NIEUWSBRIEF --- Jaargang 14, nummer 3, december 2007---
INLEIDING Never a dull moment …… We naderen weer de momenten van jaarafsluiting en Nieuwjaarstoespraken, van terug- én vooruitblikken. Dat is dan ook de teneur van de inhoud van deze Nieuwsbrief.
De nieuwe voorzitter van de FIN, Rien van Gendt, blikt tot slot graag met u terug op de toegevoegde waarde van zijn voorganger voor de Europese fondsenwereld én op de wederopbouwactiviteiten in Thailand nà de Tsunami.
De ledenbijeenkomsten van de FIN in 2007 hebben zich mogen verheugen in een toenemende belangstelling van de leden. Aantallen waarnaar menig landelijk opererende vereniging met jaloerse blikken kijkt. En de groei van het ledenbestand vertoont voortdurend een gestaag stijgende lijn. De FIN-uitgave Fiscaliteit blijkt, net als de brochure Handreiking voor het besturen van een fonds, een schot in de roos: leden maar ook niet-leden spreken hun waardering uit voor dit handvat voor het inzichtelijk maken van de ANBI-regeling. De FIN-bijeenkomst over Jaarverslaggeving en de Transparant Prijs lijkt de koudwatervrees voor de Transparant Prijs te hebben omgezet in serieuze belangstelling voor deelname in 2008! Ook het tweede FIN-symposium (over Evalueren) werd hogelijk gewaardeerd. De roep om nog meer interactiviteit wordt steeds sterker: de leden willen niet alleen informatie aangeboden krijgen, maar daarover ook met andere FIN-leden kunnen discussiëren. Dat belooft wat voor het FIN-symposium 2008!
Het Bestuur en het Bureau van de FIN wensen u een inspirerend en bovenal gezond 2008.
Wij stellen ook nu weer een nieuw lid aan u voor, ditmaal de Noaber Foundation. Daarnaast deelt het RCOAK haar ‘best practices’ met u. En natuurlijk staan wij stil bij het terugtreden van voorzitter Jan Scherphuis met een foto-impressie.
Rick Wagenvoort Directeur
INHOUDSOPGAVE Verenigingsnieuws 2 Bureausluiting 2 Nieuwe leden 2 FIN-ledenbijeenkomsten 2008 2 TROV-werkgroep 2 Fondsenboek / Fondsendisk 2008 2 Transparant Prijs 2 Overleg met het Kabinet 3 Databank Filantropie 3 EFC Summer Course 3 Voorzitterswisseling 4 Toespraak Paul Schnabel 6 Boek Filantropie in Nederland 10 PAO Philanthropic Studies 12 Leren Evalueren 13 FIN-ervaringen Transparant Prijs 17 Best Practices 19 Vrijwaring en vrijtekening 21 Voor het voetlicht … 24 Internationaal 26 • Interview 26 • Phuket Community Foundation 28 • Toespraak Rien van Gendt 30 Colofon 31
-------------VERENIGINGSNIEUWS-----------BUREAUSLUITING I.v.m.de Kerstvakantie zal het FIN-Bureau gesloten zijn van vrijdag 21 december t/m zondag 6 januari 2008. Vanaf maandag 7 januari zijn wij weer voor u bereikbaar.
NIEUWE LEDEN Sinds de Nieuwsbrief van juli jl. werden als nieuwe leden verwelkomd: Stichting Casterenshoeve, Stichting Van Panhuys, Het Kinderopvangfonds, Het Sint Jacob Godshuis, Fonds Bijzondere Noden Rotterdam, DELA Fonds, Stichting Dorodarte, Stichting Van Rees-Klatte, Stichting Bouwstenen voor Dierenbescherming; Corts Stichtingen; Stichting Vrienden van Madurodam Manege; Eureko Achmea Foundation; Vereniging Rembrandt; Stichting Zabawas; Van Baaren Stichting.
LEDENBIJEENKOMSTEN 2008 De Algemene Ledenvergaderingen zullen in 2008 worden gehouden op vrijdag 28 maart en vrijdag 7 november.
Het FIN-symposium 2008 zal ook nu weer plaatsvinden op de 1e vrijdag in oktober. Die valt in 2008 op 3 oktober.
TROV-WERKGROEP De werkgroep TROV komt in 2008 opnieuw bijeen op vrijdag 14 maart (bij het Oranje Fonds in Utrecht) en op vrijdag 24 oktober. Mocht u alsnog willen deelnemen aan deze FIN-werkgroep rond het thema Totaal (beleggings) Rendement Op Vermogen, neemt u dan contact op met het FIN-Bureau.
FONDSENBOEK / FONDSENDISK 2008 Het FondsenBoek en de FondsenDisk 2008 zijn medio oktober 2007 verschenen en kunt u voor € 39,50 resp. € 69,50 (FINledenprijzen) bestellen bij Walburg Pers (0575-513882)
ORANJE FONDS WINNAAR TRANSPARANT PRIJS 2007
Mocht u, wellicht in het kader van de viering van bv. een lustrum van uw fonds, de FIN-leden toch gastvrijheid in een nog nader te bepalen lokatie willen bieden, neemt u dan contact op met het FINBureau. Mocht u samen met andere fondsen, actief in dezelfde stad of in dezelfde sector, als gastheer willen optreden, dan vernemen wij ook dat graag.
Het Oranje Fonds is, net als in 2006, winnaar geworden in de categorie "Vermogensfondsen en overige instellingen". De eveneens genomineerde Mondriaan Stichting en Stichting Sluyterman van Loo werden resp. tweede en derde. Volgend jaar zal de categorie beperkt worden tot de vermogensfondsen pur sang, omdat een beoordeling samen met o.m. hybride instellingen (zowel vermogensfonds als fondsenwervende instelling) in de praktijk niet goed mogelijk is. War Child is opnieuw overall winnaar geworden van de Transparant Prijs 2007. De bijeenkomst in Madurodam, dit jaar voor het eerst door PwC in samenwerking met de Stichting Civil Society georganiseerd, werd opgeluisterd door een toespraak van oudminister Gerrit Zalm. Het Oranje Fonds wordt van harte geluk gewenst!
FIN Nieuwsbrief, december 2007
2
Het FIN-bestuur stelt het zeer op prijs als FIN-leden bereid zij als gastheer /-vrouw voor een ALV op te treden. Het toenemend aantal deelnemers aan onze ledenvergaderingen (in 2007 plm. 160 deelnemers) brengt echter met zich mee, dat weinig fondsen meer in de gelegenheid zijn zo’n groot aantal deelnemers gastvrijheid te bieden in een eigen lokatie.
OVERLEG MET HET KABINET Een delegatie namens het SBF-overleg heeft met de Minister-President en de Minister van Justitie overleg gevoerd over de activiteiten van de SBF en de belemmeringen die zij daarbij ondervindt. Dit overleg heeft inmiddels geleid tot een vervolgstap: een voorbereidend overleg met de heer drs. W. Buwalda van het coördinerend Ministerie van Justitie. In januari 2008 zal een eerste formeel overleg tussen de sector en een aantal ministeries plaatsvinden.
DATABANK FILANTROPIE Als onderdeel van een Europees project (Civil Society Systems / GuideStar) is in april 2007 een project van start gegaan dat moet leiden tot een Nederlandse Databank Filantropie. Initiatiefnemers zijn de vereniging van landelijk wervende fondsen VFI en het CBF (Centraal Bureau Fondsenwerving). Die laatste organisatie voert het project uit. Het ministerie van Justitie, FIN, ISF, Partos en Geven in Nederland ondersteunen de totstandkoming van de Databank Filantropie. Dit najaar wordt de site gebouwd en worden contacten met stake holders gelegd en onderhouden. Als de proef slaagt, volgt na oktober 2008, wanneer de test afloopt, een officiële lancering.
‘Impact-Driven Philanthropy” - Hoe effectief functioneren de Europese fondsen? In deze driedaagse werd stil gestaan bij de rol van vermogensfondsen en vond er een stevige discussie plaats over creativiteit versus zakelijkheid. De Summer Course is opgebouwd uit presentaties die het thema vanuit verschillende invalshoeken belichten. Er is ook een programma-onderdeel ‘workshops’ waarin deelnemers actief met elkaar aan de slag gaan om een case te behandelen (bv. het oprichten van een nieuw fonds; welke strategie kies je om het fonds effectief te laten opereren?). Het is buitengewoon inspirerend om met medewerkers, directies en bestuursleden van fondsen van allerlei Europese pluimage om de tafel te zitten. Hopelijk stimuleert deze informatie tot een toenemende belangstelling vanuit Nederland voor dit initiatief. Zodra de nieuwe data en het thema voor de EFC Summer Course 2008 bekend zijn, zullen wij u hiervan op de hoogte brengen via de Nieuwsbrief.
EFC SUMMER COURSE ’Impact-Driven-Philantrpy’ Ieder jaar organiseert de EFC (European Foundation Centre) de EFC Summer Course. Deze Summer Course duurt drie dagen en vindt plaats begin september. Dit jaar was de Summer Course op 3, 4 en 5 september 2007 in Heidelberg, Duitsland. Gastheer was de Universiteit van Heidelberg, Center for Social Investment. Dit centrum is recent opgericht door de Universiteit en een aantal grote fondsen en bestudeert de filantropie en non-profit sector. Ieder jaar kiest de EFC een ander thema voor de zomercursus. Dit jaar was dat
FIN Nieuwsbrief, december 2007
3
-------------VOORZITTERSWISSELING-----------Op donderdag 9 november jl. viel mr. J.H. (Jan) Scherphuis een staande ovatie ten deel, nadat FIN-bestuurslid drs. M.E.H. (Martine) Busch hem namens het FIN-bestuur tot Buitengewoon lid van de FIN had benoemd. Onder grote belangstelling vond in Hotel Oud London in Zeist de Algemene Ledenvergadering van de FIN plaats, die in het teken stond van het terugtreden van voorzitter Scherphuis. Hij wordt na een bestuursperiode van zes jaar opgevolgd door dr. M.C.E. (Rien) van Gendt.
Jan Scherphuis en zijn echtgenote en Rien van Gendt
Theo Schuyt
Martine Busch
De heer Scherphuis werd door mevrouw Busch, prof. dr. Th. Schuyt (VU), mr. J.M.Chr. Klok (SBF-overleg), mr. A.F.P. Oudijn (Ministerie van Financiën) en mevrouw H. Surmatz (European Foundation Centre) neergezet als een bestuurder die met grote gedrevenheid én dossierkennis de FIN in de afgelopen jaren op de kaart had gezet. Dossiers als de ANBIregeling en de Bronheffing werden door hem met grote daadkracht opgepakt. Het verder structureren van het overleg van -met de FIN vergelijkbare- koepelorganisaties in andere Europese landen (het huidige DAFNE - Donors and Foundations Network Europe) komt voor een groot deel voor zijn rekening.
Jacques Klok
Hanna Surmatz Arno Oudijn
- Jacques Klok: “…… Belangrijk hierbij was het voorzitterschap * van Jan Scherphuis, waardoor het mogelijk bleek enkele scherpe kantjes weg te poetsen, zoals de verschillen in opvattingen en waardering over het CBF-keur en over de plaats van de eerder genoemde internationale wetgeving……” * van het overleg van VFI, FIN, ISF en CIO-K FIN Nieuwsbrief, december 2007
4
- Arno Oudijn: “…… Wat mij in die gesprekken opviel Jan, was dat jij heel duidelijk was in je standpunten. Je was strijdbaar, kwam op voor de belangen van de leden van de FIN. Maar daarbij was je heel fair en had je oog voor het belang van een open dialoog……….” - Hanna Surmatz "As chair of the FIN you were the driving force behind the creation of DAFNE, the Donors and Foundations' Networks in Europe (DAFNE). With your help something grew together that no one would have thought possible several years ago. National associations of foundations and donors have in 2006 formed a European network and have engaged in an active partnership with the European Foundation Centre (EFC)”
Na de ALV overhandigden prof. dr. M.H.D. van Leeuwen (IISG) en de initiatiefnemer, de heer J. Meihuizen (Le Clercq Stichting) aan de heren Scherphuis en Van Gendt de eerste exemplaren van het boek Filantropie in Nederland: een historisch overzicht van de filantropie in Nederland met zelfs een vooruitblik naar 2020.
