Nieuwe
Hollandse Waterlinie
Panorama Krayenhoff II Ontwerp Linieperspectief Bijlage – Commentaar van de Stuurgroep op de ontvangen reacties
Nieuwe
Hollandse Waterlinie
Panorama Krayenhoff II Ontwerp Linieperspectief Bijlage – Commentaar van de Stuurgroep op de ontvangen reacties
Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie
inhoudsopgave Inleiding
5
1
Historische legitimatie
7
2
Ruimtegebruik
9
3
Planologische regimes
12
4
Gebieden en projecten
14
5
Procedures en vervolg
17
6
Regiobijeenkomsten
21
Bijlage: Ontvangen reacties op het voorontwerp
23
Colofon
24
inleiding Op 25 april 2002 is in Fort Rijnauwen het voorontwerp gepresenteerd van het Ruimtelijk Perspectief Nieuwe Hollandse Waterlinie, onder de titel Panorama Krayenhoff. De ideevorming over de Waterlinie heeft sindsdien niet stil gestaan. Het voorontwerp is in juni besproken in vijf regiobijeenkomsten. Een aantal ontwikkelaars is gepolst over mogelijke samenwerking in de toekomst. Er zijn nieuwe documenten beschikbaar gekomen, zoals het toeristisch-recreatief marketingplan van het Utrechtse Bureau voor Toerisme (mede in naam van het ZuidHollandse en het Gelders-Overijsselse Bureau voor Toerisme), het rapport ‘Ecolinie’ van het bureau Vista over de robuuste ecologische verbindingszone en bouwkundige inspecties van forten, hoofdinlaatpunten en kraanbruggen door de samenwerkende Monumentenwacht. Medewerkers van het projectbureau hebben bezoeken afgelegd aan vrijwel alle gemeenten, waterschappen en provincies in het gebied. Reacties Als Stuurgroep hebben wij ook om formele reacties gevraagd bij overheden en maatschappelijke organisaties. Hierop zijn 37 reacties binnengekomen. Enkele organisaties hebben niet individueel gereageerd, maar laten zich vertegenwoordigen door een samenwerkingsverband (het Bestuur Regio Utrecht of het Pact van Loevestein). Departementen hebben gezamenlijk gereageerd. Deze reactie is niet bestuurlijk maar ambtelijk, vanwege de politieke onzekerheid van dit moment. Er zijn vier spontane, formele inspraakreacties ontvangen van organisaties en burgers. Een volledige lijst van ontvangen reacties is terug te vinden in de bijlage. De vele reacties die wij hebben ontvangen getuigen van grote betrokkenheid. In de eerste plaats is er enthousiasme over de beleidsmatige erkenning van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als waardevol militair erfgoed. De wijze waarop het credo ‘Behoud door ontwikkeling’ in het voorontwerpLinieperspectief gestalte heeft gekregen en de aansluiting bij andere beleidsprogramma’s vinden eveneens veel steun. Enkele insprekers plaatsen kanttekeningen bij de voorgestelde aanpak van een hoofdweerstandstrook en flankerende ‘velden’ met verschillende planologische regimes, en bij de uitwerking van het ontwikkelingsprogramma in projectenveloppen. Natuurlijk leven er ook zorgen. De toekomst van de landbouw is een vaak geuit punt van zorg. De agrarische ontwikkelingskansen lijken, volgens deze stemmen, beknot te worden, terwijl juist de landbouw verantwoordelijk is voor de gekoesterde openheid van het landschap. Zorgen zijn er ook over de toenemende stedelijke invloed op het landschap van de Waterlinie: de toeristisch-recreatieve druk, de bestemming van enkele verdichtingsvelden en eventueel bedrijfsmatig gebruik van enkele forten. Die zorgen hopen
wij zoveel mogelijk weg te nemen, soms door een nuancering of aanpassing van de visie, soms (als ze naar ons idee niet nodig zijn) door een meer nauwkeurige uitleg. Wij zullen echter niet alle zorgen kunnen wegnemen. De Waterlinie heeft, net als andere gebieden in Nederland, te maken met een aantal feitelijke ontwikkelingen die met beleid te kanaliseren zijn, maar niet te stoppen. De groeiende toevloed van water is er zo een, de ruimtebehoefte voor woningen en bedrijven ook, net als de toenemende vrijetijdsbesteding buitenshuis. Er heerst daarnaast een aantal onzekerheden rond de organisatie van het project. De Nieuwe Hollandse Waterlinie vormt een nationaal project, gelanceerd in de Nota Belvedere en als ‘Groot Project’ opgenomen in de Derde Architectuurnota. Er zijn geen voorbeelden uit het verleden van dergelijke nationale projecten, of het zou om grote infrastructuur moeten gaan, maar de problematiek rond infrastructuurprojecten wijkt sterk af van die rond de Waterlinie. Het is daarom wel eens zoeken naar verantwoordelijkheden en instrumenten. De huidige politieke situatie maakt het anticiperen op nieuwe instrumenten, zoals in het voorontwerpLinieperspectief gebeurt, onzeker: een demissionair kabinet kan weinig toezeggingen doen en is terughoudend met nieuwe wetsartikelen en regelingen. Uitgangspunt blijft dat het Linieperspectief in eendrachtige samenwerking wordt uitgevoerd, samenwerking tussen publieke en private partijen en tussen overheidslagen, waarbij iedere partij staat voor de eigen, specifieke verantwoordelijkheden. Het planvormingsproces is daarop ingericht. Status Veel vragen vloeien voort uit onduidelijkheid over de status en reikwijdte van het Linieperspectief. Duidelijk moet zijn dat het Linieperspectief geen integraal ruimtelijk plan is. Het is een conceptuele, ruimtelijke visie die uitgaat van de militair-historische waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, daar een actuele landschappelijke interpretatie aan geeft en openingen biedt naar andere beleidsprogramma’s waar een wederzijdse versterking van kan uitgaan: natuurbescherming, recreatie en toerisme, waterberging, enzovoort. De integrale afwegingen waarin alle claims en belangen worden afgewogen vinden plaats in het reguliere planologische werk aan streekplannen, structuurplannen en bestemmingsplannen. In de provincies Noord-Brabant en Noord-Holland leidt dat tot de complicatie dat de streekplannen recent zijn vastgesteld (streekplan Noord-Holland Zuid in ontwerp) en de ruimte voor nieuw beleid dientengevolge gering lijkt. Toch is ervoor gekozen het uitgezette concept ook in NoordHolland en Noord-Brabant door te zetten. De bedoeling van het nationaal project is immers om de Waterlinie over de gehele lengte een samenhangend ontwikkelingsperspectief te bieden. Er liggen voldoende overeenkomsten tussen de
5
documenten om de slag naar concrete projecten te kunnen maken. Aan de hand van de resultaten van deze projecten kunnen streekplanbeleid en Linieperspectief op termijn naar elkaar toegroeien – tot die tijd zullen de provincies hun streekplannen als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen hanteren en zal het Rijk die ontwikkelingen onder meer tegen het licht houden van het gedachtegoed in het Linieperspectief. Sommige reacties lopen, bewust of onbewust, vooruit op de uitwerkingen in de projectenveloppen. Als overall-visie op de gehele Waterlinie, past het het Linieperspectief niet om uitspraken op kavel- of perceelsniveau te doen. Daar is de Waterlinie te groot voor. Bovendien is de kennis van lokale gebiedseigenschappen en beleidssituaties groter bij de bestuurders en gebruikers van het gebied zelf dan bij het nationale projectbureau in Utrecht. De projectenveloppen zijn bedoeld om het ontwikkelingsprogramma van de Waterlinie juist door hen verder te laten brengen. In dit stadium betekent dat helaas dat opmerkingen en vragen over lokale uitwerkingen en individuele forten onbeantwoord moeten blijven, hoe onbevredigend dat ook overkomt. Samenwerking Het Nationaal Project met de ‘Projectenveloppen’ is diagonaal ingezet, dat wil zeggen dat samenwerking en afstemming met alle bestuursniveaus wordt gezocht. In het algemeen kan, in navolging van de ambtelijke interdepartementale reactie, gesteld worden dat de ontwikkeling van de Linie drie betekenissen moet hebben: die van nationaal panorama, regionale ondergrond en dagelijkse leefomgeving. Hoewel deze drie betekenissen niet los van elkaar zijn te behandelen, kan worden gesteld dat de primaire verantwoordelijkheid van het Rijk ligt bij het ‘nationale panorama’ en provincies en gemeenten meer
Fort bij Tienhoven
6
verantwoordelijkheid zullen voelen voor de betekenissen van regionale ondergrond en dagelijkse leefomgeving. De conceptuele insteek van het Linieperspectief speelt vooral in op het nationale panorama (en de beleving daarvan) en laat voldoende ruimte voor regionale en lokale invullingen. In een gezond samenspel moeten de drie niveaus in evenwicht raken en alledrie tot hun recht komen. Mochten verschillende verantwoordelijkheden of verschillende inzichten tot impasses leiden die in onderling overleg niet te doorbreken blijken, dan is het woord aan het bestuur op het naastliggende, hogere niveau. Wanneer dat het Rijk is, zal het Linieperspectief uiteraard zwaar meewegen, maar gezien de niet-integrale opzet van het Linieperspectief zal het Rijk in een dergelijk geval ook andere belangen meewegen. De opmerkingen, suggesties en nieuwe inzichten en ideeën hebben tot aanpassingen van het Linieperspectief geleid, zowel in het ontwerp als in de strategie. Voorliggende nota, Panorama Krayenhoff II, vat die aanpassingen samen. Panorama Krayenhoff II bestaat uit twee delen, namelijk het commentaar van de Stuurgroep op de ontvangen reacties en de aangepaste tekst en kaartbeelden. Samen vormen deze notities het ontwerp-Linieperspectief, dat ter vaststelling wordt aangeboden aan de overheden die in de Stuurgroep vertegenwoordigd zijn. Daarna zullen de aanpassingen en de eventuele amendementen worden verwerkt in een nieuwe publicatie, het definitieve Linieperspectief. Voorliggende notitie bevat een verantwoording over de verwerking van de formele reacties. Veel van de punten die in de regiobijeenkomsten naar voren zijn gekomen, komen hierin terug. Conclusies naar aanleiding van de regiobijeenkomsten zijn terug te vinden aan het eind. De andere notitie bevat het geactualiseerde ontwerp.
1 historische legitimatie Historisch onderzoek In antwoord op vragen en opmerkingen van de provincie Noord-Brabant In de loop der jaren is veel historisch onderzoek gedaan naar de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Voor de totstandkoming van het Panorama Krayenhoff is dankbaar gebruik gemaakt van een aantal sleutelpublicaties en de kennis bij onder meer de Stichting Menno van Coehoorn en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De aanwezige kennis is voldoende om een ruimtelijke visie te kunnen opstellen en aanzetten te kunnen doen tot de planologische verankering en een ontwikkelingsprogramma. Ook gezien het belang van een spoedige oplevering van het voorontwerp is ervan afgezien nieuw cultuurhistorisch onderzoek te starten.
