Mei 2012
Nibud Studentenonderzoek 2011-2012 Een onderzoek naar het financieel gedrag van studenten in het hoger onderwijs
Auteurs Daisy van der Burg Dorian Kreetz Anna van der Schors
Voorwoord Dit rapport presenteert de resultaten van het eerste onderzoek dat het Nibud specifiek onder studenten in hoger onderwijs heeft uitgevoerd, het Nibud Studentenonderzoek 2011-2012. In het rapport komen onderwerpen aan bod als inkomsten, uitgaven, sparen, schulden en hoe studenten met geld omgaan. Het Nibud wil via deze weg alle respondenten die aan het onderzoek hebben meegewerkt hartelijk bedanken. De resultaten uit dit onderzoek kunnen niet een-op-een worden vergeleken met de resultaten uit het vooronderzoek Leengedrag van studenten uit 2010, omdat naast de studenten in het hoger onderwijs ook de mbo-studenten deel uitmaakten van de onderzoekspopulatie. In de huidige opzet van het Nibud Studentenonderzoek zijn dit alleen de studenten in het hoger onderwijs (hbo en wo). Bij het Nibud heeft een groot aantal mensen met plezier aan dit onderzoek gewerkt. Zo zijn ir. Dorian Kreetz, Anna van der Schors MSc en Daisy van der Burg MSc verantwoordelijk voor de onderzoeksopzet en uitvoering en voor de rapportage en analyses die hiervoor nodig waren. Daarnaast adviseerde Annemarie Koop MA bij de rapportage en is de redactie verzorgd door ZIN tekst & redactie. Het Nibud heeft verschillende organisaties ingeschakeld voor het bereiken van de doelgroep om zo voldoende respondenten binnen te halen. Het Nibud wil daarom DUO, WWJB, Studenten.net, SUM, LSVb, ISO, NJR, LKvV, een aantal hogescholen (onder andere Utrecht, Amsterdam en InHolland Rotterdam) en ‘Slim Studeren = Geld Beheren’ hartelijk bedanken voo r hun inzet en prettige samenwerking. Het onderzoeksrapport is mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en Wijzer in geldzaken.
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven
1. Inleiding
2. Inkomsten
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
3. Uitgaven
6. Tijdsbesteding
4. Sparen en schulden
5. Omgaan met geld
6. Tijdsbesteding
3
Inhoudsopgave
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Financiële opvoeding stopt niet na achttien jaar: ook studenten zijn in grote mate afhankelijk van de financiële bijdrage van hun ouders en regelingen van de overheid. Toch wordt ineens verwacht dat zij hun eigen financiën regelen, weten waar zij
1. Inleiding
recht op hebben, en ook met hun financiële verantwoordelijkheid kunnen omgaan.
2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Maar hoe gaan studenten eigenlijk met hun geld om? Dit rapport presenteert de resultaten van het eerste onder zoek dat het Nibud specifiek onder studenten in het hoger onderwijs heeft uitgevoerd, het Nibud Studentenonderzoek 2011-2012. In het rapport komen onderwerpen aan bod als inkomsten, uitgaven, sparen, schulden en hoe studenten met geld omgaan. Het onderzoek is uitgevoerd onder voltijdstudenten in het hoger onderwijs (hbo en wo) in de leeftijd van 16 tot en met 30 jaar. Inkomsten Het gemiddelde besteedbare inkomen van een student is 770 euro per maand. Hieronder vallen het geld dat studenten maandelijks van ouders krijgen (ouderlijke bijdrage), de studiefinanciering (basisbeurs, aanvullende beurs, rentedragende lening, collegegeldkrediet), inkomsten uit bijbaantje, overige inkomsten (inkomsten uit stages, eigen bedrijf, inkomsten uit onregelmatige activiteiten), zorgtoeslag en huurtoeslag. Studenten die nog thuis wonen hebben gemiddeld per maand 535 euro te besteden, uitwonende studenten 915 euro. Zes op de tien studenten krijgen geld van hun ouders. De gemiddelde bijdrage bedraagt 191 euro per maand. Thuiswonenden krijgen gemiddeld 100 euro per maand, uitwonenden 233 euro per maand. Negen op de tien van de studenten ontvangen één of meer vormen van studiefinanciering; 79 procent van de ondervraagde studenten ontvangt een basisbeurs, 28 procent een aanvullende beurs en 27 procent heeft maandelijks inkomsten via een rentedragende lening bij DUO. Thuiswonende studenten ontvangen gemiddeld maandelijks 204 euro van DUO, uitwonende studenten gemiddeld 458 euro per maand. Bijna zeven op de tien studenten verdienen geld met een bijbaan naast de studie. Per maand gaat het om gemiddeld 354 euro. Thuiswonenden werken net iets vaker dan uitwonenden studenten, en ook hebben hbo-studenten vaker een bijbaan dan wo-studenten. Hoeveel zij bijverdienen is onder uit- en thuiswonende studenten gelijk. Ook heeft 35 procent van de studenten overige inkomsten uit bijvoorbeeld stages, een eigen bedrijf of doordat zij geld verdienen met de verkoop van spullen. Gemiddeld gaat het om 174 euro per maand.
4
Cijfers van de Belastingdienst wijzen uit dat jongeren over het algemeen veel geld laten liggen door geen belastingaangifte Inhoudsopgave
te doen. Van de studenten die in 2010 een bijbaan hadden, heeft driekwart het afgelopen jaar (2011) de belastingaangifte ingevuld. Iets meer dan één op de tien studenten deed dit niet, omdat zij niet wisten dat dit kon. Naarmate de studenten
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
ouder worden, komt dit minder vaak voor. Het zelfde geldt voor de zorgtoeslag. Bij meer dan 80 procent van de studenten van 18 jaar en ouder is het recht op
1. Inleiding
zorgtoeslag bekend. Opvallend is dat 7 procent aangeeft dat ze het niet ontvangen, omdat ‘de ouders de zorgverzekering betalen’. Het gebruik van zorgtoeslag neemt wel toe met de leeftijd: van de 18 - en 19-jarigen ontvangt 79 procent
2. Inkomsten
zorgtoeslag, terwijl van de 22-plussers 85 procent zorgtoeslag ontvangt.
3. Uitgaven
Studenten hebben een groot gedeelte van hun inkomsten te danken aan de studiefinancieringsmogelijkheden bij DUO.
4. Sparen en schulden
Daarnaast zorgen zij ervoor dat zij voldoende te besteden hebben, bijvoorbeeld door extra geld te verdienen me t een bijbaan. Toch laat een aantal van hen geld liggen door geen belastingaangifte te doen en niet op de hoogte te zijn van het
5. Omgaan met geld
recht op zorgtoeslag. In de praktijk blijkt dat ouders hierin een belangrijke rol vervullen.
6. Tijdsbesteding
Wat kost studeren Eén op de tien ouders draagt bij in de kosten door middel van een vast bedrag per maand, en zelfs 68 procent betaalt specifieke uitgavenposten. Het gaat dan voornamelijk om het collegegeld, gevolgd door de zorgverzekering en studiemateriaal. Hoeveel er gemiddeld wordt uitgeven aan de mobiele telefoon, huur, boodschappen en uitgaan, kunnen studenten vaak wel benoemen. De hoogte van verzekeringskosten is bij velen minder bekend : 79 procent weet niet hoeveel de aansprakelijkheidsverzekering per maand kost en 64 procent is onbekend met de kosten van de reisverzekering. Omdat deze uitgaven over het algemeen vaker door de ouders worden betaald, weten studenten dit niet goed te benoemen. Aan bepaalde posten zijn studenten hoe dan ook geld kwijt, zoals studiegerelateerde uitga ven (collegegeld en studieboeken), de zorgverzekering, kleding en schoenen. Het collegegeld en de zorgverzekering zijn dan ook de posten waar zij maandelijks het meeste aan uitgeven. Naast deze vaste uitgaven geven zij het vaakst geld uit aan de mobiele telefoon; drinken, snoep en snacks tussendoor; cadeaus; verzorgingsartikelen en uitgaan. Gemiddeld geven thuiswonende studenten 603 euro per maand uit en uitwonende studenten 1093 euro. Dit is inclusief de kostenposten die door de ouders direct worden beta ald. Voor uitwonende studenten zijn de woonlasten (huur, energie,
5
internetkosten, boodschappen, inboedelverzekering) de grootste kostenpost met gemiddeld 488 euro per maand. Van de Inhoudsopgave
studenten die thuis wonen, draagt slechts één op de drie bij in de kosten (kostgeld).
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Sparen
1. Inleiding 2. Inkomsten
Driekwart van de studenten spaart zelf en/of er wordt voor hen gespaard. Gemiddeld sparen studenten zelf 96 euro per maand. Van de studenten die niet sparen of waar niet voor wordt gespaard door anderen, heeft de helft ook geen spaargel d. Toch zijn studenten in het hoger onderwijs over het algemeen spaargericht. Zo vinden zij het belangrijk om te sparen en om geld achter de hand te hebben. Desondanks vinden studenten sparen lastig. Van de studenten die niet zelf sparen zegt twee derde te weinig geld te hebben om te kunnen sparen.
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Studielening Van de studenten in dit onderzoek geeft 38 procent aan op dit moment een rentedragende lening te hebben en/of
5. Omgaan met geld
collegegeldkrediet te hebben aangevraagd. Hiervan heeft 64 procent alleen een rentedra gende lening, ongeveer een kwart zowel een rentedragende lening als een collegegeldkrediet, en 10 procent alleen een collegegeldkrediet. Per maand lenen
6. Tijdsbesteding
studenten gemiddeld 365 euro. De gemiddelde totale studieschuld bedraagt ten tijde van het onderzoek 10.644 euro. Wanneer een student vier jaar lang 365 euro leent, zal zijn/haar schuld (exclusief rente) minimaal uitkomen op 17.500 euro. Cijfers van DUO laten zien dat de totale schuld op het moment van afstuderen de laatste jaren toeneemt. De gemiddelde schuld van studenten die in 2009 hun studie beëindigden, was in januari 2012 14.450 euro. Aan de hand van de resultaten ziet het Nibud dat deze trend zich voortzet. De resultaten uit het Nibud-studentenonderzoek 2011-2012 komen in grote lijnen overeen met de cijfers van DUO. In werkelijkheid lenen iets minder studenten in het hoger onderwijs bij DUO dan uit het onder zoek blijkt (33 procent tegen 38 procent). De trend is echter duidelijk te zien. Het gemiddeld leenbedrag per maand is in het Nibud -onderzoek iets lager dan de werkelijke cijfers van DUO, doordat de groep studenten met recht op prestatiebeurs in het onderzoek procentueel ie ts groter is dan de werkelijke groep. De kans op het hebben van een studielening wordt groter naarmate men ouder is, uitwonend is in plaats van thuiswonend en als de student met een tweede of volgende opleiding bezig is. Of de student op het hbo of het wo zit, heeft geen invloed op de kans op de aanwezigheid van een studielening.
6
Studenten die een basisbeurs en/of een maandelijkse bijdrage van ouders ontvangen, hebben minder kans op een Inhoudsopgave
studielening. Studenten die juist een aanvullende beurs ontvangen, hebben meer kans op een studielening. Als een student naar het buitenland gaat voor de studie, vergroot dit de kans op een DUO -lening niet. Bestuurservaring daarentegen wel.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Studenten die impulsief zijn, hebben een grotere kans op het hebben van een lening bij DUO. Degenen die sparen belangrijk vinden, hebben juist een kleinere kans. Of een student bewust met geld bezig is (prijsbewust en goed let op zijn
1. Inleiding
uitgaven), blijkt niet van invloed.
2. Inkomsten
De voornaamste reden waarom studenten niet lenen is omdat ze geen grote schulden willen maken. Als tweede wordt
3. Uitgaven
genoemd dat zij geen moeite hebben met rondkomen en daarom geen lening nodig hebben . Studenten die op dit moment wel geld lenen van DUO (of geleend hebben) geven aan dat zij lenen omdat zij anders niet rond kunne n komen, maar ook
4. Sparen en schulden
dat zij lenen om zo het leven leuker te maken.
5. Omgaan met geld
De resultaten van stellingen over leenvoorwaarden en conseque nties bevestigen dat studenten niet goed op de hoogte zijn van de leenvoorwaarden van DUO. Zo weet de helft van de studenten niet dat je direct rente opbouwt over je lening en werd
6. Tijdsbesteding
slecht gescoord op de stelling over de rentevaste periode na afstuderen. De stellingen met betrekking tot de langetermijnconsequenties werden beter beantwoord. Respondenten wisten bijvoorbeeld dat hoe langer je over het aflossen van je schuld doet, hoe meer je betaalt. Het merendeel van de studenten die lenen geeft aan dat zij liever minder hadden geleend en ervaren hun lening als een last. Toch zien zij het lenen bij DUO ook als een investering in de toekomst. Lenen bij DUO zou wel te gemakkelijk worden gemaakt en door leeftijdsgenoten zou te gemakkelijk over lenen worden gedacht: ‘Leeftijdsgenoten denken niet na over de financiële consequenties op lange termijn’. Toch vindt ruim twee derde zijn eigen leengedrag wel geheel verantwoord, en maakt de helft van de studenten zich nog niet druk of zij hun lening wel kunnen afbetalen. Naast een studielening hebben studenten ook andere leningen en schulden. Roodstand is daarvan de belangrijkste. Het gebruik van creditcards, openstaande rekeningen en kopen op afbetaling komen in mindere mate voor. Van alle respondenten staat ruim 30 procent (wel eens) rood; 9 procent daarvan staat altijd rood. Deze laatste groep heeft ook een hogere roodstand dan de respondenten die minder vaak rood staan. Daarnaast hebben respondenten die altijd rood staan, vaker een studielening bij DUO en lenen per maand meer dan gemiddeld.
7
Omgaan met geld Inhoudsopgave
Iets minder dan de helft van de studenten heeft moeite met rondkomen. Er is een duidelijk verschil tussen studenten die bij DUO lenen en studenten die (ook) op een andere manier lenen (bijvoorbeeld bij ouders, vriend en en/of financiële
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
instellingen). Van degenen die bij DUO lenen komt één op de vijf (zeer) moeilijk rond, van degenen die bij ouders of bij een financiële instelling lenen is dit één op de drie. Een belangrijke conclusie die hieruit kan worden getrokken , is dat een
1. Inleiding
studieschuld andere gevolgen heeft voor het financiële gedrag van de studenten dan andere type schulden.
2. Inkomsten
Eén van de Nibud-competenties voor goed omgaan met geld is dat iemand overzicht heeft over zijn financiële situatie, zodat
3. Uitgaven
hij inzicht heeft in de mogelijkheden om inkomsten en uitgaven met elkaar in balans te houden. Om dit te kunnen realiseren moet je over diverse vaardigheden beschikken. Eén van deze vaardigheden is het op orde brengen van de papieren
4. Sparen en schulden
administratie, het bijhouden van de inkomsten en uitgaven en het controleren van de bankafschriften. Bijna twee derde van de studenten heeft een geordende administratie, waarbij zij belangrijke papieren in een map, ordner of
5. Omgaan met geld
speciale lade stoppen. Ook bekijken bijna alle studenten (93 procent ) hun bankrekening minimaal één keer per twee weken. Over het algemeen om het saldo te controleren en in mindere mate om afschrijvingen en rekeningen te controleren: een
6. Tijdsbesteding
kwart doet dit niet. Ook geeft een aantal studenten aan moeite te hebben met het houde n van overzicht, onder andere doordat alles tegenwoordig digitaal is. Een andere belangrijke competentie voor goed omgaan met geld is dat je in staat bent verantwoord je geld te besteden, zodat er geen tekorten ontstaan. Het is belangrijk om bewuste keuzes te maken: prijzen en voorwaarden van producten vergelijken en je niet door alles laten verleiden. Het merendeel van de studenten geeft zijn geld bewust uit. De meeste studenten vinden dan ook van zichzelf dat ze goed met geld omgaan: 42 procent geeft z ichzelf een acht of hoger als rapportcijfer, iets meer dan één op de tien geeft zichzelf een onvoldoende (een vijf of lager). Het rapportcijfer dat student en zichzelf toekennen is overeenkomstig met hun financiële gedrag. Van de studenten die alles weggooien en verder geen administratie bijhouden, geeft 37 procent zichzelf een onvoldoende als het gaat over hoe ze zelf vinden dat ze met geld omgaan, tegen 9 procent van degenen die alles geordend opbergen. Zelfinzicht is dus wel aanwezig bij de studenten. Het rapportcijfer dat zij aan medestudenten toekennen is echter lager. Van de respondenten geeft slechts 9 procent studiegenoten een 8 of hoger; 22 procent geeft studiegenoten een onvoldoende. Deze resultaten onderschrijven dat studenten van leeftijdsgenoten vinden dat zij niet nadenken over de financiële consequenties op lange termijn, maar dat zij hun eigen (leen)gedrag geheel verantwoord vinden.