De heren Scherphuis, Meihuizen, Van Gendt en Van Leeuwen
…..feestelijke lunch…..
Prof. dr. P. Schnabel, directeur Sociaal en Cultureel Planbureau, prikkelde vervolgens als gastspreker de leden en genodigden met een aantal markante uitspraken. Zo daagde hij de vermogensfondsen uit eens op te houden om op te potten voor slechtere tijden, ook als die er niet zijn! Met veel verve gaf hij zijn gehoor de nodige gesprekstof tijdens de feestelijke lunch in een sfeervol Oud London, waar de leden een toost uitbrachten op de scheidende voorzitter en de aangetreden voorzitter die zich zeer welkom mag voelen. Paul Schnabel
Fotografie: Willem Sluyterman van Loo
FIN Nieuwsbrief, december 2007
5
------------TOESPRAAK PAUL SCHNABEL-----------Prof.dr. P. (Paul) Schnabel is directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en tevens voorzitter van het Fonds Psychische Gezondheid. Wij waren blij dat hij zijn kennis en ervaring met ons wilde delen met een speech ter gelegenheid van het afscheid van Jan Scherphuis op 9 november jl. Omdat zijn toespraak vele FIN-tongen losmaakte, hebben wij de hoofdpunten van zijn speech nog eens op een rijtje gezet. FONDSEN, HEDEN EN VERLEDEN Filantropie en goede doelen bestaan al heel lang in Nederland. Er is van oorsprong een grote bereidheid tot geven, maar het gaat meestal om kleine bedragen. Maar de afgelopen 30 jaar is een stijgende groei waarneembaar in het aantal nieuwe fondsen en nemen fondsen in maatschappelijk opzicht een prominentere plek in. De manier van werken is drastisch veranderd. Vroeger zag je vaak één directeur met één administratrice. De directeur adviseerde het bestuur, maar het bestuur was volgzaam. Dossiers werden gesloten zodra gelden geplaatst waren. Je kunt niet zeggen dat er slordig gewerkt werd. Wel was er sprake van enige willekeur omdat vaak één persoon besliste, en van een beleid zelden sprake was. Nu beschikken de meeste bureaus over meer personeel. Er is een korte en lange termijn beleid geformuleerd. Er zijn afspraken gemaakt over werving van geld, bestedingsgebieden, voorlichting en preventie, monitoring en evaluatie van projecten. Fondsen zijn systematischer en effectiever geworden en durven kritischer naar de eigen organisatie te kijken. Het imago, de manier waarop tegen fondsen aangekeken wordt is in de afgelopen 30 jaar enorm veranderd. Vroeger vond men dat de taken van fondsen eigenlijk bij de overheid ondergebracht moesten worden en dat particulieren en zeker bedrijven niet over zulke bestedingen mochten beslissen. Fondsen waren bovendien onvoldoende zichtbaar. Men wist ze niet te vinden en de fondsen wisten de bestedingsgebieden ook niet zo goed te vinden. Er was geen fondsenboek, er waren geen professionele subsidiezoekers of fondsenwervers. Bovendien werd het als ‘not done’ ervaren om bij een fonds aan te kloppen. Het kon zijn dat het om ‘bloedgeld’ ging dat misschien wel uit Indië was geperst. Men vermoedde dat er goed gedaan moest worden met slecht geld. Vandaag de dag zijn fondsen zichtbaarder, toegankelijker, actiever en is het stigma van toen volledig verdwenen. Zowel de samenleving als de overheid vinden het tegenwoordig van groot belang dat niet alleen de overheid bijdraagt aan goede doelen, maar dat het ook een taak is van particulieren en bedrijfsleven. Iedereen heeft ook de weg naar de fondsen gevonden. Ook een nieuwe ontwikkeling is dat fondsen steeds meer inzicht in vermogen en bestedingen geven, niet meer alleen in percentages per toedelingsgebied, maar ook in feitelijke bedragen. Je ziet een toename van buitenlandse wervende fondsen op de Nederlandse markt. Deze worden in de fondsenwereld als storend ervaren. Gevers willen steeds vaker zelf het beheer van de bestedingen voeren. Zij willen zelf weten wat er met het geld gebeurt en kijken er ook steeds zakelijker naar: is het allemaal wel efficiënt en effectief?
FIN Nieuwsbrief, december 2007
6
OPPOTTEN Vermogensfondsen leggen graag grote reserves aan voor ‘slechte tijden’, die maar niet willen komen Ook hanteert men soms wel erg geïnflateerde inflatiecijfers. Ik vind dat fondsen meer uit moeten geven en minder een ‘beleggersclub’ moeten zijn. Aan de andere kant mag er ten dele toch ook wel riskanter – en dus tegen een hoger rendement – belegd worden dan men meestal geneigd is te doen. BENCHMARKING Bij de toenemende professionalisering van fondsen rijst de vraag of je dan ook de beste bent. Benchmarking in deze branche is moeilijk uitvoerbaar. Dit komt door: Diversiteit aan fondsvormen. Diversiteit aan bestedingsgebieden. Diversiteit aan hoe bestedingsgebieden bediend worden door andere fondsen, of juist niet. Uiteindelijk staat een aantal vragen centraal. Doen wij de goede dingen? Voeren wij deze goede dingen goed uit? Wie doet dat het beste? Waarom is dit fonds het beste en wat kan ik daarvan leren? Hier gaat het steeds om, zodat het idee dat achter het beschikbaar stellen van het geld heeft gezeten, zo goed mogelijk gediend wordt. Zodat er een zo groot mogelijke vrucht van zal komen en dat de samenleving daar een zo groot mogelijk voordeel van zal hebben. ‘Best in class’ willen zijn, zal niet altijd lukken, maar onder de mediaan moet niemand willen zitten. INEFFICIËNTE VEREEUWIGING OF TIJDELIJKE DOELTREFFENDHEID Er is altijd al een merkwaardig spanningsveld geweest tussen de hang naar eeuwigheid en het oppotten van gelden enerzijds, en de relatief kleine bedragen die daardoor jaarlijks besteed kunnen worden anderzijds. Immers, een fonds voor de eeuwigheid levert een voorzichtig rendement op minus bureaukosten en minus inflatiecorrectie, die veelal hoger ligt dan de inflatiecorrectie bij de Nederlandse Bank of het CPB. Veelal is het rendement ook gering omdat fondsen geneigd zijn zeer defensief te beleggen. Ik vraag mij af of het verstandig is om nalatenschappen van beperkte omvang voor de eeuwigheid vast te zetten. Ik denk dat het goed zou zijn om ‘sunset foundations’ op te richten met een beperkte levensduur en een gelimiteerde besteding. Zulke projectmatige fondsen zouden een model voor de toekomst kunnen zijn, met name als het gaat om hele specifieke doelstellingen. Het resultaat komt dan ook sneller en is zichtbaarder en meetbaarder. Juist dit snelle resultaat en deze grote zichtbaarheid zouden emotioneel gezien een compensatie kunnen bieden voor het verlies van ‘eeuwigheid’. Het motto zou kunnen zijn: ‘Hebt u geld, doe er dan meer mee in minder tijd!’. SCHAALVERGROTING Het aantal fondsen op naam groeit enorm. Kijk bijvoorbeeld naar het Prins Bernhard Cultuurfonds – meer dan 200 fondsen op naam - en naar het feit dat er een heel boekwerk is met fondsen op naam. Deze fondsen zijn vaak klein en ik vraag mij af of de drempel niet verhoogd zou moeten worden, want zo is een naam wel heel goedkoop te vereeuwigen. Sticht nou niet iedere keer weer een apart fonds. Die neiging is juist groot bij mensen die een ‘comfortabel’ leven leiden maar niet schatrijk zijn. Men zou deze mensen kunnen stimuleren om zich bij een bestaand fonds aan te sluiten. Ik denk dat het van groot belang is dat fondsen op naam zich aansluiten bij grotere fondsen en stichtingen. Dit levert een beter beheer, effectiever gebruik en professionelere selectie, een overall kwaliteitsverbetering. Het grote probleem hierbij is dat de gever zich vaak verbonden en betrokken wil voelen met het goede doel. Men onderschat daarbij echter dat het beheer, de selectie, de organisatie en kwaliteitscontrole serieus werk is geworden. Juist wanneer mensen een emotionele betrokkenheid bij een donatie voelen, is het moeilijk om uit te leggen dat met een paar miljoen nog geen deuk in een pakje boter te slaan is wanneer het bijvoorbeeld gaat om medisch onderzoek. Bovendien kan men onvoldoende beoordelen waar in het onderzoeksveld nu juist behoefte aan is. FIN Nieuwsbrief, december 2007
7
Gelukkig zijn er ook fondsen die groeien naar bestedingen in de richting van 80 tot 100 miljoen euro per jaar. Dat zijn aanzienlijke bedragen vooral wanneer je in ogenschouw neemt dat fondsen liever geen geld besteden aan exploitatiekosten. Dit betekent dat het geld alleen besteed wordt aan projecten, aan de inhoud van het werk. En alhoewel Nederland geen ‘Bill & Amanda Gates Fonds’, ‘Willlcome Fund’ of iets van een dergelijke omvang kent, zijn bijvoorbeeld het VSB-fonds en het Reaal Fonds partijen die ook internationaal gezien een behoorlijke omvang hebben. PLAATSBAARHEID VAN BESTEDINGEN Een merkwaardige ontwikkeling is dat geld steeds moeilijker geplaatst kan worden bij projecten, omdat de bedragen te groot zijn voor projecten en er eerder behoefte is aan sponsoring van de exploitatiekosten. Bovendien is het aantal bestemmingen gekrompen omdat de overheid bepaalde taken heeft overgenomen. Het is belangrijk om te blijven zoeken naar niches, nieuwe ontwikkelingen, patiënteninitiatieven, verbindingen met gebieden waar de financiering niet gegarandeerd is via de AWBZ, nieuwe ontwikkelingen die misschien mogelijk zijn op het gebied van behandelingen die nog niet ondersteund worden door verzekeraars of preventie en voorlichtingsactiviteiten waarbij financiering altijd een probleem is. De marge waarbinnen je kunt opereren verkleint echter naarmate een gebied beter georganiseerd is, zoals binnen het officiële zorgsysteem. Bovendien is de kennis van fondsen ten aanzien van het doelstellingsveld vaak beperkt en dragen fondsen hun doelstellingen onvoldoende uit. Men weet u niet te vinden. U weet de bestemming niet te vinden of kan de bestemming niet beoordelen. Bij vermogensfondsen zie je dit verschijnsel sterker optreden dan bij wervende fondsen die vaak juist een sterke band hebben met de sectoren die zij steunen. Het lijkt mij ook raadzaam om een verdeelsleutel te hanteren, zodat zichtbaar is wat er per kwartaal besteed moet worden, in plaats van te wachten op die ene fantastische bestemming, die zich aan het eind van het jaar toch weer niet gemeld heeft. POTENTIËLE MARKT Kijkend naar de statistieken van het Sociaal en Cultureel Planbureau zie ik dat Nederland 1,6 miljoen huishoudens boven de 65 telt. Ongeveer de helft daarvan heeft een eigen huis. In de meeste gevallen is dat huis inmiddels vrij. Daarnaast hebben juist de huiseigenaren gemiddeld negentigduizend euro aan vrij kapitaal. En dit is volgens een meting van vijf jaar geleden. Er is dus een behoorlijke groep mensen waarvan de verwachting is dat zij een aanzienlijke nalatenschap zullen achterlaten. Veelal gaat zo’n nalatenschap naar kinderen, maar een aantal is kinderloos of vindt dat de kinderen al genoeg hebben (mee) gekregen. Daar ligt een interessante wervingsmarkt voor bestaande fondsen! BESTRIJDING VAN HET ‘MATTHEÜS EFFECT’ Iedereen weet het, er zijn populaire en onpopulaire goede doelen. We zien dat kunst, cultuur en wetenschap (tenzij specifiek toegespitst op een bepaalde ziekte), ziektes zoals depressie, schizofrenie, fobieën, maag- darm- en leverziektes etc., zaken die mensen het leven bijna onmogelijk maken, toch geen populaire bestedingsgebieden zijn. Men wil zich daar vaak ook niet mee associëren of niet inzien dat dit ernstige aandoeningen zijn. Deze noden komen sterk tekort terwijl de schade en het gewicht van deze ziektes enorm is. Kun je echter de combinatie kinderen en kanker maken, dan verzeker ik u dat het Mattheüs effect in volle omvang optreedt. Zij die meer hebben, krijgen nog meer. Daar is geen rationaliteit voor, dit wordt heel sterk geleid door emotie. Ik vind het een taak van fondsen om erop te wijzen dat er ook andere noden zijn en dat er tekorten zijn op terreinen waar het echt wat uitmaakt wanneer daar fors wordt gedoneerd. Dat je daarmee een onderscheid kunt maken als fonds. Dat het niet zinvol is om altijd te schenken aan dezelfde doelen. Notarissen zouden hier ook op kunnen wijzen en zich hierin wat creatiever kunnen opstellen. U zou zelf reclame kunnen maken en actief kunnen aangeven waarvoor u sponsoring zoekt. Er bestaat nu al een spot met de mooi doorrookte stem van Rein Edzard die oproept om FIN Nieuwsbrief, december 2007
