Nieuwsbrief
FO
PEM vzw
tweemaandelijks tijdschrift nummer 2 - elfde jaargang - mei 2005 Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen
Kijken over de grens Methodescholen in Franstalig België Ruim 15 jaar geleden beslisten politici om het onderwijs in België te federaliseren. Dit betekent dat Vlaanderen, Wallonië en Brussel grotendeels hun eigen onderwijsbeleid voeren. Op zich is daar niets mis mee, maar eigenlijk zijn Vlamingen en Franstaligen een beetje “vreemden” voor elkaar geworden. We spreken wel over elkaar maar nauwelijks met elkaar. Gelukkig zijn er FOPEM-scholen die regelmatig corresponderen met een Brusselse of Waalse school. Met deze nieuwsbrief willen we deze initiatieven ondersteunen. Je leest er drie interviews met mensen die nauw betrokken zijn bij het methode-onderwijs in Brussel en Wallonië.
In de schoot van FOPEM is “Granice” opgericht, een gebouwenfonds dat nieuwe scholen financieel ondersteunt door een geschikt gebouw aan te kopen. Dit is maar mogelijk mits de solidariteit van andere scholen, ouders, sympathisanten. Vandaar een warme oproep om dit fonds te spijzen... De eerste school die beroep doet op dit fonds is Najbaro, een projectschool in Borgerhout die uit de grond wordt gestampt door een enthousiaste groep jonge leerkrachten en ouders. Je leest meer over “Granice” en Najbaro op de laatste pagina van deze nieuwsbrief.
Op 20 april vond er in de ervaringsgerichte school ’t Speelscholeke te Deurne een studiedag plaats voor leerkrachten van alle scholen van FOPEM. Bijna 120 leerkrachten bogen zich over thema’s zoals de computer op school, zelfstandig leren en samenwerken, ervaringsgericht werken en structuur aanbieden, de verhouding tussen ouders en leerkrachten op pedagogisch vlak en het opvolgen van de evolutie van de kinderen. De leerkrachten waren vol over het opzet van deze studiedag. In de volgende nieuwsbrief, die je nog dit schooljaar onvangt, hebben we het uitgebreid over deze boeiende bijeenkomst voor leerkrachten van jullie scholen.
Kris Denys
Veel leesplezier,
Wat vind je in deze nieuwsbrief? Kijken over de grens............................................... Dossier Proeven van Franstalig methodeonderwijs in België......................................................... 2 Vertellen over Decrolyscholen in Brussel en Wallonië................................................... 4 L’Autre école, een andere Freinetschool in Oudergem................................................. 7 Actueel FOPEM-scholen en gelijke onderwijskansen Voor u geplukt Vijf zwart-wit-stellingen................................... Wie is geboren vóór 1980? Wie is geboren na 1980?..........................................12 Oproep voor een nieuwe middelbare methodeschool................................................... 16 Granice................................................................... 16 Najbaro, projectschool in de buurt.......................
1
1
9 10
16
Dossier FO
PEM vzw
Proeven van Franstalig methodeonderwijs in België Na enig speurwerk kwamen we erachter dat FOPEM een Franstalige tegenhanger heeft. We kwamen terecht bij de FELSI, de Federatie van de vrije onafhankelijke gesubsidieerde scholen. We hadden een gesprek met Raymond Vandeurzen, één van de bezielers van de FELSI.1
FOPEM: Hoe is het levensbeschouwelijk onderwijs georganiseerd in jullie scholen? Raymond: Er zijn scholen die enkel nietconfessionele zedenleer geven. Cultuurbeschouwing geven is niet toegestaan door de overheid. Sinds maart 2004 zijn de stedelijke scholen neutraal. Daarvóór waren er ook stedelijke katholieke scholen. Nu zijn ze verplicht om alle godsdiensten aan te bieden. De vrije niet-confessionele scholen kunnen zich ook neutraal opstellen maar moeten dan alle erkende godsdiensten aanbieden.
FOPEM: De FELSI lijkt wel de grote broer van FOPEM. Raymond: De FELSI werd in 1978 opgericht onder impuls van Francine Dubreucq, de toenmalige directie van de “école Decroly”. Bij de start waren er een tiental schoolbesturen lid. De FELSI is sindsdien erg gegroeid en telt nu meer dan 60 schoolbesturen en 90 scholen. Dit zijn scholen voor basisonderwijs, secundair onderwijs, buitengewoon onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, hoger onderwijs en deeltijds kunstonderwijs.
FOPEM: FOPEM maakt deel uit van een overlegplatform van kleine onderwijsverstrekkers. Dit laat ons toe dat we vertegenwoordigd zijn in raden en commissies van de Vlaamse Onderwijsraad en bij onderhandelingen met het kabinet van de minister. Hoe zijn jullie vertegenwoordigd in de beleidsorganen? Raymond: Bij ons zetelen er vier federaties van inrichtende machten in de raden van de onderwijsraad die tevens de onderhandelingen voeren met de verschillende kabinetten van onderwijs. Het gaat om twee federaties voor gemeentelijk, stedelijk en provinciaal onderwijs, één federatie van het katholiek onderwijs en wij, de FELSI, weliswaar als kleine maar volwaardige gesprekspartner. Met enige fierheid kunnen we zeggen dat we een hele weg hebben afgelegd. Sinds ruim 10 jaar zijn we in alle raden vertegenwoordigd.
FOPEM: Jullie overkoepelen dus niet alleen de onafhankelijke methodescholen? Raymond: Nee, de methodescholen zijn in de minderheid, maar we groeperen wel àlle onafhankelijke methodescholen. Eén uitzondering vormt de enige Steinerschool in Wallonië. Van de 13 basisscholen die onze federatie telt zijn er 11 methodescholen. En twee van de vier middelbare scholen zijn methodescholen. Sommige basisscholen zijn groot, zoals “l’école Decroly” die 450 leerlingen telt. L’Autre école, een Freinetschool in Oudergem heeft lang maar 90 leerlingen gehad.