8
Money Mindsets Inhoudsopgave
Stichting Weet Wat Je Besteedt (WWJB) heeft op basis van een onderzoek onder ruim 1.100 jongere n tussen 12 en 25 jaar geldtypen vastgesteld. Op basis van de antwoorden op de stellingen zijn zes onderscheidende kenmerken te formuleren:
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding
impulsiviteit, statusgerichtheid, behoefte aan controle, onafhankelijkheid, leenaversie en leenbereidheid. Op basis van de scores op deze zes kenmerken zijn vier verschillende geldtypes te onderscheiden. De jongeren binnen één type denken op vergelijkbare manier over geldzaken en hebben dezelfde houding ten aanzien van geld ( Money Mindsets, WWJB 2010).
2. Inkomsten
Onder studenten wordt elk geldtype vertegenwoordigd door een kwart van de studenten. Daarmee komen toekomstplanners
3. Uitgaven
vaker voor onder studenten dan onder alle jongeren van 12 tot 25 jaar en trendsetters en regelaars iets minder vaak. Er is een duidelijk verschil tussen de geldtypen en de manier waarop ze met hun geld omgaan. Trendsetters en
4. Sparen en schulden
levensgenieters komen minder makkelijk rond, lenen vaker (zowel bij DUO als van anderen), sparen minder vaak en hun administratie is minder geordend dan bij regelaars en toekomstplanners . Uit het rapportcijfer dat ze zichzelf geven blijkt ook
5. Omgaan met geld
dat trendsetters en levensgenieters van zichzelf vinden dat ze minder goed met geld om kunnen gaan.
6. Tijdsbesteding
Financiële opvoeding & toekomstvisie Uit het onderzoek Jongeren en hun financiële verwachtingen (Nibud, 2012) blijkt dat jongeren over het algemeen positief zijn over het bedrag wat zij verwachten te gaan verdienen als zij 35 jaar zijn. De resultaten uit dit onderzoek tonen aan dat studenten hun startsalaris over het algemeen overschatten, en dat jongere studenten een positiever beeld hebben bij de hoogte van hun netto startsalaris dan oudere studenten. Ook heeft het Nibud recent aangetoond dat mensen die van hun ouders geleerd hebben goed met geld om te gaan, een kleinere kans op financiële problemen hebben (Kans op financiële problemen, 2012). Van de studenten vindt ruim drie kwart dat hij of zij goed is opgevoed als het om geld gaat. Ook de resultaten van dit onderzoek tonen in zekere mate aan dat financiële opvoeding loont: er is een duidelijk verschil tussen hoe iemand financieel is opgevoed en de manier waarop hij met zijn geld omgaat. Studenten die zeggen financieel goed te zijn opgevoed lenen minder vaak bij DUO en van anderen dan zij die aangeven een minder goede financiële opvoeding hebben geh ad. Ook sparen zij meer, komen makkelijker rond, houden hun administratie beter bij en geven zichzelf een hoger rapportcijfer voor omgaan met geld.
9
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten
Aanbevelingen Met de kabinetsplannen rondom Studeren is Investeren wordt de nadruk gelegd op ‘de student die het maximale uit zijn studie haalt én oog heeft voor de financiële gevolgen van zijn studiegedrag’. Het doel van de plannen is ook om de studiefinanciering toekomstbestendig te maken. Een studie is een investering in jezelf en in je eigen toekomst, en daarom wordt van studenten een eigen bijdrage verwacht. Het financieel bewustzijn van studenten is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Wat kost studeren, hoe lang mag je over
3. Uitgaven
je studie doen, hoeveel moet er geïnvesteerd worden, wat zijn daarvan de voorwaarden, hoe ga je dat betalen, en hoe sta je er financieel voor na je studie? In de huidige crisisperiode is het niet vanzelfsprekend dat afgestudeerden direct een
4. Sparen en schulden
passende baan hebben en ook niet dat starters eenvoudig kunnen doorstromen van hun studentenkamer naar een eigen
5. Omgaan met geld
huis. Het Nibud ziet dat studenten weinig inzicht hebben in hoeveel zij na hun studie gaan verdienen en met welke uitgaven zij te maken krijgen. Daartoe heeft het Nibud in 2010 al de Studieleenwijzer ontwikkeld, een online rekenmodule waarmee
6. Tijdsbesteding
studenten zien hoeveel zij per maand moeten aflossen, met welke vaste lasten zij als starter te maken krijgen en hoeveel er van hun eerste salaris overblijft. Het Nibud vindt het dan ook belangrijk dat betrokken partijen niet alleen ingaan op wetten en regels, maar juist ook zoals Studeren is Investeren eigenlijk al aangeeft, wat de financiële gevolgen van zijn van het studiegedrag. Studenten zijn als het gaat om inkomsten in grote mate afhankelijk van de studiefinancieringsmogelijkheden bij DUO, de bijdrage van hun ouders en een eventuele bijbaan. Een aantal studenten laat nog steeds geld liggen bij de overheid door geen belasting terug te vragen en geen zorgtoeslag aan te vragen. Voor ouders is hierin de rol weggelegd informatie over deze onderwerpen te verzamelen en hun kind voor te lichten. Ook betrokken partijen als de Belastingdienst, afdeling Toeslagen en DUO hebben een rol te vervullen als het gaat om het goed voorlichten van studenten én ouders zodat zij weten waar zij recht op hebben en hoeveel zij investeren in hun studie. Financiële opvoeding stopt niet met 18 jaar worden. Door de krachten van de uitvoerings- en voorlichtingsinstanties te bundelen kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het financieel bewustzijn van de student. Naar verwachting wordt het Nibud Studentenonderzoek iedere twee jaar herhaald. De resultaten over hoe studenten met geld omgaan, hoeveel zij investeren in hun studie, en waaraan zij hun geld uitgeven kunnen op deze manier in de toekomst worden gemonitord.
10
1
Inleiding
1.1
Aanleiding onderzoek
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding
Het vorige kabinet (Rutte) had plannen om het stelsel van studiefinanciering te veranderen met het wetsvoorstel Studeren is Investeren. De plannen waren gebaseerd op het idee van de ‘investerende student’ . Dat is ‘de student die het maximale uit
2. Inkomsten
zijn studie haalt én oog heeft voor de financiële gevolgen van zijn studiegedrag’. In die plannen wordt de basisbeurs ondergebracht in het sociaal leenstelsel, wordt de terugbetaalperiode verlengd van vijftien naar twintig jaar, wordt het
3. Uitgaven
studentenreisrecht met twee jaar ingekort en wordt een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd. De investerende student kijkt niet alleen naar wat hij nu moet betalen, maar ook naar de toekomst. Hij laat zich niet afschrikken door de hoogte van
4. Sparen en schulden
de studieschuld, maar vormt zich een beeld van wat hij later kan gaan verdienen en per maand moet terugbetalen.
5. Omgaan met geld
Bij de mislukte Catshuisonderhandelingen is besproken dat de basisbeurs ook voor de bachelorstudenten in het sociaal
6. Tijdsbesteding
leenstelsel zou worden ondergebracht en dat tegelijkertijd de langstudeerdersmaatregel (verhoogd collegegeld voor studenten met meer dan een jaar vertraging) zou worden teruggedraaid. In het Wandelgang enakkoord dat nadien gesloten is, komen het wetsvoorstel Studeren is Investeren en de langstudeerdersmaatregel niet meer terug. Bij het ter perse gaan van dit rapport was nog niet bekend wat er met het wetsvoorstel en de langstudeerdersmaatregel gaat gebeuren. Het kabinet blijft druk bezig met plannen om het studiefinancieringsstelsel te wijzigen. Het doel van deze aanpassingen is om de studiefinanciering toekomstbestendig te maken. Een studie is een investering in jezelf en in je eigen toekomst, en daarom wordt van studenten een eigen bijdrage verwacht. Financiële opvoeding stopt niet na achttien jaar: ook studenten zijn in grote mate afhankelijk van de financiële bijdrage van hun ouders en regelingen van de overheid. Het is een periode waarin studenten vaak voor het eerst op eigen benen staan. Ineens wordt verwacht dat zij hun eigen financiën regelen, weten waar zij recht op hebben, en ook met hun financiële verantwoordelijkheid kunnen omgaan. Het is een periode waarin alle opgedane financiële educatie en opvoeding in praktijk wordt gebracht. Uit het Nibud-onderzoek van 2010 Leengedrag van studenten kwam naar voren dat studenten tamelijk onwetend zijn als het gaat om geld lenen tijdens de studie. Ook vinden zij het lastig in te schatten met welke uitgaven zij o p de langere termijn (na het afronden van de studie) te maken krijgen.
11
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Om de voorlichting voor studenten te kunnen optimaliseren heeft het Nibud in 2010 onderzoek gedaan naar het leengedrag van studenten. Daarbij is de Studieleenwijzer ontwikkeld, waarmee studenten kunnen berekenen hoeveel zij na hun studie per maand overhouden van hun startsalaris. Omdat de groep ‘studenten’ voor het Nibud toen nog vrij onbekend was, is in 2010 een eerste versie van de Studieleenwijzer ontwikkeld. In augustus 2011 is een uitgebreidere variant gelanceerd,
1. Inleiding
waarmee de student de berekening nog persoonlijker kan maken en meer situaties kan doorrekenen. Door deze uitbreiding is de Studieleenwijzer voor een grotere doelgroep geschikt en kunnen studenten de gevolgen van hun keuzen overzien.
2. Inkomsten
Dit onderzoeksrapport is een eerste resultaat van het Nibud Studentenonderzoek onder studenten in het hoger onderwijs
3. Uitgaven
(hbo en wo). Het in 2010 uitgebrachte vooronderzoek Leengedrag van studenten heeft de basis gelegd voor de opzet van het Nibud Studentenonderzoek. De resultaten uit beide onderzoeken kunnen echter door verschil in onderzoekspopulatie
4. Sparen en schulden
niet met elkaar worden vergeleken; zo maakten de mbo-studenten in het onderzoek Leengedrag van studenten onderdeel uit van de doelgroep, en richt het Nibud Studentenonderzoek zich alleen op hbo - en wo-studenten. Het Nibud
5. Omgaan met geld
Studentenonderzoek wordt gezien als vervolg op het Nibud Scholierenonderzoek, en Mbo’ers in geldzaken dat elke twee
6. Tijdsbesteding
jaar door het Nibud onder middelbare scholieren en mbo-studenten wordt uitgevoerd. Om de middelbare scholieren te kunnen volgen in het beroeps- en hoger onderwijs, is een zelfde soort onderzoek onder studenten nodig. Het Nibud voert al geregeld onderzoek uit naar jongeren in het beroepsonderwijs, maar nog niet standaard naar studenten in het hoger onderwijs. Het doel van het onderzoek is om cijfers en gegevens over studenten te verzamelen en beschikbaar te stellen, als het gaat om hun inkomsten, uitgaven en hoe zij met geld omgaan. Daarnaast is het bedoeld om de voorlichting aan studenten te kunnen optimaliseren en te laten aansluiten op de actuele situatie nu er voor studenten veel verandert.
1.2
Methode van onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd onder voltijdstudenten in het hoger onderwijs (hbo en wo) in de leeftijd van 16 tot en met 30 jaar. De respondenten zijn geworven via diverse websites en nieuwsbrieven. Gedurende de maanden december 2011 tot en met februari 2012 kon de vragenlijst online worden ingevuld via: -
Melding op de homepage van DUO met een link naar het onderzoek;
-
Melding op de website van Studenten.net en in de nieuwsbrief van december en januari;
-
Melding op de website van SUM;
-
Mailing via NJR, ISO, LSVb en LKvV naar hun leden met een link naar het onderzoek;
12
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
-
Melding op studerengeldbeheren.nl en mailing naar de student -trainers van 2011;
-
Melding op Nibud.nl en in de nieuwsbrief voor consumenten.
Daarnaast is een aantal hogescholen benaderd om een mailing uit te sturen naar hun studenten met een link naar de
1. Inleiding
vragenlijst (onder andere Hogeschool Utrecht, Hogeschool InHolland Rotterdam en de Hogeschool van Amsterdam). Onder alle deelnemers is één maand studiefinanciering (uitwonende beurs) ter waarde van 266,23 euro verloot. Dit heeft
2. Inkomsten
uiteindelijk geleid tot 2942 volledig ingevulde vragenlijsten. Het aantal respondenten is voldoende om signalerende uitspraken te kunnen doen over hoe zij met geld omgaan. De dataset is uiteindelijk gewogen op de variabelen leeftijd ,
3. Uitgaven
geslacht en opleidingsniveau.
4. Sparen en schulden
1.3 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Achtergrondvariabelen
De resultaten zijn uitgesplitst naar diverse achtergrondkenmerken. In deze paragraaf worden de achtergrondkenmerken van de respondenten verder toegelicht. Tabel 1 laat zien dat ongeveer een derde van de vragenlijsten is ingevuld door mannen en twee derde door vrouwen. Op de variabele geslacht is een weging toegepast om de verdeling overeen te laten komen met de gemidd elde verdeling in Nederland (CBS). Dit betekent dat de antwoorden van de mannen iets zwaarder meetellen in de analyses. Tabel 1:
Man Vrouw
Geslacht
Voor weging % 31 69
Verdeling CBS % 49 51
Tabel 2 laat zien dat de leeftijd van de respondenten dicht bij de werkelijke situatie gemiddeld in Nederland ligt. De vragenlijst is naar verhouding minder vaak ingevuld door studenten van 25 en ouder. Ook op deze variabele is een weging toegepast om de leeftijdsverdeling overeen te laten komen met de gemiddelde verdelin g in Nederland.
13
Tabel 2:
Leeftijd
Inhoudsopgave
Voor weging %
Verdeling CBS %
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
18 jaar en jonger
11
12
19 jaar
14
13
1. Inleiding
20 jaar
18
16
21 jaar
18
15
22 jaar
13
14
23 jaar
11
12
24 jaar
8
9
25 jaar en ouder
7
10*
2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
* Voor deze leeftijdscategorie is in de weging uitgegaan v an het percentage 25- en 26-jarigen (CBS).
6. Tijdsbesteding Tabel 3 laat het opleidingsniveau zien van de respondenten die op dit moment een opleiding volgen. In het algemeen volgen iets meer studenten een opleiding aan het hbo dan aan de universiteit. De dataset laat een zelfde trend zien, alleen liggen de percentages dichter bij elkaar. Door een weging op deze variabele toe te passen, is deze verhouding gecorrigeerd. Tabel 3:
Hbo Wo
Opleidingsniveau
Voor weging % 57 43
Verdeling CBS % 59 41
Van alle respondenten woont meer dan de helft op kamers (tabel 4). De verhouding tussen thuis - en uitwonend in de dataset ligt iets verder uit elkaar dan het landelijk gemiddelde van de Studentenmonitor (46 en 54 procent, Ministerie van OCW, 2009). Jongere studenten wonen vaker thuis bij hun ouders dan oudere studenten. Onder wo-studenten is het wonen op kamers vaker van toepassing dan op hbo-studenten.
