Nieuwe angst en architectuur Verhouding van het publiek met het publieke en de effecten op de ethiek en esthetiek van de architectuur. 1 Jurjen van Beek
Angst heeft altijd bestaan, ze is onderdeel van ons instinct. Ze heeft ook een link met de voortschrijdende moderniteit. Dit stelde ook de filosoof Thomas Hobbes. Die in 1651 al schreef dat angst niet kan worden uitgebannen en zelfs een essentiële rol vervult als aanjager van maatschappelijke verandering. De hedendaagse samenleving maakt gevoed door vormen van angst grote ontwikkelingen door. Ze wordt steeds onpersoonlijker, steeds gewelddadiger. Aan angst gerelateerde condities zorgen ervoor dat burgers ver van elkaar af zijn komen te staan. Interesse in de ander is omgeslagen in angst. Wat is de oorsprong of voedingsbodem van de ‘moderne angst’? Dit essay gaat op zoek naar primaire oorzaken ervan en onderzoekt hoe het publiek in verhouding staat met het publieke. En wat daarvan de effecten zijn op de esthetiek en ethiek van de architectuur. Nieuwe angst en moderniteit “Freedom and fear are at war, and there will be no quick and easy end to this conflict”1 De angst waar onze samenleving mee te maken heeft is gebaseerd op verwarring over de aard en herkomst van de dreiging. Loert er inderdaad gevaar sociaal, politiek of economische gezien? Of is het ontstaan door het onvermogen van verschillende maatschappelijke groepen te anticiperen op een samenleving die overal ter wereld té snel veranderd? Signalen uit de samenleving in de media leggen in elk geval een ontworteling en een vervreemding bloot met alle gevoelens van onbehagen van dien. Vanuit dezelfde samenleving, bevolking en overheid, komt de roep om een dialoog tussen verschillende groepen, alleen is wel onduidelijk hoe die gevoerd zal kunnen gaan worden. De bevolking wijst in onmacht naar de staat met het verzoek om in te grijpen, terwijl de staat in haar machteloosheid omgekeerd verwijst naar de straat om eigen verantwoordelijkheid te nemen. Volgens Gijs van Oenen2 willen we wel betrokken zijn, maar geloven we er zelf niet meer in dat we het kunnen; we vragen ánderen om betrokken te zijn, namens ons. Betrokkenheid wordt door ons zoveel mogelijk uitbesteed, ‘geoutsourced’. We hebben wel een zeer grote belangstelling voor degenen aan wie we zorg en verantwoordelijk hebben uitbesteed. De verwachtingen en eisen ten aanzien 1
The National Security Strategy of the United States of America, september 2002. Uit: Open ‘(on)veiligheid’ 2004/no. 6 2 Gijs van Oenen – Essay: ‘Het Nieuwe Veiligdom’ – Open ‘(on)veiligheid’ 2004/no. 6
2
van de overheid stijgen zelfs dramatisch, zo niet obsessief, terwijl vreemd genoeg het ledental van politieke partijen al jaren fors daalt. Deze grote betrokkenheid bij de betrokkenen verklaard volgens Van Oenen de fascinatie met (‘nieuwe’) politiek. Om goed te reageren op onze angsten moeten we inzicht krijgen waar zijn onze angsten nou precies op zijn gebaseerd. Angst zelf is namelijk als overlevingsinstinct een impulsieve, of zelfs slechte raadgever. Zeker in zijn sterkste vorm: ‘paniek’. Hoe sterker de angst, des te slechter ze geldt als raadgever. Want als we niet weten hoe we met onze angst om moeten gaan, moeten we inderdaad bang zijn voor onze eigen angst. De Vlaamse cultuurfilosoof Lieven de Cauter heeft in zijn essay, ‘Kleine archeologie van de nieuwe angst’3, angst onderzocht. En stelt dat de ‘nieuwe’ angst opgebouwd is uit lagen. De onderste laag is ‘demografische of ecologische angst’. Deze angst is moeilijk peilbaar en kan samengevat terug gevoerd worden op angst voor het voortbestaan van de mens, door de gevolgen van overbevolking, wereldwijde milieuvervuiling en klimaatveranderingen. De angst die hierop volgt is ‘dromofobie’. Angst om in de hels versnellende informatietechnologische maatschappij waarin we leven achter te lopen. Veel burgers valt het bijvoorbeeld zwaar om steeds intensiever te moeten gaan werken met computers en zich telkens nieuwe softwareversies eigen te maken. En het gebruik GSM telefonie ging veel mensen, zeker in het begin veel te snel. ‘Economische angst’ is de Cauters’ volgende laag. In een maatschappij waarin de welvaart en daarmee de verzorgingsstaat steeds meer onder druk staat is niets ervan nog zeker. In de arbeidssfeer van werknemers wordt bijvoorbeeld flexibiliteit verwacht. Goed werkende bedrijven en instellingen worden door beleidsproductieprocessen om de haverklap gereorganiseerd, flexibiliteit is daarbij niet het middel, maar het doel geworden. Telkens weer wordt van werknemers verwacht bereidheid te tonen om van functie of locatie te veranderen, ook wanneer daar geen reële aanleiding voor bestaat. Arbeid verliest door flexibiliteit, tijdelijke contracten en het verdwijnen van traditionele banen haar natuurlijke relatie met het persoonlijke leven van de werknemers, waaraan zij nou juist identiteit ontlenen.4 Economische angst is terug te voeren naar angst voor verlies van geborgenheid en zekerheden. Hoezeer deze angst speelt voor burgers was te zien tijdens de massale 3
Lieven de Cauter – Essay: Kleine archeologie van de nieuwe angst – Open ‘(on)veiligheid’ 2004/no. 6 Indira van ‘t Klooster – Verslag lezing Richard Sennett ‘Megacities and the Wellfare State’ 27 november 2003 in Amsterdam – de Architect, januari 2004 4
