De voordelen alle aard worden voortaan berekend a.h.v. volgende formule : Cataloguswaarde x % CO²-uitstoot x 6/7 x % ouderdom wagen De definitie van cataloguswaarde, zoals opgenomen in de programmawet van 28 december 2011, luidt : “onder
Nieuwsbrief 2012-3
Inhoud 1.
2.
3.
4. 5. 6. 7. 8.
Nieuwe regeling voordeel van alle aard bedrijfswagens 1.1. Definitie “cataloguswaarde” 1.2. Datum inschrijving voertuig Regeringsmaatregelen aanvullend pensioen 2.1 Pensioenleeftijd 2.2 Berekening van de 80%-regel 2.3 Exit pensioenbelofte 2.4 Aftrek pensioensparen verlaagd Regeringsmaatregelen fraudebestrijding 3.1 Beperking cash betalingen 3.2 De herschreven algemene Antimisbruikbepaling Discriminerende behandeling gezinnen inzake groene investeringen BTW : regeling medecontractant voor werk in onroerende staat Omzetting van ecocheques in maaltijdcheques en omgekeerd SABAM en/of de billijke vergoeding Lichte vrachtwagen als bedrijfswagen : een valabel alternatief ?
1 1 2 2 2 3 3 3 3 4 4 5 5 6 6
1. Regeringsmaatregelen – geplande wijzigingen aan de nieuwe regeling voordeel van alle aard bedrijfswagens
1.1.
Definitie “cataloguswaarde”
De berekening voordelen alle aard van bedrijfswagens is begin dit jaar gewijzigd. Voor een gedetailleerde bespreking verwijzen we graag naar onze nieuwsbrief van januari 2012.
cataloguswaarde wordt verstaan, de gefactureerde waarde inclusief opties en BTW, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno. Deze definitie is zowel van toepassing op nieuwe wagens als op tweedehands wagens of wagens in leasing.” Door te verwijzen naar de “gefactureerde waarde” ontstaat er een discriminatie tussen nieuwe en tweedehandswagens. Een zelfde wagen van een bepaald bouwjaar blijft zwaarder belast dan wanneer hij nieuw wordt aangekocht. In afwachting van een definitieve wetgeving heeft de Minister verduidelijkt dat de definitie “cataloguswaarde” zal aangepast worden en dat voortaan zowel voor nieuwe als voor tweedehandswagens naar de “catalogusprijs” wordt verwezen. De nieuwe definitie zal als volgt luiden : “onder cataloguswaarde wordt verstaan :
de catalogusprijs van de wagen in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde BTW, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno”. 1.2.
Datum inschrijving voertuig.
De berekening in de bedrijfsvoorheffing zal slechts worden toegepast op de voordelen alle aard toegekend vanaf 1 mei 2012. Daarbij zal rekening gehouden worden met de ouderdom van de wagen.
Pagina 1
Voor het eerste jaar volgend op de datum van inschrijving wordt uitgegaan van 100% van de cataloguswaarde. Nadien zal de cataloguswaarde aangepast worden met een percentage aflopend van 100 tot 70%, met een daling van 6% per jaar. Zo zal een wagen van één jaar oud belast worden op 94% van zijn initiële cataloguswaarde. Voor de datum van inschrijving van de wagen werd initieel verwezen naar de inschrijving bij de DIV (Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen). Dit is discriminerend voor wagens die eerst in het buitenland zijn ingeschreven. Was een wagen drie jaar ingeschreven in het buitenland alvorens inschrijving in België, dan zou die wagen vanaf datum van inschrijving bij de DIV belast worden op een cataloguswaarde van 100% daar waar het voertuig reeds drie jaar oud was. Daarom zal de wettekst aangepast worden en zal men kijken naar de datum van inschrijving, ongeacht of dit in België of in het buitenland plaatsvindt.
Het belastingtarief wordt verhoogd respectievelijk tot 20% en 18%. Vanaf 62 jaar blijft alles bij het oude.