14
Tabel 4:
Woonsituatie naar opleidingsniveau (na weging)
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Thuiswonend Uitwonend
Hbo-studenten % 81 46
Wo-studenten % 19 54
Totaal % 38 62
1. Inleiding 2. Inkomsten
Daarnaast is aan de respondenten gevraagd in welke provincie zij op dit moment wonen. Tabel 5 laat de verdeling zien van in de dataset (na weging) en de verdeling van hbo- en wo-studenten gemiddeld in Nederland volgens cijfers van het CBS.
3. Uitgaven
Hieruit blijkt dat met name studenten uit Utrecht naar verhouding zijn oververtegenwoordigd in de dataset.
4. Sparen en schulden
Tabel 5:
Provincie (na weging)
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Zuid-Holland Noord-Holland Utrecht Gelderland Noord-Brabant Groningen Overijssel Limburg Friesland Drenthe Zeeland Flevoland
Totaal % 20 18 16 12 11 8 5 5 3 1 1 1
Verdeling CBS % 22 17 9 11 13 6 6 6 3 2 1 2
15
Tabel 6:
Startjaar studie (na weging)
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven
2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 en eerder
Totaal % 23 19 18 15 10 7 4 4
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Uit tabel 6 is af te lezen in welk jaar de respondenten zijn gestart met hun studie. Daarnaast is aan studenten gevraagd of zij op dit moment één of meerdere studies volgen (tabel 7). Van alle respondenten volgt 4 procent een tweede opleiding. Tabel 7:
Aantal opleidingen (na weging)
Eén opleiding Twee of meer opleidingen tegelijkertijd
Totaal % 96 4
Verder geeft ruim een kwart van de respondenten aan dat zij eerder zijn gestart met een opleiding, maar dat zij deze niet hebben afgerond (tabel 8). Voor bijna de helft is dit de eerste opleiding die zij volgen. Van de respondenten geeft 16 procent aan een mbo-opleiding te hebben afgerond, 4 procent heeft een hbo-opleiding afgerond en 6 procent een universitaire opleiding. Bij ‘anders’ werd onder andere genoemd dat men twee opleidingen tegelijkertijd volg t, al een propedeuse heeft gehaald of een pre-master doet of heeft afgerond.
16
Tabel 8:
Eerder een studie gevolgd (na weging)
Totaal %
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Nee, dit is mijn eerste opleiding
49
Ja, maar die opleiding heb ik niet afgerond
26
1. Inleiding
Ja, ik heb een mbo-opleiding afgerond
16
2. Inkomsten 3. Uitgaven
Ja, ik heb een universitaire opleiding afgerond
6
Ja, ik heb een hbo-opleiding afgerond
4
Anders
3
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komen de inkomsten van de hbo- en wo-studenten aan bod, in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op hun 6. Tijdsbesteding
gemiddelde uitgaven en uitgavenposten. De resultaten op het gebied van sparen, maar ook van lenen en schulden, zijn te lezen in hoofdstuk 4. Hoe studenten omgaan met geld wordt vervolgens weergegeven in hoofdstuk 5, gevolgd door resultaten met betrekking tot tijdsbesteding en andere (studie)activiteiten in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen. Veel bedragen worden weergegeven inclusief of exclusief nullen. Exclusief nul betekent dat het alleen om de groep studenten gaat die daadwerkelijk geld uitgeven aan een bepaalde uitgavenpost, of bepaalde inkomsten hebben (bijvoorbeeld een studielening). Staat er inclusief nul dan gaat het om het gemiddelde van de gehele groep hbo - en wostudenten. Het resultaat in de tabellen wordt op de volgende wijze weergegeven: Gewoon Schuin
Er zijn minimaal vijftig waarnemingen per cel en de waarde verschilt (indien van toepassing) significant van gemiddeld en binnen het kenmerk (bijvoorbeeld man ten opzichte van vrouw). De waarde verschilt niet significant van gem iddeld en binnen het kenmerk.
0
Er zijn minder dan vijftig waarnemingen in de cel. De waarde is 0.
n.v.t.
Niet van toepassing.
17
2
Inkomsten
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Het gemiddelde besteedbare inkomen van een student is 770 euro per maand (zie tabel 9). Hieronder vallen het geld dat studenten maandelijks van ouders krijgen (ouderlijke bijdrage), de studiefinanciering (basisbeurs, aanvullende beurs,
1. Inleiding
rentedragende lening, collegegeldkrediet), inkomsten uit bijbaantje, overige inkomsten (inkomsten uit stages, eigen bedrijf, inkomsten uit onregelmatige activiteiten), zorgtoeslag en huurtoeslag.
2. Inkomsten 3. Uitgaven
Tabel 9:
Gemiddeld besteedbaar inkomen maand, naar achtergrondkenmerken
Man Vrouw
Hbo-studenten € 737 708
Wo-studenten € 903 782
Totaal € 805 738
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder
526 711 815 962
633 796 921 975
562 741 862 969
Thuiswonend Uitwonend
544 914
496 915
535 915
722
841
770
4. Sparen en schulden Geslacht 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Leeftijd
Woonsituatie
Totaal
Het besteedbaar inkomen van thuiswonende hbo-studenten ligt circa 50 euro hoger dan dat van thuiswonende wostudenten. Bij uitwonenden studenten is er geen verschil tussen hbo’ers en wo’ers in het besteedbaar inkomen. Er is een groot verschil in het inkomen van uitwonende en thuiswonende studenten. Eén van de verklaringen hie rvoor is dat uitwonenden een hogere basisbeurs ontvangen dan thuiswonende studenten. In de volgende paragrafen wordt specifiek ingegaan op de verschillende inkomstenbronnen.
18
2.1 Inhoudsopgave
Geld van ouders
In totaal krijgen zes op de tien studenten geld van hun ouders . Er zijn meer wo-studenten die geld krijgen dan hbo-
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
studenten: 71 procent tegen 52 procent. Van de uitwonenden krijgt 65 procent geld van de ouders tegen 51 procent van de
1. Inleiding
vrouwelijke studenten krijgen even vaak geld van hun ouders.
thuiswonenden. Bij thuiswonende studenten wordt waarschijnlijk meer direct door oud ers betaald, bijvoorbeeld het eten en de energierekening; uit paragraaf 3.5 blijkt namelijk dat veel thuiswonende studenten geen kostgeld betalen. Mannelijke en
2. Inkomsten Tabel 10:
Maandelijkse bijdrage van ouders (exclusief 0)
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Leeftijd
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding Woonsituatie
Totaal
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder
Hbo-studenten € 115 159 166 184
Wo-studenten € 194 235 239 265
Totaal € 147 194 208 237
Thuiswonend Uitwonend
94 201
121 252
100 233
149
233
191
De meeste studenten die geld van hun ouders krijgen, krijgen dit als een vast bedrag per maand. Van alle studenten krijgt 43 procent elke maand of elk kwartaal een vast bedrag; 17 procent krijgt op onregelmatige tijden een bedrag. Gemiddeld krijgen studenten 191 euro per maand van hun ouders, zie tabel 10. Een groot verschil is zichtbaar tussen het bedrag dat thuiswonenden krijgen (100 euro per maand) en uitwonenden (233 euro per maand). Zowel voor thuiswonende als uitwonende hbo’ers is de ouderlijke bijdrage maandelijks lager dan voor wo-studenten. Mannelijke en vrouwelijke studenten krijgen per maand ongeveer even veel van hun ouders.
19
2.2 Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten
Studiefinanciering
Studiefinanciering Iedere hbo- en wo-student die voor zijn 30ste is begonnen met de opleiding heeft in principe recht op een prestatiebeurs (zie exacte voorwaarden op www.duo.nl). De prestatiebeurs bestaat uit de basisbeurs en de aanvullende beurs. Het recht op de basisbeurs en de aanvullende beurs geldt voor de nominale studieduur. In regel is dat vier jaar, maar soms ook langer (bijvoorbeeld voor veel technische en medische studies). De hoogte van de aanvullende beurs is afhankelijk van het inkomen van de ouders. Studenten kunnen tot slot geld lenen bij DUO. Het totaal van de prestatiebeurs en de lening heet studiefinanciering. Op hoeveel studiefinanciering studenten maximaal recht hebben, is afhankelijk van hun woonsituatie en
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
het niveau van hun opleiding. Een uitwonende student op het hbo of wo kan maximaal de volgende bedragen ontvangen/ lenen (tot 31 augustus 2012): Bedragen per maand geldig van september 2011 t/m 31 augustus 2012 (www.duo.nl)
6. Tijdsbesteding Basisbeurs Aanvullende beurs Rentedragende lening Collegegeldkrediet (max.) Totaal
Uitwonend € 266,23 242,76 285,70 142,75 937,44
Thuiswonend € 95,61 222,84 285,70 142,75 746,90
Een student die geen recht (meer) heeft op de aanvullende beurs en/of de basisbeurs, kan deze bedragen lenen. In totaal kan niet meer geleend worden dan het totale budget van (in dit geval) 937,44 euro of 746,90 euro.
Negen op de tien studenten ontvangen één of meer vormen van studiefinanciering; 79 procent van de ondervraagde studenten ontvangt een basisbeurs, 28 procent een aanvullende beurs en 27 procent heeft maandelijks inkomsten via een rentedragende lening bij DUO, ziet tabel 11. Duidelijk te zien is dat met de leeftijd, het percentage studenten met een basisbeurs afneemt. Dit heeft te maken met de duur van de studie; hoe ouder, hoe groter de kans dat men meer jaren studeert dan het recht op een basisbeurs. Hbo-studenten ontvangen vaker een basisbeurs en aanvullende beurs dan wostudenten. Wo-studenten hebben daarentegen weer vaker een rentedragende lening. In paragraaf 4.2 wordt verder ingegaan op de schulden van studenten bij DUO.
20
Tabel 11:
Percentage studenten met studiefinanciering, naar vorm studiefinanciering
Basisbeurs
Collegegeldkrediet
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder
% 96 93 71 43
Aanvullende beurs % 29 30 28 21
Hbo Wo
83 72
Thuiswonend Uitwonend
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Leeftijd
1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven
Opleidingsniveau
Totaal
% 9 10 9 16
Rentedragende lening DUO % 13 22 36 43
33 19
10 13
23 33
92 86
85 74
30 26
7 13
13 36
93 88
79
28
11
27
90
% 99 97 85 72
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
Woonsituatie
6. Tijdsbesteding Totaal
De hoeveelheid inkomsten uit studiefinanciering verschilt niet tussen mannen en vrouwen. Thuis wonende studenten ontvangen beduidend minder studiefinanciering dan uitwonende studenten (zie tabel 12). Dat is onder andere te verklaren uit het feit dat een uitwonende beurs hoger is dan een thuiswonende beurs (zie kader over studiefinanciering). Ook is er een duidelijk verschil naar leeftijd te zien: hoe ouder, hoe hoger de inkomsten. De hoogte van de basisbeurs en aanvullende beurs nemen niet toe met de leeftijd: de toename is het gevolg van een stijging van de hoogte van de rentedragende lening. Zo is in tabel 32 in paragraaf 4.2 te zien dat het bedrag dat studenten per maand lenen, toeneemt met de leeftijd. Opvallend is dat hbo-studenten gemiddeld 90 euro per maand minder inkomsten uit studiefinanciering ontvangen dan wo studenten. Dit komt doordat hbo-studenten vaker thuis wonen (zie paragraaf 1.3) en minder vaak een rentedragende lening hebben dan wo-studenten (zie tabel 11).
21
Tabel 12:
Maandelijkse inkomsten uit studiefinanciering, naar achtergrondkenmerken
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder
Hbo-studenten € 234 307 389 461
Wo-studenten € 311 366 463 546
Totaal € 260 328 421 503
Thuiswonend Uitwonend
203 456
206 460
204 458
323
413
358
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Leeftijd
1. Inleiding 2. Inkomsten Woonsituatie 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Totaal
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
2.3
Bijbaan
Bijna zeven op de tien studenten hebben een bijbaantje naast hun studie. Er is geen verschil naar geslacht en leeftijd. Thuiswonenden werken net iets vaker dan uitwonenden studenten: 73 procent tegen 69 procent. Naar opleidingsniveau zijn ook duidelijke verschillen zichtbaar: van de hbo-studenten werkt 71 procent, tegen 62 procent van de wo-studenten. De gemiddelde inkomsten uit het bijbaantje van hbo’ers en wo’ers verschilt daarentegen niet. Gemiddeld verdienen studenten 354 euro per maand (zie tabel 13). Met de leeftijd nemen de inkomsten uit de bijbaan toe, van gemiddeld 241 euro per maand voor studenten van 19 jaar of jonger, tot 570 euro voor studenten van 24 jaar of ouder. Mannen verdienen net iets meer dan vrouwen.
22
Tabel 13:
Gemiddelde inkomsten uit een bijbaan, naar achtergrondkenmerken (exclusief 0)
Man Vrouw
Totaal € 374 335
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder
230 307 392 532
Thuiswonend Uitwonend
314 381
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding
Geslacht
Leeftijd
2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Woonsituatie
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Totaal
2.4
354
Overige inkomsten
Van alle studenten heeft 35 procent overige inkomsten: 12 procent heeft inkomen uit een stage, 2 procent uit een eigen bedrijf en 23 procent doordat zij onregelmatig extra geld verdienen met activiteiten (bijvoorbeeld verkoop van spullen). Mannen verdienen iets vaker op deze manier geld dan vrouwen (38 tegen 32 procent). Hbo-studenten hebben ook vaker dergelijke overige inkomsten dan wo-studenten: 37 tegen 31 procent. Tussen uitwonende en thuiswonende studenten en tussen studenten van verschillende leeftijden is geen verschil zichtbaar. Gemiddeld verdient een student 174 euro per maand met de overige inkomstenbronnen (zie tabel 14). Deze gemiddelde inkomsten verschillen niet tussen mannen en vrouwen, maar wel tussen studenten met verschillende leeftijd, woonsituatie en opleidingsniveau.
23
Tabel 14:
Maandelijkse inkomsten uit overige inkomsten, naar achtergrondkenmerken (exclusief 0)
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder
Hbo-studenten € 111 197 214 258
Wo-studenten € 119 118 151 199
Totaal € 113 174 186 232
Thuiswonend Uitwonend
160 219
133 150
156 185
190
147
174
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Leeftijd
1. Inleiding 2. Inkomsten Woonsituatie 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Totaal
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
2.5
Belastingaangifte en toeslagen
Studenten werken vaak niet fulltime en hebben daardoor mogelijk recht op belastingteruggave. Van alle studenten die op dit moment een bijbaantje hebben, had 5 procent vorig jaar geen bijbaan. Van degenen die toen wel een bijbaan hadden, heef t 77 procent het afgelopen jaar de belastingaangifte ingevuld. Iets meer dan één op de tien studenten deed dit niet, omdat zij niet wisten dat dit kon. Tabel 15 laat zien dat de onbekendheid onder studenten van 19 jaar of jonger veel groter is dan bij studenten van 22 jaar of ouder. Onder de eerste groep wist 23 procent niet dat aangifte gedaan kon worden, tegen 5 procent van de studenten van 22 en 23 jaar oud. Er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen hbo’ers en wo’ers wat betreft de bekendheid met de mogelijkheid belastingaangifte te doen als je inkomsten hebt. Zij deden even vaak aangifte.
