week 2 – 9 januari 2012 Handleiding Schrijven niveau A
Nieuwsbegrip Schrijven 2012 week 2 Hoog water in Nederland Inhoud Eenmalig afdrukken:
Handleiding les 1 en 2
Hardopdenk-tekst
Voor de leerlingen:
Leerlingblad Eerst bedenken
Les 1
Les 2
pagina 1 van pagina 13 1 van 13
week 2 – 9 januari 2012 Handleiding Schrijven niveau A
Handleiding Les 1
Deze schrijfles sluit aan bij het Nieuwsbegriponderwerp van deze week: hoog water in Nederland. De schrijftaak die deze week centraal staat, is het maken van een instructieposter over wat je moet doen bij hoog water.
De functie die de leerlingen oefenen is instrueren. Ze schrijven een instructie voor de leerlingen van de school.
Het taakkenmerk dat deze week de aandacht krijgt is doel en publiek. De leerlingen leren om hun poster zo duidelijk mogelijk te maken voor thuis: hun ouders (en broertjes of zusjes).
NB: De scholen die deel hebben genomen aan de pilot van Nieuwsbegrip Schrijven, hebben een soortgelijke les gedaan in week 45. De posters die de leerlingen toen hebben gemaakt, kunnen gebruikt worden om inspiratie op te doen voor deze les. Schrijftaak: De schrijftaak bestaat uit twee lessen. In les 1 schrijven de leerlingen een kladtekst, nadat u de schrijftaak besproken en voorgedaan hebt met behulp van de hardop-denktekst. In les 2 bespreekt u het kladwerk van de leerlingen in de groep. Daarna schrijven de leerlingen de definitieve tekst die ze bewaren in hun Schrijfmap. Voorbereiding: Maak duo’s van twee schrijfmaatjes. Zorg voor een map per leerling waarin zij hun (papieren) schrijfproducten kunnen bewaren: de Schrijfmap. Zet het jeugdjournaalfilmpje klaar op www.nieuwsbegrip.nl. Als u met uw leerlingen dit filmpje al uitgebreid bekeken heeft, hoeft u het niet per se nog eens te bekijken. Zorg voor een printmogelijkheid op het einde van de les.
Voor elke leerling een schrijfopdracht (A). Voor iedere leerling een kopie van het leerlingblad Eerst bedenken. Voor de instructie aan de leerlingen de hardopdenktekst (A).
Waarom ga je schrijven? 1. Bekijk met de leerlingen het jeugdjournaalfilmpje op www.nieuwsbegrip.nl. 2. Geef de leerlingen de opdracht goed te letten op wat verteld wordt over dingen die mensen doen bij hoog water. 3. Zeg de leerlingen dat ze straks een instructieposter gaan maken om thuis op te hangen.
Wat voor tekst schrijf je en voor wie? Laat de duo’s de Uitleg lezen en vraag 2 (publiek kiezen) en vraag 3 (wel of geen plaatjes) maken. Als de leerling kleine broertjes of zusjes heeft die nog niet kunnen lezen, kan het bijvoorbeeld nuttig zijn om plaatjes te gebruiken. Bespreek met hen kort de antwoorden.
pagina 2 van pagina 13 2 van 13
week 2 – 9 januari 2012 Handleiding Schrijven niveau A
Kijken naar de taak: Zo pak je het aan 1. Gebruik de hardopdenktekst (A). 2. Doe hiermee de opdracht klassikaal voor. Let op de aspecten:
Aanpassen aan het doel (instructie)
Aanpassen aan het publiek (hun gezin)
3. Vertel dat u tevreden bent over uw poster. Wijs de leerlingen erop dat ze duidelijke zinnen moeten gebruiken die snel gelezen kunnen worden. Herinner de leerlingen aan de vijf vragen van Eerst bedenken. Vraag
Vandaag
1. Wat voor tekst schrijf je?
een poster
2. Aan of voor wie schrijf je?
hun gezin
3. Waarom schrijf je?
zodat iedereen weet wat hij moet doen bij hoog water
4. Wat schrijf je?
een instructie voor wat je moet doen bij hoog water
5. Hoe schrijf je het op?
met korte duidelijke zinnen
Wat ga je schrijven: een woordenweb maken voor je instructieposter Laat de leerlingen samen goede woorden bedenken en laat hen die opschrijven in het woordenweb. Loop tussen de leerlingen door en geef feedback. Help de leerlingen op weg die zelf geen dingen kunnen bedenken, bijvoorbeeld door het eerste woord samen te bedenken.