2. Regeringsmaatregelen – aanvullend pensioen
Wettelijk pensioen + aanvullend pensioen (omgezet in een jaarlijkse rente) ≤ 80% (laatste normale maandelijkse bruto verloning + voordelen van alle aard) x loopbaan/40
Naast de reeds gemelde maatregelen, heeft de regering ook nog een aantal maatregelen op de plank liggen met betrekking tot de aanvullende pensioenen. We zetten de voorgenomen maatregelen even op een rijtje. Voor een goed begrip, deze maatregelen zijn nog geen wet op dit ogenblik, maar worden het wellicht wel in de loop van 2012.
2.1. Pensioenleeftijd Om het langer werken aan te moedigen, vond de nieuwe regering het nodig om het aanvullend pensioenkapitaal wat zwaarder te belasten indien men zijn aanvullend pensioen ‘vroeger’ wil opnemen. Met vroeger wordt bedoeld een opname op 60 of 61 jaar.
Voor Di Rupo I
Na Di Rupo I
Leeftijd opname
Oud tarief
Nieuw tarief
60 jaar
16,5%
20%
61 jaar
16,5%
18%
62-64 jaar
16,5%
16,5%
65 jaar
10%
10%
2.2. De berekening van de 80%-regel Eén van de belangrijkste beperkingen bij het aangaan van een aanvullende pensioenregeling, is de befaamde 80%-regel. Deze wordt waarschijnlijk onderworpen aan een bijkomende beperking. Tot op heden ziet deze regel er uit als volgt :
Vanaf 2012 zou een bijkomende grens worden ingevoerd. Wettelijk pensioen + aanvullend pensioen (omgezet in een jaarlijkse rente) ≤ hoogste ambtenarenpensioen Over het hoogste ambtenarenpensioen circuleren nogal wat bedragen. Een veel genoemd jaarbedrag is +/- 77.000,00 EUR. Bovendien zou, na enige kritiek, de grens niet meer zo absoluut zijn. De voorwaarden onder dewelke door de grens kan gegaan worden, zijn nog niet helemaal duidelijk. Pagina 2
2.3. Exit pensioenbelofte De mogelijkheid om een aanvullend pensioen te vormen door een contract te sluiten met de eigen vennootschap gevolgd door het aanleggen van een voorziening op de balans, de zogenaamde pensioenbelofte, wordt verboden vanaf 2012. In eerste instantie was bovendien bepaald dat elke bestaande pensioenbelofte “geëxternaliseerd” moest worden, d.w.z. omgezet worden in een externe individuele pensioentoezegging (IPT) of een groepsverzekering, en dat uiterlijk tegen einde 2014. Hierbij moest dan een taks van 1,75% betaald worden, de zogenaamde “omzettingstaks”. Maar aangezien niet elke vennootschap zomaar de nodige liquiditeiten heeft om dit ook te betalen, is van de verplichting tot omzetting afgestapt. De bestaande pensioenbeloften moeten wel “bevroren” worden en hierop moet wel de omzettingstaks betaald worden. Hiervoor bestaat de keuze tussen een éénmalige taks van 1,75% of een gespreide betaling over 3 jaar van telkens 0,6%. Bijkomende pensioenaanspraken kunnen dan verder enkel nog “extern” opgebouwd worden. Hierbij moet op de premies dan wel 4,4% premietaks betaald worden. Pensioenbelofte : bevriezen 2012‐2014
Externalisering
1,75% of 3x 0,6%
1,75%
2.4. Aftrek pensioensparen verlaagd Tot 31 december 2011 gebeurt de fiscale aftrek voor premies pensioensparen volgens het verbeterd gemiddeld tarief dat varieert tussen 30% en 40%. Vanaf 1 januari 2012 wordt de fiscale aftrek pensioensparen voor iedereen beperkt tot 30%.