24
Tabel 15:
Percentage studenten met bijbaan dat afgelopen jaar belastingaangifte heeft gedaan, naar leeftijd
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven
Nee, ik wist niet dat dat kon Nee, want ik betaal geen belasting Ik heb de belastingaangifte ingevuld, maar niet opgestuurd (kreeg geen geld terug) Ik heb de belastingaangifte ingevuld en opgestuurd
t/m 19 jaar
20-21 jaar
22-23 jaar
Totaal
% 5 10 4
24 jaar of ouder % 7 6 4
% 23 24 14
% 12 12 12
38
67
81
84
68
% 12 13 9
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
Aan de studenten van 18 jaar en ouder is gevraagd of zij zorgtoeslag ontvangen. Bij meer dan 80 procent van de studenten
6. Tijdsbesteding
van 18 jaar en ouder is het recht op deze toeslag bekend (zie tabel 16). Opvallend is dat 7 procent aangeeft dat ze het niet ontvangen, omdat ‘de ouders de zorgverzekering betalen’. Wie de zorgverzekering betaalt, staat echter los van het recht op zorgtoeslag. De toeslag is persoonsgebonden en jongeren moeten zelf zorgtoeslag aanvragen, ook als zij de zorgverzekering niet zelf betalen. Hbo-en wo-studenten ontvangen even vaak zorgtoeslag; ook de verklaring waarom ze geen zorgtoeslag ontvangen is vergelijkbaar. Het gebruik van zorgtoeslag neemt wel toe met de leeftijd: van de 18 - en 19-jarigen ontvangt 79 procent zorgtoeslag, terwijl van de 22-plussers 85 procent zorgtoeslag ontvangt. Er is geen verschil in de bedragen die studenten krijgen. Gemiddeld ontvangen ze 68 euro per maand aan zorgtoeslag. Dit is gelijk aan het maximale bedrag aan zorgtoeslag dat een alleenstaande kan ontvangen.
25
Tabel 16:
Percentage studenten van 18 jaar of ouder dat zorgtoeslag ontvangt
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven
Ja Nee, die ontvangen mijn ouders voor mij Nee, mijn ouders betalen mijn zorgverzekering Nee, ik heb het wel berekend, maar ik heb hier geen recht op Nee, ik verwacht dat ik hier geen recht op heb Nee, ik woon nog thuis Nee, ik wist niet dat dat kon Anders
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Totaal % 82 7 7 1 1 1 1 1
Van de uitwonende studenten ontvangt 22 procent huurtoeslag (zie tabel 17). Twee op de vijf ontvangen het niet, omdat ze niet in een zelfstandige woonruimte, maar op kamers wonen. In de categorie ‘anders’ is een veel gegeven antwoord dat de student in een koopwoning woont en daardoor geen recht heeft op huurtoeslag. Sommige geven aan dat de huur te hoog is of dat het inkomen van de samenwonende partner te hoog is om recht te hebben op huurtoeslag. Opvallend is dat zes personen bij ‘anders’ aangeven: ‘ik ben nog jonger dan 23 jaar (en heb dus geen recht op huurtoeslag)’. Voor jongeren onder de 23 jaar gelden inderdaad andere regels met betrekking tot de maximale huurgrens, maar het betekent niet dat zij geen recht hebben op huurtoeslag. Gemiddeld ontvangt een student die huurtoeslag krijgt 122 euro per maand: dit verschilt niet tussen hbo- en wo-studenten. Tabel 17:
Ja Nee, Nee, Nee, Nee, Nee,
Percentage uitwonende studenten dat huurtoeslag ontvangt
ik woon op kamers ik heb het berekend, maar ik heb hier geen recht op ik verwacht dat ik hier geen recht op heb anders ik wist niet dat dat kon
Totaal % 22 42 17 10 7 2
26
3
Uitgaven
3.1
Bijdrage van ouders
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding
Aan alle respondenten is gevraagd of bepaalde uitgaven door hun ouders worden betaald en om welke uitgaven het dan gaat. Het gaat om de uitgaven waarvan de kosten door de ouders worden betaald, zonder dat de student iets terug hoeft t e betalen en die waarbij de studenten geen bedrag per maand krijgen om de uitgaven zelf te bekostigen.
2. Inkomsten 3. Uitgaven
Van de ouders draagt 22 procent niet bij aan de kosten van hun kind. Dit betekent dat zij geen specifieke uitgavenposten voor hun kind betalen en ook geen (vast) bedrag per maand bijdragen. Eén op de tien ouders draagt bij door middel van een
4. Sparen en schulden
vast bedrag per maand. Het percentage ouders dat geen specifieke uitgaven betaalt en al dan niet een vast bedrag per
5. Omgaan met geld
maand geeft, neemt toe met de leeftijd. Ouders betalen vaker geen specifieke posten voor uitwonende studenten dan voor thuiswonende. Ouders die wel specifieke posten betalen (zie tabel 18), betalen het vaakst collegegeld (47 procent), gevolgd
6. Tijdsbesteding
door de zorgverzekering (39 procent) en studiemateriaal (37 procent). Voor alle uitgavenposten geldt dat hoe ouder studenten worden, hoe minder vaak de ouders die posten betalen. Ouders van thuiswonende studenten betalen meer kostenposten dan ouders van uitwonende studenten. Voor de uitwonende studenten betaalt 17 procent van de ouders de kamerhuur. De kostenposten waar ouders aan bijdragen verschillen nauwelijks tussen mannen en vrouwen. Tabel 18:
Percentage ouders dat bijdraagt aan de uitgavenposten wanneer studenten deze uitgaven hebben
Huur voor kamer/woning Collegegeld Studieboeken en readers/syllabi Zorgverzekering Inboedelverzekering Aansprakelijkheidsverzekering Internet/tv-abonnement Kosten mobiele telefoon Telefoonverzekering Reisverzekering
Thuiswonend % 50 43 45 47 13 49
Uitwonend % 17 45 33 35 18 22 8 8 8 34
Totaal % 47 37 39 32 10 39
27
3.2 Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding
Bekendheid met de hoogte van de uitgaven
Aan alle hbo- en wo-studenten is gevraagd hoeveel zij zelf en, indien van toepassing, hun ouders per maand besteden aan verschillende uitgavenposten. Dit om de totale kosten van ‘studeren’ te kunnen bepalen. In totaal zijn 34 uitgavenposten voorgelegd. Uitwonende studenten kregen daar vijf posten bij in verband met hun woonlasten. De studenten die aangaven dat zij aan een bepaalde uitgavenpost geld besteden, konden aangeven hoeveel dat per maand is, of als zij dit niet wisten
2. Inkomsten
‘weet niet’ aanklikken. In totaal gaf 18 procent aan dat zij van alle uitgaven wist hoeveel zij daar gemiddeld per maand aan uitgeven; hierin zijn geen verschillen naar achtergrondkenmerken te onderscheiden.
3. Uitgaven
De overige 82 procent kon voor één of meerdere posten de hoogte van de uitgaven niet noemen. Gemiddeld kon men voor
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
vier tot vijf uitgavenposten (4,6) geen bedrag invullen. Hierin is geen verschil te onderscheiden naar opleidingsniveau en woonsituatie. Wel blijkt dat studenten van 24 jaar of ouder beter op de hoogte zijn van hun uitgaven dan studenten van 19 jaar of jonger. Ook blijken vrouwen iets beter op de hoogte van hoeveel zij per maand uitgeven dan mannelijke studenten (4,2 tegen 4,8 uitgavenposten).
6. Tijdsbesteding Tabel 19:
Uitgavenposten waarbij minder dan een kwart van de studenten op de hoogte is van het bedrag dat zij hieraan besteden
Uitgavenpost Aansprakelijkheidsverzekering Reisverzekering Inboedelverzekering Telefoonverzekering Games en computeraccessoires Vakantie Hobby's Recreatie Kleine gadgets en accessoires Boeken (geen studieboeken) Accessoires (sieraden, riem, sjaal et cetera)
Totaal % 79 64 52 51 40 39 38 37 34 28 27
Bij het berekenen van de gemiddelde kosten van studenten is het belangrijk om rekening te houden met het feit dat een groot deel van de studenten niet op de hoogte is van al hun uitgaven. Hoeveel zij gemiddeld uitgeven aan de mobiele
28
telefoon, huur, boodschappen en uitgaan, kunnen zij vaak wel benoemen. De hoogt e van verzekeringskosten is bij velen Inhoudsopgave
minder bekend; 79 procent weet niet hoeveel de aansprakelijkheidsverzekering per maand kost en 64 procent is onbekend met de kosten van de reisverzekering. Een verklaring is dat de ouders deze uitgaven over het algemeen betalen. Tabel 19
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
toont de uitgavenposten waarbij meer dan een kwart van de studenten die geld uitgeven aan desbetreffende uitgave, niet kan aangeven hoeveel dat is.
1. Inleiding 2. Inkomsten
3.3
Gemiddelde kosten
3. Uitgaven
Gemiddeld geven thuiswonende studenten 603 euro per maand uit en ui twonende studenten 1.093 euro, inclusief de kosten die door de ouders worden betaald (tabel 20). Bij uitwonende studenten nemen de gemiddelde uitgaven toe met de leeftijd;
4. Sparen en schulden
bij thuiswonende studenten blijven ze nagenoeg gelijk. Alleen thuiswonende studenten van 19 jaar of jonger geven per
5. Omgaan met geld
maand minder uit. Daarnaast geven de mannen gemiddeld meer uit dan de vrouwelijke studenten, en wo’ers meer dan hbo’ers.
6. Tijdsbesteding Tabel 20:
Gemiddelde kosten per maand, naar achtergrondkenmerken
Geslacht
Leeftijd
Opleidingsniveau
Totaal
Man Vrouw
Thuiswonend € 630 576
Uitwonend € 1133 1061
Totaal € 924 890
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder
545 641 631 623
941 1030 1088 1231
701 855 952 1145
Hbo Wo
618 548
1120 1070
862 967
603
1093
906
29
3.4 Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Tabel 21 toont de gemiddelde kosten naar achtergrondkenmerken voor een aantal uitgavencategorieën. De volgende categorieën worden daarbij onderscheiden: -
Studie: collegegeld, studieboeken en readers/syllabi, studiespullen (schriften, printkosten, pennen);
-
Uiterlijk: kleding en schoenen, accessoires (sieraden, riem en, sjaals), verzorgingsartikelen (gel, make-up,
1. Inleiding 2. Inkomsten
Bestedingen per uitgavenpost
shampoo), kapper; -
Contributies en abonnementen: contributies voor sport, vereniging, muziek, abonnementen op tijdschriften en krant, goede doelen;
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
-
Vervoer: openbaar vervoer, kosten auto en/of scooter (benzine, onderhoud, verzekering);
-
Vrije tijd: uitgaan/stappen, uit eten, recreatie, vakantie, hobby’s;
-
Kosten op jezelf wonen (voor uitwonende student): huur, internetkosten, boodschappen, inboedelverzekering .
5. Omgaan met geld Tabel 21:
Gemiddelde uitgaven aan een uitgavencategorie (alle studenten, exclusief 0)
6. Tijdsbesteding
Geslacht
Leeftijd
Opleidingsniveau
Woonsituatie
Totaal
Studiekosten
Uiterlijk
Vervoer
Vrije tijd
€ 77 85
Contributies en abonnementen € 32 29
Man Vrouw
€ 207 204
€ 59 40
€ 161 101
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder
220 204 191 209
79 81 79 86
29 33 29 32
39 45 47 64
104 133 133 151
Hbo Wo
214 194
86 74
32 30
59 35
131 127
Thuiswonend Uitwonend
228 192
88 77
33 30
61 42
126 132
205
81
31
48
130
30
Tabel 22 en 23 tonen ook deze uitgavencategorieën, alleen dan specifiek voor respectievelijk thuiswonende en uitwonende Inhoudsopgave
studenten. Mannen en vrouwen geven ongeveer evenveel uit aan studiekosten. Vrouwen zijn per maand iets meer kwijt aan uitgaven aan hun uiterlijk, terwijl mannen juist veel meer dan vrouwen u itgeven aan vrije tijd (uitgaan, uit eten, hobby’s).
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Hbo-studenten geven aan uitgaven als studie, uiterlijk en vervoer iets meer uit dan wo -studenten. Deze verschillen in opleidingsniveau zijn iets kleiner als het gaat om uitwonende hbo - en wo-studenten. De gemiddelde maandelijkse
1. Inleiding
vrijetijdsuitgaven en woonlasten (voor uitwonende studenten) zijn vergelijkbaar.
2. Inkomsten
Tabel 22:
Gemiddelde uitgaven aan een uitgavencategorie (thuiswonende studenten, exclusief 0)
Studiekosten
Uiterlijk
€ 231 224
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder Hbo Wo
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Geslacht
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Leeftijd
Opleidingsniveau
Totaal
Man Vrouw
Vervoer
Vrije tijd
€ 84 92
Contributies en abonnementen € 34 31
€ 77 47
€ 155 97
235 231 213 217
83 88 95 99
29 39 30 30
50 64 64 88
104 144 138 128
231 213
91 77
33 32
65 43
129 116
228
88
33
61
126
Voor uitwonende studenten zijn de woonlasten de grootste kostenpost; gemiddeld 488 euro per maand (zie tabel 23). Aan de andere categorieën geven zij gemiddeld minder uit dan thuiswonende studenten. Zo besteedt een thuiswonende student gemiddeld 228 euro per maand aan studiekosten, terwijl een uitwonende hier 192 euro aan uitgeeft.
31
Tabel 23:
Gemiddelde uitgaven aan een uitgavencategorie (uitwonende studenten, exclusief 0)
Studiekosten
Uiterlijk
Contributies en abonnementen
Vervoer
Vrije tijd
€ 190 194
€ 72 82
€ 31 29
€ 51 36
€ 164 103
Kosten op jezelf wonen € 500 478
t/m 19 jaar 20-21 jaar 22-23 jaar 24 jaar of ouder
198 185 183 207
74 77 74 84
28 29 29 33
26 35 41 60
105 125 132 155
422 460 484 563
Hbo Wo
196 190
82 74
31 29
54 34
134 130
493 484
192
77
30
42
132
488
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Geslacht 1. Inleiding 2. Inkomsten
Leeftijd
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Man Vrouw
5. Omgaan met geld Opleidingsniveau 6. Tijdsbesteding Totaal
3.5
Meest voorkomende uitgavenposten
Aan bepaalde posten zijn studenten sowieso geld kwijt, zoals studiegerelateerde uitgaven (collegegeld en studieboeken), de zorgverzekering, kleding en schoenen. Bij andere uitgaven hebben studenten meer keuze of ze hier geld aan uitgeven, de zogenaamde niet-verplichte uitgaven. In tabel 24 staan de tien populairste niet-verplichte uitgaven. Hierbij gaat het niet om de hoogte van het bedrag dat studenten hier aan uitgeven, maar om het percentage studenten dat er geld aan uitgeeft. Deze top 10 is nagenoeg gelijk voor alle studenten, ongeacht hun achtergrondkenmerken (geslacht, opleidingsniveau, leeftijd, woonsituatie). Alleen mannelijke studenten en studenten op de universiteit besteden vaker geld aan contributies dan aan uiterlijke accessoires. Voor studenten van 24 jaar of ouder zijn recreatie en een aansprakelijkheidsverzekering vaker een uitgavenpost dan uiterlijke accessoires en de kapper. Voor uitwonenden zijn kleine gadgets en accessoires voor in huis een vaker genoemde uitgavenpost dan uitgaven aan hobby’s.
32
De minst populaire uitgavenposten, waar minder dan 30 procent van de studenten geld aan uitgeeft, zijn games en Inhoudsopgave
computeraccessoires, abonnementen (voor tijdschriften en krant), roken en drugs en uitgaven voor auto en/of scooter (benzine, onderhoud en verzekeringen).
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Tabel 24:
1. Inleiding
Uitgavenpost
Top 10 uitgavenposten van niet-verplichte uitgaven, inclusief het gemiddelde bedrag per maand (exclusief 0)
2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Mobiele telefoon* Drinken, snoep, snacks tussendoor Cadeaus Verzorgingsartikelen Uitgaan Kapper Uit eten Vakantie Uiterlijke accessoires (sieraden, riemen, sjaals etc) Hobby's
Studenten met deze uitgavenpost % 98 92 91 89 88
Gemiddelde uitgaven per maand € 32 30 17 15 57
73 73 69 65 63
12 28 83 12 28
* Onbedoeld hebben thuiswonende studenten niet kunnen aangeven hoe hoog de maandelijkse mobiele telefoonkosten zijn. Deze zijn nu uitsluitend van uitwonende studenten bekend.