Hoe ga je schrijven: zinnen maken Laat de leerlingen hun woorden uit het woordenweb opschrijven in goede instructiezinnen. Loop tussen de leerlingen door en geef feedback. Help ze verder als ze vastlopen, bijvoorbeeld door samen een zin te schrijven.
Schrijven: een kladversie maken Laat de leerlingen hun instructieposter schrijven, eventueel met de zinnen die ze in opdracht 5 bedacht hebben. Wijs de leerlingen er van tijd tot tijd op dat ze duidelijke zinnen moeten maken die hun gezinsleden zullen begrijpen.
Controleren: Je kladversie bekijken Geef de leerlingen de tijd om nog een keer hun tekst door te lezen met de checklist bij de opdracht. Laat ze de checklist invullen. Wat ze nog willen veranderen, passen ze aan. Wijs erop dat een tekst vaak beter wordt door te herlezen en te veranderen.
pagina 3 van pagina 13 3 van 13
week 2 – 9 januari 2012 Handleiding Schrijven niveau A
Afronding: Rond de les af met het maken van afspraken over het eventueel printen, bewaren en het later bespreken van de kladversie in les 2. Vertel de leerlingen dat ze in de volgende les hun poster helemaal afmaken.
Handleiding Les 2
Schrijfopdrachten uit les 2: Kies twee kladversies uit les 1 om op het digibord te tonen (of schrijf ze over op een krijtbord of whiteboard). Vraag aan de leerlingen toestemming om de tekst te tonen. Neem twee goede voorbeelden, niet per se de beste uit de klas, maar wel instructieposters die origineel zijn en duidelijk verschillen. Het is mooi als een poster voldoet aan een van de aandachtspunten: aangepast aan het doel en aangepast aan het publiek.
Voorkennis: Herinner de leerlingen aan les 1. Wat hebben ze toen gedaan? Herhaal met hen de vijf punten uit Eerst bedenken: 1. Wat voor tekst schrijf je? 2. Aan of voor wie schrijf je? 3. Waarom schrijf je? 4. Wat schrijf je? 5. Hoe schrijf je het op? Voorbeelden: Toon twee van de gemaakte posters uit les 1 op het (digi)bord. Vergelijk deze met elkaar en de aandachtspunten: doel en publiek. Zorg dat u altijd iets positiefs over de tekst kunt vertellen en leg de nadruk op de sterke punten. Schrijfmaatjes: Zeg de leerlingen dat ze straks in tweetallen schrijfmaatjes zullen vormen om bij elkaar te kijken hoe ze hun poster nog kunnen verbeteren. Zeg ook dat ze de opmerkingen van (een leerling uit) de andere groep moeten gebruiken. Maak duidelijk dat je een tekst vaak nog kunt verbeteren. Het is goed om het aan een ander te laten lezen. Die kan dan vertellen hoe de tekst beter kan worden.
Reageren: de instructieposter van een schrijfmaatje lezen 1. Benoem waar de leerlingen op moesten letten bij het schrijven van de kladversie van hun poster: duidelijke zinnen maken voor het publiek (hun gezin) waar je voor schrijft. 2. Laat de leerlingenkoppels hun kladversies uitwisselen en de checklist invullen voor hun schrijfmaatje. Misschien kan er nog iets beter. Wijs erop dat de leerlingen de checklist op het blad van hun schrijfmaatje moeten invullen.