IJkpunt 1940 In antwoord op vragen en opmerkingen van de gemeente Utrecht Historische onnauwkeurigheden in de tekst zullen worden geverifieerd en indien nodig gecorrigeerd. Voorop staat dat het Linieperspectief een ruimtelijk concept bevat, dat invulling geeft aan de gedachte van ‘behoud door ontwikkeling’ van het nationale beleid voor cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Het ‘Panorama’ uit de titel is het 21ste-eeuwse panorama dat de Waterlinie ons nu en in de toekomst oplevert. Het leek ons een goede gedachte dat panorama te vernoemen naar een van de grondleggers van de Linie, Cornelis Krayenhoff, hoewel hij zich er zelf vermoedelijk nooit van bewust is geweest dat hij aan een ‘panorama’ (dit of een ander) werkte. De Waterlinie zelf was een dynamisch systeem, dat voortdurend werd aangepast aan de militaire eisen en civieltechnische kennis van dat moment. Van alle Waterlinies was de Nieuwe Hollandse Waterlinie de grootste en meest imposante, het ijkpunt 1940 markeert het moment dat deze Linie haar meest verre staat van ontwikkeling bereikte (hoewel ook in de jaren daarna nog aan onderdelen van de Linie gewerkt is, maar na 1940 verloor het systeem zijn militaire betekenis). Dat de Linie inmiddels was opgenomen in de Vesting Holland en de officiële naamgeving daarop was aangepast doet daar niet aan af. Ondanks de wisselende officiële benamingen (oorspronkelijk heette ze de Utrechtse Linie) is de Waterlinie steeds hetzelfde, zich ontwikkelende verdedigingssysteem gebleven. De Linie is bekend gebleven onder de naam ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’, reden waarom die benaming in de beleidsstukken van nu wordt gebruikt.
Hoofdverdedigingslijn In antwoord op vragen en opmerkingen van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, de gemeente Utrecht, Bond Heemschut en de Stichting Menno van Coehoorn In het voorontwerp-Linieperspectief werd de term ‘hoofdweerstandstrook’ gebruikt. In het vervolg spreken we liever van ‘hoofdverdedigingslijn’. Dat benadrukt beter de historische functie (niet alleen frontlijn maar ook verbindingslijn), neemt het misverstand weg dat hiermee de getrapte, twintigste-eeuwse verdedigingsstrook van enkele honderden meters breed zou worden bedoeld, en benadrukt bovendien de actuele interpretatie van een lijn in het landschap. Het Linieperspectief is niet gericht op reconstructie of herontwikkeling van de Linie, zoals de reactie van de gemeente Utrecht stelt, maar op behoud of herstel van de herkenbaarheid van de Linie in het landschap. De articulatie van de hoofdverdedigingslijn is daarvoor een belangrijk middel. Deze lijn heeft in het Linieperspectief een dubbele betekenis: ze krijgt een herkenningsteken als historische lijn (bijvoorbeeld in de vorm van een repeterend klein landschappelijk element), en ze vormt de scheidslijn tussen de verdichtingsvelden en de open velden. Als gemarkeerde historische lijn zien wij mogelijkheden om vast te houden aan de hoofdverdedigingslijn van voor 1870, die nu door Gorinchem, Nieuwegein en Utrecht-stad loopt. Op beide plaatsen is de lijn al gedurende het functioneren van de Nieuwe Hollandse Waterlinie oostwaarts verschoven. Deze nieuwere hoofdverdedigingslijn geldt als de beoogde scheidslijn tussen open en verdicht gebied (‘open velden’ en ‘verdichtingsvelden’), in de delen van de Linie waar dat onderscheid nog bestaat of te realiseren is. In de Kraag van Utrecht is dat niet het geval. Van een aaneengesloten open landschap en een helder onderscheid tussen stad en land is hier geen sprake meer. Omdat beide verdedigingslijnen een historische betekenis hebben en ook elders in de Kraag van Utrecht geen goed contrast tussen stad en land meer is aan te brengen, nemen wij de suggestie van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden om een nieuwe denkbeeldige hoofdverdedigingslijn te trekken niet over. De wijze van markering van de oude hoofdverdedigingslijn zal relatief tijdloos moeten zijn en mag niet bijdragen aan ‘de verkleutering van het verleden’. Bij de uitwerking van het herkenningsteken zal daarmee rekening worden gehouden. De Stichting Menno van Coehoorn heeft suggesties gedaan om de hoofdverdedigingslijn op enkele plaatsen in de Vechtstreek en langs de Lek te wijzigen. Deze blijken historisch correct en zijn daarom doorgevoerd. Daarmee
7
wordt ook tegemoet gekomen aan de Vereniging Natuurmonumenten, die om landschappelijke redenen voorstelt om de lijn bij de forten Kijkuit en Nieuwersluis naar het westen op te schuiven. De kaarten zijn aan deze nieuwe inzichten aangepast.
Zichtbaarheid van de Linie In antwoord op vragen en opmerkingen van: de gemeente Utrecht en LTO Nederland Het is juist dat een ‘zichtbare Waterlinie’ niet correspondeert met de verborgen ligging van de Linie als militair systeem. Die verborgen ligging is er echter debet aan dat de Waterlinie in het recente verleden onvoldoende herkend is als nationaal erfgoed en veel historisch waardevolle verbanden verloren zijn gegaan. Om de verankering in het nationaal geheugen terug te krijgen en het belang voor de Deltametropool waar te maken is zichtbaarheid wenselijk. Op het niveau van de Waterlinie als geheel gebeurt dat door de accentuering van de hoofdverdedigingslijn. Op het niveau van de forten en andere bouwwerken hangt de mate van (gewenste) zichtbaarheid af van de omgeving; zichtbaarheid wordt in het algemeen belangrijker naarmate de landschappelijke verbanden minder manifest zijn (zoals in het Liniegezicht van de Kraag van Utrecht) en naarmate de forten een meer museale of stedelijke functie krijgen. De middelen waarmee en de mate waarin de zichtbaarheid gerealiseerd wordt zijn sterk afhankelijk van de lokale situatie. ‘Zichtbaarheid’ is onderdeel van het concept ‘Liniegezicht’, waarvan de uitwerking op projectniveau gestalte moet krijgen.
Waterbekkens bij forten In antwoord op vragen en opmerkingen van: de gemeenten De Bilt en Utrecht, Staatsbosbeheer De aanleg van waterbekkens bij fortificaties in het Liniegezicht kent inderdaad geen historische maar een waterhuishoudkundige legitimatie. Het ontwerp van deze vijvers zal dan ook geen historische legitimatie mogen suggereren. Forten en andere bouwwerken zijn in het Liniegezicht nu al zodanig los geraakt van hun historische context, dat ervoor is gekozen om ze te benaderen als afzonderlijke monumenten. Alleen waar nog een zichtbare samenhang bestaat, zal deze als een beschermd gezicht worden behouden. De werken bij Griftenstein in De Bilt zijn in de tabel op pagina 76/77 van het voorontwerp-Linieperspectief aangemerkt als ‘droog’, dus het voorstel is om daar geen waterbekken aan te leggen.
8
Nooit geïnundeerde gebieden In antwoord op vragen en opmerkingen van: de gemeenten Houten en Loenen Hoewel de Nieuwe Hollandse Waterlinie tweemaal gedeeltelijk in stelling is gebracht, is de militaire functie (achteraf gezien) een preventieve geweest. Voor de benadering van de inundatievelden in het Linieperspectief speelt het geen rol of ze ooit daadwerkelijk geïnundeerd zijn, net zomin als bij de bescherming van vestingsteden een rol speelt of ze ooit daadwerkelijk zijn belegerd. Essentieel is dat ze geïnundeerd konden worden.
Beplanting In antwoord op vragen en opmerkingen van Vereniging Natuurmonumenten Herstel van de oorspronkelijke beplanting kan van waarde zijn bij de herinrichting van forten en hun omgeving, hoewel wij dat niet als algemeen geldende voorwaarde willen formuleren. Dat is mede afhankelijk van de huidige of toekomstige functie van het fort. Wij zien het voorstel voor een studie naar beplantingen op vestingwerken met belangstelling tegemoet.
Archeologie In antwoord op vragen en opmerkingen van: ambtelijke interdepartementale groep, provincie Noord-Brabant Wij onderschrijven het belang van archeologisch onderzoek en het Verdrag van Malta. Voor het historische besef van de Waterlinie zelf is archeologisch onderzoek echter niet de eerst aangewezen methode; in het licht van de archeologie is de Nieuwe Hollandse Waterlinie van relatief recente datum. Archeologisch onderzoek behoort daarom tot de elementen die van belang kunnen worden bij de uitwerking in integrale plannen en bij gedetailleerde projectplannen, net zoals bijvoorbeeld onderzoek naar milieueffecten en verkeerseffecten.
2 ruimtegebruik Ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw In antwoord op vragen en opmerkingen van: Pact van Loevestein, gemeenten Geldermalsen, Leerdam, Lingewaal, Loenen en Werkendam; LTO Nederland, Staatsbosbeheer, CDA-Werkendam, de heer Ermstrang c.s. Algemeen De extensieve landbouw is op dit moment de belangrijkste drager van de landschappelijke openheid in de Linie. Het Linieperspectief streeft het behoud na van het groene, rustige en relatief weinig bebouwde karakter van de open velden (inclusief de ‘Linievelden’ uit het voorontwerp), oostelijk van de hoofdverdedigingslijn. Een duurzaam agrarisch grondgebruik met een grondgebonden karakter is om die reden ook in het belang van de Waterlinie. De bijdrage van de agrarische sector aan het behoud van de openheid is in het voorontwerp van het Linieperspectief niet voldoende voor het voetlicht gebracht. Wij moeten echter wel onder ogen zien dat het gemeenschappelijke belang bij een open groene ruimte een verschillende achtergrond heeft. Voor het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie is de open groene ruimte van belang om de Linie een herkenbare plaats in het landschap te geven, om zo de historische identiteit van het gebied aan te scherpen en landschappelijke vervlakking tegen te gaan. Voor de stedelijker wordende samenleving van de Deltametropool is het van belang om zo’n landschappelijke contramal van hoge kwaliteit in de oostflank te hebben (vergelijkbaar met de duinenstrook in de westflank). Voor de agrarische sector is landschappelijke openheid te beschouwen als een nevenproduct van de primaire bedrijfsdoelstelling: de agrarische productie. Dit nevenproduct wordt overigens wel vaak met zorg onderhouden. Zoals de landbouw heeft bijgedragen aan de openheid waar het Linieperspectief nu op inspeelt, kan het Linieperspectief bijdragen aan de weerstand tegen stedelijke druk en dus behoud van die openheid op lange termijn. Daar kan de landbouw weer baat bij hebben. Het is echter niet vanzelfsprekend dat het gemeenschappelijke belang in alle gevallen overeind blijft. Agrarische ontwikkeling kan leiden tot landschappelijke verdichting. Dat is zeker het geval bij omschakeling van extensieve naar intensieve teeltmethoden (zoals glastuinbouw en intensieve veehouderij) en van grondgebonden naar nietgrondgebonden productie. Aanpassing of uitbreiding van de bebouwing in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering, binnen of in aansluiting op bestaande agrarische bouwpercelen, blijft wel mogelijk (tenzij het regime voor de groene contour of het beleid voor de Nationale Landschappen dat verhindert). Agrarische ontwikkeling die niet leidt tot
verdichting is vanuit het perspectief van de Waterlinie toe te juichen, omdat dat bijdraagt aan een bestendige landschappelijke openheid. Uitbreiding of nieuwvestiging van glastuinbouw of andere intensieve landbouw is in principe wel mogelijk in de verdichtingsvelden (ten westen van de hoofdverdedigingslijn), mits de integrale afweging in de reguliere beleidskaders dat ook mogelijk maakt. Landbouwers die authentieke werken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie op hun land hebben, kunnen te maken krijgen met een formele bescherming. Andere beperkingen hebben niet alleen met de historische Waterlinie te maken, maar komen voort uit andere beleidsprogramma’s. Het Linieperspectief anticipeert daarop. Concreet zijn te noemen de waterberging en behoud en ontwikkeling van natuur. Voorstellen daaromtrent zijn in het Linieperspectief opgenomen. Voorts kunnen Rijk, provincies en gemeenten maatregelen treffen (met een stimulerend of een beperkend effect op de agrarische ontwikkeling) die los staan van de Waterlinie. Als dat het geval is, komen deze naar voren in de reguliere beleidskaders, zoals streekplannen en bestemmingsplannen. Specifiek Diefdijk (gemeente Leerdam, waterschap Alblasserwaard en Vijfheerenlanden): Langs de Diefdijk is afgezien van een verdichtingsveld aan de westzijde (de Leerdamse zijde). Verdichting op deze plek wordt niet opportuun geacht, omdat de dijk zelf een voldoende markante grens vormt. Dat betekent dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie aan de Leerdamse zijde van de Diefdijk geen beperkingen aan de agrarische ontwikkeling stelt. Mogelijk vloeien uit de uitwerking van de projectenveloppe ‘Diefdijk/Linge’ voorstellen voor de westzijde voort, maar op dit moment zijn die er nog niet. Op de Diefdijk zelf is het (nog te ontwerpen) terugkerende kleinschalige landschapselement beoogd dat de hoofdverdedigingslijn over de hele lengte van de Linie markeert. Wij zullen voorstellen hiertoe tijdig inbrengen in de procedure voor de mer-Diefdijk.
