Verjaardagsfuif, en ten slotte eind juni een meer intieme apotheose met uitwuif van de zesdejaars, ’t moet niet altijd oog- en oorverdovend vuurwerk zijn. Noteer: bedoeld voor het ruime publiek, dus ook voor u, lezer: Debat over de taak van het onderwijs, op 23 maart 2006, met zekere renommé en interactie met publiek. Méér inlichtingen en een schoolinkijk: zie http://www.levensboom.be.
Het feestlogo, gekozen uit een 50-tal ontwerpen van de kinderen.
Simon De Clercq 18
Actueel - november 2005
Sinds dit schooljaar is De Wip te Wezemaal niet langer een autonome school. Freinetschool De Wip luistert ook naar een nieuwe naam: “De Klimboom”. En daar hoort uiteraard een nieuw logo bij! 19
Actueel - november 2005
Koop een auto op de sloop Paradigmashift in het onderwijs
In Klasse van november verscheen een artikel over impliciet en expliciet leren. Daarin is professor Eric Soetens duidelijk: ‘De moeilijkste zaken leer je het best en het snelst zonder dat de leraar ze expliciet moet uitleggen!’. Dat zal er bij de meeste leraars maar moeilijk ingaan, valt te vrezen. Laat dat nu net de stelling zijn van Alex van Ernst in het korte maar duidelijke boekje “Koop een auto op de sloop”, dat omwille van z’n gedurfde visie in deze nieuwsbrief - dan toch een instrument van een scholengroep op zoek naar kwaliteit - zeker enige aandacht verdient.
De Tuimelaar
De auteur pleit voor een radicaal andere aanpak van ons onderwijs. Geen stapsgewijze verandering dus, maar een radicale ommekeer. Waar paradigma A nu nog overheerst (kennisoverdracht, gericht op lezen en luisteren, vakinhoud staat centraal ...), is hij een vurig pleitbezorger van paradigma B. In paradigma B worden studenten voor levensechte problemen geplaatst, waar ze zelf actief mee aan de slag moeten, het enkel aan kunnen als ze samenwerken, enz. Hij biedt daarbij als illustratie (en inspiratie) enkele ideeën aan, zoals het titelvoorbeeld: koop een auto op de sloop, knap hem op, laat hem keuren en verkoop hem via het internet. Van de winst mogen jullie een avondje karten en de rest gaat naar een goed doel. Stapsgewijs van paradigma A naar B gaan lukt niet: er zijn teveel remmende of bestendigende bezwaren. Dit korte maar met redelijke literatuur onderbouwde boekje is een pleidooi voor een leren gericht op ervaring opdoen en samenwerken, waarbij de brede ontwikkeling toch centraal blijft staan. Heel herkenbaar dus ...
Schoten
De Vier Tuinen
Oudenaarde
De Torteltuin
Poperinge
Frank Acke Simon De Clercq Koop een auto op de sloop Paradigmashift in het onderwijs Alex Van Ernst Uitg. APS – Utrecht Dit boekje is in Vlaanderen niet te verkrijgen in de handel. Je kan het wel ontlenen via de bibliotheek van het FOPEM-secretariaat.
20
Actueel - november 2005
Finding Freinet De Torteltuin uit Poperinge fietst naar Vence
badmintonnen, aperitieven, … Het was er nog niet van gekomen door ons strak dagschema: opstaan, tenten afbreken, eten, fietsen, tenten opzetten, eten, slapen. Maar nu moet het gebeuren: de klassieke groepsfoto. Dit kiekje is voor mij de essentie van deze tocht: een groep mensen met als grootste gemene deler Freinet en fietsen. Deze ingrediënten stonden garant voor een meer dan geslaagde tweewielers-expeditie. Na één week fietsen en met de zekerheid dat er morgen kan uitgeslapen worden slaat de vermoeidheid toe. Slechts kort na middernacht ritsen de laatste tenten dicht.
Vrijdag 22 juli 2005
Ik rij de ruime camping La Bergerie te Vence binnen met de mobilhome. Dit wordt onze uitvalsbasis voor het komende weekend. Over luttele uren komen twaalf afgetrainde fietsers op deze zelfde plaats aan na een tocht over een heuvelachtig parcours van ongeveer 100 km. Een prestatie die we de laatste zes dagen elke dag leverden om de afstand Lyon – Vence te overbruggen. En dit allemaal omdat De Torteltuin 10 jaar bestaat. De eerste ontmoeting is er één met Piet, een papa van school. Hij is met de auto gekomen samen met Jana en Simon. Mama Marleen is één van de fietsters. Hij is hier al enkele dagen en geniet van het zonnetje voor zijn caravan. Voor ik hetzelfde kan doen, wacht eerst nog wat werk: tenten opzetten, valiezen uitladen, … Maar gelukkig is het de laatste keer en ik krijg hulp van Simon die maar al te graag en met de nodige handigheid de iglo’s opzet. Ook Régine laat zich niet onbetuigd. Zij is een oud-mama en haar zoon is in Frankrijk op kamp. De hele week begeleidde ze ons en stond ze in voor de bevoorrading: inkopen en klaarmaken, wassen en plassen, … Ze is van het soort die altijd bezig zijn met “dienen”. Af en toe tomen we haar in.
