Nederlandse vertaling Illustraties, tabellen, literatuur- en persoonslijsten: Zie Engelse basisversie
INHOUDSTAFEL
SAMENVATTING ................................................................................................................................................................. 5
VOORWOORD DOOR DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN BESTUUR........................................................................... 11
VOORWOORD DOOR DE DIRECTEUR.............................................................................................................................. 12
BEZOEK VAN KONING ALBERT EN PRESIDENT SAMPAIO ............................................................................................... 14
IN MEMORIAM ................................................................................................................................................................. 15
ONDERWIJS ...................................................................................................................................................................... 18
ONDERZOEK ..................................................................................................................................................................... 47
DEPARTEMENT DIERGENEESKUNDE ................................................................................................................................. 47
DEPARTEMENT KLINISCHE WETENSCHAPPEN.................................................................................................................. 51
DEPARTEMENT MICROBIOLOGIE..................................................................................................................................... 53
DEPARTEMENT PARASITOLOGIE ...................................................................................................................................... 58
DEPARTEMENT VOLKSGEZONDHEID................................................................................................................................ 62
CLINICAL TRIAL UNIT........................................................................................................................................................ 67
BIBLIOTHEEK ..................................................................................................................................................................... 69
MEDISCHE DIENSTEN........................................................................................................................................................ 71
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING .................................................................................................................................. 74
MANAGEMENT EN FINANCIES ........................................................................................................................................ 79
3
4
SAMENVATTING Engelse tekst p. 4-5
Onderwijs In 2005 leverde het ITG 78 internationale Masters in volksgezondheid, ziektebestrijding en diergeneeskunde af aan vooral Zuidelijke deskundigen; 158 postgraduaatsdiploma’s in tropische geneeskunde aan overheersend jonge Europese universitairen; en 153 certificaten voor gespecialiseerde
cursussen
aan
internationale
studenten.
81
binnen-
en
buitenlandse
onderzoeksassistenten en beursstudenten ontvingen een doctoraatsopleiding, waarvan er 12 hun doctoraat behaalden in 2005. De postgraduaat diplomacursus in tropische geneeskunde voor artsen werd gronding hervormd in 2 aparte modules, enerzijds internationale gezondheidszorg, anderzijds tropische geneeskunde. Daarbij werd de Nederlandse versie vervangen door een Engelse versie. De Master programma’s evalueerden hun leerplannen en organisatie en bereidden zich hervormingen en re-accreditatie voor. De Alumni Netwerken bundelden hun inspanningen, organiseerden meerdere regionale vergaderingen en ondersteunden vele individuele leden en internationale groepen. De studentendienst bleef hooggewaardeerde administratieve, socio-culturele en praktische steun leveren aan onze buitenlandse studenten. De projecten van de diergeneeskunde rond e-learning en de telegeneeskunde voor klinisch Aids-management zijn in volle werking en zeer succesvol.
Onderzoek In 2005 publiceerden ITG-onderzoekers 230 artikels in internationale tijdschriften, 1 boek, 27 boekhoofdstukken, 12 doctorale onderzoekstheses en honderden andere papers en abstracts. We organiseerden verschillende conferenties en seminaries, waaronder het jaarlijks ITG colloquium rond Buruli ulcus dat plaatsvond in Benin. Veel van ons onderzoek werd omgezet in verbeterde praktijken in het laboratorium en op het terrein, en leidde tot belangrijke capaciteitsversterking in het Zuiden. Het
onderzoek
in
de
diergeneeskunde
concentreerde
zich
voornamelijk
op
dierlijke
trypanosomiasis (epidemiologie en ecologie, genetische diversiteit, geneesmiddelenresistentie); rundertheileriose (epidemiologie en bestrijding, vector ecologie, immunisatie-onderzoek); het taeniasis-cysticercose
complex
(diagnostische
biomarkers,
immuniteit,
epidemiologie
en
bestrijding); gastro-intestinale strongyle infecties (behandeling en geneesmiddelenresistentie); trichinellose (diagnostiek). In de parasitologie lag de nadruk op malaria (entomologie, epidemiologie en bestrijding, klinische testen en interventiestudies, geneesmiddelenresistentie, moleculaire methoden voor de opvolging van insecticide- en geneesmiddelenresistentie); humane Afrikaanse trypanosomiase (diagnostiek,
5
ecologie
en
epidemiologie,
geïntegreerde
bestrijding,
tseetsee-trypanosome
interacties);
leishmaniase (moleculaire en klinische epidemiologie, geneesmiddelenresistentie, diagnostiek, behandeling,
geïntegreerde
bestrijding);
schistosomiasis
(transmissiedynamica,
immuno-
epidemiologie, geïntegreerde bestrijding) en geohelminthen (epidemiologie, relatie met atopie). Ons onderzoek naar HIV/AIDS en Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) bevat een brede waaier van laboratoriumwerk tot veldwerk. In de virologie concentreert men zich voornamelijk op het neutraliseren van antilichamen, in vitro-ontwikkeling van microbiciden, immunotherapie, virale fitness, virale recombinatie en functionele proteomica, resistentie tegen geneesmiddelen en diagnostiek. In een interdisciplinair project in Peru wordt HTLV-1 bestudeerd. Het immunologisch onderzoek van HIV richt zich voornamelijk op alternatieve testen voor tellingen van CD-4 cellen en virale lading, HIV-blootgestelde maar persistent seronegatieve prostituees en serodiscordante koppels, en humorale en cellulaire reacties op pseudovirale deeltjes. Het klinische HIV/AIDSonderzoek omvat het hele spectrum van klinisch management in Europa en ontwikkelingslanden, van diagnose over behandeling tot psycho-sociale steun. Het interventie-onderzoek rond HIV en SOA richt zich voornamelijk op risicogroepen zoals prostituees en jongeren, knelpunten rond de uitbreiding van de AIDS-behandelingsprogramma’s, hun effecten op gezondheidszorg en ‘human resources’, de epidemiologie van trichomonas en HSV-2 en klinische proeven van nieuwe microbiciden. Het onderzoekswerk rond tuberculose bestaat uit het wereldwijd opvolgen van resistente stammen, het bepalen van geneesmiddelengevoeligheid, de evaluatie van behandelingsschema’s voor multiresistente TB, sputum-negatieve TB-patiënten, verbeterde diagnostische methodes en klinische testen van verkorte behandelingen. Het onderzoek naar mycobacteriële (Buruli) ulcus concentreert zich op de transmissie van Mycobacterium ulcerans, klinisch management en bestrijding. Het onderzoek in de reisgeneeskunde hield zich voornamelijk bezig met geïmporteerde koorts, intestinale amoebiase, mycotische ziekten en het toezicht van tropische ziekten in Europa. Ons onderzoek naar gezondheidssystemen volgt vier rode lijnen: financiële toegangelijkheid tot gezondheidszorg;
kwaliteit
van
de
gezondheidszorg
en
het
personeel;
integratie
van
ziektebestrijding en specifieke programma’s voor moeder-en-kind zorg; en internationaal gezondheidsbeleid. De interdepartementele groepen rond verwaarloosde ziekten, genoomwerk en klinische proeven tonen de interdisciplinaire synergie op het ITG aan. De ‘Clinical Trial Unit’ die werd opgericht in 2004 is nu volledig bemand en speelde al snel een belangrijke rol in de ontwikkeling van het ITG als centrum voor klinische proeven in ontwikkelingslanden.
Internationale capaciteitsversterking Het tweede vijfjaren programma (2003-2007) onder het Raamakkoord tussen het ITG en de Belgische Directoraat-Generaal van Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) heeft een succesvol
6
derde jaar achter de rug. Op het individueel niveau hebben we 60 Mastersstudenten, 17 doctoraatsstudenten en tientallen stagiaires opgeleid. De software pakketten “Tropical medicine” en “Kabisa” (klinische besluitvorming) en het AIDS-Telemedicine netwerk zijn toegankelijk voor al onze institutionele partners in het Zuiden. We bleven steun verlenen aan de 18 partnerinstituten en de 4 operationele gezondheidsdiensten en NGO’s die deel uitmaken van het ITG/DGOS netwerk. Ze volgden allemaal de logische kaderplanning waardoor er verschillende partners verder evolueerden van een project-gebaseerde samenwerking naar een bredere institutionele ontwikkeling, zoals voorzien in de partnervergadering in 2004. Het jaarlijkse ITG colloquium werd dan ook voor de eerste keer georganiseerd in en door een Zuidelijke partner, Benin. Van nu af aan zal de locatie van het colloquium wisselen tussen Antwerpen en een partnerinstituut. Het Beleidsvoorbereidend Onderzoek (BVO) en de ‘Platform’-onderdelen werden geïntegreerd in een “DGOS Steunpunt”. De BVO-projecten over de knelpunten in AIDS-behandelingen, de ‘human resources’ voor gezondheid en besluitvorming binnen de openbare dierengezonheidszorg gingen goed vooruit. Het geïntegreerde beleidsonderzoek over de “Health Care for All” agenda liet wortels groeien in een groot aantal landen, situaties en onderwerpen. We versterkten de financiële en administratieve steun aan onze partners en hielden transparante en efficiënte verslagen bij over alle activiteiten. Een tussentijdse (“Mid-term”) beoordeling van het vijfjaren programma ging van start. Ze zal tevens een terugblik zijn op het eerste vijfjaren programma en een vooruitzicht naar het derde maken. Deze beoordeling zal worden afgerond in de loop van 2006. De nieuwe samenwerking met het Vlaams Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking verloopt goed: het project voor steun aan medische faciliteiten in Tete, Mozambique komt op dreef en voorbereidingen werden getroffen voor een nieuw project voor de versterking van het personeelsbeleid in de gezondheidszorg.
Medische diensten De Medische Diensten van het ITG voerden in 2005 27,085 consultaties uit, leverden 29,815 vaccinaties af, hospitaliseerden 280 patiënten (in de gezamenlijke Hospitalisatie-afdeling in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen) en verwerkten laboratoriumstalen van 32,131 interne en externe patiënten. Onze (drietalige) website ‘Reisadvies’ werd meer dan 250,000 keer geconsulteerd en onze ‘Reistelefoon’ ontving 16,155 oproepen. Het AIDS revalidatie centrum voor lange-termijn zorg en steun voor HIV-patiënten schreef 182 patiënten in, waardoor het totaal van geregistreerde patiënten sinds 2001 opliep tot 1,698. De grote tevredenheid van onze klanten werd aangetoond door systematische enquêtes. Het medisch personeel zette intensief het referentie- en steunwerk voor nationale en internationale authoriteiten en andere medische instellingen en collega’s voort, alsook de onderzoeks- en opleidingdsactiviteiten binnen het Departement Klinische Wetenschappen.
7
Management Het ITG nam nieuwe statuten aan en vernieuwde de Raad van Bestuur. Het strategische vijfjarenplan werd goedgekeurd, maar de uitvoering ervan zal afhangen van verhoogde basis- en onderzoekstoelagen. De Wetenschappelijke Raad van Advies beëindigde zijn mandaat en wordt op dit moment opnieuw samengesteld. Het aantal personeelsleden bleef relatief stabiel met een kleine verhoging van 3 eenheden naar een totaal van 349 mensen (313 FTE). Het hervormde personeelsreglement werd ingevoerd en het pensioenfonds van het ITG grondig geherstructureerd. De financiële verslagen voor 2005 sloten af met een ongebruikelijk groot overschot van 872,000 Euro op een totaal inkomen van 36 miljoen Euro, door vertraagde investeringen en tewerkstellingen. Het kwaliteitsmanagement programma rondde het eerste deel af van het 10jaren project voor globale certificatie. De logistieke en technische investeringen van de voorbije jaren beginnen te lonen, met de succesvolle ingebruikname van de nieuwe hoog-beveiligde laboratoria en de omvorming van het Capucijnenklooster in een nieuwe campus. De administratieve, financiële en aankoopdienst slaagden erin een steeds groter aantal activiteiten en projecten adequaat te verwerken. Samen met de informaticadienst introduceerden zij een nieuw, institutioneel geïntegreerd management software pakket. De grafische en centrale laboratoriumdiensten en bleven trouw hun diensten verlenen aan interne en externe klanten.
Een nieuw vijfjaren plan Volgend op de nieuwe beheersovereenkomst met het Vlaamse Ministerie van Onderwijs eind 2004, diende het ITG een nieuw beleidsplan 2006-2010 voor te leggen voor eind 2005. Aangezien er nog geen bevestiging is voor de hoog nodige en langverwachte verhoging van onze basistoelagen, waren we verplicht het merendeel van onze ambities in de voorwaardelijke wijs te zetten. Het nieuwe beleidsplan mikt er op de internationale positie van het ITG ook als “Centre of Influence” te consolideren. Op vlak van onderwijs moet ons onderwijsprogramma in een competitief internationaal veld, een nieuwe generatie studenten en de hervormde Vlaamse en Europese legale kaders bijhouden. Om de nodige onderwijsvernieuwingen te kunnen doorvoeren, hebben we echter wel aanzienlijke middelen nodig. De grote lijnen van dit beleidsplan voor onderwijs zijn de volgende: •
De re-accreditatie van de bestaande Masteropleidingen voor 2008
•
De verdere hervorming en consolidatie van de post-graduaat opleidingen;
•
Een
nieuwe
modulaire
Masters
in
Tropische
Geneeskunde
en/of
Internationale
Gezondheidszorg; •
De ontwikkeling van innovatief afstandsonderwijs;
•
De verdere versterking van ons doctoraatsprogramma, inclusief de organisatie van korte cursussen in wetenschappelijk schrijven, biostatistiek en ethiek;
•
Investeringen in docentenopleidingen en probleem-gericht onderwijs.
8
Op vlak van onderzoek ligt de eerste prioriteit in het voorzien van voldoende steun aan de wetenschappelijke actieplannen die lopen tot eind 2007. Na grondige evaluaties kan er dan nagedacht worden over eventuele nieuwe richtingen. In het algemeen kunnen de productiviteit, impact en zichtbaarheid nog worden versterkt. Fundamentele onderzoekslijnen zullen zich nog scherper moeten profileren. De operationele en beleidsmatige onderzoekslijnen zullen de interdepartementele synergiën nog sterker moeten exploiteren. Het ITG zal zijn capaciteiten uitbreiden om als niet commerciële sponsor klinische en interventietesten te kunnen voeren. Ons onderzoek zal opgevolgd worden met interne en externe beoordelingen door vakgenoten, de bibliometrische instrumenten en de vernieuwde Wetenschappelijke Raad van Advies. Hoewel het ITG een sterke ‘Institutional Review Board’ behoudt, zal het zich volgens de nieuwe wetgeving aansluiten bij het Centraal Ethisch Committee van het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen. De noodzakelijke versterking van het post-doctoraal personeel vereist substantiële bijkomende basistoelagen. Op vlak van ontwikkelingssamenwerking zal het ITG ter voorbereiding van het derde vijfjarenplan (2008-2012) in 2007 een tussentijdse beoordeling van het ITG/DGOS programma laten uitvoeren, waarna het een nieuw strategisch en operationeel plan zal opmaken. Het ITG zal de samenwerking met het Vlaamse Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking uitbreiden naar het gebied van ‘human resources’ in de gezondheidszorg. De ontwikkelingsprojecten gefinancierd door de Europese Unie, VN en niet-gouvernementele organisaties zullen zich voornamelijk bezig houden met de wetenschappelijke steun aan uitvoerende instanties en lokale capaciteitsversterking. De medische diensten van het ITG zullen hun nationale en internationale referentierol in de diagnose en behandeling van tropische en besmettelijke ziekten, inclusief HIV/AIDS, verder versterken. De geslaagde interne hervormingen en personeelsversterkingen van de laatste jaren zullen worden vastgelegd in nieuwe organigrammen, interne reglementen en kwaliteitssystemen. Om het groeiende aantal patiënten en personeelsleden te kunnen onderbrengen zullen we de infrastructurele capaciteit aanzienlijk en de medische software-systemen volledig vernieuwen. De samenwerking met het Universitair Ziekenhuis Antwerpen wordt uitgebreid tot infectiologie en mogelijk andere gebieden. We zullen de preventieprogramma’s voor HIV/SOA en geïmporteerde ziekten versterken en structureel inbedden. De institutionele projecten voor de volgende vijf jaar omvatten: •
De verhuis van de onderwijscampus en de niet-laboratorium gebonden departementen naar het Capucijnenklooster en de daarop volgende herschikkingen en renovaties in het hoofdgebouw;
•
De omzetting van de nieuwe statuten in interne regels, organigrammen en procedures;
•
De afronding van het geïntegreerde management systeem en van het institutionele kwaliteitssysteem;
•
Herziene overeenkomsten met de universiteiten en onderzoeksorganisaties;
•
Het tot stand brengen van het ITG als legale sponsor van niet-commerciële klinische testen;
•
De installatie van een nieuwe Wetenschappelijke Raad van Advies en een ‘Internal Review
9
Board’ en de vernieuwing van de wetenschappelijke actieplannen voor 2008; •
De verdere integratie van permanente inkomsten in de institutionele basistoelage, met een daaropvolgende herziening van de vaste personeelsstructuur en een versterking van het post-doctorale kader;
•
Het versterken van het management op vlak van communicatie, public relations, onderzoekscoördinatie en kwaliteitsverzekering;
•
Niet in het minst: de viering van de honderdste verjaardag van het ITG in 2006!
