Netto-resultaat fysiotherapiepraktijk krimpt VvAA trendonderzoek fysiotherapie Nederland
Resultaten mei 2014
Inhoud
2
Achtergrond en opzet trendonderzoek
3
Conclusie
4
Deel 1: Solisten
5
Deel 2: Maatschappen tot 500K
9
Deel 3: Praktijken boven 500K
13
Deel 4: Relevante observaties
17
Deel 5: Onderzoeksmethode
19
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
Achtergrond en opzet trendonderzoek Achtergrond en aanleiding • In 2001 heeft het laatste grote onderzoek plaatsgevonden naar tijdsbesteding en inkomens van vrijgevestigde fysiotherapeuten, geleid door de commissie Simons. • Mede op basis van de conclusies van dit onderzoek is in 2006 een reeks van tariefsverhogingen doorgevoerd. Dit gebeurde nadat niet-chronische fysiotherapie in 2004 uit het basispakket werd gehaald, wat leidde tot een forse omzetdaling. • De afgelopen jaren stegen de tarieven van fysiotherapie niet. Vanuit de achterban klinken geluiden dat de resultaten van praktijken onder druk staan, omdat de kosten jaarlijks wel toenemen. Omdat daarnaast het aantal behandelingen terugloopt, daalt volgens die achterban het inkomen substantieel.
Opzet trendonderzoek • VvAA heeft in de periode maart-april 2014 in opdracht van de KNGF een trendonderzoek uitgevoerd over de jaren 2010-2012. In dit trendonderzoek is de ontwikkeling van omzet, kosten en resultaat van een representatieve steekproef van fysiotherapiepraktijken in kaart gebracht. • In dit rapport staan de belangrijkste trends en bevindingen.
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
3
Conclusie • Gemiddeld is de omzet van de onderzochte praktijken in 2011 gestegen ten opzichte van 2010. In 2012 daalde de omzet echter, waardoor deze gemiddeld onder het niveau van de omzet van 2010 uitkwam. • Gemiddeld blijven de bedrijfskosten binnen de onderzochte praktijken elk jaar stijgen.
Bij een dalende omzet en stijgende kosten nemen de resultaten van de onderzochte praktijken af: het netto-resultaat*) is in de periode 2010-2012 gemiddeld met zo’n 15% gedaald.
NB: Praktijken hebben op de korte en middellange termijn beperkt invloed op de hoogte van de bedrijfskosten aangezien deze voortkomen uit langlopende verplichtingen, door derden worden bepaald en vaak direct van invloed zijn op/bepalend zijn voor de kwaliteit.
*)
netto-resultaat van een praktijk mag beschouwd
worden als het bruto-inkomen van de
praktijkeigena(a)r(en)
4
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
Deel 1: Solisten Solopraktijken zonder behandelend personeel in dienst
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
5
Conclusies Solisten
6
Conclusie
Toelichting
1. De omzet daalde de afgelopen drie jaar met gemiddeld 4% (het laatste jaar met 6%).
In de praktijk zijn solisten met name wat langer gevestigde fysiotherapeuten met een vrij stabiel patiëntenbestand en fysiotherapeuten met een verbijzondering of specialisme waardoor zij beschikken over een uniek patiëntenbestand. In deze categorie opereren ook relatief de meeste praktijken zonder zorgverzekeraarsovereenkomst. Ondanks een vrij stabiel patiëntenbestand daalt de omzet gemiddeld met zo’n 4% door afname van de zorgvraag en daling van het behandelgemiddelde.
2. De praktijkkosten zijn in de onderzochte periode met gemiddeld 11% gestegen.
Deze toename ontstaat vooral door stijging van zowel de waarneemkosten als de bijdrage in het pensioenfonds. Waarneemkosten nemen met name toe om de omzet in stand te houden. Stijging van pensioenkosten is ingegeven door het pensioenfonds SPF en niet beïnvloedbaar door de praktijkhouder.
3. Kosten voor waarneming zijn in drie jaar tijd meer dan verdrievoudigd, terwijl vaste personeelskosten voor ondersteunend personeel met 75% daalden.
Er is bespaard op de kosten van ondersteunend personeel, met name admini stratieve krachten. De praktijkhouder lijkt deze taken meer op zich te h ebben genomen. Tegelijk valt de toename van waarneemkosten op. Deze w aarnemers worden niet zozeer ingezet voor administratieve taken, maar zorgen voor bijvoorbeeld ruimere openingstijden van praktijken en worden ingezet voor kleine oefengroepen. Hiermee wordt waarschijnlijk geprobeerd om de omzet op peil te houden.