3
demonstraties tegen het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd in de herfst van 2004. De volgende en meest vulkanische laag van onze nieuwe angst is ‘xenofobie of migrantenangst’. De snelheid waarmee het Westen, en vooral de westerse steden, met steeds grotere groepen migranten te maken heeft, veroorzaakt een gevoel van vervreemding en angst. Het blijkt voor veel mensen heel moeilijk om te leven met het feit dat de straat en de school die vroeger ‘eigen’ was, nu ‘vreemd’ is geworden. Ook autochtone jongeren hebben soms moeite te accepteren dat in hetzelfde land mensen zijn die ‘anders’ zijn, soms escaleert dit zelfs in gewelddadig gedrag, zoals de brandstichting in een Islamitische basisschool in Uden in november 2004, volgend op de moord op cineast en columnist Theo van Gogh. Migranten voelen zich zelf echter ook vervreemd. Ze kunnen zich zeer moeilijk een identiteit aanmeten en zich profileren. Het gevolg daarvan is dat delen van de migrantenbevolking, die gebrekkig gesocialiseerd zijn, voor opschudding zorgen, buurten onveilig maken, enzovoorts. Veel moslimjongeren zien in hun geloof een manier om een identiteit aan te meten, wat botst met onze ‘autochtone’ maatschappij die we steeds meer afstand van religie zien nemen. De Franse overheid nam zelfs harde maatregelen door hoofddoeken op scholen te verbieden. De vijfde laag van de nieuwe angst is ‘agorafobie of politieke angst’. De steeds complexere structuur van onze samenleving maakt onze wereld chaotischer. Nederland boet door internationalisering aan belang in en de politie is op straat vaak niet meer in staat haar geweldsmonopolie te handhaven door agressie of geweld. Dit in ogenschouw met andere straatproblemen als straatvuil, vandalisme en verloedering creëert een angst voor de agora, de openbare ruimte. De bovenste, zeer actuele angst is de ‘angst voor terreur’. Globalisering en een mislukkende Midden-Oosten politiek heeft binnen sommige islamitische groepen een voedingsbodem geslagen voor terrorisme. Waren gewelddadige revoluties vroeger gericht op een strijd in het veld van politiek en ideologie. Moderne terreuraanslagen daarentegen zijn gericht op het ontwrichten van westerse politieke systemen, het doel is niet om de macht te grijpen, maar om autonomie te verkrijgen in de eigen regio. Deze eisen worden niet zozeer met fysieke schade of slachting kracht bij gezet, maar uit de symboliek van een onzichtbare, ongrijpbare macht die elk moment kan toeslaan. Deze bovenste angst in Cauters’ rijtje houd de gehele westerse maatschappij al jaren in zijn greep. Het gevolg is de reactie van overheden extra veiligheidsmaatregelen te plaatsen bij gevoelige gebouwen, zoals bij overheidsgebouwen en ambassades. Dit brengt een fysieke en mentale verandering in de stad aan. Maatregelen, bedoelt om veiligheid te scheppen, maken
4
5
het publiek echter alleen maar meer bewust van de extra dreiging die zo zichtbaar is gemaakt. De lucht van de brandhaarden in de wereld is zo ook in ons land waarneembaar.5 Niet alleen de zichtbaarheid van de dreiging is een gevolg van terroristische dreiging. Op wereldschaal wordt ook de ‘uitzonderingstoestand’ geïnstalleerd. Een ramp voor het publieke domein en de echte democratie. Het leidde niet alleen tot semi-permanente extreme beveiliging van politieke gebouwen, overal ter wereld, de uitzonderingstoestand gaf de Verenigde Staten bijvoorbeeld ook een excuus voor het niet erkennen van het Internationaal Strafhof in Den Haag, het opzeggen van het Kyoto klimaat akkoord en het overal ter wereld inrichten van gevangenkampen buiten elke internationale instemming om. Het kamp op Guantanamo Bay op Cuba is wellicht het bekendste voorbeeld daarvan. De achtergrond voor de ‘uitzonderingstoestand’ is een soort vorm van frustratie voortkomend uit de taak van de overheid garanties van veiligheid te geven in een condities, stad en land, waarin ze inspraak tekort komt. Op de wat lagere schaal van private ruimte geldt hetzelfde thema: veiligheid. Overheid en het bedrijfsleven hebben er gezamenlijk een controlesamenleving opgebouwd. De onmacht van de overheid en de traagheid van de architectuur is terug te zien in begrenzingen en bewakingscamera’s die overal duidelijk zijn geplaatst. Het resulteert alleen in een vreemd, niet-overtuigend, gevoel van comfort. Er is een vermoeden dat onze behoefte aan veiligheid bevredigd wordt, maar dat wordt nooit bevestigd, slechts gecontroleerd. Deze ingrepen in de openbare ruimte geeft de indruk dat we het ideaal van een beschaafde publieke ruimte realistisch gezien kunnen vergeten. Toch lijkt de politiek er naar te streven. De artist impression voor het nieuwe station in Rotterdam bijvoorbeeld. Prachtige 3D afbeeldingen stellen het publiek een illusie voor van een betere wereld waar verlangend naar uit kan worden gekeken. Synchroon met het beheersen van de overheid van de openbare ruimte speelt de terugdringing van dezelfde overheid. Liberalisering dringt inmiddels ook allang door in de openbare ruimte. Hier en daar wordt ‘openbare ruimte’ voortaan beheerd door private partijen zoals bijvoorbeeld de ‘Beurstraverse’, of ‘Koopgoot’ in Rotterdam. De markt vervangt met haar liberale ‘individuele vrijheid’ als ideologie, de ideologie van de staat. 5