10
VOORWOORD DOOR DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN BESTUUR Engelse versie p. 6 In het voorbije jaar werden door het ITG nieuwe statuten uitgewerkt, die ondertussen door de minister werden goedgekeurd. We waren tot deze ingreep verplicht door de nieuwe wetgeving op de verenigingen zonder winstoogmerk. Het was een niet zo eenvoudige operatie, die nu gelukkig achter de rug is, zodat de aandacht opnieuw ten volle kan worden toegespitst op het onderwijs en onderzoek in de tropische gezondheidszorg, waarin ons Instituut een benijdenswaardige faam heeft hoog te houden. 2005 was ook het jaar waarin de samenstelling van de Raad van Bestuur ingrijpend werd gewijzigd. Zo namen we met spijt, maar oprechte dank afscheid van de professoren Mannaerts, Pastoret, Reynard en Van Cauwenbergh, evenals van mevrouw Scheys en de heren Reynders en Van Rossum. Stuk voor stuk hebben zij bijgedragen tot het onmiskenbare succes van het ITG. Hun opvolgers, die we inmiddels mochten verwelkomen, hebben reeds aangetoond uit hetzelfde goede hout te zijn gesneden. Met hen beschikt de Raad thans over heel wat substantiële tropenervaring en expertise in het biomedische onderzoek, de gezondheidszorg en de aidsbestrijding. De eerste vergaderingen van de nieuwe Raad met heel wat pertinente vragen en geanimeerde debatten hebben aangetoond dat de betrokkenheid van de huidige bestuurders even intens is als die van hun voorgangers, waardoor we de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen zien. Hun enthousiasme en het sterke beleidsplan voor de periode 2006-2010, waarin de terechte ambities van het ITG werden gekoppeld aan de jammer genoeg onzekere budgettaire vooruitzichten die ons bedreigen, is de beste manier – daarvan ben ik overtuigd – om de overheden ertoe te bewegen snel de noodzakelijke middelen vrij te maken. De kennis en expertise van het ITG, dat in 2006 met zijn 100ste verjaardag een groot moment beleeft, zijn vandaag immers meer dan ooit nodig om een passend antwoord te formuleren op de wetenschappelijke uitdagingen en de gezondheidscrisis in het Zuiden. Wij zijn in elk geval klaar om aan de hoge verwachtingen te beantwoorden. Camille Paulus Gouverneur van de Provincie Antwerpen Voorzitter van de Raad van Bestuur
11
VOORWOORD DOOR DE DIRECTEUR Engelse versie p. 7 In 2005 vierde ik mijn tiende verjaardag als directeur van het ITG, en het was eens te meer een jaar van vernieuwingen. Onze voorzitter verwijst in zijn voorwoord al naar de wijziging van de statuten en de samenstelling van de Raad van Bestuur. Het professorencorps werd aanzienlijk versterkt door de aanstelling van Profs. Wim van Damme (Internationaal Gezondheidsbeleid), Marleen Boelaert (Ziektebestrijding), Peter Van den Bossche (Veterinaire Ziektebestrijding), Anne Buvé (HIV/SOA Epidemiologie en Bestrijding) en Jan Jacobs (Tropische Klinische Biologie). Met spijt in het hart zagen we Prof. Jef Brandt vertrekken, na 35 jaar trouwe dienst als gedreven onderzoeker op het terrein en toegewijd docent in Veterinaire en Medische Helminthologie. Na een lange periode van reflectie en planning, hebben we de 99 jaar oude diplomacursus in Tropische Geneeskunde voor artsen grondig hervormd. Vanaf 2005 wordt deze cursus geïnternationaliseerd en onderwezen in het Frans en het Engels, ter vervanging van het Nederlands. De cursus zal ook de basis vormen van een nieuwe modulaire Masters. De oprichting van een kleine maar hoogwaardige “Clinical and Intervention Trial Unit” was een andere belangrijke verwezenlijking. Deze interdepartementele eenheid werd opgestart met de steun van het Vlaams Ministerie van Wetenschap en zal methodologische en regulatoire ondersteuning bieden aan de curatieve en diagnostische trials van het ITG. Een andere mijlpaal was het doorbreken van de 47-jaar oude ITG colloquimtraditie met de organisatie in Cotonou, Benin in plaats van in Antwerpen. Vanaf nu zullen we het colloquium afwisselend in Antwerpen en in een van onze partnerlanden organiseren. Het thema in 2005 was Buruli Ulcer. Onze partners in Benin toonden aan dat deze vreselijke plaag onder controle te krijgen is door vroege detectie en behandeling. In het voorbije jaar voerden we ook twee fundamentele administratieve hervormingen door, die vele jaren hun stempel zullen drukken op het ITG. Na een jaar van intense voorbereiding op alle niveau’s werd het IVAN-project geïntroduceerd, waarmee de verschillende administratieve en financiële diensten rechtstreeks en online gegevens kunnen uitwisselen. Het ITG pensioenfonds werd omgeschakeld van een “te bereiken doel” systeem naar een van “vaste bijdrage”, een complexe operatie met diepgaande lange termijn gevolgen voor ons financieel beheer. We namen nieuwe hoogbeveiligde laboratoria in gebruik, tot ieders tevredenheid. De renovatiewerken aan de onderwijscampus vorderden met de verrassingen en obstakels die men kan verwachten bij bouwwerken aan een 350 jaar oud klooster. Maar het einde is in zicht, een zucht van verlichting voor al de medewerkers die nu nog werken in tijdelijke en kleine lokalen. De grootste inspanning van 2005 ging echter naar het nieuwe vijfjarenplan waarvan u hierna een samenvatting vindt. We hebben duidelijke en grootse ambities, maar blijvende wetenschappelijke kwaliteit en onafhankelijkheid vereisen een dringende inhaalbeweging van onze basisfinanciering. 2005 begon en eindigde met het verlies van twee grote pijlers van het ITG. In februari overleed Prof. Jef Mortelmans, de grondlegger en hoeksteen van het Departement Diergeneeskunde. In
12
december stierf Prof. Pieter Gustaaf Janssens, de legendarische directeur van het ITG in de scharnierperiode 1957 – 1976. Hij werd 96 jaar. In oktober 2006 zal het ITG zijn honderdjarig bestaan vieren. In feite spreiden we het feest over een aantal evenementen over het jaar, en misschien ontmoeten we elkaar bij een van deze gelegenheden. Wees echter gerust dat we niet op onze lauweren zullen rusten maar zullen blijven bijdragen aan een meer eerlijke verdeling van de gezondheidszorg in de wereld. Prof. Dr. Bruno Gryseels, Directeur
13
BEZOEK VAN KONING ALBERT II EN PRESIDENT SAMPAIO Engelse versie p. 8-9 Op 20 oktober 2005 werd het ITG vereerd met een bezoek van Zijne Majesteit Koning Albert II en Zijne Excellentie President Sampaio, ter gelegenheid van een officieel bezoek van het Portugese staatshoofd. Zij werden vergezeld door onder anderen, Mr. Fernando Neves, Staatssecretaris van Europese Zaken; Mr. Jorge Pedreira, Staatssecretaris van Onderwijs; Mr. João Diogo Nunes Barata, Ambassadeur van Portugal; Prof. Dr. Jorge Torgal, Directeur van het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Lissabon; Mr. C. Paulus, Gouverneur van de Provincie Antwerpen en Voorzitter van de Raad van het ITG; Minister Katleen van Brempt, vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering; Mr. Flor de Koninck, Koninklijke griffier; Mr. Jacques van Ypersele de Strihou, kabinetschef van Zijne Koninklijke Majesteit, en een groot aantal andere stafleden. De hoge gasten begonnen het bezoek met een vertrouwelijk gesprek met twee aidspatiënten, dat een diepe indruk naliet op alle aanwezigen. Daarna namen ze deel in een interactieve lezing van Prof. Boelaert over de mogelijke dichotomiën tussen de gewone gezondheidszorg en de specifieke ziektebestrijdingsprogramma’s, hetgeen een geanimeerd debat op gang bracht tussen studenten en medecollega’s. Op de volgende verdieping legde het personeel van het ITG verschillende onderzoeksprojecten uit, zoals ons werk over de interactie tussen trypanosomen en tseetsee vliegen. Op de onderstaande foto demonstreert Jan Van den Abbeele de ontleding van de speekselklieren van een Glossina waarin de trypanosoma hun laatste transformatie ondergaan voordat ze in een menselijke gastheer worden geïnjecteerd. Ten slotte voerden de gasten een levendige discussie met studenten en onderzoekers van het ITG in Zaal Broden. Ze tekenden daar ook het ereboek en ontvingen als geschenk een verzameling lithografieën van het ITG-gebouw door Jef van Grieken. De directeurs van de instituten voor tropische geneeskunde van Antwerpen en Lissabon tekenden een samenwerkingsovereenkomst over uitwisselingen in onderzoek, opleidingen en netwerken. De
bezoekers
toonden
veel
interesse
in
het
werk
van
beide
instituten
en
de
gezondheidsproblemen in ontwikkelingslanden; ze verlieten het ITG dan ook met grote tevredenheid over hun bezoek.
14
IN MEMORIAM Engelse versie p. 10 PROF. PIETER GUSTAAF JANSSENS P.G. Janssens, directeur van het ITG tussen 1957 en 1976, stierf na een rijk en productief leven in alle vrede op 17 december 2005. Voor velen bekend als “Peegee” of “le patron” (de baas), was Prof. Janssens een legendarische en onbetwiste leider in een spilperiode van de geschiedenis van het instituut. Hij werd geboren in Gent in 1910, waar hij zijn medisch diploma behaalde in 1935. In 1936 studeerde hij Tropische Geneeskunde op het ITG en behaalde hij daarna een Masters aan de Universiteit Gent. Zijn tropische carrière begon in 1937 als arts “verantwoordelijk voor de ziekenhuizen, het laboratorium, malariabestrijding en preventie van silicose” in de koloniale goudmijnen van Kilo Moto, Noord-Oost Congo. Hij verbleef er 12 jaar, deed veel onderzoek en volgde verdere opleidingen in Zuid-Afrika en het Verenigd Koninkrijk. In 1950 werd hij benoemd als Kliniekhoofd en Hoogleraar Tropische Pathologie op het ITG. In 1957 volgde hij Prof. Dubois op als directeur
en
moest
meteen
de
gevolgen
onder
ogen
zien
van
het
onverwachte
dekolonisatieproces. Het voortbestaan van het ITG in deze moeilijke periode is bijna volledig toe te schrijven aan zijn visionair intellect en zijn tactische alertheid. Bijna 50 jaar op voorhand voorzag hij de rol van de westerse tropische instituten in de 21ste eeuw: onderzoek, capaciteitsversterking en netwerking om de gezondheidszorg in het Zuiden te verbeteren. Hij was als arts en wetenschapper een van de eersten om het belang van de antropologische, sociale en economische aspecten van de gezondheidszorg te erkennen. Hij was verantwoordelijk voor de oprichting van de nieuwe departementen: Volksgezondheid, Diergeneeskunde en de eenheid Virologie, die ook vandaag nog standhouden. Hij geloofde vooral in de capaciteiten van de wetenschappers en de artsen van de tropische landen zelf en beschouwde de opleiding van en de steun aan een nieuwe generatie nationale leiders als onze belangrijkste taak. Hij was dan ook, samen met anderen, de drijvende kracht achter de internationale Masterprogramma’s van het ITG. Terwijl hij het ITG met sterke hand nieuwe richtingen induwde, bleef hij ook actief als docent, onderzoeker en clinicus. Zijn encyclopedische kennis van tropische ziekten was onvoorstelbaar en werd voor het nageslacht vastgelegd in zijn monumentaal werk “Health in Central Africa since 1885, past, present and future”. Hij was lid van verschillende expertcommittees van de WGO, betrokken in verschillende gezondheidsprojecten in het Zuiden, professor en vice-decaan aan de UA, gasthoogleraar aan buitenlandse universiteiten en lid van een groot aantal wetenschappelijke verenigingen en ontwikkelingsorganisaties. Na zijn pensioen in 1976 bleef hij lezen, schrijven en collega’s en vrienden ontmoeten tot de dag van zijn dood. P.G Janssens had een groot inzicht in het herkennen en het aanmoedigen van jong talent. Hij liet daardoor niet alleen een enorme intellectuele en institutionele erfenis achter, maar ook verschillende generaties van deskundigen in tropische ziekten; een echte “Belgische school” die zal blijven voortbestaan als testament van zijn wetenschappelijke uitmuntendheid en diepmenselijke solidariteit.
15
PROF. JEF MORTELMANS Engelse versie p. 11 Prof. J. Mortelmans, geboren in 1924 in Vremde nabij Antwerpen, behaalde zijn diploma in diergeneeskunde aan de Universiteit Gent in 1949 en studeerde Tropische Diergeneeskunde aan het ITG in 1950. Hij werkte tussen 1952 en 1959 in de veterinaire laboratoria van Kynesyi, Elisabethville (nu Lubumbashi), Stanleyville (Kisangani) en Astrida (Butare), allemaal in Congo en Rwanda-Burundi. Hij werd benoemd als docent op het ITG in 1959 en als hoogleraar en hoofd van de veterinaire eenheid in 1962. Doorheen de jaren ontwikkelde hij de veterinaire eenheid van een eenmansoperatie tot een volledig departement met een uitgebreid internationaal opleidings- en onderzoeksprogramma
in
tropische
diergeneeskunde
en
veeteelt.