8
goed te doen na uw dood. Maar deze oproep is heel breed en algemeen. Ik denk dat het goed zou zijn om zo’n oproep specifieker te maken of om per jaar in te zetten op een specifiek bestedingsgebied waarvan bij u bekend is dat er tekorten zijn. VOLGZAAMHEID Fondsen zijn ten aanzien van de overheid vaak veel te volgzaam en ook ten opzichte van het veld vaak veel te gehoorzaam . Er is te weinig bewustzijn ten aanzien van de eigen onderhandelingspositie. Juist deze positie – geld! - maakt het mogelijk om eens ergens tegenin te gaan of om een vertrouwd persoon te belasten met de besteding volgens uw doelstellingen. Zo kunnen interessante nieuwe projecten opgezet worden. Dit zie je bijvoorbeeld terug bij de Gates familie, die zelf keuzes maakt en het niet interesseert voor de overheid daarvan vindt. Ook als de overheid het fonds het werk wil laten doen, denk ik dat men zich bewust moet zijn van de onderhandelingspositie. U beheert immers het geld. Dat betekent dat u eisen kunt stellen en afspraken kunt maken. Juist bij onderhandelingen met de overheid is het zeer aan te bevelen om hele harde afspraken te maken, voorzien van de nodige sancties. De overheid verandert de regels van het spel nogal eens terwijl u aan het spelen bent. Daar wilt u niet het slachtoffer van worden. Ook in het veld is het niet nodig om u volgzaam op te stellen. Ook al gedragen partijen zich vaak zo alsof het schandelijk zou zijn dat u over bestedingen beslist en dat zij daar zelf geen zeggenschap over hebben. Ik adviseer u zich daar niets van aan te trekken. Dat bepaalt mede uw professionaliteit. Verras het veld maar en doe eens eigenwijs. Het is uw geld. BELASTINGDIENST ‘Wie geen A heeft mag B verwachten’. Wie geen Activiteiten heeft, zeker binnen de nieuwe wetgeving, mag er op rekenen dat de Belastingdienst geen geloof meer hecht aan het goede doel dat gediend zou moeten worden. De overheid gaat de komende jaren via de Belastingdienst steeds gerichter controleren of er geen sprake is van slapende fondsen of één keer per jaar ‘etende’ fondsen. Activiteiten moeten echt zichtbaar zijn, er moet een overtuigend beleidsplan zijn, er moet een uitgavenpatroon zijn dat geloofwaardig is in relatie tot het vermogen waarover u beschikt. Ik vind dat accountants en vermogensbeheerders een verantwoordelijkheid hebben om fondsen daarop te wijzen, zodat een hinderlijk bezoek van de Belastingdienst vermeden kan worden. BIJLAGE Wat mooi aansluit op de toespraak van Paul Schnabel is een artikel dat gepubliceerd werd in de New York Times op 12 november jl. Een kopie van dit artikel treft u als bijlage bij deze Nieuwsbrief aan.
FIN Nieuwsbrief, december 2007
9
-------------FILANTROPIE IN NEDERLAND-----------Voorbeelden uit de periode 1770 - 2020 Door Jacqueline Detiger Na afloop van de Algemene Ledenvergadering op 9 november jl. in Hotel Oud London overhandigden de heren prof. dr. M.H.D. van Leeuwen (IISG) en J. Meihuizen (Le Clercq Stichting) het eerste exemplaar van Filantropie in Nederland aan de scheidende en nieuwe FIN-voorzitter. Reden genoeg om aan de heer Van Leeuwen enkele vragen voor te leggen. Hoe zijn jullie gekomen tot het schrijven van dit boek? Vibeke Kingma en ik onderzoeken beiden de geschiedenis van de filantropie in Nederland. Vibeke schrijft een proefschrift over filantropie in de Zaanstreek in de 19e en 20e eeuw. Ik onderzoek al jaren verschillende aspecten van de geschiedenis van de filantropie in heel Nederland in de afgelopen vijf eeuwen. De geschiedschrijving van de filantropie als branche en niet die van een afzonderlijke instelling- over de afgelopen eeuwen staat nog in de kinderschoenen. Het is eigenlijk vreemd dat zo’n werk er nog niet is. Dit boek vormt de aanzet tot het schrijven van die geschiedenis. Er wordt overigens veel behandeld in het boek: Open het dorp, het allereerste Nederlandse museum (nee, niet het Teylers), Zending in Egypte, de Tsunamiactie, Tweehonderdtwintig jaar Nut van het Algemeen, Geven door bedrijven, christelijke liefdadigheid in bijvoorbeeld de vorm van gevangenzorg, het ontstaan van het CBF, enzovoort. Het boek begint in 1770 en eindigt met een kleine toekomstvoorspelling mede op basis van de historische trend over de ontwikkelingen tot 2020.
welkom was, en het boek is de oogst van die bijeenkomsten. Een behoorlijke bijdrage is daarbij geleverd door deelnemers aan het vak Geschiedenis van de Filantropie van de PAO Filantropie aan de VU.
Hoe ben je gekomen tot de keuze van de onderwerpen/hoofdstukken? Het maken van een bundel is een mengeling van toeval en beleid. Beleid was historische reflectie over de filanropie in de laatste twee eeuwen. De verschillende hoofdstukken nodigen daartoe uit, en behandelen thema’s die ook nu van belang zijn in de filantropie. Er was ook een element van toeval. We hebben een tweetal bijeenkomsten georganiseerd waar iedereen die een bijdrage wilde leveren
Als je naar de ontwikkeling van de filantropie kijkt in de afgelopen twee eeuwen welke zaken zijn je dan opgevallen? Drie zaken springen direct in het oog: de toename van het aantal filantropische instellingen, de spectaculaire groei van hun verscheidenheid en, daarmee samenhangend, de sterk afgenomen, maar niet verdwenen, rol van de armenzorg. Dat het aantal filantropische instellingen sterk is toegenomen staat buiten kijf, maar precies documenteren kunnen we het nog niet. Dat zou een veel groter onderzoek vergen. Niet alleen het aantal filantropische instellingen, maar ook hun verscheidenheid is toegenomen, en wel sterk. Aan het begin van de periode die deze bundel bestrijkt, was de eeuwenoude charitas bij verre de belangrijkste vorm van filantropie. Nu was het begrip ruimer dan men thans geneigd is te denken. Er vielen bijvoorbeeld uitgaven aan zieken en gehandicapten onder die wij thans onder gezondheidszorg rekenen. Maar van de enorme verscheidenheid in doelstellingen van de hedendaagse filantropie in Nederland was toch ook weer geen sprake. Van de meer dan 4,4 miljard euro (in 2005) die -zo blijkt uit het Geven in Nederland (GIN) - onderzoek van Theo Schuyt - thans aan filantropie wordt uitgegeven, heeft slechts ongeveer een tiende betrekking op maatschappelijke en sociale doelen, waartoe men de charitas kan rekenen Het werkterrein van de filantropie in Nederland heeft zich in de afgelopen twee eeuwen enorm uitgebreid.
FIN Nieuwsbrief, december 2007
10
Met het oog op de Kerstdagen: waarom zouden leden van de FIN -en dan met name de vermogensfondsen- dit boek onder de Kerstboom moeten vinden? Waarom is zo’n geschiedschrijving eigenlijk belangrijk? Is het niet belangrijker dat er thans wordt gegeven en dat de branche een maatschappelijke kracht van de eerste orde blijft? Wel, dat is ook zo, maar de geschiedenis van de filantropie is niet alleen van belang voor wie in het verleden is geïnteresseerd, al is dat op zich al een prima reden om dit werk aan te schaffen: velen vinden het aangenaam over de geschiedenis van hun werk of roeping te lezen. Daarnaast is het overzien van vaak langlopende transformaties fascinerend. De paden die de filantropie thans betreedt vinden hun oorsprong in het verleden en hun begaanbaarheid en richting is, in niet onbelangrijke mate, in het verleden gevormd. Door de verschillende hoofdstukken lopen enkele rode draden, die ook zowel voor de historische als de hedendaagse filantropie van belang zijn. Ten eerste, wat doet, en deed, de filantropische sector en hoe. Ten tweede, waarom gaven en geven Nederlanders aan goede doelen en onder welke voorwaarden doen ze dat? Ten derde, wat is en was de verhouding tot de overheid en de staat? De geschiedenis geeft weliswaar geen pasklare antwoorden maar soms doen dezelfde dilemma’s zich telkens voor en is het aardig om te zien welke historische bepaalde antwoorden er op klassieke vragen werden gegeven.
aandacht zich van de klassieke charitas naar alle vormen van filantropie. Ik werk thans zowel op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis als aan de Universiteit Utrecht, als bijzonder hoogleraar. Ik probeer algemene vragen te stellen, zoals een sociaalwetenschapper dat doet, maar geef antwoorden als historicus. Ik werk aan verschillende aspecten van sociale geschiedenis, maar probeer toch ook voldoende tijd te vinden om delen van de geschiedenis van de filantropie te blijven bestuderen. En om anderen daartoe te stimuleren. Mijn einddoel is te komen tot een standaardwerk over de rijke geschiedenis van de filantropie in Nederland van de Gouden Eeuw tot heden. We zijn nu ook bezig te kijken hoe dat vorm zou kunnen krijgen, en wie mee wil denken is welkom. Het is een hele klus, maar ik wil het graag, en ik denk dat het goed is om te laten zien dat filantropie in ons land diep geworteld is, en niet alleen nu maar ook in de Gouden Eeuw bloeide, en wat de oorzaken daarvan zijn geweest. ‘Filantropie in Nederland’ is een uitgave van Uitgeverij Aksant (www.aksant.nl en
[email protected]). Het boek telt 218 pagina’s (ISBN 978-90-5260-271-4) en kost € 19,90
Wat vonden jullie uitdagend aan het schrijven van dit boek en wat vond je lastig? De uitdaging was om een breed beeld te schetsen van het onderzoek dat momenteel op het terrein van de geschiedenis van de filantropie wordt gedaan. Het lastigste was om alle bijdragen op tijd binnen te krijgen, maar dat is gelukt. Kan je nog iets over jezelf vertellen? Mijn allereerste artikeltje -twintig jaar terug- ging over armenzorg aan het eind van de achttiende eeuw, mijn proefschrift over armenzorg in de eerste helft van de negentiende eeuw en gaandeweg ben ik me zowel voor de vroegere periode (de Gouden Eeuw) als voor de twintigste eeuw gaan interesseren. Ook verbreedde mijn FIN Nieuwsbrief, december 2007
11
POST ACADEMISCHE OPLEIDING ‘PHILANTHROPIC STUDIES’ Module Geschiedenis start januari 2008 Sinds november 2001 verzorgt de Werkgroep Filantropische Studies van de Vrije Universiteit Amsterdam onder leiding van Prof. dr. Theo Schuyt de Post Academische Opleiding (PAO) ‘Philanthropic Studies’. De opleiding bestaat uit een zestal modules, waar in elk verschillende aspecten van de filantropische sector centraal staan. Al vier lichtingen hebben inmiddels het diploma in ontvangst mogen nemen en is zeer tevreden over de geboden opleiding. Eén van de redenen van de werkgroep Filantropische Studies om de Post Academische Opleiding te starten, is dat de filantropische sector zich steeds meer ontwikkelt tot een zelfstandige sector. Om het functioneren van de huidige filantropische sector te begrijpen is het van belang om zicht te krijgen op elementen als de geschiedenis, de structuur, de politieke en economische rol alsmede op de normen en waarden van de filantropische sector in Nederland. De PAO Philanthropic Studies beoogt een wetenschappelijke verdieping van deze elementen te geven. In deze zin is de PAO het eerste geïntegreerde universitaire onderwijsaanbod op dit terrein waar de vraag naar het 'waarom' richtinggevend is. Hiermee onderscheidt zij zich van andere opleidingen waar de vragen van het 'hoe' primair zijn. De PAO Philanthropic Studies is bedoeld voor professionals en bestuurders van de filantropische sector; professionals en bestuurders uit de gesubsidieerde nonprofit sector; vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven die bij corporate philanthropy betrokken zijn; vertegenwoordigers van banken en vermogensbeheerders en voor vertegenwoordigers van de overheid (ministeries, provincies en gemeenten). Voor deelname aan deze opleiding is minimaal HBO-niveau vereist.