Guus Peters en David van Eck – “Wereldconflicten in Den Haag –Pantheon no. 1 ‘04-’05 – D.B.S.G. Stylos
6
Concurrentie tussen individuen wordt in deze ‘ideologie’ aangemoedigd, wat hen in feite verder van elkaar isoleert. “Individuen worden geacht hun eigen weg te zoeken in een zinloze, vijandige wereld, afgescheiden van anderen, geatomiseerd. Consumptie wordt aangeprezen met de belofte van ‘bescherming’ tegen de wereld van de ‘angst”, aldus Mark Pimlott in zijn essay ‘Warm Milk with Honey’.6 Het resultaat van de gecontroleerde openbare ruimte en het individualisme is dat de moderne bange mens steeds meer echte publieke plaatsen vermeid, die zo haar onverwachte, spontane en onbekende karakter verliest. In plaats daarvan creëren we voor onszelf een heel doordachte archipel van enclaves waarbinnen onze levens zich afspelen.7 Burgers zijn hun huizen in gedreven, daar wordt nog gelachen en geleefd. Slechts met de mensen in je persoonlijk opgebouwde stelsel van plaatsen worden intermenselijke relaties aangegaan. Alles daarbuiten is bijna per definitie verdacht. Om zo’n enclave te illustreren kunnen we de gelijkenis trekken met de achterliggende gedachte van Nederlandse gemeenschapsgroepen en clubs in het buitenland, waar een gezamenlijk ideaal beeld of herinneringen van Nederland worden gedeeld en ter verbroedering dienen. Buiten onze ‘relatienetwerken’ bouwen we via de televisie en andere media vaak nog monologe relaties op met artiesten, acteurs, bekende Nederlanders, hooggeplaatste politici en de koninklijke familie. Als hen iets overkomt of belangrijke gebeurtenissen plaatsvinden laten de mensen, ‘fans’, massaal emoties de vrije loop. Tijdens popconcerten, voetbalwedstrijden en dergelijke wordt en masse saamhorigheid gefaked. De oorzaak van onze angst naar de maatschappij is volgens Benjamin Barber en Joshua Karant8 ‘Passieve politiek’, of omstanderpolitiek. “Actieve politiek verdrijft angst en in dat opzicht is een geëngageerde democratie de enige effectieve respons op angst”. Ze illustreren dit met de volgende voorbeelden: De Amerikanen die na de aanslagen op 11 september 2001 de minste angst voelden waren de reddingswerkers op Ground Zero. Zij waren blootgesteld aan grote risico’s, maar omdat ze samen aan het werk waren, voelden ze geen angst. Zo hebben de passagiers van de vlucht die in Pennsylvania neerstortte waarschijnlijk eveneens minder angst gevoeld dan de passagiers op de twee andere vluchten die passief hun dood tegemoet gingen, omdat ze in opstand kwamen en weer de controle over het vliegtuig 6
Mark Pimlott – ‘Warm Milk with Honey’ – Fear and Space – NAi Publishers 2004 Lieven de Cauter – ‘De opkomst van de mobiliteitsmaatschappij’ – Archis # 2 2000 8 Benjamin Barber en Joshua Karant – ‘Fear at the discotheque’ – Fear and Space – NAi Publishers 2004 7
7
kregen. Het is een psychologisch feit dat angst slechts angst oproept en dat passief toekijken het gevoel van angst alleen maar versterkt. Vrijheid bereiken we alleen door actieve deelname van burgers aan de democratie. Het rijk van de angst is een wereld zonder burgers, een wereld van omstanders, van onderdanen en slachtoffers van wie passiviteit hen machteloos maakt, een machteloosheid die hun angst bepaalt en verscherpt. Actief burgerschap kan deze angst indammen; terroristische aanslagen of toezicht van bovenaf worden daarmee niet voorkomen, maar eisen psychisch wel een minder hoge tol. We zagen al eerder dat burgers graag betrokken willen zijn, maar de overheid dwingt hen hier in een defensieve rol. Om los te komen van de angst moeten burgers deze aan hen opgelegde bewegingsvrijheid van zich afschudden en moed verzamelen, in de overtuiging dat ze samen, op lokaal en op mondiaal niveau, in staat zijn dingen te veranderen. Op wereldschaal ergert de wereldburger zich aan de dominantie en bedenkelijke keuzes van regeringen van machtige landen als de Verenigde Staten en Rusland en vreest ook voor de gevolgen. De landen zouden zich veel meer moeten richten op een nieuwe, intelligente publieksdiplomatie. De Amerikaanse publieksdiplomatie bijvoorbeeld kent maar één hoofddoel: wereldburgers aan hun kant te krijgen en het (her)winnen van vertrouwen van de buitenland publiek. De agressieve manier waarop het product 'Amerika' aan de man wordt gebracht heeft nog weinig positief effect, zeker in de eerste termijn van George W. Bush. “De ideologische Amerikaanse publieksdiplomatie is een fluwelen vuist in een ijzeren handschoen” aldus Jan Melissen9. Nederland kan volgens Melissen van de Verenigde Staten in elk geval leren hoe het niet moet. Publieksdiplomatie werkt volgens hem niet werkt op de korte termijn en dient te beschikken over een flinke dosis bescheidenheid. Diplomaten hebben eeuwenlang in dialoog gestaan met gelijken, maar zouden zich in deze samenleving meer moeten richten op de omgang met het grote publiek. Omdat mede door de massa media en de geleidelijke vervaging van het onderscheid tussen binnenlands en buitenlands beleid een duidelijk waarneembare trend is naar meer 'publieke inmenging' in internationale zaken.
