Donderdag 31 december 2015 OUDJAAR/NIEUWJAAR 2015-2016 Lezingen: (Numeri 6, 22-27); Galaten 4, 4-7; Lucas 2, 16-21. HEILIGE MARIA, MOEDER VAN GOD Vandaag, Oudjaar en morgen Nieuwjaarsdag vieren wij, christenen de gedachtenis van de heilige Maria, moeder van God. Het feest sluit aan bij de gedachtenis van de geboorte van Jezus, een week geleden. De menswording van God in Jezus Christus is een van onze belangrijkste geloofsgegevens. Door die menswording is er een brug geslagen tussen de verre, afstandelijke, vaak ook als vreeswekkende ervaren God én ons, schepselen. Dat geloof is binnen de godsdiensten en levensbeschouwingen uniek. De eeuwige God, die ons te boven gaat, is mens geworden in Jezus Christus. Hij heeft ons bestaan in al onze bestaansvoorwaarden van vreugde en verdriet, ons verlangen en onze kwetsbaarheid met ons gedeeld. God is onze mensengeschiedenis binnen gekomen en heeft onder ons gewoond. We waren en zijn al rijk, omdat we geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis. Onze adem, d.w.z. ons leven, komt van God. Maar in onze rijkdom ervaren we toch ook gebrokenheid. Er kan veel mis gaan We zien toch dagelijks dat mensen goed kunnen zijn, maar ook elkaar naar het leven kunnen staan. Welnu, Jezus Christus is in Godsnaam precies dit bestaan met ons komen delen en heeft on s een weg gewezen uit onze gebrokenheid. Dat is de betekenis van zijn komst onder ons. Hij heeft blootgestaan aan de verleiding - denken we maar aan zijn bekoringen in de woestijn - van de macht over anderen, de verleiding van het geld; de verleiding van het zich groter wanen dan men is. Heel het leven van Jezus was een dienstbaar leven. Zijn voorbeeld is de grondslag van ons optimisme als christenen. Als Barack Obama zegt: 'yes, we can' en Angela Merkel 'wir schaffen es' (en dan gaat over grote wereldproblemen) kunnen wij dat ook zeggen vanuit onze christelijke achtergrond. We hoeven niet opgesloten te zitten in de negativiteit van het kwaad en in de waan van de dag. We kunnen ons gedragen als kinderen van God. We kunnen ons richten op wat goed en opbouwend is voor mens en maatschappij. Zoals God in de komst van het kerstkind uit zichzelf getreden is en naar ons toegekomen, zo kunnen wij uit onszelf treden en op de ander toegaan. Goedheid en liefde dienen het leven; oorlog, geweld, ruzie, dagelijks in het nieuws, breken het af. In heel dit proces van menswording heeft Maria, de moeder van Jezus, een cruciale rol gespeeld. Zij is tussenpersoon geweest in Gods komst onder ons in de menswording van Jezus. Daarom ook wordt zij zo vereerd onder ons, christenen. Mochten we nog de neiging hebben om Jezus als ''t Herrgötje' nog op enige afstand te zetten (wat we niet moeten doen), Maria, moeder van het Herrgötje, is helemaal een van ons. Bij haar kunnen we met onze vreugde en verdriet terecht als een Moeder van Altijddurende Bijstand. Laat ons op het einde van het oude en bij het begin van het nieuwe dankbaar zijn omwille van God die ons nabij gekomen is en om zijn heilige moeder Maria.. Maar laat ons ook dankbaar zijn voor de mogelijkheden ten goede, die wij gekregen hebben, Dankbaar voor alle gezamenlijkheid van leven, voor alle meeleven en steun die we elkaar als we willen- kunnen schenken; dankbaar voor al degenen die onze dorpsgemeenschap leefbaar proberen te houden; dankbaar voor al degenen, die hun best doen onze geloofsgemeenschap in stand te houden, al onze vrijwilligers zonder wie dit alles niet zou kunnen, van kerkbestuur tot koor, van onderhoud van kerk en kerkhof; dankbaar voor de koster(s) en organist(en) en voor degenen, die de kerk schoonhouden en zo mooi versieren. Dankbaar voor pastor Franssen, die ons, gezien zijn werkzaamheid onder ons, zeer is toegedaan en die van zijn kant zo dankbaar is voor de viering van zijn 50-jarig priesterjubileum het afgelopen jaar. Tellen we onze zegeningen en laten we in het nieuwe jaar elkaar tot zegen zijn. In die zin wens ik ons allen een gezegend en voorspoedig Nieuwjaar.
Dankbaar voor alle goeds en in hoop en verwachting dat we samen verder gaan wens ik u allen een gezegend en voorspoedig Nieuwjaar. Amen OP HET EINDE VAN DE VIERING. Bij gelegenheid van de voltooiing van mijn derde lustrum een brief geschreven aan de parochianen van onze drie samenwerkende dorpen. Het gaat mij erom dat we ons bewust zijn van onze rijkdom als christenen en dat we inderdaad vanuit die rijkdom leven. Pastoor A. Reijnen. NOOT: De brief is voorts gepubliceerd op de website van de parochie. ___________________________________________________________________________ Zondag 27 december 2015 Feest van de H. Familie Overweging bij Luc. 2,41-52 JEZUS ZOEKT ZIJN WEG De Evangelielezing van deze dag (Lc.2, 41-52) reikt ons geen recept aan voor de gelovige opvoeding van onze kinderen. Ook gaat ze niet over een puber die zich afzet tegen zijn ouders. De bijbelse schrijvers schilderen geen gezinsleven zoals wij dat graag zien, maar een leven waarin God centraal staat en de mens dienstbaar is aan God. In het Catherijneconvent in Utrecht staat een beeld van de H. Familie, gemaakt door de 15e -eeuwse beeldhouwer Adriaen van Wesel. Jozef en Jezus geven er hun volle aandacht aan het timmerwerk. Het centrum van deze groep zijn niet de twee mannen die druk aan het werk zijn, maar Maria die de Bijbel leest. Maria leest in de Schrift hoe God bezig is met mensen. Ze beseft dat haar gezin anders is dan het volgens de mensen moet zijn. Je zou kunnen zeggen: Het gezin van Maria wordt gestuurd vanuit een laag die wij misschien wel vermoeden, maar niet precies kennen. De beeldhouwer van Wesel lijkt aan te voelen wat het betekent, dat Maria, de moeder van Jezus, alles in haar hart bewaart. Jozef blijft bij zijn werk als timmerman en leidt Jezus op tot vakman. Maria weet vanuit haar hart, dat de toekomst van Jezus anders zal zijn dan die gebruikelijk is voor de zoon van een timmerman. Het Evangelie vertelt dat Jezus met zijn ouders op bedevaart is geweest in Jerusalem en daar achterblijft. Zijn ouders zoeken naar Hem bij familie en kennissen. Als dat niets oplevert, keren ze naar Jerusalem terug. In de tempel zien ze dan voor het eerst dat Jezus ongebruikelijke wegen gaat. Hij is zijn ouders niet gevolgd, maar zoekt in de tempel naar de Vader (met een hoofdletter). Wat hier gebeurt is een voorafbeelding van wat er later in Jerusalem met Hem gebeurt als Hij een volwassen man is geworden. Jerusalem en met name de tempel is de plaats waar Hij moet spreken en optreden. Hij legt het zijn ouders uit, maar die begrijpen er uiteraard niets van. Maria bewaart alles in haar hart, zegt Lucas. Natuurlijk, iedere vader en moeder weet dat de dag komt, dat je als ouder je kind de vrijheid en het vertrouwen moet geven om zijn eigen weg te gaan, ook als je zijn keuze niet begrijpt. De liefde voor je kind is alles waarvoor je als ouder leeft. En toch: op enig moment zal die liefde voor je kind door je hart snijden. In dit Evangelie-fragment wil Lucas duidelijk maken, dat Jezus zijn keuze heeft gemaakt. En voor dit moment schikt Hij zich naar zijn ouders. Hij keert met hen terug naar Nazareth. Lucas schrijft dat Jezus steeds meer in de gunst komt bij de God en de mensen. Daarmee schrijft hij tussen de regels door dat Jezus op en duur langzaam van zijn ouders verwijderd raakt en steeds dichter bij God komt. Zo vertelt hij in hoofdstuk 4 dat Jezus na een optreden in de synagoge uit Nazareth wordt gegooid. Lucas 8 vertelt dat Jezus zijn moeder en broers, die naar Hem gevraagd hebben, niet
wil ontmoeten. In Lucas 14 zegt Jezus zelfs: 'Als je je bij Mij wilt aansluiten, maar de contacten met je ouders en familie toch op de eerste plaats blijft stellen, dan kun je mijn volgeling niet zijn. Jezus zoekt bewust contact met God, die Hij zijn Vader noemt. Op den duur vindt Hij God, niet bij zijn gezin of de familie en ook niet in de plaats waar Hij is opgegroeid. Lucas vertelt dat Jezus God zoekt bij zijn neef Johannes de Doper. Door zijn optreden en prediking raakt Hij zo geboeid, dat Hij met Johannes meegaat en zich door hem laat dopen. De banden met zijn familie en dorp zijn blijkbaar niet zo belangrijk meer. Mogelijk belemmeren Hem die in zijn missie en opdracht. Hij leert God dieper kennen in de eenzaamheid van de 40 dagen in de woestijn. Lucas wil ons duidelijk maken: De mens die God écht heeft leren kennen, kan niet gewoon terugkeren naar zijn oude manier van leven. Jezus kan niet terug naar familie en oude vrienden. De terugkeer naar Nazareth waar Hij is opgegroeid wordt een fiasco. Hij spreekt er in de synagoge, maar zijn woorden maken zijn dorpsgenoten zo woedend, dat ze Hem meesleuren naar de afgrond buiten het dorp. Jezus gaat echter zijns weegs en die weg leidt naar Jerusalem, naar de tempel, de weg naar zijn Vader, tot over de dood heen. De 12-jarige Jezus gedraagt zich niet zoals je van een 12-jarige verwacht. Hij heeft blijkbaar al een keuze gemaakt. Hij gaat wel mee terug naar Nazareth, maar zal op den duur zijn ouders verlaten en kiezen voor de tempel. Dat is het huis waar Hij thuishoort. Lucas schetst ons op deze manier een H. Familie, waarin vader en moeder ruimte geven aan het Kind om te worden wie Hij moet zijn, ondanks de pijn die zijn keuze hen geeft. Hoe is dat in onze dagen? De natuurlijke omgang met religie - zoals Lucas die schetst - is ons vreemd geworden. De jongeren van vandaag zijn vaak zoekers geworden. Jongeren die interesse hebben in geloof en kerk, kloppen niet alleen aan bij christelijke kerken, maar ook bij boeddhisten en andere religieuze bewegingen. Als jongeren hun weg vinden in geloof, kerk en religie, dan moeten ze daar ook uiting en vorm aan geven in hun relaties en in hun werk. En het is geen eenvoudige opgave om in hun groei naar volwassenheid écht te luisteren naar de klanken van geloof, religie en kerk en de taal te vinden om hun geloof onder woorden te brengen, zeker in een wereld die geloof slecht verstaat en er sceptisch tegenover staat. Lucas tekent Jezus als een religieus talent. En de Schriftgeleerden herkennen zijn talent. De rabbi's geven er drie dagen alle aandacht aan en staan versteld van zijn inzicht. Ook in onze dagen zijn er jonge mensen met onverwachte talenten, ook op het terrein van geloof, religie en kerk. Maar ook deze jonge mensen hebben leraren nodig die tijd voor hen nemen, die hen ruimte geven en durven luisteren naar wat hen beweegt en naar de vragen die hen bezig houden. Ze hebben ook levende voorbeelden nodig, volwassenen die eerlijk durven vertellen van wat hun geloof voor hen betekent en ook van de twijfels waar ze vaak mee kampen. Mensen die iets durven vertellen en laten zien van hoe zij zoeken naar God en met Hem omgaan. En als dat hun eigen ouders zijn heeft dat een extra dimensie! Laten wij bidden om die leraren, die ouders, die voorbeelden van een levend geloof. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. _____________________________________________________________________ 26 december 2015 Tweede Kerstdag Overweging bij Jesaja 62, 1-5 en Matteüs 1, 1-25. STEFANUS KIJKT NAAR DE HEMEL Na de viering van Jezus' geboorte en het licht en de vrede van Kerstmis, krijgen we vandaag een koude douche. Het verhaal van de diaken Stefanus. Vanwege zijn getuigenis over Jezus en de wondertekens die hij in zijn naam verricht, wekt hij ergernis en jalousie bij sommige
groepen Joden. En dat loopt zo hoog op, dat het niet blijft bij discussiëren en redetwisten, maar dat ze hem de stad uitdrijven en hem ter dood brengen door hem te stenigen, Stefanus verdedigt zich niet met geweld, maar roept Jezus aan en bidt: ' Heer Jezus, ontvang mijn geest'. Ook in het Evangelie van deze dag waarschuwt Jezus zijn leerlingen voor tegenstand. Als je getuigt van Jezus' boodschap in woord en daad, dan word je niet door iedereen met applaus ontvangen. Velen voelen zich daardoor aangetast in hun belangen. Je wekt weerstand niet alleen bij vreemden, maar zelfs onder je eigen verwanten en vrienden. Bijvoorbeeld invloed en macht en het talent om leiding te geven zijn op zich genomen positieve mogelijkheden. Je kunt er veel goeds mee doen voor anderen, maar ze brengen je ook in verleiding anderen naar je hand te zetten om zo jouw doelen te bereiken. Geld en bezit hebben we nodig om te leven, maar hoe snel krijgen deze zaken niet de hoogste prioriteit? Hoeveel ruzie en onenigheid kunnen ze te weeg brengen, in families maar ook in bedrijven en in de politiek? Ieder mens wordt graag gezien en gewaardeerd, maar blijvende aandacht en echte waardering kun je niet afdwingen. Ze vallen je ten deel als een geschenk. Als je ze zelf gaat zoeken, raak je al gauw teleurgesteld of kom je snel in botsing met anderen. Als de apostelen ruzie krijgen over de vraag wie onder hen de voornaamste is, roept Jezus hen bij zich en zegt: 'Als je de grootste wil worden, moet je dienaar worden van allen'. Met andere woorden: bijzondere talenten hebben we niet gekregen om ons te laten gelden, maar om ze te gebruiken ten dienste van elkaar. Dat is Jezus ten voeten uit. Armen, zieken, zondaars en andere kwetsbare mensen hebben zijn bijzondere aandacht. Maar met dit soort keuzes zul je in onze maatschappij niet makkelijk scoren. Ze wekken eerder weerstand en bevreemding. Sommigen voelen het als een aanklacht tegen hun keuzes en hun manier van leven. En dat wekt wrevel. Als wij onheus worden behandeld of onrecht zien gebeuren, dan worden we kwaad. We hebben ons oordeel klaar, roepen anderen tot de orde of voelen de neiging om het de ander betaald te zetten. We gruwen terecht van aanslagen en wreedheden van IS en Boko Haran en aanverwante groeperingen. Maar of bombardementen of andere vormen van vergelding een oplossing brengen? Als Jezus weerstand of onrecht ontmoet, gaat Hij niet fel in de tegenaanval. Hij kiest niet voor vergelding, maar probeert veeleer zijn tegenstanders aan het denken te zetten. Soms trekt Hij zich in eenzaamheid terug om Gods aanwezigheid te zoeken. In het gebed tot zijn hemelse Vader vraagt Hij om licht en kracht. Hij bidt om liefde die zich niet laat verleiden tot vergelding, fanatisme of machtsmisbruik. Nou zijn er in onze wereld zoveel conflicten en tegenstellingen, dat we er bang van worden en ontmoedigd raken. Op allerlei manieren zijn mensen bezig zich te beveiligen tegen oplichters, tegen diefstal en bedrog, tegen geweld en aanslagen. En dat is verstandig, maar je kunt niet alle onrecht voorkomen. Ook worden mensen vaak om hun godsdienstige en politieke overtuiging bedreigd. Als Jezus zijn leerlingen waarschuwt voor wat hen als zijn volgelingen kan overkomen zegt Hij: 'Vraag je niet bezorgd af wat je moet zeggen of hoe je moet reageren als je onrecht wordt aangedaan omwille van Mij. Het zal je worden ingegeven. De Geest van mijn Vader spreekt dan in jullie'. Met andere woorden: blijf je richten tot de hemelse Vader die de zon laat opgaan over goeden en slechten. Richt je op mijn voorbeeld en durf vertrouwen dat niet geweld en vergelding, maar enkel de liefde het laatste woord heeft. Wij verlangen om onrecht betaald te zetten en tegenstanders te straffen. Wij voelen onze angst en beseffen onze onmacht. Jezus zegt: Luister maar naar de Geest die spreekt in je hart. Hij geeft je de goede woorden in en stuurt je in de juiste richting. Wij weten wel dat geweld niets oplost en alleen maar meer geweld oproept, maar de neiging tot vergelden blijft. Natuurlijk is er geen garantie dat we niet op onze kop krijgen en dat ons geen onrecht wordt gedaan, als we afzien van vergelding. Maar Jezus belooft: 'Wie stand houdt in zijn vertrouwen op God en wie mijn voorbeeld voor
ogen houdt, hij zal worden gered. Laten wij bidden om dat vertrouwen, voor onszelf en voor allen die onrecht wordt aangedaan. Stefanus roept in zijn nood de hemel te hulp. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. _____________________________________________________________________ 25 december 2015 Eerste Kerstdag Overweging bij Jesaja, 52, 7-10, Hebreeën 1 en 1-6; Johannes 1, 1-18 Delen in Jezus' levensperspectief en heerlijkheid Al een heel aantal jaren, beste mensen, wordt de kerstsfeer al vroeg in december voor veel mensen mede bepaald door de vele kerstmarkten in onze omgeving. Dit jaar is er zeker voor Zuid Limburg 'Serious Request' (een 'serieus verzoek') bijgekomen om geld in te zamelen voor kinderen die tekortkomen in de omstandigheden waarin ze moeten leven. U weet dat drie diskjockeys een week lang in het glazen huis in Heerlen opgesloten zaten, zonder te eten. Het leek wel een ouderwets streng vasten. Het evenement bracht duizenden mensen op de been voor het inzamelen van geld. Het was een poging een antwoord te geven op het probleem dat voor vele kinderen momenteel in de herbergen van de mensheid geen of ternauwernood plaats is? De atmosfeer in Heerlen rond het glazen huis was, zo meldde men gisteren, was de hele week zonder wanklank en vol van goedheid. Degenen die daaraan hebben bijgedragen gedroegen zich - of ze zich dat bewust waren of niet - als mensen naar Gods hart. Zij zorgden voor licht in de duisternis waarin veel kinderen leven. Zij waren als vreugdeboden uit de Zuid Limburgse heuvels voor die kinderen. Wat er gebeurd is in Heerlen, maar ook vele andere werken ten goede van naasten in hun noden, sluit aan bij wat God met de menswording van Jezus eigenlijk bedoeld heeft: dat mensen in solidariteit met elkaar zouden leven en met elkaar het leven zouden delen. Dat is echter niet vanzelfsprekend en is het nooit geweest. Ook al niet in de 8e eeuw vóór Christus, de tijd dat de profeet Jesaja leefde. Hij meldt goed nieuws aan de bewoners die na de verovering door de Assyriërs in de 8e eeuw vóór Christus nog in de verwoeste stad Jeruzalem waren blijven wonen. Zij verlangden naar een periode van herstel en opbouw van hun verwoeste stad. Ze verlangden naar iemand die daar leiding aan zou geven, een bestuurder, een nieuw soort koning, die niet uit is op eigen macht en invloed maar op het heil van mensen. Het zou iemand zijn naar Gods hart. Het heil dat hij zal brengen is bestemd voor alle mensen. Christenen hebben deze tekst verstaan als slaande op Jezus. Hij is zulk een koning niet uit op eigen macht en voordeel maar op het heil van mensen. Hij brengt vreugde met zich mee. Hoe komt dat? Die Jezus is volgens de evangelieschrijver Johannes helemaal van ons en van God. Hij is als een woord dat iemand spreekt. Als wij spreken zijn het, namelijk, onze woorden. We vertellen met onze woorden hoe wij denken, hoe wij ervaren wat we meemaken, wat het met ons doet. We spreken ons uit. Onze medemensen krijgen door te luisteren een indruk wie wij zijn. Zo kijkt Johannes naar Jezus. Hij ziet hem als een woord waarin God uitdrukt wie Hij wil zijn: een liefdevolle God, die afdaalt uit de hemel en mens wordt. Licht ook in ónze duisternis. Naast het licht, dat ook Serious Request met zich meebracht voor bedreigde kinderen en jongeren, is er nog veel goeds in ons en onze omgeving. Er wordt heel wat hulp geboden door particulieren en instanties. Maar er is ook veel nood. Denken we aan mensen beneden de armoedegrens; mensen met schulden, mensen die het moeilijk hebben door relatieproblemen en eenzaamheid. Dat zorgt voor duisternis in menig leven. Bovendien, wat we meemaken aan
dreiging in onze in doorsnee toch welvarende wereld, bezorgt velen angst. Alleen het denkbeeld van wat ons aan geweld kan overkomen, de waarschuwingen die er zijn en genomen maatregelen, zorgen voor donkere wolken aan onze lichte en open westerse hemel. Daarbij moeten we niet vergeten dat er miljoenen mensen zijn die in een nog grotere duisternis leven dan wij. In deze tijd vernemen ook wíj de kerstboodschap van het samengaan van God en mens in Jezus. Het is een eigenlijk niet te doorgronden geheim van Gods liefde, dat ten goede komt aan heel de wereld. Degenen die in Hem geloven en in hun leven daar praktisch vorm aan geven, zijn kinderen van God. Zij delen in Jezus' levensperspectief en heerlijkheid. Dat is anders dan wanneer mensen zich opsluiten in hun eigen wereld. De menswording van Jezus, teken van Gods liefde heeft dat doorbroken en ons open gemaakt voor God en medemens. Dat is de vreugdevolle boodschap van Kerstmis. Zalig Kerstfeest. Pastoor A. Reijnen _____________________________________________________________________ 25 december 2015 GEZINSMIS KERSTMIS: Overweging bij Jesaja 62, 11-12 en Lucas 2, 15-20. 'Tijd voor het Licht'. Het is de meesten van ons wel eens overkomen, dat het licht plotseling uitvalt. Als dat 's avonds of 's nachts gebeurt, zit je helemaal in het donker en moet je op de tast zoeken naar een zaklamp of een aansteker en een kaars. Dan moet je uiterst voorzichtig zijn, dat je niets omver stoot of ergens tegenaan loopt. Duisternis geeft een gevoel van onveiligheid en maakt ons bang. We raken gedesoriënteerd. Een klein lichtje is al voldoende om dat gevoel op te heffen. Onlangs gebeurde het in groep 4, dat de Juf een Adventsviering hield met haar klas. Op haar bureau had ze 4 lichtjes gezet, die werken op een klein batterijtje. Voordat de kinderen naar huis gaan, is er plotseling een lichtje verdwenen. Navraag wie het heeft weggenomen levert niets op. Jammer is dat: letterlijk en figuurlijk is er een lichtje verdwenen, is er minder licht. Dagelijks verdwijnen er lichtjes of worden er lichtpunten uitgedoofd in onze grote wereld. Sla de krant maar open of kijk naar het journaal: tal van verhalen over verdriet dat mensen elkaar aandoen: bombardementen,aanslagen, inbraken,hooligans die vernielingen aanrichten; oorlogen en geweld waarvoor mensen moeten vluchten. Teveel om op te noemen. Maar gelukkig zijn er ook veel lichtpunten. Ze komen niet in de krant, maar brengen veel licht in ons leven: ouders die goed zorgen voor hun kinderen. Opa's en oma's die passen op hun kleinkinderen en daarvan genieten. Al die mensen die dagelijks hun werk doen en zorgen voor voeding en veiligheid en alles wat wij nodig hebben. We staan er vaak niet bij stil, maar ze brengen zoveel licht in ons leven. Wat maakt ons echt gelukkig? Wat brengt licht in het leven van mensen? Is dat enkel wat er in de krant verschijnt of op de TV? Toekana in het verhaal dat we zoëven hebben gehoord, stuurt Maria en Jozef weg, omdat haar baas enkel uit is op geld. En van arme mensen heb je dan niet veel te verwachten. Dus zeg je maar dat er geen plaats meer is in je herberg. Het verhaal van Lucas over Jezus' geboorte valt op door zijn eenvoud en soberheid. Maria en Jozef op een verre reis. Maria, hoogzwanger, heen en weer geschud op de rug van een ezeltje. Wat een verschil: Hier hebben ouders zwangerschapsverlof, maken de babykamer klaar en hebben vaak al een afspraak om te bevallen in het ziekenhuis. In het verhaal van Lucas verschijnen er engelen om de herders de ogen te openen voor het Licht dat er met de geboorte
van dit Kind in de wereld is gekomen. En Mattheus vertelt van een lichtende ster die enkele deskundigen attent maakt op de geboorte van een koningskind. Maar zowel de herders als de wijzen vinden het Kind niet in een paleis, maar in een stal, een heel eenvoudig onderkomen. Enkele profeten spreken zelfs over de geboorte van een Vredevorst, iemand die hier op aarde vrede zal brengen. Maar wie tegenwoordig zegt te geloven dat dit Kind ons op het spoor zet van duurzame vrede, wordt uitgelachen als een grote onnozelaar. Er is immers op zoveel plaatsen verdeeldheid, strijd en geweld. Tegelijk weten we dat dit Kind - eenmaal volwassen geworden - de weg gekozen heeft van geweldloosheid en slachtoffer is geworden van zijn tegenstanders. Hij heeft zich het lot aangetrokken van arme en kwetsbare mensen, van kinderen en zieken en van andere mensen die niet meetelden. Hij is opgekomen voor hun belangen en heeft heel bewust geprobeerd wat licht te brengen in hun donkere bestaan en hun lasten te verlichten. Anderen gelukkig maken was zijn diepste drijfveer! Hij heeft dat met zijn leven moeten betalen. Toch nodigt dat Kind van Bethlehem, die Vredevorst uit Nazareth, ons uit Hem te volgen in zijn aandacht en zorg voor de meest kwetsbaren, in zijn ijveren voor vrede. Hij daagt ons uit te laten zien dat God houdt van alle mensen en dat het zijn diepste verlangen is dat ieder tot zijn recht komt. Er moeten zo velen leven in duisternis en onmenselijke omstandigheden. Daarom roept dat Kerstkind ons op wat licht en liefde te brengen in hun leven. En als we met een gevoel van machteloosheid roepen: 'Waar moet ik in 's hemelsnaam beginnen?' Dan zegt dat Kind: 'Begin maar waar je staat en wees niet bang. Je staat niet alleen. God komt jouw zwakheid en onmacht te hulp!' Ik ontving als Kerstwens het volgende gedicht: 'Een Kind schrijft ons geschiedenis, licht in de duisternis: muren gesloopt, onrecht bestreden, oproep tot hoop en vrede. Mensen schrijven geschiedenis, als zij groeien in bekommernis, om velen die kwetsbaar zijn en klein, in hun menswording gehinderd zijn. U en ik, wij schrijven geschiedenis, in het nieuwe jaar dat ons gegeven is, als bij ons de kleine mens, 't bange kind, een huis van brood en vrede vindt'. Moge deze wens werkelijkheid worden in het leven van ieder van ons. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. __________________________________________________________________________ 24 december 2015 KERSTMIS - NACHTMIS Overweging bij Jesaja 62, 1-5 en Matteüs 1, 1-25. 'Jezus, gefeliciteerd met je verjaardag!', zou je vandaag kunnen zeggen. Want al sinds de 4e eeuw wordt deze op 25 december gevierd. Een verjaardag is een feestelijk gebeuren en als je
in deze dagen om je heen kijkt zie je feestelijk verlichte straten, etalages met de meest aanlokkelijke waren om mensen tot kopen te bewegen. Veel woningen zijn van binnen - en van buiten versierd; tafels zijn feestelijk gedekt en velen doen hun uiterste best om een feestmaal te serveren. Sommigen reserveren een plek in een restaurant en anderen gaan op vakantie en zoeken de warmte of de sneeuw op. Als je dat allemaal ziet, rijst toch de vraag: ' Is dat de manier waarop de Jarige van Kerstmis zou willen dat zijn verjaardag gevierd wordt? Als we werkelijk zijn verjaardag willen vieren, moeten we ons wel herinneren, dat zijn geboortedag die van een arme was, behorend tot de eenvoudigen van het volk van Israël; dat zijn komst in de wereld plaats vond in een nederig onderkomen van een grot of stal; dat zijn ouders op reis waren, ver van huis en dat ze waren weggestuurd uit de herberg waar de rijkere gasten waren ondergebracht. Dat de hoogzwangere vrouw in een dierenverblijf haar kindje ter wereld moest brengen en dat ze kort daarna moesten vluchten om te ontkomen aan de bedreigingen van koning Herodes. Als je daar even bij stilstaat, vraag je je af: 'Is de manier waarop wij nu Kerstmis vieren wel de juiste vorm om de geboorte van een Kind te vieren, dat vanaf de eerste ogenblikken van zijn leven de weg van de armen en de kleinen heeft gekozen?' St. Paulus brengt het grote Geheim dat God in de geboorte van Jezus heeft bewerkt als volgt onder woorden: 'Hij die bestond in goddelijke majesteit (en daar wordt Gods Zoon mee bedoeld) heeft zich niet willen vastklampen aan zijn gelijkheid met God, maar heeft het bestaan van een dienstknecht op zich genomen om aan ons mensen gelijk te worden' (Filipp. 2,6-7). In Bethlehem leren we dat God - zoals St. Jan het zegt - in het zijne komt, dat de Schepper van de menselijke natuur zelf schepsel onder de schepselen wordt. Hij komt niet als een machtig potentaat, die aan ieder zijn wil oplegt, zoals de groten der aarde doen. Paus Franciscus zegt: 'Blijf niet in het centrum, maar ga naar de periferie. Want de God van Israël werkt niet via het centrum van de macht dat in Rome ligt, maar via een uithoek van het rijk, in een onbeduidend stadje, nog voorbij Jerusalem. Daar begint Gods verovering van de wereld via de macht van de liefde, de vergeving en eenvoudige dienstbaarheid. God werkt nl. in het verborgene en begint van onderop, zonder schitterende uiterlijkheden. Hij gaat de weg van een gezinnetje dat pas begint, waarin de pasgeborene gekoesterd wordt door een vader en een moeder. Onderdanig aan zijn ouders ontplooit dat Kind zich geleidelijk tot volwassenheid. Dan zal Hij zich openbaren als vriend van zwakken en armen, van zieken, van vrouwen en kinderen. Vriend ook van allen die zich zwak weten vanwege hun zonden, maar op zoek zijn naar een redder die hen helpt uit hun zwakheid bevrijd te worden. Zulke mensen hebben zijn bijzondere aandacht. Vandaar ook dat herders op het veld de eersten zijn aan wie de komst van de nieuwe Redder wordt verkondigd. Herders waren immers mensen die in de marge leefden van de toenmalige samenleving en golden als tweederangs burgers. Zulke mensen zal Jezus op het oog hebben als Hij later verkondigt: "Zalig de armen, want aan hen behoort het rijk der hemelen.' En 'Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt en Ik zal u rust en verlichting schenken'. Hoe groot is niet het leger van zwakken en armen in onze dagen? Denk aan al de vluchtelingen per boot of over land , aan mensen in oorlogsgebieden die leven onder voortdurende dreiging van geweld, aan wie moeten overleven in vluchtelingenkampen en de slachtoffers van natuurrampen, zoals in Nepal. We mogen ook denken aan de mensen die geen weerstand weten te bieden aan de verleidingen van de consumptie - maatschappij en hun geluk zoeken in rijkdom en bezitsdrang, mensen die in ijdelheid op anderen neerkijken of vastzitten in een verslaving. En hoe vaak behoren wij zelf niet tot die mensen? Hoezeer zou het aanzien van onze aarde vernieuwd worden, als al deze mensen - inclusief wij zelf - zouden ontdekken dat het ware geluk ligt in een gedrag dat Jezus ons leert: geef je gewonnen aan de liefde die niet zichzelf zoekt, maar die zelfvergetend is en het geluk van anderen op het oog
heeft; liefde die niet over anderen wil heersen, maar hen wil dienen en zo zelf gelukkig wil worden. Ooit vonden mensen een nestgeur en een thuisgevoel in de kerkgemeenschap waartoe ze behoorden. Het geloof gaf hen rust en zekerheid. Het hielp hen een zin te geven aan het leven en ook aan de dood en wat er na de dood komt. Velen zijn losgeraakt van dat nest- en thuisgevoel en zoekend geworden. Sommigen vonden een nieuw thuis in een alternatieve godsdienstige stroming, maar tallozen zijn zonder geestelijk thuis gebleven, zonder een spiritueel dak boven hun hoofd. Het godsbesef is bij velen iets heel ijls geworden, is bijna verdampt en gebed is uit hun leven verdwenen. Dit alles heeft tot gevolg dat de atmosfeer van Kerstmis voor velen die van een werelds feestje geworden is, zonder religieuze diepte en inhoud. Niet het arme Kind van Bethlehem, niet de Emmanuel - de God met ons - vormt het eindpunt van hun diepste verlangens, maar de kerstman. En zo is er in onze westerse maatschappij een grote massa mensen die van hun wortels zijn losgeraakt en die zoekende zijn. Je zou hen 'spiritueel armen' kunnen noemen. En dan hebben we nog niet gesproken over de spirituele armoede in ons eigen hart. Hoezeer zouden we hen en onszelf niet willen toewensen dat het eenvoudige geloof van de herders en de wijzen weer wordt opgepakt om op die manier God opnieuw te ontdekken als dé Bron en houvast voor het leven? Daarbij gaat het er niet om de kerken weer vol te krijgen, maar het gaat om het levensgeluk van mensen zelf. Het gaat erom te helpen door eenvoudig geloof weer vreugdevol en dankbaar in de wereld te staan met de God van Israël in het centrum, God waarvan de Schrift (in het loflied van Zacharias ) zegt dat Hij omziet naar zijn volk en het bevrijdt. Je zou het willen uitroepen met de profetische woorden van Jesaja: 'De os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester, maar Israël weet van niets; mijn volk heeft geen begrip en kent zijn meester niet meer. Mensen, leer toch je meester weer kennen'. Laten wij bidden dat Gods Geest onze harten zal verlichten en dat onze ogen opengaan, zodat we weer zien waar het werkelijke heil en de ware redding voor ons te vinden is. Dan wordt werkelijkheid wat Jesaja belooft: 'Het volk dat in het donker wandelt, ziet een groot licht; een licht straalt over hen die wonen in het land van doodse duisternis'. Dan zullen we iets van de genade voelen die met de geboorte van Jezus op aarde is verschenen. ZALIG KERSTFEEST! Pastor A.G.M. Franssen, vic. ____________________________________________________________________ Zondag 13 december 2015 3e ZONDAG VAN DE ADVENT Overweging bij Sefanja 3, 14-18a, Filippenzen 4, 4-7 en Lucas 3, 10-18. Vreugde en ernst wisselen zich af in de teksten van vandaag. De profeet Sefanja roept tussen 640 en 630 vóór Christus op tot vreugde want Gods liefde maakt het volk nieuw. Deze tekst is uit het laatste gedeelte van zijn boek. Maar de oproep om blij te zijn komt pas, als hij het volk de mantel heeft uitgeveegd, omdat er zoveel misstanden zijn en men zich niet houdt aan de 10 Geboden, kern van de wet van Mozes. Sefanja klaagt de zelfvoldaanheid van de rijken aan, de schraperigheid van de kooplieden, de onverzadigbare rechters en leiders, de bedrieglijke pseudoprofeten en priesters. Als het volk zich bekeert en zich weer gaat gedragen zoals het moet mag het zich verheugen in Gods ondersteunende liefde. Hoe men zich aan de 10 Geboden dient te houden horen we uit de aansporingen van Johannes de Doper, als u wilt, de laatste profeet uit het zogenoemde Oude Testament aankondiger van komst van Jezus en zijn doopsel met een vernieuwende Geest. Johannes, gelouterd in de
woestijn en gezagvol door zijn manier van leven, roept op tot bekering. Naar aanleiding daarvan beantwoordt hij vragen van mensen die hem komen vragen: wat moet ik daarvoor doen? De Evangelieschrijver Lucas heeft daarbij (ook) de latere christenen voor ogen, Wat moeten we doen? Het antwoord van Johannes komt er eigenlijk op neer, dat iedereen in de concrete omstandigheden, waarin hij of zij verkeert, moet doen wat hij doen moét, om als een goed mens in gerechtigheid te leven, de waarden en normen respecteren die bij onze omstandigheden en functie horen. Belastingmensen moeten niet meer aan belasting opleggen dan rechtvaardig is; soldaten moeten tevreden zijn met hun soldij en geen extra inkomsten willen verwerven door mensen met het wapen in de hand af te persen en te plunderen; en in het algemeen past het degene die heeft te delen met degene die niet heeft. Iedereen, die zijn eigen omstandigheden kent kan de aanbevelingen van Johannes de Doper vertalen naar zijn eigen situatie. Het betekent, dat ons mens-zijn, het niveau waarop wij kunnen leven, de functie die wij bekleden verplichtingen met zich meebrengen. Wat het delen betreft: de aarde is gegeven aan alle mensen en niet aan een beperkte groep bevoorrechten. Die mogen dankbaar zijn voor wat de kansen die hen zijn gegeven en wat zij met hun inzet hebben bereikt; ze mogen ervan genieten maar ze zijn er ook om de mogelijkheden te zoeken de kansarmen (denk aan vluchtelingen) in hun welvaart te betrekken. De in onze samenleving gekoesterde 'vrijheid van meningsuiting' zou in relatie dienen te staan met respect voor iedere mens, met mededogen en vergevingsgezindheid. De correctie de aantasting van het milieu, denk aan de conferentie over het milieu in Parijs, zou gedragen kunnen worden door respect en door het besef dat de aarde waarop we mogen leven ons in beheer gegeven is, om er zorgvuldig mee om te gaan. De vraag is alleen of en welke weerslag het werkelijk heeft op het concrete gedrag van individu en samenleving. Zorg om de toekomst, solidariteit en dienstbaarheid zijn waarden aan de grondslag liggen van ons menselijk gedrag. Moderne profeten, gelovig en niet gelovig wijzen ons erop. Er is, beste mensen een samenhang tussen de vreugde om het komen van God, zijn nabijheid aan ons, de vreugde, die dat met zich meebrengt én ons goede gedrag Dat blijkt uit de 10 Geboden: de eerste drie zijn gericht op het dienen van God, de overige zeven om het dienste staan van de juiste verhoudingen onder de mensen, te vertalen door ieder in de eigen situatie. Profeten kondigen vreugde aan als de Geboden worden vervuld. Wat zouden we Kerstmis vieren, het feest van Gods komen onder ons in Jezus Christus, als onze manier van leven daar niet mee in overeenstemming zou zijn. Ons wordt verteld dat in Jezus Christus een Mensenzoon, Zoon van God tot ons gekomen is, met een nieuwe Geest stimulans voor een nieuw gedrag. Het betekent een wonderlijk samengaan van God en ons. Dat mag onze vreugde zijn. Pastoor A. Reijnen ___________________________________________________________________ Zaterdag 12 december 2015 - 3e Advent. Overweging bij Sefanja 3, 14-18a en Lucas 3, 10-18. VREES NIET; DE HEER IS BIJ U. Als je die oproep hoort om blij te zijn en te juichen, zoals die klinkt in de 1e lezing, dan vraag je je misschien af: 'Was die profeet Sefanja misschien een man die de hardheid van het leven niet wilde zien? Een zweverige figuur zonder zin voor de realiteit?' Niets is minder waar, want als je zijn boekje helemaal leest, dan merk je dat driekwart bestaat uit waarschuwingen
en oordelen: over de aarde, over Juda en Jeruzalem, over hofambtenaren, over kooplui en ongelovigen. Hij spreekt ook over de dag dat de Heer komt om te oordelen over de bewoners van de aarde. Als zij gehoor geven aan zijn oproep tot bekering en zich weer wenden tot God, zal Deze voor zijn volk opkomen en hebben zij niets te vrezen. Sefanja ziet de dreigende ondergang van stad en land, omdat de burgerij van Jeruzalem de Wet van God heeft vergeten en vreemde goden en hemellichamen vereert. Ze hebben niet in de gaten dat bij hen onrechtvaardigheid hoogtij viert. Er is sprake van leugens en grootspraak, hoogmoed en egoïsme. Met het oog op die oordeelsdag doet Sefanja een aantal beloftes aan hen die gehoor geven aan zijn oproep tot bekering. Zij hebben alle reden om zich te verheugen en te juichen, omdat de Heer voor hen opkomt en zij niet bang hoeven te zijn voor wie hen vijandig gezind zijn. In het Evangelie van Lucas blijkt dat Johannes de Doper een profeet is naar wie iedereen opziet. Hij heeft gezag verworven door zijn stijl van leven. Hij leeft sober en is heel integer. Hij brengt zelf in praktijk wat hij zijn toehoorders voorhoudt. Hij is niet uit op naamsbekendheid en roem. Hij is veeleer een klokkenluider, die mensen wijst op het onrecht dat er gebeurt en daarbij zelfs de koning niet spaart. Dat zal hem straks de kop kosten. Als mensen hem vragen wat ze moeten doen, is zijn antwoord eenvoudig en nuchter. Hij vraagt geen buitensporige dingen. Soldaat en ambtenaar mogen geen misbruik maken van hun machtspositie en niemand uitbuiten. De gewone man moet voedsel en kleding delen met de armen. Ik probeer me voor te stellen wat Johannes tegen ons zou zeggen, als wij hem konden vragen: 'Wat wordt er van ons verwacht?' Waarschijnlijk zou hij antwoorden: 'Laat je niet op sleeptouw nemen door de waan van de dag. Klaag en jammer niet over alles wat je niet hebt, maar sta eens vaker stil bij wat je wél hebt. Tel je zegeningen. Zorg dat je bewust leeft en kiest! Laat je niet meesleuren door wat de reclame aanbiedt en door wat mén denkt en mén doet. Moet je perse alles hebben wat je ziet? Word je echt een beter mens, als je steeds online bent en op de hoogte van het laatste nieuws en over alles kunt meepraten? Heb je al die spullen nodig waar je je huis mee volstouwt? Probeer soberder te leven en betaal je belastingen. Wat je daarbij achterhoudt, is geld dat aan de gemeenschap toebehoort.' Hij zou er ons ook op wijzen, dat er in ons beroep en ons werk veel kansen liggen om mensen te helpen en wel te doen, vooral als we bijzondere zorg schenken aan de zwakkeren in de samenleving.' Verschuil je niet achter regels en wetten,' zou hij zeggen,' maar geef zulke mensen extra aandacht. Je beseft niet, hoe velen je op die manier gelukkig maakt.' Hij zou ons attenderen op de noodkreten die opstijgen uit de talloze bedelbrieven die wij ontvangen. Mensen die het goed hebben, proberen dat zo te houden. Ze doen veel moeite hun bezit en hun verworven positie veilig te stellen. Dat heeft echter als nadeel dat ze zich op voorhand al bedreigd voelen. Als je je wilt beveiligen, ga je je vaak isoleren, terwijl we echt geluk juist vinden in open contact met anderen. Bovendien schrik en levensvreugde gaan niet samen. Vóór dat je belangrijke beslissingen neemt, moet je je goed oriënteren. Je moet weten waar je aan toe bent. Handel je ondoordacht, dan kun je ernstig in de problemen komen. Ook in de Adventstijd gaat het erom ons goed te oriënteren: ons te realiseren waar we mee bezig zijn. En omdat we van het Kerstfeest meer verwachten dan sfeer en gezelligheid, is het belangrijk ons opnieuw te oriënteren op dat Kind, wiens geboortefeest we gaan vieren. Als volwassene heeft Hij de wereld als het ware op zijn kop gezet. Hij had oog voor ieder die Hij ontmoette, maar de zieken en gehandicapten en de mensen die door anderen gemeden werden schonk Hij bijzondere aandacht. Terwijl velen van ons zoeken naar roem en macht en de voornaamste plaatsen, kiest Hij er bewust voor de dienaar van mensen te zijn. Voor Hem zijn niet de regels en wetten heilig, maar het geluk en het welzijn van mensen. Het onrecht dat Hem wordt aangedaan, beantwoordt Hij niet met wraak en geweld, maar Hij zoekt mensen voor zich te
winnen met mildheid en begrip, vergeving en verzoening. Inderdaad de wereld op zijn kop! Maar zo heeft Hij zijn naasten het ware gezicht van God laten zien. Veel Bijbelgeleerden denken dat Jezus één van Johannes' leerlingen is geweest. Luisterend naar hem is het Jezus waarschijnlijk duidelijk geworden wat zijn eigen opdracht en roeping was. Hij vraagt Johannes om gedoopt te worden, omdat Hij zijn leven helemaal wil afstemmen op de wil van God, zijn hemelse Vader. Pas na zijn dood en verrijzenis zal helemaal aan het licht komen wie Jezus is en waar Hij voor stond. En vanuit die wijsheid en ervaring kan Lucas Johannes de Doper laten zeggen: 'Hij is de Man die jullie zal dopen met de H. Geest en met vuur. Ik ben niet waard de riem van zijn sandalen los te maken'. Omdat Johannes uit eigen ervaring de waarde en de kracht kent van stilte en gebed kent, zal hij ons waarschijnlijk ook vragen: 'Wanneer heb jij je stille momenten? Is dat alleen als je slaapt of neem je ook regelmatig tijd om naar je huisgenoten te luisteren en zaken uit te praten? Maak jij in je leven ook ruimte voor geestelijke lezing en gebed, voor een wandeling of gewoon wat stilte? Of word je geleefd door je TV , je computer en je mobieltje? In zijn brief aan de christenen van Filippi zegt St. Paulus: 'De Heer is nabij. Weest onbezorgd. Laat uw wensen bij God bekend worden in gebed en smeking, en nooit zonder dankzegging. En de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en gedachten behoeden in Christus Jezus'. Geve God ons de genade dat wij ons in deze Geest voorbereiden op het aanstaande Kerstfeest. AMEN. A.G.M. Franssen, vic. ___________________________________________________________________ Zaterdag 5 December 2015 2e Advent. Eerste lezing uit: Baruch 5, 1-9. Evangelie uit: Lucas 3, 1-6. In de vieringen van dit weekend wordt de Adventsboodschap van onze bisschop Mgr. F. Wiertz voorgelezen. Daarom is er geen overweging. ___________________________________________________________________________ Zondag 29 november 2015 1e Advent. Overweging bij Jeremia 33, 14-16 en Lucas 21, 25-28 + 34-36. HOOP DOET LEVEN Wat er de laatste weken gebeurd is in Parijs, in Libanon en Mali; wat er aan de hand was - en is in Brussel: we worden er echt bang van. En juist daar is het de jihadisten om te doen: angst en paniek zaaien door zoveel mogelijk slachtoffers te maken, waardoor wij in verwarring raken en ons alle hoop wordt ontnomen. Tijdens zijn bezoek aan Serajevo in juni van dit jaar zei paus Franciscus: 'Onze huidige wereld ziet er uit alsof we ons bevinden in een 3e Wereldoorlog. Niet in een oorlogssituatie zoals we die in het verleden hebben gekend, maar veeleer een situatie die zich op tal van plaatsen - nu hier en dan daar - afspeelt, waardoor we bijna dagelijks worden geconfronteerd met slachtoffers, gewapende conflicten, vluchtelingen, verkrachtingen enz. Maar midden in die apocalyptische taferelen die zich onder onze ogen afspelen is er ook reden om hoopvol naar de toekomst te kijken. Het is geen kwestie van wegkijken van al die negatieve dingen die er gebeuren of ze te minimaliseren, maar te zien dat er méér is. Meer dan afbraak en ellende. 'Juist in Bosnië moet dit gezegd worden', zegt de paus. Er zijn namelijk ook nieuwe vormen van samenwerking en verstandhouding die hier
gestalte krijgen in een land dat zozeer gewond is door de oorlog in de jaren negentig. Die verandering is er niet vanzelf gekomen. Dit is een perspectief waarvoor individuen en groepen zich jarenlang, met vallen en opstaan, hebben ingezet. Ze zijn tot de overtuiging gekomen dat alleen een goede samenleving in wederzijds respect een menswaardige toekomst kan zijn. Daar kiezen ze voor. Dat betekent niet dat nu alles pais en vree is. Er zijn nog altijd negatieve krachten die dat proces van vreedzaam samenleven proberen te saboteren. Het visioen van vrede is echter sterker dan de feiten. Dit visioen is de motor van de hoop', aldus de paus. U kent allen de naam van Vaclav Havel. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in de Praagse Lente, toen het communistische regime in Tsjechië verdween. Hij heeft de leiding op zich genomen van de eerste vrije regering. Hij was van origine toneelschrijver, dichter en filosoof en was geen gelovige in de gangbare zin van het woord. Vanuit zijn bewogen geschiedenis, waarin hij tegenwerking en gevangenschap heeft moeten verduren, schrijft hij de volgende tekst over de hoop, die sterk aansluit bij onze christelijke zienswijze: 'Diep in ons zelf dragen we hoop: als dat niet het geval is, is er geen hoop. Hoop is de kwaliteit van de ziel, en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt. Hoop is niet voorspellen of vooruitzien. Het is een gerichtheid van de geest, een gerichtheid van het hart, voorbij de horizon verankerd. Hoop in deze diepe en krachtige betekenis is niet hetzelfde als vreugde omdat alles goed gaat of de bereidheid je in te zetten voor wat succes heeft. Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, niet alleen omdat het kans van slagen heeft. Hoop is niet hetzelfde als optimisme, evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen. Wel de zekerheid dat iets zinvol is, afgezien van de afloop, het resultaat'. Einde citaat. Hoop is dus de dynamische kracht die ons vol vertrouwen op weg zet naar een goede toekomst in dit leven. En wel ondanks alles. Ondanks zoveel sombere wolken die zich boven onze hoofden samenpakken. En dat zijn er vele: denk aan de oorlog in Syrië die blijft duren. De spanningen en het wantrouwen tussen politieke leiders van Oost en West en alle geweld dat wordt gebruikt. De stroom van vluchtelingen die aanhoudt en hun opvang die veel problemen en verdeeldheid schept. Om nog maar te zwijgen over angst, paniek en leed dat er door de aanslagen gezaaid wordt. Donkere wolken, zorgelijke ontwikkelingen, maar de hoop is een houding die zich niet laat verlammen door deze realiteit. Ze heeft het karakter van 'tegen beter weten in'. Ze doet kiezen voor het leven, ook als er zoveel dood rondom ons is. Ze blijft het visioen van vrede en recht bezingen, ondanks allen die cynisch zijn en dat niet zien zitten. De hoop gunt het laatste woord niet aan onverschilligheid en moedeloosheid. Ze legt het zwaartepunt in de toekomst. Wat negatief is in het heden, wat niet deugt, wordt door mensen met hoop in het hart omgevormd tot een belofte en een vooruitzicht op vervulling. Dat betekent niet dat hoop een uiting is van blindheid of domheid, maar wel dat ze het negatieve weet om te buigen tot een begeerde toekomst. En dat is wat Jezus doet in het Evangelie: Hij zegt tot zijn leerlingen: Reken er op dat er in de toekomst van alles zal gebeuren dat mensen bang maakt, zodat ze vaak niet weten waar ze het moeten zoeken. Als zich dat begint te voltrekken, raak dan niet in blinde paniek, maar richt je hoofden omhoog. Durf vertrouwen op de Mensenzoon die zal komen om jullie te verlossen. Zorg ervoor dat je alert blijft en dat je geest niet afgestompt raakt door zaken die er niet toe doen. Wees altijd waakzaam. Kijk wat je kunt doen voor mensen in nood en bidt dat je de hoop niet verliest op mijn belofte van verlossing. Zo kun je overeind blijven, wat de toekomst ook brengen zal. Bidden we om die hoop en dat vertrouwen. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. ________________________________________________________________________