Max bedrag
Belasting‐vermindering
2011
880,00
264,00 – 352,00
2012
910,00
273,00
3. Regeringsmaatregelen fraudebestrijding
3.1. Beperking cash betalingen In het kader van de antiwitwaswetgeving heeft staatssecretaris voor Fraudebestrijding John Crombez aangekondigd dat cash betalingen aan een handelaar/dienstverlener in de loop van 2012 beperkt zullen worden tot 5.000,00 EUR. Aan de basis hiervan ligt de in 2010 herschreven antiwitwaswetgeving. In deze wet werd opgenomen dat betalingen in cash geld aan een handelaar voor de aankoop van één of meer goederen, ongeacht of de verkoop plaatsvindt in één verrichting of via meerdere verrichtingen waartussen een band bestaat, niet meer dan 15.000,00 EUR mag bedragen. Ook de aankoop van een woning mag slechts tot 10% van de verkoopprijs gefinancierd worden met cash geld, beperkt tot 15.000,00 EUR. Minstens 90% van de prijs moet dus vereffend worden door overschrijving of cheque. Begin dit jaar is aangekondigd dat in 2012 het bedrag van 15.000,00 EUR beperkt zal worden tot 5.000,00 EUR en dit zowel voor de cash betalingen aan de handelaar/dienstverlener als voor de aankoop van een onroerend goed. Vanaf 2014 zullen de cash betalingen nog verder beperkt worden tot 3.000,00 EUR. En in de vastgoedsector komt er dan een volledig verbod om nog gedeeltelijk met cash geld te betalen. Deze maatregelen zijn getroffen in het kader van fraudebestrijding om zwartwerk tegen te gaan. Pagina 3
3.2. De herschreven algemene antimisbruikbepaling In 1993 werd aan de Administratie een extra bewijsmiddel toegekend in de vorm van een algemene antimisbruikbepaling. Deze regel hield kortweg in dat een bepaalde juridische kwalificatie van een (keten van) rechtshandeling(en) niet tegenstelbaar was aan de fiscus indien het doel van deze rechtshandeling(en) belastingontwijking was, tenzij de belastingplichtige voldoende rechtmatige financiële of economische behoeften kon aantonen. In 2007 besliste het Hof van Cassatie hieromtrent dat bij herkwalificatie de niet fiscale rechtsgevolgen gelijkaardig moesten zijn. Zo kon bijvoorbeeld een recht van vruchtgebruik niet geherkwalificeerd worden in een huurcontract aangezien de niet fiscale rechtsgevolgen niet gelijkaardig waren. Hierdoor werd de regeling grotendeels vleugellam gemaakt. De regering wenst de regeling nu te herschrijven. In de nieuwe regeling is de rechtshandeling niet langer tegenstelbaar (en niet louter de kwalificatie) indien er sprake is van “fiscaal misbruik”. Het gaat hier om een nieuw fiscaal begrip. Er is sprake van fiscaal misbruik indien het gaat om een verrichting waarbij men “zich in strijd met de doelstellingen van een fiscale bepaling buiten toepassingsgebied van die bepaling plaatst” of men “aanspraak maakt op een belastingvoordeel en de toekenning van dit voordeel is in strijd met de doelstellingen van die bepaling”. In mensentaal, herkwalificatie zal mogelijk zijn indien men kiest voor een juridische vorm waardoor een verrichting niet belastbaar is of waardoor men onder een norm valt die fiscaal voordeel oplevert, maar de gekozen structuur komt ‘zeer dicht’ in de buurt van een
bepaalde belastbaar gestelde situatie en de keuze voor de fiscaal voordelige situatie is enkel te verklaren door de belastingbesparing. De Administratie moet in eerste instantie het bewijs leveren van “fiscaal misbruik”. Het tegenbewijs door de belastingplichtige is nog steeds mogelijk door aan te tonen dat andere motieven dan een belastingontwijking ten grondslag liggen aan de gekozen vorm of structuur. Er zal met de andere motieven geen rekening worden gehouden wanneer deze steeds aanwezig zijn, of wanneer ze een beperkt belang hebben. Zo wordt de vermindering van administratieveen beheerskosten geacht steeds aanwezig te zijn en volstaat dit niet als ‘andere motieven’. Indien het tegenbewijs onvoldoende is, dan mag de Administratie de belastbare grondslag herstellen en daarop de belastingberekening vestigen, en dit alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden. Conclusie : finaal mag nog steeds geopteerd worden voor de minst belaste weg, maar dit mag geen fiscaal misbruik inhouden. 