Aan uitwonende studenten is daarnaast gevraagd naar uitgaven die zijn gerelateerd aan het ‘op je zelf wonen’, te weten de huur (inclusief gas/water/elektra), boodschappen, inboedelverzekering en uitgaven aan internet. Alle uitwonenden hebben kosten aan de huur en boodschappen. Zeven van de tien uitwonende studenten geven geld uit aan een internetaansluiting. Niet elke uitwonende student blijkt een inboedelverzekering te hebben: 64 procent van de uitwonenden geeft hier geld aan uit. Aan de studenten die thuis wonen is gevraagd of zij kostgeld betalen. Twee derde van de respondenten doet dat niet. Wel geeft 23 procent van de thuiswonende studenten aan regelmatig boodschappen te doen. Ook draagt 11 procent een bedrag per maand bij in de kosten. De studenten die kostgeld betalen, dragen gemiddeld 153 euro per maand bij. Een aantal respondenten betaalt fors meer, waardoor het gemiddelde hoger ligt dan de mediaan (101 euro per maand). Het aantal studenten dat kostgeld betaalt loopt duidelijk op met de leeftijd. Van de studenten van 24 jaar of ouder betaalt 28 procent
33
kostgeld, tegen 8 procent van de studenten van 19 jaar of jong er. Het aandeel studenten dat meebetaalt aan de Inhoudsopgave
boodschappen is in de genoemde oudere leeftijdscategorie eveneens groter dan in de jongere leeftijdscategorie; 38 ten opzichte van 14 procent. Er is geen significant verschil waarneembaar tussen de hbo - en wo-studenten.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding
3.6
2. Inkomsten
In tabel 25 staan de uitgavenposten waar studenten het meeste geld aan besteden. Aan de meeste van de uitgavenposten uit deze top 10 geeft het merendeel van de studenten geld uit. Alleen aan roken en dr ugs en aan de uitgaven aan de
3. Uitgaven
De hoogste bestedingen per uitgavenpost
auto/scooter (benzine, onderhoud en verzekering) blijkt 21 procent van de studenten geld uit te geven. Onder ‘niet genoemde uitgaven’ wordt herhaaldelijk ‘rijlessen, lenzen, huisdier, bibliotheek of sport’ genoemd.
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
De uitgaven waar gemiddeld maandelijks het meeste geld aan wordt besteed, zijn voor alle studenten hetzelfde; alleen de volgorde binnen deze top 10 verschilt af en toe. Zo geven studenten van 24 jaar of ouder gemiddeld 101 euro per maand uit aan benzine en onderhoud van de auto, onder studenten van 19 jaar of jonger (die deze uitgavenpost hebben) is dit 58 euro per maand. Mannelijke studenten geven meer uit aan uitgaan dan vrouwen; 75 euro tegen 40 euro per maand. De rokende wo-studenten geven hier gemiddeld 43 euro per maand aan uit. Dit is minder dan hun uitgaven aan kleding en uitgaan, die rond de 53 euro per maand liggen. Tabel 25:
Uitgavenposten met hoogste uitgaven per maand (exclusief 0)
Uitgavenpost Collegegeld Zorgverzekering Studieboeken en readers/syllabi Vakantie Benzine + onderhoud auto/scooter Roken en drugs Kleding en schoenen Uitgaan Andere niet genoemde uitgaven Verzekering auto/scooter
Gemiddelde uitgaven per maand € 143 106 84 83 71 60 58 57 56 39
34
3.7 Inhoudsopgave
Kosten van ‘op jezelf wonen’
In tabel 26 staan de gemiddelde uitgaven per maand die uitsluitend uitwonende studenten hebben. Gemiddeld geven zij aan
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
341 euro per maand aan huur kwijt te zijn. Uitwonende hbo-studenten betalen gemiddeld 350 euro per maand; wo-studenten
1. Inleiding 2. Inkomsten
studenten toe. Uitwonende studenten van 20-21 jaar zijn gemiddeld 323 euro per maand kwijt aan huur en 142 euro aan de boodschappen. Bij studenten van 24 jaar of ouder zijn deze maandelijkse kosten 385 euro respectievelijk 177 euro.
3. Uitgaven
Tabel 26:
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
333 euro. Aan boodschappen zijn ze ongeveer evenveel kwijt. Mannen besteden iets meer aan de boodschappen dan vrouwen (161 tegen 144 euro per maand). Met de leeftijd nemen de uitgaven aan huur en boodschappen van de uitwonende
Uitgavenposten met hoogste uitgaven per maand (exclusief 0)
Uitgavenpost Huur Boodschappen Internet en tv Inboedelverzekering
Gemiddelde uitgaven per maand € 341 152 22 7
Aan de studenten die thuis wonen is gevraagd om een schatting te geven hoeveel het per maand zou kosten om op kamers te wonen. Uit tabel 27 blijkt dat 60 procent van de thuiswonende studenten de totale kosten voor huur, energie, verzekeringen en boodschappen lager schatten dan 600 euro per maand, 40 procent denkt dat het meer dan 600 euro per maand kost. De ingeschatte kosten van de thuiswonende studenten komen overeen met de daadwer kelijk kosten die uitwonende studenten hebben opgegeven voor het op zichzelf wonen. De gemiddelde uitgaven aan ‘op jezelf wonen’ komen uit op 488 euro per maand (zie tabel 23).
35
Tabel 27:
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Verwachte maandelijkse kosten aan op jezelf wonen, volgens thuiswonende studenten
Bedrag per maand €
0 – 300 301 – 400 401 – 500 501 – 600 601 – 700 701 – 800 801 – 900 901 – 1000
Totaal % 3 12 26 19 14 14 8 4
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
36
Inhoudsopgave
4
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
4.1
1. Inleiding
Van alle hbo- en wo-studenten spaart 69 procent zelf een bedrag per maand, en 19 procent geeft aan dat de ouders of anderen voor ze sparen. Van de respondenten spaart 26 procent niet zelf en wordt er voor hen ook niet door anderen
2. Inkomsten
gespaard (tabel 28). Onder mannen, oudere studenten en uitwonende studenten komt vaker voor d at er helemaal niet wordt gespaard, dan onder vrouwen, jonge studenten en studenten die nog thuis wonen. Hoe ouder iemand is, hoe minder vaak
3. Uitgaven
Sparen en schulden Sparen
de ouders of anderen voor hem sparen.
4. Sparen en schulden Tabel 28:
Percentage studenten dat spaart of waarvoor wordt gespaard (meerdere antwoorden mogelijk)
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Ik spaar zelf Mijn ouders of anderen sparen voor mij Ik spaar niet zelf en anderen sparen ook niet voor mij
Totaal % 69 19 26
In tabel 29 staat het percentage studenten dat zelf spaart naar achtergrondkenmerken weergegeven. De studenten die niet zelf sparen, maar waarvoor wordt gespaard en de studenten die helemaal niet sparen zijn hierin niet meegenomen. Gemiddeld sparen studenten zelf 96 euro per maand. Het percentage mannen dat zelf spaart is lager dan dat van vrouwen; 64 procent tegen 74 procent. Het gemiddelde bedrag dat zij per maand sparen is wel hoger; 105 euro tegen 89 euro. Het percentage studenten dat spaart neemt af met de leeftijd. Zo spaart 37 procent van de studenten van 24 jaar en ouder niet, tegen 23 procent van de s tudenten van 19 jaar of jonger. Het totale spaarbedrag neemt wel toe met de leeftijd. Tussen hbo - en wo-studenten is geen verschil zichtbaar in het aantal studenten dat spaart en het bedrag dat zij per maand sparen. Het totale spaarbedrag van wo -studenten is wel ruim 1.400 euro hoger dan het totale spaarbedrag van hbo-studenten. Studenten die bij DUO lenen, sparen minder vaak dan studenten die geen lening hebben: 58 procent tegen 80 procent.
37
Tabel 29:
Percentage studenten dat zelf spaart en gemiddeld bedrag per maand (exclusief 0)
Man Vrouw
Aantal % 64 74
Bedrag per maand € 105 89
Totaal spaarbedrag € 5.247 3.894
t/m 19 jaar 20 – 21 jaar 22 – 23 jaar 24 jaar en ouder
77 70 66 63
81 94 110 106
3.950 4.307 4.757 5.408
Hbo Wo
70 68
98 94
3.930 5.364
Woonsituatie
Thuiswonend Uitwonend
76 65
100 94
4.194 4.732
Totaal
Gemiddelde
69
96
4.522
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding
Geslacht
Leeftijd
2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Opleiding
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Om meer te weten te komen over hoe studenten tegen sparen aankijken en hoe zij hiermee omgaan, is aan alle respondenten een aantal stellingen over sparen voorgelegd. Uit tabel 30 kan worden opgemaakt dat studenten in het hoger onderwijs over het algemeen spaargericht zijn. Bijna alle studenten (90 procent) vinden het belangrijk om te sparen, (ook) om te zorgen dat ze geld achter de hand te hebben. De meeste studenten (68 procent) houden ook rekening met de toekomst en richten zich niet alleen op de korte termijn. Als ze geen geld achter de hand hebben, maken de meesten zich zorgen. Het merendeel (74 procent) vindt het zonde om geld van de rekening te halen e n probeert het geld dat ze van de spaarrekening halen zo snel mogelijk weer aan te vullen (69 procent). Ondanks dat zij sparen belangrijk vinden, vindt 40 procent van de studenten sparen wel lastig.
38
Tabel 30:
Stellingen sparen
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Ik vind het zonde om geld van mijn spaarrekening te halen Als ik geld van mijn spaarrekening haal, probeer ik het zo snel mogelijk weer aan te vullen Ik richt me alleen op de korte termijn. De toekomst wijst zichzelf wel uit Als ik geen geld achter de hand heb, maak ik me zorgen Ik zet geld op mijn spaarrekening, maar haal het er vaak ook weer snel van af (omdat ik anders geld te kort kom) Ik vind het moeilijk om te sparen Ik wil graag sparen, zodat ik wat geld achter de hand heb Ik vind het belangrijk om geld te sparen
Helemaal mee oneens % 4
Meer oneens dan eens % 10
Meer eens dan oneens % 27
Helemaal mee eens
N.v.t.
% 47
% 12
4
12
24
45
16
30
38
19
9
5
3 22
11 26
29 23
51 17
6 12
26 1 1
35 6 8
30 42 45
10 50 45
-
Vrouwen vinden sparen vaker belangrijk dan mannen om geld achter de hand te hebben (97 tegen 88 procent). Daarnaast vinden vrouwen het vaker zonde om geld van de spaarrekening te halen, vullen zij hun spaarrekening sneller weer aan, zijn zij minder op de korte termijn gericht en maken zij zich sneller zorgen als zij geen geld achter de hand hebben dan mannen. Mannen geven zelf ook aan dat ze het moeilijker vinden om te sparen; 43 procent tegen 37 procent van de vrouwen. Jonge en oudere studenten, hbo-en wo-studenten en thuis- en uitwonende studenten vinden het allemaal even belangrijk om te sparen. Wel geven studenten van 24 jaar of ouder aan het moeilijker te vinden om te sparen dan studenten van 19 jaar of jonger (46 procent tegen 34 procent). Ook vinden deze jongere studenten het vaker zonde om geld van hun spaarrekening te halen als ze er net geld op hebben gezet, dan de studenten van 24 jaar en ouder. Zij geven dan ook aan minder snel geld van hun spaarrekening te halen. Uitwonende studenten richten zich vaker op de korte termijn, vinden het minder vaak zonde om geld van de spaarrekening af te halen en vullen het ook minder snel weer aan dan thuiswonende studenten. Tussen hbo- en wo-studenten bestaan nagenoeg geen significante verschillen als het gaat om sparen.
39
Van de studenten die niet sparen of waar niet voor wordt gespaard door anderen, heeft 52 procent ook geen spaargeld. Aan Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
de studenten die hebben aangegeven dat zij niet zelf sparen, is gevraagd waarom zij niet sparen. Twee derde geeft aan daar te weinig geld voor te hebben (zie tabel 31). Tabel 31:
Redenen waarom studenten niet sparen (meerdere antwoorden mogelijk)
1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
Ik heb te weinig geld om te kunnen sparen Ik heb het geld hard nodig om van rond te komen Ik spaar wel, maar alleen in de maanden dat ik extra inkomsten had Het lukt mij niet. Ik geef het geld te makkelijk uit Ik geef het geld liever nu uit Ik weet niet waarvoor ik zou moeten sparen
Totaal % 67 60 27 22 12 7
6. Tijdsbesteding
4.2
Lenen bij DUO
In tabel 11, paragraaf 2.2, is het aantal respondenten beschreven dat een rentedragende lening of collegegeldkrediet heef t bij DUO. Van alle studenten in het hoger onderwijs geeft 38 procent aan op dit moment een rentedragende lening te hebben en/of collegegeldkrediet te hebben aangevraagd. Figuur 1 laat zien dat van deze 38 procent: -
64 procent alleen een rentedragende lening heeft;
-
Ongeveer een kwart zowel een rentedragende lening als een collegegeldkrediet heeft;
-
10 procent alleen een collegegeldkrediet heeft.
Figuur 1: Percentage studenten met een rentedragende lening en/of collegegeldkrediet
40
Studenten kunnen online via ‘Mijn DUO’ wijzigingen bijhouden en ook het bedrag opgeven dat zij per maand willen lenen. In Inhoudsopgave
totaal heeft 48 procent van de respondenten een studieschuld bij DUO. Tabel 32 en 33 geven weer hoeveel studenten gemiddeld per maand lenen en hoe hoog hun totale studieschuld bedraagt. In tabel 32 zijn de resultaten uitgesplitst naar
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
achtergrondkenmerken en in tabel 33 naar inkomstenbronnen.
1. Inleiding
Tabel 32:
Respondenten met een studieschuld, leenbedrag per maand en totale studieschuld op dit moment (bedragen excl.0)
Man Vrouw
Totaal % 51 46
Bedrag per maand € 380 347
Totale schuld € 12.122 8.917
t/m 19 jaar 20 – 21 jaar 22 – 23 jaar 24 jaar en ouder
26 41 61 73
273 301 364 470
1.888 5.394 9.402 20.441
Hbo Wo
44 55
336 396
9.882 11.513
Thuiswonend Uitwonend
31 59
289 386
4.909 12.338
2006 en eerder 2007-2008 2009-2010 2011
77 52 42 36
518 343 299 308
22.525 9.734 5.215 5.616
Gemiddeld
48
365
10.644
2. Inkomsten Geslacht 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Leeftijd
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding Opleiding
Woonsituatie
Startjaar studie
Totaal
41
Van de studenten met een studieschuld bij DUO weet 11 procent niet hoe hoog het gemiddelde bedrag per maand is dat zij Inhoudsopgave
lenen (of leenden). Voor zowel het leenbedrag per maand als de totale studieschuld geldt dat alleen de studenten zijn meegenomen die wisten hoe hoog het maandbedrag en de totale schuld was. Hoe ouder de student en hoe eerder hij
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
begonnen is met zijn studie, des te hoger de totale studieschuld. De gemiddelde totale studieschuld bedraagt 10.644 euro. Per maand lenen studenten gemiddeld 365 euro.
1. Inleiding Studenten die geen basisbeurs en aanvullende beurs (meer) krijgen, kunnen die bedragen lenen bij DUO. Tabel 33 laat zien 2. Inkomsten
dat de studieschuld van respondenten die geen recht meer hebben op de basisbeurs of de aanvullende beurs aanzienlijk
3. Uitgaven
hoger is dan van respondenten die daar nog wel recht op hebben. Respondenten die geen geld van hun ouders krijgen en/of geen bijbaan hebben, lenen gemiddeld een hoger bedrag per maand en hebben ook een grotere totale studieschuld.