Zaterdag 28 november 2015 1e ADVENTSZONDAG Overweging bij Jeremia 33,14-16, 1 Thessalonicenzen 3, 12-4,2 en Lucas 21, 25-28.34-36 HOOP OP BASIS VAN GODS BELOFTE Of het te maken heeft met de donkere tijd van het jaar dat ten einde loopt, het valt op dat de keuze van de Schriftlezingen de laatste weken nogal gevallen is op gedachten over het einde van de wereld. De evangelieschrijver Lucas is wat soberder dan zijn collega Marcus. Maar ook hij wijst op allerlei tekenen waardoor mensen in schrik en angst kunnen verkeren en radeloos zijn. Het is niet moeilijk om wat er op het ogenblik in onze wereld gebeurt daar onder te rekenen. Er is wanhoop, schrik, angst en radeloosheid bij veel mensen. Te denken valt aan degenen die leven in een situatie van oorlog en geweld. Ze hebben stromen vluchtelingen in onze richting tot gevolg van een omvang dat we er niet goed raad mee weten. Ze zijn op zoek naar een veilig en vredig bestaan. Bij de verschrikkingen van onze tijd valt ook te denken t aan aanslagen, die er op diverse plaatsen in onze zogenaamd veilige wereld zijn geweest. Ze kunnen zich opnieuw voordoen, want volstrekte veiligheid blijkt niet mogelijk te zijn. Wat opvalt is dat ook een godsdienst gebruikt kan worden voor de legitimatie van kwalijke praktijken. Wat de Evangelielezing van vandaag betreft kan opgemerkt worden, dat de eerste generatie Christenen ervan uitging dat Jezus Christus, na zijn Hemelvaart, spoedig terug zou komen om het Rijk van God op aarde te vestigen. Het Lucasevangelie, geschreven omstreeks het jaar 80, wijst erop, dat het wel eens een tijd zou kunnen duren voordat Jezus terugkomt. Het wijst erop dat we door de problemen heen moeten. Ze horen bij het leven. Hij spoort echter aan om altijd waakzaam te zijn en stand te houden in alle turbulenties die zich voordoen. Wíj zijn intussen zijn al twintig eeuwen verder. In al die eeuwen hebben zich allerlei gebeurtenissen voorgedaan die mensen ongelukkig maken. De terugkomst van Jezus om het koninkrijk van God voorgoed te vestigen laat nog steeds op zich wachten. Intussen moeten we het hier zien vol te houden en het geloof te beware in alle angst en schrik, die de huidige gebeurtenissen met zich meebrengen. Hoe kan dat vooral bij het kwaad dat mensen elkaar aandoen door oorlog en geweld op kleine en grote schaal? Dat het kwaad het op de lange termijn niet wint en dat de kwaden op de lange termijn ten onder zullen gaan, dat mogen we hopen op basis van de belofte van Godswege. Maar wat betekent dat voor de korte termijn, de tijd van nu? We beginnen vandaag de Advent. Het woord betekent 'komst'. Het slaat op de gedachtenis van de komst onder ons, de menswording van Jezus de Christus, de Gezalfde van God. Hij noemt zichzelf graag Mensenzoon, een van ons. Hij wordt beleden als Zoon van God. Hij is gekomen en heeft onder ons geleefd, ons mensenlot met alles wat daarbij hoort gedeeld. In Hem kreeg het Rijk van God onder ons al gestalte. In woord en daad heeft hij ons laten zien, dat we het koninkrijk van God al onder ons kunnen beleven, als we zijn aanwijzingen volgen, vooral door het beoefenen van de liefde. Liefde overwint immers het kwaad. Dat zie je ook en kun je ervaren. Waar mensen het goede doen, liefdevol met elkaar omgaan daar is God en ervaren mensen geluk. Hoe velen zijn er niet die waakzaam leven, attent ingaan op de nood van hun medemensen; mantelzorg verlenen en als vrijwilligers zich aangemeld hebben om hulp te verlenen aan vluchtelingen. Hoeveel ouders zijn er niet die onbaatzuchtig er zijn voor elkaar en hun gezinnen. Hoevelen gedragen zich niet als naasten voor eenzamen en gebrekkigen? Hoeveel mensen zijn er niet die de leefbaarheid van onze dorpen in stand houden door hun inzet voor het verenigingsleven? Al zulke mensen dienen het leven en laten zien dat het Rijk van God al beleefd kan worden op onze aarde en in deze tijd. Ze zijn de tegenhangers van de kwaden die dood en verderf zaaien. Ze zijn de tegenhangers van mensen die alles ondergeschikt maken aan eigen macht, eer en geld en daardoor hun medemensen
benadelen. De evangelist Lucas spoort ons aan om ervoor te zorgen dat onze geest niet afgestompt raakt en altijd waakzaam te leven en stand te houden. Totdat, zoals de profeet Jeremia ons voorhoudt, God zijn belofte tot vervulling brengt. Dat is onze droom, onze hoop. Pastoor A. Reijnen ______________________________________________________________________ Zaterdag 21 november 2015. Overweging bij Daniël 7, 13-14 en Johannes 18, 33b-37. CHRISTUS KONING In 1925, 90 jaar geleden, heeft de kerk dit feest ingesteld. De bedoeling was de inspraak en de invloed van Christus te doen gelden op alle domeinen van het openbare leven. Maar tegenwoordig moeten we constateren dat Christus en de Kerk in het leven van velen in de marge zijn terechtgekomen. De vraag van Pilatus aan Jezus in het Evangelie van Johannes komt ons niet vreemd voor: 'Bent U wel koning?' Een koning zonder leger, zonder macht, zonder kapitaal, een koning die terecht staat? Tegenwoordig vragen wij: 'Hoeveel procent van de mensen volgen U? Bent U nog wel geloofwaardig?' Voor velen moet Jezus zich - koste wat kost - profileren in procenten om een rol van betekenis te kunnen spelen en mee te tellen. Maar ook vandaag zou Jezus antwoorden: ' In mijn koningschap gaat het niet om glamour, invloed en macht. Ik ben met andere dingen bezig. Ik kom niet om te scoren in de statistieken, maar om de waarheid te brengen. Ik probeer mensen gelukkig te maken door hen vrij te maken van alles wat hun echte welzijn in de weg staat. Ik hoop hen te bevrijden van hebzucht en geldingsdrang. Ik zeg hen dat ze het leven niet ontvangen hebben om dood te gaan en voorgoed te verdwijnen, maar dat ze uit een grote liefde zijn voortgekomen om eeuwig te leven. Ik maak duidelijk dat ze geen doelloze zwervers zijn, maar kinderen van een Vader, op weg naar huis.'. Dát is de waarheid waarvan Jezus getuigen wil. De evangelist Johannes tekent Jezus als de 'vleesgeworden bedoeling van God'. Altijd is Jezus de bergen in gevlucht, als de mensen Hem tot koning wilden uitroepen. En alleen op het moment dat Hij geboeid en geslagen voor Pilatus staat, de hoogste gezagsdrager in het land, geeft Hij toe dat Hij koning is, maar dan wel van een andere orde. Het enige waar zijn koningschap op steunt, is het feit dat Hij van God is uitgegaan. En alleen wie gevoelig zijn voor die waarheid, kunnen zijn koningschap erkennen. Jezus staat een ander soort leiderschap voor dan wij gewend zijn. In elke groep identificeren leden zich met hun leider. Ze kijken naar hem op. Jezus keert dit perspectief 180º om. Met andere woorden we moeten niet omhoog kijken, maar naar degenen die onder aan de ladder staan. Wat ons als zijn volgelingen te doen staat, horen we niet uit de mond van de groten der aarde, maar uit de mond van wie de minste macht hebben en roepen om hulp. Wie de vrede wil dienen en er voor wil ijveren dat iedereen tot zijn recht komt, moet zich in de groepen waarvan hij deel uitmaakt, anders opstellen: niet willen heersen en de baas spelen, maar zich dienstbaar opstellen. Makkelijker gezegd dan gedaan, zeker in een wereld als de onze. De kreten om hulp komen van alle kanten: acceptgiro's van allerlei groepen en instanties die in nood verkeren. De media laten ons dagelijks beelden zien van medemensen die op de vlucht zijn voor het geweld en van mensen die in hun eigen land geen toekomst zien. Voorts de berichten over groepen die via aanslagen dood en verderf zaaien in Parijs, in Libanon, in Mali. Mensen die erop uit zijn om het vredig samenleven te ontwrichten door geweld en het zaaien van angst. Ze tasten het spontane vertrouwen aan van mensen onder elkaar, met als gevolg dat velen zich terug trekken en vooral bezig zijn met hun eigen veiligheid in plaats hulp bieden en dienstbaar zijn. We leven in een wereld waar de gebeurtenissen elkaar in zo'n razend tempo opvolgen, dat we nauwelijks kunnen bijbenen. Het
maakt velen onzeker, angstig en nerveus. We zijn bang de greep op - en de regie over ons leven te verliezen. Wie kiest voor de houding van Jezus, de geboeide koning in het Evangelie, doet dat niet om succes te oogsten en bij de sterkste groep te behoren. Jezus' koningschap bestaat, te midden van bedreiging, geweld en ondergang, niet als een kracht die zich met allerlei machtsmiddelen er tegen verzet, om zich heen slaat en zich met hand en tand verdedigt - dat zou een macht zijn die wél van deze wereld is - maar als een kracht die zich erin verbérgt, zoals een graankorrel die in de akker uitgezaaid, graan en brood en leven verbergt. Jezus zegt: 'Waarachtig, ik verzeker je, als een graankorrel niet in de akkergrond valt en sterft, blijft hij onvruchtbaar. Hij moet sterven om rijke vruchten voort te brengen'. Jezus oefent zijn koningschap niet uit door zijn positie met geweld te verdedigen en gebruik te maken van de voorrechten die eraan verbonden zijn, maar door iedereen erin te laten delen. We kunnen ons zelf wel wijsmaken dat ons leven op macht en kracht is gebaseerd, tot het moment dat we ons herinneren hoe we ter wereld zijn gekomen en eraan denken hoe we zullen sterven. In feite zijn we allen afhankelijk, levend van wat anderen zomaar voor ons deden en nog zullen doen. Niet vanwege een of ander ideaal, maar vanwege de waarheid dat het leven van mensen erom vraagt geëerd te worden. En vanwege de liefde waaruit dat leven voorkomt en wat het nodig heeft om in stand te blijven. Dat deze waarheid en deze liefde steeds weer ontstaan, dat is het geheim van Christus' koningschap. Een koningschap aan alle aards koningschap voorbij. Laten wij bidden wij dat dit besef in ons midden mag groeien, alsook de bereidheid om van harte dienstbaar te zijn. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. _______________________________________________________________________ Zaterdag 14 november 2015 Overweging bij Daniël 12, 1-3 en Marcus 13, 24-32. WEES ALERT EN BLIJF VERTROUWEN Het Evangelie over het einde der tijden beleven we niet direct als een opkikkertje, maar eerder als een doemscenario. Er wordt gesproken over allerlei verschrikkingen. Stel je voor: zon en maan zullen geen licht meer geven. De sterren vallen zomaar uit de hemel. Natuurlijk algemene verwarring en chaos. Marcus schrijft deze woorden tussen 65 en 70 na Christus. Het was in die dagen, zowel voor de joden als voor de christenen, een tijd van verschrikking. Na de enorme brand van Rome, onder keizer Nero, brak er in 64 een grote vervolging uit tegen christenen. Velen werden gefolterd, gemarteld en stierven een gruwelijke dood. Bovendien ontstond er een opstand van de Joden met als gevolg dat de tempel van Jerusalem vernietigd werd. De Joden voelden dit als een doodsteek. Het centrum van hun geloof werd verwoest. Marcus ziet dit alles als het begin van het einde der tijden. Hij beschrijft die angstaanjagende tijd met wat hij las in het boek Daniël. Men noemt deze verhalen apocalyptiek. Dat is altijd dreigende taal. Marcus windt er geen doekjes om! De wereld zal vergaan. Alles zal ineen storten. Niets blijft overeind. Bereid je dus voor op het allerergste. Het spreekt vanzelf dat door de verschrikkelijke vervolgingen onder keizer Nero, de christenen bang waren en hun toevlucht zochten in catacomben. Je kunt het vergelijken met wat mensen tegenwoordig meemaken in Syrië, Irak en Afghanistan, permanent leven met de angst voor terroristische aanslagen en bombardementen. De verwoesting van de tempel kun je
vergelijken met het instorten van de Twin Towers en de aanslag op het Pentagon in New York op 11.09.2001. De financiële en militaire wereld van Amerika werd in het hart getroffen. Velen, vooral in sommige grootsteden, leven met een voortdurende angst voor onverwachte aanslagen. Op andere plaatsen in de wereld leeft de vrees voor mogelijke aardbevingen, orkanen of tsunami' s. Hier bij ons zijn er regelmatig mensen die ons waarschuwen voor de gevolgen van luchtverontreiniging, vervuiling van de bodem, de uitstoot van CO2 en de opwarming van de aarde. Ook maken we ons zorgen over de duizenden vluchtelingen die over land en over zee Europa binnenstromen. We schrikken van de verwoestingen in Syrië en voor het brute optreden van IS hebben we gewoon geen woorden. Het wordt ons bang te moede, als we zien en horen over de tegenstellingen en de strijd tussen verschillende volken, culturen en religies. Op veel plaatsen is er sprake van toenemende onverdraagzaamheid agressie en verharding. Geweld en criminaliteit beperken zich niet tot onze grote steden, maar vinden ook plaats in onze dorpen en buitengebieden. M.a.w. we worden geconfronteerd met toestanden die even onheilspellend zijn als in de dagen dat Marcus zijn evangelie schreef. En als we al niet denken aan de ondergang van de wereld, dan is er voor ieder van ons toch een ondergang van ´onze´ wereld, als een geliefde partner of een kind sterft. Dan stort ´onze wereld´ in elkaar en voelen we ons klein en machteloos, soms tot niets meer in staat en de wanhoop nabij. Maar zowel bij de ondergang van de grote wereld, als van onze kleine wereld zegt het Evangelie 'Geen paniek!' Het einde van de wereld is niet het einde van God. Voor een christen is de situatie nooit uitzichtloos, hopeloos of troosteloos. U zult denken: Is dat niet een houding van grote naïviteit tegenover de barre realiteit van een wereld waar zoveel onmenselijke dingen gebeuren, waar er zoveel pijn en verdriet geleden wordt en we zo vaak geconfronteerd worden met de dood? Nee, zegt ook dit Evangelie en het attendeert ons op de vijgenboom die soms in één lentenacht zijn bladeren kan terugkrijgen. Je weet: als hij begint te botten is de zomer nabij. Geef dus je ogen en oren de kost en blijf alert. Wees waakzaam en kritisch. Verkeerde ontwikkelingen, zoals de groeiende kloof tussen arm en rijk, milieuproblemen, onverdraagzaamheid en geweld en andere onmenselijke toestanden: ze verdwijnen niet vanzelf. Het is onze opdracht te zoeken naar de oorzaken van die problemen en verschrikkingen. Misschien kunnen wij iets ten goede veranderen.' En zelfs als hemel en aarde voorbijgaan', zegt Jezus,' bedenk dan dat mijn woorden hun geldingskracht behouden. Zij zijn je leidraad en je houvast!'. Jezus spoort ons aan ons niet van de wijs te laten brengen, alert te blijven en ons telkens af te vragen wat die gebeurtenissen en tekens ons te zeggen hebben en wat er van ons wordt verwacht. Want we weten allemaal: wie in paniek raakt, rent al gauw de verkeerde kant op. Wie zijn schouders ophaalt en zijn tijd uitzit, valt in slaap en wordt verrast door het onheil. Wij mensen zijn vaak als een ballonnetje dat danst in de wind, alle kanten op. We laten ons zo makkelijk opsleeptouw nemen door wat we om ons heen horen en door de waan van de dag. Staan we wel voldoende stil bij de woorden die Jezus sprak, woorden van blijvende waarde, van eeuwig leven? Waar komt bij ons die rusteloosheid vandaan, die behoefte aan telkens nieuwe prikkels, afleiding en vermaak? Zijn we misschien bang voor de stilte en bang om Gods zachte stem in ons aan het woord te laten? Zowel voor de grote wereld van het heelal, als voor onze kleine wereld is er hoop, omdat God met zijn liefde nabij blijft. Hij is grenzeloos barmhartig - zegt de psalmist - en groter dan ons hart. Als een geliefde medemens erg ziek en goed verzorgd wordt door zijn familie, neemt die zorg nog verder toe, als het einde nabij is. Naarmate de zieke slechter wordt, is de nabijheid en de liefdevolle zorg groter. Naarmate het de grote wereld en onze kleine wereld slechter gaat, des te meer mogen wij hopen op God die ons niet in de steek laat en ons nooit laat vallen. Je kunt zoiets natuurlijk naïviteit noemen, maar je kunt het ook geloofsovergave en vertrouwen noemen. Op al die benauwdheid en uitzichtloze vragen is Jezus Christus voor ons het antwoord. Leven in zijn Geest, werkt bevrijdend. We gaan dan niet bij de pakken neerzitten,
verlamd door paniek of pessimisme, maar steken de handen uit de mouwen en we vertrouwen dat God met ons meegaat en ons vasthoudt bij alles wat ons overkomt. Bij Jezus vinden wij hoop op nieuw leven. Bidden wij om dat vertrouwen. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. ________________________________________________________________________ Zaterdag 7 november 2015 Overweging bij 1 Koningen 17, 10-16 en Marcus 12, 38-44. WILLIBRORD EN WIJ ? De H. Willibrord wiens feest wij dit weekend vieren, is geboren in Engeland en is al vroeg Benedictijner monnik geworden. Daardoor verhuisde hij naar Ierland In het jaar 690 kwam hij met elf medebroeders naar onze streken. In de buurt van Katwijk - aan de monding van de Rijn - zetten zij voet aan wal. Het is ruim 1300 jaar geleden dat hij en zijn metgezellen het Evangelie van Jezus Christus verkondigde. Bijna 50 jaar is Willibrord in onze streken werkzaam geweest. In die tijd is hij 2x naar Rome gegaan v.w. het contact met de opvolger van Petrus. Paus Sergius heeft hem in 695 gewijd en aangesteld als eerste bisschop van Utrecht. In 739 is hij in de abdij van Echternach in Luxemburg gestorven en daar ook begraven. De brief aan de Hebreeën spoort ons aan de leiders te gedenken die ons het woord van God verkondigd hebben en ons hun leven voor de geest te halen. Willibrord heeft bij zijn bekeerlingen onder de Franken en de Friezen veel angst weggenomen voor de natuurgoden die zij tot dan toe vereerden. Hij brengt hen een nieuwe Boodschap, die hij zelf gehoord had van zijn ouders en zijn opvoeders in het klooster. Die boodschap luidt: 'Onze God is een God van mensen, die een persoonlijke relatie met ons wil. God is met ons begaan en wij mensen gaan Hem werkelijk en altijd ter harte. Dat is nooit duidelijker aan het licht gekomen, dan toen Hij uit liefde voor de wereld zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven. Hij leerde zijn bekeerlingen ook te bidden op de manier van Jezus van Nazareth. Wíj hebben die woorden die expliciet wijzen op een persoonlijke relatie - meegekregen van onze ouders in het Onze Vader. Wij vragen ons misschien af: Vanwaar had hij zoveel geloof en vertrouwen, dat hij het aandurfde met zijn bootje de zee over te steken en aan land te gaan bij vreemde volken? Vanwaar die gedrevenheid, vurigheid en dat enthousiasme? Dat valt enkel te begrijpen, als we ons realiseren, dat geloofsoverdracht niet enkel mensenwerk is , maar dat God hier achter zit. Er is hier in West Europa veel veranderd en wij vragen ons misschien af: Hoe is het gesteld met het geloof dat mensen als Willibrord, Servaas en Bonifatius in onze streken hebben geplant? Het lijkt of het geloof, dat zo'n sterke rol gespeeld heeft in het leven van onze (voor)ouders, nu in de marge terecht is gekomen. We constateren een afname van kerkbezoek en deelname aan de sacramenten. Velen hebben helemaal afgehaakt. Anderen zeggen: 'Ik geloof op mijn eigen manier! Daar heb ik de kerk niet voor nodig!' We moeten toegeven: Er zijn binnen de Kerk veel fouten gemaakt, waarmee ze geloofwaardigheid heeft verspeeld. Dat is een feit. Tegelijk zijn we in een wereld terecht gekomen, waar er zoveel kennis en mogelijkheden voorhanden zijn, waardoor het soms lijkt dat ons leven maakbaar is en we God niet meer nodig hebben. Tevens verschijnen er tegenwoordig veel boeken over godsdienst en zingeving. Toch blijkt in gesprekken ter voorbereiding op Doop, E.H. Communie, Vormsel en Huwelijk dat elementaire kennis over het christelijk geloof ontbreekt en dat velen niet meer bidden. Voor het contact tussen mensen geldt: als je niet regelmatig tijd neemt om naar elkaar te luisteren en met elkaar te praten over wat je bezig houdt, dan vervreemd je van elkaar. Dan groei je uit elkaar en stelt de relatie op den duur niets meer voor. Zou dat ook niet gelden voor onze relatie met God. Willibrord en zijn gezellen hebben hier een persoonlijke God
verkondigd, een God die een relatie met mensen zoekt en niet een anonieme en onpersoonlijke macht. Als wij vol zijn van eigen besognes, geen tijd meer nemen voor stilte en bezinning, voor geestelijke lectuur en gebed, waar is er dan de ruimte om God te horen, als Hij spreekt tot ons hart? Als we menen dat de resultaten van ons denken en doen enkel van ons afhangen, als we alles willen controleren en alle touwtjes zelf in handen willen houden, hoe krijgt God dan kans ons mee te nemen in zíjn plannen en naar de toekomst die Hij voor ons bedoelt? Velen beschouwen geloven als een privé aangelegenheid waar je anderen niet mee moet lastig vallen. We zijn het er over eens, dat je niemand moet lastig vallen en iets moet opdringen, maar waarom zouden we elkaar niet mogen vertellen wat ons geloof met ons doet en wat het voor ons betekent? We praten over alles en nog wat met onze dierbaren, waarom zouden we dan niet met hen mogen delen uit welke bronnen dat wij leven? Als we iets meemaken dat ons blij maakt of ons diep raakt, dan willen we onze dierbaren en vrienden daar toch deelgenoot van maken? Waarom dan niet van ons geloof? Misschien zegt U: ' Ik worstel vaak met mijn geloof en heb zoveel vragen en twijfels'. Dat is mogelijk, maar waarom moeten we die worsteling dan voor elkaar verbergen? Door ze te delen met mensen die je lief zijn, kom je met elkaar in gesprek en kunnen anderen vertellen hoe het hen vergaat als zoekende gelovige. Is het niet zo, dat wij elkaar nodig hebben als leerlingen van Jezus om samen God te prijzen en te danken, maar ook om zijn boodschap te verstaan en uit te wisselen wat ze betekent voor ons leven? Kinderen opvoeden tot gelovige mensen is in onze dagen een moeilijke opgave. Jonge mensen willen niet in de watten gelegd, maar uitgedaagd worden. Ze hebben er behoefte aan dat hun ouders hen stimuleren, bevestigen en vertrouwen schenken, en ook dat ze hen eisen en grenzen durven stellen. Ook al verschillen ze misschien met hun ouders van mening als het om geloven gaat, ze willen wel weten waar hun ouders voor staan en wat hun geloof voor hen betekent. En daarom is het niet goed angstvallig te zwijgen over dit thema, bang voor meningsverschillen, een wederwoord of kritiek. Het getuigt van respect en wederzijds vertrouwen, als we durven vertellen over wat ons inspireert en sterkt, maar ook over wat moeilijk voor ons is. Openheid en eerlijkheid in de omgang met elkaar maken veel zichtbaar van de liefde waartoe Jezus ons uitnodigt. Als Jezus zijn leerlingen opdraagt alle volken tot zijn leerlingen te maken, dan vraagt Hij niet aan iedere deur aan te bellen met zijn Boodschap, maar wel dat wij niet bang zijn om uit te komen voor wat wij geloven en voor onze overtuiging. In de slotzin van het Evangelie van deze dag belooft Jezus dat Hij met zijn leerlingen mee zal werken en hen nooit in de steek zal laten. Die belofte heeft Willibrord en de zijnen en ook zoveel anderen kracht gegeven om vol te houden bij alle moeilijkheden. Die belofte zal ook ons moed en kracht geven om te getuigen van wat ons beweegt, inspireert en met hoop vervult. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen,vic. ______________________________________________________________________ Zaterdag 31 oktober 2015 (Allerheiligen) Overweging bij Apokalyps 7, 2-4 + 9-14 en Mateüs 5, 1-12a. JEZUS' BERGREDE: GRONDWET VOOR HET RIJK VAN GOD Als Matteüs zijn Evangelie schrijft - en met name de Bergrede - dan is het ook zijn bedoeling om zijn geloofsgenoten een riem onder het hart te steken. Want de christenen worden in die dagen vervolgd. De Joden keren zich tegen hen, omdat de christenen gekozen hebben voor de weg die Jezus heeft gewezen. Voor de christenen heeft ook niet de keizer het eerste en het laatste woord. Toonaangevend is voor hen de levende God van Abraham, Isaäk en Jacob, de
God die op een onovertroffen manier zijn gezicht heeft laten zien in Jezus van Nazaret. Voor deze christenen is Jezus, de Man op wie Gods hand rust, degene die het voor het zeggen heeft. Hij is de Heer. Hij heeft voor hen het eerste en het laatste woord. Deze opvatting werd door de keizers van Rome ervaren als een vernedering en een diepe belediging. Zo raken de eerste christenen in conflict met de romeinse overheid. En daardoor vloeit dan het bloed van de eerste martelaren. Met deze achtergrond en vanuit deze ervaring kunnen wij de woorden lezen die Jezus spreekt in zijn Bergrede, woorden om te bemoedigen en te troosten. Volgelingen die hun nek durven uitsteken voor Jezus' Boodschap van het Rijk Gods kunnen slachtoffer worden van onderdrukking, miskenning en vervolging, maar deze zaken zullen niet het laatste woord hebben. Wie zachtmoedig, maar koersvast leeft in navolging van Christus, hij heeft gegronde hoop dat hij het Rijk van God zal meemaken. Ook al zijn de tijden enorm veranderd, ook in onze dagen gaat het nog steeds om de vraag wie het uiteindelijk voor het zeggen heeft in ons leven: de levende God zoals Hij zich heeft bekend gemaakt in Jezus óf andere krachten en belangen. Het gaat er in ons geloof niet om strijd te leveren met mensen die anders denken en leven en te confronteren, maar het kan soms wel een gevolg zijn van een consequente en volhardende navolging van Christus. Altijd opnieuw zullen we ons de vraag moeten stellen: wie heeft er in ons leven het eerste en het laatste woord? Durven wij kleur te bekennen en uit te komen voor wat wij geloven en ervoor te staan? En durven wij daarvoor eventueel een confrontatie te riskeren met overheden of mensen die anders denken en handelen? Durven wij bijv. op te komen voor randgroepen, waarmee niemand geassocieerd wil worden - zoals de vluchtelingen die asiel zoeken, daklozen in onze binnensteden, ouderen die tekort komen nu ze geconfronteerd worden met uitgeklede sociale voorzieningen, ex-gevangenen en verslaafden? Durven we in de bres te springen voor mensenrechten en voor hen die elders niet meer vrijelijk hun geloof kunnen beleven? Als een rode draad loopt door Jezus' levensverhaal zijn aandacht en zorg voor al wie klein, kwetsbaar en weerloos zijn, kinderen en zieken en mensen die door anderen gemeden worden. Zij gaan Jezus zozeer ter harte dat Hij stelt: ' Al wat je doet voor een van deze geringsten van je broeders of zusters, heb je voor Mij gedaan'. Het gaat dus om een kernopdracht voor ons als christenen. In zijn Bergrede brengt Hij onder woorden wat we mogen beschouwen als de GRONDWET van zijn koninkrijk. We worden uitgenodigd ze hanteren als de tom-tom op onze levensweg. Hij wenst mensen geluk die arm zijn van geest: d.w.z. die nederig van hart durven zijn en openstaan voor God en hun naaste. Hij troost treurenden die verdriet hebben, maar hun uiteindelijke vreugde en troost durven verwachten van God. God bevestigt de weg van de zachtmoedigen, ook al worden ze regelmatig opzij geduwd. Jezus spreekt een gelukwens voor mensen die ijveren om iedereen recht te doen en voor wie barmhartig zijn in hun oordeel en omgang met anderen. Een proficiat voor wie eerlijk zijn in hun bedoelingen en ijveren voor vrede en goede relaties. Onze inzet voor de opbouw van het Rijk van God kan niet iedereen waarderen. Sommigen voelen zich benadeeld in hun belangen. En dan kan het gebeuren dat je worden uitgescholden of zelfs vervolgd. Wees gerust, zegt Jezus, in de hemel zul je rijkelijk worden beloond. De weg waarop Jezus ons uitnodigt via zijn grondwet, is niet makkelijk. Daarom hebben we mensen nodig die een voorbeeldfunctie vervullen, zgn. rolmodellen. Dat geldt niet alleen voor kinderen en jongeren in de opvoeding, maar ook volwassenen hebben mensen nodig aan wie ze zich kunnen spiegelen. Die rol vervullen vaak de heiligen die wij vereren. Zij zijn vaak voorbeelden aan wie wij ons kunnen optrekken. Door hun geloof en vertrouwen, hun moed en inzet, hun deugdzaamheid en volharding hebben zij Gods bedoelingen in praktijk gebracht. Maar vandaag vieren en gedenken we niet alleen die officiële heiligen, maar ook al die gewone mensen die ons in dit leven zijn voorgegaan, zoals familie, vrienden en bekenden. Wij vieren ook de gedachtenis van - zoals de apostel Johannes zegt - 'de menigte die niemand tellen kan, uit alle rassen en volken, tijden en talen'. De mensen die officieel zijn heilig
verklaard hebben ook hun zwakheden en fouten gehad. Niets menselijks was hen vreemd. Maar wat hen bijzonder heeft gemaakt was, dat ze zich met hun gebreken telkens opnieuw aan God hebben toevertrouwd en gevraagd hebben om zijn hulp en genade. Zij hebben zich opengesteld voor de zachte stem van God in hun hart. De zaligsprekingen die Jezus tot zijn toehoorders richt, moeten wij niet verstaan als eisen en absolute voorwaarden om bij zijn leerlingen te horen. Het zijn veeleer beloftes die Hij doet aan mensen die zich op deze manier open stellen voor God en hun naasten. Wie nl. deze beloften als leidraad, kompas of tom-tom voor zijn leven gebruikt heeft een helende, heilzame en heiligende invloed op zijn omgeving. En Jezus richt zich met zijn beloftes niet enkel tot zijn apostelen of een uitgelezen groep, maar tot ieder die er naar luisteren wil, dus gewone mensen als U en ik. Mensen als onze dierbare overledenen. Laten we bidden dat God ons - op voorspraak van zijn heiligen - de kracht geeft om te blijven geloven, lief te hebben en wel te doen in de geest van de Bergrede. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. ______________________________________________________________________ Zaterdag 24 oktober 2015 Overweging bij Jeremia 31, 7-9 en Marcus 10, 46-52. HEER, MAAK DAT WE KUNNEN ZIEN! Tegenwoordig gebeurt het regelmatig dat mensen zelf een filmpje maken en op YouTube zetten. Van het Evangelie van deze dag zou je een scenario voor zo'n kort filmpje kunnen maken met 3 hoofdrollen: nl. Bartimeüs, Jezus en de menigte. Omdat het gaat om zo'n bekend verhaal, lopen we het gevaar dat we er niet goed naar luisteren. Want het is een rijk verhaal. Het is goed ook om te weten dat Jericho geografisch 200 m. onder de zeespiegel ligt en Jerusalem, waar Jezus naar toe trekt, zo'n 900 m. boven de zeespiegel. Op een afstand van nog geen 30 km betekent dat een groot verval, een hoogteverschil van 1100 m. In de 1e scène zien we hoe Jezus met zijn leerlingen de stad in wandelt. Daar ontmoeten ze de bevolking van Jericho. Er is veel volk op de been met alle lawaai van dien: mensen die luid roepen, opgetogen juichen en zingen. Jezus neemt de gelegenheid te baat om zijn boodschap te verkondigen, mensen te zegenen en zieken te genezen. Hij heeft veel volk achter zich, als hij de stad weer uittrekt richting Jerusalem. De 2e scène begint stil. De camera toont ons een blinde die aan de kant van de weg zit, helemaal alleen. Vandaag is iedereen in Jericho. De blinde Bartimeüs heeft dat natuurlijk ook in de gaten. Hij heeft gehoord dat Jezus in de stad is en hij wacht tot Hij straks voorbij komt. Bartimeüs weet wat hem te doen staat. Als hij de menigte - met Jezus in hun midden - hoort aankomen, schreeuwt hij vanaf de plaats waar hij zit: 'Jezus, zoon van David, heb medelijden met mij!' Zijn geroep irriteert de voorbijgangers en ze snauwen hem toe, dat hij zijn mond moet houden. Maar de blinde blijft schreeuwen. Hij laat zich door niemand het zwijgen opleggen. Immers wat heeft hij te verliezen? Alles beter dan bedelen aan de kant van de weg en afhankelijk zijn. Er ontstaat rumoer. In de 3e scène zien we dat Jezus op dat hartverscheurende geschreeuw blijft staan. Iedereen valt stil en Jezus zegt: 'Roep hem eens hier'. Dan slaat de stemming bij de menigte om. Plotseling maken ze voor de blinde de weg vrij en moedigen hem aan: 'Sta op en ga naar Hem toe. Hij roept je'. Bartimeüs gooit zijn mantel af en springt overeind. Die uitnodiging geeft hem vertrouwen. Jezus en Bartimeüs staan nu tegenover elkaar en Jezus vraagt: 'Wat kan ik voor je doen?' 'Maak dat ik kan zien', zegt Bartimeüs. En Jezus zet hem op weg en zegt: 'Ga maar; je geloof heeft je gered'. Terstond kan hij weer zien. In de menigte ontstaat er natuurlijk
gejuich en rumoer. Bartmimeüs gaat niet zijn eigen weg, maar sluit zich bij Jezus aan op zijn tocht. Hij gaat op in de menigte, op weg naar Jerusalem. Einde verhaal. Om dit verhaal wat verder uit te diepen zoomen we nog eens in op de drie hoofdrolspelers. Als we beginnen bij Bartimeüs zien we, dat hij aan Jezus bijzondere namen geeft. Tot tweemaal toe noemt hij Hem 'Zoon van David'. Hij ziet in Jezus een nazaat van David die voor zijn volk een herder en koning was. Hij ziet - zo lijkt het - in Jezus de veelbeloofde messias, de man naar Gods hart. Met deze belijdenis treft hij het geheim van de Schrift in de kern. Hier is het de blinde die ziet, terwijl de menigte nog blind is voor dit geheim. Verder geeft Bartimeüs Jezus nog een andere naam: 'Rabboeni'. Dat betekent: een lieve, milde en wijze leraar, bij wie je jezelf mag zijn. Bartimeüs heeft blijkbaar een diep vertrouwen. Daardoor is hij ook zo standvastig. Hij laat zich niet van de wijs brengen of intimideren door de mensen om hen heen. Hij weet wat hij wil, dit in tegenstelling tot de menigte. De menigte is in de Evangelieverhalen nooit standvastig, maar waait met alle winden mee, van het ene uiterste naar het andere. Dat geldt ook voor de menigte in dit verhaal. Ze is in zekere zin blind. Want ze wil zo snel mogelijk optrekken naar Jerusalem, de stad van vrede, maar ze hebben niet in de gaten dat de blinde aan de kant van de weg ook bij 'Jerusalem' hoort, bij het bouwen aan vrede. Jezus, de derde hoofdrolspeler, laat zich ook niet bepalen door de menigte. Hij luistert. Hij hoort het geroep van de blinde en roept hem dichterbij. Hij ziet zijn geloof en vertrouwen en zijn volharding. Hij wordt geraakt door diens verlangen om te zien. Hij laat hem dat verlangen dan ook hardop uitspreken en geneest hem. Kijken en zien: hoewel wij die woorden wel eens door elkaar gebruiken, duiden ze in feite twee levenshoudingen aan. Zien is méér dan kijken. Kijken heeft vooral te maken met de buitenkant. Zien doen we met de ogen van ons hart. Als wij tegen iemand zeggen: 'Ik zie je graag', dan betekent dat: 'Ik geef om je. Ik hou van je; ik heb je graag bij me'. Van het woord 'zien' komen woorden als 'inzicht' en 'doorzien'. Met het verhaal van de genezing van Bartimeüs sluit Marcus hoofdstuk 10 van zijn evangelie af. We kwamen daarin allerlei 'blinden' tegen: Farizeeërs die zich blind staren op de Wet; leerlingen van Jezus die zich blind staren op macht en ereplaatsen en de rijke jongeman die zijn bezit niet kan loslaten. Dit hoofdstuk loopt tenslotte uit op het verhaal van de blinde bedelaar met zijn sterke vertrouwen in rabboeni Jezus. Hij krijgt het licht. Hij wil verder met Jezus en sluit zich bij Hem aan. Zijn leven heeft een nieuwe zin gekregen, een nieuwe richting. Samen trekken ze op naar Jerusalem. Daar zal de menigte opnieuw een hoofdrol gaan spelen: bij zijn intocht zullen ze 'Hosanna' roepen, maar enkele dagen later 'Kruisig Hem'. En waar staan wij? Wat is onze rol in relatie tot Jezus? Wat betekent Hij voor ons? Zoeken we Hem - zoals Bartimeüs - als rabboeni, de milde en wijze leraar die ons de ogen opent voor wat ons leven zijn diepste zin geeft? Wat zijn zaken die ons verblinden en belemmeren om te zien wat werkelijk waardevol is? Hebben we het te druk om daar regelmatig bij stil te staan en tot inzicht te komen? Of hebben we - als Jacobus en Johannes - toch onze troeven gezet op carrière, eer en allerlei materiële zaken? Als we echt tot een dieper zien, tot inzicht willen komen, moeten we regelmatig even stil staan, pas op de plaats maken en bidden. Jezus loopt ook ons niet achteloos voorbij, als wij om hulp roepen. Juist als aan Bartimeüs vraagt Hij in de stilte: 'Wat kan Ik voor je doen? Wat is je diepste verlangen? Laten wij vragen dat Hij ons de ogen mag openen en mag genezen van onze blinde vlekken en van ons egoïsme. Dat we over de muren van onze zelfzucht durven heenkijken en ruimer zicht krijgen. En dat we met name meer oog krijgen voor al die mensen die hulpeloos en hopeloos aan de kant van de weg zitten (zoals de vluchtelingen en zo velen anderen die geen toekomst meer zien). Bidden wij dat we telkens lichtpuntjes mogen zien in en om ons heen en dat we dat licht met anderen willen delen. AMEN.
Pastor A.G.M. Franssen,vic. _____________________________________________________________________ Zondag 18 oktober 2015 (Missiezondag) Overweging bij Jesaja 53, 10-11, Hebreeën 4, 14-16 en Marcus 10, 35-45 WIE ONDER U DE EERSTE WIL ZIJN MOET DE ANDEREN DIENEN Veel mensen kijken met scepsis of met vrees naar wat er allemaal momenteel in onze wereld gebeurt. Ze horen de wederzijdse beschuldigingen van de grote machtsblokken dat ze uit zijn op uitbreiding van hun macht en invloed. We worden de vluchtelingenstromen in onze richting gewaar van landen waar oorlog en geweld heersen. We zien de grote moeite om de vluchtelingenstromen en de gevolgen daarvan te beheersen. We zien op de TV de angstige en boze reacties van mensen, die zichzelf en hun leefomgeving, hun steden of dorpen overvraagd voelen, en de concurrentie van de asielzoekers vrezen op de huizen- en banenmarkt. We zien de vrees, dat onze waarden en normen worden aangetast door mensen uit andere culturen en godsdiensten. Menigeen vraagt zich ook af wat in de hoofden van de mensen omgaat die onze kant uit komen. Hebben ze alleen een veilig bestaan verwacht of misschien het aards paradijs? Je ziet aan de reacties van een aantal vluchtelingen dat ze teleurgesteld zijn. De voorzieningen schieten soms te kort. Hebben ze gehoopt dat meteen een huis, uitkering of baan hen ter beschikking zou staan? Onder onze eigen bevolking zien we onzekerheid en vrees. Maar we zien ook hoe heel veel landgenoten begaan zijn met de vluchtelingen en hun lot. Ze zetten zich in als beroepskracht of vrijwilliger, verzamelen, kleding, voedsel en speelmateriaal om die aan de mensen in de opvangcentra uit te delen. Je ziet onder hen die daar verblijven ook veel dankbaarheid en wil om zich in de toekomst ook in te zetten in onze samenleving. In West-Europa, bij politici en burgers is men op zoek - extreme standpunten daargelaten - naar een balans tussen solidariteit met mensen in nood, delen van het leven, en zorg voor ons eigen bestaan. Het vinden van een juiste balans gaat niet zonder horten en stoten. Het delen van het leven met elkaar gaat niet zonder horten en stoten, zonder dat het ons wat kost, zonder dat we iets van onszelf prijs geven. Wat dat betreft heeft de Evangelietekst een aardige schildering van de situatie. Over de hoofden van zijn leerlingen spreekt Jezus tot ons. 'Jullie weten hoe het er in de wereld aan toegaat, hoe de heersers van de volkeren hen met ijzeren vuist regeren en de groten misbruik maken van hun macht over hen'. Dat zien we, beste mensen, dagelijks gebeuren en we zien ook wat de gevolgen daarvan zijn: massa's mensen op de vlucht, talloze slachtoffers, verwoeste steden, uit elkaar gerukte gezinnen, verweesde kinderen. Tussen 1940-1945 hadden we daar in Europa zelf mee te maken. Jezus plaatst daar een ander model van menswording en mens-zijn tegenover: 'wie onder u groot wil worden moet dienaar van u zijn en wie onder u de eerste wil zijn moet de anderen dienen'. Jezus stelt zich zelf tot voorbeeld, gekomen als Hij is niet om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven daarop in te zetten. Zoals we ervaren is dat is niet vanzelfsprekend, De heersers van de volken zijn uit ons voortgekomen. Er zijn er die beheerst worden door hun neiging om anderen aan zich ondergeschikt te maken. Mensen kunnen beheerst worden door hun neiging te hebben, te bezitten, steeds meer te bezitten en daar alles voor over te hebben. Het gevolg is veel ellende voor de slachtoffers, ten koste van wie de heerschappij en het bezit worden verworven. Het elkaars dienaar zijn leven daarentegen levert gerechtigheid op en vrede. Het delen van leven en welvaart met anderen, ook met de minst bedeelden, levert innerlijke vrede op, het goede gevoel iets goeds voor anderen te hebben betekend. Het Evangelie heeft gelijk. Het gaat om
het dienen van elkaar bij het streven naar een zinvol leven. Drong het maar voldoende door in onze wereld. Die zou er anders uitzien. We hebben als christenen, navolgers van Jezus Christus, een missie. Laten we ons daarvan bewust zijn op wereldmissiedag. Missionarissen in binnen en buitenland konden in het verleden ook als bazen te werk gaan. Over het algemeen hebben ze echter de bevolking, waar ze werkzaam waren, gediend met de verkondiging van het Evangelie en daaruit voortvloeiende daden van naastenliefde: onderwijs, ziekenzorg, financiële en materiële ondersteuning. Laat ons hun evangelisch voorbeeld volgen daar waar wij leven en werken. A. Reijnen, pastoor ______________________________________________________________________
Zaterdag 17 oktober 2015 Overweging bij Jesaja 53, 10-11 en Marcus 10, 35-45. WAT KAN IK VOOR U BETEKENEN ? Is het niet een gênante vertoning wat er gebeurt in het Evangelie van vandaag? Voor de 3e keer heeft Jezus zijn leerlingen met pijn in het hart verteld, dat Hij vanwege zijn boodschap en optreden zal worden gedood. Hij vertelt over zijn diepe vrees, maar niemand reageert op zijn woorden. Er komt van de kant van de leerlingen geen woord van troost en ze stellen zelfs geen vragen. Nee, Jacobus en Johannes komen wel naar Hem toe met het verzoek of ze aan zijn rechter- en linkerhand mogen zitten, als Hij in zijn glorie komt. Het is alsof je beste vriend vertelt over zijn naderende dood en jij vraagt of je voorkomt in zijn testament. Wat Jezus hen vlak vóór dit verhaal heeft gezegd over wat Hem gaat overkomen: het lijkt wel of het helemaal niet bij hen is binnengekomen, want ze reppen er met geen woord over. Wel komen ze met een vraag om hun eigen voordeel binnen te halen. Hoe herkenbaar is wat hier gebeurt? 'Hou jij voor mij een plaatsje vrij? Hou jij voor mij een mooi exemplaar apart? Kun je niet iets voor mij regelen; je zit toch dicht bij de bron? Wij doen graag en makkelijk een beroep op een ander voor een vriendendienst. Wij kijken vaak uit naar een 'kruiwagen'. Vandaag doe ik iets voor jou en morgen kun jij misschien iets voor mij doen. Wat Johannes en Jacobus doen is dus niet zo vreemd, want Jezus is mogelijk ook nog een neef van hen. Jezus spreekt voortdurend over het Rijk van God, een mooi visioen. En als het eenmaal zover is, willen ze wel graag op de eerste rij zitten. Ze trekken immers al een hele poos met Jezus mee en helpen waar ze kunnen. Dus waarom zou Hij niet zo iets kunnen regelen? Teleurgesteld merkt Jezus op: 'Jullie weten niet wat je vraagt!' Alsof Hij zeggen wil: Hoe wil je nou op die berg van het Rijk Gods komen zonder te klimmen? Snap je dan niet dat je eerst door het dal moet trekken? Mensen in het dal leiden vaak een uitzichtloos bestaan. Ze worden onderdrukt door de machtigen van deze aarde en vinden geen weg om eruit te klimmen. Ze roepen om hulp, maar krijgen vaak geen antwoord. In hun beleving zit God ergens ver weg. Zien jullie hun nood dan niet of wil je die niet zien? Als de andere apostelen horen van de vraag van die twee, krijgen ze de wind van voren. Maar Jezus komt tussenbeide en roept hen allen bij zich. De ruzie die is ontstaan, grijpt Hij aan om hen te wijzen op tirannieke leiders en onderdrukte volken. Hij zegt: 'Je weet toch hoe vaak de heersers van de volken misbruik maken van hun macht. Denk erom: Dit mag bij jullie niet het geval zijn. Als je de voornaamste wil zijn, moet je bereid zijn de dienaar van allen te zijn. Want ook Ik ben niet gekomen om gediend en geprezen te worden, maar om dienstbaar te zijn en mijn leven te geven'.
Het is vandaag Wereldmissiedag. We realiseren ons dat we - over alle grenzen heen verbonden zijn met medechristenen overal ter wereld. In vroeger dagen zijn missionarissen van hier uit naar andere landen getrokken om mensen daar het Goede Nieuws van Jezus te brengen. Ze hebben niet alleen het Evangelie verkondigd met woorden, maar ook metterdaad door hun zorg voor zieken en gehandicapten, zorg voor onderwijs, verbetering van de voedselproductie enz. In de loop van de jaren hebben ze zich steeds beter afgestemd op de behoeften en noden van de mensen, met eerbied voor hun cultuur. Het ging en gaat niet om zieltjeswinnerij, maar om dienstbaar te zijn aan hun mensen. Dit jaar richt Missio haar schijnwerpers speciaal op de christenen in Pakistan. Mensen met een geestelijke beperking worden daar door hun familie weggestopt. En ook vanuit de overheid wordt er weinig gedaan om voor hen een menswaardig bestaan mogelijk te maken. Daarom wordt onze financiële hulp gevraagd voor het werk van de `Sisters of Charity van St. Jeanne´ die met een groep mannen, vrouwen en kinderen wonen en werken in een tweetal huizen. Voorts steunt Missio bewustwordingsprogramma´s voor vrouwen, omdat zij in de Pakistaanse samenleving achter worden gesteld door discriminerende wetten en regels. En omdat buitengebieden van de parochies zo groot zijn dat ze niet door een priester kunnen worden verzorgd, worden er leken opgeleid die pastorale en sociale taken kunnen overnemen. Missio draagt bij aan de programma´s om deze mensen op een goede manier te vormen en toe te rusten voor hun taken. Jezus spreekt vandaag klare taal. De belangrijkste willen zijn, de machtigste: het staat haaks op zijn boodschap. Wie de grootste wil zijn, moet ieders dienaar willen zijn. M.a.w. hoe meer macht en beslissingsbevoegdheid je hebt, hoe dienstbaarder jij je moet opstellen. Telkens kijken en vragen: 'Wat kan ik voor u doen?' Leiding geven betekent niets anders dan de organisatie of de groep die je aanstuurt willen dienen, of dat nu een bedrijf is, een vereniging of een kerk. Mensen ten dienste staan betekent vooral: kijken, vragen en anderen geven wat ze nodig hebben, mensen niet manipuleren en naar je hand willen zetten, maar je eigen belangen op de tweede plaats durven stellen. Als we onze ogen en oren de kost geven, zien we hoeveel er geleden wordt ten gevolge van oorlog en geweld, door gebrek aan voedsel, medicijnen en werkgelegenheid. Wat maken mensen mee, die alles hebben moeten achterlaten en moesten vluchten. Mensen die met de winter voor de deur huizen in tenten, samen met kleine kinderen en kwetsbare ouderen? Zonder zekerheid en zonder werk? Wat wordt er niet geleden door afgunst, geldingsdrang, egoïsme en behoefte aan bevestiging? M.a.w. voor wie het wil zien, is er werk genoeg aan de winkel. En dienstbaarheid is dan geen slaafs doen wat een ander van ons wil, maar actief anticiperen en vragen wat die ander nodig heeft. Juist daarin krijgt ons leven zijn betekenis. Net als Jezus zijn wij immers niet op aarde om gediend te worden, maar om elkaar van dienst te zijn. Als wij ons daarvan bewust zijn en ernaar handelen, dienen we God. Wie oprecht dienstbaar tracht te zijn aan anderen, zal ook openstaan voor wat die ander óns te zeggen en te bieden heeft. Want er voor elkaar willen zijn, is wederzijds, is tweerichtingsverkeer! In het besef dat dit dienen van de naaste veel moed en bescheidenheid vraagt, mogen we God hierbij om zijn hulp vragen. Elke dag opnieuw mogen we Hem bidden om ons op het rechte spoor te zetten en te houden. We hoeven ons daarvoor niet te schamen. 'Vraag en je zal gegeven worden; klop maar en er wordt voor je open gedaan', zegt Jezus. En we zullen zijn hulp, barmhartigheid en genade ondervinden op onze levensweg. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen ________________________________________________________________________ Zondag 11 oktober. (Patroonheilige St. Dionysius).