4. De bijdrage aan het beroepspensioenfonds is ten opzichte van 2010 bijna verdubbeld. Dit bedrag maakt 11% uit van de totale bedrijfskosten.
Het pensioenfonds SPF voert intensievere controle op de pensioenafdracht uit. Samen met de mogelijkheid van aanvullende koopsommen én de invoering van de BasisPlus regeling heeft dit geleid tot een significant hoger bedrag aan pensioenafdracht. Deze premie(stijging) komt in de andere trendoverzichten niet of slechts ten dele terug. De aftrek van de pensioenpremie wordt door de solist verwerkt in de jaarcijfers van zijn praktijk. Een maatschapslid verwerkt dit in zijn aangifte (of buitenmaatschappelijke jaarcijfers). Een praktijkhouder in een andere categorie zal waarschijnlijke eveneens te maken hebben met een stijging van de pensioenpremie, maar dit blijkt alleen niet uit de onderzochte jaarverslagen.
5. Het netto-resultaat nam in drie jaar tijd met gemiddeld 14% af.
Een forse daling van netto-praktijkresultaat (en daarmee bruto-inkomen) van solisten. De toekomstige investeringsruimte voor solisten achten wij dan ook beperkt.
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
Ontwikkelingen in beeld Solisten Ontwikkelingen in beeld: Solisten 100.000 90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 2010
Omzet
2011
Som bedrijfskosten
2012
Netto-resultaat van de praktijk
Netto-resultaat van de praktijk = Bruto-inkomen praktijkhouder
Het gemiddeld bruto-inkomen praktijkhouder bedraagt in 2012 ongeveer € 50.000. Naast reguliere belastingen moet daar onder andere nog een substantieel bedrag voor de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering in mindering op worden gebracht.
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
7
Opbouw van de bedrijfslasten Solisten Analyse 2010 (Bedrijfslasten) (7,5K) 23%
(0,28K) 1% (0,34K) 1% (1,1K) 3% (2K) 6% (2,3K) 7%
Sociale lasten Diverse personeelskosten Waarneming en assistentie Brutolonen en salarissen
(2,5K) 8%
Beroepspensioenfonds Autokosten (4,6K) 14%
(6,7K) 20%
Kantoorkosten Afschrijvingen Huisvestingskosten
(5,6K) 17%
Overige bedrijfskosten (0,32K) 1%
Analyse 2011 (Bedrijfslasten) (9,1K) 25%
K = € 1.000
(0,4K) 2% (0,62K) 2% (2K) 6% (2,1K) 6%
(3,1K) 9%
(4,4K) 12%
(7K) 19%
(6,5K) 18%
Analyse 2012 (0,52K) 1% (2,7K) 7%
(Bedrijfslasten)
(3,8K) 10%
(8,1K) 22%
(3,9K) 11%
(6,7K) 18%
(4,3K) 12%
(6,5K) 18%
8
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
% = percentage van de totale bedrijfslasten percentages < 1% worden niet getoond
Deel 2: Maatschappen tot 500K Praktijken met een jaaromzet tot € 500.000 met twee of meer maatschapsleden; deze praktijken bestaan gemiddeld uit circa 3,5 FTE (maten en personeel)
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
9
Conclusies Maatschappen tot 500K
10
Conclusie
Toelichting
1. De omzet is in drie jaar afgenomen met gemiddeld 3% (het laatste jaar met 5%).
fgezien van een mogelijke tariefsaanpassing na hercontractering of een ander A type zorgverlenersovereenkomst, is de omzetdaling met name veroorzaakt door een lager volume aan behandelingen. Praktijken werken bewuster aan hun behandelgemiddelde en zien een afname van de zorgvraag.
2. De praktijkkosten zijn in drie jaar gestegen met ruim 16%.
Grootste aandeel in deze stijging vormen de gestegen personeelskosten. Verder dragen de toegenomen kosten voor h uisvesting en de toename van kantoorkosten bij aan deze stijging. De groei van de personeelskosten vlakt in 2012 sterk af. Maar ook in dit jaar, waarin de omzet fors daalt, blijven personeelskosten beperkt stijgen. Dit hangt waarschijnlijk samen met de bestaande contractuele verplichtingen tussen werkgevers en werknemers. Huisvestingskosten zijn doorgaans langlopende verplichtingen, veelal op basis van 5-jarige c ontracten. Er is de afgelopen jaren geïnvesteerd in huisvesting ten behoeve van medische fitness en groepstraining; deze kosten zijn niet snel terug te brengen. Toename van de kantoorkosten valt met name te verklaren uit de ontwikkeling van het algemene prijspeil alsmede de eisen rondom kwaliteit van vastlegging, hetgeen de k osten van automatisering en abonnementen doen toenemen.