4. Sparen en schulden Tabel 33:
5. Omgaan met geld
Percentage studenten met een studieschuld, leenbedrag per maand en totale studieschuld op dit moment, naar inkomstenbron (bedragen exclusief 0)
Alleen basisbeurs (BB) Aanvullend (AV) Geen BB en geen AV
Totaal % 38 52 73
Bedrag per maand % 317 288 514
Totale schuld % 6.741 7.205 19.727
Ouders Geen geld ouders
45 53
347 388
8.354 13.528
Bijbaan Geen bijbaan
47 50
349 394
9.361 13.165
Ouders & bijbaan Geen geld ouders & geen bijbaan
44 56
326 412
7.779 18.825
6. Tijdsbesteding Inkomsten
42
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
4.2.1
Reden wel of geen studielening
De voornaamste reden waarom studenten niet lenen is omdat ze geen grote schulden willen maken (68 procent). Als tweede noemt ongeveer de helft van de studenten dat ze geen moeite hebben met rondkomen en daarom geen lening nodig hebben. Bij ‘anders’ werd voornamelijk genoemd dat er geleend wordt bij de ouders (zie tabel 34).
1. Inleiding Tabel 34:
Redenen om geen studielening te nemen (meerdere antwoorden mogelijk)
2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Ik wil geen grote schulden maken Ik heb geen moeite met rondkomen, ik heb dus geen lening nodig Het wordt afgeraden door mijn ouders Ik ben bang dat ik het straks niet kan terugbetalen Ik vind een studielening te duur Anders
Tabel 35:
Totaal % 68 51 35 20 14 4
Hoe kijken studenten aan tegen lenen bij DUO (meerdere antwoorden mogelijk)
Ik heb die lening nodig, anders kan ik écht niet rondkomen Ik zou misschien best met iets minder toe kunnen Ik leen omdat dat het leven gewoon relaxter en leuker maakt Ik gebruik mijn lening om naar het buitenland op stage te kunnen of af te studeren Ik spaar van mijn lening zodat ik na mijn studie geld achter de hand heb Ik leen omdat de voorwaarden gunstig zijn, maar eigenlijk heb ik het niet per se nodig Anders, namelijk Als de mogelijkheid door de overheid wordt geboden, dan vind ik ook dat ik er gebruik van moet maken Lenen bij DUO vind ik geen probleem, als ik het straks niet kan betalen wordt mijn schuld toch kwijtgescholden
Totaal % 65 27 22 13 13 12 5 4 4
43
Aan de studenten die op dit moment geld lenen van DUO (naast een eventuele basisbeurs en aanvullende beurs) of Inhoudsopgave
geleend hebben, is gevraagd hoe zij tegen het lenen bij DUO aankijken (tabel 35). Van deze studenten geeft 65 procent aan dat ze de lening echt nodig hebben of hadden, omdat ze anders niet rond kunnen of konden komen. Ruim een kwart geeft
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
aan dat ze wel met wat minder toekunnen of konden, en iets minder dan een kwart geeft aan dat zij lenen of leenden om het leven leuker te maken.
1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven
4.2.2
Kennis en mening lenen DUO
Om de kennis van studenten over lenen bij DUO te testen, is hen een aantal stellingen voorgelegd waarvan zij moesten
4. Sparen en schulden
aangeven of deze ‘juist’ of ‘onjuist’ waren. Tabel 36 laat zien hoe de respondenten hierop scoorden, inclusief het aantal studenten dat geen antwoord wist te geven op de vraag. Het beste wordt gescoord op de stellingen die gaan over de
5. Omgaan met geld
consequenties van lenen. Zo wist 71 procent het goede antwoord te geven op de stelling dat als je een huis wilt gaan kopen, je ook rekening moet houden met je studieschuld. Ook weet 83 procent dat hoe langer je over het aflossen van je schuld
6. Tijdsbesteding
doet, hoe meer je betaalt. Tabel 36:
Kennisvragen studielening (goed of fout beantwoord)
Je betaalt pas rente over je studieschuld als je bent afgestudeerd (onjuist) Als je een huis wilt gaan kopen, hoef je geen rekening te houden met je studieschuld (onjuist) Het maakt niet uit hoe lang je doet over het aflossen van je schuld, je betaalt in totaal toch evenveel (onjuist) De rente van een lening bij DUO is aftrekbaar van de belasting (onjuist) De rente van je lening bij DUO verandert na je afstuderen ieder jaar (onjuist)
Goed % 49
Fout % 29
Weet ik niet % 21
71
14
15
83
7
10
33 29
16 29
51 41
Daarentegen zijn studenten minder goed op de hoogte als het gaat om de leenvoorwaarden van DUO. Zo weet maar bijna de helft van de respondenten dat je direct rente opbouwt over je lening, en niet pas als je bent afgestudeerd. Het minst werd gescoord op de bewering dat de rente van de lening ieder jaar na afstuderen verandert. Slechts 29 procent heeft deze vraag
44
goed beantwoord. Het percentage dat ‘weet niet’ heeft ingevuld, is bij deze stelling dan ook ho og. De respondenten die niet Inhoudsopgave
lenen bij DUO geven in het algemeen minder vaak het goede antwoord dan de studenten die wel lenen bij DUO.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Als laatste is naar mening van de studenten gevraagd over het lenen bij DUO en lenen in het algemeen (tabel 37). Van alle respondenten is 55 procent het er (helemaal) mee eens dat lenen bij DUO te gemakkelijk wordt gemaakt. Ongeveer
1. Inleiding
hetzelfde percentage (56 procent) ziet het lenen bij DUO als een investering in de toekomst. Driekwart van de respondenten vindt dat leeftijdsgenoten te gemakkelijk over lenen denken en 69 procent is van mening dat leeftijdsgenoten niet over de
2. Inkomsten
financiële consequenties op lange termijn nadenken.
3. Uitgaven
Tabel 37:
Stellingen lenen bij DUO
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Lenen bij DUO wordt te gemakkelijk gemaakt Lenen bij DUO is niet erg, dat is een investering in de toekomst Er wordt door leeftijdsgenoten te gemakkelijk gedacht over lenen Leeftijdsgenoten denken niet na over de financiële consequenties op lange termijn van een lening bij DUO Als je moet lenen, kun je niet met geld omgaan
Helemaal mee oneens % 8
Meer oneens dan eens % 22
Meer eens dan oneens % 32
Helemaal mee eens % 23
Weet ik niet / geen mening % 16
9
28
38
18
8
3
14
33
42
9
4
15
35
34
12
32
45
18
4
-
45
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
4.3
Rood staan
Tabel 38 laat zien dat 71 procent van de respondenten nooit rood staat. Daarvan kan 53 procent ook niet rood staan. Van de respondenten die wel (eens) rood staan, neemt het gemiddelde bedrag dat zij per keer rood staan toe met de frequentie van roodstand.
1. Inleiding 2. Inkomsten
Tabel 38:
Mate van rood staan
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Altijd, (bijna) elke dag Regelmatig, meestal een paar dagen per maand Af en toe Zelden Nooit, maar ik heb wel de mogelijkheid om rood te staan Nooit, want ik kan niet rood staan
Gemiddeld € 956 262 115 52 -
Mediaan € 700 200 100 20 -
Totaal % 9 6 7 9 18 53
Aan de studenten die rood kunnen staan, is gevraagd wat de reden daarvan is (tabel 39). Van de respondenten geeft 34 procent aan dat dat voor de zekerheid is, voor het geval zij een keer krap zitten. Van de studenten die (bijna) altijd rood staan zegt 62 procent de extra ruimte nodig te hebben om rond te kunnen komen. Van de studenten die regelmatig rood staan, doet 47 procent dat omdat ze anders niet rondkomen en kan 26 procent rood staan voor het geval dat zij een keer krap zitten. Het grootste gedeelte van de studenten dat af en toe of zelden rood staat, heeft aangegeven dat zij rood kunnen staan in geval van nood (voor de zekerheid). Bijna de helft van de studenten die nooit rood staan maar wel de mogelijkheid hebben, geeft aan hier niet over nagedacht te hebben (‘de ban k bood het aan’). Bij ‘anders’ wordt voornamelijk genoemd: om te voorkomen dat automatische incasso’s niet afgeschreven kunnen worden.
46
Tabel 39:
Redenen om rood te staan
Totaal % 34 23 21 11 11
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten
Voor de zekerheid, mocht ik een keertje krap zitten Anders kom ik niet rond, ik heb die extra financiële ruimte nodig Niet over nagedacht, de bank bood het aan Makkelijk/handig Anders, namelijk
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Onderzocht is of er een verband is tussen de frequentie waarmee de respondenten rood staan en een e ventuele lening bij DUO. Tabel 40 laat zien dat 88 procent van de respondenten die (bijna) altijd rood staan, ook leent bij DUO. Van de
5. Omgaan met geld
respondenten die regelmatig of af en toe rood staan, leent respectievelijk 79 en 66 procent. Van de respondenten die niet rood (kunnen) staan, leent 41 procent. De respondenten die altijd rood staan, lenen hogere bedragen bij DUO dan
6. Tijdsbesteding
respondenten die minder vaak rood staan. Tabel 40:
Aantal leners en gemiddeld bedrag per maand (DUO), naar mate van roodstand
Altijd, (bijna) elke dag Regelmatig, meestal een paar dagen per maand Af en toe Zelden Nooit, maar ik heb wel de mogelijkheid om rood te staan Nooit, want ik kan niet rood staan
4.4
Totaal % 88 79 66 54 31 41
Bedrag per maand € 447 426 384 322 379 325
Overige schulden
Behalve naar leningen bij DUO is ook gevraagd of respondenten geld lenen van anderen, zoals van familie en vrienden of van een financiële instelling. Eén op de tien studenten geeft aan geld van anderen te lenen. In tabel 41 is weergegeven van wie zij in dat geval geld lenen. Het gemiddelde schuldbedrag van dit type lening bedraagt 1.214 euro. Het grootste gedeelte geeft aan geld van zijn of haar ouders te lenen (61 procent).
47
Tabel 41:
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Percentage studenten dat op dit moment (ook) geld leent van anderen of van een financiële in stelling (meerdere antwoorden mogelijk)
Van ouders Bij een bank of andere financiële instelling (niet roodstaan) Van vriend/vriendin Van overige familie Van vrienden of kennissen Van de studentenvereniging of studievereniging Bij een winkel/postorderbedrijf Overig
Totaal % 61 15 11 8 6 5 3 6
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Daarnaast is gevraagd of er sprake is van openstaande rekeningen, producten die op afbetaling zijn gekocht of dat er sprake is van andere betalingsachterstanden. Van alle respondenten geeft 89 procent a an dat dit niet het geval is. Tabel 42 laat zien dat kopen op afbetaling en openstaande rekeningen van de zorgverzekering de meest voorkomende schulden zijn. Bij ‘anders’ werden onder andere ‘een schuld bij ouders’ en ‘huurachterstand’ genoemd. De 11 procent van de studenten die wel één van de achterstanden uit tabel 42 hebben, hebben gemiddeld een totale betalingsachterstand van 458 euro. Tabel 42:
Ik Ik Ik Ik Ik Ik
heb heb heb heb heb heb
Percentage studenten met betalingsachterstanden (meerdere antwoorden mogelijk)
een product op afbetaling gekocht openstaande rekeningen voor de zorgverzekering openstaande rekeningen voor de mobiele telefoon boetes die al betaald hadden moeten zijn een betalingsachterstand van mijn creditcardrekening en/of klantenkaart nog andere openstaande rekening(en), namelijk:
Totaal % 27 24 14 16 12 39
48
4.5 Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Overzicht schulden
Tabel 43 laat het gemiddelde schuldbedrag zien van respondenten die hebben aangegeven een bepaalde schuld te hebben. Tabel 43:
Gemiddeld schuldbedrag (exclusief 0)
Bedrag € 10.644 1.214 458 428
1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven
Studieschuld bij DUO Lening bij anderen Betalingsachterstanden Roodstand
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
In dit hoofdstuk over lenen is naar verschillende vormen van leningen gevraagd:
6. Tijdsbesteding
-
Lening bij DUO;
-
Lening bij anderen (familie, vrienden, financiële instellingen);
-
Overige leningen/betalingsachterstanden;
-
Roodstand: altijd of regelmatig.
Gekeken is hoeveel van deze verschillende soorten leningen een student in totaal heeft (tabel 44). Van alle studenten geeft 44 procent aan helemaal geen lening te hebben. Verder heeft onder andere 36 procent één type lening, en gaf 2 procent van alle studenten aan alle genoemde soorten leningen te hebben. Tabel 44:
Aantal soorten leningen dat een student heeft, naar aanwezigheid van type lening
Aantal leningen
0 1 2 3 4
Studenten met DUOlening % 61 25 11 4
Studenten die altijd of regelmatig roodstaan % 9 48 31 12
Studenten die lenen van anderen % 28 34 22 15
Totaal % 44 36 13 5 2
49
Van de studenten met een lening bij DUO, is dit voor de meesten (61 procent) ook de enige lening. Slechts 4 procent van Inhoudsopgave
deze studenten heeft alle vormen van leningen. Dit is anders voor studenten die lenen van anderen, en voor studenten die regelmatig of altijd roodstaan. Van degenen die frequent roodstaan, is dit voor 9 procent de enige schuld; 48 procent heeft
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
daarnaast nog één van de andere drie soorten schulden en 12 procent van deze groep heeft alle vormen van leningen. Een lening bij DUO gaat dus niet direct gepaard met vele andere typen leningen/schulden. Regelmatig of altijd roodstaan is
1. Inleiding
daarentegen wel een signaal dat er waarschijnlijk ook andere schulden aanwezig zijn.
2. Inkomsten
Om inzicht te krijgen in de kenmerken die direct van invloed zijn op de aanwezigheid van een studielening, is een
3. Uitgaven
multivariate analyse toegepast. Door alle mogelijke verklarende variabelen tegelijkertijd mee te nemen, kan worden bepaald welke kenmerken daadwerkelijk van invloed zijn op het hebben van een lening bij DUO, zonder dat andere kenmerken daar
4. Sparen en schulden
(indirect) de oorzaak van zijn. Tabel 45 toont de resultaten van een logistische regressie. Met deze analysetechniek wordt de kans voorspeld dat een ‘gebeurtenis’ (het hebben van een lening bij DUO) zich gaat voordoen. Het maakt inzichtelijk
5. Omgaan met geld
welke kenmerken van de student de kans op het hebben van een lening bij DUO vergroten. De kenmerken waarvan met grote betrouwbaarheid gesteld kan worden dat zij van invloed zijn op de kans dat een student een lening bij DUO heeft, zijn
6. Tijdsbesteding
weergegeven met een (+)+ en een (-)-. Als in de tweede kolom niets staat aangegeven, dan heeft dit kenmerk geen invloed op de kans op een studielening. Een positief teken betekent dat met dit kenmerk de kans op de aanwezigheid van een studielening vergroot; een negatief teken geeft aan dat de aanwezigheid van dit kenmerk de kans op een studielening wordt verkleind. Tabel 45:
2
De invloed van kenmerken op de kans dat een student een lening bij DUO heeft (N=2912; Nagelkerke R =0.247)
Kenmerk Achtergrondkenmerken Leeftijd Universitaire opleiding (referentie = hbo)* Uitwonend (referentie = thuiswonend) Vrouw (referentie = man) Eerste opleiding van de student Inkomensvormen** Heeft een bijbaantje Ontvangt maandelijkse bijdrage van ouders Ontvangt basisbeurs Ontvangt aanvullende beurs
Invloed*** ++ ++ --
--++
50
(vervolg tabel 45)
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Invloed***
Houding en vaardigheden** Is impulsief Is bewust bezig waar geld aan wordt besteed Is prijsbewust Vindt sparen belangrijk Geeft geld direct uit Heeft een geordende administratie Ervaringen tijdens studietijd** Heeft buitenlandervaring Heeft bestuurservaring Constante * ** ***
+
-++ -
++ -
Referentie geeft de groep aan waarmee vergeleken is Bij deze kenmerken wordt de groep die wel over een bepaald kenmerk beschikt vergeleken met de groep die het kenmerk niet beschikt ++ positief effect; significant op 1%-niveau/ + :positief effect; significant op 5%-niveau -negatief effect; significant op 1%-niveau/ - :negatief effect; significant op 5%-niveau
De resultaten laten zien dat de kans op het hebben van een studielening groter wor dt naarmate men ouder is, uitwonend is in plaats van thuiswonend en als de student met een tweede of volgende opleiding bezig is. Of de student op het hbo of het wo zit, heeft geen invloed op de kans op de aanwezigheid van een studielening. Studenten die een basisbeurs en/of een maandelijkse bijdrage van ouders ontvangen, hebben minder kans op een studielening. Studenten die juist een aanvullende beurs ontvangen, hebben meer kans op een studielening. Als een student naar het buitenland gaat voor de studie, vergroot dit de kans op een DUO-lening niet. Bestuurservaring daarentegen wel. Studenten die impulsief zijn, hebben een grotere kans op het hebben van een lening bij DUO. Degenen die sparen belangrijk vinden, hebben juist een kleinere kans. Of een stud ent bewust met geld bezig is (prijsbewust en goed let op zijn uitgaven), blijkt niet van invloed.