Herschrijven: de definitieve instructieposter schrijven 1. Laat de leerlingen vragen stellen over hun eigen poster voordat ze die verbeteren. 2. Laat de leerlingen een definitieve poster maken op een los blaadje of op de computer.
pagina 4 van pagina 13 4 van 13
week 2 – 9 januari 2012 Handleiding Schrijven niveau A
Terugkijken: de instructieposter beoordelen Beoordeel samen met de leerlingen de instructieposters. Hang daarvoor de posters op in de klas of op een goede plaats in de school waar alle leerlingen de instructieposters kunnen lezen. Laat eventueel leerlingen die dat graag willen iets vertellen over hun instructieposter. Zoek met de leerlingen de juiste doelgroep bij de posters: volwassenen of ook kinderen?. Kies daarna de duidelijkste instructieposter. Besteed daarbij aandacht aan de punten uit de checklist: -
Valt de poster op?
-
Zijn de titel en de kopjes goed?
-
Zijn de zinnen en woorden duidelijk?
-
Zijn alle woorden goed geschreven?
-
Moeten er nog plaatjes bij de instructies?
Terugkijken: het schrijven bespreken Laat de leerlingen de vragen maken. Geef een aantal leerlingen de beurt om terug te kijken op hoe ze het aangepakt hebben, en te vertellen wat goed ging en wat nog beter kan. Afronding: Laat de leerlingen de opdrachten en hun werk opbergen in hun map. Bewaar deze goed voor de reflectieles in week 7. Geef de leerlingen een compliment voor hun inzet. Beoordeling: Wilt u de leerlingen feedback geven op hun posters let dan vooral op het doel van vandaag: doel en publiek. Deze begrippen kunnen lastig zijn, o.a. omdat ze soms door elkaar lopen. U kunt letten op:
Gebruiken ze eenvoudige taal voor hun eventuele broertjes of zusjes? Maar is het
Gebruiken ze een informele toon (het is immers voor thuis)?
Als ze veel opmaakeffecten gebruiken (op papier of in Word), wordt de poster
ook duidelijk voor hun ouders (niet kinderachtig)?
hiermee dan duidelijker voor de lezers?
Verder moet de instructie vooral duidelijk zijn. Dat kan bijvoorbeeld door de zin te beginnen met een doe-woord en door instructies in een goede volgorde te zetten.
Bewaar uw eventuele beoordelingen voor de reflectieles in week 7.
pagina 5 van pagina 13 5 van 13
week 2 - 9 januari 2012 – hardopdenk-tekst schrijven A
Voordoen (modelen, hardop denken)
Waarom voordoen? Net zoals bij lezen, leren leerlingen heel veel over schrijven als ze zien hoe een expert dit (voor)doet. Het voordoen (modelen) van het schrijven van een tekst is daarom essentieel voor goed schrijfonderwijs. In deze les staat het schrijven van een instructieposter centraal. Voordoen betekent niet dat leerlingen u straks precies na moeten doen. Maak bij het voordoen daarom duidelijk dat het voorbeelden zijn. Het hardop denken staat steeds in cursieve tekst. Wat u op het bord schrijft, uw tekst, staat in de kaders. In deze les doet u vooral het schrijven van instructiezinnen voor: zinnen met doe-woorden (gebiedende wijs).
Hardopdenktekst lezen Stel je voor dat het bij mij thuis hoog water zou zijn. Het regent al de hele dag en het waait heel hard. Langzaam worden de plassen groter worden en het water gaat stijgen. Wat zou ik moeten doen? Misschien moet ik maar eens opschrijven wat ik dan het beste kan doen. Dat is een goed idee, ik schrijf het op en ik hang het thuis aan de muur. Een soort poster dus, een instructieposter over wat je moet doen bij hoog water. Op een instructieposter staan instructies. Instructies is eigenlijk een ander woord voor tips. Welke instructies zouden dat kunnen zijn? Ik begin met de eerste. Ik moet bijvoorbeeld zandzakken voor de deur leggen. Dat schrijf ik op.