FOPEM: En is het gemeenschapsonderwijs dan niet vertegenwoordigd in deze raden? Raymond: Nee, bij jullie komt de Raad voor het Gemeenschapsonderwijs op voor de belangen van de gemeenschapsscholen. Bij ons daarentegen is de minister van onderwijs zelf inrichtende macht, zoals bij jullie vroeger het geval was.
FOPEM: Waar staat FELSI dan voor? Raymond: De schoolbesturen die lid zijn moeten ons pedagogisch project onderschrijven. Dit wordt ons opgelegd door de overheid. Dit project is zeer algemeen opgesteld omdat de pedagogische projecten van alle scholen zich hierin moeten terugvinden. Het pedagogisch project van de FELSI legt vooral de nadruk op het niet-confessionele karakter van haar scholen. Vele schoolbesturen worden bestuurd door ouders en/of leerkrachten en de scholen bieden vernieuwend onderwijs aan. 1
FOPEM: Je sprak daarnet over kabinetten. Raymond: Ja, inderdaad. Tot vorig jaar waren vijf verschillende ministers verantwoordelijk voor het onderwijs. Sinds de verkiezingen van juni 2004 is er al een vereenvoudiging. Marie Arena, de ministerpresident van de Franse Gemeenschap, heeft onder andere heel het leerplichtonderwijs van Wallonië en
Meer informatie over de FELSI vind je op http://www.felsi.be
2
Dossier - mei 2005 Brussel onder haar bevoegdheid. Daarnaast is er ook een minister die enkel bevoegd is voor het hoger onderwijs. En bovendien is er nog een minister per regio die bevoegd is voor de schooltransporten. FELSI heeft vooral met twee ministers te maken. FOPEM: Een aantal methodescholen bestaat al een hele tijd in Brussel? Raymond: Ja, “l’école Decroly” werd opgericht in 1907. Ze wordt reeds gesubsidieerd van vóór de tweede Wereldoorlog als een “geadopteerde” school, dus niet op dezelfde manier als een school uit het officieel onderwijs. Ook vandaag is er nog een onevenwicht in de subsidiering tussen vrije en officiële scholen. Zo wordt het bouwen en verbouwen van schoolgebouwen die behoren tot de FELSI alleen financieel ondersteund door de Franstalige tegenhanger van DIGO. FOPEM: Gebeurt deze subsidiëring op dezelfde manier als in Vlaanderen? Raymond: Nee, onze scholen krijgen geen kapitaal van de overheid. Wél worden de intresten op het volledige kapitaal terugbetaald. Dit kost de overheid meer dan een rechtstreekse subsidiëring maar het is een politieke beslissing om overheidsgeld niet te gebruiken als investering in gebouwen van private vzw’s. FOPEM: Ondersteunen jullie ook leerkrachten en ouders die een nieuwe school willen oprichten? Raymond: We hebben af en toe gesprekken met mensen die een school willen oprichten maar de laatste vijf jaar zijn er geen nieuwe scholen bijgekomen. Meestal zijn de initiatiefgroepen te klein om te starten omdat ze niet voldoen aan de programmatienormen. Dit is zeker het geval in het middelbaar onderwijs. FOPEM: Ik merk dat jullie takenpakket grotendeels overeenkomt met dan van FOPEM, al is het wat uitgebreider. Raymond: Jazeker, ons takenpakket is nogal uitgebreid. Zoals ik reeds zei vertegenwoordigen en informeren we de leden, organiseren we navorming en nemen we deel aan de onderhandelingen met de verschillende kabinetten van onderwijs. Om dit allemaal rond te krijgen werken er 6 voltijdse functies bij de FELSI. FOPEM: Hartelijk dank voor dit gesprek.
Interview afgenomen door Catherine Devos
School in de kijker 3
Zeppelin
Dossier - mei 2005
Vertellen over Decrolyscholen in Brussel en Wallonië
Nicole Vandenbogaert aan het woord Nicole Vandenbogaert is een enthousiaste vrouw die jaren wiskunde en wetenschappen heeft gegeven in de middelbare Decrolyschool. Nu is zij werkzaam in het ‘Centre d’étude Decrolyen’. Zij begint onmiddellijk honderduit te vertellen.
Nicole: Een specifieke vorming rond de Decrolymethode is er niet in de lerarenopleiding maar in de school is er wel een interne vorming voor de leerkrachten. Allereerst is er het studiecentrum, met psycho-pedagogische bibliotheek, waar startende leerkrachten een dagje doorbrengen om geïnformeerd te worden over de Decrolymethode. Deze bibliotheek staat ook ter beschikking van leerkrachten van andere scholen. Er is ook wekelijks overleg van de leerkrachten waarop er uitwisseling is tussen nieuwe leerkrachten en collega’s die hier al een hele tijd lesgeven. Van elk leerjaar zijn er parallelklassen. Er is heel veel samenwerking tussen beide leerkrachten. Expertise van andere leerkrachten kan worden ingeroepen: bijvoorbeeld een leerkracht van de middelbare school wordt gevraagd om een dissectie te doen in de lagere school.
Nicole: Ovide Decroly was een arts en heeft zijn instituut opgericht in 1901 voor kinderen die gehooren spraak problemen hadden. Hij werkte als dokter in een Brussels ziekenhuis op de dienst van de slechthorenden en revolteerde tegen het feit dat deze slechthorende kinderen met normale intelligentie in scholen geplaatst werden voor kinderen met ernstige leerproblemen. In zijn instituut werkte hij zeer experimenteel, het was zijn pedagogisch laboratorium. De kinderen verbleven in een gemengd internaat aan het instituut. Dit was zeer revolutionair voor 1901. Zijn eigen kinderen werden daar opgevoed samen met de zogenaamde “probleemkinderen”.