Waterberging In antwoord op vragen en opmerkingen van: de ambtelijke interdepartementale groep, provincies Noord-Brabant en NoordHolland; gemeenten Geldermalsen, Hilversum, Houten, Lingewaal, Loenen en Maarssen; Hoogheemraadschap Alm & Biesbosch, waterschap Rivierenland, LTO Nederland, Staatsbosbeheer, CDA-Werkendam, de heer Ermstrang c.s. Algemeen Slechts in één gebied heeft de waterberging een motief dat rechtstreeks uit het Linieperspectief voortvloeit: de seizoensberging in het museale Linieland, die bijdraagt aan het
9
inzichtelijk maken van de werking van de Waterlinie. In alle andere gevallen vloeien de voorgestelde bergingsgebieden voort uit de waterhuishoudkundige opgave voor de komende decennia: de omgang met de grotere toestroom aan water (perioden met hevigere neerslag, een grotere afvoer door de rivieren en een verdergaande daling van veengronden). De te bergen volumes zijn een direct gevolg van deze processen, de exacte locatie en soms de vorm van de berging zijn planologische keuzes. De volumes zijn berekend in het kader van het waterhuishoudkundig beleid, het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie sluit zich hierbij aan en gaat mee met eventuele bijstellingen van het ingeschatte volume. De in het Linieperspectief voorgedragen locaties dragen het beste bij aan de herkenbaarheid van de Waterlinie als militair-historisch fenomeen in het landschap, een van de doelstellingen achter het Linieperspectief. De waterberging in de Linie is dus te interpreteren als een gemotiveerd voorstel voor de uitwerking van nationaal en regionaal waterhuishoudkundig beleid, geredeneerd vanuit het belang van de Waterlinie. Het hydrologisch onderzoek, de meer integrale afwegingen en de definitieve vaststelling gebeuren in ander verband (bijvoorbeeld in de streekplannen op basis van deelstroomgebiedvisies). Knelpunten en lokale problemen die hieruit voortvloeien zullen doorwerken in de plannen voor de Waterlinie, ook als ze ten tijde van de vaststelling van het Linieperspectief nog niet in volle omvang in beeld zijn. Compensatieregelingen voor betrokken agrarische bedrijven worden in het nationale waterbeleid voor het gehele land vastgesteld, niet in het beleid voor alleen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Specifiek Tracering Groene Rivieren (ambtelijke interdepartementale groep, gemeenten Werkendam en Woudrichem, Hoogheemraadschap Alm & Biesbosch, provincie Noord-Brabant): het Linieperspectief is niet het juiste kader om te besluiten over de noodzaak en tracering van ‘groene rivieren’. Sec geredeneerd vanuit het belang van de Waterlinie zijn de groene rivieren niet nodig; vanwege de nieuwe dijken die de groene rivieren zouden moeten flankeren zouden ze zelfs op gespannen voet kunnen staan met de vanuit de Linie gewenste openheid. Gezien de bestuurlijke reacties zijn noodzaak en tracering niet onomstreden. De besluitvorming daarover dient te geschieden in het daartoe bestemde overleg tussen gemeenten, provincies en Rijk. Als Stuurgroep van de Nieuwe Hollandse Waterlinie kunnen wij ons daar niet over uitspreken. Om die reden zijn er op de blauwe kaart geen groene rivieren meer opgenomen. Noodopvang in de Biesbosch (ambtelijke interdepartementale groep, Provincie Noord-Brabant, Gemeente Werkendam, CDA-Werkendam): deze optie is niet meer in beeld en zal op de kaarten van het definitieve Linieperspectief niet meer voorkomen. Bethunepolder en Horstermeerpolder (gemeenten Maarssen en
10
Wijdemeren, Staatsbosbeheer): wanneer de maatschappelijke legitimatie voor permanente inundatie van de Bethunepolder en de Horstermeerpolder blijkt te ontbreken of inundatie zelfs schadelijk zal blijken te zijn, zal vanuit het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie niet meer op inundatie worden aangedrongen. Permanente inundatie (CDA-Werkendam): gebieden aangemerkt als ‘seizoensberging’ worden niet permanent onder water gezet. Permanente inundatie behoort in het Brabantse deel van de Waterlinie niet tot de plannen. Inundatie langs de Diefdijk (waterschap Rivierenland) Het voorstel om direct ten oosten van de Diefdijk vernatting toe te passen is niet alleen ingegeven door de behoefte aan accentuering van de hoofdverdedigingslijn, maar ook door ecologische overwegingen. Uitwerkingen in de GebiedsvisieZuid en het voorbeeldproject ‘Water langs de linie’ (voor het gebied rond de Molenkade) ondersteunen naar ons idee dit voorstel. Het gebied kan zo ook bijdragen aan de waterberging in het Rivierenland, hoewel het uit waterhuishoudkundig oogpunt misschien niet optimaal ligt en hoewel het niet per se in de volledige bergingsopgave van de betreffende polders hoeft te voorzien.
Ecologie In antwoord op vragen en opmerkingen van: ambtelijke interdepartementale werkgroep, Hoogheemraadschap Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, LTO Nederland en Staatsbosbeheer Over de uitwerking van de robuuste ecologische verbindingszone is een afzonderlijke rapportage opgesteld, parallel aan het voorontwerp Linieperspectief (getiteld ‘Ecolinie’). Hieruit blijkt dat een clustergewijze aanpak recht doet aan zowel de ecologische als de cultuurhistorische betekenis die aan de verbinding wordt toegekend. Zo komen ook de ecologische verbindingen die de Waterlinie in oostwest richting kruisen tot hun recht. De Natte As (een andere robuuste verbindingszone) kruist de Nieuwe Hollandse Waterlinie bijvoorbeeld ter hoogte van de inundatievelden van de Stelling van Amsterdam, waar de verdichtingsvelden langs de Vecht worden onderbroken. Deze clustergewijze aanpak is ook opgenomen in het Linieperspectief. De seizoensberging en andere vormen van waterberging in het landschap zijn geen gevolg van de aanwijzing tot robuuste ecologische verbindingszone. Gebieden die vallen onder de Vogel- of Habitatrichtlijn zullen een adequate planologische bescherming krijgen, naar het zich laat aanzien een groene contour. Dit geldt voor alle Vogel- en Habitatrichtlijngebieden in Nederland en vloeit derhalve niet voort uit het Linieperspectief. Bij het definitieve Linieperspectief zal een kaart van deze gebieden worden opgenomen.
Toerisme en recreatie
Individuele forten en andere bouwwerken
In antwoord op vragen en opmerkingen van: gemeente Utrecht, Hoogheemraadschap Alm & Biesbosch, Kamers van Koophandel, Bond Heemschut
In antwoord op vragen en opmerkingen van: Pact van Loevestein, provincies Noord-Holland en Noord-Brabant, gemeenten Houten, Loenen, Maarssen, Utrecht, Werkendam en Woudrichem, Kamers van Koophandel, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, CDA-Werkendam, de heer Ermstrang c.s. In het voorontwerp-Linieperspectief is aan alle forten een ontwikkelingskoers toegekend. Deze toekenningen zijn te beschouwen als beredeneerde suggesties, niet als concrete voornemens. De suggesties zijn gebaseerd op onder meer de ligging van het fort (in relatie tot bijvoorbeeld landschap, ecologie en recreatie) en de oorspronkelijke betekenis. Het is in de opzet van het Linieperspectief niet mogelijk en ook niet wenselijk om per fort een uitgewerkt en getoetst plan te presenteren. In het kader van de projectenveloppen zullen de koersbepalingen, waar relevant, opnieuw worden bezien. Vanzelfsprekend zullen wij de eigenaar of beheerder hierbij betrekken. Reacties waarin opmerkingen over individuele forten, sluizen, inundatiekanalen en andere Linie-elementen worden gemaakt, moeten worden afgewogen in de betreffende projectenveloppe. Vooruitlopend daarop bestaat de mogelijkheid om projectvoorstellen voor de subsidieregeling Belvedere in te dienen. Forten met belangrijke natuurwaarden krijgen ook in de toekomst een functie als ecologisch fort of landschapsfort. Alleen forten met relatief bescheiden natuurwaarden kunnen geschikt worden gemaakt voor veelvuldig bezoek.