4. Discriminerende behandeling gezinnen inzake groene investeringen : fiscus betaalt terug Vanaf 1 januari 2012 zijn de energiebesparende maatregelen, behoudens voor dakisolatie, opgeheven. De belastingvermindering bedroeg 40% van de gedane investering, evenwel beperkt tot een bedrag dat jaarlijks werd geïndexeerd. Het gedeelte dat niet kon worden afgetrokken, bij gebreke aan voldoende inkomsten, kon worden overgedragen naar de drie volgende belastbare tijdperken. De fiscale gunstmaatregel werd voor de inkomstenjaren 2005 tot 2008 (aanslagjaren 2006 tot 2009) verschillend Pagina 4
toegepast voor eigenaars en voor huurders. Bij gehuwde of wettelijk samenwonende eigenaars werd de belastingvermindering omgedeeld volgens het respectievelijke deel van elke partner in het kadastraal inkomen van de woning. Bij gehuwde of wettelijk samenwonende huurders daarentegen werd de belastingvermindering omgedeeld op basis van het belastbaar inkomen. Wanneer een echtpaar eigenaar was van een woning waarbij slechts één van beiden werkzaam was, ging een deel van de belastingvermindering verloren. Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat deze verschillende fiscale behandeling discriminerend is. Een gelijkaardige discriminatie blijkt ook te bestaan bij de belastingvermindering voor beveiliging van de woningen. De Administratie heeft nu op 27 maart 2012 via een persmededeling laten weten dat zij zelf de nodige rechtzettingen zal doorvoeren en dat de belastingplichtigen zelf niets moeten ondernemen. De Administratie zal naar analogie met de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven ook ambtshalve rechtzettingen uitvoeren voor de uitgaven voor beveiliging van een woning. De rechtzettingen zullen worden uitgevoerd voor de aanslagjaren 2008 tot 2011, inkomstenjaren 2007 tot 2010 en zullen uitgevoerd worden van juli 2012 tot januari 2013 (bron : Ministerie van Financiën – 15 maart 2012 en 27 maart 2012).
belastingplichtige die een aansprakelijk vertegenwoordiger heeft laten erkennen. Wanneer de medecontractant een gemengde BTW belastingplichtige is, moet de verlegging naar de medecontractant worden toegepast, zelfs indien de werken uitsluitend voor de vrijgestelde activiteit van de belastingplichtige worden aangewend. Bijvoorbeeld een exploitatievennootschap met verhuur van eigen onroerend goed aan derden. Bij een gedeeltelijke belastingplichtige was het tot op heden niet erg duidelijk of en hoe de verleggingsregeling moest worden toegepast, vooral indien de werken door de belastingplichtige uitsluitend werden gebruikt voor de niet belastingplichtige activiteit. Zowel de verlegging naar de medecontractant als de gewone regeling met aanrekening van BTW konden worden gebruikt. De Administratie heeft nu in een beslissing van 20 maart 2012 besloten dat vanaf 1 juli 2012 de verleggingsregeling steeds moet worden toegepast bij gedeeltelijke belastingplichtigen, zelfs wanneer de werken uitsluitend gebruikt worden voor de niet belastingplichtige activiteiten. Dit betekent bijvoorbeeld dat een gemeente die reeds over een gewoon BTW-identificatienummer beschikt en die 'wegenwerken' of werken aan het 'gemeentehuis' laat uitvoeren, voortaan geen BTW meer zal krijgen aangerekend van de aannemer, maar de verschuldigde BTW zelf zal moeten voldoen via haar periodieke BTW-aangiften.