51
Tabel 46:
Stellingen zorgen over leningen door studenten die een lening hebben
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Ik maak mij nog niet druk of ik mijn lening(en) wel kan afbetalen Ik had liever minder geleend Mijn leengedrag is geheel verantwoord Mijn lening(en) ervaar ik als een last Ik zou best meer kunnen werken om minder te hoeven lenen Voordat ik de lening(en) heb afgesloten heb ik gekeken wat mij die straks gaat (/gaan) kosten
Helemaal mee oneens % 20
Meer oneens dan eens % 28
Meer eens dan oneens % 26
Helemaal mee eens % 20
Weet ik niet / geen mening % 6
11 5
16 19
28 41
36 28
9 8
9
24
33
28
7
33
30
18
11
8
17
24
26
24
10
Aan de studenten die een lening of schuld hebben is een aantal stellingen over lenen voorgelegd (tabel 46). Hieruit blijkt dat bijna de helft van de respondenten zich nog niet druk maakt of zij hun lening wel kunnen afbetalen. Ruim twee derde vindt zijn eigen leengedrag geheel verantwoord, terwijl paragraaf 4.2.2 oo k liet zien ‘dat drie kwart van de respondenten vindt dat leeftijdsgenoten te makkelijk denken over lenen en 69 procent is van mening dat leeftijdsgenoten niet over de financiële consequenties op lange termijn nadenken’. Toch zegt ook 64 procent dat zij liever minder hadden geleend en ervaart 71 procent zijn lening als een last. In het algemeen geeft 29 procent aan meer te kunnen werken, om zo minder te hoeven lenen. (Slechts) de helft heeft voor het afsluiten van de lening gekeken wat het straks gaat koste n om de lening terug te betalen.
52
Inhoudsopgave
5
Omgaan met geld
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
5.1
Rondkomen en geld tekort
1. Inleiding
Tabel 47 laat zien dat een kwart van de respondenten (zeer) gemakkelijk rond komt en dat 28 procent aangeeft dat zij eerder gemakkelijk kunnen rondkomen dan moeilijk. Iets minder dan de helft (47 procent) heeft moeite met rondkomen. Van
2. Inkomsten
de thuiswonende studenten geeft 57 procent aan (gemakkelijk) rond te kunnen komen tegen 51 procent van de uitwonende studenten. De studenten van 19 jaar of jonger kunnen ook gemakkelijker rondkomen dan studenten van 24 jaar of ouder: 58
3. Uitgaven
procent tegen 44 procent.
4. Sparen en schulden Tabel 47:
Hoe goed kom je maandelijks rond
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Zeer moeilijk Moeilijk Eerder moeilijk dan gemakkelijk Eerder gemakkelijk dan moeilijk Gemakkelijk Zeer gemakkelijk
Totaal % 5 11 31 28 19 7
Studenten die geld lenen, komen moeilijker rond dan studenten die niet lenen. Ook spaarders komen beter rond dan niet spaarders (zie tabel 48). Er is een duidelijk verschil tussen studenten die bij DUO lenen en studenten die (ook) op een andere manier lenen (bijvoorbeeld bij ouders, vrienden en/of financiële instellingen). Van degenen die bij DUO lenen komt 21 procent (zeer) moeilijk rond. Van degenen die bij ouders of bij een financiële instelling lenen komt 33 procent (zeer) moeilijk rond.
53
Tabel 48:
Rondkomen, naar spaar- en leengedrag van studenten
(Zeer) moeilijk
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Eerder moeilijk dan makkelijk % 35 26
Eerder makkelijk dan moeilijk % 27 29
(Zeer) makkelijk
Lenen bij DUO
Wel Niet
% 21 12
% 17 34
Lenen bij anderen
Wel Niet
33 14
39 30
23 29
6 28
Sparen
Wel Niet
11 23
28 34
30 26
32 18
16
31
28
26
19 of jonger 20 of 21 jaar 22 of 23 jaar 24 jaar of ouder
Nooit % 31 25 23 18
Soms % 54 53 56 54
Regelmatig % 15 22 21 28
Hbo Wo
23 28
53 56
24 16
Thuiswonend Uitwonend
30 21
51 55
19 22
25
54
21
1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
Totaal
6. Tijdsbesteding Tabel 49:
Leeftijd
Opleiding
Woonsituatie
Totaal
Percentage studenten dat geld tekort komt
54
Uit tabel 49 komt naar voren dat een kwart van de studenten nooit geld tekort komt en één op de vijf regelmatig. Inhoudsopgave
Uitwonenden komen vaker geld tekort dan thuiswonende studenten, en hbo -studenten komen vaker geld tekort dan wostudenten. Tussen mannen en vrouwen bestaan geen significante verschillen.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Van de studenten die (zeer) moeilijk rondkomen, komt 63 procent ook regelmatig geld tekort (tabel 50). Van de studenten
1. Inleiding
die bij DUO lenen, geeft 14 procent aan nooit geld tekort te komen, tegen 35 procent van degenen die niet bij DUO lenen.
2. Inkomsten
Tabel 50:
Mate van geld tekort, naar financieel gedrag
(Zeer) moeilijk Eerder moeilijk dan makkelijk Eerder makkelijk dan moeilijk (Zeer) makkelijk
Nooit % 2 6 24 63
Soms % 35 64 71 36
Regelmatig % 63 30 5 1
Lenen bij DUO
Niet Wel
35 14
52 57
13 29
Lenen bij anderen
Niet Wel
27 6
55 45
18 48
Sparen
Niet Wel
18 30
52 55
29 14
25
54
21
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Rondkomen
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Totaal
55
Aan degenen die soms of regelmatig geld te kort komen is, gevraagd wat zij in dat geval doen (tabel 51). Veel studenten Inhoudsopgave
gaan in die gevallen verstandig met hun geld om: ze halen geld van hun spaarre kening, gaan meer werken of doen niks (want: op = op). Toch geeft ook één op de vier aan wel eens geld aan de ouders te vragen in dergelijke situatie en een kwart
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
staat dan rood.
1. Inleiding
Tabel 51:
Mogelijkheden bij geld tekort (meerdere antwoorden mogelijk)
2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Ik gebruik geld van mijn spaarrekening Ik vraag geld aan mijn ouders Ik ga meer werken Ik doe niets, want op = op Ik ga rood staan op de bank Ik vraag geld aan vrienden (of broers/zussen) Anders Ik koop met mijn creditcard Ik koop op afbetaling Ik vraag geld aan de studie- en/of studentenvereniging
Totaal % 53 37 34 34 24 9 7 6 2 1
Aan alle studenten is de stelling voorgelegd: ‘als ik geld tekort kom, ga ik geld besparen’. Hier was 32 procent van de respondenten het volledig mee eens en 54 procent het meer eens dan oneens.
5.2
Inzicht en overzicht
Eén van de competenties voor goed omgaan met geld is dat iemand overzicht heeft over zijn financiële situatie, zodat hij inzicht heeft in de mogelijkheden om inkomsten en uitgaven met elkaar in balans te houden. Om dit te kunnen realiseren moet je over diverse vaardigheden beschikken. Eén van deze vaardigheden is het op orde brengen van de papieren administratie, het bijhouden van de inkomsten en uitgaven en het controleren van de bankafschriften. Bijna alle studenten (93 procent) bekijkt zijn bankrekening minimaal één keer per twee weken; slechts één procent doet dit (bijna) nooit. Er blijken geen verschillen tussen verschillende achtergrondkenm erken van studenten te bestaan (tabel 52).
56
Tabel 52:
Mate waarin studenten op hun bankrekening kijken
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven
Iedere dag Minimaal 1 keer per week 1x in de 2 weken Ongeveer 1x per maand Minder dan 1x per maand (Bijna) nooit Ik heb geen eigen bankrekening
Totaal % 20 54 19 6 1 1 <1
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Het bijhouden van de uitgaven wordt door studenten vooral globaal gedaan (tabel 53). Een merendeel (54 procent) doet dit door af en toe de afschrijvingen te controleren en/of gewoon ‘uit het hoofd’ te bedenken wat er zoal uitgegeven is (42 procent). Van alle studenten houdt 28 procent exact de uitgaven bij via een (digitaal) kasboekje en 19 procent controleert de afschrijvingen heel precies. De manier waarop een student de uitgaven bijhoudt is niet afhankelijk van zijn geslacht, opleidingsniveau, leeftijd of woonsituatie. Tabel 53:
Manier waarop studenten bijhouden hoeveel ze uitgeven (meerdere antwoorden mogelijk)
Af en toe bekijken van de afschrijvingen In het hoofd Het exact controleren van de afschrijvingen Via de computer Via de site van de bank (online kasboek) In een kasboekje of schrift Geen
Totaal % 54 42 19 15 8 5 5
Tabel 54 laat zien dat bijna twee derde van de studenten een geordende administratie heeft, waarbij zij belangrijke papieren in een map, ordner of speciale lade stoppen. Bij een derde van de studenten levert de administratie dus geen overzicht over
57
de geldzaken op: 23 procent bewaart alle belangrijke papieren op één grote berg, 7 procent gooit alles weg en 6 procent Inhoudsopgave
laat de ouders de administratie voor hen bijhouden.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Tabel 54:
Manieren waarop de administratie wordt bijgehouden, naar achtergrondkenmerken
Ik bewaar alles op een grote berg
Heb ik niet, ik gooi alles weg
Ik stop alles geordend weg
Man Vrouw
% 27 20
% 8 5
% 59 70
Mijn ouders houden mijn administratie bij % 6 6
t/m 19 jaar 20 – 21 jaar 22 – 23 jaar 24 jaar en ouder
21 23 26 25
6 8 5 6
62 64 65 68
11 6 4 1
Hbo Wo
22 25
7 6
64 65
7 4
Thuiswonend Uitwonend
19 26
6 7
66 63
9 4
23
7
64
6
1. Inleiding 2. Inkomsten
Geslacht
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Leeftijd
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding Opleiding
Woonsituatie
Totaal
Vrouwen hebben vaker hun administratie op orde dan mannen (70 tegen 59 procent). Mannen bewaren vaker alles op een grote berg of gooien alles weg. Het percentage studenten dat alles weggooit is 7 procent. Bij bijna één op de tien thuiswonende studenten wordt de administratie nog door de ouders bijgehouden . Hoe ouder men wordt, hoe minder vaak ouders de administratie bijhouden. Aan de studenten zijn nog een aantal stellingen voorgelegd over de financiële administratie die zij voeren. Negen op de tien studenten betalen hun rekeningen op tijd. Uit tabel 55 blijkt dat de meeste studenten niet exact bijhouden hoeveel ze
58
uitgeven, maar dit ‘globaal’ doen. Het merendeel (70 procent) geeft echter wel aan overzicht te hebben hoeveel en waaraan Inhoudsopgave
ze geld besteden. Ook controleert driekwart altijd of rekeningen en afs chrijvingen kloppen.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Tabel 55:
Stellingen over overzicht en inzicht in geldzaken
1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Ik ben netjes in het betalen van rekeningen Ik betaal mijn rekening altijd op tijd Ik controleer altijd of mijn rekening en afschrijvingen kloppen Ik heb overzicht over hoeveel en waaraan ik mijn geld uitgeef Als de financiële administratie niet op orde is, geeft mij dat een onrustig gevoel Door digitale rekeningen is het moeilijk om overzicht te houden
Helemaal mee oneens % 2 2 6
Meer oneens dan eens % 7 8 18
Meer eens dan oneens % 35 28 35
Helemaal mee eens % 57 62 41
7
23
43
27
6
16
40
38
39
33
18
10
Vrouwen houden de financiële administratie beter bij dan mannen: ze betalen rekeningen vaker op tijd en controleren vaker de rekeningen en afschrijvingen. Vrouwen hebben ook vaker dan mannen een onrustig gevoel als de financiële administratie niet op orde is. Ze vinden het lastiger om overzicht te houden door digitale rekeningen dan mannen. Tussen de verschillende leeftijdscategorieën bestaan nauwelijks verschillen. Dit geldt oo k voor de woonsituatie en het opleidingsniveau.
59
5.3 Inhoudsopgave
Verantwoord geld besteden
Een andere belangrijke competentie voor goed omgaan met geld is dat je in staat bent verantwoord je geld te besteden,
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
zodat er geen tekorten ontstaan. Het is belangrijk om bewuste keuzes te maken: prijzen en voorwaarden van producten
1. Inleiding 2. Inkomsten
Het merendeel van de studenten geeft zijn geld bewust uit. Zo blijkt uit tabel 56 dat 89 procent van de studenten op de prijs letten voordat ze iets kopen, en kijkt 94 procent van de studenten of zij het kunnen betalen voordat ze iets groots/duurs
3. Uitgaven
kopen. Een kwart van de studenten koopt vaak spullen die ze eigenlijk niet nodig hebben. Van de studenten geeft 78 procent aan dat studenten hard werken en het daarom ook verdienen om leuke dingen te kunnen doen.
4. Sparen en schulden
vergelijken en je niet door alles laten verleiden.
Tabel 56:
Stellingen over bewust uitgeven
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding Ik let altijd op de prijs als ik iets koop Als ik iets groots/duurs wil kopen, bekijk ik eerst of ik dat kan betalen Voordat ik een verzekering of abonnement afsluit, vergelijk ik verschillende aanbieders met elkaar Ik houd mij bewust bezig met waar ik mijn geld aan uitgeef Ik koop vaak spullen die ik eigenlijk niet nodig heb (impulsaankopen) Als ik geld heb, geef ik het direct uit Als ik wat geld krijg, denk ik meteen aan wat ik daarvan kan kopen Ik vind het leuk om veel spullen te kopen Studenten werken hard, dan verdien je het ook om leuke dingen te kunnen doen (bijvoorbeeld vakantie, uitgaan, iets leuks kopen)
Helemaal mee oneens % 3 1
Meer oneens dan eens % 8 5
Meer eens dan oneens % 39 21
Helemaal mee eens
2
7
25
66
2 24
17 51
49 19
32 6
37 26
46 42
14 25
3 7
11 3
34 18
41 46
14 32
% 50 73
60
Er zijn geen verschillen naar leeftijd en de woonsituatie. Wel zijn er verschillen naar opleidingsnive au en tussen mannen en Inhoudsopgave
vrouwen. Studenten van de universiteit besteden hun geld bewuster dan hbo -studenten: ze letten meer op prijzen en of ze wel of niet in staat zijn iets te kunnen kopen. Hbo’ers zijn impulsiever: ze geven vaker aan spullen te kopen die ze eigenlijk
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
niet nodig hebben (28 procent tegen 21 procent van de wo’ers) en geven vaker geld dat ze hebben direct uit (20 procent tegen 13 procent van de wo’ers).
1. Inleiding De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn wat dubbel. Enerzijds letten vrouwelijke s tudenten iets meer op de prijs als 2. Inkomsten
ze iets kopen dan mannen (92 procent tegen 86 procent) en letten ze vaker op of ze iets wel kunnen betalen (96 procent
3. Uitgaven
tegen 92 procent van de mannen. Anderzijds doen vrouwen wel vaker impulsaankopen dan mannen (29 procen t tegen 22 procent).