Algemeen Het feit dat het gebied ten zuiden van de Waal en het rivierengebied tussen Lek en Waal niet als toeristisch-recreatief cluster zijn aangemerkt, wil niet zeggen dat er geen toeristischrecreatieve ontwikkeling mogelijk is. Met name recreatieve routes lopen ook door deze gebieden. De clusters zijn op te vatten complexen van verschillende soorten toeristischrecreatieve voorzieningen. Om de Linie als één samenhangend toeristisch-recreatief product te profileren is een liniebreed dossier ‘Marketing en Voorlichting’ toegevoegd. Het aangekondigde dossier ‘Monitoring, Kennis en Voorlichting’ wordt omgezet in ‘Onderzoek en Monitoring’. Onderdelen daarvan kunnen zijn (in navolging van een aanbeveling van het Utrechts Bureau voor Toerisme) de plaatskeuze voor bezoekerscentra en verblijfscentra, het creëren van routenetwerken en het bewerken van de binnenlandse en buitenlandse markt van dag- en verblijfsarrangementen. Het nieuwe dossier heeft de bedoeling om eenheid te brengen in de profilering van de Waterlinie en een samenhangende recreatieve ontwikkeling te bereiken, maar laat uiteraard ruimte voor lokale initiatieven. De suggestie om de dichtheid en de vormgeving van de informatie langs de Linie te stroomlijnen is een interessante en zal binnen dit dossier nader worden bezien. Specifiek Linieland en Liniecentrum: vragen over de ontwikkeling van deze projecten zijn beantwoord in paragraaf 4, ‘gebieden en projecten’. Bakkerskil (Hoogheemraadschap Alm & Biesbosch): in het definitieve Linieperspectief blijft de recreatievaart over de Bakkerskil beperkt tot het kanoën en vergelijkbare, lichte waterrecreatie. Vechtstreek: vragen en opmerkingen over dit gebied zijn beantwoord in paragraaf 4, ‘gebieden en projecten’. Museale en educatieve functie (gemeente Utrecht): de beperking aan nieuwe attracties en toeristisch-recreatieve voorzieningen (zij dienen een educatieve of museale betekenis te hebben), geldt alleen voor voorzieningen binnen de open velden. Het grondgebied van de gemeente Utrecht valt in het ontwerp-Linieperspectief in zijn geheel buiten dat regime. De enige beperking aan de ombouw van een fort tot verblijfsaccommodatie is ruim geformuleerd en wordt breed onderschreven: de cultuurhistorische waarde van het fort en zijn omgeving moet behouden blijven.
Versnippering (gemeente Utrecht): minder dan de helft van de forten is in bezit van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Defensie of de gemeente Utrecht. Overige forten kennen een rijke variatie aan eigenaars. Waterschappen hebben geen forten in bezit. ‘Versnippering’ van het eigendom is in die situatie niet meer dan een feitelijke constatering. De opmerking in het voorontwerp dat de meeste eigenaars hun bezit ‘met veel gevoel voor de historische waarde’ beheren staat recht overeind. Het Linieperspectief hoopt een handvat te bieden waarmee huidige en toekomstige eigenaars, alsmede gemeenten op wier grondgebied de forten liggen, de forten in de samenhang van de Linie als geheel kunnen beheren of ontwikkelen. Schootsvelden (Vereniging Natuurmonumenten): een eventuele herinrichting van de directe omgeving van de forten zal inderdaad moeten inspelen op de schootsvelden en de voormalige Kringenwet. Forten Werkendam (Pact van Loevestein, gemeente Werkendam): wij nemen de suggestie over om de drie forten op het grondgebied van Werkendam onder te brengen in een nieuw cluster, gerelateerd aan de Biesbosch.
11
3 planologische regimes Groene contouren In antwoord op vragen en opmerkingen van: provincies NoordBrabant, Noord-Holland en Utrecht; BRU; gemeenten Culemborg, Geldermalsen, Houten en Loenen; Kamers van Koophandel Algemeen
vanaf de hoofdverdedigingslijn, in stand blijft. Dat betekent onder meer dat nieuwe accommodaties voor verblijfsrecreatie niet meer mogelijk zijn, al kan voor kleinschalige initiatieven (zoals het kamperen bij de boer) een uitzondering worden gemaakt. Dat regime is noodzakelijk om de beleving van het landschap als inundeerbaar land overeind te houden (hoewel feitelijke inundatie vaak niet meer mogelijk is). De ratio achter de voorgestelde begrenzing van de open velden is dan ook dat deze (waar mogelijk) de begrenzingen van de inundatiegebieden volgt. De precieze ligging wordt in de provinciale streekplannen bepaald, gebruik makend van de eigen systematiek voor het landelijk gebied. Aanpassingen op de voorgestelde begrenzing zijn mogelijk, mits de essentie (de open groene ruimte in oostelijke richting gezien vanaf de hoofdverdedigingslijn) overeind blijft. Die open ruimte is een van de belangrijkste dragende, samenbindende elementen van het perspectief voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Om het landschapsbeeld van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ook voor de lange termijn veilig te stellen, is een planologische bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen noodzakelijk. Ook de UNESCO verlangt een afdoende vorm van bescherming als voorwaarde voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst. Tijdens het opstellen van het voorontwerp leek de ‘groene contour’ uit de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en Structuurschema Groene Ruimte 2 daarvoor het meest geëigende instrument. Voor de betekenis kan worden verwezen naar pagina 49 van het voorontwerp-Linieperspectief. In de streekplannen zouden de gebieden waarvoor dat regime geldt begrensd moeten worden. Daar zou geen voorafgaande overeenstemming met alle grondeigenaren voor nodig zijn, al zullen zij wel hun inbreng in de planvorming kunnen hebben (bijvoorbeeld via de inspraak of een vertegenwoordiging tijdens de planvorming, afhankelijk van de betreffende provincie).
Linievelden, open velden en Liniecontour
In de huidige politieke situatie is de toekomst van de groene contour onzeker geworden. De essentie van het Linieperspectief blijft echter overeind. Dat geeft de mogelijkheid om voor het Linieperspectief eigen richtlijnen te formuleren, rekening houdend met de specifieke doelstellingen van dit project. De essentie is dat de open groene ruimte, gezien
In antwoord op vragen en opmerkingen van: Pact van Loevestein, provincie Noord-Brabant, waterschap Rivierenland en Staatsbosbeheer Het onderscheid tussen ‘Linievelden’ en ‘open velden’ is ingevoerd om een prioriteitsverdeling aan te brengen in de besteding van de (schaarse) middelen die het Nationaal
Fort Honswijk
12
Specifiek Contouren in De Bilt (gemeente De Bilt): het grondgebied van de gemeente De Bilt valt geheel buiten de ‘open velden’. Het regime van het ‘Liniegezicht’ stelt alleen kwaliteitseisen aan eventuele nieuwe bebouwing of andere vormen van verdichting. Andere voorwaarden kunnen voortkomen uit het structuurplan van het BRU of het provinciale streekplan.
Project zelf genereert (publiek dan wel privaat). Deze middelen zouden bestemd zijn voor de Linievelden. Andere rijksmiddelen kunnen ook in de open velden worden ingezet. In het definitieve Linieperspectief wordt deze opzet genuanceerd. Het planologische regime is voor de Linievelden en de open velden gelijk. De term ‘Linieveld’ verliest daarmee zijn onderscheidende betekenis en komt te vervallen. Ook de term ‘Liniecontour’, als begrenzing van de open velden, voegt weinig meer toe en komt te vervallen. Wel blijft er een prioriteitsstelling in de eigen investeringen van kracht. Conform de historische notie van afnemende militaire controle op grotere afstand van de hoofdverdediginglijn, zal de zone waar het Nationaal Project zelf in investeert dicht langs de hoofdverdedigingslijn liggen. Deze investeringszone blijft echter niet beperkt tot de open velden, maar strekt zich ook uit over de verdichtingsvelden, de Liniegezichten en natuurlijk de hoofdverdedigingslijn zelf. Specifiek Waterschap Rivierenland: waterberging in de open velden, maar buiten de investeringszone is vanuit het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie niet ongewenst, maar draagt aanzienlijk minder bij aan de militair-historische, ecologische en recreatieve ambities met de Linie dan waterberging direct langs de hoofdverdedigingslijn (dus in de investeringszone). Om die reden zullen middelen die het Nationaal Project genereert daar niet voor worden ingezet. Overigens is het alleen in het ‘Linieland’ (direct ten noorden van de Lek) de bedoeling om inundaties qua frequentie en diepte aan te passen aan de historische inundatie.
Verdichtingsvelden In antwoord op vragen en opmerkingen van de ambtelijke interdepartementale groep, gemeente Werkendam, waterschap Rivierenland, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten Verdichtingsvelden vormen een belangrijk bestanddeel van de visie voor de Waterlinie. Ze zetten het contrast aan tussen verdedigd gebied en het terrein waar de vijand kon oprukken en tegengehouden moest worden. Ze dienen dan ook te worden ontworpen en ontwikkeld met de nodige zorgvuldigheid en met het oog op hun ligging in een historische context. Dat betekent onder meer dat eventuele in de verdichtingsvelden aanwezige verdedigingswerken hun relatie met omliggende elementen en structuren van de Linie moeten behouden. Prioriteit heeft een landschappelijke verdichting. Deze kan (bijvoorbeeld om financiële redenen) worden aangevuld met bebouwing, mits de ruimtelijke situatie zich daarvoor leent en ander beleid dat niet verhindert. Bebouwing zal vermoedelijk vooral mogelijk blijken in gebieden waar zich al een hoge dynamiek voordoet. Voorstellen voor de inrichting van de verdichtingsvelden zullen, conform de suggestie van Staatsbosbeheer, ook bekeken worden vanuit de gewenste ontwikkelingen in de naastliggende gebieden.
Liniegezichten De term ‘Liniegezicht’ blijkt het misverstand op te roepen dat dit het gedeelte van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zou zijn waarop de status van ‘beschermd stads- en dorpsgezicht’ van toepassing is. Dat is niet het geval. Het Liniegezicht is een planologisch regime, naast de open velden en de verdichtingsvelden.
Fort bij Vuren
13
4 gebieden en projecten Vechtstreek In antwoord op vragen en opmerkingen van: gemeenten Maarssen en Wijdemeren, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi & Vecht, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten In de ‘open velden’ (in het voorontwerp: ‘Linievelden’) van de Vechtstreek is ‘openheid’ een begrip dat in letterlijke zin niet houdbaar is. Oude dorpen en bebouwingslinten, intensieve recreatie en de aanwezigheid van hoge vegetatie (bijvoorbeeld de moerasbossen) onttrekken de horizon aan het zicht. Dergelijke openheid wordt hier dan ook niet nagestreefd. Het contrast tussen ‘verdedigd’ gebied (verdicht gebied) en ‘niet-verdedigd’ gebied (open gebied) is hier evenzeer van belang als elders in de Waterlinie, maar werkt gezien de situatie ter plaatse anders uit. Nochtans staat ontwikkeling in de open velden van bebouwing en recreatie op gespannen voet met het Linieperspectief, zeker wanneer het gebeurt op een schaal die de vorming van nieuwe complexen tot gevolg heeft. Ontwikkelingen op een kleinere schaal en plannen voor natuurontwikkeling kunnen verschillend uitpakken. Open velden moeten in de Vechtstreek een sfeer uitstralen van een moeilijk bewoonbaar en relatief ongecultiveerd gebied, terwijl de ‘verdedigde’ verdichtingsvelden juist wel en bewoonbare en gecultiveerde aanblik moeten bieden. Het Linieperspectief zet in op aanscherping van dat contrast. Zoals elders in deze nota is toegelicht, is de hoofdverdedigingslijn gelijk getrokken aan de Vecht (zie het hoofdstuk ‘Historische Legitimatie’) en is eventuele permanente inundatie van de Bethunepolder en de Horstermeerpolder afhankelijk van een integrale ruimtelijke afweging die buiten het verband van het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie plaatsvindt (zie het hoofdstuk ‘Ruimtegebruik’).