Nederland en Europa(!) uniekecombinatie van theoretische inzichten ontleend aan verschillende disciplines, toegesneden op de filantropische sector. De PAO Philanthropic Studies is opgebouwd uit zes modules die verzorgd zullen worden door de Werkgroep Filantropische Studies in samenwerking met VU-faculteiten Rechtsgeleerdheid, Economie en Econometrie, Letteren en Wijsbegeerte. Begin november 2007 is de zesde lichting van de PAO Philanthropic Studies van start gegaan. In januari 2008 wordt de module De Geschiedenis van de Filantropie (door prof. dr. M.H.D. van Leeuwen) aangeboden. Voor geïnteresseerden zijn er vouchers beschikbaar, die eenmalig het recht geven op het gratis volgen van twee colleges PAO Philanthropic Studies. Besluit u na deze twee colleges de gehele module te volgen dan krijgt u hierop een fikse korting. Voor informatie kunt u terecht bij: Drs. Marieke de Boer Vrije Universiteit FSW/Werkgroep Filantropische Studies De Boelelaan 1081 1081 HV Amsterdam tel: (020) 598 6782 fax: (020) 598 6810 email:
[email protected] www.geveninnederland.nl
Wat deelnemers zich in deze PAO verwerven is een specifieke -en voor FIN Nieuwsbrief, december 2007
12
-------------------LEREN EVALUEREN-----------------Door Jacqueline Detiger Op vrijdag 5 oktober 2007 vond na maanden van intensieve voorbereiding het tweede FIN-Symposium Evalueren van Projecten plaats. De grote opkomst (voor het eerst géén no-shows!) gaf de organisatie veel voldoening. Deelnemers waren dit keer bestuurders, directeuren én bureaumedewerkers van 100 fondsen. Door de gulle gastvrijheid van Stichting Levi Lassen kon de FIN gebruik maken van het Parkhotel in Den Haag.
↑ Henk Smit, Georg Frerks, Lianne Peters ← Dorus Lippmann, St. Levi Lassen met meetlint ‘evaLuEREN’
Het ochtendprogramma werd ingevuld door twee gastsprekers van formaat: de heer Henk Smid, directeur van ZonMW (Zorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen) en de heer Georg Frerks, professor Rampenstudies Wageningen Universiteit en docent Evaluatie bij de opleiding Philanthropic Studies van de Vrije Universiteit. De heer Smid beschreef hoe het evalueren bij ZonMW te werk gaat en besprak dit aan de hand van een concreet project. Vooral voor de grote fondsen die ook actief zijn op het terrein van de gezondheidszorg was deze lezing interessant. De heer Frerks nam de deelnemers nog even bij de hand en hield een kort college over wat evalueren nu eigenlijk inhoudt, wat voor evaluatiemethodes er zijn, welke voorwaarden gelden voor een goede evaluatie en met welke valkuilen rekening gehouden moet worden. Na afloop werden de heren aan de tand gevoeld door dagvoorzitter Lianne Peters (KF Hein Stichting), waarbij enig vuurwerk uitbleef. Het was duidelijk dat beide heren voorstander zijn van evalueren, waarbij de heer Frerks nog wel duidelijk aangaf dat we het ons zelf niet moeilijker moeten maken dan noodzakelijk is. Na deze introductie in de theorie van het evalueren kwam de praktijk aan bod. Michel Nivard (Fonds 1818) en Aukje Leemeijer (Leemeijer Advies) hielden een heldere presentatie over het nieuwe evaluatieformulier dat is ontwikkeld door Fonds 1818, Oranje Fonds, Stichting Doen, Jantje Beton en VSBfonds.
Met als doel ‘we kunnen het makkelijker en leuker maken voor de aanvrager’ is er nu een standaard evaluatieformulier ontwikkeld dat gebruikt kan worden door vermogensfondsen. Bedoeling is dat aanvragers dit formulier maar één keer hoeven in te vullen en dat de verschillende fondsen die aan een project hebben bijgedragen dit formulier accepteren. Daardoor is er minder werk aan de winkel voor de aanvrager. Door het gezamenlijk invullen van het formulier komt er een dialoog op gang tussen aanvrager en gever. Dit kan het uitvoeren én het uiteindelijke resultaat van het project ten goede komen. NAAR EEN GEZAMENLIJK EVALUATIEFORMULIER Tips en leerpunten Doen: Een standaard evaluatieformulier echt beperken tot de essentie. Het gaat erom de bijzonderheden en leerpunten eruit te halen; niet alles hoeft uitgebreid te worden beschreven. Zorgen dat aanvraagformulier en evaluatieformulier met elkaar stroken (m.b.t. inhoud én formulering). Als fonds tijd en energie investeren om een goede evaluatiepraktijk te ontwikkelen. Maak intern heldere afspraken, zorg voor een trekker/projectleider en evalueer de voortgang en resultaten regelmatig. Na ontvangst bij voorkeur een korte reactie aan aanvrager geven. Werken met een digitaal evaluatieformulier. Niet doen: Alle projecten evalueren. Ook hierin is beperking belangrijk. Bepaal vooraf zorgvuldig welke projecten er geëvalueerd worden en waarom. Het formulier gaandeweg toch weer uitbreiden met nieuwe vragen. Teveel op instrumenten focussen, en onvoldoende aandacht besteden aan de achterliggende visie en de ideeën over het gebruik in de praktijk. Financiële consequenties verbinden aan inhoudelijk minder geslaagde projecten. Vragen of meer informatie? Namens de deelnemende fondsen: Michel Nivard, Fonds 1818,
[email protected] We werden allemaal weer eens met beide benen op de grond gezet door de ‘uitsmijter van het lezingengedeelte’, Ignaz Anderson (Iona Stichting). Evalueren is prima, maar niet als het leidt tot een machtsverhouding en meer toezicht. De Iona Stichting streeft naar een gelijkwaardige relatie met de aanvragers. Als er een goede communicatie en regelmatig overleg is met de ontvangende partijen dan zijn strakke evaluaties niet nodig, zo hield Ignaz Anderson de leden voor. Na de vorige sprekers was het alsof er door zijn uitspraken wat spanning van de toehoorders afviel. De meeste fondsen houden zich immers nog niet -of met mate- bezig met het evalueren van projecten. Dat evalueren niet altijd hoeft, sprak de aanwezigen wel aan en het aannemen van deze theorie van ‘de School van Anderson’ gaf zeker wat lucht. Na het plenaire gedeelte was er werk aan de winkel: de deelnemers werden aan de hand van prikkelende teksten (en bijpassende tafelaankleding!!) ingedeeld in rondetafel-groepen. In twaalf groepen van acht personen werd anderhalf uur stevig gediscussieerd over wat de fondsen doen aan evaluatie, wat ze zouden willen doen en de problemen waar ze tegenaan lopen. Als ‘tool’ hadden de tafelvoorzitters een prachtig flow-schema tot hun beschikking. Dit schema is speciaal ontworpen door de FIN-bestuursleden Martine Busch (Stichting De Zaaier) en Lianne Peters (KF Hein Stichting).
FIN Nieuwsbrief, december 2007
14
De tafelvoorzitters met hun tafelmarkering.
Na anderhalf uur was de koek zeker nog niet op. Het was duidelijk dat de deelnemers veel waarde hechten aan een dergelijke vorm van interactie en dat ze graag meer tijd hadden willen hebben voor de werkgroepen. Dit bleek ook uit de nabeschouwing met de tafelvoorzitters en de symposiumcommissie. De wens is de volgende keer het accent te verleggen van de lezingen naar grotere zelfwerkzaamheid en interactie.
Volop interactie aan de ronde tafels.
Het organiseren van een symposium voor een heel divers gezelschap als de FIN (grote / kleine fondsen; fondsen die wel of niet ondersteund worden door een bureau) is geen sinecure. Sommige fondsen zijn immers al heel ver met evalueren en een dergelijk symposium houdt hun een spiegel voor en bevestigt dat ze op de goede weg zijn. Voor vele andere fondsen is het symposium aanleiding om het onderwerp eens op de agenda van een bestuursvergadering te zetten. Een derde categorie is ingenomen met het standaard evaluatieformulier; zij hoeven immers niet opnieuw het wiel uit te vinden en kunnen met het formulier in de hand snel aan de slag. De enthousiaste reacties in de weken na het symposium stimuleren tot het verder bijstellen van de formule van het jaarlijkse FIN-symposium. FIN Nieuwsbrief, december 2007
15
Alle deelnemers ontvingen een congresmap met uitgebreide informatie over Evalueren én als geheugensteun een meetlint met daarop de tekst evaLuEREN. Het volgende symposium vindt –traditiegetrouw!- plaats op de 1e vrijdag van oktober. Reserveert u nu alvast vrijdag 3 oktober 2008 in uw agenda: FIN-Symposium?!
De Stichting Nationale Goede Doelen Test (SNGDT) is onlangs van start gegaan met een nieuwe activiteit: de CHAMP-experience. De CHAMP-Experience is een bijeenkomst van ruim een halve dag waarin directeuren en medewerkers van goede doelen organisaties (GDO’s) op weg geholpen worden met het toepassen van CHAMP. CHAMP (CHarity Assesment Method of Performance) is een door de SNGDT ontwikkelde methode waarmee GDO’s beter inzicht kunnen krijgen in hun prestaties. Dit inzicht is om twee redenen cruciaal voor het optimaal functioneren van GDO’s: (a) zonder een goed inzicht is het onmogelijk om op een gestructureerde manier de prestaties van een GDO te optimaliseren; en (b) donateurs en andere stakeholders van GDO’s vragen in toenemende mate om een adequaat inzicht in de geleverde prestaties. Naast het verschaffen van inzicht in de eigen prestaties is CHAMP specifiek voor vermogensfondsen ook nuttig om donatie/sponsor-aanvragen te beoordelen. Op 27 september jl. heeft de SNGDTeen eerste CHAMP-experience bijeenkomst georganiseerd voor een achttal GDO-directeuren. In de komende zes maanden zullen voor verschillende doelgroepen CHAMP-experience bijeenkomsten georganiseerd worden. Specifiek voor directeuren en medewerkers van vermogensfondsen zullen er in de eerste helft van 2008 (afhankelijk van de belangstelling) CHAMP-voor-Vermogensfondsen bijeenkomsten worden georganiseerd. Door middel van onder meer een uitdagende management-game leert men tijdens deze bijeenkomst hoe een goed inzicht verkregen kan worden in de prestaties van de organisatie en hoe dit inzicht gebruikt kan worden bij het bepalen van beleid en voor het afleggen van verantwoording aan het bestuur en donateurs. Ook leren de deelnemers tijdens de bijeenkomsten hoe men met behulp van CHAMP donatie/sponsor-aanvragen kan beoordelen. De bijeenkomsten worden geleid door Hans Gierkink (partner van Adviesbureau Change-Up met een brede ervaring als adviseur in de goede doelen sector en het introduceren van het CHAMP-methode bij diverse gerenommeerde GDO’s) en Ted Dinklo (oprichter en directeur van Dinklo Consultancy, gericht op het verbeteren van de prestaties van bedrijven en overheidsorganisaties). Voor meer informatie over de CHAMP-experience kunt u kijken op www.goededoelentest.nl/CHAMP. Voor meer informatie over de CHAMP-experience bijeenkomsten kunt u contact opnemen met de SNGDT op 020-30592939 of via e-mail:
[email protected].