Hij
schreef
262
wetenschappelijke publicaties en leidde 615 studenten op tot masters- of doctoraatsniveau. Veel van zijn studenten bekleden hoge posities in Afrika, Latijns-Amerika, Europa of bij internationale organisaties. Velen herinneren zich zijn gepassioneerde lezingen, vol fantastische verhalen, anecdotes en wijsheid. Hij was onder meer lid van het ‘Technical Advisory Committee of the Consultative Group for International Agricultural Research’ (CGIAR, Washington), gasthoogleraar aan de universiteit van Leuven (1970-1989), voorzitter van de ‘Association of Tropical Veterinary Institutes’ (1986-1989), lid van de Belgische Academie voor Overzeese Wetenschappen (sinds 1968), oprichter en voorzitter van de organisatie ‘Agri-Overseas’ en redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift ‘Tropicultura’ (1980-1989). Na zijn pensioen in 1989 bleef hij een hechte vriend en bondgenoot van het ITG; hij stond altijd klaar om te helpen of om invloed uit te oefenen wanneer het departement in moeilijk vaarwater terechtkwam. Hij stierf op 19 februari 2005 na een lange periode van ziekte, welke hij verdroeg met de intelligentie, de moed en de humor die hem tot zulk een gedenkwaardige persoon maakten.
16
Vernieuwing van de Raad van Bestuur Engelse tekst p. 12 Vernieuwing van de Raad van Bestuur op 14 oktober 2005. Met grote dankbaarheid namen we afscheid van vice-voorzitter Prof. G. Mannaerts, leden Mr. E. Magnus, Mr. L. Van Rossum, Prof. P Pastoret, Prof. M. Reynaert (op de foto’s hierboven), Mevr. M. Scheys, Dr. Reynders en Prof. P. Van Cauwenberghe (niet op de foto’s). De Raad van Bestuur verwelkomde de nieuwe externe leden Mevr. E. Barbé, Dr. D. Cuypers, Prof. P Goubau, Dr. J. Laruelle, Prof. B. Losson, Dr. M. Sormann, prof. M. Temmerman and Prof. M. Waer. Van nu af aan zullen de vertegenwoordigers van de wetenschappelijke assistenten deelnemen als volwaardige leden, niet als observeerders. Deze nieuwe interne Raadsleden zijn Dr. E. Thys en Mevrouw D. Jacquet.
17
ONDERWIJS Engelse versie p. 14-26 In het onderwijsprogramma van het ITG ligt de nadruk op postuniversitair onderwijs in humane en veterinaire
tropische
geneeskunde
en
openbare
gezondheidszorg.
Dit
gebeurt
via
postgraduaatscursussen, internationale Masters en doctoraatsopleidingen. De sterktes van het ITG zijn de diepgaande interactie tussen onderzoek en terreinwerk, de internationale dimensie en de brede interdisciplinaire expertise van moleculaire biologie tot medische antropologie. Het ITG neemt een aparte en zeer gespecialiseerde plaats in in het Vlaams academisch landschap. We werken actief mee aan de uitbouwing van de Europese dimensie van het hoger onderwijs. In 2005 werden de nieuwe Vlaamse onderwijsdecreten, geïnspireerd door de Bolognaverklaring, omgezet
in
concrete
curriculumhervormingen.
Zo
werd
de
99ste
editie
van
de
postgraduaatsopleiding grondig geherstructureerd. De cursussen kregen een modulaire structuur en we werkten verder aan de integratie van de disciplines, de herdefiniëring van de onderwijsdoelstellingen en een actieve deelname aan de Europese programma’s. Vanaf 2005 wordt deze cursus onderwezen in het Engels en het Frans; de Nederlandse versie wordt opgeheven. Ook deze cursus is inderdaad een internationaal trefpunt geworden; de meerderheid van de studenten komt uit het buitenland. Verschillende modules gaan verder dan louter medische en biomedische aspecten en stimuleren de interdisciplinaire dialoog. Het fundamenteel herstructureren van een cursus, zo diep geworteld in de institutionele geschiedenis, is een hele uitdaging. Het aanpassen van één detail heeft n invloed op de hele, over de jaren opgebouwde, structuur. We herzagen daarom zowel onze onderwijsobjectieven, de structuur van de cursus, de didactische principes als het academisch kwaliteitsmanagement. Dit proces wordt thans verder gezet in de andere Masterprogramma’s om klaar te zijn voor de formele evaluatie en re-accreditatie in 2008. In dezelfde context zullen we ook de synergie met het onderwijsprogramma van onze Zuidpartners versterken. Het ITG nam strategische beslissingen over afstands- en computergestuurd onderwijs en test in verschillende pilootprojecten nieuwe technische en didactische benaderingen uit. Ze bieden stimulerende perspectieven voor vernieuwend en gevorderd onderwijs in een geglobaliseerde wereld. Een voorbeeld hiervan is de SCART (Short Course on Anti-Retroviral Treatment) die we, mede door een groeiende “E-medicine netwerk” constant aanpassen aan een snel evoluerend terrein en de grote vraag naar ‘cuttingedge’ opleidingen.
18
HET ONDERWIJSAANBOD VAN HET ITG Het ITG biedt een hoogkwalitatief onderwijsprogramma aan op postuniversitair niveau. Hieronder krijgt u een overzicht van het cursusaanbod in 2005. De tabellen achteraan dit hoofdstuk geven een overzicht van de theses en dissertaties die onze studenten in het voorbije jaar produceerden.
Cursussen Tropische Geneeskunde Deze postgraduaatcursussen zijn vooral bedoeld voor artsen, verpleegkundigen, vroedvrouwen, en biomedici
uit
niet-tropische
landen.
Zij
bieden
een
bijkomende
vorming
in
tropische ziekten en gezondheidszorg. Na vier à vijf maanden theoretische en praktische lessen krijgen
de
studenten
een
specialisatiegetuigschrift
dat
vereist
wordt
door
de
meeste
ontwikkelingsorganisaties. Het ITG biedt twee dergelijke specialisaties aan.
Cursus in de Tropische Geneeskunde voor artsen en biomedici Deze specialisatiecursus duurt vijf maanden (september tot februari) en komt overeen met 30 ECTS credits (European Credit Transfer System). De 2004-2005 editie werd, gelijktijdig maar gescheiden, in het Nederlands en het Frans onderwezen. Deze cursus is toegankelijk voor alle houders van het artsendiploma en er is geen ervaringsvereiste. Met een deels aangepast curriculum is deze opleiding ook toegankelijk voor biomedici en apothekers. Deze opleidingen worden bekroond met een postgraduaatsgetuigschrift. In 2004-2005 volgden 46 studenten deze cursus (22 Nederlands en 24 Frans), het merendeel uit Europa (35 studenten of 76%). In totaal behaalden 39 studenten of 85% het diploma. De structuur van deze cursus werd helemaal herzien in 2005 en de cohorte van september 2005 was de eerste die het nieuwe programma volgde. De cursustalen zijn nu Engels en Frans; het Nederlands
werd
afgevoerd.
De
cursus
bestaat
nu
uit
twee
modules: “Internationale
Gezondheidszorg” en “Klinische Besliskunde”. De eerste module (20 ECTS credits) is ook toegankelijk voor niet medische gezondheidswerkers met relevante professionele ervaring. De modulaire structuur laat bovendien een vlotte integratie toe van credits in de Master programma’s waardoor de flexibiliteit en internationale dimensie van de cursus versterkt wordt.
Cursus Tropische Geneeskunde voor verpleegkundigen en vroedvrouwen Deze cursus duurt vier maanden (maart – juni) en is gelijk aan 20 ECTS credits. Hij wordt eveneens onderwezen in het Nederlands en het Frans en is toegankelijk voor verpleegkundigen van niveau A1 of gelijkwaardig met minimaal een jaar beroepservaring. De cursus is vergelijkbaar met de artsencursus, aangevuld met specifieke cursussen over verpleegkunde. In 2005 volgden 112
19
studenten deze opleiding (34 Nederlands en 78 Frans), waarvan het merendeel uit Europa (83 studenten of 74%). In totaal behaalden 111 studenten (99%) het diploma.
Internationale Masterscursussen De Mastersopleidingen komen overeen met 1,500 à 1,800 uren (10 - 12 maanden) postuniversitaire studie, gelijk aan 60 ECTS credits. Deze gevorderde expertcursussen richten zich tot artsen, biomedici en veeartsen die al een substantiële werkervaring van minimum 3 - 5 jaar in ontwikkelingslanden hebben maar zich verder willen bekwamen in hun vakgebied. De opleiding kan ook dienen als aanloop naar een doctoraatsopleiding en/of een wetenschappelijke carrière. Naast specifieke kennisoverdracht, creëren deze cursussen ook een forum voor internationale uitwisseling van ervaringen, methoden en inzichten. Alle studenten maken een eindwerk, meestal over hun eigen ervaring, en verdedigen dit werk en hun opgedane kennis voor een internationale jury. Het interactieve pedagogische concept beperkt het aantal deelnemers tot twintig per cursus. In totaal volgt jaarlijks een 80-tal studenten van alle continenten de ITG Mastercursussen. Dankzij de steun van het Directoraat-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) kunnen we jaarlijks een zestigtal deelnemers uit ontwikkelingslanden een volledige beurs aanbieden (inschrijving, lesgeld, reis en verblijf). Andere studenten worden gesteund door nationale of internationale organisaties. Het ITG organiseert drie hoofdrichtingen in zijn internationaal Mastersprogramma:
Master of Public Health (MPH) Deze “International Course for Health Development (ICHD)” is een internationaal postgraduaat (60 ECTS credits) die leidt tot een Mastersdiploma Volksgezondheid. Deze cursus wordt jaarlijks afwisselend in het Engels en het Frans (Cours International pour la Promotion de la Santé) gedoceerd voor twee groepen van elk twintig gezondheidsexperten (vooral artsen) met een minimum van 4 jaar beroepservaring. Een van de essentiële karakteristieken van deze cursus is zijn internationale dimensie. Deelnemers uit een groot aantal landen worden samengebracht in een academische omgeving die uitwisseling en kritische analyse stimuleert. Het hoofddoel van de ICHD-opleiding is het versterken van de capaciteit van professionele gezondheidswerkers voor het ontwikkelen en beheren van gezondheidsdiensten en -systemen. De cursus is onderverdeeld in 5 hoofdmodules:
Theorie en praktijk van gezondheidsorganisaties (242 lesuren)
Methoden voor de analyse van ziekten en gezondheidsproblemen (66 lesuren)
Specifieke technieken en kennis (145 uren)
20
Verbreden van de horizon voorbij de traditionele geneeskunde en gezondheidsdisciplines (60 uren)
Zelfstandige studie en uitwisseling van ideeën (seminaries, conferenties, het schrijven van dissertaties: 92 uren).
In het academiejaar 2004-2005 volgden 37 deelnemers de Franse editie. Zij kwamen uit 19 landen (Bolivië, Burkina Faso, Burundi, Kameroen, Ivoorkust, Cuba, Frankrijk, Guinée-Conakry, Haïti, Madagascar, Mali, Marokko, Mauritanië, Niger, D.R. Congo, Rwanda, Sao Tomé, Tsjaad en Togo). 34 studenten behaalden het diploma. 28 studenten kregen een DGOS beurs waaronder 7 vrouwen.
Master of Science in Disease Control (MDC) De MDC/MCM cursus (60 ECTS credits) wordt afwisselend maar synchroon met de MPH in het Frans en Engels gedoceerd. Hij is gericht op de epidemiologische, technische en organisatorische aspecten van specifieke ziektebestrijding, met als opties Reproductieve Gezondheidszorg en Tropische Ziekten. Deze keuzemodules (10 weken elk in het 3de trimester) zijn ook toegankelijk voor externe studenten. De afgestudeerden moeten in staat zijn nationale en internationale bestrijdingsprogramma’s
te
ontwerpen,
leiden
en
evalueren.
Naast
een
grondige
epidemiologische en technische kennis wordt, zowel conceptueel als methodologisch, de nadruk gelegd op de duurzame integratie van ziektebestrijding in de bestaande gezondheidsdiensten. In 2005 volgden 18 deelnemers uit 13 verschillende landen met succes de MDC (Algerije, Burkina Faso, Burundi, Kameroen, Ivoorkust, D.R. Congo, Ethiopië, Frankrijk, Mali, Niger, Rwanda en Senegal. 17 studenten behaalden het diploma. 16 studenten kregen een DGOS beurs (7 vrouwen).
Master of Science in Tropical Animal Health / Production (MSTAH) In 2004-2005 werd de tweede editie van de MSTAH/MSSAT georganiseerd. Deze cursus richt zich vooral naar dierenartsen, bio-ingenieurs en biologen met een minimum van 2 jaar relevante ervaring. Hij wordt georganiseerd van september tot juli en wordt afwisselend in het Frans en Engels gedoceerd. Door de modulaire structuur kan het programma aangepast worden aan de vraag en de specifieke interesses van de deelnemers. De cursus richt zich vooral op de epidemiologie en bestrijding van veterinaire ziekten in ontwikkelingslanden. Als gevolg van een algemene evaluatie van de opleiding door de studenten van 2003-2004 werden allerlei bijsturingen gemaakt in deze tweede editie. De meer technische modules van de keuzeopties (opties dierenziektebestrijding en epdiomologische gegevensverzameling en –analyse) werden uitgebreid ten
koste
van
de
gezamenlijke
onderdelen
(module
onderzoeksmethodologie,
projectmanagement en veestokontwikkeling). In 2005 werd een Fransstalige cohorte van 24 gezondheidswerkers verwelkomd, voornamelijk uit West- en Centraal Afrika, van wie er 22 het diploma behaalden.
21
Doctoraatsopleidingen Het ITG reikt zelf geen doctoraten uit; elke doctorandus schrijft zich ook in aan een universiteit, die mee waakt over de kwaliteit van het werk en formeel de titel uitreikt. Het merendeel van de opleiding en het onderzoek gebeurt op het Instituut en/of zijn partnerinstelling in het Zuiden. De onderzoeksonderwerpen sluiten aan bij de specifieke onderzoeksvelden van het ITG en kunnen dus variëren van sociologie tot moleculaire biologie. Momenteel leidt het ITG een tachtigtal doctorandi op in zijn laboratoria en/of op het terrein. Ongeveer de helft hiervan is tewerkgesteld als onderzoeksassistent en komt uit België of een Europees land. De andere helft bestaat uit beursonderzoekers uit ontwikkelingslanden. De druk bijgewoonde ‘Biomedical Research Seminars’, ‘Epidemiological and Public Health Research Seminars’, ‘Journal Clubs’ en ‘Innovative Method Seminars’, en discussies over specifieke landen en internationale beleidsvragen vormen ook een belangrijk onderdeel van de doctoraatsvorming.
Korte cursussen op het ITG Naast dit basisaanbod organiseert het ITG een aantal kortere specialisatiecursussen:
De SCART cursus (Short Course on Anti-Retroviral Therapy and Comprehensive Care for People living with HIV/AIDS in Countries with Limited Resources) werd in de zomer van 2005 voor de derde keer georganiseerd. Het doel van deze drie weken durende cursus is een “cuttingedge”
opleiding
in
HIV/AIDS
zorg
en
behandeling
voor
artsen
die
werken
in
ontwikkelingslanden. De cursus spitst zich toe op de vaardigheden voor de behandeling van HIV/AIDS patiënten in arme landen, zowel in de eerste als de tweede lijn; de opvolging van bijwerkingen en effectiviteit; de preventie van moeder-kind-transmissie; de organisatorische, sociale en deontologische aspecten van antiretrovirale programma’s; de interpretatie van klinische onderzoeksresultaten; doorzicht van valkuilen en ethische vraagstukken. De cursus wordt geaccrediteerd door het tropED netwerk sinds 2005. Het ITG voorziet de SCARTdeelnemers met blijvende ondersteuning na de cursus.