3. Vaste personeelskosten zijn in drie jaar met gemiddeld 20% gestegen en de kosten voor waarneming zijn meer dan verdubbeld.
De personeelskosten stijgen in 2011 fors, meer dan de stijging van de omzet. Anders dan bij praktijken met een omzet boven de € 500.000 weet men in deze categorie de groei van p ersoneelskosten af te remmen bij een afnemende omzet in 2012. Maatschappen met een omzet tot € 500.000 lijken in dit opzicht meer flexibel te zijn in de inzet van hun personeel dan praktijken met een omzet boven de € 500.000. Gemiddeld werken er meer maatschapsleden/eigenaren (als percentage van het totaal aantal FTE) die in kunnen springen, waardoor uitruil tussen uren van maatschapsleden en uren van personeel eenvoudiger te realiseren is. Dit heeft een dempend effect op personeelskosten.
4. Het bedrag aan afschrijvingen neemt enigszins toe in 2011 en daalt in 2012.
Het verloop van de afschrijvingen geeft geen duidelijk beeld van de investeringsruimte en investeringsbereidheid van praktijken. In verband met afschrijvingstermijnen van gemiddeld 5 jaar zien wij nu in onze trends met name het effect van eerdere investeringen. Het effect van willekeurige afschrijvingen op de uitkomsten is beperkt.
5. Overige bedrijfskosten zijn beperkt gestegen met 7% in drie jaar.
Vergelijk dit ook met praktijken met een omzet boven de € 500.000: deze laten een geheel ander beeld zien. De stijging van huisvestingskosten is de helft of minder dan de stijging van de huisvestingskosten van praktijken met een omzet boven de € 500.000.
6. Het netto-resultaat daalt in 2012 met 9,7% ten opzichte van 2011, na een eerdere daling van het netto-resultaat van 4,7% in 2011 ten opzichte van 2010. Het netto-resultaat is in drie jaar tijd afgenomen met gemiddeld 14%.
Ook maatschappen < € 500.000 laten een forse daling van het netto-resultaat zien van 14% in de loop van 3 jaar, vergelijkbaar met de daling bij de solisten. Dit netto-resultaat dient verdeeld te worden over de maten. Diverse zakelijke kosten die buiten de maatschap vallen, moeten hierop nog in mindering worden gebracht. Van het restant (te beschouwen als bruto-inkomen), dienen verder onder andere de pensioenpremie SPF, inkomstenbelastingen en premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaald te worden.
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
Ontwikkelingen in beeld: Maatschappen tot 500K Ontwikkelingen in beeld: Maatschappen tot 500K 420.000 370.000 320.000 270.000 220.000 170.000 120.000 70.000 20.000 2010
Omzet
2011
Som bedrijfskosten
2012
Netto-resultaat van de praktijk
Netto-resultaat van de praktijk = Bruto-inkomen praktijkhouders
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
11
Opbouw bedrijfslasten: Maatschappen tot 500K Analyse 2010
Sociale lasten
(3K) 3%
(Bedrijfslasten)
(6,1K) 5%
Diverse personeelskosten
(7,3K) 6%
Waarneming en assistentie (8,1K) 7%
Brutolonen en salarissen
(44,5K) 37% (8,6K) 7%
Beroepspensioenfonds Autokosten
(16,6K) 14%
Kantoorkosten Afschrijvingen Huisvestingskosten
(24K) 20%
Overige bedrijfskosten K = € 1.000
Analyse 2011
(5K) 4%
(Bedrijfslasten)
% = percentage van de totale bedrijfslasten
(6,7K) 5% (8,8K) 6% (10,3K) 7% (54,3K) 39% (10,3K) 8%
(16,4K) 12%
(24,5K) 18%
Analyse 2012 (Bedrijfslasten)
(4,8K) 3% (6,7K) 5% (9K) 6% (9,5K) 7%
(55,1K) 40% (10,6K) 8%
(15,9K) 11%
(26,4K) 19%
12
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
percentages < 1% worden niet getoond
Deel 3: Praktijken boven 500K Praktijken met een jaaromzet boven € 500.000; deze praktijken bestaan gemiddeld uit circa 8 FTE (maten en personeel)
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
13
Conclusies Praktijken boven 500K
14
Conclusie
Toelichting
1. De omzet is in drie jaar tijd ongeveer gelijk gebleven. Na een stijging met gemiddeld 4% in 2011 is er in 2012 sprake van een daling met 4%.