9
Jan Melissen – ‘Nederlandse publieksdiplomatie verdient modernisering’ – Het Financiële Dagblad 28 februari 2003
8
Paradox Angst werd in de geschiedenis buiten de stadsmuren gesloten, tegenwoordig sluiten we het buiten onze gebouwen. En zo zwerft het nu door de publieke ruimte. De stad is niet meer de baarmoeder van culturele mogelijkheden en ontmoetingen, maar een proefbuis geworden voor culturele controle.10 “Het interactieve heiligdom van de publieke sfeer is aan een structurele transformatie onderhevig. […] Ze veranderd in een interpassief veiligdom.”11 De eerder genoemde terugtreding van de overheid ontwikkelde een stedelijke tendens: gethematiseerde architectuur zou de persoonlijke angst wegnemen, gethematiseerde stedenbouw de gemeenschappelijke. Maar wat de architectuur buitensluit, wordt overgeleverd aan de stad, wat de stad uitsluit, wordt overgeleverd aan de architectuur. Dit zorgt voor een paradoxale verhouding tussen onze angst en ons openbare leven. Het echte openbare leven vindt plaats in onze openbare ruimte. Goede openbare ruimte hoort er daarom per definitie uit te bestaan dat die ruimte voor verschillende redenen op verschillende tijdstippen door verschillende mensen wordt gebruikt. We zagen dat segregatie van maatschappelijke groepen gepaard gaan met onze toegenomen welvaart en onze steeds meer heterogene bevolking. Bepaalde delen van de stad trekken hierdoor bepaalde categorieën bewoners aan. Gaat deze scheiding te ver, dan dreigt dat dus ten koste te gaan van de openbare ruimte. De vrees voor getto vorming is niet ongegrond. Stedelijke ruimten kunnen blijven bijdragen aan het stedelijk leven als ten eerste de stad, of het stadsdeel, compact en overzichtelijk is. Openbare ruimte moet als vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven worden ervaren. Daarnaast is het ook is het belangrijk dat ‘verschillen’, niet alleen van mensen, maar ook van functies, tot uitdrukking komen op een relatief laag schaalniveau. Zo blijft er een kans op confrontaties die een onmisbaar onderdeel zijn van het leven in de stad.12 Het blijkt overigens moeilijk, vooral in buitenwijken, om openbare ruimte functie te geven. In het verleden waren we daar veel beter in, als we bijvoorbeeld kijken naar de straatnaambordjes in oude binnensteden die ons daaraan herinneren. Als we geen functie 10
Bert de Muynck – ‘De profetische paradox’ – Fear and Space – NAi uitgevers 2004 Gijs van Oenen – Essay: ‘Het Nieuwe Veiligdom’ – Open ‘(on)veiligheid’ 2004/no. 6 12 Olof Koekebakker – Den Haag Globe 750 Een andere kijk op de stad (p. 49 en 50) – Stichting Globe 750 – Juli 1999 11
9
aan openbare ruimte kunnen toekennen, verliezen burgers de binding ermee en wordt het te snel opgegeven. Wat dan overblijft is ‘kijkgroen’ een bufferzone.13 De burger vind zichzelf niet meer vaardig om interactief, op te treden in de publieke ruimte. De moderne burger wil niet besluiten, maar aansluiten. Betrokken zijn met de betrokkenen. Hij wil niet optreden, maar alleen opduiken. Want nemen we ons bewust deel aan het publieke, dan betekent dat voor de moderne burger een ‘collectieve emotiebeleving’, wat haast iets weg heeft van een getuigenis. De publieke plaats is een soort toneel geworden. Hier worden emoties beleefd, reputaties onder de aandacht gebracht en frustraties afgereageerd. Dit is het ‘domein van publieke meningsvorming’. De hedendaagse samenleving is een samenbeleving, aldus Van Oenen.14 Dat is tegenwoordig een ‘interpassieve’ ervaring: burgers laten zich letterlijk ‘beleven’. Dat kan een voetbalwedstrijd zijn, een massademonstratie, een koninklijk huwelijk, Prinsengrachtconcert, een herdenking en zeer recent de inzamelingsacties voor de slachtoffers van de vloedgolven in Azië, wat zich publiek uitte met een concert op de Dam in Amsterdam op 6 januari dit jaar. De meest ultieme vorm van collectieve emotiebeleving is de ‘flash mob’. Per SMS worden mensen geïnstrueerd massaal ergens op te duiken, een opdracht uit te voeren en vervolgens direct weer te verdwijnen. Langzaam dringt het besef door in de politiek van het belang en de mogelijkheden van goede ruimtelijke vormgeving van openbare ruimte en onze gebouwen. “Architectuur geeft niet alleen uitdrukking aan, maar is ook onderwerp van politiek” aldus de Duitse bondskanselier Schröder tijdens het UIA congres 2002 in Berlijn. “Architectuur kan zich niet buiten maatschappelijke en politieke conflicten plaatsen, want architectuur en politiek hebben dezelfde opgave. Ze moeten het leven van burgers niet dicht timmeren, maar zodanige condities scheppen dat ze hun levens zelfbewust kunnen ontplooien en hun verlangens kunnen realiseren”. Het gaat volgens Schröder niet alleen om de architectuur van openbare gebouwen, maar vooral ook om de inrichting van onze alledaagse leefomgeving. Architectuur en stedenbouw zou dus onderwerp van democratisch debat moeten zijn, van het door Benjamin Barber en Joshua Karant eerder in dit essay bepleite ‘actieve burgerschap’. In 13 14
Gijs Nouwens – ‘Utopia’ Archis 4 2003 Gijs van Oenen – Essay: ‘Het Nieuwe Veiligdom’ – Open ‘(on)veiligheid’ 2004/no. 6
10
Nederland denkt de regering daar helaas nog steeds anders over. Kennelijk zijn zij nog niet zover. De regering ziet in architectuur geen rol weggelegd in het waarborgen van de samenleving en het maatschappelijk verkeer. Ook aan de realisering van de meer concrete doelstellingen op de terreinen van ruimtelijke ontwikkeling, milieu en mobiliteit wordt door het kabinet Balkenende van de architectuur geen bijdrage verwacht, biënnales en prijsvragen ten spijt. Hier komt pas verandering in als de politiek in de discussie en beleid rondom veiligheid architectuur erkent als culturele discipline en haar publieke verantwoordelijkheid onderschrijft.15 Ontworpen (on)veiligheid Angst is nauw verbonden aan het overlevingsinstinct. Het is een signaal dat er mogelijk gevaar dreigt en uiteindelijk is alle angst terug te voeren als angst voor de dood. Door onze intelligentie als mens, voelt de dood voor ons als onnatuurlijk en negeren we het ons leven lang. Al onze culturen zijn er stuk voor stuk op gericht steeds maar weer sporen, ‘eeuwige’ monumenten, op te richten, te heroprichten en te overleveren. Cultuur is in die zin een symbolische overwinning op de dood. Maar wat hebben gebouwen verder te maken onze angst? Simpel gezegd zien we gebouwen als een vorm van bescherming, een afzondering van gevaar. Het is niet te aanvaarden om door een gebouw te worden