FOPEM: Wat houdt de Decrolymethode eigenlijk in, wat is het verschil met bijvoorbeeld Freinet? Nicole: Freinet was een leerkracht. Voor hem was het leren schrijven en lezen en rekenen fundamenteel. Voor Decroly niet. Leren schrijven, lezen en rekenen is voor hem een gevolg. Het gaat meer om opvoeding dan om kennisoverdracht. Voor Decroly vertrekt alles vanuit de observatie. Het kind observeert, associeert en gaat zich uitdrukken. Het associëren is het vergelijken in tijd en ruimte. Uitdrukken gebeurt op allerlei manieren: met het lichaam, door tekeningen, mondeling, door te schrijven. Het kind ziet bijvoorbeeld een ananas. In de klas gaan we hem beschrijven. Heeft hij schubben? Heeft hij bladeren? Daarna gaan we hem vergelijken met andere vruchten en groenten. Is hij zwaarder dan andere vruchten? Met het lichaam gaat de kleuter de weegschaal (verticale staf met twee schotels) nabootsen.
In 1907 richtte hij “l’école Decroly l’Ermitage”2 op, voor zogenaamde “normale kinderen”. In het begin was dit in een huis in de rue de l’Ermitage, vandaar de naam. Daarna, in de jaren 20 zijn we naar hier verhuisd, een bosrijk gebied aan de rand van Brussel. De school is steeds groter geworden en nu zijn er ongeveer 1.000 leerlingen tussen 2,5 jaar en 18 jaar. We zijn de enige Decrolyschool in België met een afdeling voor middelbaar onderwijs. FOPEM: Zijn er veel Decrolyscholen? Nicole: Er zijn verschillende scholen die volgens de Decrolymethode werken, vooral in de Brusselse agglomeratie maar het zijn, behalve l’école Decroly, enkel lagere scholen. Buiten Brussel is er nog een Decrolyschool in Ohain, Waals-Brabant. Deze school is trouwens gestart door een leerkracht van onze school. In Ronse, de geboortestad van Decroly, is er een school die de naam Decrolyschool draagt maar die de Decrolymethode niet toepast. Hetzelfde geldt voor het instituut Decroly in Brussel, een school voor buitengewoon onderwijs.
Het onderwijs is met ander woorden zeer globaal. De leerkracht weet welke technieken en noties die hij wil doorgeven aan zijn leerlingen. De observatie van de concrete situaties geeft hiertoe de aanleiding. Zo weet de leerkracht dat hij dit jaar het meervoud van de naamwoorden moet geven. Er is een kind dat prei heeft meegebracht. Wat gaan we doen? De kinderen stellen voor om soep te maken. Hiervoor hebben we niet genoeg met één prei en één aardappel. We hebben dus aardappels en preien nodig. Hij leert dus de meervouden vanuit concrete voorbeelden. Alle oefeningen die gemaakt worden vertrekken vanuit de realiteit van de kinderen.
FOPEM: Hoe worden de leerkrachten gevormd?
In maart 1923 hield Ovide Decroly in de “Ecole Ermitage” een lezing voor ouders over “De opvoeding van het kind”. Een Nederlandse vertaling van de tekst kun je verkrijgen via het FOPEM-secretariaat. 2
Het essentiële is dat we vertrekken van de concrete observatie. Het lezen, schrijven en rekenen zijn dan
4
Dossier - mei 2005 hulpmiddelen, niet een doel op zich. Tijdens de projecten voelen de kinderen de noodzaak om zich technieken eigen te maken om zich uit te drukken. De motivatie is hierin zeer belangrijk. Vanuit concrete situaties worden dingen aangeleerd die dan later geabstraheerd kunnen worden, wat niet altijd even evident is.
tekenen, wat kan je ermee bereiden, …? Er moet dus naar de markt gegaan worden om ander fruit te kopen als we fruitsla met ananas willen bereiden. De weg naar de markt wordt uitgestippeld, er moet betaald worden. Vanaf het derde leerjaar wordt er gewerkt met ‘interessecentra’ of thema’s. Decroly heeft vier grote thema’s uitgewerkt die corresponderen met de behoeften van het kind: − Ik eet - voeding − Ik bescherm me - regen, wind, … − Ik verdedig me - dieren, ziekten, … − Ik werk, beweeg, groei De projecten zijn dus directief omdat het hoofdthema per jaar vastligt. Deze hoofdthema’s zijn wel zo uitgestrekt waardoor er ruimte is voor de kinderen om zelf hun projecten te kiezen. Dit jaar is het voeding. Mogelijke projecten zijn onder andere: Hoe eten dieren? Wat eten ze? Hoe komen ze aan hun voeding? Hoe eten wij? Waar komt onze voeding vandaan? Hoe transformeren we die in ons lichaam? We bereiden eten.
Een klein voorbeeld. Een kind had een Japanse appel meegebracht, waarna het idee gegroeid is om een Japanse maaltijd te bereiden. De kinderen brachten stokjes mee om op een traditionele wijze te eten. Dit was voor de juf de gelegenheid om de tafel van twee te oefenen. Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, alles lukte wonderwel. Bij gebrek aan stokjes had de juf nadien rietjes meegebracht om de tafel van twee te oefenen. Het resultaat liet te wensen over. Losgekoppeld van de activiteit lukte het dus nog niet. Het was nog te vroeg om te abstraheren. FOPEM: Hoe worden projecten gekozen in een Decrolyklas? Nicole: Tot de tweede klas van de lagere school komen de projecten van ‘de verrassing’. Kinderen brengen dingen mee die ze interessant vinden en waarvan ze denken dat het de anderen zal interesseren. Dat kan bijvoorbeeld een gekiemde aardappel zijn, een ananas, een suikerbiet, …. Men gaat die dan wegen, zijn volume bepalen. Afhankelijk van het onderwerp kan dit verder uitgewerkt worden. Bijvoorbeeld de ananas, hoe smaakt het, lust je het (vocabularium wordt uitgebreid), hoe kun je het
Klassen werken ook samen. Zeker als het om voeding gaat. Je hebt het misschien al gemerkt aan de voorbeelden, in deze school wordt er veel gegeten en veel eten bereid. Dat is een typische eigenschap van Decrolyscholen. De eerste zinnen bij de eersteklassers volgen hier ook uit. Bijvoorbeeld: We hebben soep gemaakt. Willen jullie onze soep proeven?