De Short courses on Planning and Management of Reproductive Health Programmes en de Short Course on Planning and Management of Tropical Diseases Control Programmes vormen de keuzemodules van de Master of Science in Disease Control. Deze staan open voor een beperkt aantal externe deelnemers (maximum 10 per module) met een afdoende vooropleiding of beroepservaring. Meestal zijn dit managers van bestrijdingsprogramma’s die zich willen bijscholen of modulaire Mastersstudenten uit andere instellingen. Het ITG kan maximaal 10 DGOS-beurzen uitreiken voor kandidaten uit ontwikkelingslanden. In 2005 volgden 13 studenten deze modules.
De MScTAH-modules (Master of Science in Tropical Animal health) zijn ook toegankelijk voor externe kandidaten; in 2005 schreven drie studenten zich in voor individuele modules.
22
De Specialisatiecursus in Medische en Veterinaire Mycologie wordt jaarlijks georganiseerd (maart - juni, in het Frans en Nederlands) voor klinische biologen en medische technologen uit Europa (in combinatie met hun beroepsuitoefening), of uit andere continenten (meestal in combinatie met een andere opleiding aan het ITG of in België). Door de toename van opportunistische schimmelinefecties (als een complicatie van immunosuppressie, kanker of AIDS) neemt de vraag naar deze cursus alsmaar toe. In 2005 werd deze cursus gevolgd door 19 deelnemers.
De Bijscholingscursus HIV/AIDS (om de 18 maanden in het Nederlans, avondcursus van 13 x 2 uur) houdt Vlaamse artsen, paramedici, docenten en andere beroepsgroepen op de hoogte van de snelle evoluties in de zorg voor en de bestrijding van HIV/AIDS en Seksueel Overdraagbare Ziekten. In 2005 woonden 80 gezondheidswerkers deze cursus bij. De volgende editie zal doorgaan in de herfst van 2006.
Toelatingsvoorwaarden, selectiecriteria en studiegelden aan het ITG Toelatingsvoorwaarden De cursussen op het ITG zijn alleen toegankelijk voor studenten die reeds een universitair Masterdiploma hebben behaald, behalve de cursussen in tropische geneeskunde voor verplegers en vroedvrouwen. De mid-carrière ITG Masters hebben ook een minimum van 3-5 jaar ervaring nodig. De toelatingsvoorwaarden kunnen met enige flexibiliteit gehanteerd worden, zodat ook nietmedische gezondheidswerkers met ervaring zich kunnen inschrijven, mits goedkeuring van de cursusdirecteurs.
Selectiecriteria De post-graduate diplomacursussen laten studenten toe volgens het principe ‘eerst komt, eerst maalt’, met een maximum van 80 studenten per taalgroep. Voor de Masterscursussen bestaan er selectiecommittees die alle aanvragen doorlichten op basis van vroegere academische kwalificaties, beroepservaring, gecertificeerde taalvaardigheden, motivatie en referenties. Omdat het aantal geschikte kandidaten het maximum toegelaten studenten zwaar overschrijdt, worden er bijkomende criteria op basis van geslacht, professionele en geografische diversiteit gehanteerd om een gebalanceerde groep te creeëren. In het academiejaar 2004-2005 werden er 37 kandidaten geselecteerd voor de MPH uit een groep van 164; voor de MDC werden er 18 geselecteerd uit 115 en 24 kandidaten uit 140 werden aanvaard voor de MSTAH.
23
Studiegelden en beurzen Het ITG hanteert vier algemene principes bij de bepaling van de studiegelden:
Ze zijn gebaseerd op een realistische en transparante kostenberekening;
Ze zijn gelijk voor alle studenten van eenzelfde cursus;
Ze vrijwaren de toegankelijkheid en competitiviteit van de opleidingsprogramma’s;
Het studiegeld dekt 50% van de volledige cursuskosten. De kosten variëren met de duur van de cursus, de omvang van de klassen en het niveau van de individuele lessen. Het inschrijvingsgeld voor de post-graduate diploma cursussen in Tropische Geneeskunde bedraagt 1,120 Euro. Voor de internationale opleidingen op gevorderd of Mastersniveau (60 studiepunten) bedraagt het studiegeld 14,000 Euro (2004-2005), inclusief alle onderzoeks- en opleidingskosten. Korte internationale expertopleidingen (2 tot 10 weken) worden kostendekkend georganiseerd: het studiegeld varieert van 300 tot 1,200 Euro. Deelnemers uit ontwikkelingslanden hebben bijna altijd toegang tot een volledige beurs (inclusief leefgeld) van het ITG, DGOS of andere organisaties. Andere studenten ook en vooral uit de Europese Unie kunnen aanspraak maken op een gedeeltelijke beurs van maximaal 60% van het studiegeld uit het ITG beurzenfonds. In 2005 kregen 16 deelnemers aan korte cursussen een volledige ITG/DGOS-beurs (10 voor MDC modules, 6 SCART).
Externe leeropdrachten Verschillende ITG-docenten hebben een deeltijdse leeropdracht aan Belgische universiteiten:
Universiteit Gent: Internationale Gezondheidszorg (Faculteit Geneeskunde en Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen); Humane Voedingsleer, Tropische Dierlijke Produktie (Faculteit
Bio-ingenieurswetenschappen);
Tropische
Diergeneeskunde
(Faculteit
Diergeneeskunde).
Universiteit
Antwerpen:
Parasitologie,
Tropische
Infectieziekten
en
AIDS
(Faculteit
Geneeskunde); Volksgezondheid en Epidemiologie, Health Projects, Humanitaire Bijstand (Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -Beheer); Tropische Ecologie en Parasitologie, Tropische Infectieziekten, Immunologie van Tropische Infectieziekten, Algemene Parasitologie (Faculteit Biomedische, Farmaceutische en Diergeneeskundige Wetenschappen).
Vrije Universiteit Brussel: Importpathologie, Tropische Virologie, Bacteriologie, Moleculaire Biologie (Faculteit Geneeskunde); Parasitologie, Infectieziekten (Faculteit Wetenschappen); Parasitologie (IPMB); Tuberculose, HIV (Master in Medisch en Farmaceutisch Onderzoek).
24
Facultés Universitaires Notre-Dame de la Paix, Namur: Parasitologie (Faculteit Biologie).
Université
Catholique
de
Louvain,
Louvain-la-Neuve:
Maternal
health,
Seksueel
Overdraagbare Aandoeningen (Institut de Démographie).
Université Libre de Bruxelles: Parasitologie (Faculteit Geneeskunde).
In
Nederland
verzorgen
ITG
professoren
onderdelen
van
de
Masterscursussen
Volksgezondheid en Tropische Geneeskunde aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam.
ITG professoren doceren ook in de European course in Tropical Epidemiology (ECTE) die jaarlijks georganiseerd wordt in een beurtrol met andere Europese instituten voor tropische geneeskunde.
Het Departement Diergeneeskunde werkt mee aan een Erasmus Mundus onderwijsproject “Tropische Neurowetenschappen en Parasitologie”, gesponsord door de EU en gecoördineerd door de Universiteit van Limoges, Frankrijk.
Het ITG begeleidt jaarlijks een groot aantal universitaire licentiaatsthesissen, eindwerken van hogeschoolstudenten en stagiaires uit binnen- en buitenland.
Academische Samenwerking met het Zuiden Naast het onderwijsaanbod aan het ITG zelf ondersteunen we een groeiend programma van capaciteitsopbouw in het Zuiden (zie verder). De meest belangrijke onderdelen hiervan zijn:
De “Post-Grado en Medicina Tropical y Control de Enfermedades” aan de Universidad Mayor San Simon van Cochabamba in Bolivia, vergelijkbaar met de diplomacursus tropische geneeskunde aan het ITG. De eenheid Epidemiologie is nauw betrokken bij het onderwijs, de curriculumbijsturing en de kwaliteitscontrole, in samenwerking met de Universiteit Gent. Op termijn hopen we dat deze cursus een accreditatie krijgt als kernmodule van het Europese Mastersprogramma in International Health (TropEd).
Sinds 1998 helpt het Departement Volksgezondheid van het ITG de Pontificia Universidad Católica van Ecuador (PUCE) in Quito bij het uitbouwen van een “Instituto de Salud Pública” (ISP).
Zij
organiseren
een
tweejarige
Masterscursus
Volksgezondheid
op
basis
van
probleemgestuurd onderwijs. In 2004 studeerde de derde promotie af, en startte een vijfde
25
lichting met 12 studenten uit verschillende Latijns-Amerikaanse landen. Het werd ook mogelijk deze cursus parttime te volgen.
Het Departement Diergeneeskunde verleent nog steeds institutionele en wetenschappelijke ondersteuning aan het onderwijs van het Centre for Ticks and Tick-Borne Diseases in Lilongwe, Malawi. Dit centrum zal eveneens de basis worden voor praktische opleiding en evaluatie van Mastersstudenten Tropische Diergeneeskunde via afstandsonderwijs dat georganiseerd wordt door de Universiteit van Pretoria in samenwerking met het ITG (zie ook hoofdstuk Afstandsonderwijs).
In het Instituto de Medicina Tropical Cayetano Heredia in Lima, Peru, draagt het ITG bij aan de opleiding klinische tropische geneeskunde.
In het Hope Hospital in Phnom Penh, Cambodja, leiden we internisten en HIV/AIDS specialisten op.
In het Centre Hospitalier Universitaire, Kigali en de Universiteit van Butare in Rwanda ondersteunen we de opleiding van specialisten en klinische onderzoekers.
Afstandsonderwijs Het
ITG
ontwikkelde
in
de
voorbije
jaren
een
gedegen
aanbod
van
interactieve
onderwijsprogramma’s via computer en/of internet.
Tropische geneeskunde op CD-Rom De Engelstalige educatieve CD-ROMS van het ITG over tropische geneeskunde worden intensief gebruikt door ITG-studenten, het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam en meerdere instellingen wereldwijd. De inhoud wordt voortdurend bijgewerkt. In 2005 evalueerden we ook “Singlesource editing” technologieën om onderhoud, updating, upgrading en uitbreiding van onze internetcursussen te verbeteren. In de volgende jaren willen we een geïntegreerd ‘Learning Content Management System’ invoeren zodat onze docenten hun cursussen kunnen publiceren en updaten in verschillende media tegelijkertijd, zoals MS-Word, HTML, CD-ROM en pdf. Een ‘single-source platform content-E’ werd in december 2005 geïnstalleerd en de docenten opgeleid begin 2006. Bestaand cursusmateriaal zal geleidelijk aan omgezet worden naar zowel internet-gebaseerde als gedoceerde cursussen. Het cursusmateriaal zal bestaan uit een ‘Sharable Course Ware Object Reference Model (SCORM-compatible)’ om een makkelijke overgang te maken tot een ‘Learning Management System’.
26
Documentlevering via de ITG bibliotheek Het programma voor aanlevering van elektronische documenten (DocDel) naar onze institutionele Zuidpartners ontving 1,0292 aanvragen in 2005, een toename van 600% vergeleken met vorig jaar. Dit programma werd vooral goed ontvangen bij onze partners uit Zuid-Amerika (bijna 90% van de aanvragen), in tegenstelling tot Afrika en Azië. In het begin van 2005 hebben we enkele stagiaires uit Peru en Ecuador ontvangen voor een praktische DocDel workshop.
Departement Diergeneeskunde elektronische cursussen Het Departement Diergeneeskunde breidde de internationale samenwerking uit met de Universiteiten van Pretoria, Utrecht en Glasgow aan de hand van twee internet-gebaseerde opleidingsprogramma’s.
Master of Science in Veterinary Tropical Diseases (MSc: http://www.up.ac.za/academic /veterinary/depts_vtd_mscweb/index.htm
Gecertificieerde Online Modules in Tropische Dierengeneeskunde: http://www.up.ac.za/academic/veterinary/depts_vtd_cpdweb/index.htm
Het diplomaprogramma richt zich op belangrijke infectie, ecto- en endoparasitaire ziekten van tamme en wilde dieren in sub-Saharaans Afrika. De eerste MSc-cohorte begon in 2005. Het ITG ontwikkelde twee modules, “Teken” en “Tekenoverdraagbare ziektes bij herkauwers”. Docenten uit Antwerpen en Petoria gaven in november een praktijk cursus over teken met behulp van vernieuwende interactieve animaties. Evaluatieve enquêtes op het einde van elke module merkten zowel negatieve als positieve kenmerken aan. Hoewel sommige studenten technische moeilijkheden ervaarden met de synchrone discussies, waren de meeste kandidaten zeer enthousiast over de interactieve cursusinhoud.
Interactief computerprogramma tropische medische besliskunde (Kabisa) Kabisa (www.kabisa.com) is een opleidingsprogramma voor diagnostische vaardigheden in (sub)tropische regio’s. Het daagt de student uit een diagnose te stellen voor eender welk ziektebeeld door vragen te stellen, een virtueel fysiek onderzoek en virtuele diagnostische tests uit te voeren. De ingebouwde tutor ondersteunt de input van de student met complexe logische algoritmen en wiskundige berekeningen, geeft commentaar en hulp en accepteert de uiteindelijke diagnosis indien de student voldoende bewijs aanleverde. In 2005 werd er een plan afgerond om het programma om te vormen naar dot.net, waarvoor een openbare aanbesteding werd gelanceerd. De inhoud werd up-to-date gebracht met de gegevens van een grote studie rond geïmporteerde koorts (zie Departement Klinische Wetenschappen).
27
Telemedicine voor HIV/AIDS In
2003
startte
het
ITG
een
computerondersteund
opleidingsprogramma
(www.telemedecine.itg.be) om artsen in afgelegen gebieden te ondersteunen in de behandeling van AIDS-patiënten met antiretrovirale therapie (ART). Dit “Telemedicine” project ondersteunt dus artsen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika door expertconsultaties op afstand. Op deze manier blijven zij op de hoogte van alle ontwikkelingen in de behandeling van HIV/AIDS en opportunistische infecties (zie ook hoofdstuk Klinische Wetenschappen).
Studentendienst In 2005 stond de Studentendienst de meer dan 700 internationale Master-, getuigschrift-, doctoraats- en individuele studenten met raad en daad bij in tal van praktische beslommeringen zoals visa-aanvragen, logement, sociaal advies, bankrekeningen openen en beurzen regelen. Dit is maar een greep uit de brede waaier van problemen waarin deze dienst de ITG studenten bijstaat. De Studentendienst biedt ook een luisterend oor aan hulpzoekende studenten en organiseert een ruim aanbod aan sportieve en socio-culturele activiteiten om de omgang tussen studenten en personeel te stimuleren, waaronder uitstappen naar verschillende steden in en buiten België.
Alumni netwerken De voorbije jaren bouwden we in verschillende landen actieve netwerken op van alumni van de ITG Mastercursussen. Een eerste doelstelling is het onderhouden van het constante leerproces dat in werking werd gezet tijdens de opleiding in Antwerpen. Een tweede is de ondersteuning van de alumni in hun werkomgeving op allerlei manieren. De moeilijke werkomstandigheden van vele alumni leiden immers dikwijls tot professioneel isolement en verlies van motivatie en competentie. Informatie en communicatie met gelijkgezinden en collega’s is dan van vitaal belang. Op de derde plaats geven de alumni feedback van op het terrein; dit is voor het ITG belangrijk om de cursussen continu te evalueren, te vernieuwen en bij te sturen. De ondersteuning van ITG alumni gebeurt op verschillende manieren:
Het promoten en ondersteunen van nationale, regionale en internationale netwerking;
Het organiseren van regionale bijeenkomsten en nationale workshops;
Het bijhouden en uitwisselen van adressen en werkomgevingen van de alumni;
De communicatie en uitwisseling van ideeën met en tussen alumni via e-mail en bezoeken;
De publicatie van een halfjaarlijkse nieuwsbrief;
Het op aanvraag bezorgen van artikels, boeken en andere informatie;
Het helpen bij de formulering van projectvoorstellen;
Het
systematisch
betrekken
van
alumni
bij
internationale
onderzoeks-
en
onderwijsnetwerken.