verwond. Als een gebouw (gedeeltelijk) instort en er doden vallen, is dat direct internationaal nieuws, zoals dichtbij de ingestorte balkons in Maastricht in april 2003. We willen niet alleen dat gebouwen onze lichamen beschermen, ze moeten ook een soort lichaam voor ons zijn. We gebruiken gebouwen om een beeld te construeren van hoe wij het lichaam zouden willen zien. Als gevolg daarvan schrijven we een aanzienlijke representatieve kracht toe aan gebouwen. De kracht die ervan uitgaat vertegenwoordigd mensen. Wat ze ook doen, voelen en waar ze ook zijn. Nu is het alledaagse idee dat architectuur het gevaar buiten de deur houdt ontmaskerd als een fabeltje. Dat architectuur de dood tot gevolg kan hebben is ondraaglijk. Bovendien worden gebouwen geacht veel langer mee te gaan dan wijzelf. Want de zekerheid dat gebouwen ons overleven, stelt ons in staat een eigen leven te leiden. Gebouwen vormen een geruststellend stabiele getuige van al wat wij doen door langer dan ons te blijven bestaan 15
Janny Rodermond en Harm Tilman – ‘Architectuur en politiek’ – de Architect, september 2002
11
en zich langzamer te ontwikkelen. Veiligheid blijkt nooit meer dan een kwetsbare illusie te zijn. Geweld is nooit ver weg. Onze gebouwen zijn ineens veel vreemder dan we willen zien. Ze zijn direct verbonden met de censuur van geweld en vormen daar geen bescherming tegen. Terroristen weten dit alles. Ze brengen even vaak verwondingen toe aan gebouwen als aan mensen. Want beschadigde gebouwen staan voor beschadigde lichamen. Het is deze symboliek die telt. Gebouwen zijn slachtoffer geworden, want de bedreiging van terrorisme is gericht op architectuur die staat voor veel meer mensen dan de daadwerkelijke bewoners en gebruikers ervan. Het gaat terroristen niet om het vermoorden van mensen, maar om doodsangst te verspreiden door het oproepen van schrikbarende beelden. De moderne internationale media die in no-time alle beeldschermen van de beelden voorziet helpt hen daarbij. Ze kiezen doelwitten waarmee algemene verafschuwing veroorzaakt wordt. “Als iemand zich identificeert met het doelwit, worden je eigen gebouwen direct ook onveilig en loopt iedereen gevaar […] Dit tactische gebruik van beelden van aangerande gebouwen speelt helemaal in op het beschreven representatieve vermogen van gebouwen”.16 De psychische reactie op onze angst in de maatschappij is eerder besproken. Ruimtelijk zoeken we als reactie eenvoudige oplossingen voor moeilijke sociale vraagstukken. Dat zal bij de herinrichting van de openbare ruimte mede blijven bepalen, stellen Maarten Hajer en Arnold Reijndorp17. Daarbij speelt de traagheid van architectuur natuurlijk ook een rol. De vraag is welke vorm van collectieve ontkenning we zullen gaan kiezen. Het probleem is alleen dat we door onze angsten te begraven, ook onze genoegens begraven. De architectuur zal nog meer worden geneutraliseerd en naar de achtergrond worden gedrongen. Bij moderne anticiperende ontwerpen wordt tegenwoordig rekening gehouden met de meest extreme omstandigheden, en zorgt men voor een anonieme duplicaatarchitectuur op afstand. De nieuwe generatie gebouwen voor terreurgevoelige huurders zal bestaan uit een ‘vloot’ van onopvallende gebouwen. Anonimiteit is de tol die voor veiligheid moet worden betaald.18 Daarbij speelt echter ook een identiteitsprobleem een grote rol. Europa, één van de machtige bolwerken in de wereld kan zich maar geen allesomvattende identiteit aanmeten. De huisvesting van Europese instellingen geeft daardoor ook geen uitdrukking van haar 16
Mark Wigley Essay – ‘Ontworpen onveiligheid’, WTC New York – Open ‘(on)veiligheid’ 2004/no. 6 Maarten Hajer en Arnold Reijndorp – ‘Op zoek naar nieuw publiek domein’ –NAi uitgevers 2001 18 Eric Howeler – Architectuur van de angst – de esthetiek van het toezicht – Archis #3 2002 17
12
identiteit. Beheersing is ook de formule voor de vormgeving van de openbare ruimte. De simpelste oplossing voor gevaarlijke pleinen en parken is deze eenvoudig op te heffen of door structuur en verandering aan te brengen. Ze kan onder meer isoleren, weerstand bieden, uitsluiten, beveiligen, verdringen, opnemen, afwijzen, verstarren, absorberen, verteren en camoufleren. Angstsituaties worden niet meer afgewacht of voorzien, maar verhinderd, afgeweerd en geïsoleerd. In het beste geval leidt dit tot stabiliteit in het gebouw, de straat, het plein of de gemeenschap, maar in het slechtste tot een teruggang waarbij ‘afweer’ het doel wordt. Bepaalde bevolkingsgroepen en leefstijlen worden er dan de toegang ontzegd. Verstoten door onze gebouwen zwerven zij door de publieke ruimte en zijn bewegende angstsignalen. Door hen de toegang tot de angstvrije ruimte wordt ontzegd wordt de publieke angst bevestigd, zo stelden Hajer en Reijndorp in hetzelfde boek. Hieruit voortvloeiend zien we de verschillen tussen woningbouw en utiliteitsbouw, als gevolg van de nieuwe angst, veel groter worden dan menigeen zou veronderstellen. Woningen van de geïndividualiseerde mens zijn nog altijd de plaatsen waar burgers maximale veiligheidsgaranties vereisen. Veiligheid verkoopt hier meer dan waar ook. Nieuwbouwwoningen met extra veiligheidseisen blijken een toenemend verkoopargument te zijn voor potentiële woningkopers. ‘Gated communities’ afkomstig uit landen met grote tegenstellingen zoals bijvoorbeeld in Johannesburg, Zuid-Afrika. De vaak blanke bewoners verschansen zich er achter bewaakte muren en antiterroristische obstakels in het wegdek tegen dreigende invloeden van buitenaf. Dit soort forten zijn ook in de Verenigde Staten een groeiend feit. En nu dreigt dit principe ook in Nederland te worden gerealiseerd in de vorm van eilanden met hooggeprijsde luxe woningen in een fraai vormgegeven landschap met een culturele homogeniteit, bijvoorbeeld de Helmondse wijk Bredevoort. In binnensteden rijzen grote woongebouwen op, met vaak zeer fraaie uitzichten, maar die geheel afgesloten zijn en de bewoners zo een gevoel van geborgenheid en veiligheid bieden. Vaak is er ook (semiopenbare) ruimte gevat in de kern die functioneert als een binnenwereld, een gecontroleerde oase binnen de dynamiek van de grote stad. Een voorbeeld is de ‘Whale’ van Frits van Dongen in het Oostelijk havengebied te Amsterdam. Ook zien we in woningbouw een verregaand traditionalisme. Velen neo-bouwstijlen, ‘uit tijden dat alles beter was’, symboliseren het zoeken naar verstilling, het verlangen naar een rustpunt in de wereld van de helse versnelling om ons heen.