School in de kijker
Zeppelin 5
Dossier - mei 2005 hele volgende week spelletjes te organiseren voor de kleintjes. Eén maal per week is er voor alle klassen een les zedenleer gepland op hetzelfde tijdstip zodat eventueel klassenoverschrijdend kan gewerkt worden. Het andere uur is klassikaal.
FOPEM: Is het niet moeilijk om projecten uit te voeren in grote klassen? Nicole: Voor mij is een klas van 18 kinderen ideaal. In te kleine groepen vind ik dat er te weinig dynamisme zit. Bij grotere groepen kan je minder individuele aandacht besteden aan de kinderen. In onze school zijn er 25 kinderen per klas. De rol van de leerkracht is hierin zeer belangrijk. Het omgaan met groepen, groepsdynamisme en tegelijkertijd merken wanneer er individuele aandacht voor een kind nodig is, is een grote uitdaging voor onze leerkrachten.
Tot slot nog dit. Ons studiecentrum organiseert ook stages (niet te verwarren met de stages die studenten moeten doen tijdens hun studies). Deze stages “Lucie Libois-Fonteyne” zijn bedoeld voor studenten en leerkrachten die zich willen verdiepen en inwerken in de Decrolypedagogie zoals zij wordt gegeven in de Decrolyschool L’Ermitage. De stagiaires genieten van gratis huisvesting, schoolmaaltijden en vorming.3
FOPEM: En in het middelbaar onderwijs?
Interview afgenomen door Catherine Devos
Nicole: Ook in het secundair onderwijs vertrekt men van de ervaring. Bijvoorbeeld het vak wiskunde kan bij ons niet losgekoppeld worden van wetenschappen. Alles vertrekt daar van wetenschappelijke experimenten. De regel in onze school is dat in de mate van het mogelijke dezelfde leerkracht wiskunde en wetenschappen geeft. Er worden projecten gekozen door de klas in functie van het jaarthema. Projecten worden eerder per groep van vakken uitgewerkt. Voor sommige projecten werken leerkrachten van verschillende vakken samen, zoals bijvoorbeeld bij het thema ‘het Baroktijdperk’ waar in de Franse les de poëzie besproken, in geschiedenis de bouwkunst en in het vak wetenschappen de invoering van de tijdsindeling. Er kan ook door de ene leerkracht ingespeeld worden op een thema van een andere leerkracht. Bijvoorbeeld meridianen in aardrijkskunde op een kaart worden in wiskunde ook uitgewerkt op een bol, … Onderlinge uitwisseling van uren tussen de leerkrachten kan ook, op initiatief van de betrokken leerkrachten. Maar dit is niet de regel. FOPEM: Hoe verloopt het levensbeschouwelijk onderricht? Nicole: Tijdens de lessen moraal worden taken verdeeld, evaluaties gehouden, conflicten (tijdens de speeltijd) besproken. Sociale vaardigheden zijn heel belangrijk en lopen door alle thema’s en projecten. Elk kind heeft een taak in de klas zoals schriften ophalen en uitdelen. En iedere klas heeft een taak in de school zoals de dieren eten geven, eieren ophalen, verloren voorwerpen verzamelen, het schoolkrantje uitgeven, zorg voor afwezige leerlingen (niet enkel door de besten want iedereen moet leren helpen). Bij de maaltijden helpen de groten de kleintjes. Deze taken worden regelmatig door de kinderen zelf geëvalueerd We streven er naar dat de kinderen zelf de problemen oplossen. Er wordt niet gestraft in de klassieke zin van het woord. Bijvoorbeeld als steeds dezelfde ‘grote kinderen’ het spel van de kleintjes storen kunnen zij als straf de opdracht krijgen om de
School in de kijker
Zeppelin
3 Meer informatie kan je krijgen op het studiecentrum, Avenue Montana 15 te Ukkel (tel. 02/374.97.45). Of je kan ook terecht op http://www.ecoledecroly.be
6
Dossier - mei 2005
L’Autre école, een andere Freinetschool in Oudergem
Een gesprek met Paul Absil
Freinetschool L’Autre école werd in 1973 opgericht door Henry Landroit. Samen met zijn vrouw, een leerkracht en een aantal ouders begonnen ze de school met een kleuterklasje van 15 kinderen en één klas in de lagere school met 18 kinderen. Henry Landroit is nog steeds actief in de Freinetbeweging4. De nieuwsbrief had een gesprek met Paul Absil, coördinator van de school.
Paul Absil: Toen we kleiner waren werkten we met graadsklassen. Nu opteren we voor een cyclus waarbij de leerkracht de groep twee jaar volgt. We hebben een jaarklassensysteem en de leerkracht blijft twee jaar bij een groep kinderen. Ikzelf geef les in het 5e en 6e leerjaar. Het eerste en tweede leerjaar blijft een graadsklas. Op zich denk ik niet dat één systeem beter is dan een ander. Alle systemen zijn volgens mij evenwaardig. Het hangt grotendeels af van de overtuiging van het team en van de groep kinderen waarmee je werkt. Als je je goed voelt in het systeem en je bent er van overtuigd dat deze manier voor deze kinderen een goede is dan is het voordeel dat je eruit haalt zeer groot.
FOPEM: Jullie zitten hier in een mooi gebouw, wellicht ontworpen door architecten die voeling hebben met het pedagogisch project van de school. Paul Absil: Ja, we zijn heel tevreden met het gebouw. Soms vinden we de klassen een beetje klein maar we vonden dat we een groot gemeenschappelijke ruimte, een forum nodig hadden. Dat forum neemt een centrale positie in in de school.
FOPEM: Hoe verloopt een dag hier in deze Freinetschool? Paul Absil: De school opent om 8.00 uur. Op dat moment zijn de klassen gesloten. Als de eerste kinderen toekomen komen ze de sleutel halen en kunnen ze in hun klassen gaan. We starten om 8.40 uur met de kring. Individueel werk wordt vooral in de voormiddag gedaan. In de namiddag werken kinderen aan projecten.