28
Elk Mastersprogramma heeft zijn eigen alumnivereniging:
RIAC/INFI – Réseau International d’Anciens Participants du CIPS/International Network of Former ICHD participants (MPH programma) 12 jaar na de oprichting van het netwerk, voerden we in 2005 een diepgaande SWOT-analyse door van onze activiteiten. De doelstellingen van de RIAC/INFI werden ondergeschikt aan het streefdoel om het gezondheidsbeleid in ontwikkelingslanden te beïnvloeden, de openbare gezondheidszorg te versterken en opleidingen te ondersteunen. De bestaande activiteiten va n het netwerk (ondersteuning van nationale netwerken, organisatie van regionale bijeenkomsten voor alumni die veldwerk doen, etc.) werden weliswaar behouden en verder aangemoedigd. De RIAC/INFI ‘Newsletter’ van juni en december 2005 werd naar 900 alumni verstuurd. We hebben een nieuwe, gebruiksvriendelijke database opgericht die het contact met en tussen alumni vergemakkelijkt. De verhoogde synergie met het MDC alumni netwerk zal in 2006 tot een gezamenlijke nieuwsbrief leiden. We helpen onze alumni aan de Ecole de Santé publique in Lubumbashi met de ontwikkeling van een lokale Mastercursus in de Volksgezondheid.
MCM / MDC Alumni Networking De eerste Regionale Bijeenkomst voor Franstalige alumni vond plaats in Abidjan (Ivoorkust) in 2002. Een tweede bijeenkomst, in het Engels, vond plaats in Siem Reap (Cambodja) in september 2005, en werd mede georganiseerd door een sterke lokale alumnigroep. Alle voormalige MDCstudenten werden uitgenodigd om een abstract in te sturen over de problemen, uitdagingen en prioriteiten in hun huidige werkomgeving en de mate waarin de MDC/MCM hieraan tegemoet komt. De geselecteerde deelnemers vertegenwoordigden verschillende MDC-cohorten, landen en werkervaringen. De staf van de MDC cursus nam ook deel. De workshop begon met een discussie over de functies en capaciteiten van een manager van een bestrijdingsprogramma. De deelnemers deelden hun ervaringen in formulering, management, capaciteitsopbouw, controle en evaluatie. De discussie over de rol van lokale gezondheidswerkers in gezondheidsprogramma’s werd gevoerd rond persoonlijke ervaringen. De relatie tussen bestrijdingsprogramma’s en gezondheidszorg was een tweede onderwerp van de discussie. De lokale deelnemers stelden de prestaties, de beperkingen en de toekomstige uitdagingen van het Cambodjaanse HIV/AIDSprogramma op alle niveau’s van het gezondheidssysteem voor. Hun analyse werd afgerond door een bezoek aan een “Chronic Disease Clinic” en een gemeenschapsorganisatie die betrokken zijn bij de zorg voor HIV/AIDS-patiënten. De deelnemers evalueerden ook de kwaliteit, de relevantie en de impact van de MDC-opleiding. De centrale vraag was: “Is de informatie die men krijgt van een MDC-opleiding afdoende en uitgebalanceerd om iemand klaar te stomen voor de functies en capaciteiten van een programmamanager?” De meest voorkomende suggestie was om “communicatievaardigheden”
29
in de cursus te versterken. Deze aanbeveling werd al uitgevoerd in de MDC-cursus van 2005-2006. Een aantal andere belangrijke lessen uit de ervaringen van de deelnemers vertaalden zich ook in suggesties om de cursus verder te verbeteren. De organisatie van de Regionale Alumnibijeenkomst bood ook de mogelijkheid om het lokale netwerk in Cambodja te versterken. Dit netwerk bindt alle ex-deelnemers aan de verschillende ITG cursussen: ICHD, MDC, de Short Courses en de SCART. Langs deze lijn zullen we vanaf 2006 een gezamenlijke nieuwsbrief voor MDC en ICHD alumni beginnen uitgeven.
RIPROSAT: het alumninetwerk van het Departement Diergeneeskunde In
2005
organiseerde
RIPROSAT
(Réseau
International
de
Diplômés
en
Santé
Animale
Tropicale/International Network of Tropical Animal Graduates) een subregionaal symposium en een nationaal symposium in Congo. Het subregionale symposium was een initiatief van verschillende nationale netwerken en jonge ‘ecologische’ boeren uit zeven West-Afrikaanse landen, gesteund door de Belgische NGO TRAKMOULA. Experten in agriculturele ontwikkeling en enthousiaste boeren op zoek naar een duurzame verbetering in hun productiesysteem wisselden hun ervaringen uit. De RIPROSAT van D.R. Congo organiseerde een wetenschappelijke workshop over Afrikaanse trypanosoma. Deze workshop vond plaats in het ‘Laboratoire Vétérinaire de Kinshasa’ van 21 tot 23 november. De aanwezigen waren verantwoordelijken en wetenschappers uit de gezondheidszorg, veeteelt en trypanosomabestrijding in Congo. RIPROSAT leverde ook een financiële bijdrage aan een kleine groep alumni van de Universiteit van Kinshasa die zich actief bezig houdt met een eco-ethologische studie van Glossina f.quanzensis. De alumni Newsletters van juni en decemberzijn te vinden op onze website www.itg.be (news/contacts).
30
ACADEMISCHE COÖRDINATIE Engelse versie p. 20 Een van de hoofdtaken van de academische coördinator is de organisatie van overleg over cursusinhoud, studiemethodes, werkaanbod en wetenschappelijke ontwikkeling. In 2005 werden er twee workshops georganiseerd om de educatieve vaardigheden van de lesgevers te verbeteren, vooral in verband met interactieve methoden. Een derde workshop met de coördinatoren van de cursus ging over evaluatiemethoden. Deze workshops worden vanaf nu jaarlijks herhaald en omvatten een waaier van onderwerpen: individuele studentenbegeleiding, formulering van individuele werken en groepswerken, studentenbeoordeling, zelf- en collegabeoordeling, coherentie tussen onderwijsdoelstellingen en cursusinhoud, didactische benaderingen en elearning. In de loop van 2005 werden de interne academische reglementering hervormd, de examenreglementen up-to-date gebracht, diplomasupplementen in lijn gebracht met de nieuwe decreten en procedures ontwikkeld voor de opvolging van “sandwich” doctoraatsstudenten. Na de herstructurering van de cursus Tropische Geneeskunde kan de operationele steun van de academische coördinatie geleidelijk aan verschuiven naar de ontwikkeling van een gezamenlijke modulaire Masters in Internationale Gezondheidszorg met partnerinstituten in Europa en het Zuiden. Deze Masters zal verder bouwen op de hervormde postgraduaatscursus en initieel de nadruk leggen op klinische wetenschappen, een van de studiegebieden die nog niet vertegenwoordigd zijn in het ITG Masters programma. Ondertussen is er een gestage ontwikkeling aan de gang op vlak van ‘e-learning’, en worden de discussies rond de relevantie, efficiëntie en flexibiliteit van de bestaande Master programma’s worden uitgewerkt in concrete hervormingen. Een van de belangrijkste prioriteiten voor de nabije toekomst is de ontwikkeling van een sterkere institutionele strategie voor de onderwijssamenwerking met onze Zuidpartners.
Cursussen Tropische Geneeskunde Op 12 september 2005 gingen de hervormde postgraduaatcursussen Tropische Geneeskunde en Internationale Gezondheidszorg van start. De belangrijkste hervormingen zijn de invoering van het Engels en Frans als cursustalen (ter vervanging van Nederlands en Frans) en de omvorming tot een flexibele modulaire structuur. Een eerste module, die tot 21 december loopt, maakt de 60 deelnemers vertrouwd met “populatie logica” aan de hand van 7 thematische blokken. De eerste drie blokken gaan over specifieke gezondheidsproblemen van internationaal belang met als voorbeeld tuberculose, parasitaire ziekten en HIV/AIDS. Zorgverstrekking voor specifieke sociale groepen integreert verschillende disciplines in nog vier andere blokken. Het aantal contacturen werd verminderd ten voordele van zelfstudie en groepswerk, gericht op de kritische analyse van “evidence-based” interventies en de
31
gevoeligheid voor het standpunt van de patiënt. De tweede module concentreerde zich op de biomedische en klinische aspecten van tropische ziekten. Hoewel zes weken iets te kort bleek te zijn om alle onderwerpen te verwerken, verwierven de studenten een enorme vooruitgang in de differentiële diagnostiek. Geïntegreerde en gecoördineerde examens waren een logisch gevolg van de nieuwe cursusstructuur. Op basis van evaluaties door studenten en docenten zullen we volgend jaar verdere aanpassingen maken. De overgang van Nederlands naar Engels blijkt alvast een positieve evolutie en heeft zeker bijgedragen aan het internationaal karakter. De postgraduaat opleiding voor verplegers en vroedvrouwen blijft voorlopig volgens het bestaande formaat lopen, d.w.z. een vier maanden durende cursus in het Nederlands en het Frans.
Master of Science in Tropical Animal Health Uit de 140 kandidaturen voor het academiejaar 2004-2005 blijkt dat de reputatie van de hervormde “Master of Science in Tropical Animal Health” zich gunstig lijkt te ontwikkelen. Om de selectie van de allerbeste studenten te bevorderen, schreven we een aantal buitenlandse ministeries en instituten aan om kandidaten te identifiëren of te evalueren. Van de 140 kandidaten werden er 16 geselecteerd voor een DGOS beurs. Nog 7 andere studenten slaagden erin om beurzen te krijgen van andere instanties. Tijdens het jaarlijkse departementele seminarie werd het nieuwe MSc programma geëvalueerd en aangepast. Zo zal het departement buitenlandse organisaties bijstaan in de pre-selectieprocedures, teneinde het risico te beperken dat studenten hun diploma niet halen. De nieuwe eenheid “Ziektebestrijding” zal ten volle betrokken worden bij de verdere ontwikkeling van het curriculum.
Master in Public Health: International Course in Health Development (ICHD) Tijdens het academiejaar 2004-2005 wijdde de MPH stuurgroep veel energie aan de geplande hervormingen van de ICHD. De werkgroep ‘Toekomst van de ICHD’ analyseerde en herbeoordeelde de sterktes en zwaktes van de huidige opleiding. In een tweede fase werden de algemene doelstellingen, de doelgroep en het beroepsprofiel geherdefinieerd. De derde fase omvatte de opstelling van een competentiematrix en de algemene structuur van de nieuwe cursus. Ook voor de lopende ICHD werden de hervormingen ingevoerd op basis van de kwaliteitszorg
(studentenhandboek,
taakinstructies,
examenprocedures
e.a.).
Een
nieuwe
werkgroep ontwikkelt nu de inhoud, opdrachten en pedagogische benadering en bereidt ook een intensieve samenwerking en integratie van een vernieuwde MPH met de MDC voor.
32
Master of Science in Disease Control Het continue proces van kwaliteitszorg leverde heel wat feedback op. Ook de verwachtingen van de nieuwe MDC/MCM-deelnemers waren duidelijk: “Tot nu toe waren we maar wat aan het knoeien met onze projecten, programma’s of diensten. We kwamen naar het ITG om kwaliteitsonderwijs te krijgen over programmaformulering, -management en –evaluatie”. Deze (ex)studenten
stelden
ook
voor
het
onderwijs
in
de
concepten
en
het
beheer
van
bestrijdingsprogramma’s te versterken. Het coördinatieteam besloot om de theorie van de ‘Management and Evaluation of Programmes’ module te verbinden met de praktijk van ‘Options on Tropical Disease and Reproductive Health Programmes’. De lezingen over formulering en evaluatie werden ondersteund met concrete voorbeelden van strategische plannen, logische kaders, indicatoren en referentietermen voor evaluatie. Gezondheidswerkers op het terrein, waaronder vorige deelnemers, waren actief betrokken in de voorbereiding van de ‘case-studies’. Op advies van de thesisjury werd de opleiding in ‘literatuurstudie’ versterkt met de hulp van de bibliotheekstaf en externe docenten. De studenten kregen onder meer als opdracht om in de literatuur antwoorden te zoeken op specifieke onderzoeksvragen. Deze oefeningen leidden naar een duidelijk verbeterde kwaliteit van de literatuurbespreking in de thesissen. Tijdens de alumnibijeenkomst in Cambodja (september 2005) bespraken de alumni de noodzaak om onderwijs- en communicatievaardigheden te verbeteren, in het besef dat deze deels aangeleerd moeten worden door er actief mee bezig te zijn. Tot nu toe waren de meeste lessen in communicatie impliciet verwerkt in verschillende modules. In het MDC 2005-2006 programma wordt er een specifieke module “Communicatievaardigheden” geïntroduceerd. De relatie tussen ziekterogramma’s en algemene gezondheidszorg blijft een belangrijk onderwerp en uitdaging. De geplande samenwerking met de MPH, en tussen toekomstige experts met verschillende profielen, zal de integratie van kwaliteitszorg
en ziektebestrijding zeker verder
bevorderen.
Doctoraatsstudies In 2005 verdedigden twaalf doctorandi van het ITG met succes hun proefschrift, waaronder 3 uit ontwikkelingslanden. De meeste doctorandi kunnen ook al terugkijken op verschillende publicaties in gereputeerde internationale tijdschriften. Uit de titels (zie lijst verderop) kan men opmaken dat academische kwaliteit samengaat met een directe relevantie voor het terrein. In 2005 superviseerde het ITG in totaal 80 doctoraatsprojecten, waarvan de helft door studenten uit ontwikkelingslanden. Zij volgen gewoonlijk een “sandwich track” waarbij ze hun onderzoek deels in eigen land uitvoeren.
33
Dank zij de steun van DGOS kan het ITG elk jaar drie nieuwe “vrije” doctoraatsbeurzen aanbieden aan recent afgestudeerde alumni van haar institutionele Mastersprogramma’s. Deze beurzen (leefgeld, reis- en onderzoekskosten voor vier jaar) worden competitief uitgereikt aan de beste alumni en doctoraatsvoorstellen. Doctoraatsbeurzen kunnen ook verkregen worden binnen de institutionele capaceitsversterkingsprojecten van het ITG/DGOS programma, en andere extern gefinancierde projecten. Het ITG biedt tenslotte ook nog een aantal andere gedeeltelijke doctoraatsbeurzen aan dankzij privé mecenaat. Sinds 2003 zijn al deze beursprogramma’s in één institutioneel programma samengebracht, met dezelfde regelgeving en voorwaarden voor alle doctoraatsstudenten, onafhankelijk van financieringsbron of nationaliteit (binnen de beperkingen opgelegd door de fiscale en sociale wetgeving). Een multidisciplinaire doctoraatscommissie, voorgezeten door Prof. U. D’Alessandro, evalueert en rangschikt alle projecten en beursaanvragen.