Liniegezicht Kraag van Utrecht In antwoord op vragen en opmerkingen van de gemeente Utrecht, Stichting Natuur en Milieu, Stichting Menno van Coehoorn, Milieuwerkgroep Houten In grote delen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is het landschap uit 1940 weliswaar niet meer intact, maar nog wel herkenbaar. Dat is met name het geval in gebieden waar het agrarische grondgebruik dominant is gebleven. In de Kraag van Utrecht is dat niet het geval. Nadat de Nieuwe Hollandse Waterlinie haar functionaliteit verloor hebben andere functies (stedelijke functies, infrastructuur) de dominante functie in het landschap aangetast of zelfs overgenomen. Met recht kan gesteld worden dat de Linie hier ‘in de verdrukking’ is geraakt, niet zozeer de relicten, maar wel de structuur en de landschappelijke samenhang.
14
Restanten van de oorspronkelijke samenhang van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zullen behouden blijven door aanwijzing van ‘beschermde gezichten’ op grond van de Monumentenwet. In de Kraag van Utrecht achten wij herstel van de oorspronkelijke (militaire en hydrologische) samenhang niet realistisch. Het Liniegezicht gaat, gegeven deze situatie, uit van de fysieke relicten van de Waterlinie en niet van de bijbehorende landschappelijke structuur. De schootsvelden rekenen wij tot die relicten (voor zover ze niet nu al substantieel zijn aangetast). Consequentie daarvan is dat de schootsvelden de oostgrens bepalen, en niet de historische begrenzing van de Linie zelf. Andersoortige samenhangen (recreatief, ecologisch) kunnen inderdaad versterkt worden. Ecologisch gebeurt dat in de uitwerking van de robuuste ecologische verbinding, neergelegd in het rapport ‘Ecolinie’. De wens om ook recreatieve verbindingen te verbeteren is overgenomen als onderdeel van de projectenveloppe, in aanvulling op de in het voorontwerp genoemde onderwerpen. De suggestie van Staatsbosbeheer om de huidige ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied ‘kleur te laten bekennen’, oftewel in hun ruimtelijke verschijningsvorm te laten verwijzen naar de Waterlinie, is op zich een goede, maar moet nog op haar haalbaarheid geanalyseerd worden.
Linieland en Liniecentrum In antwoord op vragen en opmerkingen van: gemeenten Houten en Utrecht, Stichting Natuur en Milieu, Stichting Menno van Coehoorn, Bond Heemschut, Staatsbosbeheer, Milieuwerkgroep Houten Het Linieland vervult een cruciale rol in het Linieperspectief: het is de enige plek waar de werking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie hersteld wordt en van tijd tot tijd gedemonstreerd kan worden. Zo’n gebied vormt een krachtige ondersteuning van de doelstelling om de Nieuwe Hollandse Waterlinie terug te brengen in het nationale geheugen. De meest geschikte plek voor het Linieland ligt langs de Lek, met de omgeving van fort Honswijk en fort Everdingen als concentratiepunt en inundatievelden in twee kommen ten zuiden van de Schalkwijksche Wetering. In het Linieland geldt het regime van het ‘open veld’. Dat neemt niet weg dat het terrein toegankelijk en beleefbaar gemaakt zal moeten worden. Binnen dit planologische regime zullen op een niet-inundeerbaar en goed bereikbaar deel van het terrein flankerende voorzieningen worden geplaatst, zoals accommodatie voor het terreinbeheer, parkeerruimte en wellicht een kampeermogelijkheid. Het verdichtingsveld langs de Lek is komen te vervallen. Het grootste deel van het jaar zal het gebied vooral een mooi landschap zijn, met enkele fraaie forten en andere werken, de karakteristieke gedekte gemeenschapsweg en de
inundatiekanalen. Het zal een recreatiedruk kennen die vergelijkbaar is met omliggend landschapsschoon. Extra recreatiedruk is dan vooral te verwachten van groepen die bijzonder geïnteresseerd zijn in de militaire historie. Demonstraties van de inundatie zullen meer publiek trekken (de ‘relatief grote aantallen bezoekers’ waarover het voorontwerp schrijft). Het aantal demonstraties per jaar zal mede moeten afhangen van de capaciteit van het gebied om publiek te ontvangen. Een ‘vrijbrief voor recreatieve ontwikkeling’ op deze plaats is zeker niet de bedoeling, evenmin als een ‘drukbezocht spektakel’ of een ‘Disneyland’.
de mogelijkheden om het Liniecentrum hier te vestigen. Een optie is om het Liniecentrum te combineren met een provinciaal archeologisch centrum, maar daarvoor zijn ook andere locaties in beeld. De mogelijkheid om vanuit het Liniecentrum excursies naar het Linieland te organiseren, met inbegrip van het vervoer heen en terug, zou verder onderzocht kunnen worden. Wanneer de afstand moeilijk te overbruggen blijkt, valt de suggestie van de Bond Heemschut voor een alternatieve uitvalsbasis voor Linieland in Culemborg te overwegen.
Bedrijventerreinen Tull en ’t Waal en Het Klooster Het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden heeft – in zijn overigens zeer grondige en enthousiaste reactie – laten weten dat in het Linieland geen waterhuishoudkundige noodzaak voor vernatting ligt, maar dat er wel goede mogelijkheden voor liggen. In tegenstelling tot veel andere programmaonderdelen vindt dit project zijn motieven volledig in het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, niet in andere beleidsprogramma’s. Onderhandelingen met grondeigenaren en beheerders zullen dan ook in het kader van het Nationaal Project worden gevoerd en de financiering zal in principe door het Nationaal Project en/of zijn private partners geschieden. Het Linieland zal in een eigen projectenveloppe worden uitgewerkt. Daarbij is vanzelfsprekend een goede afweging met lokaal beleid en lokale belangen noodzakelijk. Het ligt daarom voor de hand om de gemeente Houten intensief bij de uitwerking in de projectenveloppe te betrekken.
In antwoord op vragen en opmerkingen van: gemeente Houten, Kamers van Koophandel, Stichting Menno van Coehoorn, Milieuwerkgroep Houten De doelstellingen van het Linieperspectief verhouden zich moeilijk met de aanleg van het bedrijventerrein Tull en ’t Waal en de daarmee gepaard gaande aantasting van de open groene ruimte. De definitieve afweging over aanleg van dit terrein vindt plaats in de reguliere planologische procedures. Gezien de specifieke doelstellingen van het Linieperspectief is dit niet de plaats om daarop voor te sorteren. De besluitvorming rond bedrijventerrein Het Klooster is al zodanig vergevorderd dat aanleg in het Linieperspectief als gegeven geldt. Het is verheugend dat in het ontwerp voor Het Klooster nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de ligging in de Waterlinie.
West-Bommelerwaard Het Liniecentrum zal jaarrond veel meer publiek trekken. De gedachten gaan uit naar een permanente expositie over verleden, heden en toekomst van de Linie. Dit stelt eisen aan de bereikbaarheid en aan de parkeerruimte. Fort Vechten lijkt gezien de ligging en de omvang een logische optie. Provincie en gemeente Utrecht verrichten onderzoek naar
In antwoord op vragen en opmerkingen van de gemeente Zaltbommel Het aandachtsgebied voor het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie omvat het gehele Waterliniecomplex, inclusief alle (voormalige) inundatievelden. Op dat uitgangs-
Plofsluis
15
punt worden geen uitzonderingen gemaakt. Het inundatieveld in de Bommelerwaard is aangemerkt als ‘open veld’. Dat houdt onder meer in dat ontwikkeling van nieuwe complexen van glastuinbouw niet is toegestaan. Juist in dit naar het oosten vooruitgeschoven deel van de Waterlinie is landschappelijke eenduidigheid noodzakelijk om de continuïteit van de historische structuur in stand te houden en herkenbaar te maken. Het contrast tussen het open veld en het verdichtingsveld krijgt in het Linieperspectief vorm door landschappelijke verdichting (met natuurontwikkeling in de vorm van ooibossen en grienden) westelijk van de hoofdverdedigingslijn in Munnikenland, als onderdeel van een ecologisch cluster. Aanleiding daarvoor zijn de resultaten van de studie Ecolinie. Overigens moet worden opgemerkt dat het Linieperspectief voortvloeit uit de keuze van het Rijk om de Nieuwe Hollandse Waterlinie te benaderen als Nationaal Project, gemaakt in de nota Belvedere en de Derde Architectuurnota. In tegenstelling tot de Gebiedsvisie-Zuid komt het dus niet voort uit het Pact van Loevestein.
Gorinchem Oost In antwoord op vragen en opmerkingen van de gemeente Gorinchem Volgens recent (nog niet afgerond) onderzoek van A. Visser is de hoofdverdedigingslijn ten oosten van Gorinchem na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog enkele kilometers naar het oosten opgeschoven. Tussen de oude en de nieuwe lijn ligt een aantal werken van de Waterlinie, zoals een inundatiekanaal en in het oosten een reeks kazematten. Na de Tweede Wereldoorlog hebben er incidentele ontwikkelingen plaatsgevonden die een stedelijk stempel hebben gedrukt, zoals de aanleg van het Lingebos, de rijksweg A15 en de Betuwelijn. Bovendien verkeert de besluit-
Vesting Gorinchem
16
vorming over uitbreiding van Gorinchem in deze richting in een vergevorderd stadium. Op grond van al deze overwegingen is besloten om Gorinchem-Oost de aanduiding ‘Liniegezicht’ te geven, net als de Kraag van Utrecht. Dat houdt in dat de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de relicten aan belang wint en dat niet wordt vastgehouden aan een open groene ruimte.
Verdichtingsveld Werkendam-Sleeuwijk In antwoord op vragen en opmerkingen van: Pact van Loevestein, provincie Noord-Brabant, Hoogheemraadschap Alm & Biesbosch, gemeente Werkendam, CDA-Werkendam Het Linieperspectief spreekt zich niet uit over de schaal van de verdichting (mogelijk in de vorm van verspreide woonvormen) tussen Werkendam en Sleeuwijk en over de mogelijke inpassing van groen. Bij de uitwerking in de projectenveloppe, waarin een actieve betrokkenheid van gemeenten voor de hand ligt, komen ontwerpuitgangspunten als deze aan de orde. De Structuurvisie Plus en de wens tot schaalverkleining zullen daar zonder twijfel een prominente positie in hebben. Een optie om in het laaggelegen westelijke deel van de rijksweg A27 kassen en grienden aan te leggen, en in het oosten woningbouw voor de eigen behoefte te situeren, past uitstekend in de visie van het Linieperspectief. De relatie tussen verdichting in het gebied Werkendam-Sleeuwijk en in de Tielerwaard zal in het definitieve Linieperspectief niet meer worden gelegd, evenmin als de relatie met eventuele uitbreidingen van Nieuwendijk, Almkerk en Woudrichem. Deze laatste kernen grenzen aan de open velden. Vanuit het project Nieuwe Hollandse Waterlinie bestaat derhalve de voorkeur om eventuele uitbreidingen aan de andere zijde van de kern te situeren.