FIN Nieuwsbrief, december 2007
16
---FIN-ERVARINGEN MET TRANSPARANT PRIJS---Voorafgaand aan de uitreiking van de Transparant Prijs 2007 op woensdag 10 oktober in Madurodam in Den Haag organiseerde de FIN, samen met PricewaterhouseCoopers (PwC), een bijeenkomst over Jaarverslaggeving. Aan bod kwamen de ins and outs van een goed jaarverslag én de voordelen van deelname aan de Transparantprijs. Door het jaarverslag voor de Transparant Prijs in te sturen ontvangt een fonds immers -gratis!- een professionele, tot op de details uitgesplitste rapportage over haar jaarverslag. Deze FIN-bijeenkomst bleek een goede stimulans voor de aanwezige FIN-leden voor hun jaarverslaggeving. Sommige fondsen overwegen inmiddels deelname aan de Transparant Prijs voor Vermogensfondsen 2008! De heer (Wim) van Ginkel zette namens PwC aan de hand van een heldere presentatie uiteen waaraan een jaarverslag-anno2007 dient te voldoen en wat deelname aan de Transparant Prijs voor de deelnemers, dus ook vermogensfondsen, kan opleveren.
bredere verspreiding. Was er bij aanvang nog sprake van een zeer beperkte financiële verantwoording, nu, sinds twee jaar, is het jaarverslag uitgebreid met een verkorte jaarrekening. De volledige jaarrekening staat inmiddels ter inzage op de website!
Namens de FIN-leden putten de heren (Koeno) Sluyterman van Loo (Stichting Sluyterman van Loo), (Boudewijn) de Blij (Fonds 1818) en (Jan Willem) Pieterson (Prins Bernhard Cultuurfonds) vervolgens uit hun ervaring met deelname aan de Transparant Prijs.
Deelname aan de Transparant Prijs is niet alleen interessant om te zien waar we staan maar resulteert ook in een juryrapport: dat is een -gratis- deskundige analyse van ons verslag en dat helpt ons de kwaliteit te verbeteren!
De heer Sluyterman van Loo zette de toon met een uiteenzetting van de redenen waarom zijn stichting een jaarverslag publiceert: wij vinden verantwoording afleggen door fondsen belangrijk -in het algemeen- en dus ook voor ons fonds, want we: - hebben een maatschappelijk geoormerkt vermogen - zijn trots op wat we doen - dragen graag de belangrijke activiteiten van wie we ondersteunen uit - menen dat duidelijke communicatie leidt tot gerichte en kwalitatief hoogwaardige aanvragen (de kwaliteit van aanvragen is sinds publicatie toegenomen!) De stichting is in een aantal stappen tot publicatie van het jaarverslag gekomen: eerst (vijf jaar geleden) een activiteitenverslag, verspreid in kleine kring en vervolgens in bredere kring. Het jaar daarop een echt jaarverslag met een steeds FIN Nieuwsbrief, december 2007
En wat hebben de juryrapporten de Stichting Sluyterman van Loo nu opgeleverd? - plezierig te zien dat we het niet slechter doen dan het gemiddelde - het maakt ons tevens duidelijk dat er t.o.v. ‘best in class’ nog een wereld te winnen valt (het gaat ons niet om ‘best in class’, maar wel om zo goed mogelijk te opereren!) - sterke en zwakke punten in de verslaglegging worden duidelijk in beeld gebracht (d.m.v. een spindiagram en een ‘transparantweb’) - de analyse geeft aanleiding kritisch naar de sterke en zwakke punten te kijken en je af te vragen waarom daarover niet of onvoldoende geschreven is - transparantie en verslaglegging zijn permanente aandachtspunten van het bestuur geworden - het rapport is nuttig voor alle aspecten van bedrijfsvoering; het biedt een overall checklist
17
-
VOORBEELDEN:
intern in beeld brengen van de cyclus beleidactiviteiten-evaluatie-lessen voor de toekomst - nieuw beleid extern toon/taal: het jaarverslag was aanvankelijk (bleek achteraf) vooral geschreven voor collega-fondsen en voor onszelf, maar niet in de taal van de (potentiële) aanvragers, van wie het juist moeten hebben!
Aandachtspunten bij het publiceren van een jaarverslag - de doelstelling moet zijn: verslag moet gelezen worden. Besef dat teveel willen opschrijven gemakkelijk kan resulteren in een onleesbaar verslag! - het traject van géén verslag naar een volwassen verslag kost enkele jaren - een jaarverslag maken kost tijd - voor echt kleine fondsen lijkt een jaarverslag niet haalbaar - veel kan via de website - niet wachten tot het (boek)jaar voorbij is! De heer De Blij, sprekend namens Fonds 1818 dat al jaren een jaarverslag maakt, herkende veel in de uiteenzetting van de heer Sluyterman van Loo. Ook zijn fonds begon in 2000 met het publiceren van kengetallen, dat vervolgens is uitgebreid tot een beknopte jaarrekening die nog steeds verder wordt uitgebreid (nu ook al met de pensioenen). De deelname aan de Transparant Prijs past in de door Fonds 1818 gepropageerde openheid en houdt het fonds nu de spiegel voor. Inmiddels is er meer aandacht voor financiën (vooral beleggingen), evaluaties
FIN Nieuwsbrief, december 2007
en het proces van donatieverlening; ook staat de jaarrekening op de website. Over de toegevoegde waarde van deelname aan de Transparant Prijs bestaat bij de heer de Blij geen twijfel. Of dat echter ook kan gelden voor de kleine(re) fondsen-zonder-eigen-staf, trekt de heer De Blij sterk in twijfel. De heer Pieterson, voor wie het gras zo langzamerhand voor de voeten is weggemaaid, wil een lans breken voor deelname aan de Transparant Prijs. Het volgen van de adviezen heeft voor het Prins Bernhard Cultuurfonds duidelijk zijn effect gehad: de rapporten van PwC door de afgelopen jaren heen bieden doorlopend ruimte om je ergens in te verbeteren en gebruik te maken van het gratis professionele advies van een -soms tweede- externe accountant! Inmiddels is het FIN-bestuur in gesprek met PwC, zo weet de heer Pieterson de deelnemers gerust te stellen, om een aparte set met criteria op te stellen ten behoeve van vermogensfondsen: eenvoudigere vragen in gewone mensentaal (dus niet de vaktaal die af en toe gebruikt wordt en waar alleen accountants nog van begrijpen wat er eigenlijk wordt bedoeld!). De heer Pieterson spreekt mede namens de beide andere sprekers als hij tenslotte de aanwezigen adviseert om volgend jaar ook gebruik te maken van dit gratis advies, er bij het maken van het jaarverslag eens extra voor te gaan zitten en nog vóór aanvang van het opstellen van de jaarrekening de criteria te bekijken. Ook van de vermogensfondsen wordt in de toekomst immers meer professionaliteit verwacht en de buitenwereld zal steeds meer met de vermogensfondsen willen meekijken naar ons doen en laten.
18
------------------BEST PRACTICES-----------------In de rubriek ‘Best Practices’ komt telkens een FIN-lid aan het woord dat vertelt over de dagelijkse gang van zaken. Hoe worden aanvragen geselecteerd, wat doet men aan p.r., hoe gaat men om met afwijzingen en de vraag naar transparantie? Doel van de rubriek is: kennis uitwisselen. In deze aflevering is het woord aan Frieda de Pater, directeur van Stichting Roomsch Catholijk Oude Armen Kantoor (RCOAK). Wat is uw jaarlijks giftenbedrag? Ruim 2,5 miljoen euro Wat is uw doelstelling? Het landelijk giftenbeleid van Stichting RCOAK richt zich specifiek op ouderen. Projecten die het welzijn van ouderen bevorderen, zelfstandig wonend of in een zorginstelling, komen voor een schenking in aanmerking. Denk hierbij aan projecten gericht op een zinvolle dagbesteding voor ouderen in zorginstellingen, het maken van levensverhalen voor zelfstandig wonende ouderen, boodschappen doen met begeleiding voor ouderen die in mobiliteit beperkt zijn etc. Ook financieren wij veel culturele projecten van en voor ouderen. Ouderen die samen theater maken, wijkfestivals met ouderencabaret. Aansprekend vonden wij ook een project in Utrecht, in de wijk Lombok, waar studenten van het conservatorium de levensverhalen van ouderen op muziek hebben gezet en uitgevoerd in kleine kamerconcerten. Uitsluitend binnen Amsterdam ondersteunen wij ook projecten gericht op andere kwetsbare groepen dan ouderen. Zo ondersteunen wij het daklozenkoor, zorgen er via het drugspastoraat voor dat overleden drugsverslaafden niet anoniem begraven worden, financieren danslessen voor tienermoeders in Amsterdam Zuidoost etc. Ook de financiering van de weekendacademie voor schoolgaande kinderen met een buitenlandse achtergrond in Bos en Lommer en Slotervaart zijn voorbeelden van projecten in Amsterdam. Tenslotte verlenen wij nog financiële hulp aan individuen, inwoners van Amsterdam, die door omstandigheden in dermate ernstige financiële problemen zijn gekomen dat zij tijdelijk niet meer zelf in hun primaire levensbehoeften kunnen voorzien. Wij verstrekken niet alleen leefgeld, maar ook hulp in natura: witgoed, bedden, vloerbedekking etc. Heel blij zijn we met de samenwerking met de Voedselbank op dit punt: onze hulp komt hierdoor echt bij de mensen die het heel hard nodig hebben. Hoe selecteert u aanvragen? Doet u veel aan p.r. om aanvragers te bereiken? Komen aanvragen binnen door mond-tot-mondreclame? PR is een groot woord, maar wij proberen wel zoveel mogelijk in contact te komen met onze doelgroep. Een aantal jaren geleden hebben we zelfs geadverteerd met ons toenmalig thematisch donatieprogramma in een aantal vaktijdschriften voor de ouderenzorg en ook de Volkskrant. De vaktijdschriften leverden veel reacties op. Twee jaar geleden hebben we alle zorginstellingen aangeschreven om ons laatste thematisch donatieprogramma onder de aandacht te brengen. Verder brengen we regelmatig bezoeken aan instellingen, zijn aanwezig bij fondsenmarkten, voorzover die er zijn, en verspreiden we ons jaarverslag onder een relatief grote groep belangstellenden (600). Onze quick-scanpagina, een soort vooraanvraag, op de website is een uitstekend selectiemiddel: potentiële aanvragers geven beknopt de essentie weer van hun project. Binnen twee, drie werkdagen horen zij dan of het zinvol is een uitgebreidere schriftelijke aanvraag in te dienen. Wij ontvangen rond de 1050/1100 aanvragen per jaar (individuele hulpaanvragen, quickscans en donatieaanvragen voor projecten gezamenlijk).