Zaterdag 23 juli 2005
Vandaag bezoeken we de Freinetschool van Vence. We hebben een afspraak om 15 uur in de Rue Célestin Freinet. Ongeveer tegelijkertijd stappen 40 tortels de schoolpoort binnen. Dhr. Impellizzeri, de conciërge en klusjesman, een jonge Siciliaan, is bereid om ons een rondleiding te geven. De school staat op een uitgestrekt hellend domein met aan de achterkant een afgrond naar het riviertje de Loup. De uitgekalkte gebouwen met azuurblauwe luiken staan los van elkaar en hebben elk hun eigen functie.
Enkele uren later waan je je in De Torteltuin. Niet alleen de fietsers maar ook nog een vijftal andere gezinnen op reis in Frankrijk zakten af naar Vence. De hele campingsteeg wemelt van kinderen en volwassenen die elkaars gezelschap opzoeken, samen
Aan de ingang staat het lokaal met de oven waar o.a. kleiwerkjes gebakken worden. Een aantal werkjes wachten nog tot hun maker hen komt ophalen. Mr. Impellizeri is zelf ook ouder van de school en gaandeweg vertelt hij hoe de school functioneert. In
21
Actueel - november 2005 het volgend gebouw worden friezen, knutselwerken, schoolkranten, foto’s, … tentoongesteld. Opvallend zijn de grote schilderwerken die door een hele klas gemaakt werden. Ze zijn tot in de “puntjes” afgewerkt en vertonen allemaal dezelfde stijl die eigen aan de school moet zijn. De vrije teksten van de school bundelen ze in een boekje dat “Les Pionniers” heet.
Even later druipen we allemaal terug af richting Vence. Onze honger naar de oorsprong van Freinet is voor vandaag voldaan. Peter en ik keren echter binnen het halfuur terug met een fles wijn om de conciërge nog eens hartelijk te danken. Met de fles pastis op tafel genieten we nog van een lange babbel op het dakterras met een prachtig uitzicht op Vence en omgeving.
Even verder op de speelplaats herinner ik me de oude filmbeelden van naakte kinderen die rond 1950 in een waterbassin duiken onder het goedkeurend oog van Célestin. De meeste oud-leerlingen van Freinet herinneren zich nog steeds “Le Grand Choc”, een dagelijkse duik in het frisse water die de algemene gezondheid ten goede komt. Vandaag zien we een klein openluchtzwembad dat waarschijnlijk voor hetzelfde doel gebruikt wordt. Op dezelfde speelplaats pronkt een stevige zomereik. Zijn vertakkingen maken het makkelijk om erin te klauteren en er groepsfoto’s (nogmaals) te maken: “C’est l’arbre de papa Freinet”.
Zondag 24 juli 2005
Vandaag fietsen we 17 km terug naar het westen want daar ligt Bar-sur-Loup. Van 1920 tot 1928 gaf Freinet hier les. De school is niet te bezoeken want de klas was een deel van het gemeentehuis dat nu gerestaureerd wordt. Het enige wat nog aan Freinet herinnert is het bord dat naast de statige deur hangt. We lopen het Office du Tourisme binnen. Normaal hadden we hier een afspraak met Felix Cuzibertho. Hij was 6 jaar oud in 1928 en liep hier school. Dus … Jammer genoeg is de man niet in staat om tot hier te komen. Wij beslissen dan maar om hem een bezoekje te brengen. Monsieur F. Cuzibertho blijkt een telefoon te hebben en de gids vermeldt dan ook zijn adres. Een steenworp verder vragen we een oude vrouw die in haar tuin staat of ze Felix Cuzibertho kent. “C’est mon marie” is haar antwoord. We maken kennis met de halfblinde oud-leerling. Of hij zich nog iets van Célestin Freinet herinnert? “Bien sûr! Il était juste mais sévère. Tout le monde fallait travailler et l’on a déplacé comme l’on fait avec un curée. Ensemble avec mon père il a organisé un coöperative d’alimentations.” Veel meer komen we niet meer te weten maar toch zijn we allemaal blij dit meegemaakt te hebben. Enkel foto’s vereeuwigen de oud-leerling van Célestin met leerlingen anno 2005 uit De Torteltuin.