Overweging bij Wijsheid 7, 7-11 Evangelie uit: Marcus 10, 17-30. EEN AMBITIEUZE VRAAG EN JEZUS REACTIE Net als de apostelen hebben wij vandaag vragen bij de uitspraken van Jezus. In de 1e lezing uit het boek Wijsheid gaat het over rijkdom die de beloning is voor een leven naar Gods wil. Maar volgens Marcus raak je door zo'n leven juist je materiële bezit kwijt. Daarvandaan de vraag: wat wil Jezus duidelijk maken met zijn uitspraken? Zeker, Hij nodigt de rijke jongeman uit om zijn bezittingen te verkopen en de opbrengst aan de armen te geven. Als de man is weggegaan, verzucht hij dat een kameel nog makkelijker door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke het koninkrijk van God binnengaat. Dat is heel krasse taal, maar we moeten ons wel realiseren in welk verband Jezus dat zegt. Hij doet hier geen algemene oproep tot armoede, maar reageert op het gedrag van de rijke man. Wat is er nl. gebeurd? Die rijke jongeman komt bij Jezus met een ambitieuze vraag: 'Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?' Je kunt zeggen: Hij vraagt naar waar het uiteindelijk op aan komt in het leven? Wanneer is je leven geslaagd, niet alleen in je eigen ogen, maar ook in die van God? Het ambitieuze zit hem erin dat hij kennelijk denkt dat je zoiets zelf kunt regelen, als je de juiste instructies maar kent en opvolgt. Wat dat betreft corrigeert Jezus hem onmiddellijk. Hij zegt: 'Waarom noem je Mij goed. Niemand is er goed, behalve God'. Toch geeft Jezus wel een antwoord op zijn vraag en dat antwoord is verrassend nuchter: 'Je weet zelf wat je kunt doen. Je kent immers de geboden. Vervolgens somt Hij dan een selectie uit de tien geboden op. Dat is wat een mens kan bijdragen aan het welslagen van zijn eigen leven: leven volgens de aanwijzingen die je vindt in de Tora, de Wet. Nou is het opmerkelijk dat Jezus precies die geboden kiest die gaan over het omgaan met de medemens. De geboden over het omgaan met God noemt Hij niet. Het is niet, omdat Hij die niet belangrijk genoeg vindt. Er is iets anders aan de hand. Misschien vermoedt Jezus dat deze man, met al zijn rijkdom, meer bezig is met zijn eigen zingevingsvragen dan met het lot van zijn minder welgestelde medemensen. Hoe dat ook zij: de man antwoordt dat hij al die geboden al van jongs af aan stipt onderhoudt. Als vrome Jood neemt hij het leven volgens Gods bedoelingen heel serieus. En dat is niet niks. Volgens Jezus eerste antwoord is dat zelfs helemaal voldoende. Toch wil de man het kennelijk nog beter doen. Mogelijk wordt hij geleid door de innerlijke aandrang die hem zegt: dat er meer in het leven moet zijn dan profiteren van zijn bezit. M.a.w. Wat moet ik doen om een leven te leiden dat meer voldoening geeft? Jezus waardeert dat in hem en komt hem inderdaad een stapje tegemoet. Prima, als deze man meer wil doen dan het gewone, meer dan van een gewoon mens gevraagd kan worden, dan kan hij al zijn bezit verkopen, het onder de armen verdelen en Jezus volgen. Op dat punt haakt de man af. Hij ziet in dat hij dat niet kan opbrengen, omdat hij nl. zoveel heeft. Hij moet onder ogen zien, dat hij niet anders is dan andere, 'gewone' gelovigen. Als de man weg is, doet Jezus de bekende uitspraak over de rijke, de kameel en het oog van de naald. Dat is wel een heel radicale en strenge uitspraak. De leerlingen reageren in ieder geval erg geschokt: ' Als dat waar is, dan kan niemand gered worden'. We mogen echter niet vergeten dat Jezus nog steeds spreekt naar aanleiding van de ontmoeting met deze éne rijke man. Deze mens, vol goede bedoelingen, zelfs bereid om meer te doen dan het gewone, wordt in zijn goede streven uiteindelijk tegengehouden door zijn bezittingen en de verantwoordelijkheden die deze met zich meebrengen. Dat geldt niet enkel van deze ene man, maar is een verschijnsel van alle tijden: bezittingen, geld en verantwoordelijkheden geef je niet zomaar prijs. Ze zijn vaak een belemmering om het roer helemaal om te gooien. Dat is meer een constatering van Jezus dan een verwijt. Zo gaan de dingen nu eenmaal. Jezus' eigenlijke boodschap is er een van hoop. Hij zegt: ' Voor ménsen is dat misschien geen
haalbare kaart, maar bij God is alles mogelijk'. M.a.w. God ziet mogelijkheden om door de belemmering heen te breken; om een mens in beweging te brengen, ook als hij wordt vastgehouden door geld en beslommeringen. Zelfs voor deze rijke man die teleurgesteld is afgedropen, ligt de mogelijkheid van verandering nog altijd open. God ziet altijd nieuwe mogelijkheden en openingen. Dat mag ons tot troost zijn. Petrus reageert heftig op die laatste uitspraak van Jezus: 'Heer, wij hebben toch maar alles achtergelaten om U te volgen!'' Je hoort hem a.h.w. denken: als die rijke man, die geen afstand wil doen van zijn bezit, er uiteindelijk ook kan komen, waarom hebben wij dan alles opgegeven? Uit die vraag blijkt dat Petrus niet wezenlijk verschilt van die rijke man. Ook Petrus zit kennelijk behoorlijk vast aan zijn bezit, ook al heeft hij dat niet meer. Hij vindt het in ieder geval een heel groot offer dat hij dat alles heeft opgegeven. Daar moet dan toch wel iets tegenover staan, dat niet iedereen zomaar in de schoot valt Jezus wijst hem echter terecht: Maar Petrus toch! Met die beloning die je krijgt zit het wel goed. De familie en het bezit dat je hebt opgegeven, krijg je honderdvoudig terug. Bij de beloning 'in deze tijd' moeten we, gezien de vervolgingen, denken aan de verwanten in het geloof, de geloofsfamilie, de gemeenschap van gelovigen. Mensen die elkaar steunen in hun geloof en hun materiële nood. Bij de beloning in 'de tijd die komt' sluit zich de cirkel van dit verhaal en zijn we terug bij de vraag waar het allemaal mee begon, de vraag naar 'het eeuwige leven'. Wat dat eeuwige leven precies is, hoe we ons dat moeten voorstellen, daar spreekt Jezus zich niet over uit. Dat is iets van 'de tijd die komt'. De uiteindelijke beloning voor ons volgen van Jezus is, als we aan het eind van ons leven tot het besef komen dat ons leven geslaagd is in de ogen van God en in onze eigen ogen. Dat er anderen zijn die met heel wat minder opoffering ook dit einddoel bereiken, zoals die rijke man, wat maakt ons dat dan nog uit? 'Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten eersten zijn', besluit Jezus. Net alsof Hij wil zeggen: 'Maak je daar nou maar niet druk over'. We hebben gemerkt dat Jezus die rijke man geen verwijt maakt, omdat hij niet durft ingaan op zijn uitnodiging om zijn bezit aan de armen te schenken en Hem te volgen. Hij gunt hem zijn eigen leven, zijn eigen keuze. Wel spreekt Hij zijn zorg uit dat rijkdom of andere zaken waar wij sterk aan gehecht zijn ons ernstig kunnen belemmeren om de stem van ons hart te volgen en zaken los te laten die geen echte voldoening geven. Die rijke zou meer uit zijn leven willen halen, maar zijn bezit houdt hem tegen Jezus radicaal te volgen. Jezus vraagt van niemand het onmogelijke. Wel maakt Hij attent op zaken die ons ernstig in de weg kunnen staan, als we zoeken naar echte voldoening. Laten wij bidden dat de H. Geest ons de wijsheid geeft om te zien waar het echte leven te vinden is en de kracht om er telkens voor te kiezen. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen ______________________________________________________________________ Zaterdag 3 oktober 2015 Overweging bij Genesis 2, 18-24, Hebreeën 2, 9-11 en Marcus 10, 2-16 GEROEPEN OM SAMEN DE COMPLETE MENS TE ZIJN Het gaat vandaag over de verhouding van man en vrouw. Aanleiding daartoe geven de verhalen uit de heilige Schrift.. Die verhouding bepalen we niet zomaar zelf, zij is ingebed in de verschillende culturen van onze wereld. De positie van man en vrouw is, bijvoorbeeld, in de moslimwereld een andere dan bij ons. Sinds er moslims onder ons zijn weten we dat. Dat betekent niet dat mannen en vrouwen zich in het algemeen ongelukkig voelen met hun positie in hun eigen cultuur, ook al
leven wij anders en vinden we onze manier van de verhouding tussen man en vrouw beter, vrijer, opener. Er zijn overigens in de verschillende culturen mensen die streven naar verandering. Bij ons heeft de ontwikkeling van de welvaart, het meedoen van vrouwen in het arbeidsproces en daarmee hun groei naar financiële zelfstandigheid, veranderingen tot stand gebracht. Het recht van de vrouw is al lang niet meer beperkt tot de aanrecht. Vrouwen nemen hoge posities in in politiek en bedrijfsleven, terreinen lange tijd voorbehouden aan mannen; mannen worden van hun kant opgeroepen mee te doen aan het werk in huis. En ook al zijn er nog steeds klachten over het geringere aantal vrouwen in topposities, ook al zijn er wensen op het terrein van gelijke beloning, de laatste vijftig jaar is er al heel wat veranderd in de manvrouwverhouding in onze cultuur. Zoals u weet staan er in het boek van de Schepping twee scheppingsverhalen. Het eerste is het verhaal van de schepping in 6 dagen met de 7e dag als rustdag; het tweede verhaal hebben we zojuist gelezen. Het is het verhaal waarin God de mannelijke mens boetseert uit aarde, maar die is maar een halve mens. God vormt uit de rib van de man de vrouw, die Hij bij de man brengt. Die erkent haar als een tegenover, hem gelijk. Nu is de mens pas compleet, n.l. man en vrouw. Ze zijn elkaars tegenover en aanvulling. Ze horen bij elkaar, ieder met een eigen inbreng fysiek maar ook in hun eigen beleving van mens-zijn. Samen dus pas compleet. Ze verhouden zich tot elkaar. Maar nogmaals, die verhouding is ingebed in verschillende culturen. Ook het verschil in culturen in de bijbel al terug te vinden. Joden hadden te maken met hun eigen gebruiken, rechten en plichten. Maar waar ze verspreid waren over de rest van de wereld hadden ze te maken met andere volken en hun culturen met hun eigen regels t.a.v., bijvoorbeeld, huwen en scheiden. De beide lezingen uit de H. Schrift leggen de nadruk erop dat man en vrouw op elkaar aangewezen zijn, om samen de complete mens te zijn cultureel, economisch en sociaal. Dat geldt ook voor de duurzaam bedoelde verhouding in het huwelijk. Dat duurzame sluit aan bij God, die wat Hem betreft een duurzaam verbond met zijn volk is aangegaan in de menswording van Jezus, de Christus, Mensenzoon en erkend als Godszoon. Wat die duurzaamheid betreft doen zich in ons in ons kwetsbare mensenbestaan ook mislukkingen voor. Ieder van ons brengt immers ook beperkingen mee. Niet altijd zijn die beperkingen in de tijd van kennismaking voldoende aan het licht gekomen of aan elkaar geopenbaard. Ook de kerkelijke leiding beseft dat en gaat ook langzamerhand barmhartiger met mislukken om. Maar het bijbels ideaal blijft van kracht. Paus Franciscus heeft gezegd, dat gescheiden mensen, die er spijt van hebben dat hun huwelijk niet gelukt is, de communie niet zal worden geweigerd. De eerbied voor elkaar als persoon en ook voor het uit een huwelijk voortgekomen gezin, maken dat scheiding nooit een lichtvaardige zaak mag zijn. Men is wel degelijk verantwoordelijkheid t.a.v. elkaar. Dat wordt als het ware al ingeoefend bij het samenwonen, zoals veel jonge mensen momenteel doen. De katholieke moraaltheoloog Burggraeve uit Leuven ziet dat samenwonen als een voortzetting van het oude idee van verloving, mits men de intentie heeft met elkaar te trouwen. Onder de jonge mensen van tegenwoordig zijn er die daarbij bewust kiezen voor een kerkelijk huwelijk. Ze willen uitdrukkelijk Gods zegen, Hem bij hun samengaan betrekken, vanuit het besef, dat het huwelijk een verbond is, dat ze beleven als een mysterie, meer dan zomaar een afspraak. Daarmee sluiten ze aan bij de gedachte, dat ze voor elkaar bestemd zijn, geroepen om samen de complete mens te zijn. Dat verdient blijvende erkenning, hopelijk ook in onze wereld. A. Reijnen, pastoor
_____________________________________________________________________ Zondag 4 oktober 2015 Overweging bij Genesis 2, 18-24 en Marcus 10, 2-16. PARADIJS EN LEERSCHOOL 'Wat God verbonden heeft, mag een mens niet scheiden'. Deze overbekende uitspraak heeft een enorme invloed gehad in het christelijke denken over de relatie tussen man en vrouw. We mogen stellen: het is een pittige uitspraak die Jezus hier doet en ze kan heftig bij ons binnenkomen. Als je gelukkig getrouwd bent of getrouwd bent geweest, versta je deze woorden van Jezus waarschijnlijk als een bevestiging van je eigen levensloop in de geest van: 'Ja, zo heb ik het zelf ook beleefd'. Als je zelf gescheiden bent of kinderen hebt die gescheiden zijn, kunnen deze woorden hard aankomen, zeker in combinatie met een gevoelde veroordeling van kerkelijke zijde. Daarom is het goed om terug te keren naar de omstandigheden, waarin Jezus deze uitspraak doet. Hij richt zich nl. tot de Farizeeën, die Hem klem willen zetten en vanuit een mannelijk gezichtspunt, een mannelijk perspectief over echtscheiding spreken: 'Mag een man zijn vrouw verstoten?', vragen ze Hem. Als antwoord op hun vraag neemt Jezus deze mannen mee naar 'het begin', zoals dat verhaald wordt in het boek Genesis, waaruit de 1e lezing vandaag is genomen. Hij wil hen herinneren aan de bedoeling waarmee God de wereld en de mens geschapen heeft. Het begin waar Jezus over spreekt, is de droom van de Schepper in het paradijs: de vrouw als antwoord op het verlangen van de man naar een metgezel; de man als antwoord op het verlangen van de vrouw naar een compagnon om het leven mee te delen. Maar feit is dat wij niet meer leven in het paradijs. Wij leven in een andere werkelijkheid. Wij leven in een wereld die getekend is door onmacht, miscommunicatie en mislukking. Wij hebben te maken met geldproblemen, moeilijkheden bij de opvoeding van de kinderen, met onwil soms en ook met menselijke zwakheid en zonde. Het zijn allemaal factoren die het oorspronkelijke verlangen om samen door het leven te gaan kunnen aantasten. En voor deze al te menselijke realiteit heeft Mozes de mogelijkheid gegeven van een scheidingsbrief om vrouwen te beschermen. Het is ook voor deze werkelijkheid, dat de wet in onze streken het mogelijk maakt om via een echtscheiding uit elkaar te gaan. Maar Jezus is echter niet gekomen om ons te veroordelen of verwijten te maken van onze zwakheden. Je zou kunnen zeggen: Hij is gekomen om ons terug te brengen naar 'het begin', om ons te herinneren aan de oorspronkelijke bedoeling van de Schepper, die de mens als man en vrouw geschapen heeft. Hij wil van ons opnieuw leerlingen maken, mensen die willen leren wat het betekent om elkaar lief te hebben. Je zou het huwelijk kunnen zien als een leerschool, een school waarin je kunt leren wat het zeggen wil: God is liefde. In deze school van het leven leren we wat er nodig is om ons bestaan met iemand te delen: het vermogen om te luisteren naar de ander en je in hem of haar ín te leven; respect voor je eigenwaarde en voor die van de ander. Het huwelijk als een stimulans om van je relatie iets moois te maken en doorzettingsvermogen te leren. De filosoof Almaas spreekt in dit verband van het werken van een 'moedig hart'. Wij hebben nl. de neiging om op een zwart-wit manier te kijken naar onze relaties: ze is ' alleen maar goed' of 'alleen maar slecht'. Maar wat er in een relatie gebeurt is altijd een mengvorm. De interactie tussen partners die feitelijk plaats vindt is nooit 100% positief of negatief. 100% is iets van je geest, iets dat bestaat in je verbeelding, maar het klopt niet met de werkelijkheid. Je hebt een moedig hart nodig om de realiteit zoals ze is onder
ogen te zien. En daarvoor is het onmisbaar om te blijven luisteren naar elkaar, ons in te leven in de ander en te durven praten over wat er omgaat in onze harten. En het vraagt veel moed en uithoudingsvermogen om dat consequent te blijven doen. Binnen de katholieke geloofsgemeenschap wordt het huwelijk gezien als een sacrament. Dat wil zeggen dat je het dagelijks samenleven van twee mensen mag zien als een teken van de eeuwige liefde van God. God die hen wil sterken en troosten om aan deze levensopdracht te werken: te groeien in liefde. Dit teken en deze opdracht is erg belangrijk voor kinderen en jonge mensen die nog moeten groeien. Ze zijn nog erg onzeker en hun vertrouwen is heel kwetsbaar. Daarom heeft echtscheiding een grote impact op kinderen en jongeren. Ze bedreigt hun verlangen naar liefde, geborgenheid en veiligheid. Het kan de opbouw van hun vertrouwen belemmeren, omdat ze kijken naar het gedrag van hun ouders. Kinderen kunnen ook niet kiezen voor één van beide ouders, want én vader én moeder zijn hen dierbaar en belangrijk voor hen. Het is dan ook niet zo vreemd dat na deze passage over de echtscheiding Marcus begin te vertellen over kinderen die bij Jezus worden gebracht. In de meeste kinderbijbels zijn het de moeders die de kinderen bij Jezus brengen, terwijl het de mannelijke leerlingen van Jezus zijn, die dat maar lastig vinden. Maar Jezus neemt het voor hen op. Hij neemt hen in zijn armen en zegent hen door hen de handen op te leggen. Een gebaar van bescherming en genegenheid voor deze kinderen die nog zo kwetsbaar zijn. Het is heel goed dat er de laatste jaren weer extra aandacht gevraagd wordt voor de positie van kinderen, als hun ouders niet meer samen door één deur kunnen en besluiten om elk hun eigen weg te gaan. Laten wij vandaag samen bidden dat God ons de kracht geeft om terug te keren naar het begin. Naar het begin ook van de liefde van partners, zodat ze opnieuw oog krijgen voor degene die ooit in het begin het antwoord was op hun verlangen naar een metgezel om het leven mee te délen en aan te kunnen. Laten wij bidden dat God, die de onuitputtelijke bron is van alle liefde, het geduld en het doorzettingsvermogen geeft om leerling te blijven in de school van de liefde. Bidden wij om een moedig hart dat steeds bereid blijft om bij te leren als het erom gaat metgezel van een ander te zijn, metgezel en tochtgenoot op de weg naar Gods koninkrijk. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. _______________________________________________________________________ Zaterdag 26 september 2015 Overweging bij Numeri 11, 25-29 en Marcus 9, 38-43, 45, 47-48. LAAT NIETS JE AFBRENGEN VAN HET EINDDOEL. Als iemand ons zou stimuleren om onszelf ernstig te verminken ter wille van een of ander geestelijk doel, dan zeggen wij: die mens is niet normaal. Daar zitten wat schroefjes los. Daarom komen ons die uitspraken uit de mond van Jezus over het afhakken van een hand of voet of het uitrukken van een oog wel heel vreemd over. Meer dan wij waren de mensen in het Midden Oosten in de dagen van Jezus gewoon om gebruik te maken van verhalen en beeldtaal om iets duidelijk te maken. En daarom moeten wij die uitspraken verstaan als een manier van Jezus om zijn volgelingen op het hart te drukken: het doel van ons leven is het bouwen aan het Rijk van God, een wereld zoals God die voor ogen staat, een wereld waar iedereen recht wordt gedaan en waar liefde de hoogste norm is. Dat Rijk van God: daar
mogen wij ons hier en nu voor inzetten en God zal het eens tot voltooiing brengen. Wie hiervoor ijvert, wie hier van harte aan meewerkt, zal het einddoel van zijn leven niet mislopen. Hij zal leven vinden in overvloed; ja hij zal het eeuwig leven binnengaan. Met die vreemde beelden wil Jezus dus tegen zijn leerlingen zeggen: 'Blijf alsjeblieft, alert en attent. Laat je door niets afbrengen van dat einddoel. Wat je daarbij hindert, moet je uit de weg ruimen! Zorg dat je het einddoel, de groei van dat Rijk van God, niet uit het oog verliest. Verder is er zowel in de eerste lezing uit het boek Numeri als in het Evangelie van Marcus sprake van mensen die onder invloed van de Geest goede dingen doen. Zowel Jozua, die al vanaf zijn jeugd in dienst van Mozes werkt, als Johannes , Jezus' trouwste leerling vinden dat je alleen recht van spreken hebt en het recht om zoiets te doen, als je bij de groep hoort en daar een duidelijke opdracht voor gekregen hebt. Als er dan ineens anderen rondlopen die dezelfde overtuiging preken of iemand die kwade geesten uitdrijft in de naam van Jezus, dan komen ze Mozes en ook aan Jezus vragen om hen dat te verbieden. Maar zowel Mozes als Jezus hebben daar geen enkele moeite mee. Vrij vertaald zegt Jezus: 'Geef iedereen die spreekt of handelt vanuit de goede Geest toch de ruimte. De H. Geest is geen duif die je in een kooi kunt zetten. 'De Geest waait waar hij wil', zegt Hij tot Nicodemus. 'De H. Geest welt op in de harten van mensen die geloven; Hij bevrijdt van angst, moedeloosheid en twijfel. Hij geneest, verwarmt en troost.' En Mozes verzucht, als Jozua bij hem komt klagen over het optreden van Eldad en Medad: 'Ik zou willen dat iedereen met het vuur van de Geest sprak'. Jezus zegt: ' Iedereen die bezield van de goede Geest spreekt en het kwaad uit de harten van mensen verdrijft in mijn Naam, is vóór ons. Waarom zouden wij hen dan tegenhouden?. Het gaat er immers om, dat het goede gebeurt en gedaan wordt. En wie dat doet is niet belangrijk. Als het maar gebeurt. Met andere woorden het doen van het goede is geen alleenrecht van bepaalde mensen of groepen. Waar we wel voor moeten oppassen is dat we niemand op het verkeerde pad zetten en aanleiding geven tot zonde door onze woorden of ons verkeerde voorbeeld. Dat geldt eens te meer voor de omgang met kinderen en allen die geen verweer hebben en uiterst kwetsbaar zijn. 'Wie hen tekort doet, trapt God op zijn ziel. Zo'n vergrijp heeft de zwaarte van een molensteen!' Als wij ijveren voor een goed doel en ook als gelovige christenen vinden we het fijn, als we de steun ondervinden van medestanders en geloofsgenoten. Het is een stevige hand in de rug, als we voelen dat we niet alleen zijn en er gelijkgezinden achter ons staan. Daarom heeft Jezus leerlingen rond zich verzameld. Maar zo'n groep mag nooit verworden tot een machtsblok, dat mensen uitsluit, verkettert of een hekwerk plaatst om zijn eigen waarheid. Zowel Mozes als Jezus zeggen ronduit: 'Laat ieder die vol is van de goede Geest van God toch vrijuit spreken'. Met andere woorden alleenvertoningsrecht op het goede, bestaat niet. Integendeel: wij als christenen moeten de eersten zijn om ons aan te sluiten bij mensen die het goede doen en hen daarbij helpen. Er worden tegenwoordig veel initiatieven genomen op het vlak van de gezondheidszorg, de opvang van vluchtelingen, vrede en de zorg voor het milieu, onderwijs en vorming. Als kerk zijn we niet geroepen om met onze initiatieven anderen te overtroeven, maar waar mogelijk samen te werken. Als volgelingen van Jezus moeten wij vooral aandacht schenken en ons afstemmen op díe groepen die het meest vergeten worden. We dienen een soort instinctieve voorkeur te ontwikkelen voor de mensen die Jezus noemt 'de minsten der Mijnen'. Laten wij samen bidden om openheid voor zijn goede Geest. AMEN Pastor A.G.M. Franssen ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
HET GOEDE ZIEN WAAR HET TOT STAND KOMT Het is een bekend verschijnsel, dat zich groepen vormen rond eigen doelstellingen. Zo zijn er allerlei verenigingen en clubs van gelijkgezinden, Er zijn schutterijen, harmonieën en fanfares, koren, voetbalclubs en merkenteams van wielrenners. Ze zijn herkenbaar aan uniformen, aan speldjes en emblemen, shirts en shawls. Ze komen samen voor de verwezenlijking van hun doelstelling en oefenen samen. Zo zijn er ook verenigingen en stichtingen gericht op goede doelen; zo zijn er politieke partijen die verschillend denken over wat goed is voor het land. Ook op godsdienstig gebied zijn er verschillende stromingen, elk met hun eigen rituelen en gebruiken en met als leidraad voor het leven hun eigen heilig boek. Al eeuwenlang leven er Joden in ons land. Zij komen samen in hun synagogen en richten zich op hun bijbel, voor ons, christenen, het zogenoemde Oude of Eerste Testament. Sinds de komst van gastarbeiders en nu met de toestroom van vluchtelingen leven in West Europa niet meer vooral Christenen, maar in toenemende mate ook m.n. moslims. Ook zij hebben hun gebedshuizen, de moskeeën, en hun voorgangers, de imams. Ze hebben hun eigen gebruiken en hun eigen heilig boek, de Koran. In geringere mate zijn er in ons land ook hindoes en boeddhisten. Godsdiensten houden zich bezig met de uiteindelijke bestemming van de mens en de weg die erheen voert. Het feit, dat ze zich groeperen rond hun opvattingen doet een saamhorigheidsgevoel ontstaan. Wij zijn jood, wij moslim, wij christen en daarbinnen nog: wij zijn katholiek, wij protestant, wij orthodox. Het kan de neiging met zich meebrengen, om zich af te sluiten met gevaar om het goede, dat buiten de eigen kring gebeurt niet te zien of te ontkennen. Jezus bemerkt dat ook. Zijn eigen leerlingen zijn geneigd zijn alles wat er aan goeds gebeurt voor te behouden aan hun eigen groep: 'meester, we hebben iemand die ons niet volgt in uw naam duivels zien uitdrijven en we hebben getracht het hem te beletten omdat hij geen volgeling van ons was'. Daarmee zeggen ze: 'Iemand van buiten onze kring kan toch geen goed doen aam anderen zoals wij'. Jezus doorbreekt dat en schept ruimte. Hij leert zijn leerlingen het goede te zien waar het tot stand komt. Hij leert hen ook degene door wie het tot stand komt te erkennen. Al eerder in de geschiedenis van God met zijn volk is iets dergelijks gebeurd, nl. in de woestijn toen zekere Eldad en Medad aan het profeteren waren, Zij bemoedigden degenen, die vertrouwen hielden in God en ze wezen terecht, die hun medemensen slecht behandelden. Wat kunnen we hieruit leren? Het goede dat gebeurt is dat iemand geholpen wordt. In het Evangelie iemand die beheerst wordt door een kwade geest. De toegenomen kennis van de menselijke psyche heeft ons geleerd dat een mens door allerlei machten kan worden beheerst, machten die hem onvrij en tot slaaf maken. Iemand die erin slaagt om mensen daarvan te bevrijden verdient erkenning en respect; zeker als hij daarbij een beroep doet op Gods kracht die in Jezus leeft. Dat kunnen allerlei mensen zijn; in onze tijd vakmensen op het gebied van de psychologie en psychiatrie, geestelijk verzorgers en verpleegkundigen; maar ook mensen, die erin slagen door gebed anderen te genezen. Waar het goede gebeurt moet het gezien worden. Wie het goede doet, moet erkend worden. Wij christenen beschouwen onszelf als volgelingen van Jezus, die voor ons is 'weg, waarheid en leven'. Maar de weg die Hij ons wijst is de volgende: kijk waar het goede gebeurt, want daar wordt iets zichtbaar van het Koninkrijk van God. Kijk wie het goede doet en heb de innerlijke ruimte om hem te erkennen en te waarderen. Pastoor A. Reijnen ____________________________________________________________________
Zaterdag 19 september 2015. Overweging bij Wijsheid 2, 12 + 17-20 en Marcus 9, 30-37. 'WIE ÉÉN MENS REDT, REDT DE HELE WERELD'. Het is een joods gezegde en we mogen er blij mee zijn. Want het betekent, dat we niet alles op onze schouders hoeven te nemen. We hoeven niet de hele wereld te redden; een klein stukje is genoeg om een verandering ten goede op gang te brengen. Misschien kent u de film 'Schindler's List' van Steven Spielberg. De film is in 1993 gemaakt en vele malen bekroond. Ze vertelt het waar gebeurde verhaal van Oskar Schindler. Deze Duitse industrieel redde in de WO II het leven van 1200 Joden uit Polen en TsjechoSlowakije. Hij deed dat door ze op een lijst van onmisbare werknemers in zijn email - fabriek te zetten. Zo behoedde hij veel van zijn joodse werknemers voor deportatie naar concentratiekampen. De mensen die toch opgepakt en weggevoerd werden, probeerde hij terug te halen door ze van de nazi's te kopen - alles onder het mom van onmisbaarheid voor zijn fabriek. Naarmate de film vordert, zie je hoe Schindler steeds gedrevener wordt om zijn werknemers te redden. Van een rijke industrieel wordt hij de dienaar van allen. Het bijzondere is dat bijna al zijn werknemers de oorlog overleven. Toch voelt Schindler zich schuldig. Hij vindt dat hij nog meer had kunnen doen. Hij had bv. zijn auto en zijn dure horloge kunnen verkopen om nog meer levens te redden. Dan zegt zijn secretaris tegen hem: 'Het is goed, je hebt veel gedaan, want wie één mens redt, redt de hele wereld'. Aan het einde van de film zie je hoe de voormalige joodse werknemers met hun kinderen, klein- en achterkleinkinderen een lange stoet vormen. Schindler heeft niet alleen 1200 mensen gered; hij heeft toekomstige generaties gered, een heel volk. Met andere woorden: Wie één mens redt, redt een wereld. Medegelovigen, geldt dat ook niet voor ons? In het Evangelie zegt Jezus tot zijn leerlingen, die hebben geruzied over de vraag: wie onder hen de belangrijkste is, 'Wie één van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt niet Mij, maar Hem die Mij gezonden heeft'. Met andere woorden: hij ontvangt God zelf. Nu leven wij in een wereld waar alle aandacht uitgaat naar de winnaars. Dat geldt op vrijwel alle terreinen van het leven: of het nou sport is, show en kunst, politiek of de zakenwereld. Tegen mensen met succes kijken we op; ze trekken aan. Daardoor hebben winnaars altijd volop vrienden en fans. En de verliezers? Helaas voor 'loosers' bestaat er nauwelijks interesse. Dat verklaart misschien ook het geruzie van de apostelen en het feit dat Jezus voor zijn waarschuwing over zijn lijden en dood voor de zoveelste keer geen gehoor vindt. Het moet voor Hem heel pijnlijk zijn geweest dat Hij zijn angst en verdriet hierover bij hen niet kwijt kan. In het Evangelie horen we dat Jezus geen boodschap heeft aan hun onderlinge wedijver. Integendeel. Hij zegt tot zijn leerlingen: 'Als iemand van jullie de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen moeten zijn en de dienaar van allen'. Wat Jezus hier zegt is wezenlijk. Het betekent: dat hoe groter je verantwoordelijkheid is, hoe meer je dienstbaar moet zijn. Als een leidinggevende enkel wil dat iedereen tegen hem opkijkt, dan is hij met zichzelf bezig in plaats van met zijn bedrijf of de groep waaraan hij leiding geeft. Zijn taak is juist er voor te zorgen, dat zowel de personeelsleden als de klanten of leerlingen zich gezien en gehoord weten. Dat ze de service en de hulp krijgen die ze nodig hebben. Dat vraagt om dienstbaarheid. De hoogst geplaatste in een organisatie zou ieders dienaar moeten zijn.
We beseffen dat we niet met een beschuldigende vinger mogen wijzen naar de apostelen om hun geruzie en gebrek aan begrip voor Jezus' mededeling over zijn lijden en dood. Als we eerlijk zijn, moeten we bekennen dat ook wij graag gezien, gehoord en geprezen worden. Jezus heeft daar niets op tegen, maar waarschuwt zijn leerlingen wel voor de consequenties. Denk om de verantwoordelijkheid die zo'n belangrijke positie met zich meebrengt. Als je niet bereid bent om de dienaar van je mensen te worden, wordt het niets. Daarom gaat zijn aandacht vooral uit naar de loosers, de meest kwetsbaren in de samenleving; de mensen waar niemand voor kiest en die zo vaak worden gemeden of over het hoofd gezien. Als voorbeeld van deze groep, plaatst Jezus een kind in het midden van de leerlingen. Hij slaat er zijn armen omheen. Dat kun je alleen maar als je jezelf klein maakt en door de knieën gaat. En dat doet Jezus. Niet alleen voor dit kind, maar voor al degenen die bescherming en hulp nodig hebben, omdat ze niet meetellen. Juist hen geeft Hij het gevoel: 'Jij hoort er helemaal bij. Jij bent door God geliefd.' De mensen met geld, macht en succes hebben vrienden en helpers genoeg. Als een rode draad loopt door Jezus' leven zijn aandacht en zorg voor mensen in de marge. Voor hen is Hij opgekomen zonder zichzelf te sparen. En wie deze keuze maakt, komt zelden in de schijnwerpers van de belangstelling. Het is een weg die moeite kost en die vaak gepaard gaat met verdriet en teleurstellingen. Je kunt tegenwerking oproepen, omdat je anderen ongewild een spiegel voorhoudt, zoals we lazen in de lezing uit het Boek Wijsheid. Maar als we niet weglopen van die moeilijkheden, merken we gaandeweg dat we erdoor gelouterd worden en meer mens worden; dat ze ons leven verrijken. Immers wat geeft ons echte voldoening? Dat is niet geld of status, maar dat we kunnen bijdragen aan het geluk van anderen. Want onze toewijding komt niet alleen anderen ten goede, maar ook onszelf. Als je bijvoorbeeld in een verpleeghuis vraagt wat de bewoners het belangrijkste vinden, krijg je steevast als antwoord: lieve zusters en broeders - gewoon een verpleegkundige of verzorgende die de tijd neemt voor een praatje, die een arm om je heen slaat als je het moeilijk hebt. Personeel dat dienstbaar is maakt zorg tot goede en menselijke zorg. Om van betekenis te zijn hoef je niet eens veel te doen. Je hoeft geen wereld te redden. 'Wie één mens redt, redt een wereld'. En het mooie is: je redt ook jezelf. Telkens als wij het welzijn van een ander voor ogen hebben, krijgt Christus in ons gestalte. En omdat de kracht van Christus in ons werkt, groeien we uit tot betere, liefdevollere mensen. Jezus zegt: ' Als je het opneemt voor zo'n kind, sluit je God in je armen'. Dat ene mensenkind vertegenwoordigt a.h.w. heel Gods schepping. We hoeven dus niet het onmogelijke van ons zelf of een ander te verwachten. We kunnen Gods goedheid laten zien door dat ene kleine gebaar van liefde en medemenselijkheid. Laten wij bidden om die Geestkracht en dienstbaarheid. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. ____________________________________________________________________ Zondag 13 september 2015 Overweging bij Jesaja 50, 5-9a, Jacobus 2, 14-18 en Marcus 8, 27-35 LEVEN IN HOOPVOLLE PERSPECTIEF: HET KOMT GOED. In de loop van ons leven raken we betrokken bij allerlei mensen en gebeurtenissen. Dat kan ten goede en ten kwade. Je ziet het als je de vluchtelingenproblematiek een beetje volgt en wat die ten goede teweeg brengt onder mensen aan mededogen hartelijkheid; maar ook ten kwade aan afwijzing, gevoel van bedreiging en angst. Betrokkenheid heeft te maken met over en weer. Er gebeurt wat en wij reageren. Dat is zo in ons sociale, maar ook in ons particuliere
leven. Het begint al met het gezin waarmee we, ouders en kinderen, onlosmakelijk verbonden zijn in plezierige en verdrietige omstandigheden. Naast onze gezinnen hebben we ook onze vrienden en onze partners op het werk. Zonder betrokkenheid over en weer bestaat geen vriendschap en geen partnerschap. We reageren op elkaar. Waar het gaat over een positieve betrokkenheid heeft dat te maken met solidariteit en liefde, en daarbij behorende inzet. Dat geeft zin ons leven; daar worden wij zelf beter van. Onze heilige Schrift heeft daar weet van en geeft daar eigen woorden aan. De apostel Jacobus, van wie één brief is opgenomen in ons Nieuwe Testament, legt de nadruk op de praktijk van de betrokkenheid. Hij spoort ons aan om mensen in nood aan de eerste levensbehoeften te helpen of aan de leniging ervan bij te dragen. Momenteel speelt in dit opzicht in Europa het vluchtelingenprobleem een rol. Maar betrokkenheid kan ook nog anders ingevuld worden. Immers, al mankeert het bij de meesten van ons niet aan wat we aan eerste levensbehoeften nodig hebben, we leven in ons dorp met elkaar. En een goed samenleven vraagt dat we onze bijdrage daaraan leveren. Dat is nodig voor de leefbaarheid van onze dorpsgemeenschap. Voor de apostel Jacobus heeft betrokkenheid op wat de medemensen nodig hebben ook met ons geloof als christenen te maken: 'het geloof dat zich niet daadwerkelijk bewijst is dood'. Het geloof kan niet zonder daden: 'ik zal door mijn daden tonen dat ik geloof'. Dat het leven daarmee niet altijd gemakkelijk is wordt ons verteld in de Evangelietekst van vandaag. De leerlingen van Jezus leven met hun volksgenoten in een tijd van bezetting van hun land door de Romeinen. Er zijn al diverse pogingen tot opstand geweest, maar die zijn door de bezetter onderdrukt. Zo gebeurde dat ook in ons eigen land tussen 1940 en 1945 toen ons land bezet was de door de nazi's, de Duitse nationaalsocialisten. Er was in Jezus' tijd verlangen naar bevrijding. Van een Messias, gezalfde van God, verwachtte men dat hij het rijk van koning David, en daarmee macht en rijkdom, in ere zou herstellen. Die Messias zou worden aangekondigd door een voorloper, door een profeet als Elia, die het in zijn eentje had opgenomen tegen 400 heidense priesters. Sommigen zagen in Johannes de Doper - pas door Herodes terechtgesteld - zulk een voorloper van de bevrijder. De leerlingen zien Jezus als de Messias zelf, maar gekleurd door alle verwachtingen van die tijd en die waren politiek van aard: bevrijding van de heerschappij van de Romeinen. Daar kan Jezus niet aan beantwoorden. Het komt niet overeen met zijn levensroeping. Hem staat een ander soort vrijheid voor ogen. Hij is gekomen om het leven met ons te delen en ziet de oplossing in een leven uit liefde voor medemensen, vooral voor de minsten der zijnen, en voor God. In plaats van de baas is Hij de dienaar. Daar leeft Hij voor. Dat roept weerstand op van degenen die uit zijn op macht, op rijkdom en het genieten daarvan. Zij zijn de oorzaak van Jezus' lijden en dood. Dat maakt zijn leven niet gemakkelijk. Het duurt een tijd voordat de leerlingen dat kunnen accepteren. Jezus spoort zijn toehoorders aan hun kruis te dragen, zoals Hij het zijne. Dat hoort bij het leven. Geen enkel leven loopt helemaal gestroomlijnd zonder verdriet. Leven met en voor elkaar, gedragen door de liefde gaat niet zonder prijsgeven van zichzelf Degenen, die weten te dragen en verdragen, zegt Jezus, zal het leven behouden, zoals Jezus door lijden en kruis heen zijn leven heeft behouden, zoals de boodschap van Pasen ons leert. In dat hoopvolle perspectief mogen wij nu leven met alles wat daarbij hoort: het komt goed. Pastoor A. Reijnen _______________________________________________________________________ Zaterdag 12 september 2015 Overweging bij Jesaja 50, 5-9a en Marcus 8, 27-35.
CREATIEF OMGAAN MET WAT ONS MOEILIJK VALT Het is herkenbaar dat onze welvaartsmaatschappij schrik heeft voor pijn. Pijnstillers behoren tot de top tien van de farmaceutische middelen. En dat geldt niet alleen voor lichamelijke pijn. Ook mensen die verdriet hebben en neerslachtig zijn, vragen al gauw om antidepressiva. Het spreekt vanzelf, dat mensen niet onnodig pijn mogen lijden. Maar velen hebben de idee, dat lijden en pijn zaken zijn die eigenlijk niet in een menswaardig leven thuis horen. Voor alle ongemakken krijg je tegenwoordig wel een hulpmiddel in de vorm van een pil, drankje of smeersel. Als het om ernstiger aandoeningen gaat, gaan we naar de dokter of naar een therapeut. En dat is een goede zaak. Feit is echter, dat wij op allerlei manieren zoeken naar gemak en comfort en de weg van de minste weerstand. Wij hebben moeite het lijden waarmee we geconfronteerd worden onder ogen te zien en velen beschouwen het als een fout van de Schepper. Bij het verdriet en de pijn van mensen staan we vaak machteloos en we hebben het daar heel moeilijk mee. Op TV zien we vaak hartverscheurende beelden van vluchtelingen en van de oorlog of van aanslagen. Misschien voelen we dan de neiging om te zappen naar een andere zender om de confrontatie te ontlopen. Er is moed voor nodig om te kijken en tot ons te laten doordringen wat medemensen moeten doorstaan. Zo vraagt het ook moed te bellen of op bezoek te gaan bij die kennis die ongeneeslijk ziek is of bij de partner van een overledene. Kortom: we kennen tal van situaties waar we liever niet mee geconfronteerd worden. Daarom rijst de vraag: als we zo bang zijn voor iedere vorm van lijden, pijn, machteloosheid en verdriet, wat antwoorden wij dan op de vraag van Jezus: 'Maar jullie dan, wie zeggen jullie dat Ik ben? Wat beteken ik voor jullie?' We hebben gehoord dat Petrus met zijn antwoord op het goede spoor zit. Maar als Jezus dan vertelt van de lijdensweg die Hem wacht, wil Petrus Hem daarvan afbrengen. Van een fiasco van lijden en dood wil hij absoluut niets horen. En hij is zo fanatiek in zijn reactie, dat Jezus resoluut zegt: 'Terug satan, loop me niet voor de voeten. Jij laat je leiden door je eigen belangen en emoties, maar niet door wat God wil.' Als Jezus dan uitlegt wat Hij van zijn volgelingen verwacht: je eigen belang niet voorop stellen en je kruis opnemen, dan bedoelt Hij niet dat wij lijden moeten zóeken, maar dat we ons inzetten voor mensen die ons nodig hebben: armen en vluchtelingen, zieken en mensen met zorgen en verdriet, mensen die onrecht wordt aangedaan en niemand hebben. Wie dat doet, kan in pijnlijke situaties terecht komen. Dat geeft vaak spanningen en onbegrip. Wie weigert kronkelpaden van aanpassing te gaan en allerlei compromissen te sluiten, die zal dat weten. Immers mensen die zich in hun belangen bedreigd voelen, laten je dat voelen door hun spot, roddel, tegenwerking of zelfs geweld. We kunnen Petrus dus goed begrijpen. Ook wij hebben vaak de neiging - zelfs in onze manier van bidden - om Jezus ter zijde te nemen en te zeggen dat we zijn aanpak wel erg link vinden. Is het niet beter om het veilige midden te houden en ons wat aan te passen? Wij hadden ons dat 'volgen' wel anders voorgesteld! Maar Jezus zegt: 'Als je mijn volgeling wil zijn, moet je je niet gedragen alsof alles om jou draait. Je moet jezelf durven geven en je niet tegen ieder risico indekken. De kruisjes en kruisen die de liefde van je vraagt, moet je niet omzeilen maar op je nemen. Probeer op een creatieve manier om te gaan met de dingen die je moeilijk vindt. Dan ontdek je misschien dat ze je niet kapot maken, maar dat ze je echt tot leven doen komen. Je getuigt niet van Mij door mooie theorieën te verkondigen, maar door de daden van zorg en liefde die je dagelijks stelt'. Als Jezus vraagt: 'Wat beteken Ik voor jou?', durven we dan van harte te zeggen: 'U bent mijn Leidsman bij alles wat ik doe of achterwege laat, mijn kompas bij de keuzes die ik maak en de idealen waar ik voor leef.' Laten wij bidden tot de H. Geest dat we Jezus niet misbruiken om Hem als een sterk paard voor ónze wagen te spannen, maar
dat we de moed vinden om - waar nodig - eigen plannen los te laten en Hem te volgen als de Herder die ons naar de bronnen van het echte leven leidt. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. __________________________________________________________________________ Zaterdag 5 september 2015. Overweging bij Jesaja 35, 4-7a; Jacobus 2, 1-15 en Marcus 7, 31-37. GENEZING VAN DOOFHEID EN VAN ANGST OM TE SPREKEN Kent U dat gevoel van machteloosheid, als je geen woord begrijpt van wat die ander zegt. Het komt vaak voor bij mensen die een hersenbloeding of een herseninfarct hebben gehad en van wie het spraakcentrum is getroffen. Die machteloosheid voelen wij niet alleen, maar de zieke waarschijnlijk nog meer. Zo'n mens tref ik regelmatig in een verzorgingshuis. Ik begroet hem vriendelijk. Als het etenstijd is, vraag ik of hij het goed vindt dat ik zijn rolstoel duw en hem naar zijn plek aan tafel rijdt. Ik wens hem smakelijk eten en geef hem altijd een hand ten afscheid. Vaak brengt hij mijn hand dan naar zijn mond en drukt er een kus op met een blije lach. Ondanks dat er geen echt gesprek mogelijk is, hebben we wel contact en is er een vorm van communicatie'. De afgelopen tijd zien we vrijwel dagelijks beelden van de aanhoudende stroom vluchtelingen die Duitsland of een van de andere landen van de Europese Unie trachten binnen te komen. Het zijn hartverscheurende beelden van vertwijfelde en vermoeide mensen, die in Hongarije en op andere plaatsen worden tegengehouden. Hun nood laat niemand onberoerd, maar onze regeringsleiders en politici slagen er vooralsnog niet in om te komen tot een gezamenlijke aanpak en opvang van deze mensen die veiligheid zoeken, onderdak en een hoopvolle toekomst. Is er wel een eerlijke verdeling mogelijk over landen die economisch en qua mogelijkheden toch sterk van elkaar verschillen? Wij als gewone burgers beseffen dat er offers van ons worden gevraagd en dat we bereid moeten zijn iets van onze welvaart in te leveren ten gunste van deze medemensen in nood. Gelukkig komen er allerlei initiatieven op gang van burgers. Als wij ons echter doof houden voor hun hulpgeroep, zal het Rijk van God waar Jezus telkens van sprak, hier zeker niet van de grond komen. Wat de juiste aanpak is mede ook met het oog op de toekomst - dat weet op dit moment blijkbaar niemand, maar feit is dat er mensen in uiterste nood voor onze grenzen en onze deur staan. Van ons wordt er dus solidariteit gevraagd, ook al hebben wij heel wat vragen en voelen we ons onmachtig. Het evangelie van vandaag begint in het hoge noorden. De steden Tyrus en Sidon liggen ten noorden van Noord-Israël. Blijkbaar is Jezus ook actief geweest buiten Israël. Nu gaat Hij richting het meer van Galilea. Een groepje mensen is bezorgd voor een man die zwak en doof is en heel moeilijk spreekt. Ze roepen voor hem de hulp in van Jezus en vragen hem de handen op te leggen. Maar Jezus neemt de dove mens apart, buiten de kring van de groep. Hij stopt zijn vingers in diens oren en raakt met zijn speeksel zijn tong aan die niet kan articuleren. Jezus kijkt naar de hemel, zucht en zegt tot hem: 'Effeta' Ga open. Hij richt dus zijn ogen naar de hemel, beeld voor de Onuitsprekelijke, de Oorsprong van al wat bestaat. Hij bidt op een manier die je niet verstaat. Hij zucht! Is het van onmacht of van verlangen? Hoe dan ook: Hij bidt en zegt: Ga open! Jezus laat het werk doen door de Hemel, die Oneindige Openheid, die zich boven ons verheft. In volkomen deemoed en nederigheid zucht, bidt en smeekt Hij, dat het gebeuren mag aan deze mens. Dat hij opengaat. Wat geen mens kan, waar geen therapeut toe in staat is, wat geen aanraking kan bewerken, dat kan de Hemel. De hulp
van God die zo diep met ons is begaan, onze onuitsprekelijke Oorsprong, wordt door Jezus ingeroepen. Het is vanuit die kracht dat ' onmiddellijk zijn oren open gingen en zijn tongriem losging.' In de regio waar Jezus zich bevindt, zijn er meerdere groepen actief, die uit zijn op een confrontatie met de Romeinse bezetter. Omdat Hij bang is dat dit teken verkeerd wordt verstaan en zijn populariteit zal worden misbruikt, verbiedt Hij ruchtbaarheid te geven aan die genezing. Dat werkt natuurlijk niet, want zo'n opzienbarende gebeurtenis maakt de tongen pas goed los. Hoe meer Jezus het tracht te stoppen, des te geestdriftiger praten de mensen erover: ' Alles doet Hij wel. Hij laat doven horen en stommen spreken'. Dit verhaal kan bij ons de vraag oproepen: ' Zijn er in mijn leven zaken waar ik niet graag mee geconfronteerd wordt, waar ik graag van weg kijk en waarvoor ik me het liefst (oostindisch) doof houdt? Zijn er thema's waar ik niet of maar moeilijk over praat? Zijn er mensen die ik het liefst uit de weg ga en voor wie ik me doof houdt? Het is duidelijk dat zo'n houding mijn leven en dat van anderen alleen maar moeilijk maakt, want problemen verdwijnen niet door ze te negeren of uit de weg te gaan. Zijn doofheid en het feit dat hij zich niet goed kan uiten, heeft de man uit het Evangelie in een isolement gebracht en omdat een groepje compassie met hem heeft, brengen ze hem bij Jezus. Is dat ook niet het risico dat wij lopen, als wij niet durven luisteren naar de vragen en problemen die we tegenkomen en er niet over durven praten? Als we ons doof houden voor wat we niet willen horen? Het evangelie - verhaal maakt duidelijk dat de handicap van deze man Jezus zeer ter harte gaat. Hij gaat niet in op het verzoek hem enkel de handen op te leggen. Nee, Jezus neemt hem apart, steekt hem de vingers in de oren, raakt zijn tong aan met zijn eigen speeksel en roept de Hemel te hulp, God, de Openheid zelf, om deze mens te bevrijden en te doen opengaan. Als wij ons tot Jezus durven wenden met onze geslotenheid, ons weg kijken en onze angst om ons echt te openen, dan zal Hij ook voor ons dat bevrijdende woord spreken ' Effeta', 'Ga open! Open je oren, je ogen en je hart en hou je niet langer doof en stom. Zorg dat je kunt delen met elkaar, dan wegen de lasten maar half zo zwaar! Luister naar wie je nodig hebben. Bovendien schrijft de apostel Jacobus in zijn brief: ' De armen van de wereld heeft God uitverkoren om rijk te zijn in het geloof'. M.a.w. van de mensen die in hun armoede hulp zoeken, kun je heel wat leren en ontvangen, als het gaat om geloven en naastenliefde. Laten wij - net als Jezus - de Hemel aanroepen en er samen voor bidden. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------Het was het afgelopen vrijdag (4 september j.l.) druk op de Duitse autobanen. Er was veel terugkerend zaken- en vrachtverkeer en er waren ook nog terugkerende vakantiegangers. Die laatsten waren even weg geweest van de beslommeringen van het dagelijks leven. Ik was ook onder hen. We hebben de goede kanten van het leven kunnen genieten, veel gezien, goede mensen ontmoet, vrienden bezocht. Maar tegelijkertijd, al eerder en nog steeds, zijn er naar Europa, maar ook elders in de wereld alles bij elkaar zo'n 50 miljoen mensen 'op reis', maar nu op de vlucht om het eigen leven te redden voor geweld en armoede. Het zijn vluchtelingen en asielzoekers, individuen en gezinnen in nood. In Europa is het veilig. Bij ons in West Europa is er al jaren geen oorlog en hebben we kunnen bouwen aan over het algemeen voor velen welvarend bestaan. En nu wordt in toenemende mate een beroep gedaan op mededogen en bereidheid tot opvang en hulp van ons, Europeanen. Dat alles in het kader van het mensenrecht op leven, eten en drinken, kleding en een dak boven het hoofd. Elders waar
oorlog, geweld en armoede heersen worden die immers aan mensen onthouden. We staan voor een immens probleem - mede door het grote aantal vluchtelingen. Eerste vraag is of de welvarende wereld kan leven vanuit het besef dat de aarde van alle mensen is? En is er de bereidheid dat besef in praktijk om te zetten? Daarbij is de vraag: kunnen we de problemen aan van huisvesting, kleding, voedsel, scholing en werk, die zulk een vluchtelingenstroom oplevert? De politiek staat voor de opgave om concrete oplossingen te zoeken. De godsdiensten kunnen meewerken aan een klimaat van mededogen en bereidheid tot opvang. Daarvoor is echter nodig dat godsdiensten gedragen worden door een idee over God, dat welwillend is t.a.v. mensen, wie ze ook zijn, gelovigen en niet gelovigen; een idee over God dat dienstbaar is aan het leven, door Hem geschapen. Dat is niet altijd het geval. Aanhangers van godsdiensten kunnen ook een idee van God erop nahouden dat door henzelf is gemaakt naar hun eigen beeld en gelijkenis. Gefrustreerd en wraakzuchtig als ze zijn vernietigen zij medemensen in naam van God, in plaats van er dienstbaar aan te zijn. Kijken we naar het Evangelie van vandaag (zaterdag 5 september) dan zien we ook Jezus op reis van Tyrus, via Sidon en het Tienstedengebied, richting meer van Galilea in zijn eigen land, Hij ontmoet een dove die slecht spreekt en door betrokken medemensen bij Jezus wordt gebracht. Zij vragen hem de gehandicapte de handen op te leggen, een zegenend en genezend gebaar. De man en degenen die hem bij Jezus brengen vertrouwen op Gods kracht die in Hem leeft. Jezus geneest hem en wil verder geen ophef. Mensen zijn echter diep onder de indruk en zeggen: alles doet Hij goed. Zijn ontfermende liefde doet blinden zien en doven horen. Overigens kan horen en zien van pas komen in meerdere opzichten en niet alleen lichamelijk. Zo wil Jezus 'gezien' worden als degene die Hij is 'man van God'. Hij wil 'gehoord' worden als degene die in Gods Naam de gehoorgestoorde mens geneest. Hij wil ervaren worden als de man die Gods liefde in praktijk brengt en Hij vraagt om Hem daarin na te volgen. We zijn immers allemaal onderweg door het leven en willen het allemaal goed hebben. We willen en hebben eten en drinken, kleding, een dak boven het hoofd. We hebben onze scholen, ons werk en onze ontspanning. We zijn eraan gewoon. Onderweg door het leven ontmoeten ook wij mensen: onze familie, onze vrienden, de mensen op ons werk en onderweg. Over het algemeen hebben wij het goed. Miljoenen zijn in nood. Momenteel wordt op ons een appèl gedaan voor de welwillende opvang van mensen in nood, die hun leven willen redden en niets hebben van wat wij bezitten. Als mensen, die als christenen in navolging van Jezus vanuit de liefde willen leven kunnen we minstens zorgen voor een positieve instelling t.a.v. de opvang van deze mensen. Mogen zij ons ervaren als mensen die hen weldoen en hun levens ondersteunen. A. Reijnen, pastoor _____________________________________________________________________ Zaterdag 29 augustus 2015 Overweging bij Deuteronomium 4, 1-2 + 6-8 en Marcus 7, 1-8 + 14-15 + 21-23. REINIG JE BINNENKANT Vandaag gaat het over wetten en regels en hoe je daarmee moet omgaan. Het is een uiterst actuele problematiek. Dat merken we dagelijks in het nieuws. Vandaag in het Evangelie krijgt Jezus bezoek van enkele Farizeeën en Schriftgeleerden uit Jerusalem, mensen uit het centrum van de godsdienstige macht. Het lijkt een bezoek van een visitatiecommissie, die komt controleren of het wel klopt wat Jezus zegt en doet. Zo hebben ze gezien dat sommige van
zijn leerlingen brood eten met onreine, ongewassen handen. Als ze Jezus daarop wijzen, ontstaat er een venijnige discussie, waarin Hij fel uit de hoek komt. Hij herinnert zijn critici aan de woorden van de profeet Jesaja die gezegd heeft: 'Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij.' Wij denken misschien waarom zo'n opwinding over bepaalde tafelgewoonten? Je brood eten met ongewassen handen: moet je je daar nou zo druk over maken? Het gaat om een reinheidsvoorschrift. Wij, in onze cultuur, zijn daar niet zo mee bezig. In het Jodendom echter spelen reinheidswetten tot op de dag van vandaag een belangrijke rol. Hun betekenis is niet zozeer hygiënisch als wel symbolisch. Een maaltijd is in de beleving van Joden niet enkel een bevrediging van lichamelijke behoeften, maar ook een heilig gebeuren, een ritueel dat met God van doen heeft. Eigenlijk - en dat wilden de Farizeeën - moet de tafel thuis net zo heilig zijn als het altaar in de tempel. Voordat de priesters in de tempel de offers gingen brengen, wasten ze eerst hun handen. Dat was een ritueel voorschrift. Welnu, wat in de tempel plaats vond , moest - zo vonden de Farizeeën ook thuis gebeuren: voordat je ging eten, moest je je handen wassen, omdat je tijdens de maaltijd deelde in de gaven uit Gods hand. Hun drijfveer was dus respect voor de heiligheid van God. Die mocht niet bezoedeld worden. Als ze Jezus dan vragen, waarom zijn leerlingen zich niet houden aan deze tradities van de voorouders en hun brood eten met ongewassen handen, dan noemt Jezus hen 'huichelaars'. Mensen die de mond vol hebben over God, maar met hun hart op iets anders gericht zijn. 'Fraai is het', zegt Jezus. 'hoe jullie Gods gebod opzij zetten om je eigen tradities overeind te houden'. Dát is nl. wat Jezus zo ergert: dat ze zelfgemaakte voorschriften boven de wet van God stellen. Zien we iets soortgelijks ook niet gebeuren in onze dagen, dat regelgeving verabsoluteerd wordt ? Op allerlei terreinen worden we geconfronteerd met steeds veranderende, steeds gedetailleerdere voorschriften: alles moet tot op de komma gecontroleerd kunnen worden. Maar het uiteindelijke doel van al die regels en voorschriften raakt daarmee helemaal buiten beeld. Ze zijn toch bestemd om onze communicatie zo te regelen, dat ieder mens tot zijn recht komt. Als je steeds meer regels gaat maken, ontstaat er bureaucratie. En ieder die bijv. werkt in onderwijs of gezondheidszorg weet waar bureaucratie toe kan leiden: je kunt helemaal vastlopen in een woud van regels en procedures, waarbij iedere redelijkheid en menselijkheid op de achtergrond raakt. Zo laat bv. de nationale ombudsman zien wat er is fout gegaan met de PGB' s. In heel deze confrontatie met zijn tegenstanders gaat het Jezus om de echte bedoeling van de Thora, de wet van God. Hij houdt zich zelf aan de wet van Mozes, maar vindt het gevaarlijk, als je zoveel nadruk legt op menselijke voorschriften, alsof ze van God zelf komen. Hij laat zien hoe fout het met wetten kan gaan als ze tot létter worden. Als je enkel let op de letter van de wet en niet in de gaten houdt waarvoor ze gemaakt zijn, dan haal je de geest eruit. Dan kunnen ze meedogenloos en onmenselijk worden. Want alleen aan die geest, aan hun diepste bedoeling danken wetten hun heiligheid. Wetten en regels: we kunnen er eindeloos ingewikkeld over doen, maar eigenlijk gaat het maar om één ding: wat wil God en hoe kunnen we met Hem en met elkaar goed leven? Want wetten en regels zijn er om de mensen te dienen en niet andersom. Dat heeft Jezus met heel zijn leven en dood duidelijk gemaakt. God wil maar één ding - dat we Hem en elkaar liefhebben. God wil dat mensen tot hun recht komen, wie ze ook zijn en waar ze ook vandaan komen. Hij wil dat mensen heel worden, heilig, net als Hijzelf, gaaf en integer. Hij wil wat
Hijzelf is: liefde, heilige liefde, liefde die van zichzelf afziet en uit is op het welzijn van de naaste. De apostel Jacobus, leider van de christengemeente van Jerusalem, houdt zijn mensen een heel praktisch christendom voor. Hij drukt hen op het hart: luisteren naar de Schrift is niet genoeg. Wat je gehoord hebt, moet je ook doen. Anders heeft je geloof geen waarde. Laten wij dan bidden om de moed te kijken naar onszelf, te werken aan onze binnenkant en te doen wat de liefde van ons vraagt. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. ________________________________________________________________ Zaterdag 22 augustus 2015 Overweging bij Jozua 24, 1-2a + 15-17 + 18b en Johannes 6, 60-69. GELOVEN ALS GAVE EN OPGAVE Met grote regelmaat worden we opgeschrikt door terroristische aanslagen en door mensen die zichzelf opblazen. Ze slepen talloze onschuldigen mee in hun graf. We horen de berichten of zien de verschrikkelijke beelden en komen er met ons verstand niet bij. We kunnen niet begrijpen wat de daders beweegt. Extra wrang is het als zulke wreedheden worden gepleegd in naam van een of andere god, als zogenaamd geloof mensen zo fanatiek en bloeddorstig maakt. Het is dan is het niet vreemd, als mensen een afkeer krijgen van godsdienst. Ook het land waar Jezus heeft rondgelopen en geleefd komt om die reden vaak in het nieuws. Hij is er geboren en gestorven, overigens ook niet zonder geweld. Hij heeft er gesproken over een God die is als een Vader. Hij vértelde niet alleen over de liefde, Hij liet ook zien hoe dat werkt: je naaste liefhebben als jezelf. Hij vroeg zelfs je vijanden niet te verguizen, maar te vergeven en voor hen te bidden. Hij maakt zijn leerlingen duidelijk dat geloven geen wapen is om de wereld naar je hand te zetten of een zacht kussentje dat de hardheid van het leven verzacht. Geloven is leven vanuit de goede Geest. Die Geest roept ons op recht te doen aan de minsten op deze aarde. Met zo'n boodschap oogst je niet alleen bijval. Ze roept ook weerstand op. 'Deze taal stuit iemand tegen de borst', zeggen een aantal van Jezus' leerlingen. Ze morren daarover. Dat Jezus zieken geneest en brood uitdeelt, hoe meer hoe beter. Dat komt zijn naam en hun positie alleen maar ten goede. Maar dat mijn recht geen recht is, zolang dat van mijn naaste krom is, daar kunnen ze niet zo makkelijk mee instemmen. Dat vraagt wel erg veel inlevingsvermogen en zelfopoffering. 'Als je dat niet kunt accepteren, dan ga je maar', zegt Jezus. 'Tengevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap', zo lezen we in het Evangelie. Gebeurt dat niet tot op de dag van vandaag? Mensen die alleen willen geloven als hun eigenbelang gediend wordt of die voor elke tegenslag God aanklagen. Zolang geloven een behaaglijke deken is waaronder we kunnen schuilen, dan is het goed, maar als er barmhartigheid en offers worden gevraagd, dan geven velen niet thuis. Opvallend is dat Jezus niet boos wordt, als een aantal van zijn volgelingen het voor gezien houdt en weggaat. Hij zegt het alleen duidelijk: 'Niet iedereen kan of hoeft te geloven. Je kunt niet geloven als het je niet door de Vader gegeven is'. M.a.w. het is niet iedereen gegeven om te geloven en zij die het wel kunnen, hoeven zich niet beter te voelen dan de mensen die niet kunnen of willen geloven. Want geloven is niet alleen een geschenk van God, het is ook een opdracht. Die opdracht is niet met extreme middelen en mensonterende acties andersdenkenden te bestrijden en te doden. Die opdracht is ook niet om te beweren dat jij gered wordt en ieder die
niet gelooft verloren gaat. Geloven is ook niet wegzakken in het lauwe bad van gemakzucht en denken dat jij alles van God mag verwachten en Hij niets van jou. Geloven is verontrust en verbijsterd raken bij het zien van verschrikkingen die mensen elkaar aandoen. Het gaat dan niet alleen om dwaze terreur, maar ook als we zien dat mensen onheus behandeld worden en hen onrecht wordt gedaan. Als we zien dat kinderen worden mishandeld en vrouwen van hun vrijheid worden beroofd en misbruikt. Of als we horen van jongetjes die worden gedrogeerd en wapens in handen krijgen gestopt om te moorden. Een heilige en gelovige onrust moet zich dan van ons meester maken. Er bestaat geen God die zoiets wil of zoiets bedoeld heeft. Er is geen God die dit oplossen kan. Er zijn alleen mensen, die door een innerlijke kracht die God hun gegeven heeft, in staat zijn dit onrecht aan te wijzen en er aan willen werken om het te keren. God schenkt ons de gave van het geloof om ontroerd te raken, geraakt te worden door het lijden van anderen. Bv. van die oude moeder die verdriet heeft, omdat haar kinderen onderling ruzie maken of om die kennis die ongeneeslijk ziek is. Dat we mededogen hebben met die manager die goed verdient maar van niemand kan houden. Van vluchtelingen die leven in kampen of die verdrinken in zee als slachtoffers van gewetenloze mensenhandelaren. Dat is een talent dat God ons schenkt. En als ons dat allemaal niet raakt, dan is dat heel jammer. Dan neem je maar een andere weg, ook goed. Wie van ons kent niet het beroemde verhaal van St. Martinus? Hij wordt geraakt door een doodzieke man bij de stadspoort. Zijn officiersmantel mag hij niet weggeven om die man te beschermen tegen de kou. Martinus is ontdaan, omdat hij niets kan doen. De regels beletten hem om op te komen voor een mens in nood. Toch doet hij iets. Hij snijdt zijn mantel doormidden en geeft de ene helft aan die bibberende man. Zo gaat hij niet tegen de regels in, maar kan toch helpen. M.a.w. soms moet je creatief zijn om het mededogen dat je voelt waar te maken. Natuurlijk is het heel goed mogelijk dat je niet in God gelooft en toch geraakt wordt door het onrecht en het bittere leed dat mensen wordt aangedaan. Zo zijn er gelukkig ontelbare mensen die geraakt worden en zich ontfermen over de gekwetsten van de aarde. Maar andersom kan niet: écht in God geloven en níet geraakt worden, je niet over je naaste ontfermen: dat is niet mogelijk. Het gaat hier niet om een strenge leer, het gaat hier over een sterke praktijk. Zoals U weet kwam Jezus vaak in conflict met de Schriftgeleerden die Hem overtredingen van de Wet verweten. Geleerde mensen die niet geraakt werden door het onrecht en geen hand uitstaken naar wie in hun ogen zondig en onrein waren. Als kerkleiders ons alleen maar weten te vertellen wat wel en niet mag volgens de leer, staan ze in diezelfde bedenkelijke traditie. De kerk is nl. geen bezit van kerkleiders of van kerkleden. De Kerk is van God en aan zijn Tafel nodigt Hij uit wie in geloof en uit liefde wil delen met zijn naaste. Van ons wordt niet gevraagd om streng te zijn in de leer, maar om verontwaardigd te zijn als er onrecht gebeurt. Het is een heilige opdracht als geloofsgemeenschap, niet om mensen te beklagen, maar om ons mededogen om te zetten in liefdevol handelen. We worden niet geroepen om te jammeren en te oordelen over wat er in onze ogen allemaal fout gaat. In de geloofsgemeenschap krijgen we de opdracht om samen met God te werken aan een wereld waarin mensen elkaar niet beschouwen als vijanden, maar in de ander een naaste willen zien. Het is waar: er is veel angst onder de mensen. De machten die minachten en op anderen neerkijken, zijn sterk in deze wereld. Maar ze zijn nooit te groot en niet te sterk voor mensen die vertrouwen op God en durven geloven in Zijn scheppende kracht. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. ____________________________________________________________________
Zaterdag 15 augustus 2015 (Maria Tenhemelopneming). Overweging bij 1 Kronieken 15, 3-4 + 15-16 + 16, 1-2 en Lucas 11, 27-28. GOD KIEST VOOR DE KLEINHEID VAN ZIJN DIENSTMAAGD Maria op bezoek bij Elisabeth. Als jonge vrouw, zelf in verwachting, begeeft Maria zich met spoed door het bergland van Juda om haar verre nicht enkele maanden bij te staan. Mogelijk was dit de normale gang van zaken in die dagen, dat familieleden elkaar spontaan te hulp schoten in een moeilijke situatie. Als wij in de loop van de eeuwen Maria heel wat titels hebben toebedacht, is het goed ons te realiseren dat zij voor zichzelf maar één titel heeft uitgekozen: nl. dienstmaagd. 'Wat ben ik een gelukkig mens', zingt ze, 'want God heeft mij zien staan. Hij heeft welwillend neergezien op de kleinheid van zijn dienstmaagd. Ja, Hij heeft grote dingen aan Mij gedaan'. Wij leven in een tijd van grootse prestaties op allerlei gebied. Denk aan de ruimtevaart en de luchtvaart, aan sportprestaties waar records steeds maar worden gebroken; aan de grote warenhuizen, ziekenhuizen en fabrieken, enz. Het kan allemaal niet groot genoeg. Het is dus niet vreemd dat de boodschap van het Evangelie bij velen niet aanslaat, want zij staat haaks op al dat megagebeuren. Het Evangelie heeft vooral oog voor de kleine dingen en de kleine mensen. Jezus' moeder is geen koningin of dame uit de hogere kringen, maar een eenvoudig en onbekend meisje uit een dorp dat niets voorstelt. Elisabeth daarentegen is een respectabele vrouw. Door het priesterambt van haar man is zij verbonden met de tempel van Jerusalem. Toch begroet zij Maria met de woorden: 'Waaraan heb ik het verdiend dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt?'. In de levensfilosofie van het Evangelie worden de rollen omgekeerd. Wat klein en gering is, wordt zalig geprezen. In de persoon en het leven van Jezus wordt dat duidelijk. Hij wordt gekruisigd en sterft de dood van een slaaf. Als zijn volgelingen worden wij uitgenodigd ons niet te vergapen aan de vedetten - cultus van onze dagen, maar in het spoor van Jezus en Maria ons hart te laten uitgaan naar wie ons nodig heeft, bereid om elkaar te dienen. Niet alleen in de kring van de apostelen en de jonge kerk eertijds, maar ook in onze dagen neemt Jezus' Moeder Maria een belangrijke plaats in. Wat is er in haar dat zoveel mensen trekt? Is het haar vrouw- zijn, haar helemaal mens-zijn, één van ons? Heeft het te maken met onze kinderlijke behoefte om steeds naar moeder te vragen? Als moeder heeft zij natuurlijk de zorgen gekend voor haar gezin. Intuïtief hebben wij het vertrouwen dat Maria onze noden en zorgen verstaat en dat er niets in ons leven gebeurt of zij kan erin meevoelen. Bij haar weten we ons dus begrepen en veilig met onze vragen, verlangens en zorgen. Omdat onze woorden voordurend tekort schieten, steken wij graag een kaarsje aan om uit te drukken wat er- vaak onzegbaar - omgaat in ons hart. Hoe kunstenaars, theologen, musici en schrijvers ons Maria ook hebben voorgesteld: het is onze opgave ons beeld van Maria te toetsen aan het beeld dat de Bijbel ons van haar schildert. Net als iedere moeder heeft Maria zich zorgen gemaakt over bepaalde uitspraken die Jezus deed en de eigen weg die Hij ging. Zij hoorde van zijn conflicten met Schriftgeleerden, Farizeeën en Hogepriesters. Hij had aandacht voor mensen die arm en niet in tel waren. Zij zag hoe Hij zich boog naar zieken en melaatsen, terwijl anderen terugweken. Ze hoorde dat Hij binnenging bij zondaars om er te eten. Kortom: Hij deed en zei veel wat zij niet begreep en dat haar met angst en zorgen vervulde. Het ergste wat een moeder kan overkomen, heeft zij moeten meemaken: dat haar kind wordt gemarteld en gedood. Maar ook nu heeft de H. Geest haar overeind gehouden en was zij te midden van de verslagen vrienden de stille kracht, de vrouw die alle leed gedragen had en hen nu hielp hun hart te openen voor het wonder van de verrijzenis.