FIN Nieuwsbrief, december 2007
19
Werkt u reactief, actief of proactief om aanvragen 'uit de markt' te krijgen? Spontane aanvragen vinden we heel belangrijk en zijn zeer welkom. Voordeel van spontane aanvragen is dat deze een breed beeld geven van de initiatieven en ideeën die leven in de ouderensector. Heel waardevol. De afgelopen jaren hebben wij ook gewerkt met een proactief thematisch donatieprogramma; een meer uitgewerkte beleidslijn voor een deel van het giftenbudget waarbij we dankbaar gebruik hebben gemaakt van aanbevelingen van deskundigen uit de wereld van zorg en welzijn van ouderen. Proactief kun je ook ‘ons’ Lindenhofje noemen: een hofje in de Jordaan, al bijna twee eeuwen in ons bezit, dat wij in 2004 hebben laten transformeren tot een palliatieve zorgvoorziening voor kinderen. Het Leger des Heils exploiteert dit kinderhospice. De kosten worden gedekt door AWBZ-vergoedingen, een jaarlijkse donatie van ons en een eigen bijdrage van het Leger zelf. Hoe gaat u om met afwijzingen? Wij wijzen gemotiveerd af en zijn bereid telefonisch onze afwijzing nader toe te lichten. Dat gebeurt dan ook met een zekere regelmaat. In een enkel geval leidt dat alsnog tot een toekenning. Overigens wijzen wij relatief weinig aanvragen af: meer dan 70% van de aanvragen resulteert in een toekenning! Hoe gaat u om met het vraagstuk van transparantie? Wij waren één van de eerste ‘klassieke’ vermogensfondsen die in ons jaarverslag, dat breed wordt verspreid, openheid gaven over ons beleggingsbeleid en vermogen. Ook is de verkorte balans en exploitatierekening, voorzien van accountantsverklaring, terug te vinden in het jaarverslag evenals alle toekenningen, functies van bestuursleden en zelfs het salaris van de directeur! Wij hechten zeer aan transparantie! Wat doet RCOAK aan het evalueren van projecten? Drie keer per jaar nemen wij zo’n drie/vier projecten onder de loep: wat is er van het project terecht gekomen, wat zijn de resultaten en hoe staat het met de ‘follow-up’. Daarnaast evalueren wij ieder jaar een aantal toekenningen rond één thema in hun onderlinge samenhang. Dit jaar zijn dat de rolstoelbussen, vorig jaar waren het de preventief huisbezoeken aan 75-plussers. Wij zijn hierbij heel concreet: we willen nu achterhalen of deze bussen daadwerkelijk de mobiliteit van ouderen bevorderen tegen aanvaardbare kosten. Bij de preventief huisbezoeken waren we vooral geïnteresseerd in de aantallen bezoeken die waren afgelegd. Dat viel overigens zeer tegen. De effecten van de bezoeken hebben we voorzover deze bekend waren wel meegenomen in ons onderzoek maar niet zelf onderzocht. Al met al heeft deze evaluatie ertoe geleid dat wij het donatiebeleid hebben aangescherpt: preventief huisbezoeken aan ouderen worden in beginsel niet meer gefinancierd. We maken nog wel uitzonderingen maar dan koppelen we de hoogte van de gift aan het aantal bezoeken dat daadwerkelijk is afgelegd. Uit deze aanscherping van ons donatiebeleid blijkt wel het nut van evaluaties!
FIN Nieuwsbrief, december 2007
20
-----------VRIJWARING EN VRIJTEKENING----------voor bestuurders en leden van de raad van toezicht van stichtingen Door Nathalie Aalbers en Saskia Laseur, beiden werkzaam bij Van Doorne Advocaten, Notarissen en Fiscalisten Op verzoek van de FIN hebben de notarissen van Van Doorne een eerdere notitie over Bestuurdersaansprakelijkheid geactualiseerd. De notitie is opgebouwd aan de hand van de volgende vragen: 1. Wat is het verschil tussen vrijwaring en vrijtekening. 2. Waarom luistert de redactie van artikelen over vrijwaring en vrijtekening nogal nauw? 3. Heeft een artikel over exoneratie en vrijwaring toegevoegde waarde voor de bestuurders en de leden van de raad van toezicht voor wie een aansprakelijkheidsverzekering is afgesloten? Algemeen Als hoofdregel ontstaan uit de handelingen van de bestuursleden alleen rechten en plichten voor de stichting. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden kunnen zij door derden ook in privé aansprakelijk worden gehouden voor hun handelen. De algemene trend is echter dat bestuursleden eerder lijken te worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden, waarbij zij ook in privé aansprakelijk worden gesteld. Hoewel met name bij stichtingen pas in slechts een enkel geval de rechter oordeelde dat de bestuurder ook daadwerkelijk aansprakelijk was, neemt de bereidheid van belanghebbenden een procedure te starten wel toe; en daarmee de kosten van de verdediging. Een en ander maakt, dat niet alleen de eisen die aan de (professionaliteit van) bestuurders worden gesteld toenemen, maar ook, al dan niet terecht, het risico voor de bestuursleden. Ten gevolge daarvan zullen/zijn bestuurders minder snel geneigd verantwoordelijkheid te nemen, hetgeen kan leiden tot risicomijdend bestuur. In het algemeen moet worden geoordeeld, dat risicomijdend bestuur niet in het belang van de rechtspersoon is. Het kan dan ook in het belang zijn van de stichting niet alleen een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten, maar de bestuurders ook te vrijwaren en vrij te tekenen voor alle nadelige financiële gevolgen in verband met acties jegens hem vanwege het feit dat hij bestuurder is of was. Deze financiële gevolgen kunnen tevens de kosten en
Een vrijwaringsbeding ziet op de externe aansprakelijkheid. Stel dat door het handelen van de bestuursleden en/of de leden van de raad van toezicht een derde schade heeft geleden en de derde de bestuursleden en/of de leden van de raad van toezicht aansprakelijk kan stellen, dan heeft die derde recht op schadevergoeding. De stichting kan de negatieve financiële gevolgen die voor de bestuursleden en/of de leden van de raad van toezicht voortvloeien uit deze aansprakelijkheid wegnemen, door die financiële gevolgen voor
FIN Nieuwsbrief, december 2007
21
boetes, inclusief de kosten voor verdediging, die de bestuurder in werkelijkheid en redelijkerwijze heeft moeten dragen met een dergelijke actie of procedure. De bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering dient in ieder geval een toereikende rechtsbijstandcomponent te bevatten. Het bovenstaande geldt ook ten aanzien van de leden van de raad van toezicht. Verschil vrijtekening (exoneratie) en vrijwaring Een vrijtekeningsbeding tussen de stichting en haar bestuursleden of leden van de raad van toezicht ziet op de interne aansprakelijkheid. De aansprakelijkheid jegens de stichting wordt hiermee bedoeld. Het recht op eventuele schadevergoeding uit hoofde van het handelen van de bestuursleden of de leden van de raad van toezicht komt dan toe aan de stichting. De stichting kan dan afstand doen van het recht de betreffende functionaris aansprakelijk te stellen.
haar rekening te nemen. Dit geschiedt door middel van vrijwaring. Reikwijdte exoneratie en vrijwaring In de statuten van stichtingen staan soms bepalingen opgenomen die een exoneratieclausule en/of een vrijwaringclausule bevatten. De reikwijdte van deze statutaire bepalingen verschilt nogal. In sommige statutaire bepalingen kan een bestuurder een vrijwaring of een exoneratie inroepen indien hij te goeder trouw heeft gehandeld op een wijze die hij redelijkerwijs in het belang van de stichting kon beschouwen. Deze statutaire bepaling legt de grens waarschijnlijk bij persoonlijke verwijtbaarheid. Is het de bestuurder en/of de commissaris persoonlijk verwijtbaar, dan kan hij geen beroep op een dergelijke clausule doen. Andere statutaire bepalingen stellen dat de bestuurder en/of de commissaris een beroep op de exoneratieclausule of vrijwaring kan doen tenzij er sprake is van opzet of grove schuld van de betreffende bestuurder of lid van de raad van toezicht. Deze statutaire bepaling is dus ruimer geformuleerd. De verschillen tussen deze artikelen over exoneratie en vrijwaring zijn niet zo vreemd, aangezien tot op heden geen jurisprudentie is gevormd over de vraag hoe ver de exoneratie en/of vrijwaringclausules mogen gaan. Onder de vrijwaring vallen in ieder geval ook de kosten van juridisch advies en proceskosten die de bestuurder of lid van de raad van toezicht redelijkerwijze heeft gemaakt ter zake van door derden ingestelde claims.
gelegenheden die voordat de polis afgesloten was, tot aansprakelijkheid leiden worden wel gedekt door de statutaire bepaling, maar niet door de polis. Een boetebeding is veelal uitgesloten door de verzekeraar, dit geldt veelal ook voor dwangsommen en opgelegde boetes. Soms is ook de hoogte van de uitkering onder de verzekering beperkt. Het afsluiten van een verzekering is echter ook van belang in geval van bijvoorbeeld faillissement van de stichting. Het is mogelijk om het uitlooprisico te verzekeren. Daarnaast kan het zo zijn dat de schuld gradaties van de verzekering een ruimere dekking bieden. Soms is zelfs een gedraging die men juridisch kan bestempelen als bewuste roekeloosheid gedekt in de verzekering. Statutair ziet een derde via het openbare register van de Kamer van Koophandel ook dat de vrijwaring bestaat, hetgeen preventief kan werken. Ten slotte verdergaande exoneratie Wij menen dat het juridisch goed verdedigbaar is dat de exoneratie en vrijwaring zich ook over handelingen van bestuursleden en leden van de raad van toezicht kunnen uitstrekken die hen ernstig verwijtbaar zijn. De wet eist namelijk voor de interne aansprakelijkheidsstelling van bestuursleden dat hen een ernstig verwijt treft. Indien men een exoneratiebeding en/of vrijwaringsbeding opneemt dat ernstig verwijtbare handelingen uitsluit dan heeft het opnemen van dergelijke clausules in de statuten niet zo veel zin.
Vrijtekening en vrijwaring ten opzichte van een verordening Heeft het opnemen van een artikel omtrent vrijtekening en vrijwaring in de statuten zin als er tevens een verzekering is afgesloten? Wij menen van wel. Het is denkbaar dat slechts de vrijwaring en vrijtekeningclausules de bestuursleden en/of de leden van de raad van toezicht, ondanks de verzekering uitkomst kunnen bieden. Hierbij valt te denken aan een faillissement van de verzekeraar of de situatie dat de verzekeraar weigert uit te keren. Daarnaast gaat de vrijwaringclausule veelal verder dan de verzekering, aan-
Ook voor externe aansprakelijkheid, bijvoorbeeld op grond van onrechtmatige daad is het een vereiste dat de handeling het bestuurslid of het lid van de raad van toezicht ernstig verwijtbaar is of zelfs ernstiger. Indien men dan een beperkte exoneratie of vrijwaring in de statuten heeft opgenomen is het nut ervan wellicht beperkt. Handelingen die wel ernstig verwijtbaar zijn maar geen opzet of bewuste roekeloosheid opleveren zijn gedragingen waarvan de bestuursleden of leden van de raad van toezicht behoorden te weten maar waarschijnlijk niet wisten dat zij waarschijnlijk tot schade zouden leiden. Uiteraard is het van belang deze verdergaande vorm van exoneratie goed aan de
FIN Nieuwsbrief, december 2007
22
achterban uit te leggen, omdat moet worden voorkomen dat het beeld ontstaat dat dergelijke bepalingen de bestuursleden en/of de leden van de raad een vrijbrief geven of dat het belang van de rechts-
persoon met een dergelijke bepaling geschaad zou worden. Communicatie over deze verdergaande vorm van vrijwaring is van groot belang, daarover maken wij dan ook graag een afspraak met u.
FIN Nieuwsbrief, december 2007
23
----------------VOOR HET VOETLICHT----------------De rubriek Voor het Voetlicht zet de schijnwerper op (nieuwe) FIN-leden. Wie zijn ze en wat verwachten ze van de FIN? In deze Nieuwsbrief maakt u kennis met de Noaber Foundation. De organisatie werd in mei 2007 lid van de FIN. Reden voor een gesprek met de heer Pieter Oostlander, directeur van het fonds.
Wat is uw doelstelling? De Noaber Foundation wil, zoals de naam al zegt, ‘noaberschap’ vormgeven en stimuleren. Het begrip ‘noaberschap’ komt oorspronkelijk uit het oosten en noorden van ons land. Het stamt uit de tijd dat men in ‘buurschappen’ woonde en daarin bijzonder op elkaar betrokken was: men hielp elkaar waar het maar kon. En nog steeds is ‘noaberschap’ op allerlei manieren merkbaar in die streek. De oprichters van onze organisatie komen uit Twente en zijn noaberschap traditioneel en van jongs af aan gewend.
worden altijd afgewogen tegen de criteria die we hanteren. Een project moet een ondernemend karakter hebben (hetgeen onder andere blijkt uit het hebben van duidelijke doelen, mijlpalen, organisatie etc.). De organisatie moet bereid zijn samen te werken met anderen en ook met ons. Enige mate van vernieuwing is ook van belang. Uiteraard is financiële transparantie een eis. Ook moeten er mogelijkheden van hefboomwerking zijn met andere projecten waarbij we betrokken zijn of denken te worden. En ten slotte onderzoeken we of het project niet tegengesteld is aan christelijke waarden en normen.