Maar vóór we in ons nieuwe gebouw introkken ligt een heel verhuisverhaal. We zijn namelijk verschillende keren verhuisd om uiteenlopende redenen. Op een bepaald moment werd dit vanuit de overheid ook moeilijk gemaakt. Een school mag tegenwoordig niet meer verhuizen naar een adres buiten de gemeentegrens. In het geval dat je het toch doet wordt dit aanzien als de oprichting van een nieuwe school. Dat zagen we niet zitten omdat we dan aan de hoge programmatienormen moeten voldoen. Uiteindelijk hebben we na de nodige problemen hier een stuk grond gekocht en een nieuw gebouw laten bouwen5.
Eten doet iedere groep in zijn eigen klas. Als je de kinderen samenbrengt in een grote ruimte om te eten moet je alweer regels opleggen. Bovendien heeft het ene kind 30 minuten nodig om te eten en zijn bij een ander kind de boterhammen op na 7 minuten. Een speciaal moment in de week is het forum. Elke maandag van 9.00 uur tot ongeveer 9.30 uur is er forum voor de hele school. Alles wat moet gemeld worden komt dan aan bod: wie er deze week verjaart, welke klas de tuin onderhoudt, welke klas de gemeenschappelijke toiletten kuist (iedere klas heeft bovendien zijn eigen toilet in de klas), uitzonderlijke activiteiten die op stapel staan. Agendapunten van de schoolraad en klasraad worden ook voorgelezen op het forum. Na bespreking in iedere klas worden de beslissingen gemeld door de klasafgevaardigden. Er zijn regels over het bouwen en afbreken van kampen op de speelplaats. Als de afbreekdag eraan komt wordt dit ook gemeld. Stagiaires worden voorgesteld aan de hele school. Als afsluiter zingen we samen.
FOPEM: Nu lijkt het me dat de school is uitgegroeid tot een relatief grote school. Paul Absil: De school is langzaam aan gegroeid tot 160 leerlingen. Ons maximum ligt op 175 kinderen. We opteren voor 20 kinderen per klas en een eerste kleuterklas van 15 kinderen. FOPEM: Hoe zijn de klassen ingedeeld?
Henry Landroit heeft een eigen website met vele taalspelletjes die inspirerend kunnen zijn voor de Franse les. De site vind je op http://users.skynet.be/Landroit 4
FOPEM: Hoe verlopen de projecten bij jullie? Paul Absil: Hier zijn geen bepaalde regels rond. Wat we willen bereiken in het algemeen maar zeker
Foto’s van het schoolgebouw vind je op de website http://www.autre-ecole.org 5
7
Dossier - mei 2005 binnen de projectwerking is het erkennen van elk individu binnen een sociale groep. Iedereen moet zijn eigen plekje kunnen vinden in de groep en van daaruit samenwerken aan het project. Een project kan gekozen worden door de kinderen maar kan ook voorgesteld worden door de leerkracht. Soms dient een project zichzelf aan. Zo is er een uitwisselingsproject met een school uit Frankrijk waarmee we corresponderen. Het project is er gekomen om deze uitwisseling te kunnen financieren.
ouders en alle leerkrachten. De raad van bestuur is samengesteld uit zes ouders twee leerkrachten en de coördinator. De bevoegdheden van de verschillende groepen is reeds lang vastgelegd. De ouders regelen alle organisatorische zaken zoals de financiën en de vzwwetgeving. Pedagogische kwesties zijn volledig de bevoegdheid van het team. Het zijn de leerkrachten die het project dragen, zij werken dag in dag uit met de kinderen. Ouders kunnen altijd vragen stellen of opmerkingen geven en om verduidelijking vragen. Maar ze kunnen niet zeggen hoe we het moeten doen. Er is ook een zeer grote duidelijkheid over het pedagogisch project. Het project is samen met de school geboren. De school is eruit gevolgd. En niet omgekeerd. Dit wil niet zeggen dat we niet evolueren. Wijzigingen worden wel steeds voorgesteld aan de ouders.
Er zijn gedurende het schooljaar ook themaweken. Een voorbeeld van een thema is ‘de andere’. Er worden spelletjes gespeeld zoals ‘Wie ben ik’ en situaties gecreëerd om je in de plaats van ‘de andere’ te voelen zoals die van doven en blinden. We vragen ons af hoe we anderen beoordelen. Een interessant spel dat ik in de klas deed was mensen beschrijven volgens kenmerken die je niet kan zien: rijk of arm, getrouwd of vrijgezel, kinderen of niet, enz.. vervolgens vroeg ik aan de kinderen om een beeld hieraan te koppelen (verschillende mogelijkheden uit een gamma foto’s). Het is verbazend te merken welke stereotiepe uiterlijkheden bij deze kenmerken gekozen worden.
FOPEM: Zijn er veel Freinetscholen in Wallonië en Brussel? Paul Absil: We behoren tot het vrije nietconfessionele onderwijs en zijn lid van de FELSI6. In Waals-Brabant en Luik zijn er een aantal Freinetscholen en scholen die vernieuwend onderwijs aanbieden. Hier in het Brusselse zijn er een aantal Decrolyscholen en een paar vernieuwende scholen. In het stedelijk onderwijs zijn er twee Freinetscholen waaronder “Clair vivre” te Evere. Deze school telt ondertussen veel leerlingen maar ik stel me vragen bij het kunnen handhaven van de Freinetpedagogie in z’n grote school.
Een ander voorbeeld was het indelen van groepen in goeden en slechten volgens willekeurige kenmerken. We willen hiermee de kinderen zelf dingen laten ervaren, ze zelf doen nadenken. Dit is soms verrassend voor de kinderen zelf. Als je het onderwerp ‘racisme’ ter sprake brengt vindt iedereen verdraagzaamheid belangrijk. Maar als je dit naar hun leefwereld verplaatst is dit niet zo evident. Bijvoorbeeld in de klas willen kinderen niet naast één bepaald kind zitten omdat die een op de zenuwen werkend trekje heeft.