34
TABELLEN
Academic year 2003-2004 - Number and geographic origin of participants in ITM courses Belgium
European
Other
Union
European
Africa
Asia
Latin
Other
America
countries
TOTAL
countries MD (N)
20
2
0
0
0
0
0
22
MD (F)
12
4
1
4
0
0
3
24
Nurses (N)
27
7
0
0
0
0
0
Nurses (F)
18
31
20
3
0
0
6
78
MPH
1
1
0
30
0
3
2
37
MScDC
0
1
0
16
0
0
1
18
ICTDC
0
0
0
6
0
0
0
6
ICRH
2
0
0
4
0
1
0
7
MSTAH
0
0
0
21
0
1
1
23
MSTAH (mod)
1
0
0
2
0
0
0
3
Myco (N)
12
0
0
0
0
0
0
12
Myco (F)
7
0
0
0
0
0
0
7
SCART
3
5
0
15
15
6
1
39
THIV
80
0
0
0
0
0
0
80
PhD lopend
23
1
0
28
28
9
0
68
PhD graduaten
5
1
0
4
4
2
0
12
TOTAAL
211
53
24
24
133
22
14
470
34
Modular students between brackets D/F: in Dutch /French; MD: post-graduate diploma course in Tropical Medicine for medical doctors; Nurses: postgraduate diploma course in Tropical Medicine for nurses; MPH: International Course in Health Development (ICHD)/Cours International pour la Promotion de la Santé (CIPS); MScDC: Masters of Science in Disease Control (MDC)/Maîtrise en Sciences en Contrôle des maladies (MCM); MScTAH: Masters of Science in Tropical Animal Health; FCTLMT: Short Course in Tropical Medical Laboratory Techniques, Formation Courte en Techniques de Laboratoire Médical Tropical ; Myco: Medical Mycology; SCART:Short course on Anti-Retroviral Treatment and Comprehensive Care for People living with HIV/AIDS in Countries with limited Resources; THIV: Training on Clinical Management of HIV-AIDS, Formation de Gestion Clinique du HIV - SIDA (not in 2003-04); ICTDC/CICMT: International Course on Planning and Management of Tropical Diseases Control Programmes, Cours International de Planification et Gestion
35
de Programmes de Contôle de Maldies Tropicales; ICRH/CISR: International Course on Planning and Management of Reproductive Health Programmes, Cours International de Planification et Gestion de Programmes de Santé de la Reproduction; PhD: doctoral studies (in progress at the end of the year)
Profile of participants in ITM programmes Course
Sex
Age
Previous education
M
F
20-29
30-34
35-39
40-44
> 45
1*
2*
MPH
30
7
0
8
18
11
0
0
37
MDC
10
8
0
4
9
5
0
0
18
ICTDC
5
1
0
2
2
2
0
0
6
ICRH
4
3
0
3
0
4
0
1
6
MSTAH
20
3
3
5
11
3
1
0
23
MSTAH (mod)
3
0
0
0
0
0
0
1
2
MD(N)
10
12
18
0
1
2
1
0
22
MD(F)
11
13
11
7
3
0
3
0
24
Nurses (N)
5
29
27
2
1
1
3
34
0
Nurses (F)
13
65
54
13
5
2
4
78
0
Myco (N)
7
5
4
4
0
1
3
4
8
Myco (F)
4
3
1
1
1
2
2
3
4
SCART
24
15
2
13
12
6
6
1
39
THIV
24
56
43
11
7
12
7
65
15
PhD lopend
43
25
18
16
17
12
5
0
68
PhD graduaten
8
4
2
3
3
2
2
0
12
*1 = higher education
*2 = University degree
36
Theses and dissertations 2005 ITM PhD THESES Department of Microbiology
Ariën K. Relative replicative fitness of diverse human immunodeficiency viruses; implications for the individual and the pandemic. Antwerpen: Universiteit Antwerpen, Faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen, 2005: 203 pp. UA- ITM promoter G. Vanham. Debacker M. L’ulcère de Buruli dans un centre de santé rural au Bénin. Bruxelles : ULB Faculté de Médecine, Ecole de Santé Publique, 2005: 147 pp. ULB promoter M. Dramaix; ITM promoter F. Portaels. Johnson C. Etude des facteurs de l’environnement physique et humain de l’ulcère de Buruli dans la commune de Lalo au Bénin. Cotonou: Université d’Abomey – Calavi, 2005 : 184 pp. Université d’Abomey – Calavi promoter M. Boko; ITM promoter F. Portaels. Njai Harr F. The biological importance of human Immunodeficiency Virus Type 1 (HIV-1) Circulating Recombinant Form (CRF) CRF02_AG. Brussels: Vrije Universiteit Brussel, Faculty of Sciences, Institute for Molecular Biology/Biotechnology, 2005 : 172 pp. VUB promoter P. De Baetselier ; ITM promoter G. Vanham.
Department of Public Health
Blaise P. Culture qualité et organisation bureaucratique, le défi du changement dans les systèmes publics de santé; une évaluation réaliste de projets qualité en Afrique. Bruxelles : Université Libre de Bruxelles, Faculté de Médecine, Ecole de Santé Publique, 2005: 202 pp. ULB promoter B. Dujardin; ITM promoter G. Kegels. Lutumba P. Contribution à la prise de décision stratégique dans le contrôle de la trypanosomiase humaine africaine. Bruxelles : Université Libre de Bruxelles, Faculté de Médecine, Ecole de Santé Publique, 2005: 137 pp. ULB promoter B. Dujardin; ITM promoter M. Boelaert.
Department of Animal Health
Billiouw M. The epidemiology of bovine theileriosis in the eastern province of Zambia. Gent: Ghent University, Faculty of Veterinary Medicine, Department of Virology, Parasitology and Immunology,
37
2005: 139 pp. UGhent promoter J. Vercruysse; ITM promoter D. Berkvens. Delespaux V. Improved diagnosis of trypanosome infections and drug resistant Trypanosoma congolense in livestock. Bruxelles: Université Libre de Bruxelles (ULB), Parasitologie Moléculaire, 2005: 139 pp. ULB promoter L. Vanhamme; ITM promoter D. Geysen. Fandamu P. Transmission and infection dynamics of theileriosis in southern Zambia: the effect of environmental and host factors. Merelbeke: Ghent University, Faculty of Veterinary Medicine, Department of Physiology and Biometrics, 2005: 134 pp. UGhent promoter L. Duchateau; ITM promoter D. Berkvens. Goossens E. Epidemiology and control of gastro-intestinal nematode infections in captive wild ruminants. Gent: Ghent University, Faculty of Veterinary Medicine, Department of Virology, Parasitology and Immunology, 2005: 196 pp. UGhent promoter J. Vercruysse; ITM promoter P. Dorny.
Department of Parasitology
Garcia Orellana A. L. PCR-based genotyping of neotropical Leishmania: taxonomical, clinical and eco-epidemiological applications. Brussels: Vrije Universiteit Brussel, Faculty of Sciences, 2005: 150 pp. VUB promoter P. Cornelis; ITM promoter J.-C. Dujardin. Quispe Tintaya K.W. New modular approaches for typing of Leishmania of the donovani complex: taxonomical and epidemiological applications. Namur: Facultés Universitaires Notre-Dame de la Paix, Namur, 2005: 210 pp. FUNDP promoter X. De Bolle ; ITM promoter J.-C. Dujardin.
ITM MASTERS THESES MSSAT 2004-2005
Ahouandjinou MKI. Détermination du taux d’infection de Theileria parva chez Rhipicephalus appendiculatus par la PCR RFLP dans deux provinces de l’est et du sud du Rwanda, 24 pp. Akoda K. Taux d’infection des mouches Glossina morsitans morsitans infectées avec des souches isogéniques de Trypanosoma congolense IL 1180 à différents degrés de résistance au chlorure d’isometamidium, 21 pp. Ali D. Corrélation entre le test sur souris et la PCR RFLP pour la détection de la résistance au chlorure d’isometamidium de souche de Trypanosoma congolense de différentes pathogénicités, 26 pp.
38
Bankole AA. Etude empirique de modèles bayesiens d’analyses spatio temporelles; utilisation de données réelles et simulations avec WinBUGS, 42 pp. Chegou L. Détermination des tiques de la zone forestière de la Côte d’Ivoire et du degré d’infection par Ehrlichia ruminantium chez Amblyomma sp. 24 pp. Coulibaly A. Prévalence de la trichinellose du renard (Vulpes vulpes) en Belgique, 24 pp. Dakouo M. Modélisation bayesienne spatio temporelle du risque relatif de la péripneumonie contagieuse bovine au Mali de 1996 2001, 34 pp.
Dayo GK. Corrélation entre le test sur souris et la PCR RFLP pour la détection de la résistance au chlorure d’isometamidium de souches de Trypanosoma congolense de différentes pathogénicités, 29 pp. Gragnon BG. Prévalence de l’anaplasmose et de la babésiose bovines en zone forestière de la Côte d’Ivoire, 26 pp. Mahaman Majitaba M. Contribution à l’évaluation des activités du réseau d’épidémiosurveillance: cas du réseau d’épidémiosurveillance de la peste bovine au Niger, 37 pp. Moyenga H. Méthodes qualitatives en enquêtes épidémiologiques; cas de l’utilisation dans les projets de VSF Belgique, en Afrique, 35 + VI pp. Nana STR. La péripneumonie contagieuse bovine au Burkina Faso de 1992 à 2002; analyse spatio temporelle, 38 pp. Ndeledje Gondje N. Comparaison de la transmissibilité des souches pathogènes et peu pathogènes de Trypanosoma congolense par Glossina morsitans morsitans, 20 pp. Nya E. Prévalence de la cysticercose bovine à l’abattoir de Maroua, province de l’Extrême Nord, Cameroun, 31 pp. Phanord S. Etude de la prévalence de la peste porcine classique au niveau des principales Iles adjacentes de la République d’ Haïti, 37 pp. Rayaisse JB. Les trypanosomoses animales africaines et leurs vecteurs dans l’est du Burkina Faso; état des lieux pour une proposition des stratégies, 31 pp.
39
Soumano A. Culture in vitro des formes sanguinicoles de Trypanosoma congolense et Trypanosoma brucei, 29 pp. Sow MB. Modélisation spatiale du risque de fièvre de la Vallée du Rift au Sénégal, 29 + VIII pp. Tanenbe C. Détection de la résistance à l’isometamidium chez Trypanosoma congolense au Cameroun en utilisant un test de terrain et PCR RFLP, 27 pp. Tshilenge Mbuyi CG. Développement d’un test de diagnostic semi nested pour Trypanosoma brucei gambiense, 27 pp. Tshinyama Ntumba A. Détermination du taux d’infection de Theileria parva chez Rhipicephalus appendiculatus non nourries par la technique de la PCR RFLP et le pooling dans deux provinces du Rwanda, 31 pp. Vinueza Sierra RL. Relations spatiales du complexe taeniase cysticercose à T. solium dans la région endémique de Limones en Equateur, 37 pp. Yahaya Mahamane A. Etude de la prévalence de la brucellose bovine en zone forestière de la Côte d’Ivoire, 35 pp.
CIPS 2004-2005
Achibane H. Améliorer la qualité des soins au Maroc à travers la médecine de famille: à quelles conditions? 42 pp. Adamou M. Problématique du sous-dépistage des cas de tuberculose pulmonaire frottis positifs dans le district sanitaire de Gaya/Niger: analyse causale et perspectives d’amélioration, 42 pp. Agossou A.A. Amélioration de la prise en charge de l’anémie sévère dans le service de pédiatrie au Centre Hospitalier Régional de Sokodé au Togo, 38 pp. Ait Mohand A. Transition sanitaire; caractéristiques et conséquences sur les besoins et priorités de santé en Algérie; essai d’analyse, 45 pp. Apetsianyi Y.D.J. Comment améliorer la qualité des soins et l’accessibilité à l’hôpital du district des Lacs au Togo; analyse à partir de deux études de cas pédiatriques, 34 pp.
40
Bandera Jimenez D. de la C. Analyse du programme de contrôle et d’éradication d’Aedes aegypti pour la prévention de la dengue à Santiago de Cuba, 35 pp. Bazirutwabo B. La mise en autonomie de gestion des hôpitaux du Burundi et son impact sur les soins de santé de base: le cas de l’hôpital de Gitega, 49 pp. Coulibaly M.M. Participation communautaire au renforcement de la vaccination de routine; obstacles et propositions de solutions au niveau du district sanitaire de Ségou, Mali, 43 pp. Coulibaly Y. Peut on améliorer la pratique des auxiliaires de santé du premier échelon au Mali? Cas du district sanitaire de Mopti, 44 pp. Djiguimde A.P. La réorganisation du système de référence avec partage des coûts: quels effets sur la prise en charge des urgences obstétricales et chirurgicales? L’expérience du district sanitaire de Diapaga (Burkina Faso), 40 pp. Fedjo Tefoyet T.G. Influence des relations institutionnelles sur la performance de deux centres de santé du district de Nkondongo, Yaounde, 37 pp. Guéhenneux E. «To contract or not to contract», le cas de l’hôpital catholique de Djamboutou, diocèse de Garoua, province du Nord Cameroun, 50 pp. Houngbedji Anani K.A. Comment concilier nécessité économique et finalité publique dans une structure confessionnelle: cas de la Polyclinique le Bon Samaritain de Porto Novo au Bénin, 41 pp. Kafwembe Kisasembe J.M.V. Les zones de santé, monopole de l’état? A quelles conditions les bureaux diocésains des oeuvres médicales (BDOMs) peuvent-ils contribuer au fonctionnement des zones de santé en République Démocratique du Congo (RDC), 31 pp. Kargougou R.L.J.C. Logiques utilitariste et/ou sociopolitique de la participation communautaire dans le district sanitaire de Solenzo? Services de santé démocratiques et/ou fonctionnels? 37 pp. Kone F. Intégration des activités de vaccination dans le district sanitaire d’Adzopé: défi ou menace, 31 pp. Korgo P. Mortalité maternelle dans le district sanitaire de Houndé: analyse des trois délais dans la prise en charge des urgences obstétricales et proposition de stratégies correctrices, 36 pp.
41
Kouakoussui L.K. Amélioration de l’accèssibilité financière aux soins au niveau de la deuxième ligne; évaluation d’une expérience d’assurance maladie communautaire à finalité publique dans 4 localités du district sanitaire d’Agnibilékrou en République de Côte d’Ivoire, 47 pp. Kourouma M. Analyse de l’expérience des mutuelles pour les risques liés à la grossesse et à l’accouchement (muriga) dans l’amélioration de l’accès aux soins maternels et néonatals au niveau du district sanitaire de Dabola, République de Guinée, 37 pp. Mahaman Sani A. Décentralisation de la prise en charge de l’épilepsie et implications systémiques; un projet pilote au Niger, 50 pp. Mazaya Tukadila A. Un «New Deal» au Bandundu (RDC) pour l’amélioration de la performance des services de santé? 39 pp. Menard A. Le renforcement de la lutte contre le VIH/SIDA dans un contexte de carence en ressources humaines; cas d’une UCS en Haïti, 40 pp. Ndizeye C.R. Initiative à la performance et mutuelles de santé: quel rôle pour l’équipe cadre de district de santé? Expérience du district de santé de Gakoma/Rwanda, 49 pp. Ngabere C. Analyse du cycle de gestion des médicaments essentiels et génériques au Tchad, 48 pp. Ngongo Ulungu O. Evaluation de la détection et de la régularité au traitement des tuberculeux à bacilloscopie positive; expérience du centre de santé Kasumbalesa douane / RDC, 37 pp. Niaba I.S. Affection carieuse: quelle priorité en Afrique subsaharienne? 45 pp. Niyonsaba C. Problématique de la malnutrition en province sanitaire de Kirundo, au Burundi; rôle des services de santé pour une prise en charge intégrée des problèmes nutritionnels, 35 pp. Pierre J.D. Améliorer l’offre de services en planification familiale dans le département du Nord Est d’Haïti: défis et perspectives, 43 pp. Pinto d’Assunçao Pontes L. Analyse des conditions pour la mise en oeuvre de la stratégie de Prise en Charge Intégrée des Maladies d’Enfance (PCIME) dans le système de santé de São Tome & Principe, 30 pp. Rasoloherimampiononiaina M.R. Maladies respiratoires chroniques et pollution de l’air: quelles
42
stratégies pour le contrôle, 35 pp. Ruturwa H.D. Analyse de l’opérationnalisation d’un programme de santé reproductive des adolescents: le cas de «Centre Dushishoze» de Butare, Rwanda, 32 pp. Salumu Mafuta F. Evaluation des interventions visant l’amélioration de la détection et de la prise en charge des tuberculeux à microscopie positive dans la zone de santé de Kamina, République Démocratique du Congo, 39 pp. Terceros Zabala N.F. Améliorer les soins des patients diabétiques au premier échelon; le cas des soins pour le diabète de type 2 aux centres de santé publics à Santa Cruz, Bolivie, 39 pp. Traoré B. La participation communautaire dans le cercle de Kadiolo, Mali; implications sur le fonctionnement des centres de santé communautaires, 32 pp. Van Engelgem I. Stratégies novatrices de prise en charge des maladies chroniques. Proposition d’un modèle de prise en charge des PVVIH à Conakry, Guinée, 54 pp. Zahaf S.O.M.L. Déséquilibre des ressources humaines en Mauritanie; besoins d’un nouveau style de gestion, 36 pp. Zeba S. Les ordinogrammes décisionnels comme outil de promotion du personnel infirmier? Stratégies pour y arriver dans le district sanitaire de Koudougou au Burkina Faso, 35 pp.