In het visioen dat we hoorden in de 1e lezing vertelt de apostel Johannes van een groot teken aan de hemel: een vrouw met op haar hoofd een kroon van 12 sterren. Het doet ons denken aan de 12 stammen van Israël en aan de 12 apostelen die aan het begin staan van de kerk. Maria wordt in de Bijbel getekend als de vrouw in wie wij het beste herkennen dat Oude - en Nieuwe Testament ons hebben nagelaten: een vrouw die zich in alle eenvoud en met heel haar wezen heeft opgesteld voor wat God met haar voorhad. Een moeder die volkomen heeft geleefd in de Geest van haar Zoon. Johannes vertelt dit visioen om de jonge kerk die vervolgd werd te bemoedigen. Die jonge kerk probeert Jezus present te stellen in de wereld van die dagen, maar het werd haar vrijwel onmogelijk gemaakt door de veelkoppige draak van het kwaad, die zich tegenover haar opstelde. Ook wij hebben nog steeds te maken met de draak van het kwaad. Hoe fraai hij ook wordt opgetuigd en voorgesteld, het blijft een monster dat het goede dat geboren wordt wil vernietigen. Een draak die ook in onze wereld zijn tanden laat zien in zucht naar geld en macht, sensatie en geweld. Wij worden er vaak bang van en weten niet hoe we dat monster moeten stoppen, als we bv. denken aan oorlogen, aanslagen en geweld, aan fanatisme, onverdraagzaamheid en een politiek die alleen maar oog lijkt te hebben voor geldelijk gewin, alsof dat mensen echt gelukkig maakt. De apostel Johannes geeft ons via dit visioen het vertrouwen dat het goede dat geboren wordt en groeit, niet ten prooi zal vallen aan de draak van het kwaad. ´Je zult gered worden´, is zijn boodschap. ´Je staat onder Gods bescherming´. Al legt Lucas Maria de woorden van het ´Magnificat´ in de mond, ze zijn zo betrouwbaar, omdat daarin de echo´s weerklinken van de profetieën en heilige teksten uit het Oude (Eerste) Testament. De eerste christenen hebben ze vervuld gezien in het leven van Maria. Zij bejubelt God, omdat Hij oog heeft gehad voor haar kleinheid.. Wat er aan haar gebeurd is, is geen eigen verdienste, maar pure genade. Het was God die grote dingen aan haar heeft gedaan. God schenkt aandacht aan wie niet in tel zijn, maar wie zich machtig wanen en vol zijn van zichzelf, moet Hij met lege handen laten vertrekken. Wie echter hun hart voor Hem openstellen, overlaadt Hij met zijn gaven. Ons nodigt Maria uit dit lied met haar mee te zingen. Zij heeft zozeer deel gehad aan het leven van Jezus, dat zij er nu ten volle in deelt. Dat is wat wij in dankbaarheid vieren. Haar leven is een voorbeeld en een belofte voor ons. De H. Bernardus van Clairvaux nodigt ons uit ons aan te sluiten bij zijn gebed: ´Als je ziet dat storm en ontij je heen en weer slingeren op de grote vloed van deze wereldzee, als je leven niet verloopt op de rustige vlakte van deze aarde, wend je oog dan niet af van de ster die Maria is. Als je vastloopt op de klippen van ellende: zie naar haar op en roep haar aan. In gevaar, in benauwdheid, in twijfel: denk aan Maria. Laat haar niet wijken uit je mond, niet wijken uit je hart. Kom tot inzicht, volg haar na, opdat haar gebed je mag bijstaan. Wie haar volgt, verdwaalt niet. Wie tot haar bidt, wanhoopt niet. Wie haar indachtig is, loopt niet verloren. Als zij je bij de hand neemt, val je niet. Als zij je beschermt, zal de angst je niet verlammen. Als zij je gids is, zal de tocht je niet vermoeien. Als haar liefde je begeleidt, zul je de haven veilig bereiken.´ AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. __________________________________________________________________________ Zaterdag 8 augustus 2014 Overweging bij 1 Koningen 19, 4-8; Efeziërs 4,30-5,2 en Johannes 6, 41-51. LEVEN IN EEUWIGHEID MET HET LEVENDE BROOD DAT JEZUS IS.
De belasting, die het leven met zich meebrengt kan mensen wel eens teveel worden. Voorbeelden: de niet aflatende zorg voor een zieke of gehandicapte; de spanningen binnen gezin en of relatie; de druk en de spanningen bij het werk, het niet kunnen voldoen aan de verwachtingen; het gesloopt worden door ernstig lichamelijk of psychisch lijden, achtergrond van de vraag naar euthanasie. Het leven, de wereld, de mensen kunnen hard, soms heel hard zijn. Men kan er overspannen van worden of - zoals men tegenwoordig vaak zegt, er een burn-out van krijgen. Men voelt zich afgebrand, tot niets meer in staat, leeg. Is dit nog leven? Ik heb er genoeg van, denkt of zegt men. Was ik maar dood. Iemand die van God ondersteuning en redding verwacht en zich wellicht spiegelt aan het lot van Jezus kan bidden 'Herrgötje kom mich mer hoale'. U kent deze verschijnselen, deze verlangens en gebeden. Ze doen zich zelfs voor bij mensen die zichzelf geroepen voelen in dienst te staan van de goede verhoudingen tussen de mensen en God. Zo iemand is de profeet Elia. Hij is het zat. Zijn volk hinkt op twee gedachten. Ze aanbidden de ene God van Israël of plaatselijke heidense goden naargelang het hun goed uitkomt of angst hen te pakken heeft. Die verschillend plaatselijke goden werden met hetzelfde woord aangeduid: 'Baäl'. Hij kon de baas zijn van een voor heilig aangeziene boom, of van een waterbron, of van een bergtop. Iedere plek waar men ontzag voor had, kende men een god toe. Koning Achab en zijn vrouw Izebel hadden in die tijd schuld aan de afgodendienst onder het volk van God. Het was een instrument om hun macht te kunnen handhaven. Elia, profeet van de ene God roept het volk op de berg Carmel bijeen met ruim vierhonderd Baälspriesters. Er worden twee altaren gebouwd waar dierenoffers op worden gelegd, op het ene altaar offers voor afgod Baäl, op het andere voor God, de ene Heer. Welke God of afgod zou het offer aannemen? Na veel heisa van de offerpriesters gebeurde er niets. Na het gebed van Elia, dat de Heer, de ene God van Israël zou laten zien dat Hij de enige is, verbrandt zijn offer. Voor Achab en zijn vrouw wordt dat ervaren als een aanslag op hun positie. Daarom wordt de profeet Elia door koningin Izebel met de dood bedreigd. Elia gaat op de vlucht, legt zich na een hele tocht onder een bremstruik en zegt tegen God, de Heer: ik ben het zat, laat mij maar sterven, want mijn optreden haalt niet méér uit dan dat van mijn voorvaderen: ik breng evenmin echte ommekeer teweeg. God stoort zich niet aan Elia's wens en wil dat hij zijn roeping zal voortzetten. Hij valt in slaap, vindt twee keer wat te eten, ervaart dit als Gods gave door toedoen van een engel uit bekommernis om hem. En hij loopt gesterkt veertig dagen en nachten tot hij aan de heilige berg komt, de Horeb of Sinaï waar Mozes de tien Geboden of Woorden ontvangen heeft en waar Elia nu opnieuw Gods nu aanwezigheid gewaar wordt. Ook hier dus een berg als heilige plek, een plek van God. Elia gaat vervolgens dan door met profeet te zijn. Hij blijft pleiten voor de juiste verhoudingen met God en onder mensen, ook al haalt het niet altijd wat uit. Wat met Elia gebeurt is van alle tijden. Ook het werk van Jezus, een profetisch man, haalt lang niet altijd wat uit, ontmoet evenals Elia weerstand van de overheden. Zijn afkomst uit het gezin van Jozef, de timmerman, wekt bij zijn medeburgers eerder een zeker wantrouwen. Wat kan zo iemand voor bijzonders te vertellen hebben? Jezus heeft een aantal uitspraken waar ze zich aan ergeren, zoals: 'Ik ben het brood van het leven, dat uit de hemel is neergedaald'. Dat zegt Hij tot de mensen, die achter Hem aanlopen omdat ze van Hem te eten hebben gekregen. Maar, het gaat bij Jezus om meer dan materieel voedsel. Zijn woorden, zijn manier van leven met en voor God en medemensen zijn n.l. voedsel voor de ziel Zij geven leven tot over de grenzen van ons aardse leven heen. Men moet wel open staan voor wat Jezus zegt. Dat te kunnen wordt ons echter ook weer gegeven. Ons geloof, onze hoop en onze liefde, zo leerden we vroeger al, komen van God zijn gaven van God. Wij kunnen die in ons toelaten. Er zit ook een belofte aan vast:
als wij het levende brood, dat Jezus is, tot ons nemen zullen wij leven in eeuwigheid. Moge die belofte ons vandaag en al onze dagen met vreugde, hoop en vertrouwen vervullen. Pastoor A. Reijnen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -- -- - Zaterdag 8 augustus 2015 Overweging bij 1 Koningen 19, 4-8 en Johannes 6, 41-51. OOG HEBBEN VOOR GODS ENGELEN Wat is er aan de hand met de profeet Elia over wie de 1e lezing vertelt? Hals over kop is hij naar de woestijn gevlucht. Hij schijnt in een soort depressie geschoten. In een bui van neerslachtigheid is hij zonder eten en drinken één dagreis ver de woestijn ingetrokken. Als je zoiets doet, kom je op eigen kracht nooit meer thuis. Is dat nou de man die zo fel gevochten heeft voor het geloof in de ware God? Wat is er gebeurd? Koningin Izebel heeft Elia vogelvrij verklaard. Wraak heeft ze gezworen, omdat Elia de priesters van de god Baal voor schut heeft gezet en geweld tegen hen heeft gebruikt. Bang en vertwijfeld zit Elia nu in de woestijn. De man die met zoveel ijver het geloof in de ware God heeft gepromoot, is nu zijn geloof en zijn zelfvertrouwen helemaal kwijt. In zijn moedeloosheid vindt hij zichzelf een mislukkeling. Mogelijk knaagt ook zijn geweten. Hij is niet alleen lichamelijk doodop, maar ook geestelijk opgebrand. Hij wil alleen maar dood en vraagt God om te mogen sterven. Depressiviteit kennen we als een ernstige ziekte. Soms is een fataal einde niet te voorkomen, maar gelukkig zijn er tegenwoordig steeds betere medicijnen en deskundiger helpers. De moedeloosheid die ermee gepaard gaat, is ook ons niet vreemd. Door ziekte, tegenslag of het overlijden van een dierbare kun je diep in de put raken. En vooral mensen met grote idealen en grote dromen zijn kwetsbaar. Elia is blijkbaar een felle en gedreven persoonlijkheid geweest. Zeer overtuigd van zijn geloof in de ene God, is hij een fel bestrijder van wat hij ziet als valse godsdienstigheid. Nu treffen we hem hier in de woestijn en hij bidt: 'Het is genoeg geweest, Heer, neem mijn leven, want ik ben niet beter dan mijn voorouders'. Heeft hij geprobeerd meer te presteren dan zijn voorouders? Nu wordt hij geconfronteerd met de beperktheid van zijn mogelijkheden. Hij ervaart dat hij ook maar een gewone mens is. Hij gaat onder een bremstruik liggen en wil dood. Hij wil slapen en niet meer gewekt worden. Maar God heeft andere plannen. In het visioen dat ons verteld wordt, verschijnt een engel aan Elia. Die begint niet op hem in te praten, zoals hij vaak doen. Zo van : ''Kom op; laat je niet hangen; we hebben je nodig!' Of: 'Niet zo negatief over jezelf denken; je moet positief blijven denken!' Of: ' Er zijn mensen die er veel erger aan toe zijn'. Dat zou Elia geen steek verder geholpen hebben, want depressieve mensen zeggen zulke dingen voordurend tegen zichzelf, maar dat helpt niet tegen de vermoeidheid, de onverklaarbare angst en tegen hun verdoofde gevoel geen geluk meer te kennen. De engel - misschien is het wel een nomade geweest knielt bij hem neer en zet vers gebakken brood en een kruik water naast zijn hoofd neer. Elia eet en drinkt en gaat weer onder de struik liggen. De engel komt weer terug en blijft aan zijn zijde en laat hem opnieuw eten en drinken. Wie weet hoe vaak zich dit heeft herhaald. Het verhaal zegt tweemaal, maar hoe vaak zou het in werkelijkheid zijn geweest? Hoeveel geduld moeten engelen als deze niet hebben: weken, maanden, soms jaren? Het lukt de engel Elia te doen opstaan en zijn reis te doen voortzetten. Misschien mogen we zeggen: in de engel daar in de woestijn leert de profeet Elia God kennen op een andere manier. Niet iemand die als een slavendrijver torenhoge verwachtingen aan hem stelt, maar als iemand die naast hem neerknielt om brood en water te delen. M.a.w. God als bondgenoot, als tochtgenoot in de
woestijn. De opvang en het brood en water dat Hij biedt, is zo levengevend en krachtig, dat zijn moedeloosheid verdwijnt en dat hij verder kan met zijn leven en zijn opdracht. Op weg naar de Horeb, de berg van het verbond, de oorsprong van zijn godsgeloof. Het is deze opvang die wij elkaar kunnen bieden. De eerste christenen hebben dat ervaren in Jezus. Al is het zijn volksgenoten moeilijk gevallen om in deze jonge man wiens familie ze kenden, iemand te zien met een hemelse afkomst en opdracht, toch is het de Evangelist Johannes die daarvan getuigt. Mede op grond van zijn eigen ervaring laat hij zien: Van Jezus krijg je nieuwe levensmoed, nieuwe zin in het leven. Hij behoedt ons voor dodelijke vermoeidheid, die ontstaat waar wij denken dat we het onmogelijke moeten presteren en ver boven onszelf moeten uitreiken. Hij is het Brood dat leven geeft, eeuwig leven zelfs. Door onze verbondenheid met Hem en in zijn woord en voorbeeld vinden wij de moed en de kracht om naar elkaar te luisteren en elkaar nabij te zijn; ja om onszelf te geven als voedsel en drank aan de mens die niet meer verder kan. Laten we God vandaag bijzonder danken voor al de engelen in onze omgeving, die zijn aanwezigheid en zijn hulp voor ons zichtbaar en tastbaar maken. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic __________________________________________________________________________ Zaterdag 1 augustus 2015 Overweging bij Exodus 16, 2-4 + 12-15 en Johannes 6, 24-35 OP ZOEK NAAR VOEDSEL DAT ONZE DIEPSTE HONGER STILT Als het om brood gaat zijn er in onze bakkerijen en supermarkten tal van soorten te koop: bruin, gemengd en wit, met en zonder pit, van speltmeel of met maïs. Kortom: te veel om op te noemen. Ook andere voedingsmiddelen zijn er in eindeloze variaties. En dan al die kant-enklare producten, die in een handomdraai klaar zijn voor gebruik. Veel mensen kiezen tegenwoordig heel bewust voor gezonde voeding. Anderen willen vooral zo makkelijk en snel mogelijk een maaltijd op tafel hebben. Diëtisten stellen ons voor de vraag of de producten die wij kiezen wel voldoende bouwstoffen, eiwitten, vitamines en mineralen bevatten voor onze energie en onze weerstand. M.a.w. veel mensen zijn bewust bezig met eten en drinken, met ons dagelijks voedsel. In het Evangelie van deze dag heeft Jezus te maken met een menigte mensen die Hem zoeken voor eigen gewin. Velen hebben gegeten van de broden en de vissen die Jezus liet uitdelen, omdat ze uitgeput waren en honger hadden. Voor Jezus was dit een teken van Gods zorg én van zijn opdracht van Godswege. Maar de mensen die Hem zoeken, willen de zekerheid dat ze kunnen blijven eten. Daarom willen ze Hem tot legeraanvoerder en koning maken. Maar Jezus vlucht voor die mogelijkheid en beseft dat dit zou uitlopen op een gewapend conflict met de Romeinen en op een burgeroorlog. Het gaat Jezus vooral om het doorbreken van het Rijk van God, de tijd waarin God zal regeren en het leven goed zal zijn voor iedereen, omdat mensen - in navolging van Hem - brood en drank willen zijn voor elkaar. Jezus is de verkondiger van dat Rijk en Hij maakt het ook zichtbaar door zijn optreden. De mensen komen van alle kanten en nemen heel wat risico's om Hem te vinden. Sommigen komen zelfs met gammele bootjes over het onbetrouwbare meer. Jezus gaat met die mensen in gesprek en zegt hen dat ze zo 'plat' omgaan met het teken van de broden. Zij zijn uit op een Luilekkerland, eeuwige vakantie en politieke onafhankelijkheid. Voor Jezus is de broodvermenigvuldiging een teken van de komst van het Rijk van God. Daarom vraagt Hij zijn gehoor om vertrouwen in Hem te hebben als Degene die dat Rijk present stelt. Jezus roept
niet op Hem te vereren en te adoreren, maar Hem te vólgen. Als je leeft in de Geestkracht van Jezus, dan is Hij jouw brood en drank en wordt het Rijk van God zichtbaar en concreet. Wat is de reactie van de menigte? Ze zeggen tot Jezus: 'Bewijs dat maar eens! Geef ons maar eens een teken.' Ze zijn uit op fascinerende wonderen en hebben geen boodschap aan wat Jezus hen te zeggen heeft. Kennelijk is het teken met de broden voor hen niet voldoende en willen ze tekens waar niemand omheen kan, zoals in de dagen van Mozes. Maar Jezus corrigeert hen en zegt: 'Niet Mozes heeft zijn mensen dat voedsel gegeven, maar God. Hij gaf en geeft brood uit de hemel.' Vanuit dit perspectief kan Hij ook zeggen: ' Ik ben het brood dat God jullie geeft'. Ook in onze dagen zijn veel mensen op zoek naar brood en een betere toekomst. Mensen die in gammele boten de oversteek wagen naar Lampedusa. Duizenden die over land de EU trachten binnen te komen en al die asielzoekers in Calais en elders, gevlucht voor de oorlog en uitzichtloosheid in eigen land. Mensen die in opperste vertwijfeling vaak onverantwoorde risico's nemen. Dat schept grote problemen voor de vluchtelingen en de gastlanden. Veel groter is het leger van mensen die geestelijk voedsel zoeken in onze dagen. Mensen die hun licht opsteken bij andere levensbeschouwingen en religies. Op zich genomen een goede zaak, want achter deze zoektocht zit vaak de vraag: 'Wat geloof ik zelf als christen? Waar wil ik voor gaan? Is er elders misschien iets dat mijn geloof kan verrijken? Zijn er zaken die ik ernstig mis? Niet te tellen zijn de publicaties op godsdienstig of levensbeschouwelijk vlak. Wat wordt ons niet allemaal aangeboden via TV en internet? Kortom: het aanbod aan geestelijk voedsel is overweldigend. Ook vermoeden we dat het onuitsprekelijke Mysterie dat God is, te groot is om samengepakt te worden in één figuur, in één leer, in één wijze van leven. Betekent dit dan dat we in alles kunnen geloven wat ons aanspreekt? Jezus reikt ons belangrijke criteria: nl. Heb je oog voor je naaste? Kom je op voor weduwe en wees, d.w.z. voor de sociaal - zwakkeren? Zie je jezelf als een zelfstandig en onafhankelijk individu, terwijl we enkel kunnen bestaan dankzij de compassie van anderen? Besef je dat het in ons leven niet alleen gaat om brood en water, maar om zelf brood en drank te worden voor anderen? Dat is wat Jezus bepleit! In deze geest noemt Hij zich het Brood des levens, dat onze diepste honger stilt. Zijn Evangelie stelt ons dus voor de vraag: Al die zaken die om onze aandacht vragen, al dat voedsel dat ons wordt aangeboden: geven ze ons de inspiratie, de energie en de kracht om te leven als leerlingen van Jezus in het leven van alledag? Bevatten ze de ' bouwstoffen, vitamines en mineralen' om Jezus te kunnen volgen? Vragen wij de Heer om zijn Geest, zodat wij de goede keuzes kunnen maken. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic. ___________________________________________________________________________ Zaterdag, 25 juli 2015 Overweging bij 2 Koningen 4, 42-44, Efesiërs 4, 1-6 en Johannes 6, 1-15. U hebt onlangs in de krant het bericht kunnen lezen, dat onze wereldbevolking nog steeds groeit. In 2050 zal het aantal mensen, afhankelijk van, bijvoorbeeld, de vruchtbaarheidscijfers tussen de ruim 7 miljard en ruim 9 miljard zijn. Het betekent de noodzaak van meer voedsel en drinkwater; het betekent de groei van datgene wat voor een welvarend leven noodzakelijk gevonden wordt; het betekent toename van vervoer, van communicatiemogelijkheden via TV, internet, facebook, twitter. Verder zal er groei zijn van voorzieningen op het gebied van gezondheid, vrije tijd. Er zullen meer auto's komen en meer fabrieken nodig zijn; ook zal de behoefte aan energie toenemen. Kan onze aarde leveren wat we nodig menen te hebben en zal dat kunnen zonder schade aan ons leefmilieu. De huidige CO-2 uitstoot zorgt al voor de opwarming van de aarde. Daarvan ondervinden we nu al langzamerhand de gevolgen.
Een van de belangrijkste vragen is hoe alle mensen van voedsel en drinkwater te voorzien. Het scheppingsverhaal vertelt ons, dat God aan de mens de aarde en het beheer ervan heeft toevertrouwd. De productie en de verdeling van voedsel is onze verantwoordelijkheid. De vraag daarmee verbonden luidt: Hoe gaan we met onze aarde zo om dat er voor ieder te eten en te drinken is? De aarde en wat ze voortbrengt is van ons allemaal. Hoe beleven we onze verantwoordelijkheid in deze? Hebben we zorg voor elkaar? Van de week stond in de krant, dat mensen met een eigen tuin het teveel aan opbrengst naar de voedselbank brengen. Dat is een vorm van zorg voor anderen en samen willen delen. De twee verhalen uit de H. Schrift, die we vandaag beluisterd hebben onderstrepen de noodzaak van het samen delen. De boodschap luidt: delen met elkaar van wat we hebben, al is dat misschien weinig, heeft een wonderlijk effect: allen eten en men houdt nog over. God werkt door menselijk delen van het leven met elkaar. Het gaat om de intentie. In de eerste lezing laat de profeet Elisa uitdelen van het gerstebrood dat hij krijgt aan de honderd man om hem heen. En ze houden over. In het Evangelie luisterden we naar het verhaal van de broodvermenigvuldiging op initiatief van Jezus, de gezalfde van God die zich graag 'Mensenzoon' noemt, een van ons. Hij vraagt zijn leerling Filippus hoe aan brood te komen. Die denkt na over hoeveel geld daar wel voor nodig is. Andreas, broer van Simon Petrus weet dat een jongen vijf gerstebroden en twee vissen bij zich heeft. Maar wat is dat voor de grote menigte die daar bij elkaar is?. Jezus spreekt een dankgebed, gebruikelijk bij een maaltijd, en laat delen. Allemaal eten ze en ze houden nog over. Jezus laat dat verzamelen om niets verloren te laten gaan. Het overtollige eren gaat dus niet de vuilnisbak in. De mensen erkennen het werk van Jezus als in Godsnaam gedaan. Zo iemand willen ze wel als koning, maar dat koningschap wil hij niet. Tegen Pilatus zal Hij zeggen 'mijn rijk is niet van deze wereld'. Wat kunnen wij met zulke verhalen? Delen met elkaar blijft belangrijk, ook al vinden we wellicht dat we maar weinig bij kunnen dragen? God werkt door mensen., toen door de profeet Elisa en Mensenzoon Jezus, maar ook door mensen van nu. Vervolgens, met voor ogen dat iedereen te eten en te drinken heeft kunnen we zorgvuldig omgaan met onze aarde zonder die uit te buiten. Hoe kunnen we die zo beheren, dat wat zij te bieden heeft alle mensen ten goede komt? Het is niet alleen een vraag voor multinationals, maar voor ieder van ons? Wat hebben we nodig aan verblijf, aan eten en drinken, kleding en vertier, ook om van het leven te kunnen genieten? En wat is overbodig? Hoeveel mensen zitten tegenwoordig in de schuldsanering, omdat ze hun mogelijkheden hebben overschat? Er zijn zogenoemde 'schuldmaatjes, die 'medemensen helpen hun budget te bewaken. Ook dat is een manier van het leven delen met elkaar. Zo geven de beide lezingen van vandaag ons stof tot nadenken over delen, over wat we nodig hebben en wat we met hetgeen we hebben en zijn voor elkaar kunnen betekenen. Mogen wij altijd mogelijkheden zien om het leven en wat daarbij hoort met elkaar te delen. Pastoor A. Reijnen ----------------------------------------------------------------NIET BLIJVEN REKENEN MAAR BEGINNEN TE DELEN M.b.t. de 1e lezing is het goed om te weten dat bij de Joden in die dagen het gebruik bestond een gedeelte van de eerste oogst aan te bieden aan de priesters van de tempel als een offer voor Jahweh. Het was een teken van dankbaarheid jegens God. Men besefte dat ons leven en wat deze aarde ons biedt, uiteindelijk een gave is van God. Zo vertelt de 1e lezing ons van een man die zich bij de profeet Elisa meldt met 20 gerstebroden en het eerste verse koren. De
profeet geeft die broden - in strijd met de geldende voorschriften - te eten aan een groep van 100 man. Zo laat hij zien dat we God niet beter kunnen danken dan door zijn gaven te delen met wie ze nodig heeft. En wat blijkt er dan: als we het weinige dat er is durven te delen, is er voor iedereen genoeg en blijft er zelfs nog over. Deze geschiedenis vormt voor Johannes de achtergrond van zijn Evangelieverhaal. Het verhaal van Jezus' broodwonder is reeds eerder door de drie andere evangelisten verteld en Johannes probeert de betekenis van het verhaal verder uit te diepen voor zijn geloofsgemeente van bekeerde Joden. De menigte die Jezus volgt in heel groot. Het zijn mensen die zoeken naar een nieuw perspectief. Ze hebben niet enkel honger, maar ook grote behoefte aan een nieuwe politiek. Ze willen Jezus tot hun leider maken, maar Jezus laat duidelijk blijken dat dit niet zijn bedoeling is. Hij trekt zich na afloop van die gezamenlijke maaltijd in het gebergte terug. De geloofsgemeente die Johannes leidt, wordt in die dagen vervolgd en is op zoek naar houvast in hun groeiend geloof. Johannes wil hen een hart onder de riem steken en tracht hen duidelijk te maken dat ze dit houvast vinden in de persoon van Jezus. In dit verhaal wordt Jezus geconfronteerd met een grote menigte. Hij onderkent de situatie waarin de mensen verkeren: ze zijn afgetobd, hebben honger en kunnen niet zonder eten naar huis. Hij stelt zijn leerlingen de vraag hoe dat probleem kan worden opgelost. De leerlingen beginnen te rekenen. Hoeveel geld hebben we? Maar daar komen ze geen steek verder mee. Met optellen en vermenigvuldigen komen ze er niet uit. Een belangrijk moment is als de leerlingen gaan beseffen dat ze weinig tot niets te bieden hebben. Als Andreas een jongen ontdekt met 5 broden en twee vissen, maakt hij de opmerking: 'Wat betekent dat nou voor zo'n aantal mensen'? Daar is toch geen beginnen aan! Dezelfde reactie als de knecht van de profeet Elisa ! Maar Jezus - zo lezen we - nam de broden, sprak een dankgebed uit, zegende ze en verdeelde ze onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zoveel ze wilden'. Juist het weinige blijkt voldoende, en zelfs meer dan dat. Het wonder van de overvloed wordt zichtbaar, zodra wij ophouden met berekenen hoeveel iets waard is en overgaan tot het delen met anderen. Je zou kunnen zeggen: Een vrijgevig kind leest de volwassenen de les. Zou het zo zijn dat ze vanzelf gaan delen met elkaar, delen van wat ze voor zichzelf hebben meegenomen voor de zekerheid? Ook mogen ze nog de brokken opruimen: een ontzaglijke overvloed heeft dat delen teweeggebracht. Was dit niet een leerschool voor Jezus' leerlingen en ook voor ons? Wij voelen ons vaak als die kleine jongen, met een overmacht van mensen die in nood verkeren om ons heen. Wat we hebben, is beperkt en we zijn gewend ons veilig te stellen en in te dekken tegen grote risico's. We zijn bang om ruimhartig te delen van wat we hebben, want waar kom je dan terecht? ' Waar ligt de grens? Daar is toch geen beginnen aan! ', zeggen we vaak. Door de eeuwen heen hebben mensen geprobeerd een verklaring te vinden voor dit gebeuren. Er staat nergens dat Jezus broden vermenigvuldigt. Wel dat Hij een dankgebed erover uitspreekt, ze breekt en laat uitdelen aan de mensen. Zijn mensen, aangestoken door Jezus' voorbeeld, gaan delen van wat ze voor zichzelf hebben meegebracht? Wie precies wil weten wat hier gebeurd is, moet dit verhaal in zijn dagelijks leven gewoon gaan doen: breken en delen van het weinige dat hij heeft. Waarschijnlijk gaan we dan ontdekken dat het weinige dat wij hebben meer dan genoeg is en dat wij meer in huis hebben aan geloof en liefde dan we zelf denken. Maar misschien moeten we dan opnieuw worden als kinderen die nog in wonderen durven geloven! Net als in het verhaal van het Laatste Avondmaal gaat het hier over 'God dank zeggen' en' breken en delen'. Deze woorden vormen a.h.w. een samenvatting van Jezus' leven: Gods wil vervullen en zichzelf helemaal geven als voedsel voor de mensen die Hem broodnodig hebben. De 5 broden waarvan Johannes spreekt verwijzen naar de 5 boeken van Mozes (de Thora). En mogelijk staan de twee vissen symbool voor de Profeten en de Geschriften, de 2 andere delen van de Joodse Bijbel. Alsof Johannes zeggen wil: wat Jezus uitdeelt zijn het geloof en de Schriften van Israël. Wat Hij te bieden heeft, is daarin al te
vinden. Maar Jezus gaat nog verder: Hij lééft dat geloof van Israël, samengevat in het gebod om elkaar lief te hebben. Jezus heeft die liefde voorgeleefd en tenslotte zijn leven prijs gegeven voor anderen. Daar gaat het in dit Evangelieverhaal ten diepste over: Jezus als het brood dat onze diepste honger stilt! Immers wij mensen kunnen niet leven van brood alleen, maar 'van elk woord dat komt uit de mond van God', aldus de Schrift. Misschien hebt u ook wel eens gehoord over grote gezinnen: als kinderen een vriendje of vriendinnetje meebrachten, dan gebeurde het vaak dat zo'n kind mee bleef eten. Als dan aan ouders gevraagd werd, of dat niet teveel gevraagd was, was het antwoord steevast: 'Waar er eten is voor acht, daar kunnen er ook wel tien eten'. Hoe vaak is het niet gebeurd dat vanwege ziekte of overlijden van een van de ouders, één of meerdere kinderen tijdelijk werden opgenomen in het gezin van een oom of tante, ook al had men zelf reeds een groot gezin? Misschien moeten wij in onze dagen vooral leren om te delen in plaats van al maar te rekenen en te vermenigvuldigen! Moge Jezus ons inspireren. AMEN. Pastoor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 18 juli 2015 Overweging bij Jeremia, 23, 1-6, Efeziërs 2, 13-18 en Marcus 6, 30-34 Het is niet altijd duidelijk door wie of wat leiders van volken worden ze bewogen? Zijn het heersers, die het politieke spel zo spelen, dat ze alleenheersers kunnen zijn en naar willekeur kunnen handelen, als hun macht er maar door gediend wordt? Zijn het leiders wier macht wordt gecontroleerd door het volk, zodat willekeur niet voor de hand ligt? Zijn het zetbazen van de rijken en machtigen in het land, de feitelijk uitmaken wat er gebeurt? Zijn het mensen die begaan zijn met hun medemensen en wat die allemaal meemaken in het leven? Willen ze werkelijk hun volk dienen, hun welzijn in gerechtigheid voor allen. Willen ze zich inspannen dat hun volk in vrede leeft met andere volken? Zijn het mensen die oog hebben ook voor de minder bedeelden, de armen en de kansarmen? De profeet Jeremia heeft slechte ervaringen met de koning van de Israëlieten, zo b lijkt uit de eerste lezing. Die zou zich moeten gedragen als een herder, die zijn kudde leidt naar grazige weiden en koele beken (psalm 23). Zijn bestuur zou daarvoor de juiste maatregelen moeten nemen, maar hij speelt zijn eigen politieke spelletjes en die zorgen ervoor dat de feitelijke macht in de regio, Babylonië, Jeruzalem inneemt en verwoest. In 587 vóór Christus wordt het volk in ballingschap weggevoerd. Jeremia spreekt in naam van God aan het adres van de leiders van het volk: 'wee de herders door wie de schapen van mijn kudde omkomen en verloren lopen'. Wanbeleid en corruptie liggen altijd op de loer. God belooft een nieuwe koning die in zijn Naam zal optreden en die zal heten: 'de Heer, onze gerechtigheid'. De christenen hebben in die nieuwe koning al spoedig Jezus Christus gezien. Inderdaad, als Hij optreedt gaat het om het weldoen aan mensen, zieken genezen, bezetenen bevrijden, lichamelijke of geestelijke doden laten opstaan. Maar als hij de politiek ervaart van de Joodse leiders, kunnen hem zelfs de tranen in de ogen schieten als Hij de stad Jeruzalem van bovenaf ziet liggen: 'Jeruzalem mocht je toch beseffen wat je tot vrede strekt'. En vandaag in de Evangelielezing voelt hij medelijden met de grote toegestroomde menigte, want 'de mensen zijn als schapen zonder herder'( feit van alle tijden??). Hij begint hen dan uitvoerig te onderrichten. Dat onderricht is erop neergekomen, dat er ruimte van leven komt, dat mensen bevrijd worden van het kwaad dat hen gevangen houdt. Jezus geeft aan dat voorschriften niet moeten beperken, maar juist het goede in mensen naar boven moeten halen en stimuleren. De samenvatting van alle waarden, die belangrijk zijn voor een menswaardig leven met elkaar is gelegen in de liefde, liefde tot God en medemens. Hij laat dat zien in zijn eigen omgang met anderen. Hij en zijn leerlingen hebben niet eens tijd om te eten gezien de gaande en komende mensen. Ze willen naar een eenzame plaats om wat rust te vinden. Maar, een grote menigte komt Hem op het spoor en dat raakt Jezus. Ze zoeken hem. Ze zijn als schapen zonder herder. Ze vragen om aandacht; rust is er niet voor Jezus en de zijnen. Hij is er helemaal voor de zijnen; voor hun bevrijding zet Hij, zoals we weten, zijn leven in. Sinds Jezus' optreden op onze aarde, sinds zijn dood en opstanding worden de verhalen over Hem en de toespraken die Hij gehouden heeft verder verteld tot op de dag van vandaag. De bedoeling ervan is dat de aanwijzingen van Jezus, gegeven in Godsnaam, doordringen in de levens, in de politiek en het maatschappelijk leven. Het is alleen jammer dat ze zo weinig doordringen in de hoofden van de mensen, en met name in de hoofden van de heersers. Nog altijd worden mensen uitgebuit, nog steeds zijn mensen slachtoffers van de machtswil van de heersers, moeten ze in ballingschap en slaan ze op de vlucht. Wat betekent dat voor ons, die het niet voor het zeggen hebben? Het wil niet zeggen dat we zelf helemaal machteloos zijn.