13
14
Bij ‘echte’ openbare, publieke architectuur zoals bibliotheken, stadhuizen, ziekenhuizen, scholen en tot voor kort stationshallen, zien we nog een eerlijk openbaar debat terug in de architectuur. We kunnen ons daar immers niet verschuilen voor anderen. Hier vind het morele debat plaats en dat is ook af te lezen aan de architectuur van goede intenties. Politieke architectuur kunnen we daarentegen, naar mijn mening, niet langer beschouwen als publieke architectuur, hoewel hetgeen in deze gebouwen plaats vindt grote publieke belangen kent. Openbaarheid van bestuur, betekend in architectonische termen dat je te maken krijgt met gesloten bolwerken. Parlementsgebouwen, de huisvesting van de volksvertegenwoordiging, zijn voor burgers ontoegankelijk vestigingen geworden, die kunnen we alleen op televisie zien als achtergrond voor debatten en interviews met politici. Dat is jammer want goede diplomatieke architectuur is in staat, ondanks de veiligheidsrestricties, uiting te geven om te kunnen gaan met het publiek.19 Een goed ontwerp is bij deze gebouwen in staat een brug te slaan tussen de politiek en de communicatie van haar intenties. Het Haagse stadhuis van Richard Meier bijvoorbeeld is daarbij wel een stap in de goede richting. Naast openbare en politieke gebouwen kennen we nog het semi-publieke. Daaronder zijn te verstaan vele functies als theaters, bioscopen, discotheken, casino’s, sportclubs, beach hotels, museums en niet te vergeten: winkels. Daar heeft de commercie grip op en die kent als geen ander onze afgunsten en onze angst. Hier vinden we de beschreven gethematiseerde architectuur die ons gerust wil stellen. Voor even worden we er gedompeld in een illusie en betoverd door fantasie, daar is het leuk. Mensen die we er niet willen tegenkomen worden er voor ons buiten gehouden. Voorbeelden zijn naast vele andere het Casino Circus Zandvoort van Sjoerd Soeters en museum New Metropolis in Amsterdam van Renzo Piano. Vanaf de zijde van de media is er grote belangstelling voor dit soort architectuur. Waarom dit precies zo is valt buiten het kader van dit onderzoeksessay. Gevolg hiervan is wel de ontwikkeling die de architectuur doormaakt als cultuurindustrie. Architectuur wordt immers verplicht tot het spectaculaire en verschillen tussen de projecten die in dit kader worden gepresenteerd vallen weg. Architectonische objecten worden steeds autistischer. Ze komen steeds meer op zichzelf te staan in een snel veranderende omgeving. Verliezen we zo niet de realiteit uit het oog? Want een architectuur van beelden vormt een probleem als ze niet aansluiten op de werkelijkheid. De laatste vorm van het openbare die we noemen is een halfbroertje van 19
Berger+Parkinnen – ‘Die Botschaften der Nordischen Länder Berlin’ – Edition Axel Manges 2000
15
16
echte publieke architectuur, de ‘dubieuze ruimte’. Ruimten waar we licht verwart niet precies weten of het nou openbaar of semi-openbaar is. Hier voelen we ons het meest onprettig. Het beste voorbeeld is wellicht de parkeergarage. Duistere, kale ruimten zonder merkbaar toezicht doen er ons soms de rillingen over het lijf lopen. Hiervoor zagen we al hoe de politiek, plannenmakers en architecten om zijn gegaan met de veiligheidsproblemen in de maatschappij. Langzaam dringen meer genuanceerde ideeën door in dit debat. Niet gebaseerd op een soort acceptatie, maar op visie wat begint met inzicht. Zo geeft het gevoel dat je gezien wordt je een perceptie van veiligheid. Een objectief veilige omgeving bestaat niet, want veiligheid is een agreement tussen partijen die elkaar niet vertrouwen, als een partij besluit hiermee te breken en echt kwaad wil dan doet hij dat toch wel. De invloed van de architect op het werkelijke gedrag van mensen en op de beleving is daarom nihil. Hij kan goedwillende mensen wel verleiden tot een bepaald gewenst gebruik van de ruimte, samen of alleen. En hij kan kwaadwillende mensen verleiden om van hun gedrag af te zien. Hij kan mensen zich prettig laten voelen terwijl dat feitelijk niet zo is. En hij kan een persoon met kwaad in de zin zich niet prettig laten voelen, zonder dat er misschien feitelijk ingegrepen wordt. Er zijn vier strategieën te noemen op basis waarvan de architect te werk zou kunnen gaan; zichtbaarheid, toegankelijkheid, aantrekkelijkheid en betrokkenheid.20 De vier strategieën hebben omgekeerde prioriteit als je kijkt naar 'gevoel' en 'gedrag'. Bij 'gevoel' is aantrekkelijkheid het meest belangrijk, daarna zichtbaarheid en betrokkenheid en tot slot toegankelijkheid. Voor het ‘gedrag’ van mensen is het andersom. Het maakt een crimineel niet uit of het ergens mooi of lelijk is, terwijl een hek er zeker toe doet. Ruimte om te denken in experimentele, opwindende en radicale architectonische oplossingen wordt nog teveel ontnomen door het veiligheids denken. We zagen dat de hedendaagse moderniteit de samenleving door angst, onbehagen en recessie een kant op stuwt waar voor ‘veilige architectuur’ gekozen wordt, maatschappelijk maar ook financieel. Architectuur gemaakt door architecten moeten ons weer vertrouwen geven. Maar hoe kan dat als zij zelf in werkelijkheid één en al twijfel zijn?21 De architectuur gaat internationaal een kant op waarin verschillen tussen architecten verdwijnen. Dit kan volgens MVRDV architect
20 21
Ton Overtoom – samenvatting tweede DDC-I seminar – www.ddc-i.nl Winy Maas in ‘Architectuur als communicatie’ – Harm Tilman – De Architect, maart 2003
17