Onze school is 32 jaar oud. De reden waarom wij nu nog bestaan als Freinetschool is omdat wij vrij en onafhankelijk zijn gebleven. De vrijheid is een voorwaarde om het pedagogisch project te vrijwaren. Eigenlijk hebben we niet veel contact met de andere methodescholen . Ook niet met de methodescholen in het vrij niet-confessioneel net.
FOPEM: Hoe is jullie team samengesteld? Paul Absil: We zijn met 13 leerkrachten in het team. We zijn niet met elkaar getrouwd maar leven toch wel samen hier op school. Daarom vinden we het belangrijk dat we samen dingen doen. Elke dinsdag eten we samen. Een of twee leerkrachten koken dan.
Wel proberen we contacten te leggen met Nederlandstalige Freinetscholen. Maar dit is om een andere reden. Maar dit is om onze kinderen meer te motiveren het Nederlands te leren; niet altijd evident in Brussel en nog maar eens een bewijs dat de attitude van het gezin, de ouders belangrijk is in het leerproces van het kind. Zo onderhouden we een briefwisseling met de kinderen van De Vier Tuinen in Oudenaarde.
We verwachten van de leerkrachten de juiste instelling. Ze moeten in team kunnen werken, hun eigen in vraag kunnen, durven stellen. Indien we een nieuwe leerkracht nodig hebben wordt het hele team betrokken bij de sollicitatie. En vervolgens engageert het hele team zich om de nieuwe leerkracht te begeleiden.
FOPEM: Bedankt voor dit gesprek en wie weet nemen ook andere 5e en 6e klassers met jullie contact op.
FOPEM: Hoe zit het met de besluitvorming en organisatie?
Interview afgenomen door Catherine Devos
Paul Absil: Onze Freinetpedagogie is sterk gericht op het coöperatief werken. Ouders en team hebben elk een verschillende rol in de school maar samenwerking is nodig. Het schoolbestuur is samengesteld uit alle
6 In “Proeven van Franstalig methodeonderwijs in België” (elders in deze nieuwsbrief) lees je meer over de FELSI.
8
Actueel FO
PEM vzw
FOPEM-scholen en gelijke onderwijskansen Als we over het ‘gelijkekansendecreet’ (GOK-decreet) praten denken we in de eerste plaats aan het ‘recht op inschrijving in een eigen gekozen school en vestigingsplaats’. Maar de vlag van dit decreet dekt een veel ruimere lading. Er werd immers een hele structuur opgezet om van dit decreet een haalbare kaart te maken. Zo krijgen scholen met voldoende doelgroepleerlingen extra lestijden.
alle partners die betrokken zijn bij het realiseren van gelijke kansen in het onderwijs. Ook OKO, een overlegorganisatie die vier verenigingen van inrichtende machten groepeert, waaronder FOPEM, kreeg een halftijdse leerkracht als LOP-begeleider toegewezen. Vorig schooljaar nam Kamiel Van Herp deze taak op zich. Wegens te druk bezet in zijn andere functies en mandaten werd er voor dit schooljaar uitgekeken naar een opvolger. Voor de periode november 2004 - september 2005 werd ondergetekende hiervoor aangesteld.
Daarnaast werd Vlaanderen ingedeeld in een aantal regio’s die elk lokale overlegplatforms (LOP’s) kregen: een LOP voor het basisonderwijs en een LOP voor het secundair niveau. Deze LOP’s moeten coördinerend en verbindend werken tussen de verschillende scholen wanneer er zich problemen op onderwijsgebied voordoen. In de eerste plaats werd gedacht aan moeilijkheden rond het nieuwe inschrijvingsrecht. Al vlug bleek dat er in deze overlegplatforms een ruime waaier aan vragen, bedenkingen, voorstellen op tafel kwam, zoals het stimuleren van lokale samenwerking. In deze LOP’s zetelen o.a. afgevaardigden van de plaatselijke scholen, inrichtende machten, vakbonden, ouderverenigingen, leerlingenraden, socioeconomische en socioculturele partners, etnischculturele minderheden, organisaties voor armen. Ook vertegenwoordigers van de integratiesector, schoolopbouwwerk en de lokale overheid hebben er zitting in. Elk LOP heeft een voorzitter. Vanuit het Ministerie van Onderwijs werden LOP- deskundigen aangesteld die de werking van deze overleggroepen ondersteunen.
Leven er vragen of zijn er bedenkingen rond diversiteit, LOP-werking of netoverschrijdende samenwerking tussen scholen op lokaal niveau, dan bied ik graag een forum aan om hierrond van ideeën te wisselen. Initiatieven die in de FOPEM-scholen op één van deze terreinen genomen worden, dragen ten zeerste mijn interesse weg. Het is belangrijk dat deze initiatieven kenbaar raken bij de beleidsmensen die het gelijkekansendecreet opvolgen. Alleen zo kunnen we duidelijk maken dat de scholen van FOPEM vanuit een intrinsieke sociale impuls en uit vrije wil hun verantwoordelijkheden op dit gebied opnemen.
Kris Nonneman LOP-begeleider OKO
Omdat dit alles enerzijds heel wat in beweging zet dat om opvolging vraagt en anderzijds dit geheel impulsen vraagt om de ontwikkelde dynamiek te bestendigen werden er ook LOP-begeleiders aangesteld om scholen en organisaties bij deze werking te ondersteunen. Onder andere de verschillende geledingen uit het onderwijs (de inrichtende machten, vakorganisaties, ouderverenigingen, leerlingen) en socio-culturele organisaties kregen zo een begeleider toegewezen. Deze moet binnen zijn organisatie mensen sensibiliseren, informeren, adviseren en vorming geven over het GOK-decreet en de engagementsverklaring die werd ondertekend door
School in de kijker 9
Zeppelin
Voor u geplukt
FO
PEM vzw
Uit het Levensblad, de schoolkrant van de ervaringsgerichte Freinetschool de Levensboom
Vijf zwart-wit-stellingen om na te denken over opvoeding en methode-onderwijs in je school ….
kunnen leerkrachten maatschappelijke items ter sprake brengen en hieromtrent activiteiten opzetten.