We kunnen als christenen de beginselen van Jezus in ons zelf tot leven laten komen en zo bijdragen aan gerechtigheid, mededogen en liefde in onze wereld. Op die manier kunnen we heilzaam aanwezig zijn in onze wereld. Pastoor A. Reijnen
Zaterdag 11 juli 2015 Overweging bij Amos 7, 12-15, Efeziërs 1, 3-14 en Marcus 6, 7-13. LEVEN VAN DE WAARDEN DIE HET EVANGELIE ONS AANREIKT Dat het leven zijn eisen stelt weet ieder van ons. Van jongs af aan moeten we ons allerlei kennis en vaardigheid eigen maken om te kunnen meedoen in de samenleving waarin wij geboren zijn. Ook het beroep dat we uitoefenen brengt zijn eigen eisen met zich mee. De automonteur moet over andere bekwaamheden beschikken dan degene die zijn dagen slijt met bureauwerk. Zo stelt ieder beroep, maar ook de levensstaat die men kiest, eigen eisen. Dat geldt ook voor degenen die zich wijden aan de relatie tussen God en mens. De profeten, de 12 leerlingen van Jezus, later de 72 en nog later vele anderen. Het verschil met menig ander beroep is, dat het profeet of leerling-van-Jezus-zijn beslag legt op heel de mens. De eerste leerlingen, vissers aan het meer van Galilea, laten hun boten achter en gaan met Jezus mee als Hij hen daartoe uitnodigt. Belastingambtenaar Levi laat het tolhuis in de steek en volgt Jezus. Het volgen van Jezus houdt de keuze in voor een nieuwe manier van naar het leven kijken, het betekent het aanvaarden van waarden als naastenliefde, mededogen, vergeving boven prestige, macht en rijkdom. Dat wil niet zeggen, dat mensen geen invloed mogen hebben, niet zouden mogen bezitten, geen gezagvolle posities mogen bekleden, maar het zijn niet die waarden waar het in het leven uiteindelijk om draait. Jezus wijst er in zijn Evangelie, bijvoorbeeld, op dat een weduwe een paar muntjes in de offerkist van de tempel stort meer geeft dan de kapitalist, die een aanzienlijk bedrag erin doet. De weduwe geeft van zichzelf, van haar eigen armoede. Het kost haar om wat te geven, terwijl de kapitalist nauwelijks merkt dat hij wat weggeeft. Aan het Evangelieverhaal van vandaag wordt onderstreept dat de inhoud van wat de leerlingen hebben te doen belangrijker is, dan alle zorg te besteden aan het goed toegerust op reis te gaan. De inhoud van wat ze moeten doen is hetzelfde als wat Jezus doet: zieken genezen, bedroefde mensen troosten, bezetenen van wat dan ook vrij maken, Ze mogen er dan op rekenen dat 'wie goed doet, goed ontmoet', want de plicht tot gastvrijheid had in die tijd iedereen. Wij laten dat eerder over aan hotels en pensions. De tijd van nu is anders, ingewikkelder. Wij leven in reisomstandigheden waarin we goed toegerust en goed verzekerd op reis moeten gaan met de bagage die we onderweg nodig hebben, maar we kunnen er rekening mee houden dat onderweg van alles verkrijgbaar van eten en drinken tot kleding en schoeisel. Bedoelt Jezus met zijn aanbevelingen alle toerusting van zijn helpers voor alle tijden uit te sluiten. Nee. Het is zijn wijze van spreken, die aansluit bij die van toen Hij bedoelt te zeggen dat er waarden zijn die uitgaan boven de zorg voor het materiële, zoals de goedheid, het hulpbetoon, de verdraagzaamheid, het mededogen, waarden die samenkomen in de liefde. Ieder die Jezus wil volgen mag zich dat aantrekken. Vooral degenen, die het als hun roeping beschouwen in dienst te staan van Jezus en zijn Evangelie. Het geeft dan ook te denken als pasgewijde priesters hier en daar in de wereld aan hun bisschop vragen: waar is mijn auto, mijn huis, mijn creditcard, mijn computer, een goed salaris. Voor hen gaan status, prestige, bezit, die hen uittillen boven het doorsnee bestaan van de mensen, boven de inhoud van hun opdracht: in Godsnaam het Evangelie van Jezus te beleven en door te geven. Dat wijkt noga laf van de houding van Jezus, die van zichzelf zegt, dat hij geen steen heeft om zijn hoofd op te leggen. Dat de brengers van Gods boodschap het lastig kunnen hebben en niet welkom zijn is ook duidelijk. Ze brengen een boodschap die erom vraagt zich daartoe te bekennen, die te gaan beleven. Die willen vaak geen ommekeer,
geen afstand doen van hun privileges. Amos, afkomstig uit de buurt van Jeruzalem, maar werkzaam in het afgesplitste Noordrijk krijgt dan ook van de priester van Betel, die betaald wordt door de koning, te horen: 'ziener verdwijn'. De boodschap van Amos bevat dan ook kritiek op de rijken van het Noorden die in luxe leven en de armen verwaarlozen. Dat willen die rijken natuurlijk niet horen. Daarom 'ziener verdwijn'. Proberen wij te leven van de waarden die het Evangelie ons aanreikt. Moge de zorg voor het materiële ons niet overheersen. Pastoor A. Reijnen
Zaterdag 4 juli 2015 Overweging bij Ezechiël 2, 2-5 en Marcus 6, 1-6. GEEN OOG HEEFT GEZIEN… Misschien hebt U wel eens iets gehoord of gelezen van een persoon die een zgn. 'bijna-doodervaring' achter de rug heeft. Bv. verhalen over een lange tunnel waar ze doorheen gingen en waar aan het eind een wonderbaar licht scheen. Of van mensen die doodziek zijn geweest en die ziekte hebben overwonnen. Heel vaak kijken mensen na zulke ingrijpende ervaringen op een andere manier naar hun leven. Van veel zaken die ze voorheen erg belangrijk vonden, zien ze nu de betrekkelijkheid. Nou gaat het in de 1e lezing over het profeet zijn van Ezechiël en het Evangelie vertelt over wat Jezus meemaakt in het dorp waar Hij vandaan komt. Jezus constateert: ' Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring'. Ja, wat is een profeet? Als je de Bijbelkenner Kees Waaijman die vraag stelt, dan tekent hij zo'n persoon als volgt:' Een profeet is iemand die door God gegrepen is en daar geen weerstand aan biedt. Hij gaat met heel zijn wezen mee in de roeping die hem van Godswege overkomen is. Het is een mens die diep geraakt is door God en weggehaald en bevrijd is uit zijn zelfbetrokkenheid. Daarbij komt ook nog dat hij door God is weggerukt uit het heden - al is het maar voor een ogenblik - en in de toekomst geplaatst. Vanuit die toekomst ziet hij met Gods ogen het heden of liever doorziet hij het heden. Daardoor is hij even weg geweest en eigenlijk nooit weer teruggekeerd. Wel lichamelijk, maar geestelijk niet. M.a.w. geestelijk is hij door die Godservaring een vreemdeling geworden. Hij is - zij het maar heel kort - uit het heden weg gerukt om vanuit toekomst te kijken. We hoeven ons dus niet verwonderen dat gelovigen van Nazareth uit het veld zijn geslagen en zich perplex afvragen: Wat voor wijsheid is dat die Hij ons vertelt? Waar heeft Hij dat vandaan? Jezus botst hier op de dorpsgeest en familiegeest die altijd op zichzelf betrokken is. Jezus is weg geweest uit hun midden en heeft dingen meegemaakt en ervaren die zo bijzonder zijn, dat ze Hem niet meer terug kennen. Ze merken op: 'Dit is toch de timmerman, de zoon van Maria. We kennen toch zijn familie!'. Het is eigen aan de dorpsgeest dat ze aanstoot nemen aan de vreemdeling, zeker de door God gegrepene. De dorpsgeest zegt: ' Blijf die je bent en doe maar gewoon. Wij kennen je toch. Je moet niet in Gods naam rare dingen gaan zeggen en doen. Laat ons met rust. Wat voor profeet was Jezus eigenlijk? Je zou kunnen zeggen: Hij is door God uit het heden weggerukt - al was het maar voor een ogenblik - om te schouwen vanuit Gods definitieve toekomst. Door zijn intense band met Abba - zoals Hij zijn hemelse Vader noemt- heeft Hij leren zien vanuit wat verder ligt dan alle coulissen van de tijd. Hem is overkomen het woord van de profeet Jesaja: 'Geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen wat God heeft weggelegd voor wie Hem liefhebben. M.a.w. verder dan alle evolutie en voorbij het raamwerk van leven en dood heeft Hij het komen van Gods koninkrijk mogen schouwen.' We kunnen ons dat niet drastisch genoeg voorstellen', zegt Waaijman. Wij mensen hebben de neiging alles wat er is te beschrijven in termen van ontwikkeling, wording, geboorte en groei. Wij denken alles vanuit een begin. Voor ons is het heel moeilijk ons mee te laten nemen naar voorbij het einde van alle ontwikkelingen, naar wat er speelt voorbij het einde van onze verwachtingen. Als wij proberen te denken over dingen die er zijn aan de ' overkant' van wat ons vertrouwd is, dan begint het ons te duizelen. Jezus heeft - al was het maar kort - mogen schouwen in het gebied dat Jesaja beschrijft als 'Geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God heeft
weggelegd voor wie Hem liefhebben'. Hij heeft mogen schouwen voorbij onze tijd, achter de coulissen van de geschiedenis en de verhalen van succes en mislukking. Hij zag de mislukkelingen, de gebrokenen van geest, de eenzamen, de wenenden en zij die niemand hebben. En Hij zag dat zij de eerstelingen zijn in het komende Koninkrijk van God. Het is niet vreemd dat de dorpsgenoten uit het veld zijn geslagen, want Jezus spreekt vanuit een gebied dat vanuit ons tijdsbesef onbereikbaar is. Zij vragen: waar heeft Hij dat vandaan? Uit een gebied ver voorbij ons dorp of stad. 'Wat voor wijsheid is dat?', vragen ze. St. Paulus zegt: 'Gods geheimnisvolle wijsheid; het verborgen plan dat door God van alle eeuwigheid ontworpen is en bestemd is voor onze heerlijkheid'. ' Is dat niet de zoon van de timmerman?', vragen zijn dorpsgenoten. Ja, dat is de bouwer van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. 'Is Hij niet de zoon van Maria?' Ja, dat klopt. Zij heeft Hem geleerd wat onvoorwaardelijk vertrouwen is. 'Wij kennen toch zijn broers en zussen'. Ja, Hij heeft veel broers en zussen, want bij Hem staat niet bloedverwantschap voorop, maar geestverwantschap. Zijn broers en zussen zijn zij die de wil doen van de hemelse Vader. We moeten toegeven: een dorps- en stadsgeest geven ons vaak een gevoel van vertrouwdheid en veiligheid. Als we echter luisteren naar de zachte stem in ons hart, ons niet laten inperken door het vertrouwde, door tradities en regels, maar onze gedachten de vrije loop laten, dan is er veel dat we zouden willen veranderen. Waarom moeten wij overvloed hebben, terwijl elders mensen dood gaan van gebrek aan voedsel? Waarom kunnen wij studeren en ons ontwikkelen, terwijl zovelen niet eens de kans krijgen om te leren lezen en schrijven? Waarom mogen wij in vrede leven, terwijl op tal van andere plaatsen onschuldige mensen slachtoffer worden van oorlog, terrorisme en geweld of alles moeten achterlaten om hun vege lijf te redden? Niet dat wij een eenvoudige oplossing hebben voor al die ongelijkheid en problemen, maar diep in ons hart hebben wij wel een soort intuïtie, een vermoeden van 'de Overkant' ,waar al deze mensen op de eerste plaats komen, naar het woord van Jezus. Laten wij daarom bidden dat wij door Gods Geest bevrijd worden van de eenzijdige betrokkenheid op onszelf, een te sterke ik-gerichtheid. Dat we ons durven laten leiden door de vermoedens van een ' Overkant', de woorden en tekens die Jezus ons gaf. Dat Gods Geest ons verder brengt dan de voorstellingen die wij hebben over onszelf en onze wereld. Dat het ons gegeven mag zijn te kijken vanuit Gods toekomst en dat we met steeds grotere verwondering en vreugde gaan beseffen wat Jesaja zei: 'Geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen wat God heeft weggelegd voor wie Hem lief hebben'. En dat wij daarop vooruit zullen lopen door onze inzet en toewijding voor minder bedeelden en mensen in nood. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 27 juni 2015 Overweging bij Wijsheid 1, 13-15. 2,23-24; 2 Korintiërs 8, 7.9.13.15 en Marcus 5, 21-4 ONS TOEVERTROUWEN AAN GODS BELOFTEN Degenen die de lezingen voor vandaag hebben voorgesteld hebben enkele verzen genomen uit hoofdstuk 1 en 2 van het boek Wijsheid om ze te laten aansluiten bij het Evangelie. Daarmee hebben ze die verzen enigermate uit hun verband gerukt. Als u een bijbel hebt dan zou het de moeite waard zijn de eerste twee hoofdstukken van het Boek Wijsheid erop na te lezen. Het Boek is nl. geschreven voor een grote bevolkingsgroep van Joden, die in de eerste eeuw vóór Christus in de Egyptische stad Alexandrië woonde, een stad met een Hellenistische of Griekse cultuur en godsdienst (meergodendom), heel anders dan de Joodse met hun geloof in de ene God. Het boek spoort de Joden aan trouw te blijven aan hun geloofstradities maar het probeert ook een brug te slaan tussen beide culturen. Je zou dat kunnen vergelijken met onze tijd. Was er vroeger in onze streken een dominante katholieke cultuur, die is door de moderne ontwikkelingen nagenoeg verdwenen. We beseffen dat we leven in een veranderde wereld vergeleken mei die van pak weg 70 jaar geleden. Daardoor wordt anders tegen ouder tradities aangekeken en de vraag gesteld welke hun betekenis is in deze tijd. Niet alles van vroeger lijkt nog bruikbaar; niet alles wat modern heet is ook meteen goed. Is onze tijd een beetje te typeren? Dat kunnen we proberen: De welvaart heeft zijn intrede gedaan waardoor verreweg de meesten van ons zich meer kunnen permitteren; de wereld is opener geworden (we wisten (eer)gisterenavond al van de aanslagen op diverse plaatsen in de wereld, waardoor overigens ook de angst breder verspreid werd); we zijn meer gericht op ons zelf en op het beleven en doen van wat ons bevalt; maar tegelijk is onze wereld is in de beleving van veel mensen ook een stuk ingewikkelder geworden. Welke zijn de juiste keuzes, waar vinden zoekende mensen van nu ook een geestelijk houvast? Door wie worden eenzame mensen opgevangen; hoe kan de omvangrijke armoede worden bestreden? De auteur van het Boek Wijsheid pleit er in zijn tijd voor om de gerechtigheid, verankerd in de Joodse leefregel, te blijven koesteren want de gerechtigheid is onsterfelijk evenals de wijsheid; en de wijsheid is niets anders dan de H. Geest, de scheppende levensadem van God. De mens, die de gerechtigheid beoefent is voor de onsterfelijkheid geschapen. De goddelozen daartegenover trekken zich van God noch gebod wat aan; ze 'spotten met de rechtvaardigen en maken zich vrolijk over hen. Ze menen dat het leven kort is en dat de dood radicaal het einde betekent; het loont de moeite niet zich in te spannen, men moet zoveel mogelijk genieten zonder zich veel aan te trekken van de zwakkeren. 'Maar ze vergissen zich', zegt de auteur, 'zij zijn verblind; zij beseffen niet dat God de mens, geschapen naar Zijn beeld en afspiegeling, van zijn goddelijk wezen, voor het eeuwig leven heeft geschapen'. 'De rechtvaardigen zullen eeuwig leven'. Over de hoofden van de lezers van toen richt hij zich tot de lezers die zijn boek nú lezen. Hebben wij wat aan wat hij te zeggen heeft? Als wij er ontvankelijk voor zijn spreekt de auteur woorden voor alle tijden. Er is veel herkenbaars, denk ik. Het bezig zijn met het doen van gerechtigheid, bijvoorbeeld, in een cultuur waarin we dagelijks geconfronteerd worden met minder goed nieuws door allerlei minder goede eigenschappen en daden van mensen. Gerechtigheid is onsterfelijk, evenals wijsheid komend van Gods Geest in ons. Geschapen als beeld van God, afspiegeling van zijn wezen zijn wij geschapen om te leven. De opstanding van Jezus laat ons leven ervaren over de grens van de dood heen; evenals trouwens de genezing van de vrouw die aan bloedvloeiing leed en het bij de hand nemen van het dochtertje van Jaïrus dat gestorven lijkt. Aan God en zijn Zoon Jezus' kunnen we ons toevertrouwen al weten we niet precies hoe de voltooiing van ons leven uiteindelijk in zijn werk gaat. Maar die leeft in gerechtigheid heeft eeuwig leven. Laat ons blijven leven te midden van de cultuur van deze
tijd, vanuit de grondwaarden van ons christelijk geloof. Die houden in: ons toevertrouwen aan Gods beloften en het doen van werken van gerechtigheid. Proberen we onbevangen en onbaatzuchtig heilzaam aanwezig te zijn in onze wereld. Pastoor A. Reijnen
Zaterdag 27 juni 2015 Overweging bij Wijsheid 1, 13-15 + 2, 23-24 en Marcus 5, 21-43. DE KRACHT VAN HET GELOOF In het Evangelie wordt het verhaal over de dochter van de synagoge-overste Jaïrus onderbroken door het verhaal over een chronisch zieke vrouw. Omdat ze zo vast vertrouwt op Jezus' genezende kracht, durft ze door de dichte menigte heen te breken en Jezus aan te raken. Na vele jaren van gesukkel en ellende wordt ze eindelijk genezen. Jezus reageert op de aanraking en prijst haar geloof. Bij Jaïrus loopt de spanning intussen op. Terwijl het volk meent dat zijn dochter al gestorven is, spoort Jezus hem aan te blijven vertrouwen. Met woorden van een collega zou ik de situatie als volgt willen weergeven: 'Het gaat om een 12jarig meisje. Haar vader heeft een hoge functie in de plaatselijke kerk. Het is de dochter van de voorganger, zou je kunnen zeggen. Zo'n kind heeft het niet makkelijk, noch op school, noch thuis. Ze begint aan haar puberteit en er dreigt anorexia, want Jezus zegt dat ze haar te eten moeten geven. Ze verzet zich waarschijnlijk tegen haar vader en wil niet voldoen aan de strenge regels en wetten die hij haar oplegt. Zo'n meisje sterft van ellende en benauwenis. Je zou kunnen zeggen: ze zit in een soort dwangbuis en de innerlijke weerstand heeft zich in haar vastgezet. De vader is erg geschrokken en vreest zijn dochter te verliezen. Jezus zegt tot de vader: 'Wees niet bang en blijf geloven'. Makkelijker gezegd dan gedaan, vooral als je zo in angst zit om je kind! Als Jezus dan eindelijk diens huis binnenkomt, wordt er geklaagd en gejammerd om de dood van het kind. 'Het kind slaapt', zegt Jezus. Maar ze lachen Hem vierkant uit. Het is de lach van het ongeloof, dat alles laat verstarren. ' Allemaal eruit ', zegt Jezus. Hij wil nl. geen pottenkijkers die niet willen geloven. Jezus pakt het meisje bij de hand en zegt 'Talita Koemi'. Alsof Hij wil zeggen: ' Ik begrijp je angst om groot te worden; je angst om op eigen benen te staan. Je bent zo lang afhankelijk geweest en onderdanig. Je bent opgegroeid in een cocon, veilig beschut. En nu valt dat allemaal weg'. Hij maakt haar los uit de beklemming die er door de jaren heen gegroeid is en die het bruisende en verlangende leven in haar gedood heeft. Hij laat het meisje op eigen benen staan. Ze kan nu zelf op weg naar de toekomst. Zo werkt Jezus. Het verhaal van Marcus wil ons dus meer vertellen dan het feit dat Jezus een dode opwekt. Het gaat hier om de kracht van het geloof waartoe Jezus de vader van het stervende kind oproept. En Jaïrus brengt dat geloof ook op, ondanks de spottende reacties van de omstanders op Jezus' woorden. Waar geloofd wordt, waar mensen Jezus vertrouwen durven geven, kunnen zijn woorden vruchten afwerpen. Dat wil Marcus ons vertellen, net zoals in het verhaal van de chronisch zieke vrouw. Ondanks haar wantrouwen na zoveel medische missers en hindernissen, is haar vertrouwen in Jezus groot. Ze weet Hem aan te raken, zodat de kracht die er van Hem uitgaat, haar geneest. Wij worden misschien jaloers op het vertrouwen van deze twee mensen en vragen ons af hoe je zover kunt komen? Normaal ontstaat vertrouwen door contact met de ander. Je leert elkaar nader kennen. Je ontdekt dat die ander je serieus neemt en accepteert. Je merkt dat die ander een mens is waar je op kunt bouwen. Ook de goede ervaringen van anderen met deze persoon kunnen daarbij helpen. De vrouw uit het Evangelie heeft over Jezus zulke positieve berichten gehoord, dat ze bij zichzelf denkt: ' Als er ergens hulp te vinden is, dan is het bij Hem.' Daarom negeert ze de Joodse wet die haar 'onrein' noemt en de drukte rond Jezus en zegt bij zichzelf: 'Hij is mijn redding'. Het is nu of nooit'. En Jezus bevestigt haar in haar vertrouwen dat genezend heeft gewerkt. Wij vragen ons misschien af: 'Hoe kan ik tot zo'n geloof komen?'
Op mijn wandelingen kom ik vaker langs een veldkruis met het opschrift: 'Me mot Slivvenhieër den tied geève'. Dat stemt tot nadenken, want ik realiseer me hoe ongeduldig wij vaak reageren in ons omgaan met God. Als ons gebed niet onmiddellijk verhoord wordt, gaan we twijfelen en laten het makkelijk afweten. In de omgang met onze naasten geldt: Als we een mens écht vertrouwen, lopen we niet direct weg als we niet op onze wenken bediend worden. Een mens die we vertrouwen, geven we tijd. Is dat ook niet de opgave waar we voor staan in ons omgaan met God? Wie bv. leest in het boek van de Psalmen, ontdekt dat God er voordurend geprezen wordt om zijn trouw aan mensen. Ons lot laat Hem gaat Hem zeer ter harte. We zien dat ook in de Evangelies waar Jezus aandacht schenkt aan wie zich met een oprecht hart tot Hem wenden. Hij helpt mensen in allerlei noden. Om meer vertrouwd met Hem te raken en Hem dieper te leren kennen, zullen we bewust tijd vrij moeten maken, zoals we dat doen voor onze dierbaren en vrienden. Jezus' hulp en zijn wonderen kun je niet afdwingen. We kunnen er wel ruimte voor maken en God de tijd gunnen, zoals dat opschrift van het veldkruis het zo treffend zegt. Het vertrouwen van Jaïrus en de zieke vrouw blijkt een bron van kracht en genezing. Moge het vieren van Jezus' gedachtenis en het zingen van Gods lof ons doen groeien in geloof en vertrouwen. Wij mogen bidden: 'Heer, wij geloven, maar kom ons ongeloof te hulp'. AMEN A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 20 juni 2015 Overweging bij Job 38, 1 + 8-11 en Marcus 4, 35-41. ANGST EN VERTROUWEN ALS HET STORMT ? Als Marcus dit verhaal schrijft hebben Jezus' leerlingen het zwaar te verduren. Ze ontmoeten vijandigheid van de kant van de Joden en worden gewantrouwd door de Romeinen. Marcus schildert de situatie van de jonge kerk in de vorm van een parabel. Opvallend is dat de noodkreet van de leerlingen onmiddellijk gevolgd wordt door de woorden van Jezus 'Zwijg stil!'. Hij stilt de storm met zijn woord en laat zien dat in Hem Gods macht aanwezig is. M.a.w. De vraag van de leerlingen wordt met één enkel woord beantwoord: ' Ik ben er'. Het lijkt erop dat het verhaal hiermee ten einde is. Het probleem is immers opgelost; de storm is bedaard. Maar Jezus vraagt dan: 'Waarom waren jullie zo bang? Hebben jullie dan geen geloof?' We moeten toegeven: angst zet ons geloof onder druk. Als we in zo'n stormachtige situaties verzeild raken, verdrinken we a.h.w. in onze angst. Zo kunnen we ons dus voorstellen dat de vroegchristelijke gemeentes ernstig te kampen hadden met angst door de vervolgingen waarmee ze werden geconfronteerd. Dit noopt Marcus Jezus te schetsen als dé Zoon van God bij uitstek. God is er vanaf het begin als een reddende God. En in Jezus is God aanwezig. ' Maar waar zijn jullie?', vraagt Jezus. Het is een eerlijk verhaal dat laat zien, hoe de jonge christelijke gemeente worstelt met haar angst. Maar waar is óns geloof, als we ons bedreigd voelen? Als ik alles dreig te verliezen wat ik liefheb, waar geloof ik dan nog in? Waarop vertrouw ik dan nog? Bij ernstige tegenslag of gevaar roepen wij: 'God, waar ben je nou? Hoe kun je ons zo in de steek laten?' Maar Jezus draait de vraag om. In plaats van alsmaar te vragen waar God is, kunnen we ons ook afvragen, waar sta ik zelf eigenlijk? In wie heb ik nog vertrouwen, als ik verga van de angst? En we weten: een mens kan veel verliezen: zijn geliefde, kinderen, zijn baan, zijn huis, zijn gezondheid, zaken waar je aan gehecht bent; ja, je kunt zelfs je leven verliezen aan de dood. Ook alles wat je denkt te weten of te zijn, kan je uit handen worden geslagen. Het kan verdriet veroorzaken, groter dan jezelf. Zelfs God lijkt dan afwezig. Al je beelden van God, van je zelf en van anderen, kloppen niet meer. Waar zoeken wij ons heil, als angst ons leven beheerst? Als we bang zijn voor een ernstige ziekte gaan we naar een arts in wie we vertrouwen hebben. En zelfs als die onze kwalen niet kan verhelpen, geeft het toch verlichting, als we met hem/haar kunnen praten over wat ons zo bang maakt. Het geeft lucht, als we met een vertrouwd iemand onze zorgen kunnen delen. Angsten en zorgen houden ons dan niet meer volkomen gevangen, omdat we ervaren: ik sta er niet helemaal alleen voor. Er zijn mensen die met mij meeleven en mee dragen. De 1e lezing vertelt hoe God spreekt tot de man Job. Alles wat hem dierbaar was, is hem afgenomen. En daarom vraagt hij aan God: 'Waar ben je ?' God was voor hem altijd vanzelfsprekend aanwezig, maar nu de situatie en de omstandigheden zo drastisch zijn veranderd, lijkt God de grote afwezige te zijn. Job maakt zich kwaad en vervloekt zelfs de dag dat God hem het leven heeft geschonken. Job' s vrienden willen hem troosten, maar zeggen enkel dat hij toch nog maar eens goed bij zichzelf te rade moet gaan, want God kan alleen rechtvaardig zijn. Dus wat hem overkomt, moet te maken hebben met zijn schuld. Job ontkent dit pertinent en God stelt hem in het gelijk. Op zijn vraag: 'God, waar ben je nu?', krijgt hij van God een simpele tegenvraag: 'Job, waar was jij? Waar was je toen Ik orde schiep in de chaos? Ik was er altijd al, vanaf het begin. Hemel en aarde, duister en licht, land en zee. Ja, zelfs dag en nacht zijn er, omdat Ik er was. Vanaf het begin heb Ik de maten bepaald. Zelfs toen de zee de aarde beukte, heb Ik haar grenzen gesteld. Ik ben er altijd al; ook voor jou, nog
voordat jij er was. Waarom vraag jij dan waar Ik ben?. Ik bén! ' Job wordt er stil van en zegt: ' Ik heb voor mijn beurt gesproken. Ik leg mijn hand op mijn mond! ' De leerlingen van Jezus roepen in uiterste nood: 'Jezus, waar bent U? Kan het U niet schelen dat wij vergaan?' Nadat Jezus de storm tot bedaren heeft gebracht, speelt Hij de bal terug en vraagt: ''Waar zijn jullie? Waarom ben je zo bang? Hoe is het mogelijk dat jullie nog geen geloof bezitten?' De leerlingen blijven het antwoord schuldig,maar vragen zich wel af: 'Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen?' In het verhaal van de storm op het meer zit Jezus in de boot met vakmensen, volleerde vissers die de grillen van het meer kennen. Maar alles wat ze kunnen doen, is hun nu uit handen geslagen. Ze kijken letterlijk de dood in de ogen. Ze weten het niet meer en hebben niets over dan hun angst. Is dit ook niet het verhaal van onze dagen: een wereld met zoveel kennis en deskundigen, met zoveel communicatie - middelen en mogelijkheden, maar ook met eenzamen, vluchtelingen, rijkdom en armoe, wantrouwen en wapens, oorlog en geweld, milieuproblemen en onoverbrugbare tegenstellingen. Het aantal mensen neemt toe dat zegt niet godsdienstig te zijn. Daarom is het niet vreemd, dat wij bang worden bij al de problemen die als een bedreiging op ons afkomen. Wij zitten met zijn allen in die boot en roepen soms vertwijfeld: 'God, waar ben je? Waar moet dat naar toe met onze wereld?' En als antwoord vraagt Jezus: 'Waar is jullie geloof?' Feit is dat wij graag vasthouden aan onze eigen denkbeelden, deskundigheid, onze eigen mening en verwachtingen. Dat is veilig en bekend. Maar als we met Jezus in zee willen gaan, vraagt dat dan niet, dat we vertrouwde beelden en ideeën loslaten en ons toevertrouwen aan het onbekende? We zullen dus ook onze angsten moeten loslaten om de werkelijkheid te zien zoals ze is en niet zoals wij denken dat ze is. Vertrouwen kan slechts groeien, als we onze angsten loslaten en ons durven toevertrouwen aan Hem die zegt: ' Ik ben er voor jullie'. Als we ons tot Hem durven wenden, bij Hem durven verwijlen en bidden: 'Heer, ik geloof, maar kom toch mijn ongeloof te hulp'. AMEN A.G.M. Franssen
Zaterdag 13 juni 2015 Overweging bij Ezechiël 17, 22-24 en Marcus 4, 26-34. FUNDAMENTEEL VERTROUWEN EN KRITISCHE ZIN 'Zo spreekt de Heer.' Met deze formule worden de Bijbellezingen meestal afgesloten. En wij antwoorden netjes: 'Wij danken God'. Maar menigmaal denk ik: 'Waar danken we God nou eigenlijk voor'? Want soms zijn het teksten waarvan we ons afvragen: 'Hoe is zoiets in de Bijbel terecht gekomen?' Als er bijvoorbeeld gelezen wordt dat God wraak goedkeurt op ongelovigen, dan denk ik bij mezelf: 'Wat is dat voor een God? Met zo'n God wil ik helemaal niets te maken hebben!' Dat innerlijk aanvoelen en dat intuïtief verzet is een heel goede sleutel om dieper in het geheim van de Schrift binnen te komen. Zo horen wij vandaag in de 1e lezing dat God zelf een twijgje afbreekt van een grote ceder en dat in de grond plant op een hoge berg. Op zich een mooi verhaal, maar als we ons dan realiseren dat God dat uitgerekend doet, als zijn volk in ballingschap naar Babylon is gevoerd, waardoor ze hun land, stad, tempel en hun vrijheid hebben verloren? Een situatie waarin ze op het punt staan hun godsgeloof te verliezen,omdat ze gedwongen worden helemaal te integreren. Had de God van Israel al die ellende niet beter kunnen voorkomen? Als Hij zo machtig is om een nieuw begin te maken, dan had Hij dat toch beter meteen bij de oorsprong kunnen verhelpen, toch? Het beeld dat de profeet Ezechiël gebruikt is mooi: God als een soort tuinman die een van de beste stekjes plant om een grandioze nieuwe boom te laten groeien. Het roept bij ons misschien de vraag op: 'Waarom genas Hij die oude boom niet in plaats hem met veel geweld, veel pijn en vele slachtoffers te laten omkappen door de Babyloniërs? Ook in het Evangelie van Marcus merk je dat deze tekst niet van een boer afkomstig is. Natuurlijk hebben graankorrels hun eigen kiemkracht, maar we weten ook dat boeren vaak heel wat moeten doen om de groeikracht te bevorderen en een goed product te oogsten. Stapt Jezus niet wat te makkelijk over het geploeter van de boer heen, als Hij zegt: 'Ga maar slapen en wacht maar tot het graan rijp is voor de oogst!' Want misschien moet die boer zijn gewas wel beregenen vanwege de droogte en sproeien tegen het onkruid. Als we deze vragen en twijfels serieus willen nemen, moeten we eerst maar eens kijken vanuit welk godsbeeld we dit soort opmerkingen maken. God is namelijk Degene van wie wij mensen geen beeld kunnen maken en ons geen voorstelling kunnen vormen. Natuurlijk mogen we wel beelden gebruiken, anders kunnen we niet over Hem spreken. Maar we moeten ons goed realiseren, dat de beelden die wij gebruiken voor God altijd menselijke projecties zijn en dus meer zeggen over ons dan over de Onnoembare die wij bij gebrek aan beter 'God' noemen. Het beeld waaruit vaak onze vragen en twijfels voortkomen, is dat van een superalmachtige god die alles naar zijn hand kan zetten zoals Hij dat wil en daarbij - naar ons idee - nogal willekeurig te werk gaat'. 'Als God dan zo intens machtig is en goed, waarom laat Hij dan al die ellende toe?', vragen wij ons af. Op dit soort vragen geven de profeten vaak als antwoord: 'Dit is een straf van God, die ons met harde hand op het rechte pad wil brengen'. Maar wij vragen dan: 'Wat moet een jonge moeder met haar kindje met zo'n antwoord, als zij die vreselijke tocht door de woestijn moet maken op weg naar Babylon?'. En wat moeten de nabestaanden van vlucht MH17 of van de crash van het toestel van German Wings met zo'n reactie? Of vluchtelingen uit Syrië? Wij zeggen: 'Liever geen antwoord, dan een antwoord dat extra pijnlijk is voor zoveel onschuldige slachtoffers!' We kunnen ook proberen naar de Schriftteksten te kijken vanuit een ander godsbeeld: namelijk God als oceaan van oneindig mededogen, die niet kan voorkomen dat duistere wolken van lijden en onmenselijkheid over onze wereld trekken, maar die al het mogelijke
doet om te helpen en te genezen, zoals we dat hebben gezien in heel het optreden van Jezus van Nazaret. In het 1e boek van de Bijbel wordt al gezegd: 'De aarde was woest en leeg; duisternis bedekte haar afgrondelijkheid. God sprak: ' Er moet licht zijn.' En deze woorden gaan niet enkel over een situatie van heel lang geleden, maar ook over hier en nu. Duisternis en chaos heersen nog steeds op onze wereld, maar God blijft zeggen: ' Er moet licht zijn'. Als wij geloven dat God ondanks alles het laatste woord heeft, dan is dat precies hetzelfde als zijn eerste woord: ' Er moet licht zijn!' Soms verbazen we ons over het fundamentele vertrouwen dat we bij sommige mensen tegenkomen. Zo schreef een jonge vrouw die in haar leven vreselijke dingen heeft meegemaakt als een soort geloofsbelijdenis: 'Mijn geloof is een onuitputtelijke bron. Zoeken doe ik niet meer. Ik weet dat ik het weet, maar wát ik weet weet ik niet. Maar toch weet ik het. En zo blijf ik op weg gaan, putten en groeien uit de bron die niet te benoemen is'. Als we met zo'n beeld van God kijken naar de lezingen van deze dag, dan valt er en ander licht op. Mensen als Ezechiël, Paulus en Jezus van Nazareth wisten van binnenuit dat God, de Eeuwige het laatste woord heeft, en dat woord is licht, leven en toekomst, ook als het onmogelijk schijnt. Zij wisten het in hun hart, ook al protesteerde wellicht hun verstand. En dus zochten ze naar lichtpunten, naar stralen van dat Licht in hun dagelijkse bestaan. Voor Ezechiël is het de hoop, tegen alle wanhoop in, dat het volk Israël niet voor altijd verloren zal gaan , maar als een fris stekje opnieuw levenskansen zal krijgen. In de woorden van Jezus is het de groeikracht van het zaad, die bewijst dat leven sterker is dan wat mensen doen en laten. En dat je daarop kunt vertrouwen en rustig kunt gaan slapen. En Paulus schrijft dat zelfs de dood niet zo ontzaglijk bedreigend meer is, want buiten de ruimte van Gods aandachtige liefde val je nooit, of je nu leeft of gestorven bent. Als wij willen weten hoe dat precies gebeurt? God mag het weten. En precies in dát weten van God kunnen wij ons geborgen voelen, al zullen de 'ja maar 's' ons wel vaker door het hoofd blijven spoken. Laten we maar bidden, dat dit besef en dit vertrouwen in ons mag toenemen en dat het kleine mosterdzaadje van ons geloof met Gods genade kan uitgroeien tot een stevige struik of boom. AMEN. A.G.M. Franssen, vic.
Zondag 7 juni 2015 - SACRAMENTSDAG Overweging bij Exodus 24, 3-8 en Marcus 14, 12-16 + 22-26. VERBONDEN MET JEZUS EN MET ELKAAR Een collega vertelt: 'Jaren geleden was ik in de VS om een vriend te bezoeken. In de pastorie waar hij woonde werd mijn aandacht getrokken door een affiche waarmee de parochianen werden opgeroepen om minimaal eenmaal per week met het hele gezin aan tafel te eten. Toen ik daarover vragen stelde, hoorde ik dat het heel ongebruikelijk was om samen aan tafel te eten. Iedereen kwam op verschillende tijden thuis van school, werk en sportclubs, nam iets uit de koelkast, zette dat in de magnetron en at vervolgens voor de TV met een bord op schoot. In de parochie maakte men zich zorgen over deze ontwikkeling. Als dat de normale gang van zaken is, wordt het gezin een pension en verpieteren de onderlinge relaties. Men hoopte door dit initiatief leden van één gezin weer aan één tafel te krijgen.' Als deze gang van zaken hier voet aan de grond zou krijgen, komen dan onze relaties als gezin niet ernstig in de verdrukking? Vandaag is het Sacramentsdag. Het is een dag om speciaal stil te staan bij de betekenis van de Eucharistie. Die betekenis is heel rijk en kent vele kanten en facetten. Vandaag wil ik er twee aspecten uitlichten. Het eerste is dit: dat de viering van de Eucharistie verbondenheid schept met elkaar en met Jezus die ons dit teken van brood en wijn heeft nagelaten. Wat die Amerikaanse parochie met een wekelijkse maaltijd aan één tafel hoopte te bereiken is verbondenheid met elkaar, zich betrokken voelen op elkaar, gesprek met elkaar. Iets daarvan hopen ook wij te vinden, als we naar de kerk komen. Er zijn vieringen waarin we dat heel uitdrukkelijk voelen: de mensen die hier nu samen zijn en naar voren komen om het H. Brood van de Eucharistie met elkaar te delen, die hebben iets met elkaar. Dat geldt zeker bij bijzondere vieringen als een huwelijk, jubileum of uitvaart. En zelfs als die verbondenheid er aanvankelijk niet is, omdat je niemand in de kerk kent, dan licht er toch iets van herkenning op als je elkaar de vrede wenst of samen ter communie gaat. Je merkt dan: we hebben iets gemeenschappelijks, ook al zijn we van elkaar gescheiden door de taal of andere belemmeringen. Het is deze verbondenheid die Jezus op de laatste avond van zijn leven met zijn leerlingen wilde vieren. Het paasfeest was en is voor Joodse mensen het centrale feest, het zgn. Pesachmaal. Het wordt vooral gevierd in familieverband of - als die er niet is - met vrienden. Misschien is U opgevallen in het Evangelieverhaal hoe zorgvuldig dit feestmaal in opdracht van Jezus is voorbereid. Op deze avond laat Jezus in het gebaar van het breken van het brood en het rondgaan van de beker zijn leerlingen een teken na. Het is een teken waarmee zij die verbondenheid met elkaar kunnen blijven vieren, ook als Hij niet lijfelijk meer in hun midden is. Dit is het begin van de Eucharistie die wij samen vieren. Ook al laten velen het tegenwoordig afweten, toch blijft de Eucharistie onmisbaar om het verder uiteen vallen van onze kerkelijke gemeenschappen tegen te gaan. Wel moeten we blijven letten op de manier waarop wij dit sacrament vieren: helpt het ons om onderlinge verbondenheid te scheppen? Helpt de viering van de Eucharistie verbonden te blijven met Jezus, die het geheim is van ons leven en geloven. Zoals we weten bestaat de Eucharistie altijd uit twee delen. Op de 1e plaats lezen we uit de H. Schrift. In de eerste lezing hebben we gehoord hoe Mozes het boek van het verbond neemt en het volk daaruit voorleest. Zo lezen ook wij in iedere viering uit de Bijbel. Door de boodschap serieus te overwegen en als leidraad voor ons leven te nemen, ontstaat er verbondenheid. En die verbondenheid kan nog dieper worden ervaren, als we tijdens de Communie naar voren komen en onze handen (mond) openen om onder het
teken van Brood het Lichaam van de Heer te ontvangen. Hij is immers het Brood dat onze diepste honger kan stillen, Brood van liefde dat ons verbindt met Hem en met elkaar. Vandaag krijgt onze Eucharistieviering een bijzonder accent. Straks dragen wij het Brood van de Eucharistie - teken dat Jezus onder ons aanwezig is en met ons meetrekt - door de straten van ons dorp. Met muziek, zang en gebed, met bloemen, kaarsen en wierook brengen wij eer aan Jezus, onze Heiland. Misschien komt het sommigen wat overdreven voor, niet meer van onze tijd. Toch is dit eerbetoon, deze uiting van ons geloof niet vreemd. Als wij thuis hoog bezoek krijgen, dan zijn we misschien nerveus, maar we voelen ons ook vereerd. Het sterkt ons gevoel van eigenwaarde. Jaarlijks zijn wij bijvoorbeeld getuige van wat er op en rond koningsdag gebeurt in de steden en dorpen, waar koning en koningin met hun gevolg op bezoek komen. Alles wordt uit de kast gehaald. Groepen en verenigingen zetten hun beste beentje voor om de hoge gasten te eren. Is het dan vreemd, als wij Jezus Christus, onze Herder en Leidsman een koninklijk onthaal bieden? Een eerbetoon Hem ter eer, maar ook om ons dieper met Hem en met elkaar verbonden te weten. Ons te realiseren hoezeer wij Hem en elkaar nodig hebben om volop te leven. Daarom bidden en zingen wij: 'Geloofd zij Jezus Christus, nu en tot in eeuwigheid'. AMEN. A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 30 mei 2015 HOOGFEEST VAN DE HEILIGE DRIE-EENHEID (wordt gevierd op de eerste zondag na Pinksteren) Overwegingen bij Deuteronomium 4, 32-34 + 39-40 en Matheüs 28, 16-20. HEILIGE DRIEVULDIGHEID We vieren vandaag het kerkelijk hoogfeest van God in zijn heilige Drievuldigheid of Drieëenheid. Geloof in God is, zoals we gewaar worden, in onze tijd niet vanzelfsprekend. Vooren tegenstanders van het bestaan van God kruisen de degens en zoeken naar argumenten, die anderen moeten overtuigen. Bij alle voors en tegens toch het opmerkelijke feit, dat 'God' -met alles wat bij dat woord gedacht en ervaren wordt- gelovigen en ongelovigen blijft bezighouden. Dat gebeurt al of niet in het kader van een godsdienst of kerk waarin eenzelfde geloof met anderen wordt gedeeld. Bij ons, christenen, gaat het om een geloof in Gods liefde voor ons, ervaarbaar in de schepping, zichtbaar in de geschiedenis van God met zijn volk, en ons verder geopenbaard in Jezus Christus, die ons de weg naar God wijst. Volgens een woord uit het Evangelie van Johannes is Jezus voor ons immers 'weg, waarheid en leven'. Daar gaan we wat nader op in. Misschien dat we een beetje kunnen aanvoelen wie God voor ons is. We beginnen met de ervaring van God als Jahweh. Als nomade met de kudde van zijn schoonvader in de woestijn op zoek naar het schaarse voedsel overkomt Mozes de gedachte: 'ik moet mijn volk uit de slavernij in Egypte bevrijden. Mozes ervaart die gedachte en dat verlangen als een roeping afkomstig van God, die zich laat kennen als 'Jahweh'. Dat is een Hebreeuws woord dat 'Ík ben die is' betekent. God is er, overeenkomstig dat woord, er altijd. God was in het verleden, God is er nu. God zal er zijn in de toekomst. God is. We willen ons daar graag iets bij voorstellen en dat gebeurt altijd naar onze menselijke maat. God wordt afgebeeld als een alziend oog. God als Vader afgebeeld als een oudere man met een baard. Voorstellingen van Jezus zijn wat gemakkelijker want Hij heeft onder ons gewoond. Gods Geest wordt voorgesteld als vurige tongen, als een duif. Als die voorstellingen probeen God te vatten maar schieten ook tekort. God is ons weliswaar nabij, maar is ook groter dan wij. Dat maakt ons bescheiden in ons denken en voorstellen van God, maar ook dankbaar, omdat God er is voor ons. Terwijl wij er nú zijn in 2015, waren we een paar honderd jaar geleden er niet. En er komt een toekomst waarin wij die nu leven er niet meer zullen zijn. Dat is anders met God. 'Hij was er, is er en zal er zijn'. Hij is. En dat heeft ook zijn betekenis voor ons leven met elkaar. Dat was vroeger zo, dat is nu nog zo. Het geloof in God werkt bevrijdend. In zijn naam bevrijdt Mozes zijn volk uit de slavernij. Slavernij, in welke vorm dan ook, past - naar ons geloof in God - niet bij de mens. Het kwaad, dat afbreuk doet aan een leven in vrijheid en mensen tot slaaf maakt, past niet bij ons geloof in God. Men heeft de eerste eeuwen van het christendom geprobeerd God in leerstellingen te vangen. Dat is niet zo vreemd. Als mensen is het ons eigen om te proberen zicht te krijgen op de werkelijkheid waarin wij leven, ook op de werkelijkheid die God genoemd wordt. Wetenschap, techniek, uitvinding van apparaten, die ons het leven gemakkelijk maken horen bij dat streven. Maar de werkelijkheid van God gaat ons te boven. Wij kunnen God alleen benaderen. Daarbij zijn woorden in verhalen en gebeden uit de heilige Schrift nog het meest veelzeggend. Hoe mooi bijvoorbeeld het oude Joodse lied: 'God is mijn herder' (psalm 23). Of het gebed waarin God onze Vader wordt genoemd; een gebed dat we zo vaak bidden Of God die door de apostel Johannes vereenzelvigd wordt met de liefde. God is liefde en de bron van de liefde in de mens. Jezus wordt gezien als de belichaming van Gods liefde. God heeft in Hem ons levenslot tot in de dood gedeeld. Mensenzoon, beleden als Gods Zoon. Hij was ontvangen door toedoen van Gods Geest en leefde vanuit Gods Geest. In ons kruisteken hebben we de drie benaderingen van God bij elkaar: Vader, Zoon en Geest. Ze maken deel uit
van ons bestaan als gelovige mensen. Want in die Namen zijn wij gedoopt en zijn wij de wereld in gestuurd om er als gelovigen heilzaam aanwezig te zijn Wij mogen ons toevertrouwen aan God die als een Vader voor ons is. Als we Jezus, Mensenzoon en Gods Zoon navolgen leven we in Gods Geest en komen we op onze bestemming. Zo is God de in ons leven Aanwezige, Hij die is, de bron van de liefde waaruit wij er zijn voor en met elkaar, dichtbij en veraf. Pastoor A. Reijnen -------------------- ---------------------------------------OMDAT GOD RELATIE IS Waarschijnlijk hebt U het verhaal wel eens gehoord, maar het helpt, als wij vandaag het mysterie overwegen van de drieëne GOD, Vader, Zoon en H. Geest. Lang geleden leefde er een grote geleerde, Augustinus. Hij was heel goed thuis in de Bijbel en dacht veel na over God. Eén ding kon hij maar niet begrijpen. Hij had in de Schrift gelezen dat God bestaat uit drie personen: Vader, Zoon en H. Geest. En er is maar één God. Daar piekerde hij al jaren over. Op een mooie zomerse dag besloot hij te gaan wandelen langs het strand. Hij dacht: daar zie ik de oneindig grote zee. Daar kun je goed aan de oneindig grote God denken die zee en land heeft gemaakt. Al wandelend dacht hij over het grote geheim van God. Hij zag er een jongetje heen en weer lopen met een emmer. Deze had een kuiltje gegraven in het zand. Met zijn emmer liep hij telkens naar de zee, schepte hem vol water en ging terug naar zijn kuiltje. Daar goot hij zijn emmer leeg en liep terug naar de zee. Zo ging hij maar door. Augustinus had dat schouwspel een poosje gadegeslagen en vroeg verwonderd aan de jongen: ''Wat ben jij aan het doen?'. Het jongetje antwoordde: ' Ik ben de zee aan het leegscheppen.. Ik schep ze in mijn kuiltje. Augustinus moest lachen en riep:' Dat kan toch niet. Die grote zee past toch niet in jouw kleine kuiltje?' Het jongetje keek op en zei: 'Bent u niet die geleerde Augustinus? U probeert te begrijpen dat God Vader, Zoon en Geest is en toch één God. God is net als de grote zee en uw verstand als dat kleine kuiltje in het zand. Hoe wil dan een kleine mens die grote God helemaal begrijpen? Dat kan toch ook niet! Ons menselijke verstand kan de oneindige God niet bevatten! ' Augustinus stond perplex. Met verbaasde ogen staarde hij voor zich uit. Toen hij opkeek, was het jongetje verdwenen. Door de eeuwen heen hebben vele grote theologen zich het hoofd gebroken over dit mysterie. Matteus wil iets bijzonder belangrijks met ons delen, als hij vandaag zijn Evangelie besluit met de opdracht die Jezus aan zijn leerlingen geeft: nl. alle mensen op de wereld te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Wat vraagt Jezus van zijn leerlingen? De bijzondere aanwezigheid van de drieëne God in ons leven herkennen wij misschien makkelijker, als we niet op de eerste plaats de weg volgen van ons analyserend en redenerend verstand, maar die van onze ervaring en beleving. Als het gaat om de liefde van de ene mens voor de andere, dan ervaren we die vaak overduidelijk. Tegelijk schiet ons begrip te kort om uit te leggen waar die precies vandaan komt en wat ze met een mens doet. Zo raken we soms onder de indruk van de schoonheid en de ordening in de schepping. Het kleinste insect tot het grootste sterrenstelsel is een wonder van kleur en vorm. Het kleinste schelpje op het strand kan ons verbaasd doen staan door zijn door zijn tinten en afwerking. Is de verklaring: ' Er moet wel iets bestaan!' niet te mager. Mijn intuïtie zegt dat hier veel meer achter zit dan een domme kracht of een verborgen dynamiek in de materie. Zouden we dat 'íets' niet beter 'Liefde' noemen? Jezus heeft het nog een mooiere naam gegeven: Hij spreekt van 'Vader'. Nog sterker. Hij gebruikt het woord 'Abba', het Aramese woord voor 'Papa', dat alleen binnenshuis
gebruikt werd. Als je iemand zo aanspreekt, dan treedt je binnen in een relatie. Dan wordt het een ontmoeting en is er sprake van genegenheid, wederzijds. Als wij in het spoor van Jezus God ook durven aanspreken als 'Onze Vader', dan komen we terecht in diezelfde relatie en delen we in diezelfde geest. In zijn brief aan de christenen van Rome getuigt de apostel Paulus hoe de Geest in ons verzekert dat wij Gods kinderen zijn. De eerste lezing uit het boek Deuteronomium beschrijft hoezeer de God van de schepping als een Vader op ons mensen betrokken is en zich voor ons inspant. Met woorden en beelden die stammen uit onze menselijke ervaring spreken wij van één God in drie personen: God Vader als de bron van ons bestaan, als de oorsprong van al wat er is, leeft en groeit. Jezus heeft ons doen ervaren hoe God, de Schepper, niet hoog en ver van ons vandaan is. Nee, Hij is met ons bezig als een vader of moeder, ouder of verzorger. Jezus spreekt van 'Papa'. Dan: Jezus als Woord en Zoon van God laat aan ons mensenkinderen zien wie God is. Hij is het beeld van de Vader bij uitstek. Hoe hadden wij anders ooit kunnen verstaan dat God Liefde is. In Jezus is Hij onze Broeder geworden en een voorbeeld om na te volgen. Goede ouders houden wat zij het belangrijkst en kostbaarst vinden in hun relatie niet voor zichzelf. Ze vertellen ervan en geven het door aan hun kinderen. Zou het dan niet zó kunnen zijn dat Jezus ons betrekken wil bij de Liefdesband die er bestaat tussen de Vader en Hem en die Hij H. Geest noemt? De Geest die voortkomt uit de Vader en de Zoon, zoals wij belijden is ons Credo. Zoals ouders het beste van zichzelf doorgeven aan hun kinderen als Geestelijke Bagage, zo belooft Jezus dat zijn leerlingen de H. Geest zullen ontvangen om zijn werk in deze wereld voort te zetten. We kunnen Hem ervaren in onze relaties als vertrouwen en trouw, als genegenheid en troost. Hij wil ons omvormen tot mensen die de liefde voor God en de naaste in praktijk brengen. Hij geeft ons de kracht om mensen te worden die niet met elke wind of hype meewaaien, maar mensen uit één stuk, zoals de Vader, de Zoon en de Geest in zichzelf altijd samen zijn. Zo vertoont God zich aan ons als één God in drie personen - drie manieren waarop Hij met ons omgaat, drie manieren waarop wij iets van Hem kunnen ervaren. Zo kunnen wij Hem aanspreken en tot Hem bidden: 'God, oorsprong van alles en bron van ons bestaan, wij noemen U Vader. God aan onze zijde, broeder en metgezel, wij noemen U Zoon. God in ons hart, die in ons woont en in ons bidt, wij noemen U heilige Geest. Om te groeien in dit geloof moet je van Jerusalem naar Galilea gaan, zegt Jezus. Jerusalem staat voor de tempel, de priesterkaste en politieke macht. Galilea daarentegen is het land van de vissers en de gewone mensen, die geraakt werden door de boodschap van de zaligsprekingen. M.a.w. zegt Jezus tegen ons: als je God echt wilt ontmoeten, klamp je niet vast aan de wet, maar luister naar de geest. Streef niet naar macht, maar probeer dienstbaar te zijn. Het is dé uitdaging voor ons en de kerk van vandaag. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic.
25 mei 2015 2e PINKSTERDAG WIJ ZIJN GEEN SPEELTUIG MAAR GODS MEDEWERKERS Als mensen een relatie aangaan, doen ze dat in de hoop op wederkerigheid. Ze hopen op een contact dat verrijkend en aangenaam is voor beide partners of partijen. Wie niet verder komt dan het bewonderen van de ander of die de ander ziet als een begerenswaardig speeltuig of een winstobject, zo iemand zal er niet in slagen een duurzame en vruchtbare relatie op te bouwen. Jezus leert ons dat God Liefde is en dat de relatie die Hij met ons mensen wil, voortkomt uit liefde. Zo lezen wij in het scheppingsverhaal dat Hij de mens die Hij gemaakt had, zijn eigen levensadem heeft ingeblazen. Als God zo in liefde op ons betrokken is, dan is het onmogelijk dat Hij ons mensen beschouwt als zijn speeltuig. Iemand bv. die graag met treintjes speelt, laat ze lopen op zijn eigen rails en rijden en stoppen naar eigen believen. Of zoals een artiest die zijn poppen laat bewegen door aan de touwtjes te trekken. God heeft ons gemaakt naar zijn beeld, zegt de Schrift. Niet als zijn speeltuig, maar in de hoop dat Hij contact met ons krijgt en wij reageren op zijn handelen met ons. Zijn drang om te scheppen komt niet voort uit egoïsme, hebzucht of een kinderlijk verlangen om mensen naar zijn pijpen te laten dansen, maar uit liefde. Hij hoopt dat zijn scheppingswerk rijke vruchten voortbrengt voor beide partijen. Zo zegt de mysticus Meister Eckhart dat onze relatie met God, die onze Levensbron is, een interactieve relatie is. Dat ze berust op wederkerigheid. Betekent dat dan ook niet, dat God luistert naar ons bidden? Dat het Hem ter harte gaat, als wij ons oprecht tot Hem wenden? Dat Hij niet onverschillig en doof blijft voor onze pogingen om met Hem in contact te komen? ' De H. Geest bidt in ons met onuitsprekelijke verzuchtingen', zegt Paulus. ' En God weet waar de Geest op doelt'. De goddelijke Kracht die wij H. Geest noemen, omvat en doordringt het heelal. En als wij via ons gebed en onze zorg voor anderen a.h.w. pijlen van hoop, solidariteit en vrede 'naar boven' sturen, zouden wij dan niet iets te weeg brengen in het hart van God?. Onze gebeden laten Hem niet onberoerd. Zo leert de Bijbel en spreken ook mystieke vrouwen/mannen. Sluit dat ook niet aan bij onze menselijke ervaring? Als een relatie goed is, gaat het wel en wee van de ander mij ter harte. Als iemand daar onverschillig voor blijft , is er geen sprake van liefde, maar van egoïsme of dictatuur. Jezus zegt tot zijn leerlingen: ' Als je Mij lief hebt, zul je mijn woord als kompas nemen voor heel je doen en laten. Dan zal de Vader jullie op mijn gebed een andere Helper geven om voor altijd bij jullie te blijven: de Geest van de waarheid, voor wie de wereld niet ontvankelijk is, omdat ze Hem niet ziet en niet kent. Misschien mogen we het vervolg van Jezus woorden zo vertalen: Jullie kennen Hem, omdat Ik zo lang met jullie ben opgetrokken. Wat Ik daardoor in jullie te weeg heb gebracht, de Geest die Ik zo op jullie heb overgedragen, Hij blijft bij jullie en zal in jullie zijn'. Goede ouders zullen datgene wat hen het meest dierbaar is, proberen aan hun kinderen mee te geven. Ze laten hen delen in hun geest, in wat hen bezielt en doet leven. Als wij dan Gods kinderen worden genoemd, dan is het niet vreemd als Jezus zijn leerlingen belooft - dus ook ons - dat wij mogen delen in de liefdesband, de intieme verbondenheid die er bestaat tussen de Vader en Hem en die wij H. Geest noemen. Als wij durven bidden om de H. Geest, dan maakt Die ons open maken voor Gods bedoelingen, ons steeds gevoeliger voor de noden en het welzijn van onze naasten en voor wat wij zelf echt nodig hebben. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic.
24 april 2015 PINKSTEREN Pinksterzondag 24 mei. Overweging bij Handelingen 2, 1-11 en Johannes 20, 19-23. OM WARMTE EN OMVORMING VAN DE GEEST Als warme en koude lucht met elkaar in contact komen, dan kan het flink gaan spoken en waaien. Is dat niet een mooi beeld van wat er op het 1e Pinksterfeest in Jerusalem gebeurt. De warmte van de Geest blijkt in staat de kou en de angst die er heerst onder Jezus' leerlingen om te vormen. Het gaat hier niet om het brengen van iets volkomen nieuws, maar om te transformeren wat er al is tussen hen. In veel Pinksterliederen komen we dat tegen. We horen daarin: 'Kom, o H. Geest, maak weer zacht wat is verstard, koester het verkilde hart,.. zachtheid die de ziel geneest, kom verkwikking, zoet en mild…, was wat vuil is en onrein..' De Geest is als warmte die weet te ontdooien, te smelten, warmte die koestert. De Geest is een trooster, een droger van tranen, een verademing. De 12 leerlingen, Maria en de vrouwen waarvan de 1e lezing verhaalt, ze zijn duidelijk aangeslagen door wat er met Jezus is gebeurd. Ze zijn gewond en verkild. Doodsbang ook, want hun Inspirator is weg en ze hebben geen moed en energie om het leven op eigen kracht voort te zetten. Er zou na de hemelvaart van Jezus iets gaan gebeuren, maar wat? Hij heeft hun beloofd dat de Geest zou komen, maar waar blijft die Geest nu? Wat hier gebeurt is voor ons herkenbaar: in je verlangen naar zekerheid wil je zo graag dat er meteen een oplossing komt, zodat je weet waar je aan toe bent. De leegte die er ontstaan is moet worden opgevuld. Maar gaat het in ons leven niet zo, dat er eerst leegte moet zijn, dat we moeten erkennen dat we het even niet meer weten en dat we het daar een poosje bij moeten uithouden? Wie steeds maar denkt precies te weten hoe het zit en hoe het verder moet, is al klaar. Zo'n mens staat niet open voor de Geest die 'waait waar Hij wil'. In zo'n situatie van leegte is het goed om samen te zijn met lotgenoten, en 'dat even niet weten' met elkaar te doorstaan. Als je niet goed weet waar je het moet zoeken, is het ook belangrijk om een vertrouwde plek te hebben. Zo zitten de leerlingen, Jezus' moeder en enkele vrouwen bij elkaar in de bovenzaal, waar ze vaker bijeen komen. En dan komt de H. Geest in wind en vuur. Biddend worden ze door de Geest geraakt, verwarmd en vervuld. Ze krijgen weer moed, ze durven ramen en deuren open te zetten en de vele mensen die er zijn toe te spreken. Hun woorden zijn zo hartverwarmend dat iedereen hen verstaat. Ze raken hen met hun geloof en enthousiasme. Zonder de H. Geest zou er geen Kerk zijn. Vandaag vieren wij haar verjaardag! De Geest mogen we beschouwen als de werkzame kracht van God in ons leven. Het gaat daarbij niet om allerlei opzienbarende tekens en 'vuurwerk'. Belangrijk is wat de Geest onder ons te weeg brengt. De H. Geest ervaar je niet op plaatsen waar mensen enkel vol zijn van zichzelf, van eigen sores, eigen gelijk of belangrijkheid. Je vindt Haar ook niet waar onrecht is, agressie en negativiteit. Daar word je dof en mistroostig van. St. Paulus zegt: 'Al spreek ik met tongen van engelen en mensen, als ik geen liefde heb, stelt het niets voor'. Alleen liefde kan mensen veranderen. Op zoek naar tekens van de H. Geest komen we terecht bij de Meester van de zachte waarden. Jezus roept niet op tot agressie, maar tot vergeving. Hij nodigt niet uit tot vernieling, maar tot hulp en tedere zorg voor het kleine en kwetsbare. Je komt de Geest tegen waar mensen open staan en elkaar ruimte geven. De Geest maakt zich kenbaar, waar mensen voor elkaar opkomen, delen met wie in nood is en onder ogen zien wat moeilijk is en pijn doet. Ze is daar waar echt aandacht is voor verwarring en wanhoop. Je wordt er warm van en soms ontroerd. Wat er hard is in je, wordt zacht gemaakt. Als in Afrika
of elders mensen worden verdreven uit hun woongebied, omdat er delfstoffen in de bodem zitten of als mensen elkaar te lijf gaan vanwege het behoren tot een andere stam of het belijden van een andere godsdienst , dan snijdt ons dat door de ziel. We komen de Geest tegen waar mensen van verschillende culturen hun best doen elkaar te ontmoeten en vooroordelen uit de weg te ruimen. ´De Geest waait waar Zij wil´, zegt Jezus. Als christenen mogen wij niet de kop in het zand steken voor negatieve ontwikkelingen, maar we mogen ons er ook niet door laten ontmoedigen. Zou het niet zo kunnen zijn, dat die Geest van God ook aan het werk is op plaatsen waar wij Haar niet zoeken? Wezenlijk is dat wij blijven bidden om de Geest, zodat wij een open oog houden voor zijn werken in de wereld van vandaag en verstaan wat Jezus nu van ons vraagt. In het Evangelie van vandaag wordt de Geest een helper genoemd, die ons nieuw elan kan geven. We mogen erop vertrouwen dat we ons steeds opnieuw kunnen laten vervullen van H. Geest. Dat deze Geest ons zal verwarmen en doet volstromen met Gods levensadem. 'God is liefde', zegt Johannes.' Onbegrijpelijke liefde.' En Jezus belooft, dat wij als Gods kinderen mogen delen in de Geest, in de liefdesband, die intieme verbondenheid die er is tussen de Vader en Jezus. Graag wil ik eindigen met een gebed van Paul Bruggeman en Gerard Zuidberg: 'Geest van God, daal neer over de chaos van onze wereld, waar mensenhanden het leven verscheuren in armoe, honger, lijden en verdriet, waar het duister heerst van gevangenschap en oorlog, de leegte van ontheemding en mensen op de vlucht, de woestijn van ontbering en uitzichtloosheid. Geest van God, beziel ons en scheid licht van duisternis. Geest van God, daal neer als een vuur over onze wereld: dat wij warmte bieden aan wie in de kou staan; dat geestdrift ons mag aansteken: dat volken elkaars taal leren spreken en verstaan. Herschep ons, als we moedeloos zijn, doe ons ontbranden wanneer we uitgedoofd zijn. Geest van God, beziel ons, dat uw vuur onze harten loutert. Geest van God die in ons bidt, die in ons werkt, blijf ons doordringen met uw gaven en zend uw Adem door ons heen.' AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 16 mei 2015 Overweging bij Handelingen 1, 15-17 + 20a + 20c-26 en Johannes 17, 11b-19. JEZUS BIDT VOOR ONS EN WIJ BIDDEN VOOR ELKAAR. 'Wij hebben de liefde van God voor ons leren kennen door Jezus, die de Vader naar de wereld gestuurd heeft om onze Heiland en Verlosser te zijn. God is liefde. Als God ons zozeer heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben'. Zo schrijft de apostel Johannes in zijn Eerste brief. In het Evangeliefragment van vandaag bidt Jezus voor zijn leerlingen: 'Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die U Mij hebt gegeven; behoed hen voor het kwaad. Geef hen de kracht om de eenheid en de liefde onder elkaar te bewaren, zoals Wij één zijn'. U herinnert zich ongetwijfeld nog dat een wetgeleerde bij Jezus komt en Hem de vraag stelt, wat het voornaamste gebed is van de Thora. Jezus kaatst de bal terug en vraagt: Wat staat er in de Wet, wat leest U daar? De wetgeleerde citeert dan de bekende tekst: 'Gij zult de Heer, uw God lief hebben met heel uw wezen en met al uw krachten en uw naaste als u zelf'. Er staan in de Wet geen geboden die belangrijker zijn dan deze twee. 'Doe dat maar', zegt Jezus, 'en je zult leven'. 'Maar wie is dan mijn naaste?', wil de wetgeleerde weten. 'Waar ligt de grens? Hoever moet je gaan met je liefde voor de naaste?' En Jezus vertelt dan de parabel van de man die in handen valt van rovers en van de vreemde, de Samaritaan, die zich zijn lot aantrekt en zich over hem ontfermt. Met andere woorden een wildvreemde kan je naaste worden. Door alle communicatiemiddelen is onze grote wereld klein geworden. Dag en nacht worden wij geconfronteerd met het lief en leed van anderen, dichtbij en heel ver bij ons vandaan. Op verschillende manieren worden wij opgeroepen om mensen in nood te helpen. Mensen die slachtoffer zijn geworden van een natuurramp zoals in Nepal, maar ook de zee van vluchtelingen die huis en haard moesten verlaten vanwege oorlog en geweld. En dan de velen die de armoe en ellende ontvluchten op zoek naar een beter bestaan. Misschien hebben we behoefte ons aan te sluiten bij de vraag van de wetgeleerde: 'Ja, maar, wie is dan mijn naaste?' Het antwoord op die vraag, laat Jezus over aan ieder van ons persoonlijk en wij weten goed dat Hij niet het onmogelijke van ons vraagt. Wij mogen zelf bepalen waar voor ons de grens ligt en dat zal van mens tot mens verschillen. En omdat Jezus beseft dat er spoedig een eind komt aan zijn leven op aarde en weet heeft van de zwakheid van zijn leerlingen bidt Hij voor hen dat ze stand mogen houden in de liefde die Hij hen heeft voorgeleefd. Zoals Hij zelf naast bijval en enthousiasme ook felle weerstand en tegenwerking heeft opgeroepen, zo zal het ook zijn leerlingen vergaan. En daarom bidt Hij dat God hen mag bewaren voor egoïsme en kwaad. Als wij met aandacht geluisterd hebben naar het verhaal van een zieke of iemand anders die het moeilijk heeft, dan vraagt de ander wel eens: 'Wil je aan me denken in je gebed?' Of we bieden zelf aan: 'Ik zal voor je bidden!' Dat bidden wordt als regel erg op prijs gesteld en door de ander ervaren als een steun. Johannes vertelt ons, dat Jezus niet alleen bidt voor zijn leerlingen, maar ook voor hen die door hun woord in Hem geloven. Hij bidt dus ook voor ons: dat wij de moed en de wijsheid ontvangen om goede keuzes te maken en de juiste grenzen te trekken en dat wij gevrijwaard zullen worden van het kwaad van verdeeldheid en zelfzucht. Jezus belooft dat Hij de Vader vraagt ons de H. Geest te zenden, die ons in herinnering brengt wat Hij geleerd en gedaan heeft. De Geest die ons aanvuurt, sterkt en troost om te handelen in Jezus geest. In de praktijk van alledag ervaren wij dat de oproep om elkaar lief te hebben verre van eenvoudig is, vooral als een ander ons tekort doet of onze toewijding niet waardeert.