Een klein amfitheater biedt de mogelijkheid om het forum of samenkomsten buiten te organiseren. De hand van een oud-leerling die dit bouwwerk hielp ontwerpen, geeft het geheel een apart uitzicht. Enkele beelden verfraaien het zodat het in de omringende natuur opgenomen lijkt. Tenslotte zijn er nog de klassen, het hart van de school. Een zestigtal kinderen verdeeld over drie klassen loopt hier nog dagelijks school. In elke klas kun je de typische Freinetwerkvormen herkennen: de drukhoek, de ronde, de muurkrant, de fichebakken voor individueel werk, … Alles lijkt heel vertrouwd. De drie begeleiders van de school gaan binnenkort met pensioen. Even overweeg ik een sollicitatie … De coördinatrice heeft geen eigen bureau. Ze doet haar werk tussen de kinderen. Het zou toch even wennen zijn.
22
Actueel - november 2005
Maandag 25 juli 2005
gemeentehuisje en een kerkje. Een rotswand prijkt er boven uit en biedt een beschermende hand.
Freinet was hier onderwijzer van 1928 tot 1932. Deze toeristische trekpleister ligt amper 4 km van de camping. Tussen de vele winkeltjes en galerijen bespeur ik een kerk. Filip en Griet die De Torteltuin hielpen starten vergezellen ons en om de kinderen te animeren neemt Filip foto’s van allerlei zichten uit het dorp. Terwijl we even uitblazen, rennen Aude, Floor en Roel door de nauwe stegen van St. Paul. Floor is erg opmerkzaam. Vlakbij de kerk staat de naam “Freinet”. Het gebouw met een piepklein koertje moet vroeger de school geweest zijn. Ik piep even binnen en wacht bewust tot er ergens een deur opengaat. Eén of andere sociale dienst is er nu gehuisvest. Een vriendelijke bediende begroet me. Ik informeer naar Freinet. “Oui, je connais le nom Freinet. C’est dommage. Maintenant il n’ y a plus d’école Freinet à St. Paul. C’est un bon système d’enseigner.” Ik vertel nog even de reden van ons bezoek. “Chapeau”, zegt ze!
Aan één van de huizen hangt boven de deur een bord: “Ici est né Célestin Freinet, fondateur de l’école moderne”. Tot hij naar de normaalschool ging is onze “voorvader” hier nooit buiten geweest. Ik probeer me in te beelden welke invloed deze omgeving heeft op een kind dat hier opgroeit. Filip merkt droog op: Ik weet nu waarom Freinet steeds naar buiten trok. Het zicht is hier “goddelijk”. Het kerkhofje naast de kerk is ons volgend doel. Hier is hij begraven. Het begraafplaatsje oogt wat ordeloos in tegenstelling tot de Engelse kerkhoven bij ons thuis en “er is weinig beweging”. Snel vinden we een gemarmerde zerk met in gouden (en daardoor weinig opvallende) letters: “Célestin Freinet 1896 – 1966 et Elise Freinet”. Noch bloemen, noch kransen. Geen enkele versiering … Ik vermoed dat hij het ook wel liefst zo zou gehad hebben. Maar hij heeft het toch maar gedaan: een pedagogie laten ontstaan vanuit zijn eigen klaspraktijk op een moment dat zijn principes nogal wereldschokkend waren in deze landelijke streek. De vergelijking met Poperinge anno 1995 gaat “gedeeltelijk” op. Ik ben blij het allemaal “gezien” maar vooral “gevoeld” te hebben. Wat verder ligt een grafzerk met nogmaals Célestin Freinet, een naamgenoot en ook vader en moeder Freinet liggen hier begraven.
Het meest bekendste dorp in de streek heet St. Paul. Heel wat filmdiva’s en acteurs passeerden hier de revue. In de plaatselijke boekhandel ligt een fotoboek dat de vele toeristen hiervan moet overtuigen.
De vrouw die vlak naast het kerkhof de was uithangt vertelt ons over een neef van Freinet die hier nog woont, maar vandaag is hij er niet. Tijdens de winter wonen hier maar tien mensen want een deel van de huizen zijn buitenverblijven. Gars is vooral veilig want geen passage van auto’s en gelukkig komt er wekelijks een bakker en een slager en bestaan er diepvriezers, voegt ze er nog aan toe. Het huis naast Freinets geboortehuis staat te koop. We middagmalen nog bij de gemeentelijke waterbak en vatten de lange terugreis aan … 10 jaar de Torteltuin en Gars laten we achter ons.