Kinderen kiezen wat, hoe, met wie en op welk moment ze iets willen leren, vanuit hun eigen interesse (het natuurlijk leren). VERSUS Het “gestructureerd leren” vanuit de leef-en belevingswereld van de kinderen.
De school wordt bestuurd door ouders en begeleiders die een aantal waarden en normen bewaken. VERSUS De school wordt bestuurd door ouders, begeleiders en kinderen met elk een evenwaardige stem.
De school werkt met één groep van alle leeftijden door elkaar. Kinderen leren immers het meest van elkaar en niet van een volwassene. VERSUS De school werkt met graadklassen en op bepaalde ogenblikken met klasdoorbrekende activiteiten.
Het schoolgebouw is een verzameling van werkplaatsen (een keuken, een computerlokaal, een bib, een documentatiecentrum, een studieruimte, een sportveld, …). VERSUS Het schoolgebouw is een verzameling van klaslokalen.
De kinderen zijn de enigen die de leerinhoud en de activiteiten bepalen. VERSUS De activiteiten ontstaan vanuit het initiatief van kinderen en begeleiders/leerkrachten. Zo
School in de kijker
Zeppelin 10
Voor u geplukt - mei 2005
Overgenomen uit ‘Het Levensblad’
De Levensboom 11
Voor u geplukt - mei 2005
Een vleugje nostalgie uit de schoolkrant van De Levensboom
Wie is geboren vóór 1980? Wie is geboren na 1980?
Hoe is het mogelijk dat wij als geborenen in de jaren ’50 en ’60, nog leven? Volgens de theorieën anno 2005 zouden wij toch al lang dood moeten zijn? Wij zaten in auto’s zonder veiligheidsstoeltjes, gordel of airbag. Onze bedden en speelgoed waren geschilderd met verf vol lood en cadmium. Boven aan een trap was geen hekje; wie te ver ging kukelde naar beneden. Als je wakker werd in bed hoorde niemand dat, en als er echt iets was moest je hard schreeuwen voordat je ouders het merkten.
De televisiezender begon pas na 18u. Dan kwam een uurtje wat leuks voor kinderen en o wee als je daarna durfde op te staan om op een knopje van een andere zender te duwen (die zaten aan het toestel vast). Pa bepaalde wat en hoe lang je daarna nog keek. We hebben ons gesneden, botten gebroken, tanden uitgevallen en hier werd niemand voor naar de rechter gesleept. Dat waren gewoon “ongelukken” en soms kreeg je er ook nog zelf een extra pak slaag voor.
Flessen met gevaarlijke stoffen en alle apotheekflessen konden we gewoon met onze handjes en beperkte motoriek openen. Poorten en deuren gingen gewoon dicht en als je met je vingers ergens tussen zat waren ze weg. Op de fiets zat je achterop met je gat op de bagagedrager en probeerde je vast te houden aan de schroefveren van het zadel voor je.
Wij vochten en sloegen elkaar soms groen en blauw, er was geen volwassenen die zich er druk over maakte, laat staan een lieveheersbeestje op je jas knoopte. Pedagogisch verantwoord speelgoed maakten we zelf; met stokken sloegen we naar ballen, we bouwden zeepkisten en merkten onder aan de berg dat we de rem vergeten waren. We voetbalden op straat, en alleen wie goed was mocht mee doen; wie niet goed genoeg was moest maar blijven kijken en leren omgaan met teleurstellingen.
Een helm hadden ze nog niet eens op een bromfiets, laat staan op een fiets. Water dronken we uit de kraan, niet uit een fles. Brood stond stijf van conserveringsmiddelen, na twee weken was een Bums nog net zo vers als in de winkel. Kleur en smaakstoffen moeten ook toen al bestaan hebben, want zo rood, groen of geel als die limonade toen was, zie je ze nu echt niet meer.
Op school zaten ook domme kinderen. Zij gingen en kwamen op dezelfde tijd als wij en kregen dezelfde lessen. Zij deden soms een klas over en daarover waren geen discussies op ouderavonden. De meester had altijd gelijk.
Een kauwgom legde je ’s avonds op het nachtkastje en stak je ’s morgens weer in je mond. Op school hadden ze maar één maat bank en met zo’n heerlijk gevaarlijke klep eraan. Schoenen waren meestal al ingedragen door broer, zus, neef of zo, en ook je fiets was of te groot of te klein. Een fiets had geen versnellingen en als een band kapot was leerde je vader je zo snel mogelijk om hem zelf te plakken. We gingen ’s morgens weg van huis en we kwamen terug als de straatverlichting aanging. Niemand wist intussentijd waar we waren en we hadden geen GSM mee!
We smeerden onze boterhammen zelf, met een grotemensen-mes, en als je ze vergeten was kon je op school niets kopen. Als je de korst niet at had je een beetje meer honger de rest van de dag. Wij gingen met de fiets naar school, helemaal zelf, ook in de winter. Als je moeder aan de huisdeur naar je zwaaide was je een watje. Als je problemen veroorzaakte waren je ouders het eens met de politie. Ze kwamen wel om je te halen, maar niet om je er uit te lullen. Onze daden hadden consequenties. Dat was duidelijk en je kon je niet verstoppen.
Het bos of het park was een plek om te spelen en geen vieze mannetjes verzamelplek. Als we naar een vriendje gingen, liep je er gewoon naar toe, je hoefde niet aan te bellen en geen afspraak te maken. Er ging ook geen volwassene met je mee.
Wij hadden vrijheid, mislukkingen, succes en verantwoordelijkheid. We hebben moeten leren er mee om te gaan. Onze generatie heeft veel mensen voortgebracht die problemen kunnen oplossen, innovatief bezig zijn en daarbij risico’s durven nemen en instaan voor de gevolgen …
We aten ook al koekjes en kregen brood met veel boter en werden toch niet dik. We dronken uit dezelfde fles als onze vrienden en niemand werd er ziek van. We hadden geen Playstation, Nintendo, Xbox, 64 televisiezenders, videofilms, dvd, surround sound, eigen televisie’s, computer of internet. Wij hadden vrienden!