Daarom is het belangrijk te bidden dat God onze zwakheid te hulp komt. En niet alleen onze zwakheid, maar ook die van onze naaste. Zodat wij elkaar tot steun zijn, niet alleen door onze hulp en naastenliefde, maar ook door ons gebed. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic
Donderdag 14 mei 2015 Hemelvaartsdag Overweging bij Handelingen 1, 1-11, Ef 4, 1-13 en Marcus 16, 15-20 ''t KUNT GOOD' U zult het waarschijnlijk zelf ook al hebben ondervonden dat mensen die het moeilijk hebben, zwaar ziek zijn en zelfs hun dood onder ogen zien, een soort oervertrouwen uitspreken: 'het komt goed'. Het treft me gezien de omstandigheden waarin ze verkeren. Een klasgenoot had in de rouwadvertentie bijna veertig jaar geleden laten zetten: God heeft ons geen kalme reis beloofd maar wel een behouden aankomst. Waar halen mensen toch dat vertrouwen vandaan. Degenen die ik ontmoet of gekend heb en zoiets zeggen, heb ik telkens ervaren als gelovige, eenvoudige mensen zonder pretenties. Hun oervertrouwen komt voort uit hun geloof, dat wat er ook gebeurt God hen niet in de steek zal laten, maar uiteindelijk hun redding zal zijn. Daar halen ze de moed vandaan te verdragen, los te laten en zich toe te vertrouwen. Voor de mensen om hen heen is wat ze zeggen een troost, want ze voelen aan dat degene die het moeilijk heeft er niet onderdoor, maar overstijgt wat hij of zij moet doorstaan. De leerlingen van Jezus zijn een aantal jaren met hem omgegaan. Ze zijn door zijn doen en spreken aangetrokken. Ze zijn hem gevolgd, maar hebben hem vaak niet begrepen. Ze hebben gezien hoe hij onder de aanvallen van zijn tegenstanders overeind is gebleven. Ze hebben vaak aan hem ervaren hoe groot zijn vertrouwen op God is, zijn en onze hemelse Vader. Ze hebben gehoord maar niet begrepen dat hij, Messias, gezalfde van God, moet lijden. Maar hij heeft er altijd achteraan gezegd dat het goed komt en dat zijn vader hem uit de dood zal opwekken. Maar echt begrepen hebben ze hem niet. Ze vragen zelfs nog als hij op het punt staat van hen heen te gaan of hij Israël in oude glorie zal herstellen, land en volk opnieuw groot en machtig zal maken. Jezus heeft hen al gezegd dat het goed is voor hen dat hij weggaat, want anders zal Gods Geest, die Hem zelf draagt, niet over hen komen. Met Jezus zelf is het nu in orde Door alle pijn en moeite, door kruis en lijden, die bij zijn leven hoorden, heen, is het met Hem goed gekomen. Hij gaat naar zijn bestemming, naar zijn Vader in de hemel van wie hij is uitgegaan. Oervertrouwen dat niet beschaamd is: het komt goed. En het kwam goed. De leerlingen krijgen nog wat anders te horen: voortaan moeten ze hetgeen Jezus gezegd en gedaan heeft zélf gaan doen. Ze moeten de Goede Tijding (Evangelie) doorgeven en voorleven in Jeruzalem, Judea en Samaria en tot aan het einde van de aarde'. Het dringt nog niet zo tot hen door want ze staren naar de hemel waarheen Jezus weggenomen is. Maar met naar de hemel staren kom je niet veel verder. De boden uit de hemel maken duidelijk, dat Jezus hen niet in de steek zal laten en eerlang terug zal komen om tot voltooiing te brengen waarvoor hij de aanzet heeft geleverd. Maar in de tussentijd moeten ze de Goede Tijding van Jezus verder brengen. Dat is intussen ook gebeurd. Na een periode waarin de trouwe aanhangers van Jezus zich opsluiten uit vrees voor zijn tegenstanders, raken ze door Gods Geest gemotiveerd en durven ze met Pinksteren naar buiten te treden. Hetgeen tot de leerlingen van toen is gezegd wordt over hun hoofden heen ook tot ons, leerlingen van nu, gezegd. Ook ons, christenen, wordt gevraagd in woord, in doen en laten getuigenis af te leggen van ons geloof in de Goede Tijding van Jezus in onze wereld. Geen gemakkelijke opgave waar er in onze tijd ook veel onverschilligheid ervaren wordt, er de spanning is van oorlog en vaak de afwezigheid van vrede. Waar mensen op de vlucht zijn voor oorlog, geweld en armoede. Wij, christenen worden gedragen door hun oervertrouwen, dat het goed komt, maar we worden ook verondersteldook bijdragen aan het beleven van Jezus' Goede Tijding in onze tijd en omstandigheden. A. Reijnen, pastoor.
Donderdag 14 mei 2015 HEMELVAART VAN DE HEER Overweging bij Handelingen 1, 1-11 en Marcus 16, 15-20. PASEN IN FRAGMENTEN Als je iets wil vertellen, kun je niet alles tegelijk zeggen. In woorden kunnen we de dingen alleen na elkaar zeggen. En dat is ook wat er in de Bijbel gebeurt. De Bijbelse auteurs vertellen de beelden van Jezus' verrijzenis als het ware opeenvolgend, na elkaar. Wat vieren wij dus op 's Heren Hemelvaart? We vieren Pasen, dat Jezus door de dood is heengegaan. We vieren dat vanuit een bijzondere invalshoek: nl. Pasen als het zetelen van Jezus bij God Vader in de hemel. Dat betekent voor ons geen afscheid van Jezus. Verre van dat! Jezus' plaats aan de rechterhand van God plaatst Jezus zo dicht bij God, dat wij in Christus Jezus voor altijd een directe toegang hebben tot God, de Vader. We hoeven niet bang te zijn dat God onbereikbaar is voor ons. We kunnen rechtstreeks tot Hem komen in, met en door onze verrezen Heer, Jezus Christus. Want God heeft Jezus tot Heer en Messias aangesteld, zo lezen wij in Handelingen 2, 36 Daarom zegt Jezus dat Hij door naar de Vader te gaan altijd bij ons is, tot het einde van de tijden. In de Bijbel is het zo dat hemel en aarde voorturend op elkaar betrokken zijn. De hemel is daarbij het voorbeeld voor de aarde. Hier op aarde zou het moeten zijn, zoals het in de hemel reeds is. Daar bidden we ook dagelijks om in het ' Onze Vader'. En juist omdat Jezus in de hemel is opgenomen, moet het aanschijn van de aarde veranderen. Het is dan ook niet de bedoeling naar de hemel te blijven staren. Je kunt stellen: de hemel is het getuigenis dat God bevrijdend is opgetreden door Jezus uit de dood op te wekken en een plaats te geven aan zijn rechterhand. En wij worden op weg gestuurd om een hemel te maken van onze aarde. Daarvandaan Jezus 'opdracht: 'Maakt allen tot leerlingen van God in mijn Naam'. Het 1e beeld om te getuigen van Jezus' verrijzenis was het licht, ontstoken in de Paasnacht; het 2e beeld is Jezus' verheffing aan Gods rechterhand. Het 3e beeld om Pasen te duiden is de H. Geest, die alles levend maakt en ons doet getuigen dat God Jezus niet heeft overgelaten aan de dood. Sterker nog: de Schrift leert ons: die Geest laat niet alleen Jezus niet aan de dood over, maar ook allen die in Jezus geloven. Deze verwoording van het Paasfeest gaan we vieren op de 50e dag van Pasen, op Pinksteren. We vieren op Hemelvaartsdag dus bepaald geen afscheid. In tegendeel: we vieren vandaag juist Jezus' aanwezigheid, zijn blijvende presentie zoals die ons door zijn Pasen gegeven is. Wie zegt dat Jezus bij God in de hemel zetelt, zegt vervolgens wel, dat de Geest van God dit alles bewerkt heeft. En dan niet alleen als een leuk privilege voor Jezus alleen. Als de Geest zo werkt ten gunste van Jezus, werkt de Geest ook inspirerend voor allen die geloven in de opstanding. Lucas maakt ons in de Handelingen der Apostelen duidelijk dat, juist omdat Jezus in de hemel is, Hij de Geest kan doen neerdalen. Zo belooft Jezus vandaag: 'Julie zullen kracht ontvangen van de H. Geest die over jullie zal komen'. Nou zijn er mensen die zeggen: 'Dat geloven in Jezus' verrijzenis en in een hemel: is dat allemaal geen illusie en begoocheling? Gemakkelijke troost voor mensen die niet gelukkig zijn? Niet vervulde verlangens die we projecteren op het scherm van het firmament? Fatamorgana , luchtspiegelingen op de woestijntocht die we in dit leven moeten afleggen? Ons troosten met een droom, zoals een kat spint bij het vuur van de haard? De engelen van de verrijzenis zeiden tot de vrouwen bij het lege graf: ´Kijk niet naar de grond, waar de windsels liggen en de zweetdoek. Op de grond is Hij niet meer. Hij is opgestaan. Jullie moeten Hem elders zoeken. Kijk hogerop´. En de engelen van de
Hemelvaart zeggen tegen de apostelen: ´Wat staan jullie naar de hemel te staren?´ Hij is weg naar de hemel. De hemel kan ons helpen om de aarde in het juiste perspectief te zien. En de aarde mag ons niet zo boeien en in beslag nemen, dat we niet meer aan de hemel kunnen denken. Bidden en werken wil zeggen: naar omhoog zien én kijken wat er op de aarde te doen valt. Want Jezus is op beide plaatsen. Maar er is nog een 3e plaats: nl. ons eigen hart. Daar woont de Geest die de uitersten bijeen brengt en de tegenstellingen verzoent. Hij is de band tussen Vader en Zoon. Hij kan ons bekwaam maken omhoog te kijken en te bidden, én omlaag om onze medemens te dienen. Als christenen kijken we omhoog en zijn we met God bezig. Maar we zijn ook met de mensen begaan. Immers we kunnen God niet beminnen, als we de mensen niet graag zien. We geloven in de hemel, maar we werken daarom niet minder voor de aarde. We zijn burgers van de hemel en de aarde. Moge dat besef in ons groeien. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 2 mei 2015 Overweging bij Handelingen 9, 26-31 en Johannes 15, 1-8. DE LIEFDE VAN GOD DOORGEVEN…?! Tegen de achtergrond van de lezingen van dit weekend, waar de apostel Johannes spreekt over de liefde tot God en de naaste moest ik denken aan wat er in deze dagen in de media getoond is over de WO II. 4 mei hebben wij de doden herdacht. Overlevenden hebben hun herinneringen verteld om ze door te geven aan het nageslacht. Feit is dat velen van ons die oorlog niet of niet bewust hebben meegemaakt. Zelf was ik te jong om te beleven wat mensen in de dagen van de bezetting hebben doorstaan. In 2012 was ik in Jerusalem en bezocht er het Holocaustmuseum Yad va Shem. De beelden die er getoond worden, zijn zo schokkend, dat je van streek raakt en nauwelijks kunt geloven dat mensen elkaar zoiets kunnen aandoen. Je vraagt je af: hoe hebben deze afschuwelijke drama's kunnen gebeuren die aan zoveel onschuldige mensen het leven hebben gekost? Hoe kon het gebeuren dat miljoenen Joden e.a. fabrieksmatig zijn vergast of als slaven werden misbruikt? Als je beelden ziet van dit vernederen en vernietigen van mensen, denk je dat de hel is los gebroken en dat de duivel in mensengedaante onder ons heeft huisgehouden. Er zijn heel veel dappere mensen geweest die hun hart hebben gevolgd en deden wat in hun vermogen lag om medemensen te helpen en te redden. Helaas zijn er ook mensen geweest - met en zonder uniform - die anderen hebben verraden en de dood hebben ingejaagd. En hoe velen hebben niet - verlamd van angst en bang voor de consequenties voor hun gezin of baan - weggekeken? Het is niet aan ons om te oordelen, maar de vraag blijft: Hoe heeft het zover kunnen komen? Heeft het te maken met onze ingewortelde neiging tot zelfbehoud en om risico's te vermijden? Ook op dit moment zijn er landen waar oorlog is en geweld wordt gebruikt: Syrië, Oekraïne, Libië, Jemen, Afghanistan e.a. Duizenden mensen in vluchtelingenkampen. Anderen proberen wanhopig Europa te bereiken. Er zijn natuurlijk grenzen aan onze mogelijkheden om mensen op te vangen. Kortom: Er is sprake van een uitermate ingewikkelde situatie, maar we komen daar niet uit door alleen maar ons eigen hachje en onze eigen belangen te beschermen en veilig te stellen. Wat kan er gedaan worden om deze mensen te helpen en de problemen in de wortel aan te pakken? Vragen waarbij wij meer dan ooit het licht en de wijsheid van de H. Geest nodig hebben. Van nature gaat onze sympathie uit naar de sterkste, de mooiste en de machtigste. Maar Jezus heeft ons geleerd en voorgeleefd om vooral te zorgen voor de zwaksten, de mensen die kwetsbaar zijn, weerloos en arm. Met deze Geest heeft Hij zijn leerlingen toegerust. Hij vraagt van zijn volgelingen niet het onmogelijke , maar wel dat ze zich laten raken door de nood van hun naasten en durven delen van hun overvloed; dat ze risico's niet koste wat het kost uit de weg gaan en hun stem laten horen waar het nodig is. Als christenen kunnen wij niet wegkijken van mensen in nood, maar zullen we ons moeten engageren. Die liefde waarvan Jezus en Johannes spreken is niet zozeer een kwestie van warme gevoelens jegens anderen, maar van ons inzetten om mensen in nood te helpen. Daarbij hoort ook het bidden tot de Geest om wijsheid, moed en uithoudingsvermogen voor onszelf en voor allen die leiding geven in kerk en wereld. Gebed is onmisbaar om niet weg te dromen, maar waakzaam te blijven bij de keuzes die wij maken, inclusief de politieke en wegen te zoeken die toekomst scheppen voor onszelf, maar ook voor mensen in nood. Dat vraagt offers, maar Jezus zegt: 'Je kunt geen grotere liefde hebben dan jezelf geven voor het welzijn van anderen!' Johannes zegt in zijn 1e brief: ' De liefde komt voort uit God'. Dat betekent dat wij de ander geven wat wij al eerder van God ontvangen hebben. Wij geven a.h.w. Gods liefde door, telkens als wij iemand liefhebben en het goede doen. Zo eenvoudig is
Gods liefde en zo eenvoudig doet zij haar helende werk. Ook Jezus zegt vandaag: "Heb elkaar lief'. In niets anders dan de liefde vinden we vreugde en voldoening en niets anders maakt ons leven zinvol en vruchtbaar. We zien wat er gebeurt, als mensen achteloos met elkaar omgaan of met haat en afgunst. Daar komt enkel angst, verdriet en onvrede uit voort. En wie zijn naaste lief heeft, heeft als vanzelf God lief. Zo las ik het verhaal van een vrouw die in het verpleeghuis was opgenomen vanwege een halfzijdige verlamming. De eerste maanden was ze boos en verdrietig: boos om wat haar gebeurd was en verdrietig , omdat haar leven nooit meer zou zijn zoals het was. Dat God of het leven haar dat had aangedaan! Wat een onrecht! Gaandeweg haar verblijf in het verpleeghuis huilde ze minder en voelde zich beter. Op zeker moment vertelde ze dat ze gelukkig was, gelukkiger dan ooit tevoren. Dat kwam door liefde, zei ze. In het verpleeghuis ontmoette ze liefdevolle verzorgenden, een begripvolle arts, een psychologe en een pastor die haar hielpen om met zichzelf in het reine te komen. Ze had, zo vertelde ze, nooit liefde ondervonden. Ze had het ook niet kunnen geven aan haar kinderen ,want wat je niet hebt kun je niet geven. Ze had het ook nooit gemist, totdat ze omringd werd door liefde. Pas toen werd ze bewust van het blok beton waar ze haar hele leven in gevangen was geweest. Ze voelde hoe dat nu afbrokkelde om haar heen en verdween. Zij werd een nieuw mens, een mens die liefde kreeg en kon geven. Ze was zoveel rijker geworden, dat ze nooit meer zou terug willen naar haar oude ik, zo zei ze. Liefde is de belangrijkste opdracht in ons leven en die liefde komt naar ons toe en waait om ons heen, zegt St. Jan, want 'God heeft ons het eerste lief gehad'. Hij maakt geen onderscheid tussen mensen. Wat wij moeten doen is ons voor haar open stellen, haar ontvangen en er van delen, ook zonder onderscheid te maken. Laten wij God vragen om dit besef en die bereidheid. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 4 mei 2015 Overweging bij Handelingen 9, 26-31, 1 Johannes 3, 18-24 en Johannes 15, 1-8 VERTROUWEN - VERBONDENHEID - VRUCHTEN In het Evangelie van dit weekend valt Jezus met de deur in huis. Met een sprekend beeld onthult Hij wie Hij zelf is en hoe de relatie met zijn volgelingen in elkaar zit. Hij noemt zich de ware wijnstok, een betrouwbare stam die diep en stevig geworteld is in de grond en houvast biedt. Zijn volgelingen noemt Hij ranken, uit Hem voortgekomen en met Hem vergroeid. Goed beschouwd heeft een rank weinig bewegingsvrijheid. Hij zit vast aan de wijnstok en wordt door hem gevoed. Ook heeft hij geen enkele mogelijkheid om weerstand te bieden aan de wijngaardenier, als deze delen van de rank verwijdert. Leerling zijn van Jezus vereist naar het beeld van het evangelie van vandaag vooral overgave. De verhouding tussen Hem en zijn leerlingen is zo nauw als een rank aan een stam. De rank wordt gevoed door de sapstroom die er omhoog komt in de stam. We zien het in deze dagen in de natuur. Nu het warmer wordt, komt in bomen, struiken en allerlei planten de sapstroom weer op gang. Dat resulteert in bloesems en jong teer groen. In de gelijkenis van de wijnstok die Jezus gebruikt is er ook sprake van snoeien. Gesnoeid worden kan pijnlijk zijn, maar het gebeurt hier door de hemelse Vader, die het beste met ons voorheeft. Als we Jezus horen zeggen: 'Iedere rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij weg', dan kan dat bedreigend overkomen, maar tegelijk stelt Hij zijn leerlingen gerust door te zeggen: Dat snoeien van de ranken - laat staan het verwijderen ervan - is niet op jullie van toepassing. Jullie hebben nl. al een hele geschiedenis met Mij achter de rug. Door de woorden die Ik tot jullie gesproken heb, zijn jullie al schoon. Met andere woorden de relatie met Jezus is stevig en hun leven behoeft geen ingrijpende verandering om vrucht te dragen. Maar in het vervolg van Jezus' toespraak blijft van die overtuiging weinig overeind. Keer op keer maant Hij zijn volgelingen om de band met Hem in stand te houden. Hij waarschuwt voor de gevolgen, als ze die verbreken. Zoals een wijnrank die met de wijnstok verbonden is, veel druiven kan voortbrengen, zo kan de leerling die met Jezus verbonden is, veel goeds tot stand brengen. En zoals een afgebroken wijnrank verdort, zo is een leerling tot niets in staat als hij Jezus loslaat en zijn eigen weg gaat. Als Johannes zijn Evangelie schrijft, hebben zich al groepen van leerlingen gevormd met grote onderlinge verschillen. Dat maakt de zorg die uit deze Evangeliepassage spreekt, heel verklaarbaar. Jezus maant zijn leerlingen ín Hem te blijven. Ze zijn afhankelijk van hun Heer, zoals een rank afhankelijk is van een wijnstok. Een rank zit stevig verankerd in de wijnstok. Zo vinden zijn leerlingen in Hem houvast en zijn zij één met hun Heer. De belangrijkste zorg die een volgeling van Christus moet hebben, is de band met de Heer in stand houden, zich laten voeden door zijn woord, zich laten leiden door zijn Geest. Dat is de voorwaarde om vruchtbaar te zijn. Als een wijnrank vrucht gaat dragen, is dat een teken dat zij met de wijnstok verbonden is, dat het sap van de wijnstok door haar heen stroomt. Zelfs als een christen twijfelt of hij wel voldoende gelovig is, mag hij zich gerust voelen vanwege het goede dat hij tot stand brengt en de liefde die daaruit spreekt. De belangrijkste conclusie die je op grond van het beeld van de druivenstruik kunt trekken is misschien wel deze: dat de daden van een volgeling van Jezus ten dienste staan van zijn medemens. Een wingerd wordt door de wijngaardenier geplant omwille van zijn opbrengst. Hij oogst de druiventrossen en laat ze ten goede komen aan degenen voor wie ze bestemd zijn. Niet de ranken zelf, maar de ánderen en de wijnbouwer zijn degenen die baat hebben bij een rijke oogst, bij mooie rijpe trossen. Als je bezield bent van Jezus' Geest en geïnspireerd door zijn woorden, dan leef je als christen zijn leven ten bate van je medemens. Zo breng je ook eer aan de hemelse Vader.
Het beeld van de wijnstok, de ranken en de druiven is in feite een beeld van vertrouwen: ondanks het feit dat de rank nauwelijks bewegingsvrijheid heeft en zich niet kan verweren tegen de wijnbouwer die snoeit, ontwikkelt zich in ons in verbondenheid met de Heer een houding van belangeloze liefde, vrijmoedigheid en dienstbaarheid. Tegelijk roept het beeld van de wijnstok ons er toe op de band met Jezus in stand te houden en dingen te doen die onze naaste ten goede komen. Vraag blijft: hoe doe je dat in onze dagen? Wat wordt er van ons gevraagd om zo met Jezus verbonden te blijven, dat Hij in ons is en ons doen en laten stuurt en leidt? Hoe kunnen wij de vertrouwdheid met Hem bevorderen, zodat wij durven putten uit de bron die Hij is en zodat mensen in ons gedrag Jezus herkennen? Hoe maken wij onze relatie met Hem leven gevend en vruchtbaar? Is dat mogelijk zonder bewust tijd vrij te maken om Hem te gedenken, te bidden en onze naaste te dienen? Laten wij de Heer vragen om zijn Geest die ons de weg wijst en verlicht. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic. ------------------------- ----------------------- ---------------Zaterdag 4 mei 2015 In allerlei documentaires op TV en radio-uitzendingen wordt in ons land zeventig jaar bevrijding herdacht. Het valt op hoe op basis van een tijd van bezetting de saamhorigheid van ons volk tijdens de oorlog gegroeid was. Mensen van verschillende lagen in de bevolking, van verschillende godsdiensten en levensovertuigingen waren elkaar gaan vinden en waarderen in hun gemeenschappelijke afkeer van de bezetter. Alleen degenen, die met de vijand hadden samengewerkt waren van die solidariteit uitgezonderd. Ze werden na de oorlog gevangen genomen, vaak vernederd en mishandeld en soms ook terechtgesteld. Voor de rest was er gemeenschappelijke vreugde alom want Nederland was bevrijd. Veel mensen uit de verzetsbeweging en buitenlandse troepen hadden daar heel veel, tot zelfs hun leven voor onze bevrijding over gehad. Soldatenkerkhoven spreken boekdelen. Men probeert op het Amerikaanse kerkhof in Margraten de gesneuvelden met behulp van foto's een gezicht te geven. Hier in Zuid Limburg en gedeelten van Brabant waren we al een maand of acht eerder vrij. We kijken nu 70 jaar terug. Langzamerhand heeft de saamhorigheid van toen andere accenten gekregen. We leven in vrede en we hebben intussen welvaart opgebouwd en willen die behouden en eventueel nog laten groeien. Daar staan we samen voor. Er wordt aan gewerkt dat zoveel mogelijk mensen een plaats krijgen op de arbeidsmarkt. Crisisverschijnselen en met minder moeten doen liggen ons niet. Maar tijdens de komende dodenherdenking en dag van de bevrijding realiseren we ons, dat vrijheid de basis is waarop wij leven en onze welvaart gebouwd is. Maar zijn we ons er ook van bewust, dat we in onze vrijheid meer moeten doen dan vooral aandacht besteden aan onze materiële welvaart? In onze vrijheid lijkt het evenzeer van belang aandacht te besteden aan onze verbondenheid als mensen met elkaar. Daarbij hebben we oog voor wat de goede verhouding tot onze medemensen bevordert maar ook schaden kan. Een mens leeft niet van het materiële alleen, maar ook van solidariteit, bekommernis om elkaar, mededogen en vredelievendheid, de ander ontzien, vergevingsgezindheid en naastenliefde. Zonder die invulling op de duur geen vrijheid. Omwille van die verbondenheid met elkaar zou het niet vreemd moeten zijn dat iemand met een topsalaris die een hoge bonus krijgt zich de morele vraag stelt: staat dat nog wel in een goede verhouding tot al degenen die het me te veel minder moeten doen en zelfs in armoede leven. Ook al heeft hij recht op die bonus. Nog een ander voorbeeld: willen we leven in goede verhouding met elkaar dan betekent dat ook dat bij alle recht op vrije meningsuiting we ons afvragen of we de medemens door onze uitlatingen niet schaden. Dat wil zeggen dat we ons af mogen vragen 'hoe ga ik met de ander om, hoe praat ik over hem of haar? Ontzie ik mijn medemens? Laten ik de deur naar herstel of
verbetering open? De eerste christenen, gewend aan de fanatieke christenvervolgen Saulus, de latere apostel Paulus alle aanvankelijke wantrouwen jegens de man overwonnen en de deur openden voor deze bekeerde christenhater. Paulus werd een groot missionaris bij de verspreiding van de Goede Tijding (Evangelie) van Jezus. Het besef van hoe wij elkaars vrijheid en mogelijkheden kunnen bevorderen en de vrede dienen of schaden mag, bij alle rechten die we hebben, weer grotere aandacht krijgen. Voor ons, christenen, is het geloof in Jezus de basis is van onze vrijheid als kinderen Gods. Daarin vinden we de stimulans van onze morele handelen. Aan Gods liefde voor ons, betoond in leven, sterven en opstanding van Jezus, koppelen wij 'heb elkaar lief, zoals ik jullie heb liefgehad'. Jezus vraagt vandaag in de Evangelietekst dat we dan wel met Hem verbonden blijven en vrucht dragen. Verbondenheid met de wijnstok die Jezus is en daardoor ook met elkaar, is de basis van ons leven, van onze vrijheid en van echte vrede, kortom van ons goede leven met elkaar. A. Reijnen, pastoor
Zaterdag 25 april 2015. Overweging bij Handelingen 4, 8-12 en Johannes 10, 11-18. SAMEN ZORGZAAM ZIJN VOOR ELKAAR Een woord dat vaak voor een priester gebruikt wordt is het Latijnse woord 'pastor'. dat 'herder' betekent. Als wij het woord 'herder' horen, denken we misschien aan het lied van de grote stille heide, waar de herder ronddwaalt met zijn kudde. Een idyllisch en romantisch beeld. Als de Bijbel spreekt over een herder en zijn kudde, dan gaat over een zwaar beroep: zorgen dat je plekken vindt waar er voldoende voedsel is voor je kudde en dat je dieren op tijd en voldoende kunnen drinken. Schapen zijn kwetsbare dieren, omdat ze zich niet kunnen verdedigen tegen geweld van dieven of wilde dieren. Zij hebben iemand nodig die hen beschermt en zorgt voor een veilige plek in de nacht. De schaapskooi waar Jezus van spreekt was vaak een omheinde ruimte in de openlucht, stevig en hoog genoeg om roofdieren en veedieven buiten te houden. De ruimte werd afgesloten met een hek of poort. Rondtrekkende herders konden er gebruik maken, zodat meerdere kuddes in één kooi of stal konden verblijven. Eenmaal binnen lopen de dieren natuurlijk door elkaar. Als de herder 's morgens verder wil trekken, opent hij de toegangsdeur en roept zijn schapen naar buiten. Aan zijn stemgeluid horen de schapen of het de juiste herder is die hen roept. Die stem herkennen ze feilloos. Het is de enige stem waar ze op reageren, omdat ze weten dat die herder voor hen zorgt. In de loop van de tijd is er een band gegroeid tussen de herder en elk van zijn schapen. Bij huurlingen is die band er niet. De eigen herder kent zijn schapen niet alleen bij naam, maar ook hun behoeftes en eigenaardigheden. Daarom volgen ze hem blindelings. Als een schaap verdwaalt, gaat hij het zoeken. Onwillige dieren gaat hij niet te lijf met een stok of harde woorden, maar brengt ze terug in de kudde door hen met trouwe schapen te omringen. Als de kudde bedreigd wordt, verdedigt hij zijn dieren op leven en dood. U begrijpt: het gaat hier om een beeld, dat duidelijk wil maken dat Jezus een persoonlijke relatie wil met ieder mens, een relatie die vergelijkbaar is met de relatie tussen Hem en zijn hemelse Vader. Jezus staat met zijn leven borg voor zijn mensen. Misschien hebt U moeite met dat beeld van de herder, omdat u zegt: ' Ik ben toch geen schaap!' Natuurlijk niet. Iemand aan wie een pastorale taak is toevertrouwd, is verkeerd bezig als hij mensen niet serieus neemt en beschouwt als onmondig. Wie leiding wil geven, moet heel bescheiden zijn en beseffen dat anderen medemensen zijn met hun eigen ervaringen en kwaliteiten. Mensen van wie je veel kunt leren en die je helpen, als je voor hen open staat. 50 Jaar heb ik het ambt van pastor mogen vervullen. En ik heb me de laatste weken vaak afgevraagd: valt er een rode draad te ontdekken die door al die jaren en activiteiten heen loopt? Mogelijk kan ik die draad een beetje zichtbaar maken met enkele steekwoorden: Ik denk bv. aan mijn zorg om de boodschap van het Evangelie te verbinden met ons leven van alledag. Dat is en blijft een worsteling. Telkens vraag ik me af: wat heeft die Bijbeltekst mij zelf te zeggen? Als pastoor in Terwinselen had ik enkele jaren de gelegenheid om samen met de lectoren de lezingen van het komende weekend te lezen en te bespreken met vragen als: waar denk je aan als je deze tekst leest? Wat roept ze bij je op? Wat wil de auteur ons duidelijk maken? Kunnen wij er iets mee in ons leven van alledag? Ik heb die geloofsgesprekken als heel inspirerend ervaren. Het was fijn en verrijkend om zo ons zoekend geloven met elkaar te delen. Een opdracht die ik door de jaren heel belangrijk heb gevonden is het luisteren naar mensen. Tussen mensen staan en proberen mee te leven in hun wel en wee, in goede en moeilijke dagen. Door goed te luisteren en de juiste vragen te stellen kun je mensen helpen om 'op
verhaal te komen'. Ieder van ons weet hoe belangrijk het is mensen te hebben met wie je kunt delen waar je hart vol van is. Op huisbezoek, bij ziekenbezoek, in gesprek met a.s. bruidsparen, of ouders die hun kind willen laten dopen. Luisteren is hard werken, proberen te verstaan wat de ander beweegt en met je wil delen. Het vraagt openheid en de moed om de ander zo veel mogelijk aan het woord en aan het roer te laten, ook als hij/zij zaken te berde brengt die je liever niet wil horen. Als ik eraan terugdenk, ben ik heel dankbaar voor het vertrouwen dat mensen mij hebben geschonken. Wat mij blijft boeien is de manier waarop mensen proberen inhoud en vorm te geven aan hun relatie met God. Voor de relaties die wij mensen met elkaar hebben, geldt dat je tijd moet nemen voor elkaar, tijd om samen te zijn en elkaars lief en leed te delen. Doe je dat niet, dan verlies je elkaar uit het hart. Daarvandaan mijn vraag: wat kunnen we doen om een levende relatie met God te onderhouden? Hoe maken wij in onze dagen ruimte voor stilte en gebed? Hoe kun je God betrekken bij alles wat we meemaken en voorhebben? Een woord dat in deze dagen voortdurend in me opkomt is dankbaarheid. Er is mij zo veel geschonken. Ik denk aan de liefde van mijn ouders, die me hebben laten proeven van hun geloof en godsvertrouwen; aan de genegenheid van broers en zussen, hun partners en kinderen. Ik denk aan Annie Nicolaes-Hesemans, die mij als huisgenote 47 jaar lang met raad en daad heeft bijgestaan en aan haar familie. Ik denk aan mijn collega's in Beek, Kerkrade, het Ac. Ziekenhuis van Maastricht en in Venlo, aan het vertrouwen dat ze hebben geschonken en aan wat ik van hen mocht leren. Veel dank ben ik verschuldigd aan wijlen pastoor Van der Hart, die me de ruimte gaf om te studeren aan de HTP in Heerlen en voor mijn Klinisch Pastorale Vorming in Vught. Zoals U weet mag ik sinds 2009 pastoor Reijnen ter zijde staan t.b.v. de parochie Eys, Nyswiller en Wahlwiller. Van harte dank ik hem, de kerkbesturen en alle vrijwillige medewerkers voor hun vertrouwen en vriendschap, hun support en waardering. Door hen heb ik hier een geestelijk thuis gevonden. Kostbaar is dat! Voor een pastor is heel belangrijk dat hij zich ook zelf wil laten leiden. Daarom is een wijze geestelijk leidsman/biechtvader een geschenk. Iemand aan wie je je kunt laten zien, met je idealen, maar ook met je zorgen, je kleinheid en zwakheid. Iemand voor wie je je niet groot hoeft te houden, maar bij wie je helemaal mag zijn zoals je bent. Ik dank pater Van Tulder voor dit dienstwerk! Met dankbaarheid denk ik ook aan de vrienden en vriendinnen die ik heb leren kennen via het enneagramproject en op de verschillende werkplekken. Ik dank hen voor hun vriendschap en support. Terugkijkend is er nog een belangrijke ontdekking: aanvankelijk denk je dat de resultaten van je werk vooral afhangen van jouw inzet en prestaties. Je probeert het stuur van je leven stevig in eigen hand te houden en zelf de richting te bepalen. Ik moet U bekennen dat ik vele jaren heb nodig gehad om te ontdekken dat mijn 'levenswagen' beschikt over een deugdelijke 'stuurbekrachtiger.' Dat krampachtig vasthouden blijkt helemaal niet nodig. Door meditatie en gebed begin je dat te ontdekken en dat werkt heel bevrijdend. Maar ik moet er tevens bij zeggen: die ontdekking is geen onaantastbaar bezit. Als mijn levensauto weer eens over onverwachte hobbels rijdt of ik word opgeschrikt door een gat in de weg, dan dreig je die 'stuurbekrachtiger' toch weer te vergeten. En hobbels en gaten zijn er heel wat op onze levensweg. Mijn geloof in Gods liefde wordt dan opnieuw op de proef gesteld en doe ik alsof alles van mij afhangt! U begrijpt: ieder vergelijking gaat mank. Het Evangelie van de Goede Herder is een programma voor ieder van ons die herder wil zijn voor zijn naaste. Soms kunnen we zorgen voor een ander. Soms zijn we kwetsbaar als een schaap dat hulp nodig heeft. In Jezus hebben wij daarbij een betrouwbare Gids. Hij brengt ons veilig thuis. Amen Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 18 april 2015 Overweging bij Handelingen 3, 13-15 +17-19 en Lucas 24, 35-48. WAKKER GESCHUD UIT VERTWIJFELING Terugdenkend aan mijn pastoraat in Terwinselen, komt mij spontaan in herinnering de bijeenkomsten op dinsdagavond met de lectoren. Dan werden de lezingen gelezen van het komende weekend. Vervolgens werden vragen gesteld als: waar denk je aan, als je deze teksten hoort? Wat roepen ze bij je op? Wat zou de auteur ons willen duidelijk maken? Kunnen we er iets mee voor ons leven van alledag? Ik heb de gesprekken die daarop volgden als helpend en zeer verrijkend ervaren. Ik vond het fijn om op die manier met ons zoekend geloven bezig te zijn en dat met elkaar te delen. Vaak putte ik er ideeën uit voor mijn overweging. Want - ook na 50 jaar - blijft het een worsteling om de boodschap van het Evangelie en van de Schrift te vertalen naar onze situatie. Als we even terugkeren naar de lezingen van vandaag: Onderweg naar de tempel om te bidden heeft Petrus een verlamde man - uit naam van Jezus - genezen en doen opstaan. 'Het is de macht van Jezus, die door God uit de dood is opgewekt, die deze genezing heeft bewerkt', zegt Petrus. Die genezing staat symbool voor de bevrijding die God ons door Jezus brengt. Dat kan gebeuren als je luistert naar zijn boodschap, ze ter harte neemt en ernaar leeft en zo Gods uitgestoken hand aanpakt. Lucas vertelt ons hoe de twee leerlingen, die onderweg waren naar Emmaus, verslag doen van wat hun overkomen is. De vreemdeling die ze ontmoeten, loopt tussen hen in zonder dat ze het in de gaten hebben. Hij luistert naar hun trieste ervaringen en legt dan uit wat de Schrift zegt over het lijden en sterven van de Messias. Zijn uitleg is zo bemoedigend en hartverwarmend, dat hun de ogen open gaan als Hij vervolgens het Brood voor hen breekt. Dan herkennen ze Hem, maar Hij verdwijnt uit hun gezicht. Terwijl ze zo opgewonden aan het praten zijn, gebeurt er iets onverwachts. Opeens staat Jezus in hun midden. Zijn verschijning roept bij de leerlingen tegenstrijdige gevoelens op: opwinding en twijfel. Daarom beklemtoont Jezus de continuïteit tussen zijn aardse - en hemelse gestalte. Hij is en blijft dezelfde persoon, geen geest of schijngestalte. De Verrezene is identiek met de Jezus met wie ze naar Jerusalem getrokken zijn en met wie ze hebben gegeten. En dan dat eerste woord dat Jezus spreekt: 'Vrede zij met jullie!' En dát na alles wat er gebeurd is. Judas heeft Hem verraden, Petrus heeft Hem drie maal verloochend. Allen hebben ze Hem in de steek gelaten, toen Hij zijn kruis droeg en stierf. En nu die ontroerende begroeting: 'Vrede!' Vrede, al heb je Me verraden. Vrede, al heb je gezegd dat je Me niet kende tot driemaal toe. Vrede, al hebben jullie Me eenzaam laten sterven. ' Vrede!' Hoe is het mogelijk? Dit kan alleen de bloesem zijn van de verrijzenis: leven uit God alleen. Staan wij er wel eens bij stil wat we uitspreken in onze geloofsbelijdenis? 'Ik geloof in de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven'. Van mensen die gestorven zijn zeggen we dat ze geborgen zijn bij God. Dat ze opgenomen zijn in zijn liefde; dat het eeuwige licht hen zal verlichten; dat ze in de hemel zijn. Allemaal beelden die uitdrukken dat het hen goed gaat, maar waarin het lichaam van de gestorvene geen rol meer speelt. Dat lichaam hebben we toevertrouwd aan de aarde of aan het vuur, zodat het terug kan keren tot stof. Toch spreken wij in de christelijke geloofsbelijdenis uit dat de doden op de laatste dag zullen opstaan met een lichaam. Niet het oude lichaam dat ze ooit hadden, maar met een nieuw en onvergankelijk lichaam dat God hen zal geven. Blijkbaar is dat lichaam belangrijk. Dat nieuwe en onvergankelijke lichaam speelt ook een belangrijke rol in de verschijningsverhalen die over Jezus verteld worden, zoals in het Evangelie van vandaag. Jezus laat zijn handen en voeten
zien. Hij eet zelfs voor de ogen van de leerlingen een stuk geroosterde vis. Waarom doet Hij dat? Het is alsof Jezus aan zijn leerlingen de realiteit van zijn verrijzenis wil laten zien. Ze is niet alleen maar een hoop, een vrome wens, een illusie, maar realiteit, zelfs tastbare realiteit. Jezus' opstanding is niet alleen iets van de ziel of de geest, maar ook van het lichaam. Als Jezus niet in een lichaam aan zijn leerlingen verschenen was, zouden ze Hem niet herkend hebben. Wij herkennen elkaar juist aan ons gezicht, aan onze manier van lopen, kijken en spreken. 'Kijk naar mijn handen', zegt Jezus. 'Ik ben het zelf. Ik ben degene die ze gekruisigd hebben, zoals je met je eigen ogen hebt gezien. Ik ben dezelfde. De evangelisten verbergen niet dat de leerlingen grote moeite hebben gehad om te geloven in de verrijzenis van Jezus. Lucas vermeldt dat ze 'verbijsterd en door angst overmand' zijn, dat ze 'ontzet zijn en ten prooi aan twijfel' (Lc.24,38) Daarna zegt hij 'dat ze het van vreugde niet kunnen geloven en stomverbaasd zijn.' (Lc. 24,41). Zij kunnen niet 'begrijpen' waarom Hij heeft moeten lijden en sterven. En ook wij, leerlingen van Jezus in de 21e eeuw, krijgen alle ruimte om op onze manier te reageren op het goede nieuws van de verrijzenis van Jezus. Ook wij mogen ons na het uitspreken van de geloofsbelijdenis afvragen: 'Kan ik dat wel geloven? Hoe kijk er zelf tegenaan? Kan ik begrijpen waarom Jezus heeft geleden? Kan ik begrijpen waarom mensen soms een lange lijdensweg moeten gaan? Hoe moet ik me dat voorstellen: de opstanding van het lichaam? Allemaal vragen. Toch sluiten wij ons mét al onze twijfels en vragen aan bij de lange rij van mensen die ons zijn voorgegaan en zeggen: ' Ik geloof… ik geloof in de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven'. Er zijn geen glasharde bewijzen die het leven na de dood bevestigen. Ook de verhalen over Jezus' verrijzenis hebben geen bewijskracht. Mensen die zoeken naar onomstotelijke bewijzen kunnen hier niet mee uit de voeten. Jezus' verrijzenis is een teken voor mensen die durven geloven dat God ons blijft liefhebben tot over de dood heen. En wie ooit die liefde van God geproefd heeft, is er zeker van dat die liefde ons over de grens van de tijd verder draagt naar een nieuw en ander bestaan. M.a.w. Verrijzenis - ook de verrijzenis van Jezus - kan niet bewezen, maar enkel geloofd en geleefd worden. En dat is wat christenen door de eeuwen heen hebben gedaan. Ook wij sluiten aan bij die lange stoet. En daarbij is het samen komen als geloofsgemeenschap en het vieren van de Maaltijd van de Heer een onmisbare bron en steun. Een plek als deze nodigt ons daartoe uit. AMEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zondag 12 april 2015 BELOKEN PASEN U begrijpt : In de loop van 50 jaar gebeurt er veel in een mensenleven. Ik heb me lopen afvragen: valt er iets als een rode draad te ontdekken die door al die jaren en activiteiten heen loopt? Misschien kan ik die een beetje zichtbaar maken met enkele steekwoorden: Ik denk daarbij aan mijn bewogenheid en zorg om de boodschap van het Evangelie te verbinden met het leven van alledag. Hebben die Schriftlezingen (van 2000 jaar of ouder) ons anno 2015 nog iets te zeggen? Die vertaalslag naar ons leven, hier en nu, blijf ik tot op de dag van vandaag ervaren als een worsteling, iedere keer opnieuw. Telkens vraag ik me af: wat doet die Bijbeltekst met mij? Wat zou Jezus tegen ons zeggen, als Hij hier het woord zou voeren? Als pastoor in Terwinselen heb ik een aantal jaren de gelegenheid gehad om samen met de lectoren de lezingen van het komende weekend te lezen en te bespreken met vragen als: waar denk je aan als je die tekst leest? Wat roept ze bij je op? Wat zou de auteur ons duidelijk willen maken? Kunnen we er iets mee in ons leven van alledag? Ik heb die geloofsgesprekken als heel inspirerend en verrijkend ervaren. Het was fijn en heel verrijkend om zo ons zoekend geloven met elkaar te delen. Een opdracht die ik als priester door de jaren heen als bijzonder belangrijk heb ervaren is het luisteren naar mensen. Tussen mensen staan en meeleven in hun wel en wee; hen helpen om 'op verhaal te komen' over wat hen echt beweegt. Ik heb dat mogen doen via huisbezoek in de diverse parochies en ziekenbezoek in het ziekenhuis. Nou is luisteren hard werken, proberen te verstaan wat de ander beweegt en met je wil delen. Luisteren ook naar het verhaal achter de stroom van woorden. Als ik eraan terugdenk, ben ik heel dankbaar voor al het vertrouwen dat mensen mij hebben geschonken. Het is een opgave om de goede vragen te stellen, waardoor je gesprekspartner de kans krijgt te vertellen wat hem/haar werkelijk beweegt. Wat mij door de jaren heen bijzonder heeft geboeid is de manier waarop mensen proberen inhoud en vorm te geven aan hun relatie met God. Voor de relatie tussen mensen geldt, dat je tijd moet nemen voor elkaar; tijd om samen te zijn en om elkaars lief en leed te delen. Doe je dat niet, dan verlies je elkaar uit het hart. Daarvandaan mijn vraag: wat kunnen wij doen ten behoeve van een levende relatie met God? Hoe maken ze ruimte voor stilte en gebed? Hoe kun je God betrekken bij wat wij meemaken, bij de keuzes die we maken, ja bij heel ons doen en laten? Ook ben ik steeds meer gaan beseffen, dat ons als gelovigen en zeker als priesters bescheidenheid past. Immers waar het gaat over God en zijn bedoelingen met ons, dan is er sprake van een diep en groot Geheim, waarbij al onze menselijke overwegingen en woorden tekort schieten. Een woord dat in deze dagen vooral in mij opkomt, is dankbaarheid. Er is mij zo veel geschonken. Ik denk aan de liefde van mijn ouders, die mij hebben laten proeven van hun geloof en godsvertrouwen; aan de genegenheid van broers en zussen, hun partners en kinderen. Ik denk aan de kapelaan die mij in contact bracht met Annie Nicolaes-Hesemans, die mij als huisgenote 47 jaar lang met raad en daad heeft bijgestaan en haar familie. Ik denk aan mijn collega's in Beek, Kerkrade, het Academisch Ziekenhuis van Maastricht en in Venlo: aan het vertrouwen dat ze mij hebben gegeven en aan wat ik van ieder van hen heb geleerd. Veel dank ben ik verschuldigd aan wijlen pastoor van der Hart in Kerkrade die mij de gelegenheid gaf te studeren aan de HTP in Heerlen en voor mijn klinisch pastorale vorming in Vught. Sinds 2009 mag ik pastoor Reijnen terzijde staan t.b.v. de parochies Eys, Nyswiller en Wahlwiller. Van harte wil ik hem, de kerkbesturen en alle vrijwillige medewerkers danken
voor hun vriendschap, hun niet-aflatende support en waardering. Door hen heb ik hier een geestelijk thuis gevonden. En dat is heel kostbaar. Onmisbaar is voor een priester een wijze geestelijke leidsman/biechtvader. Iemand aan wie je je kunt laten zien met je idealen, maar ook met je zorgen, je kleinheid en zwakheid. Iemand voor wie je je niet groot hoeft te houden, maar helemaal mag zijn zoals je bent. Pater van Tulder vervult dit dienstwerk al vele jaren voor mij en ik dank hem van ganser harte daarvoor. Met dankbaarheid denk ik aan de vrienden en vriendinnen die ik mocht leren kennen via het enneagram-project en in de verschillende parochies en werkplekken. Ik dank hen om hun vriendschap en support. Terugkijkend is er nog een belangrijke ontdekking: Aanvankelijk denk je dat de resultaten van je werk als priester vooral afhangen van jouw inzet en prestaties. Je gebruikt al je energie en kundigheid om het stuur van je leven stevig in eigen hand te houden en zelf de richting te bepalen. Ik heb vele jaren nodig gehad om te ontdekken dat mijn levenswagen in feite beschikt over een deugdelijke 'stuurbekrachtiger'. Dat krampachtig vasthouden blijkt helemaal niet nodig. Dat is verloren energie. Door meditatie en gebed begin je dat te ontdekken en dat werkt heel bevrijdend. Maar die ontdekking is geen onaantastbaar bezit. Als mijn levensauto weer eens over onverwachte hobbels rijdt of ik word opgeschrikt door een gat in de weg, dan dreig je die 'stuurbekrachtiger' toch weer te vergeten. En hobbels en gaten zijn er heel wat in ons leven! Mijn geloof in Gods liefde wordt dan weer aangevochten, alsof alles van mij afhangt. U begrijpt: iedere vergelijking gaat mank. Neem ze voor wat herkenning biedt. In het Evangelie vertelt Johannes over Tomas die nog helemaal vastzit in zijn verdriet over wat er gebeurd is met Jezus. Hij snapt niets van het opgetogen getuigenis van de medeapostelen. Je kunt wel jubelen dat de Heer verrezen is, maar Hij is wel aan het kruis gestorven. Het gaat hem te snel. Hij heeft lijfelijke aanraking van zijn wonden nodig om te kunnen geloven in dat ongelooflijke gerucht. Jezus begrijpt zijn weerstand en nodigt hem uit: 'Kom hier en kijk naar mijn handen; leg je hand in mijn zij. Geef je wantrouwen prijs en geloof'. Velen van ons herkennen zich in Thomas en zijn kritische opstelling. Hoe velen vragen zich niet af:' Is er leven na de dood ?' Er zijn geen glasharde argumenten die dat bevestigen. Ook de verhalen over Jezus' verrijzenis hebben geen bewijskracht. Mensen die naar onomstotelijke bewijzen zoeken, kunnen hier niet mee uit de voeten. Jezus' verrijzenis is een teken dat God ons mensen blijft liefhebben tot over de dood heen. Het is een teken van Iemand die alleen maar liefheeft. En wie ooit van die liefde van God heeft geproefd, is er zeker van dat zijn liefde voor ons niet ophoudt bij de dood. Zij draagt ons over de grens van de tijd verder naar een nieuw en ander bestaan. M.a.w. Verrijzenis - ook de verrijzenis van Jezus - kan niet bewezen, maar enkel geleefd worden. En dat is ook wat die eerste christengemeenschappen hebben gedaan, waarvan Lucas ons verhaalt. Anderen raakten onder de indruk van hun liefde en hun geleefde geloof. Over het hoofd van Tomas heen, nodigt Jezus ook ons uit als Hij zegt: ' Je bent gelukkig te prijzen, als je durft geloven zonder met eigen ogen gezien te hebben!' Geloven is een gave die voortkomt uit liefde en vertrouwen. Wij mogen bidden om dit Godsgeschenk. AMEN Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 11 april 2015 Overweging bij Handelingen 4, 32-35, 1 Johannes 5, 1-6 en Johannes 20, 19-31 Er is, beste mensen, tegenwoordig regelmatig aandacht voor de zogenoemde 'participatiemaatschappij'. Van regeringszijde is het woord enige tijd geleden gelanceerd om de verschuiving van zorg en hulptaken naar de gemeenten te verantwoorden. De verzorgingsstaat was te duur geworden en op de oude manier niet meer te betalen. Op de burgers van ons land wordt een beroep gedaan, om zelf verantwoordelijkheid te dragen, mee te betalen en ook zelf de handen uit de mouwen te steken waar zorg en hulp nodig is. Vrijwilligers, mantelzorgers aangestuurd en geholpen door gemeentelijke deskundigen en bestuurders moeten in de toekomst heel wat gaan opknappen. Onze gemeente streeft ernaar dat in onze kernen 'zelfsturing groepen' tot stand komen. Hier in Nijswiller ben ik het vorig jaar bij een bijeenkomst van de Kerngroep geweest waar toen aardig wat belangstelling voor was. Als met al lijkt de vernieuwde nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en inspanning van de burgers een tegenbeweging tegen de individualisering die sinds de zestiger jaren van de vorige eeuw in gang was gezet. In onze dorpen krijg je regelmatig te horen, dat menigeen niet meer weet wie er bij hem of haar in de straat woont. Men koestert, wordt gezegd, het eigen woongenot, maar trekt zich van de dorpsgemeenschap verder weinig aan. Gaat dit proces zo door dan loopt de leefbaarheid van de kernen gevaar. Leefbaarheid vraagt namelijk meer dan bij elkaar wonen op eenzelfde plek. Leefbaarheid vraagt om betrokkenheid op elkaar en aandacht voor degenen die hulp nodig hebben. Momenteel klagen de weinigen, die de kar van de dorpsgemeenschap trekken dat degenen die zich laten aanspreken om hun talenten in dienst van de dorpsgemeenschap te stellen maar heel klein in aantal zijn. Onder christenen heeft altijd het idee van gemeenschap geleefd. De katholieke kerk heeft een hele sociale leer opgebouwd op het feit, dat we een mensengemeenschap vormen waarvan de individuen worden verondersteld verantwoordelijkheid te dragen voor elkaar. Dat valt al op in de eerste christengemeenschappen na de dood van Jezus. Diens opdracht van bevrijding wordt voortgezet. Ze geven overeenkomstig hun opdracht de Goede Tijding van Jezus door aan heel de wereld in woord en daad. Ze sporen aan tot het goede en vergeven mensen hun kwaad, opdat heel de wereld mag gaan geloven en leven mag hebben in Jezus' Naam. Maar ook intern, in hun gemeenschappen zelf, proberen ze leer en leven met elkaar te verbinden. Ze zijn eensgezind in hun geloof in Jezus en zijn Evangelie (Goede Tijding). Ze luisteren naar de uitleg ervan door de apostelen. Ze bidden samen en delen wat ze hebben met elkaar. Het is een christelijk, maar ook menselijk ideaal van samenleven, van leven met elkaar. Wat aan de aanvang van het christendom is ontstaan en gegroeid is nog altijd herkenbaar in onze gemeenschappen, ook al heeft ook onder de christenen de individualisering toegeslagen. Wij hebben nog steeds de kans om op zaterdagavond bij elkaar te komen, om samen te bidden, te zingen en te luisteren naar Gods Woord in de Schrift. We ondersteunen activiteiten die de leefbaarheid van onze kernen ondersteunen en hebben een kerkbestuur en een zorgoverleg, waarin de vraag gesteld wordt wat we kunnen doen voor de verschillende lagen waaruit onze bevolking bestaat zoals jongeren en ouderen. Alleen constateren ook wij de moeilijkheid om mensen geïnteresseerd te krijgen. Veel levens zijn immers zo gevuld. Er zijn zoveel prikkels in het hedendaagse leven, zoveel mogelijkheden om het leven te vullen. Toch denk ik, dat we als christenen er goed aan doen, mede in de bijeenkomsten in onze kerk, onze opdracht voor ogen te houden om, vanuit ons geloof, een heilzame bijdrage te leveren aan onze samenleving, juist ook in onze parochie en ons dorpje Nijswiller waar we wonen en leven. A.Reijnen, pastoor