MCM 2004-2005
Abdoulaye M.B. Contribution à l’amélioration de la surveillance du VIH/SIDA/IST au Niger, 47 pp. Boughoufalah A. La mortalité maternelle; analyse des déterminants, des causes et implications régionales dans le contexte algérien, 52 pp. Boum J.R. Evaluation des campagnes mass media pour la prévention du VIH/SIDA ciblées aux jeunes en Afrique sub Saharienne, 58 pp. Deres H.B. Accès aux antirétroviraux pour les malades atteints du VIH/SIDA: expérience de Médecins Sans Frontières Belgique (MSF B) dans une clinique de maladies chroniques à Siem Reap, Cambodge, 61 pp. Diouf L.M. Prévalence et facteurs de risque du syndrome inflammatoire de la reconstitution
43
immunitaire chez des patients infectés par le VIH et sous traitement antirétroviral hautement actif dans le cadre de l’initiative sénégalaise d’accès aux antirétroviraux, 33 pp. Fampou Toundji J.C. Conseil et dépistage volontaire du VIH/SIDA en Côte d’Ivoire; analyse situationnelle et propositions de solutions pour augmenter la couverture, 54 pp. Kabamba Tshilobo J. Evaluation des comportements des professionnelles du sexe à mi intervention du programme d’éducation par les paires; cas des villes de Kinshasa et de Mbandaka en RDC, 38 pp. Kabore G.S.M. Contribution du système éducatif à la lutte contre le VIH en milieu scolaire au Burkina Faso: cas des enseignants, 38 pp. Makabuza Mukabela J. La surveillance épidémiologique de la trypanosomiase humaine africaine en milieu urbain; cas de Kinshasa (République Démocratique du Congo), 38 pp. Mukaminega M. Fraction de fièvre attribuable au paludisme au service de pédiatrie du Centre Hospitalier Universitaire de Kigali, 40 pp. Ndong Ngoe C. Problématique des résultats de traitement de la tuberculose: l’exemple du district de santé de Mbalmayo – Cameroun, 41 pp. Nibitanga S. Diagnostic du kala azar: choix stratégique en région Bakool, Somalie, 48 pp. Roger I. Raccourcissement du suivi des patients traités pour la trypanosomiase humaine africaine, 35 pp. Semde Abla G. Importance des grossesses non désirées parmi les professionnelles du sexe: intégration de service planning familial dans leurs structures spécialisées de prise en charge à Abidjan, Côte d’Ivoire, 55 pp. Tessougue Cissé F.I. Comment briser les barrières à l’accès des soins pour les femmes enceintes dans la région de Gao au Mali? 43 pp. Toure B. Qualité des soins maternels et prévention de la transmission mère enfant du VIH en Côte d’Ivoire: connaissances et perception du personnel de santé, 40 pp. Tshomba Oloma A. Prédiction clinique de fièvre hémorragique de Marburg dans l’épidémie de Watsa, 41 pp.
44
UNIVERSITY MASTER THESES Department of Microbiology
Dieltjens T. Selection of HIV-1 specific immunogenic epitopes by screening random peptide phage display
libraries
with
HIV-1
positive
plasma
(in
ducth).
Licentiaatsthesis
Biomedische
Wetenschappen, Vrije Universiteit Brussel, Faculteit Geneeskunde en Farmacie, 2005; ITM promoter W. Janssens.
Department of Parasitology
Adjem Anchang J. Validation of the fluorogenic polymerase chain reaction for the determination of Plasmodium falciparum genotypes linked to drug resistance. Vrije Universiteit Brussel, 2005; ITM promotors U. D’Alessandro, J.-C. Dujardin. De Goeyse I. Heterologe expressie van TAg-5, een speekseleiwit van de tseetseevlieg, Glossina morsitans. Universiteit Antwerpen, 2005; ITM promotor J. Van Den Abbeele. Gielen L. De moleculaire detectie van kdr-resistentie in belangrijke malariavectoren Anopheles dirus s.l., An. gambiae s.s. en An. arabiensis. Vrije Universiteit Brussel, 2005; ITM promotor M. Coosemans. Lantermann K. Identificatie van ligandplaatsen op het speekselklierepitheel van de tseetseevlieg, gebruik makend van een faag display peptide bibliotheek. Universiteit Antwerpen, 2005; ITM promotor M. Coosemans, J. Van Den Abbeele. Piters E. Antimoonresistentie in natuurlijke Leishmania donovani populaties: ‘pool sequenering’ als strategie in de zoektocht naar een moleculaire merker.
Universiteit Antwerpen, 2005; ITM
promotoren J.-C. Dujardin, M. Coosemans. Ruyssers N. Evaluatie van malariacontrole: Preventie van epidemieën op Afrikaanse hoogvlakten. Universiteit Antwerpen, 2005; ITM promotor M. Coosemans. Van den Eede P. Genotyping of P. vivax infections in Vietnam. Katholieke Universiteit Leuven, 2005; ITM promotors U D’Alessandro, J.-C. Dujardin.
45
PROFESSIONAL BACHELOR THESES Department of Parasitology
Buermans I. Detectie van Oost- en West-Afrikaanse kdr-mutatie bij gepoolde stalen van Anopheles gambiae s.s.
Karel de Grote Hogeschool Antwerpen, 2005; ITM promotor M. Coosemans,
W. Van Bortel. Bouddount F. Bepalen van de kdr frequentie van Anopheles sinensis. Karel de Grote Hogeschool Antwerpen, 2005; ITM promotor M. Coosemans, W. Van Bortel. Wierckx A. Antistofdectectie in speeksel voor diagnose van slaapziekte. KAHO Sint-Lieven, 2005; ITM promoter P. Büscher.
46
ONDERZOEK Engelse versie p. 27
DEPARTEMENT DIERGENEESKUNDE Engelse versie p. 29 Het Departement Diergeneeskunde wil een bijdrage leveren tot de verbetering van de gezondheid en het welzijn van de bevolking in de tropen door middel van het ontwikkelen, verspreiden en toepassen van wetenschappelijke kennis over tropische veeziekten. Deze doelstelling wordt nagestreefd door innovatief en toegepast wetenschappelijk onderzoek, postuniversitaire opleiding en onderwijs, alsook door dienstverlening op vlak van de bestrijding van tropische dierenziekten en zoönosen. Momenteel concentreert het onderzoek van het departement zich op de biologie, epidemiologie en preventie van trypanosomiase, theileriose, taeniase-cysticercose en chemoresistentie tegen anthelmintica en trypanociden. 19 februari 2005 was een dag van rouw voor het Departement, wegens het overlijden van Prof. Dr. J. Mortelmans, vroeger diensthoofd en stichter van het Departement (zie overlijdensberichten). Prof. Dr. J. Brandt ging met pensioen na een carrière van meer dan 30 jaar aan het ITG, tijdens welke hij een leidende rol speelde als expert in de biologie en de ontwikkeling van diagnostische testen
voor
parasitaire
infecties.
Daarnaast
was
hij
ook
verantwoordelijk
voor
de
proefdierenafdeling van het ITG en een sterk gewaardeerde lesgever in de parasitologie, zowel voor de medische als de veterinaire studenten. Om te kunnen voldoen aan de huidige noden van het Departement werd de matrixstructuur vervangen door 4 gelijkwaardige eenheden: veterinaire protozoölogie, veterinaire helminthologie, veterinaire epidemiologie en toegepaste statistiek, en een nieuwe eenheid ziektebestrijding, vanaf november 2005 onder leiding van Peter van den Bossche. Kirezi Kanobana, een van de postdocs, verliet het departement en werd vervangen door Nicolas Praet. In 2005 werd ook verder gewerkt aan het platform ‘Tropical Animal Health and Production’. Het platform kreeg de naam ‘be-troplive’. In de stuurgroep zitten vertegenwoordigers van de diergeneeskundige faculteiten van de UGent en de ULg, de faculteit landbouw van Gembloux, Dierenartsen zonder Grenzen, DGOS, BTC en het ITG. Het secretariaat is in handen van het ITG en krijgt financiële steun van DGOS.
47
In juli 2005 vierden we de diplomering van een eerste groep van 21 Franstalige studenten van de hernieuwde MSc cursus in tropische diergeneeskunde (zie hoofdstuk onderwijs). In samenwerking met de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Pretoria startte we in 2005 ook met onderwijs via internet voor een MSc programma ‘Tropische Dierenziekten’. Ons departement ontwikkelde de module ‘Tseetseevliegen en trypanosomiase’ en leverde een belangrijke bijdrage aan de modules ‘Teken en door teken overgedragen ziekten’ en ‘Helminthologie’. In het kader van een Europees Master programma ‘Tropische Neurologie’, dat gecoördineerd wordt door de Universiteit van Limoges, organiseerde het departement in november 2005 ook een module over neurocysticercose. De stafleden van het departement superviseerden in 2005 25 PhD studenten. Vijf studenten verdedigden met succes hun doctoraatsthesis (zie hoofdstuk onderwijs).
Eenheid Veterinaire Helminthologie De eenheid veterinaire helminthologie voert onderzoek uit naar helminthaire zoönosen en naar de bestrijding van infecties met gastro-intestinale nematoden bij het vee. De grootste aandacht gaat naar het Taenia solium taeniasis/cysticercosis complex. We zetten de samenwerking met onze partners in Ecuador, Peru, Zambia en Vietnam voort. Bovendien verwierven we nieuwe competitieve fondsen bij VLIR, NIH en de Wellcome Trust voor samenwerkingsprojecten met onderzoeksgroepen in India, Nepal, Burkina Faso en Kameroen. We ondersteunden ook een internationaal initiatief van de WGO om het globaal belang en de impact van Taenia solium, taeniasis-cysticercose en epilepsie te bepalen. We richtten een cysticercose-werkgroep op in het ITG als onderdeel van de interdepartementele werkgroep ‘Verwaarloosde Ziekten’, waaraan onderzoekers van de departementen Parasitologie, Klinische Wetenschappen, Volksgezondheid en Diergeneeskunde deelnemen. In Vietnam startten we onderzoek naar zoönotische fasciolose, waarvoor we een doctoraatsbeurs verwierven. In Zuid-Afrika en in de Antwerpse Zoo evalueerden we geïntegreerde bestrijdingsmethoden voor infecties met gastro-intestinale nematoden en de ontwikkeling van anthelminticumresistentie bij vee en herkauwers, dit in samenwerking met de Universiteit Gent.
Eenheid Veterinaire Protozoölogie Het onderzoek van deze eenheid is gericht op de ontwikkeling en validatie van moleculaire technieken voor de detectie van resistentie tegen trypanocieden, de studie van het dierlijk reservoir van Trypanosoma brucei gambiense, de moleculaire epidemiologie en controle van trypanosomiase en theileriose en tenslotte de cellulaire immuniteit van Theileria parva en de ontwikkeling van betere vaccins tegen ‘East Coast fever’ (ECf). De meeste mijlpalen van het strategisch plan 2002-2005 werden bereikt. Een PCR techniek voor het opsporen van resistentie tegen isometamidium in T. congolense werd ontwikkeld en geëvalueerd. Een andere moleculaire test wordt momenteel op punt gesteld voor de detectie van resistentie
48
tegen diminazeen. De rol van varkens als reservoir van menselijke slaapziekte in Kinshasa werd onderzocht. Er werd ook belangrijke vooruitgang geboekt in de studie van de genetische diversiteit van T. congolense. Wat betreft theileriose hebben we nu een beter inzicht in de ecologie van de vector Rhipicephalus appendiculatus, zijn de dominante T. parva isolaten in Rwanda bekend en zijn kruis-immuniteitsstudies aan de gang om de meest geschikte stam te identificeren voor de immunisatie tegen ECf in dat land. De immuunrespons tegen T. parva werd geanalyseerd en de belangrijkste immunogene antigenen worden momenteel geïdentificeerd. Er zijn al verschillende plasmideconstructen beschikbaar en ze worden getest voor gebruik in een DNA vaccin tegen ECf. In de loop van 2005 werden verschillende nieuwe projecten opgestart. Met financiering van de ‘Wellcome Trust’ werd een project begonnen om de impact van milieuverandering te bestuderen op de biotopen van tseetseevliegen. Het IAEA steunde een project om het effect van isometamidium te onderzoeken op de infectiegraad van tseetsee’s. De Vlaamse Gemeenschap stelde geld ter beschikking voor een project rond de epidemiologie en controle van rundertrypanosomiase en theileriose in Kwazulu-Natal (Zuid-Afrika) en het FWO gaf financiële steun voor het ontwikkelen en evalueren van een recombinant vaccin tegen T. parva.
49
50
DEPARTEMENT KLINISCHE WETENSCHAPPEN Engelse versie p. 39 Het Departement Klinische Wetenschappen bestaat uit drie eenheden: Tropische Geneeskunde en Klinische Biologie (inclusief de subeenheid Mycologie), Reisgeneeskunde (gericht op reizigers en migranten in Europa) en HIV/Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (klinisch onderzoek in Europa en ontwikkelingslanden). De doelstellingen van het Departement zijn opleiding, onderzoek en dienstverlening in klinische tropische geneeskunde en HIV/AIDS. Binnen België verzekeren de Medische
Diensten
van
het
Departement
referentiële
klinische
referentiediagnostiek
en
preventieve programma’s.
Onderzoek in Europa We hebben de eerste fase van een langlopende studie over koorts bij reizigers afgerond. De samenwerking binnen het TropNetEurop netwerk legt zich toe op ernstige malaria en schistosomiasis. Een laboratoriumstudie over darmparasieten omvat nu al 2.500 stalen. We zijn ook gestart met onderzoek naar de factoren die standaardvaccinatie en preventieve adviezen hinderen, naar het effect van reisadvies op kennis en gedrag en naar sexueel risicogedrag gedurende reizen. Het laboratorium voor Klinische Biologie maakte een vergelijking op van gecombineerde elektroforese met een commerciële methode voor de dosering van HbA2 en HbF en de opsporing van hemoglobinevarianten. De subeenheid Mycologie zette de nauwe samenwerking verder met het laboratorium Mycologie van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid in Brussel. De eenheid SOA/HIV nam deel aan verschillende multicentristische klinische trials voor AIDS (interleukine, atazanavir, tipranavir, TMC 114, T2) en voor chronische hepatitis C/HIV co-infectie met PEG-interferon en ribavirin. Het Eurosupportproject, dat al sinds 1996 onder de coördinatie van het ITG loopt, onderzoekt de veranderende noden van HIV/AIDS patiënten in verschillende Europese landen. De eenheid houdt grondig toezicht op een cohorte van HIV-patiënten en behoort tot het EuroSIDA netwerk.