5. BTW : regeling medecontractant voor werk in onroerende staat
6. Omzetting van ecocheques in maaltijdcheques en omgekeerd
Bij werk in onroerende staat moet de BTW worden betaald door de medecontractant wanneer deze een in België gevestigde belastingplichtige is met indienen van periodieke aangiften of een niet in België gevestigde
Voor zowel maaltijdcheques, als eco- en cultuurcheques bestaat een fiscaal voordelige regeling. De tussenkomst van de werkgever (of vennootschap ingeval van een bedrijfsleider) wordt aangemerkt als een vrijgesteld sociaal voordeel mits Pagina 5
voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. De fiscale Administratie laat nu in een circulaire weten dat ecocheques kunnen omgezet worden in maaltijdcheques en vice-versa. Het betreft hier immers de vervanging van een vrijgesteld voordeel door een ander vrijgesteld voordeel. Hierbij moeten echter steeds de wettelijke voorwaarden vervuld zijn om van het voordeel te kunnen genieten. Bijvoorbeeld : bij de omzetting van ecocheques naar maaltijdcheques moet steeds rekening gehouden worden dat het aantal toegekende cheques niet meer mag bedragen dan het aantal werkelijke arbeidsdagen van de werknemer of bedrijfsleider. In de sociale wetgeving is eveneens voorzien in de omzettingsmogelijkheid met ingang vanaf 1 oktober 2011. 7. SABAM en/of de billijke vergoeding De billijke vergoeding is een vergoeding voor het publiek afspelen van muziek. De vergoeding is een tegemoetkoming aan de uitvoerende artiesten en producenten en komt dus bovenop de vergoeding aan SABAM (vergoeding voor auteurs). SABAM int auteursrechten voor het publiek afspelen van muziek. SABAM is een privévereniging van auteurs, componisten en uitgevers, die door de overheid erkend is als ‘beheersvennootschap’ of ‘inningsvennootschap’ en op grond hiervan de bevoegdheid heeft om, in opdracht van de aangesloten ‘auteurs’, hun auteursrechten te innen. De geïnde rechten worden volgens vaste verdeelsleutels verdeeld tussen de auteurs (tekstschrijvers/componisten) van muziek, en dit in ruil voor het publiek gebruik van hun repertoire. De wet op de auteursrechten voorziet dat zodra er muziek wordt afgespeeld buiten de privékring er in dat geval een vergoeding verschuldigd is aan SABAM.
Net zoals dat nu al het geval is voor winkels, horeca, feesten, wachtzalen van vrije beroepen, enz. wordt er ook een vergoeding geïnd voor muziek op werkplaatsen. Naast de vergoeding voor auteursrechten is er een bijkomende vergoeding verschuldigd voor naburige rechten (aan beheersmaatschappij SIMIM). Dit zijn de rechten voor de uitvoerende artiesten en producenten. De inning voor SABAM en SIMIM zal gezamenlijk gebeuren onder de benaming “Unisono”. 8. Lichte vrachtwagen als bedrijfswagen een valabel alternatief ? Wordt een bedrijfswagen (personenwagen, wagens dubbel gebruik en minibussen) gratis ter beschikking gesteld aan een werknemer of bedrijfsleider, dan ontstaat een belastbaar voordeel alle aard. Dit voordeel alle aard wordt sedert 1 januari 2012 berekend als volgt : “cataloguswaarde x % CO²-uitstoot x 6/7 x % ouderdom wagen”. Deze nieuwe berekeningswijze voordeel alle aard is niet van toepassing op het privégebruik van “lichte vrachtwagens”. Wat is een lichte vrachtwagen ? Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de ‘echte’ en de ‘valse’ lichte vrachtwagens. Zo worden heel wat wagens (luxe 4x4’s, terreinwagens, en monovolumes) geacht niet onder de fiscale definitie van “lichte vrachtwagen” te vallen, met als gevolg dat zij gelijkgesteld worden met een personenwagen, wagens dubbel gebruik en minibussen. Ook het voordeel alle aard wordt voor deze wagens op dezelfde klassieke manier berekend.
Pagina 6
In de verkeersbelasting wordt het begrip “lichte vrachtwagen” zeer technisch en gedetailleerd omschreven1. De fiscus baseert zich op het oordeel van de technische keuring. De autokeuring houdt toezicht op de technische kenmerken die eigen zijn aan de fiscale definitie. Hoe wordt het voordeel van alle aard voor een lichte vrachtwagen nu berekend ? Wordt een lichte vrachtwagen kosteloos ter beschikking gesteld door de werkgever aan zijn werknemer, dan wordt het belastbaar voordeel vastgesteld op basis van de werkelijke waarde bij de werknemer. Voor de bepaling van de werkelijke waarde zal dus een kilometerprijs op basis van de 1
Het gaat om een voertuig dat ontworpen en gebouwd werd voor het vervoer van goederen waarvan de toegelaten massa niet meer bedraagt dan 3.500 kg. Onder lichte vrachtwagens die van het fiscaal gunstregime kunnen genieten wordt verstaan:
Bestelwagen met enkele of dubbele cabine : o
Een passagiersruimte die, naast die van de bestuurder, ten hoogste twee of zes plaatsen bevat.
o
Een laadruimte die (volledig) is afgesloten van de passagiersruimte, waarvan de lengte minstens 50% bedraagt van de lengte van de wielbasis en die over haar hele oppervlakte bestaat uit een van het koetswerk deel uitmakende, vaste of duurzaam bevestigde horizontale laadvloer zonder verankeringsplaatsen voor bijkomende banken, zetels of veiligheidsgordels.