5 april 2015 EERSTE PAASDAG Overweging bij Handelingen 10, 34a + 37-43 en Johannes 20, 1-9. VERRIJZENIS: EEN VERHAAL OF EEN FEIT ? Is de verrijzenis van Jezus een verhaal, zoals bijv. het eten van de verboden vrucht in het paradijs? Een verhaal dat symbolisch moet worden verstaan om de diepere inhoud te kunnen snappen? Is de verrijzenis van Jezus ook zo'n verhaal of is het gewoon een feit? Is Jezus werkelijk verrezen? Het is een vraag die veel mensen zich stellen, ook onder christenen. Als je de Evangeliën erop naleest, vind je geen beschrijving van een verrijzenis, van hoe dat precies in zijn werk is gegaan. Je vindt alleen enkele waarnemingen achteraf: de weggerolde steen, het lege graf, de opgevouwen doeken… Het zijn kleine discrete aanwijzingen die ons, net zoals de leerlingen van toen, in verwarring brengen en ons doen nadenken. Feit is dat Jezus tot het uiterste het lot gedeeld heeft van de mensen in de marge, van 'de verworpenen der aarde', zieken en melaatsen, en anderen die gemeden of als afgeschreven werden beschouwd. Als die Jezus, na zijn lijden en dood, leeft bij de Vader, buiten de agressie van het kwaad, buiten de erosie van de tijd, dan is zijn verrijzenis een teken van Gods liefde. Geen waterdicht bewijs, waar geen sterveling omheen kan, maar een teken van liefde, heel bescheiden, maar des te beter verstaanbaar voor wie God liefheeft. Je zou kunnen zeggen: het lege graf en de opgevouwen doeken zijn een teder en liefdevol signaal, een knipoog van de Vader. Mensen die naar bewijzen zoeken en getuigen vragen, kunnen er niets mee en hebben er niets aan. Ze zijn veeleer bedoeld voor mensen die God in hun hart dragen en de taal van zijn liefde verstaan. In de Evangelies lezen we wel de verhalen van de eerste leerlingen waarin we ons soms herkennen: van Maria Magdalena die gevangen zit in haar verdriet om de dood van haar Heer. Een leven zonder Jezus jaagt haar angst aan. Ze kan en wil Hem nog niet loslaten en zo gaat ze naar het graf om Hem te zoeken. Als ze het graf leeg vindt, haalt ze de andere leerlingen erbij. We hebben het verhaal van de leerlingen van Emmaus die ontgoocheld en teleurgesteld naar huis gaan en onderweg in gesprek raken met een vreemdeling die hen de ogen opent voor de Schriften en het Brood voor hen breekt. We kennen de geschiedenis van Thomas die aanvankelijk maar niet kan geloven dat Jezus leeft. Ook verhalen over Zijn Geest, die geestdrift brengt in de jonge kerk van toen. In een wereld waarin de sterkste altijd gelijk heeft, waarin het goede niet altijd wordt beloond en het kwaad niet altijd wordt gestraft, geeft God ons in de verrijzenis een teken dat Hij, buiten de omheining van dit aardse leven en van deze wereld, aan de kant staat van de zwakste; dat Hij wel het goede beloont en het kwaad bestraft. De verrijzenis van Jezus is een teken dat Hij de kleine mens blijft liefhebben tot over de dood heen. Het is een teken zonder woorden, zonder bewijskracht. Het teken van Iemand die alleen maar liefheeft. Opnieuw de vraag: is er leven na dit leven? Geen enkel argument kan dit bevestigen. Maar wie zich door God bemind weet, wie ooit van zijn liefde heeft geproefd, is er zeker van dat zijn liefde niet ophoudt bij de dood, maar ons over de grens van de tijd, verder draagt naar een nieuw en ander bestaan. Met andere woorden:Verrijzenis kan niet bewezen, maar kan beleefd worden. Verrijzenis is lente in ons denken. Met aardse ogen kijken naar wat buiten ons gezichtsveld ligt lukt ons niet. De apostel Paulus leert ons hoe het anders kan. Hij weet hoe zijn leven geborgen is in God. Hij ziet dat niet; hij hoort dat niet, maar hij gelooft het en vertrouwt erop. Lijfelijk zit hij gevangen, maar hij leeft in Gods werkelijkheid. Nu al en straks na zijn dood, zal deze werkelijkheid zich ten volle aan
hem openbaren. Wat Paulus en de apostelen geloofden, zou dat ook niet gelden voor ons: nl. dat wij leven in de wereld van Gods liefde? Vandaag op paasmorgen is het goed ons te richten op de werkelijkheid van God die weliswaar verborgen is, maar wel degelijk aanwezig is. Wij staan er midden in. Als we hierop durven vertrouwen, maakt dat bevrijde en levende mensen van ons. ZALIG PASEN. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 4 april 2015 PAASWAKE LICHT DAT ALLE DUISTERNIS OVERWINT Wat er omgaat in uw harten weet ik niet, maar ik kan me voorstellen dat het U soms bang te moede is. Al dat geweld in onze wereld, de tegenstellingen en de onrust. Er is de tegenstelling tussen arm en rijk: sommigen baden in weelde; anderen lijden honger en komen te kort. De duisternis van deze Paasavond symboliseert onze situatie: een mensheid, overgeleverd aan chaos, geweld en verdrukking. Het maakt ons niet alleen bang, maar het ontmoedigt ons ook. Het geeft ons een gevoel van onmacht. Zelf kunnen we die problemen niet oplossen. Maar die duisternis - zo verkondigt ons deze paasnacht - heeft niet het laatste woord. Als een teken hebben we hier de brandende Paaskaars binnen gebracht. Wonderlijk dat één kwetsbaar vlammetje in staat is een hele ruimte te verlichten en de duisternis te verdrijven. Dat heeft God - zo verhaalt ons de Bijbel - ook gedaan op die eerste scheppingsdag, toen alles nog woest en doods was. Duisternis lag over de oervloed, maar Gods Geest zweefde erover. En God zei: ' Er moet licht komen en er was licht en God zag dat het licht goed was.' De apostel Johannes zegt in zijn 1e brief, dat God licht is en dat er in Hem geen spoor van duisternis te vinden is. Zo is God ook herkenbaar voor het volk dat onder leiding van Mozes bevrijd wordt uit het angstland Egypte. De Schrift verhaalt hoe God voor zijn volk uitging in een wolkkolom overdag en 's nacht in een vuurzuil bij hen aanwezig was. Herinnert ons de Paaskaars niet aan die vuurzuil? Het volk moest dwars door de zee gaan: m.a.w. waar God verschijnt moet de dood wijken. In ons Doopsel zijn ook wij door het water gegaan. Ook Jezus is gedoopt in het water van de Jordaan en Hij is het die ons doopt ìn - en met zijn Geest. Christus was de eerste tegen wie de dood het moest afleggen. En omdat wij bij Christus horen, heeft de dood ook geen macht meer over ons. Zó getuigt de Schrift en dat is ook de vreugdevolle en bemoedigende boodschap van deze paasnacht. Dat is het geheim van de Doop die wij hier herdenken en waaruit we elke dag mogen leven. Tot besluit een woord over het Evangelie, waarin de verrijzenis van Jezus verkondigd wordt. We hebben geluisterd naar het oudste Evangelie, dat volgens Marcus. Het is eigenlijk een uiterst merkwaardig verhaal. Het eindigt bijna bizar: de vrouwen die Jezus' graf bezoeken, vinden het leeg en treffen er enkel een in het wit geklede jongeman aan van wie ze vreselijk schrikken.. Ze zijn zo van hun stuk gebracht, dat ze wegvluchten en niemand iets durven zeggen van wat ze hebben meegemaakt. Geeft dit misschien iets weer van het ongelooflijke: een leeg graf en de boodschap dat de Heer is opgestaan uit de dood? ' Wees niet bang' is het eerste dat die jongeman tegen hen zegt. Hoe vaak heeft Jezus dat niet tegen mensen gezegd, dat ze niet bang moesten zijn? ' U zoekt Jezus', vervolgt hij, 'Hij is niet hier. Hij is opgewekt uit de dood. Hij gaat jullie voor naar Galilea'. Galilea, daar komen ze toch vandaan? Daar waren ze thuis. M.a.w. Jezus gaat ons voor daar waar we thuis zijn, de plek waar wij wonen en werken. Hij gaat ons voor, voor ons uit. Hij wijst ons in het leven van alledag de weg door voor ons uit te lopen. Klinkt dat misschien te mooi om waar te zijn? Hoe reageren wij? Durven wij Hem te volgen? Gaan wij achter Hem aan…? Misschien kijkt Hij wel naar ons om…? Kijkt Hij of wij Hem wel volgen…? Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Donderdag 2 april 2015 WITTE DONDERDAG Overweging bij Exodus 12, 1-8 + 11-14 en Johannes 13, 1-15. DOE DIT TOT MIJN GEDACHTENIS De bevrijding uit de slavernij van Egypte over de bodem van de zee hebben de Joden ervaren als een grandioos Godswonder. Dit gebeuren heeft zo'n diepe indruk nagelaten, dat ze het jaarlijks vieren in het zgn. Pesachfeest met de cedermaaltijd. Jezus, als rasechte Jood, heeft dit Paasmaal met zijn leerlingen gehouden in Jerusalem op de laatste avond van zijn leven. Hij voegt er echter zijn geestelijk testament aan toe. Hij breekt brood en deelt dat rond en zegt: 'Neemt en eet; dit is mijn Lichaam, mijn leven voor jullie'. Ook laat Hij een beker met wijn rondgaan en zegt: 'Dit is de beker van een nieuw verbond met mijn Bloed, vergoten voor jullie en voor alle mensen. Blijf dit doen om aan Mij te denken'. De leerlingen hebben die opdracht serieus genomen en wij vieren dit gedachtenismaal tot op de dag van vandaag. Maar iets dat we vaak doen, wordt makkelijk een sleur. Wij staan voor de opgave Jezus, het Paaslam dat voor ons is geslacht, telkens opnieuw met een open geest te ontvangen en toe te laten in ons leven. Maar wij hebben vaak onze eigen plannen en voorkeuren. Het is riskant om God de vrije hand te geven in ons leven. Als bv. Jezus de voeten van Petrus wil wassen, stuit Hij eerst op fel verzet: 'Nooit in der eeuwigheid, zult U mij de voeten wassen', is de eerste reactie van Petrus. Ons zélf wassen gaat ons makkelijker af, dan ons te láten wassen. Zoals het ook makkelijker is om zelf de route te bepalen en vóór te gaan, dan te volgen. Zo gaat uitdelen en géven ons makkelijker af, dan te ontvangen. Zolang wij het heft in eigen hand hebben, bepalen wij wat er gebeurt. Maar als Jezus zegt: 'Neemt, eet en drinkt tot mijn gedachtenis', dan vraagt Hij ons Hem te ontvangen en de vrije hand te geven in ons leven. Hij wil ons zijn geest en gezindheid meedelen. Het teken van brood en wijn vormt de samenvatting van zijn leven en zijn bedoelingen, van al het goede dat Hij aan mensen heeft gedaan en gegeven. Tegelijk is deze maaltijd een teken van wat komen gaat: zijn lijden en dood die Hij met open ogen en zijn volle verstand tegemoet gaat. Wij vragen ons misschien af: Waar haalt Hij de moed vandaan? Wat heeft Hem bezield om zijn ideeën te blijven verkondigen, terwijl Hij toch wist welke risico's daaraan verbonden zijn? Was het eigenzinnigheid of veeleer zijn intense verlangen steeds de wil van zijn hemelse Vader te doen? Wij zingen vanavond: ' Ubi caritas et amor, Deus ibi est',Waar liefde en vriendschap is, daar is God. En die liefde en vriendschap heeft Jezus bezield tot het uiterste. In de bres springen voor zijn naasten vanuit een intieme verbondenheid met God die Hij Vader noemt. Van alles wat voelt als 'gevangen zitten' en slavernij wil Hij ons bevrijden. Zijn leerlingen kunnen zijn bedoelingen maar moeilijk vatten, want ze ruziën regelmatig onder elkaar wie van hen de voornaamste is. Daarom staat Jezus van tafel op, slaat een handdoek om zijn middel en begint hen de voeten te wassen. De meester gaat het werk doen van de bediende, de slaaf. En als antwoord op de verbaasde reacties van de leerlingen zegt Hij: 'Ik heb jullie een voorbeeld willen geven. Als Ik, jullie Meester, me niet te goed voel om jullie te dienen, dan moeten ook jullie je niet te groot voelen om elkaar van dienst te zijn. Als je dit beseft, zalig als je er ook naar handelt'. We realiseren ons dat dit in de praktijk van alledag niet makkelijk is. We delen liever de lakens uit, dan anderen van dienst te zijn. Hebt U zich wel eens afgevraagd waarom we bij bepaalde familieleden of vrienden regelmatig over de vloer komen? Doen we dat niet, omdat het contact met hen ons deugd doet? We merken dat we met hen lief en leed kunnen delen. Als we van harte verlangen om in Jezus' Geest te leven, moeten we dan niet proberen regelmatig bij Hem te gast te zijn om ons op te trekken en te warmen aan zijn Woord en ons te voeden met het levende Brood dat Hij is? Zijn Woord en de Gaven van zijn Tafel geven ons de moed om Hem te volgen en zijn weg
te gaan: elkaar van dienst zijn, het belang van de ander telkens voor ogen houden en elkaars fouten vergeven. Bij Hem vinden wij kracht om mee te blijven bouwen aan de wereld waar God van droomt. En aan zijn Tafel zijn we steeds meer dan welkom! Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 28 maart 2015 PALMZONDAG EEN INLEIDEND WOORD Vandaag staan we voor de poort van de Goede Week. Gedurende acht dagen vieren en gedenken wij dat onze Heer Jezus de weg ten einde toe is gegaan, de weg van de liefde die geen einde kent, de weg die zal leiden tot zijn dood. Maar God heeft de dood teniet gedaan en keerde deze tot nieuw en eeuwig leven. Vandaag staan we voor de poort van de stad Jerusalem. In de ogen van de gezagsdragers maakt Jezus zich belachelijk door op een ezeltje de stad binnen te rijden, maar de Joodse overheidspersonen en Schriftgeleerden hebben de woorden van de profeten Jesaja en Zacharia begrepen: 'Zie, uw koning komt tot U, zachtmoedig en gezeten op een ezel…' Het is een signaal dat hun - als insiders - niet kan ontgaan. De roep 'Hosanna, zoon van David' bevestigt dat en ergert hen. In hun pogingen om aan de macht te blijven stellen ze alles in het werk stellen om Jezus voorgoed het zwijgen op te leggen en uit te schakelen. Daarom maken ze stemming in de stad en kan het gebeuren, dat velen die Jezus eerst hebben toegejuicht, nu schreeuwen: 'Kruisig Hem'. Het gebeurt ook in onze dagen: Sterren die we op een voetstuk hebben geplaatst en bejubeld, laten we vallen als hun prestaties tegenvallen. Als Jezus op een ezel Jerusalem binnen rijdt maakt Hij duidelijk: Ik kom niet om te vechten of te heersen, maar als Vredevorst, mild en zachtmoedig, kwetsbaar en bescheiden, maar tegelijk: krachtdadig en onverzettelijk, vastberaden en onbevreesd. Zo is Hij tot ons gekomen. Zo komt Hij ook vandaag tot ons. Laten wij Hem begroeten, want gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in den hoge! Laten wij Hem vergezellen: deze Man van vrede die een Man van smarten is geworden. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 21 maart 2014 Overweging bij Jeremia 31, 31-34 en Johannes 12, 20-33. JEZELF GEVEN OM VRUCHTEN VOORT TE BRENGEN Het begin van de Evangelielezing is eigenaardig. Er duiken ineens Grieken op. Ze zijn in Jerusalem vanwege het joodse Paasfeest. Ze hebben gehoord over Jezus en misschien is er gelegenheid om Hem te spreken. Dat kan wijzen op de bekendheid die Jezus inmiddels heeft. Hij is op het toppunt van zijn roem, zou je kunnen zeggen. Maar Jezus beseft ook dat zijn einde nabij is. Dat merken we aan twee heel krasse uitspraken, die ieder met beide voeten op de grond zet. Eerst de zin over de graankorrel die moet sterven om vrucht te kunnen voortbrengen. Als we ons een mens voorstellen als deze graankorrel, dan is die mens bang, wantrouwig, durft geen risico's te nemen, is bang om kopje onder te gaan, bang afgewezen te worden. Maar wie ten koste van alles en iedereen zijn eigen hachje veilig probeert te stellen, wie niets met anderen deelt, wordt ook niet door anderen bijgestuurd, verliest contact en vervalt in isolement. Dat is geen vruchtbare houding, maar een doodlopende weg. De graankorrel die de aarde ingaat, zal wel sterven maar ook veel vrucht dragen, als het meezit. Hij gaat dood, maar zijn weg loopt niet dood. In onze dagen praat men niet meer over vruchten voortbrengen. Wij leven in de tijd van 'productie draaien'. En dat is toch iets anders. Daarbij gaat het om doelen te bereiken, meetbare resultaten. Je past een aantal handelingen toe en je weet tevoren wat eruit zal komen. Vruchten voortbrengen is veel weerbarstiger, niet te voorspellen en te meten. Je kunt alleen vertrouwen dat het zaad zal ontkiemen. Je kunt werken aan de voorwaarden, zoals de grond bewerken, bemesten en vochtig houden, maar het resultaat is niet gegarandeerd. Zo kan het weer tegen zitten of er kan ongedierte komen. Het meest pijnlijke van productie draaien is momenteel merkbaar in de zorg. Tijd is geld. Een oude dame die graag een praatje maakte met de thuiszorgster kreeg te horen: 'Ik krijg de indruk dat U wel behoefte heeft aan aanspraak. Zal ik bij de zorgtaken ook 'praatje maken' invullen? Daar zijn wel extra kosten aan verbonden'. Zo vertelde een oudere heer: 'Er komen hier heel wat mensen om zorg te verlenen. De een zorgt voor mijn ontbijt; de ander dat ik gedoucht wordt en er netjes bij zit; weer een ander komt me halen om te zorgen dat ik me niet verveel. Zo draait de dag, maar niemand zorgt er voor mij'. M.a.w. niemand is wezenlijk op hem betrokken, niemand leeft echt met hem mee. Zulke zorg is wel effectief, want die man gaat niet dood van honger en gebrek aan verzorging, maar voorziet niet in zijn diepere behoeften: een luisterend oor, een meelevend hart. Degene die hulp komt bieden, zal ook weinig arbeidsvreugde ervaren, als je zo moet voortjakkeren en je moet afsluiten voor mensen die je verzorgt, omdat tijd geld is. Dat is uiteindelijk vruchteloos. Jezus doet nog een tweede uitspraak: 'Wie zijn leven liefheeft verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwig leven'. Jezus gebruikt vaker van die krasse taal. Zulke woorden stuiten ons tegen de borst en we vragen ons af: 'Wat bedoelt Hij precies? Waar wil Hij naar toe?' Hij roept ons op ons leven niet ten koste van alles en iedereen veilig te stellen. Hij ziet dat sommige mensen zichzelf en anderen beschadigen in hun streven naar meer, hogerop, naar beter tot ze helemaal doordraaien. Jezus is niet uit op zelfhaat en zelfvernietiging. Integendeel: Hij wil mensen gelukkig zien. Daarom zijn oproep: ' Stel je leven in dienst van anderen, en doe dat niet ten bate van eigen succes, rijkdom of macht. Het gaat uiteindelijk om de verbinding met God, met zijn rijk, met jouw diepste innerlijk, met alles en allen. Wie leeft ten koste van alles en iedereen om zijn eigen hachje te beschermen,
komt uiteindelijk bedrogen uit. Leven voor God, leven ten dienste van anderen: dat biedt uitzicht, werpt goede vruchten af en heeft eeuwigheidswaarde. Als je luistert naar de reclames, merk je dat wij leven in een cultuur van zelfverwennerij. We verzetten ons bijna instinctmatig tegen wat moeite kost en offers vraagt. Dat er uit ' je iets ontzeggen, uit moeite en gemis iets goeds kan voortkomen, vinden velen onzin. Toch staat het kruis symbool voor de kern van ons geloof. Paulus zegt tot zijn medechristenen: 'Ik verkondig jullie geen successtory, maar een gekruisigde Christus', terwijl Jezus het beeld gebruikt van de graankorrel die in de aarde moet sterven om vrucht te kunnen dragen. Hij roept ons op om te kiezen voor dienstbaarheid en tegen machtsmisbruik; te kiezen voor contact, communicatie en vergeving en tégen geweld en vergelding. Te kiezen voor solidariteit en medeleven en tegen graaicultuur en onszelf verrijken ten koste van armen en misdeelden. Je indekken tegen ieder risico dat de liefde vraagt, is je vastklampen aan een schijnleven, iets dat geen stand houdt. Als we om ons heen kijken, zien we veel voorbeelden van mensen die de wet van de graankorrel in praktijk brengen. Denk aan allen die hun werk met toewijding verrichten; aan ouders die zich heel wat ontzeggen ter wille van hun kinderen; vrijwilligers die tijd en moeite investeren in verenigingen, school, parochie en allerlei goede doelen. Zo waren wij dit weekend bij elkaar met een grote groep parochianen om van gedachten te wisselen over het thema van het hongerdoek: 'God of goud: hoeveel is genoeg'? Mensen vertellen dan dat ze niet willen leven in een sfeer van: 'We zien wel wat er op ons afkomt!' Nee, allen zoeken naar 'ankerpunten', zaken die houvast geven, principes die richting geven aan ons handelen. Deelnemers noemen zaken als: 'dienstbaar zijn; geen onderscheid maken tussen mensen; dankbaarheid om de kleine dingen, je openstellen als iemand om aandacht of hulp vraagt. Een gouden regel is 'respect' , ook in zijn oorspronkelijke betekenis van 'omzien naar', respect voor de natuur, voor je medemens en voor God. Als ankerpunten worden ook genoemd: eerbied voor het Mysterie, humor, tijd durven nemen voor jezelf en je niet laten leven, het lezen in de Bijbel en het samen bidden. Waar heidendom blijft hangen in het lot dat je ten deel valt: je hebt geluk of je hebt pech, roept ons christelijk geloof ons juist op: 'Wie geluk, middelen en talenten heeft, heeft die niet enkel gekregen voor zichzelf, maar om te delen en zorg te dragen voor de zwakken, de mensen die pech hebben en misdeeld zijn'. Natuurlijk hebben we geld en bezit nodig, maar we mogen er geen slaven van worden. Wie bewust probeert te leven met zulke ankerpunten als houvast, vindt Jezus aan zijn kant. Zijn omgaan met anderen blijkt aanstekelijk te werken. Hij doet in de harten van mensen iets ontkiemen van inspiratie en ontroering. Hij schept om zich heen een sfeer van hartelijkheid en warmte. Vertrouwen wij ons aan God toe, zodat wij - net als Jezus - rijke vruchten mogen voortbrengen. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 14 maart 2015. Overweging bij 2 Kronieken 36, 14-16 + 19-23 en Johannes 3, 14-21. 'ALS HET DONKER WORDT, DAN BEN IK DAT'. Misschien hebt U het wel eens gehoord: het verhaal van een kind dat in een diepe en smalle put is gevallen. Vreselijke paniek natuurlijk. Maar ze horen het kind huilen, dus het leeft nog. Maar hoe krijgen ze het eruit? De buren komen erbij. Steeds meer mensen op de plek van het onheil, maar wie haalt het kind eruit? Dan komt de vader, buigt zich over de rand van de put en roept het kind bij zijn naam. Het huilen begint opnieuw, harder dan tevoren. Er wordt een lang en stevig touw gebracht met een lus eraan. Gebogen over de put, roept de vader wat het kind moet doen. Opnieuw begint het te huilen. Dán heeft de vader in de gaten wat er gebeurt, als hij boven de put hangt. Daarom roept hij zijn kind toe: 'Je hoeft niet te huilen, als het donker wordt, dan ben ik dat!' Wat gebeurt er nl.? Het licht dat diep in de put nog te zien is, valt helemaal weg, als de vader zich er over heen buigt. De duisternis maakt zijn kind bang. Daarom zijn geruststellende woorden: ' Als het donker wordt, dan ben ik dat!' De Evangelist Johannes vertelt ons over een merkwaardige ontmoeting. Met de lezing van vandaag vallen we helaas midden in het gesprek. In het holst van de nacht heeft Nicodemus aangeklopt bij Jezus. Hij is een man met een belangrijke functie. Hij maakt nl. deel uit van de Hoge Raad, het Joodse Sanhedrin. Hij is een farizeeër die zijn geloof serieus neemt. Om niet gezien te worden gaat hij in het donker naar Jezus toe. Hij zit gevangen in een put van schijnzekerheden, macht en intriges. Hij weet hoe de andere leden van de Hoge Raad over Jezus denken. Ook hij heeft moeite met de vrijmoedige manier waarop Jezus omgaat met de voorschriften en tradities van het joodse geloof, maar hij is ook erg onder de indruk van de wonderbare tekens die Jezus doet. Voor hem is duidelijk: 'Geen mens kan zulke tekens verrichten, als God niet met hem is.' Daarom wil hij Jezus nader leren kennen. Jezus zegt dat iemand opnieuw geboren moet worden om te zien waar het in het Rijk van God om draait. Nicodemus snapt niet wat Jezus bedoelt. Daarom legt Jezus hem uit dat hij met andere ogen naar de werkelijkheid moet kijken. Niet enkel door de smalle koker van de joodse regels en voorschriften. Dan sta je de Geest in de weg die waait en werkt waar Hij wil. Jezus legt uit: God houdt zoveel van de wereld, dat Hij zijn Zoon heeft gestuurd om te redden wie vast zitten in duisternis. Die Zoon is niet gekomen om de wereld te oordelen, maar om haar licht te brengen. Jezus wil zijn licht laten schijnen in de donkere put die onze wereld vaak is. Ook ieder van ons zit van tijd tot tijd in de put. Als je flink ziek wordt of een dierbare verliest, hoe makkelijk denk je dan niet: 'Hier kom ik nooit meer overheen!'. En zo zijn er tal van situaties te noemen, waardoor je in paniek kunt raken en niet meer weet hoe je verder moet. Als dan de spaarzame lichtpuntjes ook nog wegvallen, dan is de paniek volkomen. Dan weten we niet meer waar we het moeten zoeken. In zo'n omstandigheden helpt het, als we merken dat we niet volkomen alleen staan, maar dat er iemand is die onze nood verstaat. Jezus biedt Nicodemus geen goedkope oplossing om uit zijn put te geraken. Hij wijst erop dat Hij omhoog geheven zal worden aan een kruis. Maar tegelijk zegt Hij dat Hij naar deze wereld gezonden is om licht te brengen in onze duisternis. En als wij dat licht aannemen, naar Hem opzien en ons door Hem laten verlichten, dan zullen we eeuwig leven ontvangen, niet alleen straks, maar ook hier en nu. Ons leven krijgt dan meer kwaliteit. Wie zich door Hem laat bijlichten en leiden, wordt gered. Wie dit liefdesaanbod van God afwijst of negeert, blijft dwalen in duisternis. Ook zegt Jezus: 'Wie de waarheid dóet, gaat naar het licht'. Dus geen woorden, maar daden. Waarheid moet je in praktijk brengen. Dat heeft Jezus zelf laten zien. Daarom was Hij begaan en bewogen met mensen.
Wij worden vandaag uitgenodigd om met Nicodemus te zoeken naar licht. Soms lijkt duisternis de overhand te krijgen: oorlogen, aanslagen, ziektes en rampen, verlies van geliefden, al die vluchtelingen, hongersnood en onrust. Maar er zijn gelukkig ook veel lichtpunten. Mensen die meeleven en zorg tonen voor het welzijn van hun omgeving, voor sociaal zwakkeren, kinderen en ouderen, collega's en buren. Mensen die beseffen dat aandacht, een helpende hand en een goed woord belangrijker zijn dan geld. Mensen die het leed verzachten van zieken en eenzamen door er gewoon te zijn. Ja, er gebeurt veel goeds, maar er is een gelovige blik nodig om die lichtpunten te zien en te waarderen. Je kunt zeggen: Jezus nodigt Nicodemus en daarmee ook ons uit om naar Hem op te kijken en ons op Hem te oriënteren. We moeten leren door zijn ogen (bril) naar de wereld te kijken. Immers kruis en lijden hebben niet het laatste woord. Als ook wij terecht komen in een put en in het donker, zegt Jezus ook tot ons - net als die vader tegen zijn kind: - 'Wees niet bang. Als het donker wordt om je heen, dan ben Ik er voor jou!' Laten wij bidden: 'Heer, ik wil U geloven op uw woord, maar kom toch mijn ongeloof te hulp!'. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 7 maart 2015 Overweging bij Exodus 20, 1-17 en Johannes 2, 13-25. WOORDEN OM VRIJ TE WORDEN Vrijwel op elk moment van de dag hebben we bewust of onbewust te maken met regels. Het begint al in je eigen huis. Er gelden daar een aantal afspraken: jassen horen aan de kapstok of in de kleerkast, schoenen op het schoenenrek. We eten aan tafel en tijdens de maaltijd worden er geen mobiele telefoons gebruikt. Kortom: we hebben een stel regels die het mogelijk maken prettig met elkaar om te gaan, elkaar ruimte te geven en rekening te houden met elkaar. Ook buitenshuis gelden er een aantal voorschriften. Zodra we deelnemen aan het verkeer als voetganger, fietser of automobilist moeten we ons houden aan de verkeersregels. Ze zijn onmisbaar voor de veiligheid van alle weggebruikers en beschermen het milieu. Hoe je het ook keert of draait: wij kunnen nu eenmaal niet zonder regels en wetten. Als die er niet zouden zijn, zou er een complete chaos ontstaan. Ofschoon we sommige regels misschien als lastig ervaren, tegelijk zijn we er ons van bewust dat regels en wetten de basis vormen om met elkaar te kunnen leven. Die regels zijn er niet om ons het leven zuur te maken, maar om ons leven met elkaar mogelijk te maken en te waarborgen. Dit bewustzijn komt ook naar voren in de Bijbel. Daar wordt verteld, dat God het volk Israël de Tien Woorden heeft gegeven. Wij spreken vaak van de Tien Geboden, maar in feite gaat het om woorden die uitdrukken wat belangrijk is om in goede harmonie met elkaar te leven. De eerste woorden zeggen iets over de verhouding tussen God en de mensen. Bij de andere woorden gaat het over de relatie tussen mensen onderling. De Bijbel verhaalt ons dat God, voordat Hij de Tien Woorden aan Mozes bekend maakt en daarmee aan zijn volk, zegt Wie Hij is: 'Ik ben de Heer, jullie God. Ik ben het die jullie uit Egypte heb weggeleid. Ik heb jullie bevrijd uit de slavernij'. Daarmee geeft Hij als het ware zijn visitekaartje: God toont door deze bevrijding zijn grote liefde voor het volk Israël. Het volk mag voortaan in vrijheid leven. Dat betekent natuurlijk niet: lang leve de lol, want ook leven in vrijheid kan niet zonder regels. En op deze vrijheid zijn de tien geboden gericht. Het zijn dus tien basisregels om in goede harmonie met elkaar te leven. Met deze Tien Woorden kunnen wij uitdrukking en vorm geven aan onze liefde voor God en voor elkaar. Eerbiedige en zorgvuldige omgang met God en respectvolle ondersteuning van elkaar. Maar de praktijk van alledag laat zien hoe moeilijk het is deze regels als leidraad in ons leven te hanteren. Het gevaar is groot dat we die spelregels uitleggen in ons eigen voordeel en vergeten waarvoor ze bedoeld zijn. Zo staat er in de dagen van Jezus in Jerusalem een prachtige tempel. Jezus is er als 12-jarige als pelgrim met zijn ouders reeds gekomen. Hij heeft er gebeden en gesproken met de schriftgeleerden en rabbijnen. Die tempel maakte zoveel indruk, dat hij voor iedere Jood gold als de heiligste plaats op aarde, de plek waar God woont. Maar Jezus moet vaststellen dat het inmiddels niet meer de plaats is waar God in oprechtheid geëerd wordt. Het huis van zijn Vader is tot een markt geworden, een plek waar de god van het geld en de hebzucht wordt aanbeden. En met ongekende felheid maakt Jezus het tempelplein vrij van handelaars en geldwisselaars. Wij mensen zijn zeer sterk gericht op alles wat tastbaar en zichtbaar is. En als het gaat om onze relatie met God, is er sprake van 'cirkelen rond een Geheim'. En dat maakt het moeilijk van harte te geloven en ons te laten leiden door woorden van de Schrift. God wil ons bevrijden van egoïsme en eigenbelang, maar zijn aanbod stuit bij ons op tal van hindernissen. We zien het al bij het volk van Israël. Nauwelijks zijn ze bevrijd uit de slavernij in Egypte, of
ze maken in de woestijn hun eigen god in de vorm van een gouden kalf en ze morren tegen Mozes en Aäron bij gebrek aan eten en drinken. Is dit nu het leven in vrijheid? Het verhaal van de tempelreiniging door Jezus laat zien hoe makkelijk verloedering op kan treden. De tempel is een commerciële markthal geworden, geen plaats meer waar God en mensen elkaar kunnen ontmoeten. Het Evangelie van deze dag stelt ons voor de vraag, hoe wij omgaan met Gods aanbod om ons te bevrijden? Laten wij Hem toe in ons hart? Doen wij bewust moeite om te leven naar de Tien Woorden die Hij ons gegeven heeft? Nou worden wij omgeven door een veelheid van zaken die ons de ogen uitsteken en die wij graag zouden bezitten. Dat wekt makkelijk jalousie. Voor we het in de gaten hebben, raken wij in de ban van dingen die we - koste wat het kost - willen bereiken en die ons als een soort verslaving beroven van onze vrijheid. Wie kan de verleiding weerstaan van de afgod van het geld, van het aanzien en de hebzucht? Het is de god die niets anders wil dan dat wij ons enkel richten op onszelf en onze medemens vergeten. Hij zorgt ervoor dat je verstrikt en gevangen raakt in jezelf, terwijl het God er juist om te doen is ons te bevrijden uit deze gevangenschap en verslaving. Hij biedt ons zijn liefde aan in de Tien Woorden en in de persoon van Jezus die er totaal van heeft geleefd. In feite zegt God tegen ons: 'Ik heb jullie bevrijd uit dat slavenbestaan, zorg er nu voor dat je vrij blijft van alle verslaving. Laat Mij wonen in jullie hart en laat je leiden door mijn geboden'. Als de Joodse overheidspersonen Jezus ter verantwoording roepen voor zijn optreden op het tempelplein, zegt Hij: 'Breek deze tempel maar af. In drie dagen bouw Ik hem weer op'. Met andere woorden je kunt Mij wel afbreken en ter dood brengen, maar Ik zal opstaan en waar Ik voor sta - de liefde voor God en de zorg voor de naaste - dat heeft eeuwig leven. Laten wij bidden dat Jezus vrij maakt van egoïsme en van gehechtheid aan wat ons schaadt en ons opbouwt tot een tempel van de H. Geest, een plaats waar God woont te midden van ons mensen. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 28 februari 2015 Overweging bij Genesis 22, 1-2 + 9a + 10-13 + 15-18, Leviticus 18,21 en Marcus 9, 2-10. EEN TIPJE VAN DE SLUIER ? In zijn boek 'Geduld met God' schrijft de Tsjechische priester (theoloog, filosoof en psycholoog): 'God is Mysterie - dat zou de eerste en laatste zin moeten zijn van alle theologie. Altijd als we iets schrijven of zeggen over God, zou iedere zin begeleid moeten worden zoals het leger van Israël dat twee zangers voorop liet lopen als het ten strijde trok - door twee engelen die roepen: 'Mysterie! Mysterie! ' M.a.w. als je over God spreekt of schrijft, bedenk dan dat je binnen treedt in de wolk van het mysterie. Onze spontane gevoelens van afschuw en verbijstering bij het verhaal Abraham en zijn zoon Isaac zetten ons makkelijk op het verkeerde been. Het gaat hier nl. niet om een vader met godsdienstwaanzin, die zelfs bereid is om zijn enige kind te doden. Ook niet om een wrede God die mensenoffers vraagt. Gaat het niet veeleer om de vraag van God aan Abraham: 'Wat beteken ik voor jou? Durf je Me te vertrouwen, ook als je denkt dat je je toekomst verliest? Durf je het aan je zekerheden los te laten, als Ik je dat vraag?' Waarschijnlijk heeft Abraham een verkeerde voorstelling van God, want een engel van Jahweh moet hem tegenhouden. Jahweh heeft een afschuw van kinderoffers, zoals we lezen in Leviticus 18,21 en bij de profeten. Abraham laat zien hoe je je kunt vergissen, als je meent de stem van God te verstaan. Als Abraham dan zijn oude ideeën over God durft loslaten, kan Jahweh hem een nieuwe belofte doen. Hij wil geen God zijn die de toekomst van mensen afbreekt en blokkeert, maar een God die juist toekomst schenkt. Wij mensen hebben nl. de neiging om onze toekomst zelf te plannen, ervoor te werken en ze veilig te stellen. Zoiets als bouwen aan dat 'Zwitserlevengevoel'. We hebben een sterke neiging ons te nestelen in ideeën, plaatsen en situaties waarin we ons veilig voelen. Daaraan houden we ons vast. Bestaat daardoor ook niet het gevaar dat we onze eigen god maken, een god die doet wat wij verlangen? In onze beste ogenblikken beseffen we echter dat de levende God de totaal Andere is, dat Hij Mysterie is, verborgen en ondoordringbaar. Als wij ons aan Hem willen toevertrouwen, Hem de vrije hand willen geven in ons leven, vraagt dat dan niet dat wij ons - met schroom - openstellen voor zijn mysterievolle Werkelijkheid? Is het niet dát wat van Abraham gevraagd wordt? Zijn zoon die zijn toekomst is in Gods handen te leggen. Zijn godsvertrouwen wordt beloond, zegt de auteur van het verhaal. Wat gebeurt er, als mensen zoeken een glimp op te vangen van wie God is? Misschien past de sleutel die de Bijbelverhalen vandaag aanreiken. Vraagt ontmoeting van onze kant niet om ont-moeten: d.w.z. het móeten eraf halen, onze verwachtingen loslaten. Het verhaal van Marcus begint met de mededeling dat Jezus zich terugtrekt op een eenzame plaats. Hij moet er even uit; even een stapje opzij uit de drukte van het constante beroep dat mensen op Hem doen. Even los van al dat moeten. Hij neemt drie van zijn leerlingen mee die getuige mogen zijn van een bijzondere ontmoeting. Boven op een berg waar je soms het gevoel hebt dat je dichter bij God bent, zien ze Jezus in een verblindend wit licht. Hij krijgt gezelschap van twee grote leiders uit de Joodse traditie: Mozes die het volk met de Thora een richtlijn voor het leven gaf en Elia, die - met gevaar voor eigen leven - het opnam tegen de afgoden van zijn dagen en hun vereerders. Jezus spreekt met die twee. Zoekt Hij bij hen steun voor wat Hij op zich af ziet komen: het lijden en sterven waarover Hij zijn leerlingen heeft gesproken? Petrus, genietend van dit hemelse tafereel, wil dit moment en deze situatie van gelukzaligheid vasthouden met zijn aanbod van drie tenten. Maar een wolk verstoort hun droom. Bovendien klinkt er een stem die de leerlingen aanspoort om te luisteren naar Jezus, de man naar Gods
hart. Even hebben ze hun Meester mogen zien in hemels licht, maar nu moeten ze terug naar de vlakte en de rauwe werkelijkheid van alledag. Jezus nodigt hen uit zich open te stellen voor wat God met hen voorheeft, voor zíjn toekomst. Hij verbiedt hen te praten over wat ze hebben meegemaakt, maar onder elkaar zijn ze er toch mee bezig. Zijn woorden over ´opstaan uit de doden´ zijn voor hen helemaal een raadsel. Er zijn mensen die in hun leven dingen meemaken die een onvergetelijke indruk achterlaten. Zo kan een ernstige ziekte, een ingrijpend verlies of een bijzondere ontmoeting een ommekeer in iemands leven te weeg brengen en aanleiding zijn om radicaal van koers te veranderen. Zo kunnen ook heel fijne momenten een diepe en onuitwisbare indruk achterlaten en je moed en kracht geven als je in de put zit. Niet alleen op die hoge berg, maar ook in de vlakte, tussen al die gekwelde mensen die bij Jezus hulp zoeken, mogen de apostelen het geheim van hun Heer ontdekken. Ook in wat Jezus voor mensen doet, straalt iets van zijn goddelijke oorsprong en opdracht. Hij nodigt zijn leerlingen uit met Hem naar Jerusalem te gaan. Waarschijnlijk had Jezus de ervaring op de berg nodig om overeind te blijven en ook zijn leerlingen moed en vertrouwen te geven bij het lijden dat hen wacht. In deze veertigdagentijd vraagt Jezus ook ons of we ons bij Hem willen aansluiten. Als we ons openstellen voor zijn boodschap en solidair proberen te zijn met mensen die wij ontmoeten, dan zal moeite en kruis ons niet bespaard blijven. Meeleven met elkaar in lief en leed, opkomen voor wie kwetsbaar is of in nood, ijveren voor vrede en recht en een leefbare wereld voor ieder mens, dat vraagt veel van ons. Topmomenten, waarop we enthousiast zijn en het helemaal zien zitten: ze zijn meestal van korte duur. We kunnen niet blijvend kamperen op de toppen van ons leven. Het verhaal van Jezus' verheerlijking op de berg, verwijst naar het mysterie van zijn verrijzenis. Moge ons geloof in dit mysterie en de herinnering aan topervaringen in ons eigen leven ons moed en kracht geven ons in te zetten en vol te houden, ook in tijden van tegenslag, moedeloosheid en pijn. Jezus' verheerlijking zal eens ons deel worden. Bidden wij dat dit vertrouwen in ons mag groeien. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 21 februari 2015 Overweging bij Genesis 9, 8-15 en Marcus 1, 12-15. KEER JE OM EN GELOOF JEZUS BOODSCHAP Terwijl Matteus en Lucas vertellen over een gesprek tussen de duivel en Jezus, vertelt Marcus alleen dat Hij op de proef wordt gesteld. Heel beknopt vermeldt hij dat Jezus door de Geest gedreven, 40 dagen in de woestijn verblijft. Dat Hij beproefd wordt door de satan en vergezeld wordt door wilde dieren. Voorts dat engelen Hem dienen. Meestal drijft Jezus boze geesten uit, maar nu drijft de Geest van God Hem zelf naar de woestijn. Het woord 'woestijn' roept bij ons associaties op met wat een mens bedreigt: eenzaamheid, gevaarlijke dieren, hitte, honger en dorst. Maar in de Joodse traditie wordt de woestijn ook positief gewaardeerd als een plaats die vaak veiliger is dan dorp of stad waar mensen wonen. Mozes, het volk Israël, David, Elia: allen op de vlucht voor de machthebbers, vinden een schuilplaats in de woestijn. Daar ontmoeten ze God: in een braambos, op een berg of in de eenzaamheid. De manier waarop Marcus over dat verblijf in de woestijn vertelt, doet denken aan het paradijs. In het begin van Gods schepping leefden mens en dier samen. En de profeet Jesaja gebruikt dat als een beeld van de toekomst waar 'leeuw en lam samen spelen', m.a.w. waar mens en dier in vrede met elkaar zullen leven. Het verbond waarvan God spreekt in de Eerste Lezing geldt niet alleen voor Noach en zijn nakomelingen,maar al wat op aarde leeft. De regenboog aan de hemel is geen wapen, maar herinnert God telkens opnieuw aan zijn verbond met de mensen. Kortom: na de zondvloed, na Jezus' doop in de Jordaan en na ons Doopsel ligt voor ieder die Jezus wil volgen, de weg open voor een nieuwe relatie met God. Jezus komt uit de woestijn tevoorschijn met een goede tijding en zegt: 'De tijd is vervuld. Gods koningschap is op komst. Bekeer je en hecht geloof aan dat goede nieuws.' Met andere woorden: alles staat van nu af in het teken van 'redden wat verloren is'. 'Bekeer je' wil zeggen: Ga anders kijken. God is niet alleen scheppende liefde, maar ook een reddende koning, die iedereen ziet staan en allen tot hun recht laat komen. Maak een draai van 180º en leer kijken vanuit Góds toekomst. Hij laat niets verloren gaan. Hij gaat op zoek naar het 100e schaap. Een kind zet Hij in het midden van de kring. Hij kondigt een jubeljaar af: zondaars krijgen vergeving, lammen lopen, blinden zien, melaatsen worden weer opgenomen. Met deze boodschap, met deze nieuwe kijk komt Jezus uit de woestijn: God die ons in den beginne heeft geschapen, komt ons nu vanuit het einde tegemoet met zijn reddende liefde. Wat Hij in zijn goedheid schiep, wil Hij nu verzamelen in zijn onvoorstelbare liefde. Jezus vraagt ons deze nieuwe kijk met Hem te delen:´ Hecht geloof aan dit goede nieuws´, zegt Hij. Als we ons daarvoor openstellen, begrijpen we beter waarom de Geest van God Jezus naar de woestijn dreef. De woestijn is een overgangsgebied. Dat was het al, toen het volk Israël wegtrok uit Egypte, weg uit dat slavenhuis. Het volk moest toen de woestijn in om af te kicken, om te ontwennen aan de slavernij. Ze moesten loskomen uit de levenswijze van Egypte en leren met hun vrijheid om te gaan. Daar hebben ze een hele generatie voor nodig gehad. Want vrijheid moet ingeoefend worden en dat kost tijd. De woestijn is ook een plaats van eenzaamheid: je wordt op jezelf teruggeworpen. Je kunt niet afkijken, niet naapen, geen kuddegeest, maar je moet zelf kiezen. Ook ontneemt het gebrek aan regen de woestijn haar vruchtbaarheid. En daarom leer je in de woestijn letten op tekens van Gods vruchtbaarheid , vertrouwen op zijn barmhartigheid. Dat vraagt een andere instelling dan enkel bouwen op je eigen productiviteit en vruchtbaarheid. Een mens leert er te ontvangen. Jezus' goede nieuws is dat voortaan alles in het teken staat van 'verlossing' en 'redden wat verloren is'. Hij wil ons vrij maken voor ' zijn koninkrijk'. Want wij zitten vaak aan zoveel zaken vastgeketend, zoveel dingen waar we a.h.w. aan verslaafd zijn en die we niet durven
loslaten. In deze woestijnperiode die de veertigdagentijd is, wil God ons helpen om te ontwennen aan al dat kijken naar het verleden en meer te kijken naar de toekomst die Hém voor ogen staat. Deze 40-dagentijd is dus een ontwenningskuur om los te komen uit ideeën, zaken en praktijken die ons gevangen houden en ons toe te vertrouwen aan God en te geloven in wie we met zijn hulp kunnen worden. Want voor God is niets onmogelijk. Jezus voelt het - als Gods veelgeliefde Zoon - als zijn opdracht om mensen uit te nodigen tot een leven in verbondenheid met God. Zijn woorden en daden moeten duidelijk maken dat het koninkrijk van God dichtbij is. Maar niet iedereen wil dat horen en daarom moet Hij sterk in zijn schoenen staan om overeind te blijven en zijn roeping niet op te geven. Wat de beproeving in de woestijn inhoudt, vertelt Marcus niet, maar ze heeft ongetwijfeld te maken met Jezus ' geloof in God en zijn twijfels of Hij wel in staat is zijn taak tot een goed einde te brengen. Zelf weten wij uit ervaring dat wij op vele manieren beproefd kunnen worden: ziekte, tegenslagen, oorlog, financiële problemen of het sterven van een dierbare. Beproevingen kunnen ons boos en opstandig maken of heel verdrietig. Ze roepen vragen op: Waarom dit, o God? Waarom ik? Waarom nu? In zo'n woestijnervaring, zo'n crisisperiode valt alles weg wat er niet toe doet. Alleen wat wezenlijk is blijft over: wie ben ik echt en waar leef ik voor? Zo'n woestijnperiode betekent afzien. Jezus laat zich door satan niet van de wijs brengen. Hij blijft vertrouwen op Hem die Hem zijn veelgeliefde Zoon noemt. Als Jezus uit de woestijn is teruggekeerd, begint Hij mensen te vertellen dat God liefde is en dat Hij zijn mensen nooit in de steek laat. Zijn verbond met de mensen is een altijddurend verbond. Zelfs wij ons van Hem afkeren, blijft Hij naar ons op zoek. Hij wil nl. een persoonlijke relatie met ieder van ons. Ook vraagt Jezus kritisch te kijken naar onze relaties met elkaar, want de liefde die God voor ons heeft kan slechts voelbaar en zichtbaar worden in onze aandacht en zorg voor elkaar. Noach blijft geloven in Gods belofte en overleeft de zondvloed. Jezus komt gesterkt terug uit de woestijn, omdat Hij zich heeft kunnen toevertrouwen aan God die Hij ' Vader' noemt. Hij nodigt ook ons uit ons aan God toe te vertrouwen en te leven vanuit een diepe verbondenheid met Hem. We mogen vertrouwen dat Hij die ons uit liefde geschapen heeft, ons - door elke woestijn heen - zal leiden naar het land van zijn belofte. Bidden wij dat de H. Geest ons hart opent voor Jezus' uitnodiging om te geloven in dat Goede Nieuws. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 14 februari 2015 Overweging bij Leviticus 13, 1-2 + 45-46 en Marcus 1, 40-45. ONS LATEN RAKEN DOOR HET LIJDEN VAN MENSEN De Hebreeuwse term uit het O.T die vaak met 'melaatsheid' wordt vertaald, is veel ruimer en breder dan wat nu medisch omschreven wordt als lepra of melaatsheid. Het Hebreeuwse woord verwijst naar allerlei ziekten van de huid, zowel ziekten die te genezen zijn als ongeneeslijke ziektes. Omdat het gaat om kwalen die tegenwoordig meestal goed te behandelen zijn, zou je kunnen denken: aan deze Schriftlezingen hebben wij geen boodschap meer! Gaan wij dan niet te snel door de bocht? Want het gaat in de lezingen niet alleen om ernstige huidaandoeningen met besmettingsgevaar. Het gaat ook om het isolement dat patiënten trof. Mensen werden gedwongen afgezonderd te leven van familie en vrienden en werden gemeden door de samenleving. Bovendien werd in Jezus dagen hun kwaal gezien als een straf van God. Ze golden ook als wettelijk onrein. Zulke mensen verplegen en verzorgen was spelen met je leven. Ook onze samenleving kent mensen die door anderen worden gemeden; mensen die een stempel dragen: mensen die verslaafd zijn aan alcohol, drugs of gokken, daklozen en zwervers, ex-gevangenen en hooligans. Denk bv. ook aan aidspatiënten of zieken die 'uitbehandeld' heten. Asielzoekers en gastarbeiders hebben vaak het gevoel dat ze hier gedoogd worden, maar niet echt welkom zijn. Denken we aan mensen die in armoe leven of worstelen met schulden of mensen met een psychische stoornis. Als we eerlijk zijn, moeten we bekennen dat het niet direct de mensen zijn onder wie wij onze vrienden zoeken. Als je geraakt wordt door hun lijden en problemen en aan de slag gaat om hen te helpen, krijg je vaak te horen: 'Weet wel waar je aan begint? Pas maar op voor te grote betrokkenheid! Laat je niet te zeer meeslepen. Neem de problemen van die mensen niet mee naar huis; denk ook om jezelf!' Zulke opmerkingen klinken nuchter en verstandig, maar als ik mijn hart volg en geraakt en ontroerd wordt door de situatie van de ander, wat betekent dan: 'niet te zeer betrokken zijn'? Dat werkt toch niet! Marcus vertelt ons vandaag dat er een melaatse alle voorschriften negeert en zich voor Jezus' voeten werpt. Als Jezus de vertwijfelde man ziet, die smeekt van zijn ziekte verlost te worden, dan raakt Hij zó door medelijden bewogen, dat Hij het a.h.w. voelt tot in zijn ingewanden, zo vertelt Marcus. Volgens de geldende voorschriften had die man op zijn plek moeten blijven, ver van de bewoonde wereld vandaan. En hij had moeten waarschuwen, als er zgn. gezonde mensen in zijn buurt kwamen, maar niets van dit alles. Diep begaan met deze levende dode, steekt Jezus zijn hand naar hem uit en raakt hem aan. Hij doorbreekt daarmee een sterk taboe. Dat mocht je als Jood bij een melaatse nooit doen, want zo werd je zelf wettelijk onrein en liep je het risico besmet te worden. Waarom vertelt Marcus ons dit verhaal aan het begin van zijn Evangelie? Je kunt stellen: Hij schildert daarmee als het ware een aquarel dat karakteristiek is voor de persoon van Jezus. Als je wilt weten wat voor een persoon Jezus is, dan zie je dat Hij een mens is die diep bewogen raakt om het lijden van zijn medemensen. Hij waagt het zelfs een melaatse aan te raken, volkomen tegen alle regels is. Maar het resultaat is dat deze levende dode geneest. Hij wordt uit zijn isolement bevrijd en teruggebracht in de gemeenschap. Jezus laat hem ervaren: voor Mij ben je niet vies en smerig, voor Mij ben je een medeméns, een broer, een kind van de hemelse Vader. Medechristenen, zijn er in onze samenleving niet velen die zich als 'melaatsen' behandeld voelen, buitenspel gezet en gemeden, omdat ze niet leven volgens onze normen en waarden. Het is niet vreemd, dat wij vaak moeite met hen hebben. Wat echter voor Jezus onacceptabel