Ik moet zandzakken voor de deur leggen. Is dat een duidelijke instructie? Hm, een instructie ziet er meestal anders uit. Zoals:
Leg zandzakken voor de deur. Zo is het beter. Ik heb een zin gemaakt met een doe-woord. Aan het doe-woord zie je meteen wat je moet doen. Dan wordt het een duidelijke instructie. Hebben jullie ook ideeën voor instructies? [Laat de leerlingen met ideeën komen en kies een van de ideeën om op te schrijven, bijvoorbeeld:]
Breng je spullen naar boven. Dat is de tweede tip. Als er nog meer tips komen, kunnen we ze beter gaan nummeren.
1. Leg zandzakken voor de deur. 2. Breng je spullen naar boven. Dat zijn goede tips. Dat kunnen we doen als het water hoog staat. En als het nu eens echt overstroomt, wat moeten we dan doen? Ik denk aan het aandoen van mijn laarzen. Dan wordt de instructie:
3. Doe je laarzen aan. Dat is ook een goede instructie. Weer een zin met een doe-woord. Is je instructieposter ook voor kleinere broertjes en zusjes? Zet er dan een duidelijk plaatje bij. Nu jullie!
pagina 6 van pagina 13 6 van 13
Leerlingblad Eerst bedenken Nieuwsbegrip Schrijven A en B
Eerst bedenken 1.
Wat voor tekst schrijf ik?
2.
Aan of voor wie schrijf ik?
3.
Waarom schrijf ik?
4.
Wat schrijf ik?
5.
Hoe schrijf ik het op?
pagina 7 van pagina 13 7 van 13
Week 2 – 9 januari 2012 – Schrijfopdrachten niveau A, les 1
Les 1: Een instructieposter schrijven Waarom ga je schrijven: Jeugdjournaalfilmpje kijken 1. Bekijk het Nieuwsbegripfilmpje van het Jeugdjournaal op www.nieuwsbegrip.nl over hoog water. 2. Wat is erg voor de mensen die wonen op plaatsen met hoog water? _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ 3. Weet jij wat er allemaal kan gebeuren bij hoog water? Schrijf het kort op. _______________________________________________________________________
Wat voor tekst schrijf je en voor wie? Werk samen met je schrijfmaatje. Je gaat straks een poster maken om thuis op te hangen. Op de poster staat wat je moet doen bij een overstroming. 1. Lees de uitleg.
Een instructie schrijven Op je poster staat straks een instructie. Een instructie is een tekst die uitlegt wat je nodig hebt en wat je moet doen. Zorg dat je de poster snel kunt lezen en alles duidelijk is. Gebruik makkelijke woorden en korte zinnen. Je mag ook plaatjes gebruiken. Dat maakt de instructie nog duidelijker.
2. Voor wie schrijf jij je poster? Voor je ouders? Of ook voor je broertjes of zusjes? _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ 3. Gebruik je ook plaatjes op je poster? Waarom wel of juist niet? _______________________________________________________________________
pagina 8 van pagina 13 8 van 13
Week 2 – 9 januari 2012 – Schrijfopdrachten niveau A, les 1
Kijken naar de taak: Zo pak je het schrijven van een instructieposter aan Je juf of meester laat zien hoe je een instructieposter kunt schrijven. Let goed op! Hoe schrijf je iets duidelijk op? _____________________________________________________________________
_________________________________________________________________________ Wat ga je schrijven: een woordenweb maken voor je poster. Maak een woordenweb. 1. Zet eerst iets in het midden van het woordenweb. Bijvoorbeeld hoog water.
2. Schrijf woorden in je woordenweb. De woorden gaan over: -
Iets wat je moet doen bij hoog water of een overstroming.
-
Dingen die je wilt meenemen bij een overstroming.
Deze woorden gebruik je in je instructie.
Hoe ga je schrijven: zinnen maken Bij opdracht 4 heb je een woordenweb gemaakt voor je poster. Maak nu zinnen met 4 woorden uit je woordenweb. De zinnen gaan over wat je meeneemt en wat je gaat doen. zin 1 __________________________________________________________________ zin 2___________________________________________________________________ zin 3___________________________________________________________________
pagina 9 van pagina 13 9 van 13
Week 2 – 9 januari 2012 – Schrijfopdrachten niveau A, les 1
zin 4___________________________________________________________________
Schrijven: een kladversie maken 1. Schrijf nu je instructieposter in het klad. Dat kan op papier of op de computer in Word. 2. Gebruik de zinnen die je bij opdracht 5 hebt gemaakt, als je die goed vindt. 3. Lees de uitleg.