Winy Maas anders.22 Door architectuur in te zetten als instrument. “Combineer maatschappelijke onderwerpen met individuele input en verbind voorstellen aan analyses; kortom architectuur als communicator van bredere processen […] Ruimte huisvest huidige en aanstaande politieke, economische en maatschappelijke vragen en maakt ze zichtbaar. Architecten moeten het debat om deze vragen zichtbaar maken en er sterk en actief commentaar op geven.” Invloedrijke Nederlandse architecten uit ons verleden als Cuypers, Berlage en Bakema deden dit ook. Zij claimden een actieve rol in de verschillende stadia van de besluitvorming. Deze houding missen we tegenwoordig van architecten. Architectuur bied ruimte aan maatschappelijke verandering en aan technische, sociale en economische vernieuwing, precies wat we bondskanselier Schröder al eerder zagen concluderen. Tot op heden kijken we naar de politiek en missen we visie en ontbreekt de richting welke kant het op gaat. Om de signalen van gedachtegoed tot een andere manier van denken over het antwoord van architectuur op onze maatschappij verder te illustreren, keren we terug naar de reactie van architectuur op de dreiging van terrorisme. We lijken te concluderen dat we hier machteloos tegenover staan. “Wat is daar immers tegen bestand?” We bouwen fortificaties en passieve oases die ons de werkelijkheid verbloemen, maar “de enige echte manier waarop we deze dreiging zouden kunnen weerstaan, is de architectuur die de kwetsbaarheid en vreemdheid van onze lichamen en identiteiten al in zich opneemt, een architectuur van breekbaarheid, gevoeligheid en perversiteit. Als architecten dit weigeren te zien, zullen ze onopzettelijk verdergaan met het bouwen van volgende doelwitten […] Architecten moeten ophouden te pretenderen dat architectuur veiligheid en bescherming bied”, stelt Mark Wigley in zijn essay ‘Ontworpen onveiligheid - WTC New York’. 23 We zagen de verhouding tussen publiek en het publieke en de effecten daarvan op de esthetiek en ethiek van de architectuur en openbare ruimte. Om dit te concretiseren, bekijken we een aantal voorbeelden van diverse manieren waarop er in verschillende opgaven mee is omgegaan. Als eerste voorbeeld kijken we naar: Tompkins Square in New York. Hier was tot vijftien jaar geleden sprake van grote sociale problemen. Zwervers, alcoholisten en junkies verbleven er wat escaleerde in een kleine veldslag. Harde 22
Harm Tilman – verslag lezing Winy Maas: ‘Architecture is a device’, lezing Berlage Instituut Amsterdam 2002 – de Architect, maart 2003 23 Mark Wigley Essay – ‘Ontworpen onveiligheid’, WTC New York – Open ‘(on)veiligheid’ 2004/no. 6
18
maatregelen werden genomen, er werd hekwerk geplaatst en het park ging ’s nachts op slot. Na verloop van jaren bleek juist dit hekwerk de vitaliteit van de openbare ruimte weer op te wekken. Het park is verdeelt in vakken, omgeven met hekken. Zoals een vak met een speeltuin voor uitsluitend kinderen en hun ouders, een vak met een basketbalveld, een skatevak en zo meer. Verschillende ‘stedelijke stammen’ hebben zich plekken in het park toegeëigend, en etaleren zo in een kleine ruimte de bevolking van East Village. Hekken vormen er symbolische grenzen: ze bakenen bepaalde sferen af, zonder harde af- of uitsluiting. Want wat is een hek eigenlijk? Het wijst op een bijzondere plaats, waar een bepaald gebruik en gedrag wordt verondersteld en waar in vergelijking met andere openbare ruimten in de stad bepaalde regels gelden. Tompkins Square in New York is nu een interessant voorbeeld van de waarde van comprimering en gematigde zogenoemde ‘parochialisering’. >
19
20
21
22
Bar ‘Glass’in Chelsea New York van Thomas Leeser is een voorbeeld waar gewerkt is met provocatie en met zien en gezien worden. De gevel aan de straatzijde bestaat uit een eenzijdige spiegelwand. Voorbijgangers kunnen in de toiletruimtes naar binnen kijken, maar omgekeerd is dat niet mogelijk. Bezoekers van de bar zijn zo een vrijwillige gevangene van de architectuur van toezicht. <
> Een ander voorbeeld in de horecasfeer is de brasserie van het Seagram Building in New York ontworpen door Diller+Scofidio. Beveiligingscamera’s zijn er ingezet als ontwerpmiddel om de grens tussen toezicht en exhibitionisme op tactische manier te vervagen. Bij de ingang van de bar wordt je gefilmd en deze beelden worden even later geprojecteerd op een reeks videoschermen boven de bar. De mensen aan de bar worden geprikkeld tot nieuwsgierigheid ‘mensen kijken’. ‘Big brother is watching’ wordt strategisch vervangen door een ‘moment of fame’.
23
24
25
Het Federal Plaza in San Francisco, ontworpen door Della Valle + Bernheimer ligt voor the Federal Building met overheidsfuncties. De architecten integreerden er nieuwe veiligheidsmaatregelen, als reactie op de aanslag op een overheidsgebouw in Oklahomacity in 1995, in een gedetailleerd architectonisch ontwerp. Uitgebreide veiligheidsmaatregelen worden door het ontwerp gecamoufleerd. Hier is nagestreefd veiligheid te bereiken zonder te worden herinnert aan een mogelijke dreiging. Het plein bestaat uit gevouwen landschapselementen. Harde en zachte elementen, steen en beplanting, worden er op afgewisseld. Het plein bevorderd beweging tegen samenscholingen en is ontoegankelijk voor (bom)auto’s. <
> Club B018 in Beiroet tenslotte is een bar in een voormalige ondergrondse moderne bunker uit de burgeroorlog van 1975 tot 1990 op het ‘forum de Beyrouth’. Naast de ingang zit nog een sluipschuttersraampje. ’s Zomers gaat het dak van de bunker open en kan er de hele nacht worden doorgefeest. Restanten uit de oorlog die herinneren aan deze periode en toen een uiterst serieuze taak hadden, hebben hun nut verloren. Het wegvallen van angst voor oorlogsgeweld zien de bezoekers bevestigd door de in onbruik geraakte zware bunker, die als uitgaansbar een tegengestelde bestemming heeft gekregen. Hieraan wordt in grote mate een gevoel van vrijheid ontleend.