is, is dat wij zulke medemensen als 'melaatsen' uit de weg gaan, hen links laten liggen en afschrijven. Nodigt Jezus ons niet voortdurend uit ons ín te leven in de behoeften en noden van anderen? Contact te zoeken en in gesprek te gaan om te verstaan wat hen beweegt? Niet bang zijn onze nek uit te steken en onze handen vuil te maken? Een treffend voorbeeld vertelt Hij in de parabel van de barmhartige Samaritaan. Priester en leviet lopen voorbij uit angst zich wettelijk te verontreinigen, maar een Samaritaan, een halve heiden in de ogen van de eerste twee, laat zich raken door de nood van die gewonde medemens en engageert zich. Hij verzorgt zijn wonden en tilt hem zelfs op zijn eigen rijdier. Ook tast stevig in zijn portemonnee om hem verder te laten verzorgen. Laten wij Jezus vragen om zijn inlevingsvermogen, om een hart dat zich laat raken door de nood van anderen. Bidden wij om bescheidenheid, zodat we oog krijgen voor onze eigen zwakke en zieke plekken en de moed vinden om niet weg te kijken, maar ons in te zetten voor wie ons nodig hebben. Pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zondag 8 februari 2015 Overweging bij Job 7, 1-4.6-7; 1 Korintiërs 9, 16-19.22-23 en Marcus 1, 29-39 JUIST KEREN NAAR MENSEN IN HUN KWETSBAARHEID In het nieuws van deze week vielen me - naast alle nieuws over de spanning m.b.t. Oekraïne het bericht op, dat er een grote moskee gebouwd gaat worden in Gouda Daarbij ook het bericht dat veel parochies in Limburg financieel in zwaar weer verkeren, Vrijdagavond kwam in een groepsgesprek in Wittem de sluiting van vele kerken in het aartsbisdom aan de orde en de commotie die dit wekt onder de gelovigen, die nog naar de kerk komen. Nu heb ik er niets op tegen dat andere godsdiensten als de Islam in ons land ruimte krijgen voor gebouwen waar ze samenkomen om hun geloof te vieren. Maar schrijnend vind ik daarnaast wel, dat er zoveel kerken van christenen moeten sluiten door de terugloop van het aantal gelovigen en het gaan ontbreken van financiën. De priesterraad van ons bisdom vergadert vier maal per jaar en bijna iedere keer wordt die raad gehoord over de sluiting van een of meer kerken in ons eigen bisdom, De laatste voorstellen waren de Gulielmuskerk in Maastricht te sluiten en de kerk van Reuver-Offenbeek. Sommige bestuurders, gelukkig niet in ons bisdom, reageren laconiek en zeggen: 'haken de van oorsprong kerkelijke christenen af, dan haken ze maar af, dan sluiten we kerken. De werkelijk gelovigen blijven wel naar de plekken komen die overblijven'. Het is echter pijnlijk dat de Goede Boodschap van Jezus hoe langer hoe minder mensen bereikt. Het is immers een goede boodschap, die christenen weliswaar vraagt om daar hun leven naar in te richten, maar hen dan ook doet delen in 'de vruchten van de Geest': de liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (zie de brief van Paulus aan de Galaten hoofdstuk 5, 22 vv). Die vruchten van de Geest zijn allemaal eigenschappen, die het leven van mensen met elkaar, bevorderen in plaats van aantasten. Je zou wensen, dat deze vruchten van de Geest een rol spelen in de verhoudingen binnen de wereldpolitiek, bv. m.b.t. de Oekraïne, m.b.t het Midden Oosten, m.b.t. diverse Afrikaanse landen, waar momenteel mensen elkaar naar het leven staan. Maar ook zou je wensen, dat ons christelijk geloven een inspiratiebron zou zijn voor de verhoudingen in ons land in politiek en bedrijfsleven, in de rechtspraak, in het maatschappelijk leven, in de houding van respect en eerbied van de ene mens voor de andere mens. Je zou kortom wensen dat het Evangelie een inspiratiebron voor de morele en spirituele kwaliteit van ons land zou zijn. Dat geldt temeer waar wij mensen kwetsbaar zijn. In de lezing uit het Boek Job (Oude of Eerste Testament) vernamen we hierover. Job was op de proef gesteld, had alles wat hem dierbaar was verloren, zijn gezin, zijn bezit, alles. Hij onderging de kwetsbaarheid van ons menselijk bestaan en hij bedacht dat het leven slechts een ademtocht is. Laatst zei iemand, die de betrekkelijkheid van het leven gewaar werd: 'Vuer wat make ver ôs egelijk zo diek uever onnuezel dinger? Het Evangelie van vandaag vertelt hoe Jezus zich vol mededogen keert juist naar mensen in hun kwetsbaarheid; zoals tot de zieke schoonmoeder van Petrus en tot de vele zieken en de van alles en nog wat bezetenen die bij hem komen en vragen om genezing. Hij is met mensen begaan Hij geneest in plaats van hun persoon of leven aan te tasten. Maar Jezus voedt ook Gods kracht die in Hem leeft door de stilte te zoeken en te bidden. Hij kan maar zoveel goed doen als hij de band met God, zijn en onze Vader, in stand houdt en voedt. Dat doen we hier vandaag trouwens ook nu we hier bij elkaar zijn. We luisteren naar de heilige Schrift en laten ons inspireren, we bidden en zingen (dat is dubbel bidden). Dat hebben we nodig in onze kwetsbaarheid; dat hebben we nodig om onze taken in het leven als christenen te kunnen vervullen. Bidden we dat de rijkdom van ons christelijk geloven in toenemende mate ons en vele anderen (opnieuw) mag inspireren in onze gang door het leven. Mogen we als christenen heilzaam aanwezig zijn in onze samenleving. A.Reijnen, pastoor
Zaterdag 7 februari 2015 Overweging bij Job 7, 1-4 + 6-7 en Marcus 1, 29-39. BEHOEFTE AAN NABIJHEID Een kankerpatiënte, moeder van een zoontje van twee en zelf verpleegkundige, heeft eens gezegd: 'Er is onderscheid tussen iemand die je komt wassen en iemand die je komt schoonmaken'. Het verschil zit in de betrokkenheid. De één zegt niets en doet routinematig haar werk. De ander vraagt: 'Hoe heb je geslapen? Lukt het thuis een beetje? Ze sluit haar zorgcontact af met de vraag: 'Kan ik verder nog iets voor je betekenen?' U begrijpt: het verschil zit niet in de deskundigheid, maar in de betrokkenheid. In dit Memisa-weekend horen we hoe Jezus als een wetgetrouwe jood op sabbat naar de synagoge is geweest. Hij is er als leraar opgetreden en heeft een man bevrijd van een onreine geest. Na de dienst wordt Hij onmiddellijk mee genomen naar het huis van Simon en Andreas. De schoonmoeder van Simon Petrus ligt nl. met hoge koorts in bed. Op hun verzoek gaat Jezus naar haar toe, neemt haar bij de hand en 'laat haar opstaan'. - Dat woord 'opstaan' gebruikt Marcus later ook voor de 'opstanding' van Jezus - Wat is het gevolg? 'Ze werd vrij van koorts, stond op en begon voor hen te zorgen', zo lezen we. De vrouw die geholpen werd om op te staan, gaat nu als gastvrouw de aanwezigen bedienen. De sabbatrust wordt in acht genomen, maar 's avonds loopt het hele dorp uit en brengt men de zieken naar het huis van Simon. 'Velen die aan allerhande kwalen leden, genas Hij en Hij dreef tal van geesten uit', zo staat er. Met andere woorden Jezus toont persoonlijke betrokkenheid en schenkt genezende en bevrijdende aandacht aan al die mensen die lijden. Zo wekt Hij een golf van enthousiasme. Na die bewogen dag heeft Hij behoefte bij God en bij zichzelf op adem te komen. Daarom gaat Hij vroeg in de morgen naar een eenzame plaats om te bidden. Zijn leerlingen, genietend van het succes van hun Meester, komen Hem zoeken en zeggen: 'Iedereen is naar U op zoek!' Het streelt natuurlijk je eergevoel, als velen je nodig hebben, maar Jezus trapt niet in die valkuil. Hij zegt: 'Laten we ergens anders heengaan en ook in andere dorpen het Goede Nieuws brengen'. Trouw aan wat Hij ziet als een opdracht van Godswege, houdt Hij vast aan zijn eigen programma. Kafarnaüm heeft dat goede nieuws mogen horen en zien, nu is het de beurt aan andere plaatsen. Dat betekent loslaten en verder trekken in plaats van je comfortabel te nestelen. Want dat 'Rijk Gods' waar Jezus van spreekt, wordt zichtbaar waar er lief en leed gedeeld wordt en waar er aandacht en zorg is voor elkaar. We hoeven heus niet terug te gaan naar een grijs verleden om de klacht van Job (1e lezing) te verstaan. We zien het leed van mensen in de kring van familie, vrienden en bekenden. Het lijden van de wereld stroomt via de media binnen in onze huiskamer: de vertwijfeling en het verdriet van mensen die ernstig ziek zijn. Of van slachtoffers van geweld: mensen die bij de puinhopen zitten van hun huis of in vluchtelingenkampen. Mensen die net als de man Job vragen naar het waarom van al dat onverdiende lijden. Het leed kan zo overweldigend en verstikkend zijn dat elke poging om te troosten of te bemoedigen, ervaren wordt als een dooddoener of zelfs als een belediging. Als je diep in de put zit en er komt iemand met de zon die achter de wolken schijnt, dan zou je zo'n mens wel wat kunnen doen. Bij diep verdriet kun je alleen maar zwijgend nabij zijn. Lijden en de pijn van een mens kan een gevoel oproepen van machteloosheid, want je zou de ander graag willen troosten en bemoedigen, omdat je meeleeft en meevoelt. Misschien geloof je of weet je uit ervaring, dat er uiteindelijk licht gloort aan de horizon, maar de ander zit te diep in de put om dat te zien. Zelf zie je dat sprankje hoop misschien wel en je zou het de ander graag aanreiken. Dan word je verscheurd
door je gevoelens: enerzijds je medeleven en aandrang om de ander op die lichtpuntjes te wijzen, anderzijds het onvermogen om tot de ander door te dringen. Het boek Job is een soort gedachte-experiment. We horen vandaag maar een klein stukje. Als we het helemaal lezen, merken we dat het gaat over de vraag: wat gebeurt er met vriendschap, met geloof, hoop en liefde, als iemand helemaal aan de grond zit? Vandaag hoorden we hoe Job zich beklaagt over zijn lot. Als we verder lezen, zien we dat het Job 's vrienden niet lukt om hem te troosten. Heel herkenbaar dus. Maar ook lezen we dan hoe Job geleidelijk uit de put klimt en weer licht begint te zien, als hij ervaart dat hij bij God zijn hart kan uitstorten en zijn verdriet mag uiten zonder te worden afgescheept met goedkope troost. Wat een mens hoop geeft is een vriend(in) die de moed heeft om te zwijgen en te luisteren, die je niet in de rede valt en je niet laat vallen, ook niet als er geen land met je te bezeilen is. Wat licht geeft, is het vertrouwen dat God zo'n vriend wil zijn. Van die God hebben grote mannen en vrouwen in de Bijbel getuigd: Mozes, profeten en wijsheidsleraren en heel bijzonder Jezus en zijn apostelen. Ze laten zich beroeren door het lijden van hun naasten en zijn hen nabij, niet met grote woorden maar met stille gebaren. Ze laten hun hart spreken. Jezus relativeert ziekte en leed van mensen niet. Hij loopt er niet van weg en zegt nooit dat het Gods wil is, maar luistert, raakt hen aan en héélt hen. Het hart van mensen als Jezus is niet alleen vol van medelijden, maar ook vervuld van hoop en van geloof in die liefderijke God die mensen in hoogst eigen persoon nabij wil zijn en die hen ooit - hoe dan ook - uit hun lijden zal doen opstaan. Van dit geloof en deze hoop zijn Jezus, zijn voorgangers en zijn volgelingen vervuld. Zij beseffen dat je dat geloof en die hoop anderen niet plompverloren kunt opdringen, maar dat daaraan vaak een lange, soms zeer lange periode van stille nabijheid voorafgaat. En om dat wachten en dat geduld op te brengen, hebben we momenten nodig van stilte en gebed, zoals we Jezus zien doen. Het gaat er in ons bidden niet om God van gedachten te doen veranderen, maar dat wij zelf open gaan voor Gods Geest. Hij maakt ons tot mensen die - meer dan op eigen kracht - durven vertrouwen op zijn kracht en die nabij durven zijn aan wie leed moeten dragen. pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 31 januari 2015. Overweging bij Deuteronomium 18, 15-20 en Marcus 1, 21-28. LUISTEREN NAAR PROFETEN EN DICHTERS Herinnert U zich nog dat liedje van Herman van Veen, waar hij zingt: 'Rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan'? Het lijkt wel of elke minuut van ons leven benut moet worden. Vaak rennen en hollen we maar door. Iedereen heeft het druk. Of je nu jong of oud bent, de agenda van velen staat vol met activiteiten. Soms lijkt het alsof we de zeggenschap over onze tijd kwijt zijn en ons machteloos voelen, in de houdgreep van de tijd. We lijken zoveel te moeten doen dat we vaak het gevoel hebben 'geleefd te worden', alsof iemand anders in ons lijf gekropen is, die bepaalt wat wij doen. Nou verhaalt Marcus ons in het Evangelie dat Jezus op sabbat in de synagoge van Kafarnaüm als leraar optreedt. De manier waarop Hij de Schrift uitlegt wijkt blijkbaar nogal af van wat ze gewend zijn van de Schriftgeleerden. Dat maakt zijn toehoorders enthousiast. Maar niet iedereen is daar gelukkig mee. Er is in de synagoge een man die Hem luidruchtig in de rede valt. Hij schreeuwt: 'Jezus van Nazareth, wat heb je te maken met onze manier van leven? Wil je ons soms de vernieling injagen?' Marcus zegt dat die man in de macht is van een onreine geest. Hij is 'bezeten'. Die man blijkt echter in de gaten te hebben wie Jezus is, want hij roept: ' Ik weet wie je bent 'de Heilige van God'. Mogelijk ziet hij in hoe waar Jezus' boodschap is, maar innerlijk wil hij er niet aan. Misschien mogen wij die 'onreine geest' wel beschouwen als de weerstand die wij voelen, als ons nieuwe wegen worden gewezen en onze vertrouwde ideeën worden 'opengebroken'. Jezus roept dus niet de hulp in van de ordebewaarder om hem buiten de deur te zetten, maar zegt tot de onreine geest die hem in de greep houdt: 'Zwijg stil en ga uit hem weg'. Na een luide schreeuw komt die man tot rust. Met verbazing zien de omstanders wat er gebeurt en dat geeft Jezus' optreden in hun ogen nog meer gezag. Voordat we dit verhaal enkel beschouwen als een staaltje van Jezus ' wondermacht, is het misschien goed ons zelf eens te vergelijken met die bezetene in de synagoge. Die onreine geest heeft die man als het ware in een houdgreep. Hij is zichzelf niet meer en wordt belemmerd om vrij en verantwoordelijk te zijn voor de dingen die hij zegt en doet. Blijkbaar heeft hij iemand anders nodig om los te komen uit die geestelijke houdgreep. Zou het kunnen zijn dat ook wij iemand nodig hebben die tegen ons zegt: 'Stop! Stop nou eens met hollen, rennen en vliegen. Kom eens tot rust en neem de tijd om om je heen te kijken Wat wil je nu écht doen? Is het werkelijk je bedoeling dat je werk al je tijd opslokt ? Of wil je misschien juist wat meer tijd doorbrengen met je partner, kinderen en kleinkinderen? Wil je misschien wat meer tijd om te lezen of eindelijk dat bezoek te brengen wat je al zo lang van plan was? Ja, vult u zelf maar in wat echt graag nog zou willen doen. In het Evangelie is het Jezus die ervoor zorgt dat die man loskomt uit die houdgreep, los komt van de dingen waarvan hij helemaal bezeten is. Hij weet heel goed dat Jezus namens God spreekt, maar om een of andere reden wil hij dat niet horen, wil hij daar nog niet aan. Dat maakt Hij zeer luidruchtig kenbaar. De andere aanwezigen schrikken hevig bij het geschreeuw van de bezetene, maar na zijn genezing vragen zij zich af: 'Wat betekent dat toch: Iemand die spreekt met gezag en die bovendien de macht bezit om mensen te bevrijden van onreine geesten die je in de greep houden?' Misschien rijst de vraag: 'Wie of wat maakt ons los uit de houdgreep van zaken waarvan wij bezeten zijn? Wie is bij machte ons te doen stoppen met al dat rennen en, springen, vliegen en vallen, opstaan en weer doorgaan? Hebben wij de moed ons door de stem van God te laten
bevrijden uit de greep van tijdsdruk en haast? Hebben wij wel oor voor de profeten van onze dagen? De eerste lezing vertelt ons van Mozes. Hij helpt zijn volkgenoten, als ze helemaal ten einde raad zijn na de uittocht uit Egypte op weg naar het beloofde land. Hij helpt hen, als ze helemaal in de greep zijn van negatieve gedachten vanwege dorst en honger in de droge en dorre woestijn. God geeft zijn volk weer uitzicht via de woorden die Mozes spreekt. De oplossing is niet zo simpel. Immers in onze dagen zijn er zoveel stemmen die onze aandacht vragen. Nieuwsberichten in de media, sms-jes, emails, reclames enz.. Voortdurend lawaai en stemmen om ons heen. Wij verdrinken als het ware in de stortvloed van woorden die er over ons wordt uitgegoten. Wat dringt er tot ons door van die veelheid van woorden? Hoe kunnen we onderscheiden wat er belangrijk is voor ons leven? De woorden die Jezus en Mozes lang geleden hebben gesproken, spreken nog steeds tot ons. Maar er is rust en stilte nodig om ze echt tot ons door te laten dringen, ruimte om ons leven te overdenken en tot onszelf te komen en zo te verstaan wat God van ons verlangt. Ze doen ons beseffen dat we regelmatig pas op de plaats moeten maken: stoppen met al dat hollen en vliegen. Het kost ons moeite ons te bevrijden van wat macht over ons heeft. En ook wij hebben daar hulp bij nodig. Natuurlijk mogen we blijven zorgen voor ouders, kleinkinderen, zieken en anderen die ons nodig hebben. Natuurlijk mogen wij vrijwilligerswerk doen en ons inzetten voor de gemeenschap. Maar we hoeven niet alles te doen en het niet alleen te doen. We mogen onze grenzen aangeven, de hulp inroepen van anderen en moeten waarschijnlijk keuzes maken. Jezus en Mozes worden in de Bijbel profeten genoemd. Net als dichters zijn profeten geen toekomstvoorspellers. Ze zien immers hetzelfde als anderen. Het verschil is alleen dat ze zéggen wat ze zien of gezien hebben. De geschiedenis houdt hen een spiegel voor. Hierin zien ze wat er kan gebeuren en dat spreken ze uit in beeldspraak en verhalen. Dit onderscheidt hen van mensen die enkel hollen en jagen en niets zien, hun mond niet opendoen en aan de kant blijven staan. Wij worden vandaag opnieuw opgeroepen om naar profeten en dichters te luisteren. Moge Gods Geest ons helpen om hun woorden te verstaan. pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 24 januari 2015 Overweging bij Jona 3, 1-5 + 10 en Marcus 1, 14-20. OPEN VOOR WIE ONS ROEPT In de Eerste Lezing hebben we slechts een stukje gehoord van het merkwaardige verhaal van de profeet Jona. Op een dag krijgt Jona de opdracht van de Heer. Hij moet naar de stad Nineve gaan om hen te waarschuwen. Er gebeurt daar zoveel onrecht, dat God het niet langer kan verdragen. Als zij hun gedrag niet wijzigen, zal Hij moeten ingrijpen met harde hand. Maar Jona heeft er geen zin in en gaat aan boord van een schip dat naar Tarsus vaart, zover mogelijk bij God vandaan, zo denkt hij. Het schip komt echter in een storm terecht en het lot wijst Jona aan als de schuldige. Hij wordt door de bemanning overboord gezet en een grote vis slokt hem op. In doodsnood bidt hij tot God, die zijn gebed verhoort en de vis opdraagt hem uit te spugen op het strand. En voor de tweede keer krijgt Jona van God de opdracht om naar Nineve te gaan en de bewoners te waarschuwen. Tot bezinning gekomen, geeft Jona nu gehoor aan Gods opdracht en reist naar Nineve, zij het met tegenzin. Hij heeft succes. Ofschoon het zo'n grote stad is, luisteren de bewoners naar zijn boodschap en de koning zelf geeft het goede voorbeeld. Hij roept allen op boete te doen, geweld en andere slechte praktijken achterwege te laten en te bidden. Zo smeken zij God om medelijden en Deze spaart de stad en haar bewoners. Jona heeft echter de idee dat hij zich belachelijk heeft gemaakt met zijn boodschap. Hij is boos, omdat God zijn dreigement niet heeft uitgevoerd. Hij zit te mopperen tegen God. Kwaad is hij ook, omdat een kleine ricinusboom die hem beschermde tegen de zon, plotseling is verdord. Dan is God zijn gemopper zat en zegt: 'Jij wilde niet dat dat boompje waar je niets voor hebt hoeven te doen, dood ging. Begrijp je dan niet hoezeer de mensen van Nineve Mij ter harte gaan en dat Ik niet wil dat ze sterven, maar blijven leven' ? Ofschoon dit een verzonnen verhaal is, leert het ons dat we God niet kunnen ontvluchten. Voorts dat God oneindig goed en barmhartig is en ook medelijden heeft met Jona, als deze kwaad word om zijn barmhartigheid. Ook leert ons dit verhaal dat Gods liefde alle mensen omvat, zonder onderscheid; het roept op tot openheid, verdraagzaamheid en vergeving. Tenslotte waarschuwt deze novelle ons voor hoogmoed en zelfoverschatting: anderen zijn vaak beter dan wij denken, ja beter dan wij zelf. De roeping van de eerste leerlingen van Jezus - zoals verteld in het Evangelie - lijkt heel wat vlotter te verlopen. Maar Marcus schrijft zijn verhaal over Jezus ruim dertig jaar na zijn dood. Inmiddels is ieder van deze vier apostelen leider van een christengemeenschap: Jacobus in Jerusalem, Andreas in Griekenland, Johannes in Efese en Simon Petrus in Rome van heel de jonge kerk. Natuurlijk hebben zij tijd nodig gehad om gevolg te geven aan Jezus' oproep en afscheid te nemen van hun dierbaren en hun beroep. Maar Marcus schrijft geen historisch verslag, maar de boodschap dat wat Jezus preekt en doet, zozeer van belang is dat er geen seconde verloren mag gaan. Jezus begint in het openbaar op te treden, als zijn neef Johannes de Doper gevangen is genomen en wordt uitgeschakeld. Hij zegt tot die vissers maar enkele woorden: 'Kom, volg Mij'. En aansluitend bij hun beroep: 'Ik zal maken dat jullie vissers van mensen worden'. En dat gebeurt in de jonge kerken. De apostelen en hun medehelpers werpen de netten van Jezus' woorden en verhalen uit, niet om mensen te strikken, maar om hen de weg te wijzen naar wat Jezus noemt 'het Koninkrijk van God'. En dat moet hier in onze wereld gestalte krijgen: iedereen moet tot zijn recht komen, zwakkeren dienen met extra aandacht en zorg omringd te worden. Mensen moeten genezen, als ze met ons in aanraking komen. Een luisterend oor, een helpende hand, een hart dat vergeeft, openheid voor de ideeën en gevoelens van anderen. Dat zijn de werktuigen die ons ter beschikking staan. Als wij die
gebruiken, scheppen wij momenten waarin wáár wordt wat Jezus heeft gezegd: 'Het rijk Gods is midden onder u'. Nou is dat makkelijker gezegd dan gedaan. We kunnen best met de profeet Jona meevoelen. We vinden het meestal griezelig om onze vertrouwde paden te verlaten en onze bekende bezigheden en zekerheden los te laten. Je weet immers niet waar je uitkomt, als je gehoor geeft aan de oproep van anderen. Ook wij hebben vaak de neiging ons doof te houden en te vluchten voor de vragen van onze naasten. Vóórdat we de vraag van de ander goed tot ons hebben laten doordringen, hebben we al het excuus klaar dat we het veel te druk hebben en gaan we verder met onze eigen beslommeringen. Maar soms roept iemand iets in ons wakker, dat blijft hangen en ons niet meer loslaat. Je zou dat 'roeping' kunnen noemen. Nou denken we bij roeping eerst aan priesters en kloosterlingen, maar er zijn allerlei beroepen die vragen om bijzondere talenten, om een buitengewone inzet. Als je die roeping volgt, kom je op je bestemming en voel je je gelukkig. Nu zult u misschien vragen: hoe kom ik erachter wat mijn roeping is? Bij roeping hoort een roepstem van buiten, iemand die een aanspreekt en je een duwtje geeft, of een situatie die iets in je aanwakkert. Het doet me denken aan die jongen van 16 die alsmaar niet kan bedenken wat hij wil worden. Op zekere dag krijgt hij een vakantiebaantje in de horeca. En al doende wordt hem duidelijk: hierin wil ik verder. Of die man die zijn baan bij de bank opzegt en in de verpleging gaat. Tijdens een vakantieweek van de Zonnebloem ontdekt hij dat hij dit moet gaan doen. Hij mist op de bank die gewone menselijke contacten. En daarin is hij juist goed: contacten leggen en mensen op hun gemak stellen. 'Ja, maar je gaat veel minder verdienen. En denk je wel aan de gevolgen voor je pensioen?', hoort hij zijn omgeving zeggen. Maar hij volgt zijn innerlijke roepstem en gaat voor zijn bestemming en voelt zich gelukkig. Omdat Jona zelf door het diepste diep is gegaan, is hij nu in staat het volk van Nineve dat diep gezonken is, in beweging te krijgen en zich te doen keren naar God. Hij is - op grond van zijn eigen ervaring - in staat hen uit de diepte naar boven te trekken, hen bewust te maken van hun fouten, zodat zij zich met hun schuld toekeren naar de Eeuwige. Intussen zijn we 2000 jaar verder. Het christendom is gegroeid, maar helaas ook sterk verdeeld. En toch: overal treffen we mensen aan die luisteren naar de stem van hun hart, die zich laten raken door de Blijde Boodschap van Jezus en die dat Goede Nieuws met liefde voorleven en uitdragen. Maar in alle geloofsrichtingen tref je ook mensen die zich opsluiten, die bang zijn voor veranderingen en die enkel willen vissen in hun vertrouwde domein. Daarom is het goed dat wij elkaar steeds blijven vertellen over wat wij gemeenschappelijk hebben: de verhalen van de Bijbel, zoals die krachtige teksten over Jezus, over Jona en wat de Evangelies in ons te weeg brengen. Zo kunnen wij groeien in geloof en respect, in menswording als kinderen van de Eeuwige. pastor A.G.M. Franssen, vic.
17 januari 2015 Overweging bij 1 Samuel3, 3b-10.19; 1 Korintiërs 6, 13c-15a.17-20; Johannes 1, 35-42 DE LAMP VAN GOD BRANDEND HOUDEN De zin aan het begin van de eerste lezing uit 1 Samuel viel me op 'De lamp van God was nog niet gedoofd'. Ik had zojuist een stuk gelezen op de voorpagina van het dagblad Trouw met als kop 'Ongelovigen halen godsgelovigen in' . 'Van onze bevolking is 25 % atheïst, 17 % gelooft in het bestaan van God. Het gros, zo'n 60 % zit tussen godsgeloof en ongeloof in. Die groep is 'ietsist' of agnost. Ietsisten geloven dat er 'zoiets' moet zijn als een hogere macht of kracht. Agnosten zeggen niet te weten of er een God of hogere macht is'. In elk geval toont het onderzoek aan, dat de vanzelfsprekendheid van het godsgeloof is verdwenen'; terwijl Gods aanwezigheid vanzelfsprekend was in de tijd van Samuël. Groot geworden zou hij als profeet Saul en David zalven tot koning van het volk van God. De jonge Samuël, stagiair in de tempel, lag al vroeg te slapen in het heiligdom waar de ark van God stond, teken van zijn aanwezigheid, en waar de lamp van God nog niet was gedoofd. Bij ons trouwens ook niet. Kijk naar de godslamp die hier bij ons brandt ter ere van God, door onze koster trouw van olie voorzien. In Duitsland wordt ze 'eeuwig licht' genoemd, omdat ze altijd brandt, dag en nacht. Of moeten we zeggen, dat de lamp van God weliswaar in onze kerkgebouwen nog brandt, maar in de harten van veel mensen is gedoofd? 'Ongelovigen halen godsgelovigen in'. Sinds de 2e wereldoorlog heeft zich in onze samenleving een grote verandering voltrokken. Onderzoek wijst uit, dat 'de mens zichzelf als norm stelt en zich laat leiden door zijn of haar 'gevoel': 'Ik doe waar ik me goed bij voel' Technische en wetenschappelijke prestaties hebben erbij geholpen. De moderne media als facebook helpen ons verbanden aan te gaan met mensen voor wie wij betekenis kunnen hebben en door wie we een gesteund hopen te worden op onze weg door het leven. Oude verbanden in dorp, vereniging, kerk en geloof zijn daarbij niet meer nodig of minder aantrekkelijk. Ze verliezen aan betekenis. Voor maatschappij en godsdienst betekent dit nogal wat. De mens in het middelpunt van de ontwikkeling zonder relatie met een hoger Wezen, dat we in onze traditie 'God' noemen. God valt weg. Bidden hoeft niet meer. Het vieren dat God er is voor ons, samen in een Godshuis, is voor velen wereldvreemd. In het kerkgebouw staat Immers niet alleen de mens centraal, maar wordt de verhouding van de mens met God gezocht en beleefd. Toch kan gezegd worden, dat ook het geloof, zoals wij dat hebben meegekregen, zijn basis heeft in menselijke ervaring en in een gevoel, dat de werkelijkheid groter is dan wij aankunnen. We mógen als mens in het middelpunt staan. God heeft in zijn schepping ons in het middelpunt geplaatst met de opdracht te aarde te bevolken en beheren, De mens mag dus in het middelpunt staan, maar we kunnen daarbij als schepsel niet zonder ons te verhouden tot God onze Schepper. Er kan ook onwil kan zijn om dat te aanvaarden. Het verhaal van ze zondeval in onze geloofstraditie gaat over de mens, die zichzelf tot God wil zijn, heer en baas over alles, verantwoording schuldig alleen aan zichzelf. De ervaring van gelovige mensen, die wij terugvinden in onze heilige Schrift, wijst erop dat de mens dat niet kan. Hij bouwt een toren van Babel die tot in de hemel moet reiken, maar de mensen verstaan elkaar niet, willen allemaal wat anders, vechten met elkaar m hun eigen mening door te zetten, Van de opbouw van een wereld waarin we in gerechtigheid en vrede met elkaar leven komt weinig terecht. Dat worden we gewaar in de tegenstellingen, de oorlogen, het geweld op onze aarde tot in onze tijd. We hebben ons geloof in God nodig voor onze dromen van een betere wereld, maar ook als voortdurende uitnodiging om daar door onze levenspraktijk werk van te maken. Dat is onze roeping in de huidige tijd, zoals de profeet Samuel, de apostelen, die Jezus riep, de heiligen en alle
gedoopten geroepen werden en worden dat te doen. De ontwikkelingen onze huidige wereld kunnen velen ongerust maken. Desondanks kunnen we als gelovige christenen door ons mededogen, barmhartigheid, vergevingsgezindheid, door onze trouw onze hoop en liefde heilzaam aanwezig zijn, ook in onze samenleving. Daarmee houden we de lamp van God brandend en dooft ze niet uit. A.Reijnen, pastoor
Zaterdag 17 januari 2015. Overweging bij 1 Samuël 3, 3b-10 + 19 en Johannes 1, 35-42. DEELNEMEN AAN ZIJN OPEN DAG/AVOND Vrijwel iedere opleiding houdt een open dag voor nieuwe leerlingen en hun ouders. Ze probeert hen te laten zien wat ze te bieden heeft. Of je dan feitelijk voor zo'n school kiest, hang niet alleen af van de kwaliteit van de open dag en de vriendelijkheid van de leerkrachten, maar ook van wat anderen van die school zeggen. Als vrienden daar goede ervaringen mee hebben, helpt je dat vaak voor die school te kiezen. Hun oordeel trekt je over de streep. Het Evangelie brengt ons opnieuw naar de oever van de Jordaan. Jezus is daar door Johannes gedoopt en die Doop was een mysterieus gebeuren: de hemel ging open, Gods Geest daalde af en er klonk een stem die Jezus aanwees als Gods uitverkorene. Ook vandaag proeven we een raadselachtige sfeer. Twee leerlingen horen Johannes de Doper, wijzend naar Jezus, zeggen: 'Kijk, daar heb je het Lam van God'. Deze bijzondere woorden hebben direct effect. Wat gebeurt er nl.? Die twee leerlingen verlaten het gezelschap van Johannes en gaan Jezus achterna. Blijkbaar is hun nieuwsgierigheid geprikkeld. Ze willen weten wie die man dan wel is en ze stellen Jezus de vraag: 'Meester, waar houdt Gij U op?' Jezus reageert: 'Kom maar mee om het te zien'. Je zou kunnen zeggen: Jezus houdt open dag. Die twee zijn waarschijnlijk niet zo zeer geïnteresseerd in het adres waar Jezus logeert. Uit Joannes' woorden: 'Zie het Lam van God' begrijpen ze, dat er iets bijzonders met Jezus aan de hand is. Zijn oorsprong, zijn handel en wandel, de kern van zijn leven: die moeten wel iets met God te maken hebben. De vraag: 'Wie is God en waar kun je Hem vinden? ' is een vraag die mensen zich steeds gesteld hebben, ook in onze dagen. En voor velen is het een vraag die hen alsmaar blijft bezig houden. Wie de Bijbel erop naslaat, vindt wel stukjes van antwoorden en wegwijzers om verder te zoeken, maar geen sluitend antwoord op al onze vragen. Als bijvoorbeeld het volk Israël zich in de Sinaï woestijn bevindt - na de bevrijding uit Egypte en de doortocht door de Rietzee - klinkt plotseling de vraag: 'Is God nu in ons midden of niet?' Ze merken nl. dat die God van Israël zo weinig tastbaar en concreet is. Ze mogen er niet eens een beeld van maken. En als ze dat toch doen tijdens zijn afwezigheid, slaat Mozes hun gouden kalf, een schitterend en kostbaar beeld van God, voor hun ogen aan stukken. Als ze zich gevestigd hebben in het Beloofde Land, bouwen ze uiteindelijk een tempel. Daarmee proberen ze zich te verzekeren van Gods aanwezigheid in hun midden, maar de profeten maken duidelijk dat een tempel hen niet helpt, als ze hun levenswandel en hun gedrag niet afstemmen op Gods wil. Een tempel, hoe mooi, imposant en kostbaar ook, is geen garantie voor de aanwezigheid van God in hun midden. In ons christelijk geloof wijzen wij naar Jezus als de plaats waar God aanwezig is: in zijn persoon, in zijn woorden en werken. En dat niet enkel zolang Hij rondtrok in Palestina en men Hem kon zien, horen en aanraken. Ook als Hij gekruisigd wordt, is in Jezus God aanwezig. We geloven dat wij ook nu nog met God in contact komen, als we in het Evangelie naar Jezus luisteren. Als we bidden in zijn naam en als kerk samen komen om Hem te gedenken. Ook vandaag vieren wij onze verbondenheid met de levende God als leerlingen van Jezus. Maar die verbondenheid met God is geen onaantastbaar bezit. Soms twijfelen we. Ook nu nog stellen we regelmatig de vraag: 'Heer, waar houdt U zich op? Waar kunnen wij U vinden?' Want er gebeuren ook in onze dagen dingen, die ons de idee geven, dat God mijlen ver van ons vandaan is. Als we denken aan wat er gebeurt in Syrië, Irak, Oekraïne en Nigeria, aan
terroristische aanslagen enz. Dan lijkt God abstract en afwezig, terwijl wij Hem juist zo hard nodig hebben. Zoals reeds gezegd: tot de twee leerlingen van Johannes zegt Jezus: 'Ga mee om het te zien'. Jezus houdt open huis. Hij nodigt uit om met Hem mee te gaan en zodoende, gaandeweg, te ontdekken wie Hij is, wat Hij te zeggen heeft en waar Hij verblijf houdt. Als wij willen weten waar Jezus zich ophoudt, dan moeten we ons niet verwonderen, als Hij ons brengt naar plaatsen die wij zelf spontaan niet zouden kiezen, ja die we liever zouden vermijden. Als we Jezus' weg volgen, komen we mensen tegen om wie we misschien liever met een boog heenlopen. We zullen komen op plekken waar er ellende en armoede is en waar God totaal afwezig lijkt. Als wij de moed hebben dan niet weg te lopen en af te haken, maar ook daar bij Hem te blijven, zullen we zien wáár Hij is, wie Hij is en wat Hij doet. Er is geen andere manier om dat te ontdekken, dan zelf op weg te gaan en onze weg mét Jezus te gaan. En we kennen het vervolg van het verhaal: de weg die Jezus met zijn leerlingen gegaan is, is een weg geworden van enthousiasme én van tegenwerking, een weg waarop Hij mensen bevrijd heeft van allerlei kwalen en uitsluiting, maar ook een weg van verdachtmaking, lijden en eenzaamheid. Een weg die dood leek te lopen is toch op paasmorgen uitgemond in een nieuwe dag zonder einde. Jezus nodigt ook ons uit: 'Kom mee om het te zien'. pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 10 januari Overweging bij Jesaja 55, 1-11 en Marcus 1, 7-11. KIEZEN OM ALS EEN GEDOOPTE CHRISTEN TE LEVEN Er is vandaag niets meer over dat ons herinnert aan Kerstmis. Marcus voert met paar korte zinnen Johannes de Doper ten tonele en Jezus die vanuit Nazareth in Galilea komt, om zich door hem te laten dopen in de rivier de Jordaan. Duidelijk is dat Jezus zich aangetrokken voelt tot Johannes de Doper v.w. de boodschap die hij verkondigt. Hij neemt stelling tegen machtsmisbruik van de politieke en religieuze leiders van die dagen en van soldaten en rijken. De Doper komt op voor de rechten van de zwaksten en voor de slachtoffers. Met woorden van de profeet Jesaja roept hij zijn gehoor op God te zoeken en de weg van de Heer te bereiden. Kortom: zaken die Jezus uit het hart gegrepen zijn. Hij laat zich dopen als een teken dat Hij in deze Geest wil leven. De meesten van ons zijn gedoopt als baby; hebben dus geen herinnering aan het moment van onze doop. In de eerste eeuwen van het christendom was dat anders. Je werd gedoopt als volwassene, na een lange periode van onderricht. Je maakte een bewuste keuze. Een bijzonder voorbeeld is de H. Augustinus, die aan het begin van de 5e eeuw bisschop was in Noord Afrika. Toen hij kwam vragen om gedoopt te worden, was hij 33 jaar en had al een heel leven achter zich. De doop betekende voor hem een breuk met het verleden en het begin van iets nieuws. Augustinus was tot het besef gekomen dat hij was vastgelopen in zijn leven. Het was de droom van zijn ouders dat hij zou studeren en ze hebben daar veel voor over gehad. Augustinus was nl. heel intelligent en is een beroemde leraar geworden. Toch hield hij steeds het gevoel dat dit niet was wat hij zocht. Ook in de liefde bleef zijn verlangen onvervuld en voelde hij zich onvoldaan. Als filosoof was hij steeds op zoek naar de waarheid. Ook in de religieuze beweging waar hij zich bij had aangesloten kreeg hij niet de antwoorden die hij zocht. Hij was een rusteloze zoeker die zijn plek maar niet kon vinden. Dat maakte hem vaak wanhopig. De omslag in zijn leven vindt plaats in een tuin. Hij hoort daar een kind dat een liedje zingt: 'Neem en lees, neem en lees'. Dat liedje heeft hij opgevat als een opdracht. Hij neemt het Nieuwe Testament en leest daar een tekst die zijn leven zal veranderen. Op grond daarvan kiest hij ervoor christen te worden. In de paasnacht van 387 is hij vervolgens in Milaan gedoopt. De tekst die Augustinus las was niet uit de profeet Jesaja. Wel verwoordt die eerste lezing heel goed zijn levensgevoel: 'De mens leeft niet van brood alleen'. Datgene wat je leven vervult, is niet te koop met geld. Je krijgt het gratis; het valt je toe als een genade. Natuurlijk moeten we eten en drinken, maar onze diepste honger stil je niet met consumptie. Ons verlangen naar een zinvol leven en naar liefde is veel moeilijker te bevredigen. Beroemd is de uitspraak van Augustinus: ' Onrustig is mijn hart, totdat het rust vindt in U, mijn God'. Augustinus was dus een zoeker, die als een verloren zoon zijn weg terug naar God zocht. Met de keuze om zich te laten dopen treedt hij in het voetspoor van Jezus. Jezus moet ongeveer 30 jaar geweest zijn, als Hij vertrekt uit Nazaret waar Hij met zijn vader en moeder woont. Hij verlaat de timmerwerkplaats van Jozef, waar Hij misschien zelf ook werkzaam was. Waarschijnlijk loopt Hij al langere tijd rond met bepaalde gedachten en toekomstdromen en herkent Hij zich in er wat Hij hoort over Johannes de Doper. Hij reist helemaal naar het zuiden, waar Johannes preekt en doopt in het water van de Jordaan. Daar in de Jordaan overkomt Hem een sterke religieuze ervaring, die zijn hele leven met Hem mee zal gaan. Hij wordt ondergedompeld in het water en op het moment dat Hij weer omhoog komt, hoort Hij een stem die tegen Hem zegt: 'Jij bent mijn Zoon, mijn veelgeliefde Kind. Jij bent
een man naar mijn hart!'. Hij voelt als het ware de Geest van God op zich neerdalen en beseft plotseling dat Hij misschien wel die man is van wie Jesaja zegt: ' Er zal een knecht, een dienaar opstaan die niet schreeuwt en uiterst barmhartig te werk zal gaan. Hij zal het geknakte riet niet breken en de kwijnende vlaspit niet uitdoven. Hij is iemand die het recht hoog zal houden tot het de grenzen van de wereld heeft bereikt'. Zo wordt het Jezus helder wat Hem te doen staat en wat zijn roeping is. Hij begint aan een nieuw leven. In de katholieke kerk worden nauwelijks volwassenen, maar vooral kinderen gedoopt. Mede daardoor is het symbool van het onderdompelen van de dopeling verloren gegaan. Maar er is natuurlijk meer veranderd: als ouders hun kind laten dopen, maken zíj de keuze voor hun kind. Als dit een bewuste keuze is, zullen ze proberen hun geloof aan hun kind door te geven. Je kunt zeggen: ze 'dompelen' hun kind dan onder in de leefsfeer van hun gezin. Als dat een sfeer is van aandacht, liefde en zorgzaamheid, van rust en regelmaat en als er samen gebeden wordt en het geloof gevierd wordt thuis en in de kerk, dan wordt zo'n kind langzaam maar zeker ingewijd in het geloof en een christelijke manier van leven. De vraag rijst echter hoe dat moet, als ouders die christelijke levensstijl min of meer zijn kwijtgeraakt? Toch zijn er ook nu veel ouders die hun kinderen laten dopen. Ze hebben de idee: dat hoort er bij. Onuitgesproken soms vanuit de gedachte: 'Mijn kind heeft Gods bescherming nodig'. (Alsof God hun kind zonder die Doop niet zou beschermen!). Soms is er een zekere drang van grootouders. Of als hun kind graag de Eerste Heilige Communie doet, realiseren ouders zich met schrik dat hun kind nog niet gedoopt is. Nou kan dat laatste zonder problemen worden goed gemaakt. Wat veel moeilijker is, is dat kerk en school niet kunnen inhalen en goed maken, wat een kind thuis gemist heeft aan geloofsopvoeding. We spreken wel eens van het gezin als de 'huiskerk', omdat daar de basis wordt gelegd voor een bewust christelijke levensstijl en het ontvangen van de sacramenten. Wat wij vandaag vieren is de verjaardag van onze eigen Doop. Bij die gelegenheid zijn over ons de 3 namen uitgeroepen van God, Vader, Zoon en H. Geest. Vandaag staan wij er bij stil dat die stem uit de hemel ook voor ons bedoeld is: 'Jij bent mijn geliefd kind; jij bent een mens naar mijn hart!' Er is toen voor ons een doopkaars aangestoken aan de Paaskaars en op die manier werd uitgedrukt wat onze opdracht is als gedoopte mens: nl. een licht te zijn voor anderen in de Geest van Jezus, die het Licht van de wereld is. In die zin worden wij vandaag uitgenodigd opnieuw te kiezen om als een gedoopte christen door het leven te gaan. We mogen tot God zeggen: 'Ik kies ervoor mijn roeping te volgen op de plaats waar ik nu ben, voor de mensen met wie ik mijn leven deel, hier en nu. Ik zeg opnieuw 'ja' tegen mijn Doop'. Geve God ons die moed. pastor A.G.M. Franssen, vic.
Zaterdag 3 januari: OPENBARING VAN DE HEER Overweging bij Jesaja 60, 1-6, Efeziërs, 3, 2-3a. 5-6 en Matteüs, 2, 1-12. OP ZOEK GAAN NAAR WAT THUIS ONTBREEKT Zolang er mensen bestaan zijn ze onderweg. Momenteel zijn er veel op vakantie of keren ervan terug. Ze zijn op wintersport geweest of hebben warmere oorden opgezocht. Ze verlangden ernaar even de dagelijkse beslommeringen achter zich te laten en wat ontspanning te zoeken. Anderen zijn voor andere doelen onderweg. Bijvoorbeeld voor zaken of onderzoek; of familiebezoek; andere volken en hun culturen leren kennen. Weer anderen zijn onderweg op de vlucht voor oorlog en geweld en uit verlangen naar veiligheid en vrede. Nog anderen zijn op zoek naar een welvarender leven en betalen veel geld aan mensensmokkelaars. Onderweg zijn hoort bij het mens-zijn, maar de doelstellingen en de eronder liggende verlangens zijn heel verschillend. Maar altijd is het zo, dat men elders op zoek gaat naar wat thuis ontbreekt of minder aanwezig: ontspanning, vrede, een beter leven. Ook de wijzen uit het oosten, magiërs, sterrenkundigen of sterrenwichelaars of wie ze ook waren gingen op weg. Ze hadden een bijzondere ster gezien gingen er achter aan. Ze kwamen uit het oosten. Ze kenden waarschijnlijk door de joodse ballingen in hun land de verhalen en beschouwingen uit hun cultuur. Ze waren erop uit om zoveel mogelijk te vernemen van menselijke verwachtingen van een betere toekomst. Zo hadden ze vernomen van de joodse verwachting van een nieuwe nakomeling uit het huis van David. En ze gingen op zoek en namen alle risico's van hun tocht op de koop toe. Een nadere invulling van wie de pasgeboren koning van de Joden is volgt in Jeruzalem als hogepriesters en schriftgeleerden zich buigen over de vraag van koning Herodes over wie en waar. De schriftgeleerden citeren de profeet Micha. Een van de 12 kleine profeten, die leefde in Judea tussen 738-693 v.C. Micha was meer sociaal dan politiek geïnteresseerd en leed onder de misstanden van die tijd. Hij schreef o.a. over Bethlehem waar een leidsman vandaan zou komen, die 'herder zal zijn over mijn volk Israël'. Dat kwam overeen met waar het volk na slavernij en ballingschap naar uitzag. Een goede herder bekommert zich immers om zijn mensen. En dat wordt van Jezus gezegd. Je zou zeggen, dat is positief en dat is het ook. Hij wordt ons geschonken maar door koning Herodes, de man van de gevestigde macht wordt hij als bedreiging ervaren. Het Matteüsverhaal stelt voor de Joodse tijdgenoten dat deze herder weliswaar voortkomt uit het Joodse volk maar dat zijn herderschap er is voor alle mensen. Voor alle mensen. Dat werd eerder al op een andere manier gehoord. Het visioen van de profeet Jesaja omtrent Jeruzalem als stad van God voor allen waar alle volken in vrede met elkaar zouden leven. Nog altijd niet verwerkelijkt, maar het vertolkte wel de eigenlijke roeping van Israel: de God die wij aanbidden is een God voor allen. Zo is de bestemming van Jezus'zending: er vanuit zijn Joodse wortels uiteindelijk te zijn voor allen. Op het einde van zijn Evangelie zal Matteüs dan ook Jezus' opdracht aan zijn leerlingen plaatsen: 'Gaat en maakt alle volken tot mijn leerlingen' Iets voor ons bij het overdenken van de vraag waartoe wij, christenen, er zijn in onze huidige wereld.. Tegelijk maakt het verhaal van Driekoningen ons duidelijk, dat de komst van Jezus niet door iedereen ervaren wordt als in overeenstemming met wat men ziet als zijn eigen belang. Herodes speelt een vals spel en wil het kind vermoorden. De ouders van kleine kinderen in Bethlehem worden een paar dagen later in diepe rouw gedompeld. Een volgende gevestigde macht, die van de religieuze leiders van het volk, heeft ook de grootst mogelijke moeite met het nieuw soort leiderschap van Jezus. Geen onbekend verschijnsel, ook niet in onze tijd. Dat was anders voor de drie koningen 'uit zoverre land' zij erkenden de betekenis van dit kind Jezus en boden hem geschenken aan een koning waardig. Zij vonden in Hem degene naar wie ze op zoek waren. Zo is dat nog steeds voor al degenen, die op zoek en onderweg naar heil en
vrede. Mogen zij en wij tijdens de zoektocht door het leven Jezus vinden. Mogen we zijn manier van leven kunnen navolgen in de eigen levensomstandigheden tot heil van degenen met wie we leven. Mogen we heilzaam als christenen aanwezig zijn in onze wereld. Pastoor A.R. Reijnen
NIEUWJAARSDAG 2015, FEEST VAN MARIA, MOEDER VAN GOD. Overweging bij Numeri 6, 22-27, Galaten 4, 4-7 en Lucas 2, 16-21 De overgang van het oude naar het nieuwe jaar geeft veel mensen, instanties en media aanleiding tot terugblik en vooruitblik. Margriet Vromans, van 'KRO Vroeg op Vier', zei dinsdagmorgen dat ze niet vrolijk was geworden van het jaaroverzicht op de TV. Er was ook wel veel goeds gebeurd in het afgelopen jaar, maar dat haalt meestal het nieuws niet. Dat is vaak ook zo. Oorlog, strijd, herrie, het spectaculaire, overwinning en nederlaag, helden en schlemielen, het buitensporige en sensationele vinden vermelding. Het gewone dagelijkse bestaan met zijn werkzaamheid, zorg voor elkaar, plichtsvervulling, verdriet en vreugde, liefdevolle aandacht, vergeving, verzoening wordt als gewoon gezien, niet interessant en zelfs saai. Toch vullen zij verreweg het grootste deel van de dag en daarmee verreweg het grootste deel van het jaar. Op het einde van een jaar en het begin van een nieuw zijn er gevoelens t.a.v. het voorbije en verwachtingen t.a.v. wat nog komen. Ze zijn vaak gemengd. Dankbaarheid, maar ook spijt en verdriet kunnen deel uitmaken van onze terugblik. Hoop, soms bange hoop, maar ook blijde verwachting kunnen deel uitmaken van onze blik op het nieuwe jaar. We hebben lang niet alles in handen, veel overkomt ons, is ons gegeven De vraag is hoe we daarmee omgaan. Onze levensomstandigheden hebben daar invloed op. De vluchtelingen, van huis en haard verdreven, de mensen in armoede, de mensen terecht of ten onrechte gevangen gezet, staan anders in het leven dan de meesten van ons en de velen in ons land die in welvaart en vrede leven. Terugblik 2014 toont aan dat naast wat er allemaal mis kan gaan en gaat, zijn er heel veel mensen werkelijk van elkaar houden. Ze laten dat ook zien door voor elkaar op te komen en helpen elkaar de weg door het leven te gaan, ook al vraagt dat nogal wat van hen. Ze winnen het leven door hun onbaatzuchtige inzet. Dat is het goede nieuws dat meestal niet in de media komt. Als christenen vinden we ook nog inspiratie in de voor ons heilige Schrift. We leven van het goede nieuws dat ons daarin wordt geboden. Vandaag vieren we de heilige Maria, moeder van God. Dat ze 'ja' gezegd heeft op de aankondiging van de engel was goed nieuws voor onze wereld. Maar er werd wel heel wat van haar gevraagd, zoals blijkt uit haar verdere lotgevallen verbonden met die van Jezus. Vanaf haar jawoord heeft ze trouw vanuit haar levensroeping geleefd. Ze luistert naar wat de herders vertellen over haar kind. In Hem is ons een redder geboren. Dat is Goed Nieuws voor alle mensen van Gods welbehagen. Het is ons overkomen, geschonken, gratis. Maria blijft daarover nadenken. Door de aanvaarding van haar levensroeping met alle gevolgen van dien heeft zij wezenlijk bijgedragen aan de het Goede Nieuws van Jezus, de gezalfde van God. Het is een ongelooflijke verheffing van ons mens-zijn. We zijn rijke mensen geworden kinderen en erfgenamen van God. Het is het perspectief dat ons met dankbaarheid maar ook met hoop mag vervullen in 2015. Maria, moeder van God, is een eretitel met een diepe betekenis. Zij heeft in haar levensroeping de zin van haar leven gevonden We kunnen ons door haar laten inspireren als het erom gaat hoe wij onze eigen levensroeping voltrekken. Het jaar 2014 is voorbij. We kunnen we ons richten op 2015. Moge het goede nieuws, dat door toedoen van Maria, moeder van God, ons is geschonken ons inspireren. We wensen allen een gezegend en voorspoedig Nieuwjaar. Pastoor A.R. Reijnen