Ook hier is de daling in 2012 voornamelijk veroorzaakt door een lager behandelvolume.
2. De praktijkkosten zijn in de periode van 3 jaar met 13,5% gestegen.
De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door gestegen p ersoneelsen huisvestingskosten.
3. Vaste personeelskosten zijn in drie jaar tijd met gemiddeld 13% gestegen. Waarnemingskosten stijgen eveneens, maar deze v ormen slechts een beperkt aandeel in de totale kosten.
Door de praktijkomvang is er meer flexibiliteit met betrekking tot inzet van personeel. Hierdoor zijn minder waarnemers nodig. De personeelskosten blijven stijgen, ook bij omzetdaling. Praktijken slagen er bij een omzetdaling niet in de personeelskosten hierop (snel) aan te passen. Is de e ffectiviteit van het zogenaamde variabele salaris beperkt? Ons beeld is dat de praktijkhouders in 2012 minder behandeluren hebben gedraaid, terwijl behandeluren door personeel gemiddeld genomen zijn toegenomen (met zo’n 8% in 2012). Het lijkt erop dat de praktijkhouders behandeluren hebben laten invullen door personeel om meer tijd te hebben voor administratieve- en managementtaken. Dit kan in lijn zijn met de aanscherping van toezicht op verslaglegging en administratieve inrichting van een praktijk.
4. Het bedrag aan afschrijvingen blijft nagenoeg gelijk.
Zie hiervoor de toelichting bij maatschappen tot 500K.
5. Overige bedrijfskosten zijn fors gestegen, namelijk met ruim 15%. De huisvestingskosten stegen zelfs met 28%.
De stijging van de huisvestingskosten is fors, omdat men heeft geïnvesteerd in de huur of koop van behandel- en oefenruimte. Dit komt met name doordat het kunnen aanbieden van therapievormen voor groepen is aangemoedigd door zorgverzekeraars en doordat het aanbod van medische fitness veel aandacht heeft gekregen. Blijkbaar hebben deze investeringen niet voor méér volume gezorgd, hoogstens voor instandhouding van volume. Mogelijk is dit wel de verklaring voor het feit dat de omzet in deze praktijken ongeveer gelijk is gebleven. Dit in tegenstelling tot de andere twee groepen, waar per saldo een daling te zien is. De stijging van de huisvestingskosten is significant hoger dan de o ntwikkeling van huurprijzen voor praktijkruimte. De gemiddelde huurstijging bedroeg in deze periode 2% (bron: Statline CBS).
6. Het netto-resultaat daalde in drie jaar tijd met gemiddeld 16%.
Een forse daling van het netto-resultaat van praktijken, de grootste binnen de drie onderzochte categorieën. De mogelijkheid tot nieuwe investeringen (inventaris en ruimte ten behoeve van medische fitness) en de ontwikkeling van innovatieve projecten, die wij bij dit soort praktijken verwachten, wordt daarmee beperkt. Dit netto-resultaat dient ook hier verdeeld te worden over de maten. Diverse zakelijke kosten moeten hierop nog in mindering worden gebracht. Van het restant (te beschouwen als bruto-inkomen), dienen verder onder andere de pensioenpremie SPF, inkomstenbelastingen en premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaald te worden.