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
5.4
Omgaan met geld
6. Tijdsbesteding
De meeste studenten vinden van zichzelf dat ze goed met geld omgaan: 42 procent geeft zichzelf een acht of hoger als rapportcijfer voor de manier waarop zij met geld omgaan (tabel 57). Iets meer dan één op de tien (13 procent) geeft zichzelf een onvoldoende (een vijf of lager). Studenten op het hbo geven zichzelf een lager cijfer dan studenten op de universiteit: 16 procent van de hbo’ers geeft zichzelf een onvoldoende tegen 9 procent van de wo’ers. Terwijl van de wo’e rs 45 procent zichzelf een acht of hoger geeft, tegen 39 procent van de hbo’ers. Jongens vinden dat ze slechter omgaan met geld dan meisjes. Van de jongens geeft 16 procent zichzelf een onvoldoende tegen 10 procent van de meisjes. Van de meisjes geeft 44 procent zichzelf een acht of hoger; dit doet 39 procent van de jongens. Tabel 57:
Geld tekort
Rondkomen
Zelfrapportage (rapportcijfer van 1 t/m 10) over omgaan met geld, naar manier waarop student met geld omgaat
Nooit Soms Regelmatig
Onder de 6 % 1 11 32
6 of 7 % 30 52 45
8 of hoger % 69 37 22
(Zeer) moeilijk Eerder moeilijk dan makkelijk Eerder makkelijk dan moeilijk (Zeer) makkelijk
28 18 8 4
40 57 51 28
32 25 41 68
61
(vervolg tabel 57)
Ik bewaar alles op een grote berg Heb ik niet, ik gooi alles weg Alles stop ik geordend weg Mijn ouders houden mijn administratie bij
Onder de 6 % 19 37 9 14
6 of 7 % 51 41 44 47
8 of hoger % 30 23 48 39
Sparen
Niet Wel
21 7
49 42
31 51
Lenen bij anderen
Niet Wel
12 25
45 49
44 26
13
45
42
Inhoudsopgave Administratie Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld Totaal 6. Tijdsbesteding
Het rapportcijfer dat studenten zichzelf toekennen is overeenkomstig met het financiële gedrag. Van de studenten die alles weggooien en verder geen administratie bijhouden, geeft 37 procent zichzelf een onvoldoende als het gaat over hoe ze zelf vinden dat ze met geld omgaan, tegen 9 procent van degenen die alles geordend opbergen. Zelfinzicht is dus wel aanwezig bij de studenten. Er bestaat een discrepantie tussen het rapportcijfer dat studenten zichzelf geven en het cijfer dat ze studiegenoten geven als het gaat om omgaan met geld. Het rapportcijfer aan medestudenten ligt lager. Van de respondenten geeft slechts 9 procent studiegenoten een 8 of hoger; 22 procent geeft studiegenoten een onvoldoende. Het merendeel van d e studenten (69 procent) beoordeelt het geldgedrag van studiegenoten met een 6 of 7.
62
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten
5.5
Money Mindsets
Stichting Weet Wat Je Besteedt (WWJB) heeft op basis van een onderzoek onder ruim 1.100 jongeren tussen 12 en 25 jaar geldtypen vastgesteld. De jongeren kregen allerlei stellingen voorgelegd over geld. Op basis van de antwoorden op de stellingen konden zes onderscheidende kenmerken worden geformuleerd: impulsiviteit, statusgerichtheid, behoefte aan controle, onafhankelijkheid, leenaversie en leenbereidheid . Op basis van de scores op deze zes kenmerken zijn vier verschillende geldtypes te onderscheiden. De jongeren binnen één type denken op vergelijkbare manier over geldzaken en hebben dezelfde houding ten aanzien van geld ( Money Mindsets, WWJB 2010).
3. Uitgaven Tabel 58:
Geldtypen, naar achtergrondkenmerken
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
Geslacht
6. Tijdsbesteding Woonsituatie
Opleiding
Totaal
Man Vrouw
Trendsetter % 37 20
Regelaar % 20 28
Levensgenieter % 21 29
Toekomstplanner % 22 24
Thuiswonend Uitwonend
31 26
24 24
20 28
25 21
Hbo Wo
31 24
23 26
24 27
23 23
28
24
25
23
In dit onderzoek onder studenten zijn dezelfde stellingen meegenomen als in het onderzoek van Weet Wat je Besteedt, zodat gekeken kan worden in welke verhouding de geldtypen onder studenten voorkomen. Uit het onderzoek va n WWJB bleek dat van alle jongeren tussen de 12 en 25 jaar, 30 procent trendsetter is, 29 procent regelaar, 25 procent levensgenieter en 16 procent toekomstplanner. In tabel 58 is te zien dat onder studenten elk geldtype ongeveer even vaak voorkomt: elk geldtype wordt vertegenwoordigd door een kwart van de studenten. Daarmee komen toekomstplanners vaker voor onder studenten dan onder alle jongeren van 12 tot 25 jaar en trendsetters en regelaars iets minder vaak.
63
Naar leeftijd van de studenten zijn er geen verschillen in geldtypen. Tussen mannen en vrouwen zijn wel grote verschillen Inhoudsopgave
zichtbaar. Tabel 58 laat zien dat mannelijke studenten vaker trendsetter zijn dan vrouwelijke studenten. De vrouwen zijn weer vaker regelaar en levensgenieter. Op het hbo komen iets meer trendsetters voor dan op de universiteit (31 tegen 24
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
procent). Wo-studenten zijn iets vaker levensgenieter dan hbo-studenten (27 tegen 24 procent).
1. Inleiding
Er is een duidelijk verschil tussen de geldtypen en de manier waarop ze met hun geld omgaan, z ie tabel 59. Trendsetters en levensgenieters komen minder gemakkelijk rond, lenen vaker (zowel bij DUO als van anderen), sparen minder vaak en hun
2. Inkomsten
administratie is minder geordend dan bij regelaars en toekomstplanners. Uit het rapportcijfer dat ze zichzelf geven blijkt ook
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
dat trendsetters en levensgenieters van zichzelf vinden dat ze minder goed met geld om kunnen gaan. Tabel 59:
Geldtypen, naar manier waarop student met geld omgaat
Lenen bij DUO
Niet Wel
Trendsetter % 47 53
Lenen van anderen
Niet
88
92
84
92
89
Wel
12
8
16
8
11
Niet Wel
53 47
38 63
52 48
34 66
45 55
Lager dan 6 6 of 7 8 of hoger
22 48 30
5 41 55
21 53 26
3 38 59
13 45 42
(Zeer) moeilijk Eerder moeilijk dan makkelijk Eerder makkelijk dan moeilijk (Zeer) makkelijk
19 35
13 24
21 38
11 24
16 31
28
28
26
29
28
18
34
15
36
25
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Sparen
Rapportcijfer
Rondkomen
Regelaar % 61 39
Levensgenieter % 41 59
Toekomstplanner % 59 41
Totaal % 52 48
64
(vervolg tabel 59)
Inhoudsopgave Administratie Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten 3. Uitgaven
Ik bewaar alles op een grote berg Heb ik niet, ik gooi alles weg Ik stop alles geordend weg Mijn ouders houden mijn administratie bij
Trendsetter % 31
Regelaar % 18
Levensgenieter % 27
Toekomstplanner % 16
Totaal % 23
9
5
7
4
6
52
72
62
74
64
8
5
4
6
6
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
5.6
Financiële opvoeding en toekomstvisie
Het Nibud heeft recent aangetoond dat mensen die van hun ouders geleerd hebben goed met geld om te gaan, een kleinere kans op financiële problemen hebben (Kans op financiële problemen, 2012). Uit tabel 60 blijkt dat ruim drie kwart van de studenten vindt dat hij goed is opgevoed als het om geld gaat. Opvallend is dat dit percentage bij studenten van 24 jaar en ouder een stuk lager ligt, namelijk op 66 procent. Tabel 60:
Wel/niet goed opgevoed thuis als het om geld gaat
Ja Gaat wel Nee Weet ik niet
Totaal % 77 19 4 <1
Er is duidelijk een verschil tussen hoe iemand financieel is opgevoed en de manier waarop hij met zijn geld omgaat. Studenten die zeggen financieel goed te zijn opgevoed lenen minder vaak bij DUO en van anderen dan zij die aangeven een minder goede financiële opvoeding te hebben gehad. Ook sparen zij meer, komen gemakkelijker rond, houden hun administratie beter bij en geven zichzelf een hoger rapportcijfer voor omgaan met geld (tabel 61).
65
Tabel 61:
Financiële opvoeding, naar de manier waarop de student met geld omgaat
Lenen bij DUO
Niet Wel
Ja % 56 44
Lenen van anderen
Niet
90
84
85
89
Wel
10
16
15
11
Niet Wel
42 58
54 46
57 43
44 55
(Zeer) moeilijk Eerder moeilijk dan makkelijk Eerder makkelijk dan moeilijk (Zeer) makkelijk Ik bewaar alles op een grote berg Heb ik niet, ik gooi alles weg Ik stop alles geordend weg Mijn ouders houden mijn administratie bij
14 28
22 37
36 40
16 31
29
27
12
28
29 21
14 30
12 34
25 24
5
10
14
7
67
55
47
64
6
5
5
6
Lager dan 6 6 of 7 8 of hoger
8 43 49
27 55 17
42 37 21
13 45 42
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten
Gaat wel % 41 59
Nee % 24 76
Totaal % 52 48
3. Uitgaven Sparen 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld
Rondkomen
6. Tijdsbesteding
Administratie
Rapportcijfer
66
Uit het onderzoek Jongeren en hun financiële verwachtingen (Nibud, 2012) blijkt dat jongeren in het algemeen positief Inhoudsopgave
gestemd zijn over het bedrag wat zij verwachten te gaan verdienen als zij 35 jaar zijn. Van deze jongeren verwachtte 36 procent zelfs meer dan 3000 euro netto in de maand te verdienen. Om te kijken of de inscha tting van het inkomen voor net
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
afgestudeerden realistisch is, is deze vraag ook aan studenten in het hoger onderwijs voorgelegd.
1. Inleiding 2. Inkomsten
↑ %
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
→ Geschat netto maandinkomen Figuur 2:
Percentage studenten dat netto maandinkomen schat dat zij zullen verdienen als starter
Ruim een kwart van de studenten geeft aan geen idee te hebben hoeveel zij na hun studie gaan verdienen. Deze respondenten hebben dan ook geen schatting gemaakt. Op basis van de cijfers van het Research Centre for Education and the Labour Market valt te verwachten dat een afgestudeerde hbo’er ongeveer 1 .450 euro per maand netto zal gaan verdienen en een wo’er ongeveer 1.750 euro netto. Figuur 2 en tabel 62 laten zien dat studenten hun startsalaris overschatten. Jongere studenten hebben een positiever beeld bij de hoogte van hun netto startsalaris dan oudere studenten.
67
Tabel 62:
Geschat netto startsalaris, naar achtergrondkenmerken
Man Vrouw
Gemiddeld bedrag € 2322 1997
t/m 19 jaar 20 – 21 jaar 22 – 23 jaar 24 jaar of ouder
2312 2242 2044 2069
Hbo Wo
2063 2325
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding
Geslacht
Leeftijd
2. Inkomsten 3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Opleidingsniveau
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Totaal
2164
68
Inhoudsopgave
6
Tijdsbesteding
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
6.1
Activiteiten
1. Inleiding
Aan de respondenten is gevraagd of ze tijd besteden aan bepaalde activiteiten (tabel 63). Deze activiteiten zijn gericht op de tijd die wordt besteed aan de studie (studeren, volgen colleges) en/of gericht zijn op vrijetijdsbesteding.
2. Inkomsten 3. Uitgaven
Tabel 63:
Percentage studenten dat tijd besteed aan een activiteit
Totaal %
4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Studeren / werken aan opdrachten / leren
93
Volgen van (werk)colleges / lessen op school
84
Sporten / hobby's
78
Werken / bijbaan
69
Uitgaan
54
Stage lopen
24
Studenten- en/of studievereniging
24
Aan de studenten die hebben aangegeven tijd te besteden aan een activiteit is daarnaast gevraagd hoeveel u ur zij hieraan besteden (tabel 64). Uit de resultaten blijkt dat tussen mannen en vrouwen weinig verschillen bes taan. Mannen besteden per week één uur meer aan uitgaan en twee uur meer aan sporten en hobby’s dan vrouwen. Gemiddeld besteden ze een uur minder aan studeren. Met de leeftijd neemt het aantal uur dat studenten besteden aan colleges af, maar het aantal uur dat zij zelf studeren of werken aan opdrachten en dat zij naast hun studie werken (bijbaan) en stage lopen neemt juist toe. Uitwonende studenten volgen gemiddeld per week iets minder college, maar studeren iets meer en besteden meer uur aan stage dan studenten die thuis wonen. Dit geldt ook voor het aantal uur dat zij besteden aan een studenten- of studievereniging.
69
Tabel 64:
Aantal uren dat studenten besteden aan activiteiten (exclusief 0)
Volgen van colleges
Studeren
Werken / bijbaan
Stage
Uitgaan
Sporten / Hobby’s
Studenten / studievereniging
Man
16
15
12
26
8
9
10
Vrouw
15
16
12
23
7
7
8
t/m 19 jaar
18
14
10
15
7
8
7
20-21 jaar
15
15
11
24
7
8
11
22-23 jaar
13
17
12
27
7
8
10
24 jaar en ouder
13
18
15
28
7
8
8
Thuis
17
15
12
22
7
8
5
Uit
14
16
12
26
7
8
10
Hbo
16
14
12
23
7
8
8
Wo
14
17
11
28
7
8
10
15
16
12
24
7
8
9
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Geslacht
1. Inleiding 2. Inkomsten
Leeftijd
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden 5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Woonsituatie
Opleiding
Totaal
70
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
6.2
Bestuurservaring
Aan de respondenten is gevraagd of zij tijdens hun studie bestuurservaring hebben opgedaan bij een studie - of studentenvereniging (tabel 65). Een kwart van de studenten geeft aan bestuurservaring te hebben opgedaan, van de overige studenten zegt 17 procent dat zij dit nog wel willen doen.
1. Inleiding Tabel 65:
Bestuurservaring opgedaan tijdens studie
2. Inkomsten
Totaal % 60 17 23
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Nee Nog niet, maar dat wil ik nog wel doen Ja
5. Omgaan met geld 6. Tijdsbesteding
Tabel 66 toont aan dat studenten die bestuurservaring hebben opgedaan, vaker bij DUO lenen en minder vaak sparen, dan studenten zonder bestuurservaring. Tabel 66:
Bestuurservaring, naar lenen bij DUO en sparen
Lenen bij DUO
Niet Wel
Wel bestuurservaring % 36 64
Sparen
Niet Wel
50 50
6.3
Geen bestuurservaring % 57 43
Totaal % 52 48
42 58
45 55
Buitenlandervaring
Tot slot is gevraagd of studenten studie-ervaring hebben opgedaan in het buitenland. Een derde geeft aan dit nog niet te hebben gedaan, maar dit wel van plan te zijn (tabel 67). Meer dan de helft geeft aan geen ervaring te hebb en opgedaan en hier ook geen plannen voor te hebben.
71
Tabel 67:
Ervaring opgedaan in het buitenland tijdens studie (meerdere antwoorden mogelijk)
Totaal % 52 33 8 8 2
Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1. Inleiding 2. Inkomsten
Nee Nog niet, maar ik wil nog wel naar het buitenland voor mijn studie Ja, ik heb in het buitenland vakken gevolgd Ja, ik heb in het buitenland stage gelopen Ja, ik heb mijn scriptie in het buitenland geschreven
3. Uitgaven 4. Sparen en schulden
Tabel 68 laat zien dat studenten die in het buitenland studie-ervaring hebben opgedaan, vaker bij DUO lenen en minder vaak sparen, dan studenten zonder buitenlandervaring.
5. Omgaan met geld Tabel 68:
Buitenlandervaring, naar lenen bij DUO en sparen
6. Tijdsbesteding
Wel buitenlandervaring
Lenen bij DUO
Niet Wel
% 39 61
(Nog) geen buitenlandervaring % 54 46
Sparen
Niet Wel
49 51
44 56
Totaal
45 55
% 52 48
72