26
27
28
Conclusies en stellingname We zagen dat onze moderne angst vooral gebaseerd is op verwarring over de aard en herkomst van de dreiging. De overheid wil geen risico’s nemen en neemt harde, zichtbare maatregelen die ons steeds weer aan de dreiging herinnert. Natuurlijk is veiligheid bij ambassades en overheidsgebouwen als aura van gezag een beslissende factor, maar betekent dit dat ze dus streng en ongevoelig moeten worden ontworpen of zich moeten hullen in totale anonimiteit? Op lagere schaal willen we onze angst zoveel mogelijk uit ons leven verdrijven door het te vermijden, te negeren of te camoufleren. We leven in de, wat Bart Lootsma24 beschrijft als, ‘tweede moderniteit’. In de ‘eerste moderniteit’ zochten we tot in de jaren zeventig de samenleving op. We geloofde in de maakbaarheid ervan. Onze woningen en gebouwen bouwden we vooral licht, met veel glas. Ornamenten verdwenen en gebouwen kregen haast iets tijdelijks. We stimuleerden ons toen zelf vooral letterlijk in beweging te komen en actief te zijn buitenshuis. Nu is dat anders, we sluiten ons op in onze huizen. En zijn gaan wonen in gebouwen die door gebruik van traditie en nostalgie op ons gerust zijn werken. Commerciële partijen hebben van de overheid, in het kader van privatisering, vrij spel gekregen in de semi-openbare ruimte, ruimten die vroeger vaak openbaar waren. Van hen wordt kennelijk bij voorbaat al meer verwacht dan van de overheid. De uitzonderingstoestand door geweld en angst houden de cultuur in een wurggreep vast. Zodat ze zich zelden buitenshuis in het publieke kan uiten en zich daardoor nauwelijks kan ontwikkelen. Juist nu we te maken hebben met de integratie van vele andere culturen. We moeten oppassen om angst als raadgever te gebruiken en de oorzaken bij onszelf gaan onderzoeken. Angst verdwijnt bij diegene die ‘woedend’ is. Mensen zouden daarom massaal ‘nee’ moeten zeggen tegen ‘het rijk van de angst’, gecreëerd door de uitzonderingstoestand. Nee tegen de overheid die ons in een defensieve rol duwt. En de ons opgelegde bewegingsvrijheid van ons afschudden. Niet langer passief toekijken, maar actief deel gaan nemen in het echte democratische debat. Architecten moeten weer gaan doen waar ze sterk
24
Bart Lootsma – ‘Superdutch. De tweede moderniteit van de Nederlandse architectuur’ – SUN 2000
29
in waren: doordachte totaalvisies gevoed door originaliteit en daarmee terugkeren uit de coulissen om een actieve rol te claimen in het debat rond beleidsplannen. De toekomst van de architectuur hangt af van de stad en haar vermogen tot innovatie, expansie en communicatie. Architecten zouden zich daarom moeten richten op de stad en het dagelijkse stedelijke leven.25 Architectuur is een belangrijke cultuurindustrie en is er niet om beelden te produceren, andere disciplines kunnen dat veel beter. Architecten zouden weer moeten gaan inzien dat we de hele stad bij de planvorming moeten betrekken en de samenhang ontdekken. De sociale werkelijkheid, de grond, de locatie en de geschiedenis moeten er door hen worden afgelezen en worden meegeven aan onze gebouwen en openbare ruimten. Want: “Architectuur waar geen idee aan ten grondslag ligt is betekenisloos […] Anders dan de media kan architectuur ervaring voortbrengen, die het lichaam, de geest en het oog raakt”.26 Goede architectuur kan door goed inzicht en gebruik van condities en context, nog steeds, vaak onverwachts maatschappelijke stammen samenbrengen. Architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten hebben volgens Harm Tilman27 een verantwoordelijkheid in de aanpak van veiligheid en leefbaarheid in hun plannen. Maatschappelijke en politieke conflicten kunnen ze niet naast zich neerleggen. Als zij dit links laten liggen, ontstaat een defensief ogende omgeving waarin alleen met ad-hocingrepen de verloedering kan worden gekeerd. Dat kan de architectuur niet alleen. De politiek moet ook gaan inzien dat zij beiden een gelijke doelstelling hebben in het waarborgen van de samenleving en het maatschappelijk verkeer. Jurjen van Beek
25
Harm Tilman – verslag 18e architectuurbiënnale van Venetië – de Architect, oktober 2002 Harm Tilman en Janny Rodermond – ‘Architectuur binnen verschoven politieke kaders’ – de Architect, september 2002 27 Harm Tilman Essay: Architectuur in de controlemaatschappij – Open ‘(on)veiligheid’ 2004/no. 6 26
30
Fotoverantwoording: Voorpagina: Reclameafbeelding Versace couture Metro in Madrid: P. 5 – Roger Dohmen (HH) – ‘Op zoek naar nieuw publiek domein’ NAi Uitgevers 2001 Traditionalistische woningbouw P. 14 – Arnold Reijndorp – ‘Op zoek naar nieuw publiek domein’ NAi Uitgevers 2001 Extra beveiliging Amerikaanse ambassade Den Haag P. 16 Jurjen van Beek, 2004 Tompkins Square, New York P. 20-21 Maarten Hajer – ‘Op zoek naar nieuw publiek domein’ NAi Uitgevers 2001 Bar ‘Glass’, Chelsea New York P. 22 Eric Howeler – Archis #3 2002 Bar Seagram Building, New York P. 24 Michael Moran – Archis #3 2002 Federal Plaza, San Francisco P. 25 Richard Barnes – Archis #3 2002 Club B018, Beirut P. 27-28 Marcus Köppen – Rails magazine mei 2004
Dit essay is digitaal (PDF formaat) te downloaden op www.newembassy.info (informatie website met betrekking tot de nieuwe Amerikaanse ambassade in Den Haag) Dit onderzoeksessay is tot stand gekomen in het kader van het curriculum van het Master 3 programma Architecture and Modernity – studio Public Realm, Faculteit Bouwkunde TU Delft. Gebruik van dit essay door derden is toegestaan, mits met zorgvuldige vermelding van de naam van de auteur en de door hem gebruikte bronnen en referenties.
31