Onze betrokkenheid uit zich op twee manieren. In de eerste plaats langs de weg van het verstrekken van donaties. Deze
Deze criteria gelden ook voor onze tweede vorm van betrokkenheid: die van de investeringen. Onze organisatie kent onder de naam George Avenue een bijzonder fonds dat bedoeld is voor het doen van zogeheten ‘social investments’. We investeren ermee in bedrijven die met hun producten of diensten een aantoonbaar maatschappelijke impact nastreven. Dit zijn over het algemeen bedrijven die geen financiële middelen kunnen verwerven bij traditionele investeerders als banken en investeringsfondsen. Wij vinden het echter van belang dat ook deze initiatieven van start kunnen gaan. Wat wij zijn en doen, wordt in het Engels samengevat in de term venture philanthropy. We passen methoden en principes uit de wereld van de private equity en venture capital toe op onze projecten en investeringen. Uiteraard realiseren we ons dat we inhoudelijk moeten focussen. Daarom heeft het bestuur een aantal domeinen gekozen waarbinnen we actief zijn. In de eerste plaats is dat het terrein van gezondheid en zorg. Verder zijn we actief op het gebied van onderwijs, cultuur en samenlevingsopbouw. En ten slotte hebben we interesse in technologie voor
FIN Nieuwsbrief, december 2007
24
Als fonds zijn we er op uit aan dat ‘noaberschap’ nieuwe inhouden en vormen te geven. Omdat we in een steeds kleiner wordende wereld leven – de wereld werd een global village – strekken de verantwoordelijkheden als ‘noaber’ zich bijvoorbeeld mondiaal uit. Daarbij zijn we ons er goed van bewust dat we niet de enige zijn; we maken deel uit van de civil society. We willen de verdere ontwikkeling van het maatschappelijke middenveld ondersteunen maar ook stimuleren. We streven daarbij echter wel naar een ‘vernieuwend noaberschap’. De essenties daarvan zijn dat we nieuwe en onconventionele verbanden willen leggen tussen mensen, organisatie, methoden en projecten. Ook willen we dat in onze wijze van hulpverlenen en betrokkenheid een bedrijfsmatige aanpak wordt toegepast. En ten slotte hechten we groot belang aan het zelfstandig en onafhankelijk maken van onze ‘noabers’.
zover die wordt ingezet om individuen en groepen in staat te stellen deel te nemen aan het moderne maatschappelijk verkeer. Ten slotte. We zijn (inter)nationaal actief, met accenten in een aantal Europese, en Afrikaanse landen, Noord Amerika, India en Israël. Wat is uw jaarlijks giftenbedrag? Onze jaarlijkse besteding bestaat uit een combinatie van sociale investeringen en donatieprojecten. Jaarlijks participeren we in een 20-tal nieuwe donatieprojecten, die vaak één jaar, en in sommige gevallen ook twee, drie en een enkele vijf jaar lopen. De portfolio aan donatieprojecten waarbij we actief betrokken zijn is daardoor gemiddeld 30 tot 35 projecten. Daarnaast doen we 5 à 6 nieuwe investeringsprojecten per jaar. Dit zijn veelal startende sociale ondernemingen die relatief veel aandacht vergen. De portfolio van investeringsprojecten is in de loop van de jaren gegroeid en is momenteel ca 25 participaties groot. Waarom bent u lid geworden van de FIN? Wij zijn lid van de FIN geworden omdat het hier gaat om een bepaalde vorm van ‘georganiseerd noaberschap’. De FIN is als een soort ‘buurschap’ waar de bewoners elkaar tegenkomen, spreken en waar je kunt helpen en geholpen worden. Daar kun je wel veel meer over willen zeggen, maar ik denk dat het wel voor zich spreekt. Wat verwacht u van de FIN, nu en in de nabije toekomst? Onze verwachting van de FIN is, dat het een krachtige en actieve bijdrage zal leveren aan twee ogenschijnlijk tegengestelde ontwikkelingen: behouden én vernieuwen. Met dat eerste bedoel ik dat de positie van Fondsen in de Nederlandse samenleving stevig verankerd moet blijven. Elke inzet vanuit de vereniging om die positie te borgen is belangrijk. Maar, stilstand is achteruitgang. Als niet tegelijkertijd wordt onderzocht hoe er vernieuwingen kunnen worden nagestreefd, is er op termijn niet
FIN Nieuwsbrief, december 2007
veel meer om te borgen. Een voorbeeld van vernieuwing is bijvoorbeeld het nadenken over de rol van fondsen bij het doen van sociale investeringen. Wij hebben de indruk dat dit ‘de markt kan doen opschudden’. Hierbij hoort tegelijk de vraag naar de rendementsberekeningen. Als branche zullen we naar mijn oordeel standaarden moeten bedenken en accepteren die verder gaan dan ‘alleen de verslaglegging van de jaarcijfers’. Kunnen we bijvoorbeeld afspraken maken over de wijze waarop het maatschappelijke rendement van onze activiteiten kunnen vaststellen? Hebt u al FIN-activiteiten bijgewoond? Zo ja hoe is uw eerste indruk van de vereniging? We hebben een aantal bijeenkomsten bezocht. Laten we maar eerlijk zijn! Het viel niet in alle opzichten mee. Het gaf een zekere schok een vertegenwoordiger te ontmoeten van een fonds dat 17de in de eeuw werd opgericht! En natuurlijk was het ook indrukwekkend enkele ‘hele grote jongens’ (vooral mannen, inderdaad!) te spreken. Wij komen immers pas kijken en wij zijn niet zo heel erg groot. Wel groot genoeg, overigens. Wat ons van de laatste bijeenkomst aansprak was het thema: het evalueren van activiteiten. Wij doen dat zelf vanaf het begin. Elk project en elke investering wordt driemaandelijks bevraagd op de voortgang en de bereikte resultaten en aan het einde van projecten wordt een evaluatie opgesteld. Nieuw(s) is, dat we samen met een ander fonds een project zijn gestart waarin een online berekeningsmethode voor social return on investment wordt ontwikkeld. Inhoudelijk is daarbij gekozen voor de aanpak van Scholten & Franssen. Een groot deel van onze toekomstige projecten en investeringen zal met deze social evaluator van doen krijgen. Noaber Foundation Dorpsstraat 14 6741 AK Lunteren T: 0318-596400 F: 0318-596401 W: www.noaber.com Contactpers.: P.M.(Pieter) Oostlander RA
25
-------------------INTERNATIONAAL-------------------FONDSENWERELD IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Door Rien van Gendt Dit is mijn laatste internationale column voor de FIN-Nieuwsbrief. De eerste column verscheen in maart 2000 en het is nooit een probleem geweest om onderwerpen te selecteren met een internationaal karakter, die volgens mij interessant zijn voor fondsen in Nederland. Sinds april 2005 verzorgen Peter Laugharn, directeur van de Bernard van Leer Foundation, en ik de internationale column bij toerbeurt. Hij gaat nu alleen verder en ik zal mij concentreren op andere FIN-taken in de komende jaren. Mijn laatste column is niet echt een column maar een ‘tribute to Jan Scherphuis’. Hij is in november afgetreden als voorzitter van de FIN en daarmee vertrekt een persoon uit het Bestuur met een rijke Europese ervaring, een man die alom in Europa wordt gewaardeerd voor zijn inzet en kennis ten aanzien van internationale dossiers die voor ons relevant zijn. Geen betere laatste column dan een kort interview met Jan Scherphuis. Wat zijn voor jou belangrijke dossiers geweest gedurende je periode als voorzitter van het Bestuur? Toen ik in 2002 aantrad werden de gevolgen van 11 september voor de fondsenwereld steeds duidelijker. In feite heeft 11 september tot de dag van vandaag zijn stempel gedrukt op onze FINwerkzaamheden. Een voorbeeld is het ANBI-dossier; de uitvoering daarvan zal pas in 2008 gestalte krijgen maar de contouren van beleid om te komen tot grotere transparantie zijn duidelijk aangegeven. Een ander voorbeeld van de invloed van 11 september is de toenemende aandacht voor kapitaalbewegingen die samenhangen met de activiteiten van fondsen, vooral internationale geldstromen voor projecten en/of beleggingen. Nationale overheden en Brussel willen weten of er geen misbruik wordt gemaakt van charitatieve gelden. Wij hebben vanuit Nederland, onder andere gebruikmakend van de European Foundation Centre (EFC), de voornemens van de EU kunnen mitigeren. Onze belangrijkste bijdrage is geweest dat we overheden hebben kunnen overtuigen om in overleg met de sector te komen tot regelgeving, en dat regelgeving vanuit de overheid zich in een goede balans moet verhouden tot zelfregulering vanuit onze sector. Ook in Nederland heeft de FIN hierop o.a. in de contacten met het Ministerie van Financiën een behoorlijke invloed gehad. Daarom is in mijn ogen de
‘overkill’ aan regels die je in de VS ziet, in Europa uitgebleven.