Pick-ups met enkele of dubbele cabine: o
Een volledig van de laadruimte afgesloten enkele of dubbele cabine die, naast die van de bestuurder, ten hoogste twee of zes plaatsen bevat.
o
Een open laadbak, eventueel afgesloten met een dekzeil, een plat en horizontaal deksel of een opbouw ter bescherming van de lading.
kosten moeten worden berekend (totale kosten / totaal aantal kilometers). Het voordeel van alle aard is dan gelijk aan de “privé afgelegde kilometers x kilometerkostprijs”. Het woonwerkverkeer wordt ook geacht een privékost te zijn. Aangezien er geen formule bestaat om het voordeel te ramen, houdt dit een risico in. Het FOD Financiën kan de raming altijd betwisten. Het voeren van een kilometeradministratie is dan ook ten zeerste aangeraden. Ten opzichte van de forfaitaire berekening voor de ‘gewone’ bedrijfswagens die geen rekening houdt met veel of weinig beroepskilometers, kan de keuze voor een lichte vrachtwagen voor veelrijders een substantieel voordeel opleveren omdat enkel rekening gehouden wordt met de werkelijk gereden privékilometers. Hoe zit het met de BTW ? Ook voor de BTW wordt een onderscheid gemaakt tussen auto’s die uitsluitend voor personenvervoer dan wel voor personen- en goederenvervoer dienen. De levering van personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik, minibussen en sommige 4x4 voertuigen, zijn aan een BTW-aftrek van 50% onderworpen. Deze aftrekbeperking geldt niet voor lichte vrachtwagens, vrachtwagens of autobussen. De BTW geheven op de levering (en autokosten) van een lichte vrachtwagen zijn vanaf 1 januari 2012 aftrekbaar volgens het beroepsgebruik. De aftrek kan zo oplopen tot 100%. Wordt de lichte vracht voor 30% privématig aangewend, dan is de BTW slechts voor 70% aftrekbaar. Om het beroepsgebruik aan te tonen, kan de kilometeradministratie zeer nuttig zijn. Wordt een personenwagen omgebouwd tot een lichte vrachtwagen, dan is de BTW geheven op deze omvormingskosten voor 100% Pagina 7
aftrekbaar. De initieel bij de aankoop van de personenwagen beperkte BTW-aftrek van 50%, blijft behouden. Het is niet omdat de personenwagen wordt omgevormd tot een lichte vrachtwagen dat men bijkomend van 50% aftrek kan genieten m.b.t. de aankoop van de wagen.
Wordt de lichte vracht voor 30% privématig aangewend, dan is de BTW slechts voor 70% aftrekbaar. Ook voor de personenwagen zal men een opsplitsing moeten maken tussen privé- en beroepsmatig gebruik, en zal de BTWaftrek beperkt worden tot het beroepsmatig gebruik, evenwel nog steeds beperkt tot 50%. Deze maximumbeperking van 50% geldt niet voor lichte vrachtwagens.
een lichte vrachtwagen of als u uw wagen laat omvormen tot een lichte vrachtwagen, dan zal u kunnen genieten van een fiscaal gunstiger regeling inzake voordeel van alle aard en inzake BTW. Maar wellicht schiet u er dan wat comfort op in…
A&B KMO-Partners 31 maart 2012
Conclusie Zowel in de personenbelasting als voor de BTW geldt een gunstiger belastingregime voor lichte vrachtwagens t.o.v. personenwagens. Maar zoals reeds werd aangehaald, worden heel wat wagens van het type luxe 4x4, monovolume en terreinwagen gelijkgesteld met een personenwagen. De fiscus baseert zich op de technische keuring om te oordelen of een voertuig wel effectief als een “lichte vrachtwagen” kan beschouwd worden.
Vooral wanneer u veel beroepskilometers verricht, u niet opziet tegen het voeren van een kilometeradministratie en u kiest voor Pagina 8