5 procedures en vervolg Vaststelling en integrale ruimtelijke afweging In antwoord op vragen en opmerkingen van: ambtelijke interdepartementale groep; Werkgroep Rijksontwerpen; Pact van Loevestein; provincies Gelderland, Noord-Brabant en Utrecht; BRU, gemeente Hilversum, Staatsbosbeheer Het Linieperspectief is geen integraal ruimtelijk plan. Het is geformuleerd vanuit de erkenning van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als een historisch militair-technisch en waterstaatkundig fenomeen waar Nederland nog steeds trots op mag zijn. Bestuurlijke vaststelling van het Linieperspectief heeft vanzelfsprekend wel gevolgen voor de in de integrale streek-, structuur- en bestemmingsplannen te maken keuzes. Mede daarom is het planvormingsproces vanaf het begin gericht geweest op een Linieperspectief dat kan rekenen op draagvlak in de regio. Provincies en het BRU hebben via de Projectgroep en de Stuurgroep richting gegeven aan de planontwikkeling en ook bij de uitwerking is voor hun een belangrijke rol weggelegd. Vaststelling houdt in de eerste plaats de principebereidheid in om mee te werken aan de voorgestelde projectenveloppen. Vaststelling houdt ook de instemming in met de (al dan niet geamendeerde) regimes voor de verschillende Linieonderdelen (verdichtingsvelden, open velden en Liniegezichten), en daarmee met het leidende idee van een herkenbare hoofdverdedigingslijn, geflankeerd door een open groene ruimte in het oosten en enige vorm van dichtheid in het westen. Binnen die onderdelen is nog een grote variatie aan functies en bestemmingen mogelijk, meestal nog nader in te vullen in streekplannen of lokale uitwerkingen (bijvoorbeeld in het kader van een projectenveloppe). Vaststelling betekent een akkoordverklaring met de globale ligging en begrenzing van de verschillende Linieonderdelen. Lokale situaties en integrale, ruimtelijke afwegingen kunnen tot aanpassingen van de begrenzing leiden. Het Rijk zal de aangedragen argumenten voor eventuele voorstellen tot aanpassing (bijvoorbeeld in streekplannen) beoordelen in verhouding tot de eigen verantwoordelijkheid voor een samenhangende, in het landschap herkenbare Waterlinie. Het beoogde kwaliteitsteam zal daarbij adviseren. Wanneer besloten wordt om het planologische beleid voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie op te nemen in een planologische kernbeslissing, dan zal dat in deze geest gebeuren: een helder ruimtelijk concept, in de uitwerking afgestemd op lokale omstandigheden, met een oplopende controle naarmate de afstand tot de hoofdverdedigingslijn kleiner is.
Geconstateerde ‘spanningsvelden’, gebieden waarvoor plannen in voorbereiding zijn (maar nog niet onomstreden) die zich moeilijk verhouden tot de voornemens van het Linieperspectief, krijgen in het definitieve Linieperspectief een eigen notatie op de kaart. Er worden geen contracten met marktpartijen gesloten voordat het Linieperspectief bestuurlijk is vastgesteld en voordat een publiek programma van eisen is opgesteld, waarin openbaarheid en toegankelijkheid voorop staan. In die contracten worden ook de voorwaarden voor participatie door marktpartijen opgenomen.
Mate van detaillering en betrokkenheid van gemeenten In antwoord op vragen en opmerkingen van: BRU; gemeenten De Bilt, Loenen, Maarssen, Tiel, Utrecht en Wijdemeren, LTO Nederland, Vereniging Natuurmonumenten Veel reacties, met name van gemeenten, stellen dat het abstractieniveau van het Linieperspectief te hoog is om zinvol commentaar te kunnen geven. Het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft bewust gekozen voor een dergelijk hoog abstractieniveau, vanuit de opvatting dat een plan voor een gebied van een dergelijke omvang (hemelsbreed 85 kilometer lang) geen precisie op lokaal niveau kan nastreven. Het Linieperspectief moet voldoende ruimte laten voor lokale afwegingen. Een actieve inbreng van gemeenten al in het stadium van de opstelling van het Linieperspectief zou een samenwerkingsverband van onwerkbare grootte opleveren. Daarom is bij het Ontwikkelingsprogramma gekozen voor de methodiek van projectenveloppen, waarbij het schaalniveau wordt teruggebracht tot een niveau waarop de consequenties op gemeentelijk niveau wel zichtbaar zijn. Het ligt voor de hand om gemeenten op wier grondgebied belangrijke ontwikkelingen te verwachten zijn, bij de uitwerking van de projectenveloppen te betrekken. Gemeenten die minder direct betrokken zijn zullen geregeld kunnen reageren op tussentijdse resultaten. De vastlegging van de exacte grenzen die de verschillende planologische regimes onderscheiden (indicatief aangegeven op de Contourenkaart) gebeurt in de reguliere ruimtelijke beleidsvorming, waarin gemeenten een duidelijk afgebakende plaats hebben. Op de vraag van de gemeente Loenen in welke mate het Linieperspectief andere belangen kan ‘overrulen’, kan geen algemeen geldende uitspraak worden gedaan. Het Linieperspectief is immers opgesteld vanuit het militairhistorisch en landschappelijk belang van de Waterlinie, en in die zin een bouwsteen voor regionaal en nationaal ruimtelijk beleid. Bij het opstellen van streekplannen, structuurplannen en bestemmingsplannen in het kader van de ruimtelijke ordening, vindt de integrale afweging plaats. Het planproces voor het Linieperspectief is onder
17
meer gericht op het verwerven van een zo groot mogelijk draagvlak. Het is wel duidelijk waar het belang van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als landschappelijke opgave zit: de articulatie van de hoofdverdedigingslijn, de groene open ruimte ten oosten daarvan, de kleinschalige verdichting in het westen en de (gedifferentieerde) strategie voor de omgang met de historische relicten en de samenhang daartussen.
Financiering In antwoord op vragen en opmerkingen van: Pact van Loevestein, provincies Gelderland en Utrecht, BRU, gemeenten De Bilt, Houten, Loenen en Utrecht, LTO Nederland, Staatsbosbeheer Het Linieperspectief is opgesteld mede met het oog op de financiële haalbaarheid. De fondsen die exclusief voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie beschikbaar zijn, zijn gering. Om toch een ambitieuze maar realistische visie neer te leggen, is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij andere relevante beleidsprogramma’s, zoals de robuuste ecologische verbindingszone, de waterberging en het Programma Beheer. In hoeverre deze middelen daadwerkelijk beschikbaar komen is afhankelijk van besluitvorming binnen deze beleidsprogramma’s. Een vastgesteld Linieperspectief biedt relatief grote zekerheid over het maatschappelijke rendement van deze middelen, hetgeen zijn invloed kan hebben op de prioriteitsstelling binnen deze programma’s. Financiering moet gedeeltelijk ook met private middelen geschieden. Ook daarvoor zal van een vastgestelde visie (met voldoende financieel renderende onderdelen) een stimulerende werking uitgaan. Een en ander is onderwerp van het ‘dossier Financiering en Fondsvorming’ (een meer consistente benaming van het dossier ‘Financiën, PPS en Fondsvorming’ uit het voorontwerp – PPS maakt nog steeds deel uit van dit dossier). Een gedetailleerde financiële doorrekening is niet gemaakt en in dit stadium ook nog niet nodig. Daarvoor is het Linieperspectief nog te globaal. Er is bewust gekozen voor een opzet waarbij landschapskenmerken leidend zijn (zoals openheid en verdichting) en niet de functies wonen, recreatie, landbouw, enzovoort. Dat laat ruimte voor afwegingen op lagere schaalniveaus in de projectenveloppen, waarbij de financiële haalbaarheid uiteraard een rol speelt. Een precieze financiële doorrekening op dit moment zou moeten uitgaan van een groot aantal veronderstellingen over die uitwerkingen, die nog niet waargemaakt kunnen worden. De samenwerkende Monumentenwacht heeft de actuele staat van de forten, hoofdinlaatpunten en kraanbruggen geïnventariseerd. De resultaten van deze inventarisatie geeft aanleiding voor zorg over de beschikbare middelen voor consolidatie en zo nodig restauratie, een zorg die ook uit een aantal reacties blijkt.
18
De aanpassing van bestemmingsplannen wordt gerekend tot de reguliere taken van gemeenten, waarvoor geen financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Voor restauratie is dat (binnen de nationale regelingen daarvoor) in principe wel mogelijk, evenals voor bijzondere projecten die de doelstellingen van het Linieperspectief ondersteunen.
Juridische bescherming In antwoord op vragen en opmerkingen van de provincie Utrecht, BRU, gemeente Houten, Stichting Menno van Coehoorn, Bond Heemschut, Commissie Bescherming en Ontwikkeling, Vereniging Natuurmonumenten Algemeen Het Linieperspectief zet in op twee manieren van bescherming: planologische bescherming via de Wet op de Ruimtelijke Ordening en aanwijzingen als beschermd gezicht op grond van de Monumentenwet (niet te verwarren met de aanduiding ‘Liniegezicht’, zie paragraaf 3). Beide manieren vinden uiteindelijk hun neerslag in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Er zijn ook verschillen. Essentieel bij een aanwijzing tot beschermd gezicht is de aanduiding van de historische elementen die bescherming behoeven en bij toekomstige afwegingen een rol moeten spelen. Er zijn geen ontwikkelingsrichtingen mee aan te geven. Wel is de bescherming sneller zeker te stellen dan alleen via de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), waarbij de doorwerking naar het bestemmingsplan trager kan verlopen. Planologische bescherming in streekplannen en mogelijk in een planologische kernbeslissing, indien de herziening van de WRO op zich laat wachten, dient bovendien om de tien jaar te worden herbevestigd. Het is nog niet zeker of de gehele Linie de status van beschermd gezicht op grond van de Monumentenwet zal krijgen. In de eerste plaats zijn de authentieke werken en structuren lang niet meer overal aanwezig. Inundatie is bijvoorbeeld technisch niet meer mogelijk. Het Linieperspectief zet in op het voorstelbaar maken van de voormalige werking van de Linie, niet op herstel en bescherming van de strikt historische situatie. Waar de historische samenhang nog wel aanwezig is ligt bescherming voor de hand. Het is daarnaast de vraag of de status van beschermd gezicht zich verdraagt met de sterk wisselende mate van dynamiek die zich in dit zeer uitgestrekte gebied voordoet. Voor plaatsen waar het Linieperspectief sterk inzet op ontwikkeling, bijvoorbeeld in sommige verdichtingsvelden, waterbergingsgebieden of natuurontwikkelingsgebieden, moet onderzocht worden in hoeverre een aanwijzing tot beschermd gezicht de mogelijkheden zou beperken.