12
Voor u geplukt - mei 2005
Overgenomen uit ‘Het Levensblad’
De Levensboom 13
Voor u geplukt - mei 2005
Overgenomen uit ‘Het Levensblad’
De Levensboom 14
School in de kijker
Zeppelin
FOPEM staat voor Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen en overkoepelt de volgende 17 basisscholen die vernieuwend onderwijs (Freinet-, ervaringsgerichte en projectscholen) aanbieden: − De Klaproos - Geraardsbergen − De Levensboom - Kortrijk − De Levensboom - Wevelgem − De Muze - Haacht − De Torteltuin - Poperinge − De Tuimelaar - Schoten − De Waterval - Ekeren − De Weide - Erpe-Mere − De Wip - Wezemaal − De Witte Merel - Ekeren − De Zevensprong - Leuven − Freinetschool De Vier Tuinen Oudenaarde − Klimop - Oostkamp − Methodeschool De Buurt - Gent − ‘t Schommelbootje - Alken − ‘t Speelscholeke - Deurne − Zeppelin - Mortsel
School in de kijker
Zeppelin
Deze nieuwsbrief is het uitwisselingsblad van de FOPEM en richt zich naar leerkrachten en ouders. Iedere auteur is verantwoordelijk voor zijn/haar ingezonden stukken. De foto’s in dit nummer zijn gemaakt in Zeppelin te Mortsel. Redactie: Catherine Devos Kris Denys Patricia Otte Wim D’Hulster Evert Horn. Redactie-adres: Kartuizerlaan 20 te 9000 Gent Tel: 09/233.94.90 Fax: 09/233.87.02 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fopem.be 15
Oproep voor een nieuwe middelbare methodeschool
nodig hebben. Als je in het bestuur zit, bespreek je dit dan eens op een bestuursvergadering? Wil je meer inlichtingen of wil je de condities voor een lening bespreken, neem dan contact op met Evert Horn op 0475/44.86.54 of
[email protected].
Op 13 april en 11 mei kwam een werkgroep bijeen van ouders en leerkrachten van de FOPEM-scholen De Torteltuin, De Levensboom, De Buurt en De Klaproos om van gedachten te wisselen over het opstarten van een nieuwe middelbare school. We onderzochten de wettelijke mogelijkheden om een school met middelbaar onderwijs op te starten en maakten verdere afspraken. De volgende vergadering vindt plaats in de maand juni. Meer nieuws verneem je in de volgende nieuwsbrief. Wil je meer weten over de werkzaamheden van deze werkgroep, of - beter nog - wil je graag deelnemen aan deze werkgroep, neem dan gerust contact op met het secretariaat van FOPEM.
Granice
Wij zijn een groepje leerkrachten die allemaal in Antwerpen-Noord of Borgerhout wonen. Sinds drie jaar zijn we bezig met het oprichten van een methodeschool voor deze buurt. Nu we eindelijk een gebouw hebben gevonden, kunnen we op 1 september starten als vestigingsplaats van De Kruin.
Omdat het in de praktijk zeer moeilijk blijkt om als beginnende methodeschool, vooral in de steden, een geschikt gebouw voor de school te huren en omdat de overheid hier helemaal niet in tussen komt, is er een soort gebouwenfonds voor onafhankelijke methodescholen in Vlaanderen en Brussel opgericht. Namelijk Granice vzw.
Als naam voor onze nieuwe school kozen we ‘Najbaro’, een woord uit het Esperanto. Dat is een taal speciaal ontworpen om mensen uit verschillende landen moeiteloos met elkaar te laten communiceren. Najbaro betekent buur. We kozen voor dit woord omdat we heel graag een buurtschool willen worden. We hopen dat we kunnen uitgroeien tot een school waarin alle kinderen uit de buurt terecht kunnen, net zoals De Buurt in Gent.
‘Granice’ is een Pools woord dat zowel grens, grenssteen als hoeksteen betekent. Volgens oud Pools gebruik werden de percelen bos begrensd door op de hoeken en speciale steen te plaatsen. Deze steen was meestal een hoeksteen, maar gaf ook de grens aan. Tegenwoordig wordt in Polen de landsgrens ook met ‘Granice’ aangeduid. Granice vzw is een manier om met de onafhankelijke methodescholen de grens, die aanvankelijk niet te overschrijden leek, toch over te steken. We zorgen door middel van solidariteit onder de onafhankelijke methodescholen ervoor dat een beginnende methodeschool die geen geschikt gebouw kan huren, maar wel kan aankopen, toch kan starten in dat gebouw. Granice koopt het gebouw aan, verhuurt het aan de school en verkoopt het gebouw na ongeveer vier jaar aan de school als zij het met behulp van DIGO kan aankopen.
Om op 1 september te kunnen starten, hebben we nog wel wat spullen nodig: schoolbanken en stoelen (voor kleuters en 1e en 2e leerjaar), kleutertoiletjes, toiletten, tafels, kopieermachine, schoolborden, prikborden, MAB-materiaal, letterdozen, letterstempels, speelgoed voor de kleuters, … Als je onze school aan het een of ander kunt helpen, neem dan contact op met Inez Peeters op 0498/81.96.55 of met Eva Janssens op 03/257.19.61 of per e-mail op buurtschool_najbaro @hotmail.com. Je kun ook een kijkje nemen op onze website: http://www.najbaro.be.
Het eerste project voor Granice is het gebouw voor Najbaro (zie elders op deze pagina). Om de aankoop voor Najbaro te kunnen realiseren is nog een bedrag nodig van 60.000 EUR. Graag had Granice dit bedrag geleend van bestaande onafhankelijke methodescholen die een reserve hebben opgebouwd en die deze reserve de komende vier/vijf jaar niet
16