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
Ontwikkelingen in beeld: Praktijken boven 500K Ontwikkelingen in beeld: Praktijken > 500K 820.000 720.000 620.000 520.000 420.000 320.000 220.000 120.000 20.000 2010
Omzet
2011
Som bedrijfskosten
2012
Netto-resultaat van de praktijk
Netto-resultaat van de praktijk = Bruto-inkomen praktijkhouders
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
15
Opbouw bedrijfslasten: Praktijken boven 500K Analyse 2010 (Bedrijfslasten)
Sociale lasten
(4,4K) 1% (5,8K) 1% (14,1K) 3% (16,4K) 4% (24,5K) 6% (36,6K) 9%
Diverse personeelskosten Waarneming en assistentie Brutolonen en salarissen Beroepspensioenfonds
(227,4K) 54% (39,2K) 9%
Autokosten Kantoorkosten
(54,6K) 13%
Afschrijvingen Huisvestingskosten Overige bedrijfskosten
Analyse 2011 (Bedrijfslasten)
K = € 1.000
(4,6K) 1% (5,3K) 1% (17,4K) 4% (18,6K) 4% (26,7K) 6% (40,1K) 9%
(240,3K) 53% (40,6K) 9%
(60,5K) 13%
Analyse 2012 (Bedrijfslasten)
(6,3K) 1%
(16,8K) 4% (20K) 4% (25,8K) 5% (41,4K) 9%
(253,5K) 53% (44,9K) 9%
(69,9K) 15%
16
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
% = percentage van de totale bedrijfslasten percentages < 1% worden niet getoond
Deel 4: Relevante observaties
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
17
Relevante observaties voor KNGF • Over het jaar 2013 hebben wij nog onvoldoende definitieve jaarcijfers. Op basis van voorlopige cijfers en onze vele contacten met fysiotherapie praktijken kunnen we echter bevestigen dat de gesignaleerde trend zich voortzet: de omzet lijkt te stabiliseren terwijl de kosten v erder stijgen. • De resultaten van praktijken komen in 2013 verder onder druk te staan, waardoor ruimte voor investeringen verder afneemt. • Tegelijkertijd blijft er wel een bereidheid tot investeren. Praktijken zijn er zich van bewust dat het in deze lastige tijden noodzakelijk is om te blijven investeren en zich te onderscheiden. • Er zijn tekenen dat praktijken uit de categorieën ‘solisten’ en ‘maat schappen met een omzet tot € 500.000’ in enkele regio’s een sterkere omzetdaling kennen dan het landelijk gemiddelde. Op basis van dit trendonderzoek kunnen we hier echter geen statistisch onderbouwde uitspraken over doen.
18
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
Deel 5: Onderzoeksmethode
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
19
Onderzoeksmethode • De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op de jaarrekeningen van ruim 600 eerstelijns praktijken. • 70% van de gebruikte jaarrekeningen is opgesteld door VvAA Belastingadviseurs & consultants en de Accountants voor de gezondheidszorg. • 30% van de jaarrekeningen is afkomstig van VvAA praktijkadvies en kent dezelfde opbouw als de door VvAA vervaardigde jaarrekeningen. • In de eerste categorie (solisten) zijn de firmanten, waarnemers en kostenmaatschappen van de selectie uitgesloten. Praktijken waarbij tussentijds behandelend personeel in dienst is geweest, anders dan waarnemers, zijn evenmin opgenomen. • In de tweede categorie zijn alleen volledige maatschappen met een omzet tot € 500.000 opgenomen. Man-vrouw-maatschappen en onroerend goedmaatschappen zijn buiten de selectie gehouden. • De derde categorie (met een omzet boven € 500.000) bestaat uit grotere zelfstandige praktijken, waaronder eenmanszaken, volledige maatschappen, kostenmaatschappen en B.V.’s. • Na correctie voor en uitsluiting van starters en stakers resteerden uiteindelijk ruim 300 jaarrekeningen over drie boekjaren van in totaal 103 praktijken. • De gegevens zijn geanonimiseerd verwerkt en niet herleidbaar tot individuele praktijken.
20
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
Onderzoeksteam Kernteam: • Arjan Geerlofs: Assistent accountant • Eric van Haperen: Praktijkadviseur Fysiotherapeuten • Michelle Karsenbarg: Senior productmanager • Jeroen Woertman: Manager Werkgeverszaken
Met medewerking van: • Peter van Bakel: Clientmanager Fysiotherapeuten • Dirk-Jan Boer: Assistent accountant • Annemiek van der Elst: Praktijkadviseur Fysiotherapeuten • Wouter Meester: Salarisadministrateur • Peter Rakké: Praktijkadviseur Fysiotherapeuten • Merel Volwater- Willemsen: Assistent accountant • Wilko Zuidersma: Assistent accountant
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
21
Onderzoekscriteria
Menukaart Periode
Diepgang kosten
Aantal praktijken
Personeelsleden
40 solopraktijken zonder personeel
2010-2012
Hoofdkostenplaatsen
40 maatschappen met omzet tot 500K
40 praktijken met omzet boven 500K (incl. B.V.’s)
22
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
Ratio’s per FTE
Resultaten kosten en opbrengsten fysiotherapie Nederland | VvAA trendonderzoek
23