Concluderend hangt de keuze van het type bescherming af van de aanwezigheid van authentieke werken en structuren en hun samenhang, de ontwikkelingskansen, de planologische druk en de bestuurlijke situatie. Specifiek Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht: de suggestie om de mogelijke aanwijzing van de Vecht als landschapsgezicht op te nemen in de projectenveloppe Vechtstreek-Zuid nemen wij graag over.
Nieuw ruimtelijk beleid In antwoord op vragen en opmerkingen van: gemeente De Bilt, Stichting Natuur en Milieu Het Linieperspectief anticipeert in zijn instrumentering op onder meer de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en de herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Indien beide zonder ingrijpende wijzigingen worden vastgesteld kan het Linieperspectief (in dit opzicht) zonder substantiële aanpassingen worden uitgevoerd. Wanneer vaststelling vertraging oploopt zal teruggegrepen moeten worden op de huidige instrumenten. Bescherming in een planologische kernbeslissing (bijvoorbeeld via verankering in de aangekondigde Nota Ruimte, die de Vijfde Nota en het Structuurschema Groene Ruimte combineert) behoort dan tot de mogelijkheden.
Grondbeleid In antwoord op vragen en opmerkingen van: LTO Nederland Instelling van het rijksvoorkeursrecht kan noodzakelijk blijken om grondspeculatie tegen te gaan. Het draagt zo bij aan de financiële haalbaarheid van het Linieperspectief. Onteigening om een reden die direct uit de Nieuwe Hollandse Waterlinie voortvloeit, zal naar verwachting niet of slechts voor zeer kleine oppervlakten nodig zijn (wellicht bijvoorbeeld waar de hoofdverdedigingslijn nu onderbroken is).
Opdrachtgeverschap In antwoord op vragen en opmerkingen van de Commissie Bescherming en Ontwikkeling De uitvoering van het Linieperspectief vergt een gedifferentieerd opdrachtgeverschap. Gebiedsgerichte projecten hebben een plaats in de projectenveloppen, met eigen opdrachtgevers. Het Nationaal Project mikt op een zo groot mogelijke gelijkgestemdheid onder die verschillende opdrachtgevers, door het planvormingsproces zeer breed in te zetten en naar een gezamenlijk gedragen visie toe te werken. Op punten waar een centrale aansturing noodzaak is, zijn ‘dossiers’ voor de rijksoverheid geformuleerd.
Projectenveloppen In antwoord op vragen en opmerkingen van: Werkgroep Rijksontwerpen, Pact van Loevestein, provincies Gelderland en Utrecht, BRU, gemeenten De Bilt en Houten, waterschap Rivierenland, LTO Nederland, Staatsbosbeheer, de heer Ermstrang c.s. Algemeen Randvoorwaarden, organisatiestructuur, instrumenten en financiële middelen voor de uitvoering van de in de projectenveloppen gesloten opgaven zijn inderdaad punt van verder overleg. Deze kunnen per projectenveloppe verschillen, afhankelijk van bijvoorbeeld de aard van de opgave, het aantal betrokken partijen en de beleidsmatige stand van zaken. De wijze van organisatie is aan de geadresseerde. Uitgangspunt is wel dat alle belangen en alle eigenaren vertegenwoordigd zijn. Enkele projectenveloppen omvatten grondgebied van meerdere provincies. In die gevallen zal één van de provincies als geadresseerde worden aangesproken, maar zullen de andere provincies in de uitwerking een gelijkwaardige rol moeten hebben. In sommige projectenveloppen kan de behoefte bestaan om een uitwerking in de vorm van een gebiedsvisie te maken, voor andere projectenveloppen is al een dergelijk document beschikbaar of in voorbereiding (zoals de Gebiedsvisie-Zuid of het onderzoek Waterlinielandschap langs de Lek). Een ondersteunend instrument daarvoor kan het Landschapsontwikkelingsplan zijn. De suggestie voor iedere projectenveloppe is om direct ook met de uitwerking in projecten te beginnen (bijvoorbeeld in aansluiting op al lopende projecten), om al op korte termijn concrete voortgang te kunnen boeken. Vastgesteld beleid op een lager schaalniveau dan wat in het Linieperspectief meegenomen kan worden, zal bij de uitwerking in projectenveloppen een rol moeten spelen. Op twee punten zal de verdeling in projectenveloppen worden gewijzigd. Wij zijn verheugd over de principebereidheid die de provincie Utrecht uitspreekt om de verantwoordelijkheid voor een of meer projectenveloppen te nemen, en nemen graag de suggestie over om VechtenRijnauwen een eigen projectenveloppe te geven. De drie zuidelijke projectenveloppen worden gecombineerd tot één, vanwege de grote historische en landschappelijke samenhang in dit gebied. Het Pact van Loevestein geldt als geadresseerde. Projectenveloppen moeten elkaar niet overlappen. Om die reden zullen geen liniebrede projectenveloppen worden geformuleerd. Liniebrede regie krijgt vorm in de ‘dossiers’ waarvoor wij als Stuurgroep van het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie verantwoordelijkheid dragen.
19
Het hierin te formuleren beleid staat in wisselwerking met het beleid dat uit de projectenveloppen voortkomt. In aanvulling op de dossiers die in het voorontwerp-Linieperspectief zijn genoemd, zal er een dossier ‘Marketing en Voorlichting’ komen. Het dossier ‘Renovatie en Ontwikkeling’ wordt aangevuld met projecten die een enveloppe-overstijgend karakter hebben, zoals de markering van de hoofdverdedigingslijn. Specifiek Deelgebiedsgewijze ontwikkeling (LTO Nederland): De fasering van de plannen zal een belangrijk onderdeel zijn van de uitwerking van de projectenveloppen. Pilot-projecten zijn goed voorstelbaar. Een opsplitsing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in deelgebieden die al op korte termijn of pas op lange termijn aangepakt gaan worden is naar ons idee minder gelukkig, omdat met name de bescherming al op korte termijn liniebreed geregeld moet zijn.
Inbreng eigenaren en beheerders In antwoord op vragen en opmerkingen van de gemeente Utrecht en Staatsbosbeheer De bestuurlijke organisatie van het Nationaal Project wordt, na vaststelling van het Linieperspectief, herzien in het licht van de nieuwe opgaven. Hoe die organisatie eruit zal zien is nu nog niet bekend.
Kwaliteitszorg In antwoord op vragen en opmerkingen van: Werkgroep Rijksontwerpen, provincies Noord-Brabant en Utrecht, BRU, gemeente Utrecht, Kamers van Koophandel Het idee van een Kwaliteitsteam Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt in een groot aantal reacties onderschreven. De status en rol van het Kwaliteitsteam is punt van verdere uitwerking. Uitgangspunt is dat het Kwaliteitsteam zwaarwegende adviezen zal uitbrengen. Het Kwaliteitsteam moet zijn gezag ontlenen uit zijn samenstelling. Het bestaat louter uit onafhankelijke deskundigen, niet uit vertegenwoordigers van organisaties. Deze externe expertise achten wij noodzakelijk omdat de Nieuwe Hollandse Waterlinie, dankzij haar bijzondere geschiedenis, heel eigen eisen stelt aan ontwikkelingsplannen binnen het gebied en om de eenheid in het gebied (dat immers door veel bestuurlijke grenzen doorsneden wordt) te behouden. Binnen de reguliere toetsingsprocedures komen deze specifieke eisen onvoldoende voor het voetlicht. De positie van het Kwaliteitsteam is vergelijkbaar met die van gemeentelijke welstandscommissies en de kwaliteitsteams die bij stadsuitbreidingen actief zijn. Het team zal niet de integrale afwegingen herhalen of controleren, maar richt zich op de ontwerpkwaliteit van ruimtelijke plannen in relatie tot de ligging in de Nieuwe Hollandse Waterlinie,
20
indachtig de achtergrond van het project als onderdeel van de Architectuurnota. Als basis voor de kwaliteitszorg is het Linieperspectief vermoedelijk nog te conceptueel. De suggesties van de Werkgroep Rijksontwerpen en de provincie Noord-Brabant om een beeldkwaliteitsplan en/of een ontwerpgrammatica voor de Waterlinie op te stellen zijn om die reden interessante opties.
Verbeelding en beeldvorming In antwoord op vragen en opmerkingen van de Werkgroep Rijksontwerpen In het ontwerp-Linieperspectief zal meer aandacht zijn voor de verbeelding dan in het voorontwerp. Rondom de opstelling van het Linieperspectief vinden veel beeld- en ideevormende initiatieven plaats, onder meer door de Amsterdamse Academie van Bouwkunst, de TU Delft en Architectuur Lokaal, en in een meer beleidsgerichte omgeving in het kader van het voorbeeldproject Molenkade en de ontwerpstudie Linie langs de Lek. Deze veelheid aan initiatieven leidt naar ons idee tot de gewenste diversiteit in beeldvorming. Voor de onderbouwing en de ondersteuning van het beleidsmatige betoog van het Linieperspectief zelf is echter eenheid in taal- en beeldgebruik van belang.
Onderzoek In antwoord op vragen en opmerkingen van: Pact van Loevestein, provincie Noord-Brabant, gemeente Utrecht, waterschap Rivierenland De reacties geven aanleiding om, binnen het dossier Onderzoek en Monitoring (voorheen Monitoring, Kennis en Voorlichting), onderzoek voor te stellen naar de historische omzetting van een inundatielinie naar een infanterielinie, de ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische bedrijvigheid, het beheer van de historische beplanting op de vestingwerken en de inpasbaarheid van waterberging in de open velden.
6 regiobijeenkomsten Veel van de hierboven behandelde punten kwamen ook aan de orde tijdens de regiobijeenkomsten in juni. Bij enkele punten is dat niet het geval. Die worden hieronder verantwoord. Algemeen Toekomstige betrokkenheid raadsleden en bewoners Het proces tot op heden is weliswaar ingericht om het open en toegankelijk te maken, maar bevond zich wel op een tamelijk hoog abstractieniveau. Een sterkere betrokkenheid van zowel gemeenten als bewoners in het vervolg stellen wij op prijs. Daarbij geldt wel de waarschuwing dat het Linieperspectief niet het project is waarin integrale afwegingen of keuzes worden gemaakt; daarvoor zijn de stroomgebiedsvisies, het streekplan en eventuele gemeentelijke structuurplannen meer aangewezen. Het project voor de Waterlinie zal daar wel invloed op hebben, maar kan niet in de plaats treden van provinciaal of gemeentelijk beleid. Toekomst landbouw, noodzaak waterberging Deze punten kwamen op elke regiobijeenkomst indringend terug. Onze reactie is opgenomen onder de formele reacties, paragrafen ‘Ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw’, ‘Waterberging’ en ‘Groene contouren’.