Iemand die een poster maakt, denkt steeds aan: 1. Waar is de poster voor nodig? (Doel) 2. Wie moet de poster lezen? (Publiek) Bij 1: De postermaker let op duidelijke zinnen. Deze zinnen zijn kort en iedereen begrijpt ze. De postermaker let er ook op dat de poster opvalt. Bijvoorbeeld met duidelijke kopjes: Wat doe je bij hoog water?, Wat neem je mee bij een overstroming? Bij 2: De postermaker let ook op de woorden. Bijvoorbeeld: plaatjes of simpele woorden gebruiken voor jonge kinderen. Doe je jas aan.
Controleren: je kladversie bekijken Lees je instructieposter nu nog één keer door. Vul de checklist op de volgende pagina in.
Zet een kruisje bij ja of nee.
Schrijf iets op bij ‘Nog veranderen’.
pagina 10 vanpagina 13 10 van 13
Week 2 – 9 januari 2012 – Schrijfopdrachten niveau A, les 1
Checklist voor jezelf Vraag
ja
nee
Nog veranderen:
Valt je poster op?
Vind je de titel en kopjes goed?
Zijn de zinnen en woorden duidelijk?
Zijn alle woorden goed geschreven?
Wil je nog een foto of tekening bij je instructie zetten?
Ben je tevreden? Je kunt nu nog dingen veranderen! Lees de poster tenslotte nog een keer hardop (voor jezelf) door. Vind je het duidelijk?
Als je op de computer gewerkt hebt: Sla je tekst op en print het voor les 2. In les 2 ga je verder met je instructieposter.
pagina 11 vanpagina 13 11 van 13
week 2 – 9 januari 2012 - Schrijfopdrachten niveau A, les 2
Les 2: Een instructieposter schrijven Reageren: de instructieposter van je schrijfmaatje lezen In les 1 heb je een instructieposter geschreven. Je mag nu de kladversie van je schrijfmaatje lezen. Vul de checklist in op het blad van je schrijfmaatje. Checklist Vraag
ja
nee
Nog veranderen:
Valt de poster op?
Zijn de titel en kopjes goed?
Zijn de zinnen en woorden duidelijk?
Zijn alle woorden goed geschreven?
Is er nog een foto of tekening nodig?
Herschrijven: de definitieve instructieposter schrijven Lees de opmerkingen van je schrijfmaatje. Verbeter je kladversie en maak je instructieposter helemaal af.
Terugkijken: de instructieposter beoordelen De instructieposters worden bij elkaar opgehangen in de klas. Zodat kunnen jullie elkaars poster lezen. Als je wilt, mag je iets vertellen bij de instructieposters. 1. Welke instructieposter vind jij het duidelijkst? 2. Kun je zien of de poster alleen voor ouders of ook voor broertjes en zusjes bedoeld is?
pagina 12 vanpagina 13 12 van 13
week 2 – 9 januari 2012 - Schrijfopdrachten niveau A, les 2
Terugkijken: Het schrijven bespreken Denk na en schrijf op. 1. Dit vond ik belangrijk bij het schrijven van een instructieposter: ________________ ____________________________________________________________________ 2. Dit vind ik het beste van mijn instructieposter:______________________________ ____________________________________________________________________ 3. De beste tip van mijn schrijfmaatje was: ___________________________________ ____________________________________________________________________ 4. De volgende keer als ik een instructieposter maak schrijf wil ik speciaal letten op: ____________________________________________________________________
Neem je poster mee naar huis om op te hangen. Bewaar een kopie van je instructieposter in je schrijfmap. Bewaar ook je opdrachtbladen in je Schrijfmap.
pagina 13 vanpagina 13 13 van 13