Philippe Gryson
Zaterdag 30 juli 2005
Vandaag korten ook wij onze wegen. Alle anderen zijn dinsdag vertrokken. Op de terugweg willen we nog tot in Gars rijden. Hier is Célestin geboren en getogen. Ik ben benieuwd. De tocht die wat langer uitvalt dan verwacht schotelt ons prachtige landschappen voor. Eén ding staat vast: hier keren we ooit terug. Gars ligt op een “doodlopend” weggetje, een drietal km van een “route départementale”. Is het mijn levendige fantasie of … maar bij het naderen van Gars fluit de wind en schuift de schaduw van een buizerd over de straat. Gars blijkt te bestaan uit amper twintig huizen, een
23
Een rechtzetting
FOPEM staat voor Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen en overkoepelt de volgende 17 basisscholen die vernieuwend onderwijs (Freinet-, ervaringsgerichte en projectscholen) aanbieden:
In de nieuwsbrief van september 2005 met verslagen van de workshops van de uitwisselingsdag op 20 april 2005 ontbrak een gedeelte van kwestie 3 ‘Het spanningsveld tussen ouders en leerkrachten: Hoe voer je het gesprek met ouders?’ onder begeleiding van Mieke Bogaerts. Hier kan je het ontbrekende verslag lezen.
− − − − − − − − − − − −
Mieke werkt als pedagoog aan de lerarenopleiding in Vosselaar en is medewerker aan de ervaringsgerichte HIVO-opleiding. Concrete situaties en voorvallen maakten al snel duidelijk dat de deelnemers van deze workshop op gelijkaardige moeilijkheden botsten. ‘Hoe reageren op een ouder die je openlijk kritiek geeft op jouw aanpak?’ ‘Hoe omgaan met ouders die - met een snedige ondertoon in het briefje te kennen geven dat ze niet akkoord gaan?’ Ze probeerden doorheen de verhalen te kijken naar hun eigen gevoeligheden. Want wat je waarneemt, wat je hoort, doet je altijd iets. Het maakt je boos, machteloos of het verlamt je. Vanuit die emotie, is het vaak moeilijk om meteen de gepaste woorden te vinden of gepast te reageren. Vaak neemt een rationeel innerlijke stem het over door te zeggen “trek het je niet aan” of “zet het van je af”. Het leren gewaarworden van wat je raakt leek toch essentieel om een doordachte reactie te bedenken. Ik-boodschappen zijn een goed hulpmiddel om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de effecten van andermans gedrag op jou.
− − − − −
De Klaproos - Geraardsbergen De Klimboom - Wezemaal De Levensboom - Kortrijk De Levensboom - Wevelgem De Muze - Haacht De Torteltuin - Poperinge De Tuimelaar - Schoten De Waterval - Ekeren De Weide - Erpe-Mere De Witte Merel - Ekeren De Zevensprong - Leuven Freinetschool De Vier Tuinen Oudenaarde Klimop - Oostkamp Methodeschool De Buurt - Gent ‘t Schommelbootje - Alken ‘t Speelscholeke - Deurne Zeppelin - Mortsel
Meer informatie op www.fopem.be
Deze nieuwsbrief is het uitwisselingsblad van de FOPEM en richt zich naar leerkrachten en ouders. Iedere auteur is verantwoordelijk voor zijn/haar ingezonden stukken.
Na de middag, hebben ze geprobeerd meer te oefenen. De korte casus die voorlag was de volgende: “ouders die jou voor ‘hun karretje’ spannen om te klagen over een collega, waardoor jij in een onmogelijke positie lijkt te komen”. Verschillende mensen probeerden zich in te leven in deze kwestie en demonstreerden hun reactie. De vraag “wat verwacht je van mij?” of “wat kan ik in deze voor je betekenen?” helpt om je niet meteen verantwoordelijk te voelen voor de oplossingen van vaag geformuleerde vragen. Ze stootten als laatste op de bijzondere eigenheid van de samenwerking met ouders in ‘FOPEM-scholen’. Ouders betreden vaak ons terrein en democratische besluitvorming kost vaak veel tijd en vraagt om geduld.
Redactie: Catherine Devos Kris Denys Simon De Clercq Patricia Otte Evert Horn. Redactie-adres: Kartuizerlaan 20 te 9000 Gent Tel: 09/233.94.90 Fax: 09/233.87.02 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fopem.be
Patricia Otte 24