Utrecht, 10 juni Is de Waterlinie doel of middel? De Nieuwe Hollandse Waterlinie is zowel doel als middel. Het is een doel om de Waterlinie terug te brengen in het nationale geheugen en om een open, recreatief aantrekkelijk landschap op de schaal van de Deltametropool te behouden. Het is een bouwsteen (een middel) om tot een verantwoorde locatiekeuze voor andere ruimtelijke opgaven te komen, met name op het gebied van water en natuur. Dat brengt met zich mee dat de Waterlinie (inderdaad) een regiefunctie in het gebied heeft, maar niet de regiefunctie. In delen van het gebied kan dat overigens wel het geval zijn, bijvoorbeeld in het Linieland. Projectenveloppen klinken kordater dan ze zijn Het werk aan de projectenveloppen mag niet onderschat worden. Er zitten moeilijke afwegingen en nieuwe samenwerkingsverbanden in. Om toch de vaart in het proces te houden is het raadzaam om enkele projecten (projecten die weinig omstreden en eenvoudig te realiseren zijn) al op korte termijn aan te pakken. Groene kaart: te inventariserend, te weinig visionair De groene kaart sluit aan op de conclusies uit het rapport Ecolinie, dat uitwerking geeft aan de robuuste ecologische verbindingszone. Dit rapport adviseert een clustergewijze aanpak van de natuurontwikkeling, in aansluiting op onder meer de oost-west georiënteerde ecologische structuren die
het gebied kruisen. Het aantal hectaren natuurontwikkeling is beperkt, verreweg het grootste deel van het buitengebied behoudt (wat betreft het project voor de Waterlinie) zijn huidige agrarische of ecologische functie. Recreatie betekent altijd meer verkeer Dit speelt in de Waterlinie vooral in Linieland en het Liniecentrum (waarvoor Fort Vechten in beeld is). Op beide locaties zal het verkeer de draagkracht van het gebied niet te boven mogen gaan. Voor Linieland, dat lang niet zoveel bezoekers zal trekken als het Liniecentrum, kan dat betekenen dat op hoogtijdagen (bij demonstraties van de inundatie) Fort Vechten of een voorziening bij Culemborg als uitvalsbasis gaan dienen. Dit zal onderdeel zijn van de uitwerking in de betreffende projectenveloppen. Wellicht zijn voor Linieland concepten als Park & Bike of Park & Boat (voortgekomen uit de regiobijeenkomst te Nieuwegein) geschikt. Meer aandacht voor functies die geld opleveren i.p.v. kosten Functies die geld opleveren zijn inderdaad hard nodig. Ze gaan echter vaak gepaard met grote bezoekersstromen of verstedelijking. Op enkele plekken in de Linie is dat mogelijk, wellicht ook op stedelijke plekken net buiten de Linie, maar waar rust en openheid voorop staan mag geen financieel rendement worden verwacht. Ecologische verbindingen oost-west in plaats van noord-zuid Ecologie is een van de manieren om samenhang in de Linie te realiseren. Een noord-zuid oriëntatie is daarvoor essentieel. Wel is gekozen voor een clustergewijze ontwikkeling, die ook inspeelt op oost-west verbindingen. Geen water bij Fort Vechten Het Liniecentrum ligt vanzelfsprekend in de Waterlinie, een voormalig fort zoals Vechten zou een prima accommodatie zijn. Het centrum hoeft echter niet te liggen in een omgeving die representatief is voor de historische Waterlinie. Daarvoor is het Linieland bedoeld. Nabijheid van de stad en infrastructuur, om de bezoekersstroom te geleiden, is belangrijker. Uitwerking Kraag van Utrecht De uitwerking van de Kraag van Utrecht, en die ideeën die hierover naar voren zijn gekomen, zal plaatsvinden in het kader van de vier projectenveloppen voor de Kraag van Utrecht.
Weesp, 12 juni Behoud landbouwgronden Het Linieperspectief probeert relevante bestaande beleidsprogramma’s zoveel mogelijk in het voordeel van de Waterlinie te gebruiken. De landbouw staat in de Vechtstreek
21
onder druk. Ook zonder Waterlinie zou er in de Vechtstreek een opgave liggen om water te bergen en om natuur te ontwikkelen. Zo wordt ook de ruimtedruk vanuit de grote steden in de omgeving tegengegaan. Landbouw is ook een optie om de inundatievelden open te houden, maar dat moet dan een duurzame, sterke landbouw zijn. Vooral gezien de waterhuishoudkundige situatie is het de vraag of dat een houdbare bestemming is. Vrijhouden forten Een vrij uitzicht over de forten is inderdaad historisch niet juist. De Nieuwe Hollandse Waterlinie dreigde de afgelopen decennia echter uit het nationale geheugen te verdwijnen, mede vanwege die verborgen positie in het terrein. Bloemendalerpolder Geredeneerd vanuit de Waterlinie is er op deze plaats, in het ‘verdedigde gebied’ ten westen van de hoofdverdedigingslijn, behoefte aan verdichting. De vorm waarin is sec vanuit de Waterlinie geredeneerd minder relevant, maar gezien de ruimtedruk in de regio Amsterdam is woningbouw hier een kansrijke optie.
Asperen, 20 juni Ongelijkheid tussen agrariërs in verdichtingsvelden en in open velden Een vervelend maar onvermijdelijk gevolg van ieder ruimtelijk plan is dat het leidt tot ongelijkheid: de grond van de een wordt meer waard dan die van de ander, de een krijgt met meer beperkingen te maken dan de ander. Er zijn geen wettelijke middelen om de financiële voordelen van een ‘gelukkige’ agrariër te verdelen. Onderlinge afspraken zijn uiteraard wel toegestaan. Themapark bij Fort Nieuwe Steeg Over het toekomstig gebruik van individuele forten zullen binnen de uitwerking van de projectenveloppen afspraken worden gemaakt. Het Linieperspectief doet slechts beredeneerde suggesties. Op voorhand kan echter worden gesteld dat een themapark voor 50.000 bezoekers per jaar rond Fort Nieuwe Steeg gezien vanuit de gehele Waterlinie geen voor de hand liggende optie is. Het fort ligt in het open te houden landschap en is matig bereikbaar.
Woudrichem, 25 juni Nieuwegein, 19 juni Fort Vreeswijk in cluster Linieland Fort Vreeswijk ligt op circa vijf kilometer afstand van het hart van Linieland (de omgeving van de forten Honswijk en Everdingen). In de toekomst zal er minimaal één bedrijventerrein tussen Vreeswijk en Linieland liggen (Het Klooster). Opname in het cluster Linieland vinden wij daarom niet geschikt. Overige opmerkingen over Linieland worden beantwoord bij de formele reacties (onderdeel ‘Gebieden’). Geen sloop t.b.v. openheid Er zijn geen plannen om gebouwen te slopen, alleen om de openheid van het landschap te herstellen. Sloop kan aan de orde komen bij functieveranderingen van de grond, bijvoorbeeld wanneer landbouwgrond omgezet wordt in natuur- of recreatieterrein.
Muiderslot
22
‘Twee trajecten’, plannen zouden al in uitvoering zijn Hierover is al tijdens de bijeenkomst uitleg gegeven. Met Domeinen zijn afspraken gemaakt om forten niet aan een commerciële uitbater te koop aan te bieden. De grond die het Rijk heeft aangekocht in de Bommelerwaard heeft behoud van de openheid tot doel en ondersteuning van het nationale beleid om glastuinbouw op een beperkt aantal locaties te concentreren. Het Linieperspectief is nog niet vastgesteld, dus ook nog niet in uitvoering. Wel is natuurlijk mogelijk dat initiatiefnemers op eigen gezag anticiperen op het Linieperspectief.
bijlage
-
Ontvangen reacties op het voorontwerpLinieperspectief
-
-
-
-
-
Rijk Ambtelijke interdepartementale werkgroep Rijksbouwmeester namens de Werkgroep Rijksontwerpen Regionale samenwerkingsorganen Pact van Loevestein Bestuur Regio Utrecht Provincies Gelderland (individueel en via Pact van Loevestein) Noord-Holland Noord-Brabant (individueel en via Pact van Loevestein) Utrecht Zuid-Holland (via Pact van Loevestein) Gemeenten Bemmel (via Pact van Loevestein) De Bilt (individueel en via Bestuur Regio Utrecht) Breukelen (via Bestuur Regio Utrecht) Bunnik (via Bestuur Regio Utrecht) Culemborg (individueel en via Pact van Loevestein) Geldermalsen (individueel en via Pact van Loevestein) Gorinchem (individueel en via Pact van Loevestein) Hilversum Houten (individueel en via Bestuur Regio Utrecht) Leerdam (individueel en via Pact van Loevestein) Lingewaal (individueel en via Pact van Loevestein) Loenen (individueel en via Bestuur Regio Utrecht) Maarssen (individueel en via Bestuur Regio Utrecht) Naarden Nieuwegein (via Bestuur Regio Utrecht) Tiel (individueel en via Pact van Loevestein) Utrecht (individueel en via Bestuur Regio Utrecht) Vianen (via Pact van Loevestein en via Bestuur Regio Utrecht) Werkendam (individueel en via Pact van Loevestein) Wijdemeren Wijk bij Duurstede (via Bestuur Regio Utrecht) Woudrichem (individueel en via Pact van Loevestein) Zaltbommel (individueel en via Pact van Loevestein)
-
-
-
-
Hoogheemraadschap Alblasserwaard en Vijfheerenlanden (individueel en via Pact van Loevestein) Maatschappelijke organisaties Bond Heemschut CDA-fractie gemeenteraad Werkendam Commissie Bescherming en Ontwikkeling Kamer van Koophandel (gezamenlijke reactie van de KvK’s Gooi- en Eemland, Midden-Brabant, Rivierenland en Utrecht) LTO Nederland Staatsbosbeheer (individueel, Staatsbosbeheer-regio Gelderland ook via Pact van Loevestein) Stichting Menno van Coehoorn Stichting Natuur en Milieu Vereniging Milieuwerkgroep Houten Vereniging Natuurmonumenten Particuliere reacties Gezamenlijke reactie van actieve burgers uit de west-Bommelerwaard (dhr G. Ermstrang, mw. E. de Jong-van Meeteren, dhr H. Kolbach, dhr H.A. Kolbach, mw H.W.S. v.d. Linde, mw. M. van Peijpe en dhr T. v.d. Zalm)
Van of namens drie aangeschreven organisaties is geen reactie ontvangen: gemeente Bussum gemeente Muiden gemeente Weesp
Waterschappen Hoogheemraadschap Alm & Biesbosch (individueel en via Pact van Loevestein) Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Waterschap Rivierenland (individueel en via Pact van Loevestein) Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
23
colofon Panorama Krayenhoff II Ontwerp Linieperspectief Ruimtelijk Perspectief Nieuwe Hollandse Waterlinie Opdrachtgever: Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie onder voorzitterschap van ir. D. Luteijn Begeleiding: Projectbureau Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie te Utrecht Samenstelling: Eric Luiten BNT (projectleiding) Ed Joosting Bunk Peter Paul Witsen Fotografie: Provincie Utrecht, RRE Flitsteam/Henk Bol Grafische vormgeving: De Rotterdamsche Communicatie Compagnie Lithografie en drukwerk: Drukkerij De Eendracht
Projectbureau Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie Postbus 406 35oo ak Utrecht telefoon: (030) 239 90 20 fax: (030) 238 09 15 e-mail:
[email protected] internet: www.hollandsewaterlinie.nl
© Projectbureau Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie en Eric Luiten BNT utrecht, februari 2003
24