FIN Nieuwsbrief, december 2007
26
Het dossier 9/11 is in alle landen uiteraard erg belangrijk geweest voor de fondsenwereld maar wat heeft verder je aandacht gevraagd? De gedragscode is een belangrijk dossier geweest voor de FIN. Ook hier geldt dat we ‘overkill’ van maatregelen moeten voorkomen. Toch heb ik in de FIN een verschuiving gezien van afhoudendheid naar constructieve betrokkenheid. Dit wordt mede beïnvloed door de discussie over ‘corporate governance’ en professionalisering van de sector. Het spanningsveld dat zich hier voordoet is die tussen enerzijds de grote fondsen die klein in aantal zijn en zich de investering in verbetering van transparantie makkelijk kunnen veroorloven en anderzijds de vele kleine fondsen die lid zijn van de FIN en die niet te veel moeten worden belast met extra administratieve taken. Laten we eens kijken naar een ander dossier met een internationaal karakter: de Tsunami. Hoe heb je dat als voorzitter van de FIN opgepakt? Het is zeer terecht dat enkele fondsen zoals Levi Lassen en Van Leer kort na december 2004 het initiatief hebben genomen om samen met een aantal andere fondsen in Nederland de krachten te bundelen en om projecten in de getroffen gebieden te ondersteunen. Het laat zien dat
als men dezelfde doelstellingen heeft, men elkaar kan versterken en dat men kan profiteren van elkaars ‘know how’. Het is ook goed te zien dat projecten op een goede manier tot afronding worden gebracht. Het gemeenschapsfonds in Thailand is daar een goed voorbeeld van. Als je nu kijkt naar het geheel van internationale activiteiten waar de FIN en met name jij mee bezig zijn geweest, wat is dan het positieve effect hiervan geweest voor de Nederlandse fondsenwereld. De tweede vraag is of het buitenland ook iets gehad heeft aan deze Nederlandse betrokkenheid? Het feit dat wij via de EFC een internationale en Europese toegang hadden tot informatie en ervaringen van collega fondsen, bijvoorbeeld op het terrein van filantropie en antiterrorisme, heeft ons zonder meer geholpen in onze contacten met het Ministerie van Financiën. Het heeft bijgedragen aan het resultaat, namelijk de inhoud van de ANBI-regeling. Ik wil in dit verband ook wijzen op DAFNE (Donors and Foundations Network Europe). Toen ik aantrad was er een ‘National Association of Donors’ in de context van de EFC maar dat stelde niet veel voor, het was een los verband tussen enkele Europese ‘FIN-nen’ en het kon geen vuist maken. De EFC was bang dat goede relaties met landelijke associaties ten koste zou kunnen gaan van hun relaties met de individuele fondsen in die zelfde landen; de associaties waren soms beducht voor de dominantie van de EFC. Mede dank zij onze inbreng en die van de Duitse ‘FIN’ is er een effectief netwerk van ongeveer 20 associaties (DAFNE) ontstaan dat vanuit de eigen sterkte een goede relatie kan onderhouden met de EFC. Trots is wellicht een zwaar woord, maar onze en mijn inbreng heeft hier zeker het verschil gemaakt. DAFNE is ook weer nuttig voor de FIN: als wij een vraag hebben op een bepaald gebied dan hebben we snel toegang tot informatie en ervaringen van anderen. Ik heb dat laatst gedaan toen er een discussie ontstond over de zogenaamde ‘Compact’, een gestructureerde samenwerking tussen overheid en de fondsenwereld. Via DAFNE kon ik snel informatie krijgen over de situatie in Engeland waar Blair FIN Nieuwsbrief, december 2007
enkele jaren geleden een dergelijk contract over publiek-private samenwerking had gesloten. Wat zijn binnen DAFNE de inhoudelijke onderwerpen waar Nederland voorop loopt? Een belangrijk onderwerp is dan het vraagstuk van het terugvorderen van dividendbelasting van andere Europese landen. Na de invoering van de euro zijn veel fondsen buiten Nederland gaan beleggen en merkten vervolgens dat een deel van de buitenlandse bronheffingen niet kon worden teruggevorderd van landen zoals bijvoorbeeld Duitsland, terwijl fondsen in Duitsland zelf wel een volledige teruggave konden realiseren. Nederland heeft via de FIN het initiatief genomen om bij het Ministerie van Financiën en bij de Europese Commissie deze problematiek op de agenda te krijgen en te werken aan het opheffen van deze discriminatie die zelfs in strijd is met het Europese verdrag. Ook naar de collega fondsen in Europa en uiteraard naar onze FIN-leden hebben we laten zien wat ze mislopen aan financiële middelen door het beleid van de fiscus in andere landen. Kun je iets zeggen over de ‘Legal Taskforce’ van de EFC waar je de laatste jaren veel energie in hebt gestopt? Dit is inderdaad een belangrijk stuk werk geweest omdat we zijn begonnen met het in kaart brengen van de verschillende juridische kaders die in de verschillende Europese landen aanwezig zijn. Dat was weer de basis om te kunnen bepalen wat het meest gunstige juridische regime voor het functioneren van fondsen zou kunnen zijn. De vervolg stap die nu gezet is, is om te komen tot een Europees Statuut voor Foundations. Bedankt Jan! P.S.: Zelf ben ik getuige geweest van de grote inzet en expertise van Jan Scherphuis bij de discussie en besluitvorming in Europa over belangrijke vraagstukken van ‘organised philanthropy’. Dit is niet onopgemerkt gebleven bij zijn collega’s in de andere Europese landen. Dat is geheel terecht. 27
OPENING PHUKET COMMUNITY FOUNDATION 2 ½ JAAR NA DE TSUNAMI Door Rien van Gendt Toen de Tsunami in december 2004 toesloeg was één van de projecten, die in FINverband door de Van Leer Group Foundation werd gecoördineerd, het helpen oprichten van een gemeenschapsfonds in Thailand, meer specifiek in het gebied van de Andaman kust (de provincie Phuket). De gedachte hierachter was dat bij een ramp vaak snel geld wordt uitgegeven en dat zelden iets structureels achterblijft. Door de Thaise bevolking te helpen een gemeenschapsfonds (i.e. ‘community foundation’) op te richten met ons geld maar ook met hun geld, zouden we iets blijvends en duurzaams kunnen doen. Op 13 augustus dit jaar was ik in Thailand voor de officiële opening van de Phuket Community Foundation (mijn speech vindt u elders in deze Nieuwsbrief). Het totale beschikbare bedrag door ons bijeengebracht was € 252.500, namelijk € 190.000 van Van Leer, € 12.500 van de Stichting Levi Lassen, € 12.500 van de Stichting Nationale Rode Kruis Tourrally, € 12.500 van het Rooms Katholieke Weesen Oudeliedenhuis (Den Haag) en € 25.000 van de Riksbanken Foundation (Zweden). In mijn ogen is het project een succes. Laat me in een aantal punten de belangrijkste redenen hiervoor noemen: De meeste tijd en financiële middelen zijn gaan zitten in het opzetten van de organisatie, de selectie van Board en staf, de training van die mensen en de technische ondersteuning bij registratie, werkprocedures etc. We hebben ons niet onder druk laten zetten om snel iets te doen, maar om via organische groei een lokaal fonds te creëren; Een bedrag van € 80.000 (van het totaal van € 252.00) was bestemd voor daadwerkelijke ‘grants’ door de Phuket Community Foundation. Dit zou pas beschikbaar worden gesteld als een zelfde bedrag door de Foundation lokaal zou worden geworven en wel in drie tranches.
is dat belangrijk omdat er een vrees is voor inefficiëntie en corruptie). Het bestuur heeft iemand uit het bedrijfsleven (directeur Laguna Beach), de directeur van het Ziekenhuis, de Openbaar Aanklager, een professor van de Universiteit en een media persoon. Het bestuur bestaat uit Thaise mensen met uitzondering van de media persoon (Alisdair Forbes, een ‘expatriate’ die zijn eigen communicatie bedrijf heeft). De bestuursleden hebben allemaal zelf een financiële bijdrage gedoneerd aan het fonds; Het fonds heeft zijn eigen website: www.phuketcf.org; De eerste grants zullen in de komende weken worden gemaakt en het Bestuur is zo verstandig geweest om via de website mensen uit te nodigen te komen met onderwerpen die van belang zijn voor de gemeenschap en die zich lenen voor financiële ondersteuning. Tegelijkertijd is het Bestuur pro-actief en wil met een aantal concrete activiteiten laten zien dat ze bestaan. Die eerste activiteiten zullen waarschijnlijk liggen op het terrein van ‘road safety’ en ‘environment’; Het fonds wil niet alleen ‘grants’ geven maar ook de lokale bevolking mobiliseren en via vrijwilligerswerk betrekken bij de activiteiten van het fonds;
De eerste tranche kwam voor 75% van ons en voor 25% van hen, de tweede tranche was op 50:50 basis en de derde tranche moest voor 75% van hen komen terwijl wij dan 25% zouden toevoegen. Dit is gelukt;
Bij de opening op 13 augustus waren meer dan 200 mensen aanwezig en het was heel goed te zien dat alle geledingen van de samenleving, inclusief de Moslim leiders (een gevoelig onderwerp in Zuid Thailand) aanwezig waren. Behalve een speech van mij , werd er ook gesproken door de Gouverneur van de Phuket Provincie.
Er is een bestuur dat breed is samengesteld en respect afdwingt (n.b. zeker in Thailand FIN Nieuwsbrief, december 2007
28
Twee observaties verdienen aparte aandacht. Allereerst heb ik in Bangkok gesprekken gevoerd met de landelijke Thai Health Foundation en het in Bangkok gevestigde Global Fund for Community Foundations. Volgens hen is Phuket een model voor gemeenschapsfondsen in Thailand en mijn streven is dan ook de laatste betalingen vanuit Nederland te ‘leveragen’ met geld van deze organisaties.
De belangrijkste opmerking voor mij kwam van een aantal lokale mensen tijdens de opening: als er weer een Tsunami of een andere ramp zou zijn, dan hoeven wij niet alleen naar Bangkok te gaan maar dan hebben we ons eigen instrument, namelijk de Phuket Community Foundation: van de lokale bevolking en voor de lokale bevolking.
FIN Nieuwsbrief, december 2007
29
SPEECH RIEN VAN GENDT, VAN LEER GROUP FOUNDATION AT THE OCCASION OF THE LAUNCH OF THE PHUKET COMMUNITY FOUNDATION ON AUGUST 13, 2007 It is a great pleasure to be here, as Executive Director of the Van Leer Group Foundation in the Netherlands, at the occasion of the official launch of the Phuket Community Foundation. When the Tsunami struck the region of the Indian Ocean in December 2004, Thailand was one of the countries that was severely affected. The Andaman Coast of South Thailand was particularly impacted. A disaster like the Tsunami obviously leads to the mobilisation of financial and other resources in order to relief tragic situations for citizens, families and communities. Solidarity was shown in Thailand itself by the Thai government by the nonprofit organisations, the business sector and by Thai citizen groups that all wanted to support and help their fellow citizens. Solidarity was also shown by the international community through public campaigns, government aid, support by international organisations but also through support from private foundations. The Van Leer Group Foundation has been one of these foundations to come in with support for the communities affected by the Tsunami in the region. Thailand was especially the country that was high on our list for effective support. Why is that? The Van Leer Foundation is a Dutch private foundation active in 40 countries in Asia, Africa, Europe and the America’s and Thailand has been one of these countries where the Van Leer Foundation had been active, particularly in support of young disadvantaged children for the last 30 years. Projects ranged from My Babies Second Home project with the Foundation for Slum Children Care in Bangkok (Nong Khaem) to the Isaan Bright Child project with the Art and Cultural Institute for Development (MAYA) in the North East of your country. Naturally when the disaster of the Tsunami took place in December 2004 the Van Leer Foundation felt that it had to become involved given our close ties with Thailand. However we felt that it also should be done in a way that respects the strength of the Thai population and in a way that respects local skills and capabilities. Rather then disbursing money quickly, we were interested in leaving something structurally behind; something that is owned by the community and working for the community. We wanted to do something in partnership with the Thai population that would contribute to long term development. Benjamas Siripat, Director of the Local Development Institute in Thailand once said ‘The funds coming in for Tsunami relief are like rain water. Without a proper container, they will just flow away’. I strongly agree with this metaphor and it reflects our style of operation in Van Leer. With the wish to do something structural for the Andaman Coast, the notion to help create a community foundation was born and we made a partnership with Synergos from the US to help us and Thai partners to materialise this concept. Synergos has a competent staff with knowledge of the Thai social and cultural context, has good relations with key stakeholders in the Thai civil society, government and the corporate sector and has many years of experience in creating and supporting the development of community foundations in Asia, Latin America and Africa. Shannon St.John is the person in charge of activities regarding community philanthropy; she is known to you and we work closely together. The funding for this initiative came primarily from the Van Leer Foundation but we were able to raise money from three other Dutch and one Swedish Foundation. In Synergos we found a partner with significant experience in helping to create community foundations in a variety of countries, in different cultural settings and with respect for different cultures. Personally I am a strong believer in the power of community foundations, the power to mobilise business, citizen and government support, in money or in kind, to materialise strong programmes on the local level and to contribute to long term development. Community foundations stand for some strong characteristics:
FIN Nieuwsbrief, december 2007
30
they are driven by the interest of all members of the local community: citizens, corporates, governments and non-profit organisations; they can contribute to the long term development of the community and stimulate cooperation between relevant organisations on the local level; they can mobilise local resources in stead of becoming dependent on outside donors (for instance social clubs, Bhudist temples, local business and local citizens); they are a unifying force in the community; they help to shift the emphasis from support just coming from the central government to a balanced combination of central support and local self help In July 2005 I was in Phuket for a conference on Leadership and Resource Development for Community Foundations in Southeast Asia, organised by Synergos and with Van Leer funding. It was here that we initiated the first activities for a Southern Thai Community Foundation in Phuket. Kitti Phatanachinda, Vice President of the Phuket Tourism Association, said at that moment ‘We can do more together than we can do separately. We need some way to pool our resources and to coordinate our efforts’. Funds available for this project were used for feasibility studies, for consultations with representatives of the corporate sector, the government, the civil society organisations and of other initiatives in Thailand to create community philanthropy. Funds were used for the registration of the foundation, for the training of local leaders, for the exchange of learning with counterparts in other areas of Thailand and the region, for resource mobilisation and Board development and for the first grants benefiting the local community. By the way not necessarily should a community foundation just make grants. Sometimes it is better to make a loan or to provide a guarantee in order to really benefit the community. Today I am back in Phuket and I am pleased to see that the foundation has been registered and that its structure is in place, that you have a strong Board and committed staff, that you have made a start with your program activities and that you have been able to raise local money. I wish you success and look forward to our discussions tomorrow about the future of your community foundation. I do hope that the foundation will be looked upon as a good example in Thailand of mobilising resources from Thai people for Thai people. We from our side are very pleased that we could contribute to something you own. I hope that the lessons learned here in South Thailand can be regarded as a strong development model in the rest of Thailand and Southeast Asia.
COLOFON De FIN Nieuwsbrief is een uitgave van de Vereniging van Fondsen in Nederland - FIN. Dit informatiebulletin verschijnt drie keer per jaar en informeert de leden van de FIN. REDACTIE Mr. H. Wagenvoort en Woorddoener, Abcoude, 06-12 545 974 of
[email protected]. FIN Jan van Nassaustraat 102 2596 BW ‘s-GRAVENHAGE T: 070-3262753 (ma t/m vrij, 10:00-13:00) F: 070-3262229 E:
[email protected] W: www.verenigingvanfondsen.nl De eerst volgende FIN Nieuwsbrief verschijnt in maart 2008. Wilt u een bijdrage leveren aan deze Nieuwsbrief, neemt u dan contact op met het FIN-bureau. FIN Nieuwsbrief, december 2007
31