Onderzoek in het Zuiden Het onderzoek in het Zuiden legt zich vooral toe op institutionele samenwerkingsverbanden met klinische of diagnostische centra in Lima, Peru (Institute of Tropical Medicine of the Universidad Peruana Cayetano Heredia); Phnom Penh, Cambodja (Sihanouk Hospital Centre of HOPE); Kigali, Rwanda (Centre Hospitalier Universitaire); Kampala, Uganda (Makerere University); Kinshasa, D.R. Congo (Kalembe Lembe Paediatric Hospital), en Mozambique (Tete Regional Hospital). Er gaat veel aandacht uit naar antiretrovirale behandeling, malaria, tuberculose, slaapziekte en andere
51
parasitaire aandoeningen. In het Sihanouk Hospital Centre of HOPE in Phnom Penh, Cambodja, blijft het aantal HIV/AIDSpatiënten stijgen (huidig aantal: 700). We leidden Cambodjaanse dokters en counsellors op en we versterken de onderzoekscapaciteit. We introduceerden nieuwe laboratoriumtechnologieën voor bacteriën, mycobacteriën en microbiële gevoeligheid. In Lima is het Departement sinds juni 2004 betrokken bij de begeleiding van een cohorte HIV/AIDSpatiënten van het Nationaal Aids programma. Andere studies richten zich op de diagnose van tuberculose, de risicofactoren voor multiresistente tuberculose en klinische aspecten van HTLV1infectie. De subeenheid Mycologie werkte nauw samen met het Mycologie laboratorium in Lima en dit vooral op het gebied van sporotrichosis, PCP en cryptococcosis. In het Centre Hospitalier Universitaire de Kigali (Rwanda) wordt gewerkt rond onderzoek op ziektebeelden zonder gouden standaard, rond HIV- en tuberculosebehandeling, training en ondersteuning voor klinisch onderzoek. Prof. Colebunders nam een sabbatjaar in het Infectious Diseases Institute (IDI) in Kampala, Oeganda. Dit instituut maakt deel uit van de Makerere University en The Mulago Hospital. De dienstverlening concentreert zich vooral op de patiëntenzorg in de Medische Diensten van het ITG. (zie hoofdstuk Medische Diensten). Het Departement verzorgt opleidingsprogramma’s in tropische geneeskunde, laboratoriumdiagnostiek en HIV/AIDS in de postgraduaatcursussen van het ITG. Verder organiseren we een bijzondere opleiding in de Medische Mycologie en een internationale korte cursus (SCART) over antiretrovirale behandeling (zie hoofdstuk Onderwijs).
52
DEPARTEMENT MICROBIOLOGIE Engelse versie p.48 Het hoofddoel van het Departement Microbiologie is het verwerven, verspreiden en toepassen van kennis betreffende het Humaan Immuundeficiëntie Virus (HIV), Tuberculose (TB) en Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA), dit alles met een grote nadruk op de situatie in het Zuiden. Het
departement
bestaat
uit
4
wetenschappelijke
eenheden:
Virologie,
Immunologie,
Mycobacteriologie en SOA/HIV Onderzoek & Interventie. Verder herbergt het Departement ook het dienstgerichte AIDS Referentie Laboratorium. De belangrijkste onderzoekslijnen zijn de moleculaire variabiliteit en fitness van HIV en de implicaties hiervan voor vaccinontwikkeling, diagnose en behandeling; de epidemiologie en immunologie van HIV en de interactie van HIV met andere infecties; de preventie, diagnose, behandeling en bestrijding van HIV en andere SOA’s in ontwikkelingslanden; de ontwikkeling en epidemiologische toepassing
van
diagnostische
technieken
voor
tuberculose
en
andere
mycobacteriële
aandoeningen en de aanpak van geneesmiddelenresistentie. Het
onderwijs
concentreert
zich
op
gevorderde
postuniversitaire,
professionele
en
wetenschappelijke opleidingen aan het ITG, maar ook aan andere universiteiten en in internationale programma’s. De dienstverlening van het departement omvat voornamelijk nationale en internationale diagnostische
referentietaken
en
ondersteuning
van
partnerinstellingen
en
bestrijdingsprogramma’s in het Zuiden.
De Eenheid Virologie We namen nieuwe laboratoria (bioveiligheid niveau 2 en 3) in gebruik, waarvan de faciliteiten veel beter zijn dan in onze vorige laboratoria. We zetten onze HIV-gerelateerde projecten verder rond (1) preventie: neutraliserende antilichamen en evaluatie van kandidaat microbiciden; (2) pathogenese: virale fitness en interactie met het interferon systeem; (3) voorbereiding van immunotherapie, met gebruik van autologe dendritische cellen en (4) opvolging van HIV drug resistentie. Ook de samenwerking HTLV-1 in Peru werd verder verlengd. Kevin Ariën verdedigde zijn doctoraatsverhandeling over het belang van virale fitness van HIV (zie onderaan) aan de Universiteit Antwerpen. Zijn bevindingen betreffende de verzwakking van HIV in de Antwerpse cohorte, gepubliceerd in AIDS, trokken internationale aandacht. Harr Njai verdedigde haar doctoraatsverhandeling rond diagnose, pathogenese en preventie van de WestAfrikaanse circulerende recombinante vorm van HIV-1, CRF02_AG aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze is teruggekeerd naar haar geboorteland, Gambia, voor een postdoctorale positie aan The Medical Research Council Laboratories. Een andere Gambiaanse doctoraatsstudente, Sabelle
53
Jallow, zet haar werk voort rond de identificatie en opvolging van geneesmiddelenresistentie in HIV-2 patiënten. Ellen Van Gulck heeft een techniek ontwikkeld om dendritische cellen te behandelen voor toekomstige immunotherapie. Onze zeer productieve samenwerking met het Departement Experimentele Hematologie van de Universiteit Antwerpen zal verder uitgebreid worden met twee groepen uit Parijs, waaronder een primatencentrum. Katty Terrazas uit La Paz, Bolivia, heeft het departement vervoegd. Ze werkt aan een doctoraatsverhandeling rond microbiciden en wordt gesponsord door ons Europees Geïntegreerd Project EMPRO. Twee wetenschappers, Youssef Gali en Tessa Dieltjens hebben beiden met succes hun doctoraatsproject verdedigd voor het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap & Technologie in Vlaanderen (IWT). Youssef zal werken aan biologische modellen van HIV transmissie en Tessa aan de identificatie van ‘HIV neutralisatie inducerende antilichamen’. Na een verblijf van twee jaar aan het Scripps Instituut in San Diego, VS, heeft Helen Donners ons departement opnieuw vervoegd als postdoc. Ze zal de peptidefaag-display technologie voor het karakteriseren van HIV neutraliserende antilichamen verder ontwikkelen. We zijn met een nieuw project gestart rond het tweede meest belangrijke humaan retrovirus, HTLV1. Dit project is een samenwerking met het Instituto de Medicina Tropical Alexander von Humboldt in Peru, en de Universiteiten van Antwerpen en Leuven. Het Peruaanse HTLV-1 onderzoeksteam, waarvan Tine Verdonck (klinische epidemiologie) en Ivan Best (immunologie) al deel uitmaakten, werd versterkt door Michael Talledo en Daniel Clark, die zich respectievelijk zullen toespitsen op humane genetica en virologie.
De Eenheid Immunologie De Eenheid Immunologie is zich blijven toespitsen op cellulaire immunologie van HIV, waarrond verschillende projecten lopen: (1) correlaten van bescherming tegen HIV infectie; (2) de ontwikkeling en evaluatie van alternatieve methoden voor CD4 telling en bepaling van virale lading bepaling; (3) het gebruik van pseudovirale deeltjes bij het opvolgen van de cellulaire immuunrespons en (4) capaciteitsversterking van immunologische projecten in het Zuiden. Wim Jennes heeft de vacante postdoctorale positie ingevuld en leidt de studie over HIV resistentie in veelvuldig aan HIV blootgestelde seronegatieve personen in Ivoorkust en Dakar, Senegal. Pascale Ondoa en Chris Vereecken hebben de studie afgerond rond HIV p24 detectie als alternatief voor virale lading. De samenwerking tussen het ITG en het Centre Hospitalier Universitaire (CHU) werd verder uitgebreid naar het Departement Infectieziekten (Prof. Papa Salif Sow) van het Hôpital de Fan. Dankzij deze samenwerking is Camara Makhtar, een Senegalees doctoraatsstudent, kunnen
54
beginnen met het verzamelen van biologische stalen voor zijn studie rond serodiscordante koppels. Dominique Beels is met de steun van een IWT-beurs aan haar doctoraat begonnen. Ze doet onderzoek naar het gebruik van pseudovirale partikels voor het karakteriseren van de cellulaire immuunrespons tegen HIV. We zijn ook met een preliminair laboratoriumonderzoek gestart naar het ‘Immune Reconstitution Inflammatory Syndrome’ (IRIS), een belangrijke complicatie bij het opstarten van antiretrovirale behandeling in ontwikkelingslanden.
De Eenheid SOA/HIV Onderzoek en Interventie De eenheid SOA/HIV Onderzoek en Interventie concentreert zich op strategieën voor de preventie en bestrijding van HIV infectie en andere seksueel overdraagbare aandoeningen, voornamelijk in het Zuiden. Sinds 2002 legt de eenheid zich ook toe op vraagstukken aangaande het wereldwijd beschikbaar maken van antiretrovirale middelen. In samenwerking met de Departementen Volksgezondheid en Klinische Wetenschappen voeren we beleidsvoorbereidend onderzoek uit naar obstakels en knelpunten rond het toegankelijk maken van antiretrovirale middelen, naar de effecten van preventieprogramma’s van moeder-kind transmissie op de kwaliteit van kraamzorg en naar de opvang van TB-HIV gecoïnfecteerde patiënten. In het kader van ons onderzoek naar frequent voorkomende maar “vergeten” SOA’s, worden nu de gegevens van een studie naar de verschillende trichomonas stammen bij vrouwen in Zambia, Tanzania en Gambia geanalyseerd. Verder onderzoeken we de epidemiologie van en risicofactoren voor HSV-2 in west Kenia en Cambodja en de impact ervan op de HIV verspreiding in Afrika beneden de Sahara. Ons SOA referentie laboratorium werkt samen met het AIDS referentie laboratorium en twee internationale NGO’s, CONRAD en Family Health International, in fase III klinische studies rond vaginale microbiciden. We zijn verantwoordelijk voor training, technische bijstand en externe kwaliteitscontrole in Afrika beneden de Sahara en India. Een belangrijke taak van de eenheid is onderzoek naar de preventie van HIV infectie bij kwetsbare bevolkingsgroepen waaronder prostituees in Abidjan (Ivoorkust) en Cambodja, jongeren in westelijk landelijk Kenia en migranten in Vlaanderen afkomstig uit Afrika beneden de Sahara. Bij prostituees wordt gewerkt rond de behandeling van SOA’s en andere gezondheidsproblemen en wordt condoomgebruik gepromoot. In Cambodja evalueren we de impact van veilige en legale abortusdiensten op het gebruik van contraceptieve middelen. Het jeugdinterventie programma in west Kenia biedt een waaier van diensten aan met als doel een gedragswijziging teweeg te brengen op individueel, familiaal en gemeenschapsniveau. 2005 was een overgangsjaar in het project rond Afrikaanse migranten en een nieuw programma werd voorbereid.
55
De eenheid coördineert een groot EuropeAid-gesponsord project rond “Vergroten van relevantie en doeltreffendheid van HIV/AIDS preventie en zorg bij jongeren door een netwerk in CambodjaThailand”. Activiteiten in dit project zijn begonnen in de laatste helft van 2004 en eind 2005 werd een externe tussentijdse evaluatie uitgevoerd. Judith Vandepitte voerde een zending uit ter voorbereiding van een provinciaal HIV/AIDS jeugdpreventieprogramma in opdracht van de Vlaamse regering en Zuid-Afrika. Marie Laga woonde een vergadering bij van het technisch panel van de AVAHAN India AIDS Initiative. Ze werd benoemd als lid van de UNAIDS Preventie Referentie Groep. Therèse Delvaux schreef, in opdracht van de WGO, een achtergrondartikel over contraceptie, abortus en fertiliteit. Het SOA laboratorium heeft de referentietaken rond gonokokken, onder andere het kweken en het bepalen van antimicrobiële gevoeligheid, overgenomen van het Centraal Klinisch Laboratorium. De eenheid was ook nauw betrokken bij de organisatie van de 16de Tweejaarlijkse Vergadering van de Internationale Vereniging voor het Onderzoek van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen in Amsterdam in juli 2005.
De Eenheid Mycobacteriologie Als internationaal referentiecentrum draagt de eenheid bij tot de internationale opvolging van resistente tuberculose (TB), zowel tegen eerstelijns als tweedelijns geneesmiddelen. We werken rond vereenvoudiging, standaardisatie en veldevaluatie van goedkope technieken voor de bepaling van
geneesmiddelengevoeligheid.
Onze
eenheid
evalueert
ook
veelbelovende
gestandaardiseerde (her)behandelingsprogramma’s voor Multi-Drug Resistente TB. De studie naar het
ontstaan
van
geneesmiddelenresistentie
na
gebruik
van
verschillende
gebruikelijke
behandelingsschema’s in R.D.Congo en Bangladesh werd voortgezet. Ook werd meegewerkt aan een multi-center studie naar gatifloxacin-bevattende geneesmiddelen bij verkorting van de behandelingsduur van pulmonaire TB. Capaciteitsversterking van lokale laboratoria door training en kwaliteitscontrole bleef een van de hoofddoelen. Buruli Ulcer is ons tweede meest belangrijke onderzoeksgebied. In dit kader is de samenwerking met het Nationaal Referentielaboratorium in Benin voortgezet. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijke rol van verschillende diersoorten (vissen, amfibieën en slakken) als reservoir van Mycobacterium ulcerans. Het vinden van nieuwe moleculaire merkers voor DNA typering heeft voor de eerste keer geleid tot de ontdekking van een beperkt polymorfisme in de Afrikaanse BU stammen. In november 2005 coördineerde de eenheid mycobacteriologie het jaarlijkse ITG colloquium “ Verbetering van opvolging van patiënten en bestrijding van tuberculose en Buruli Ulcer in Afrika
56
(TUBA)”. Voor de eerste maal in de geschiedenis vond het colloquium plaats buiten Antwerpen, meer bepaald in Cotonou, Benin, waar zowel TB als BU endemisch zijn. Het colloquium werd voorgezeten door het Ministerie van Gezondheid van Benin en mede georganiseerd door het Nationale Programma en Referentielaboratorium voor TB en BU. Het Belgisch Directoraat Generaal voor Ontwikkelingsamenwerking (DGOS) en het Belgische Ministerie van Defensie zorgden voor financiële en logistieke steun (zie ook insert op pag. 138). De hoofddoelen van het colloquium waren: •
Bespreken van de belangrijkste thema’s in het onderzoek naar en de bestrijding van tuberculose (TB) en Buruli Ulcer (BU).
•
Voorstellen van nieuwe ervaringen en vorderingen in dit vakgebied, vooral in Afrika.
•
Ontplooien en versterken van netwerken van wetenschappers, experts en instituten in Noord en Zuid.
•
Organiseren van satelliet symposia die zich toespitsen op specifieke problemen en projecten in de behandeling van BU en TB.
•
Nadruk leggen op de verwezenlijkingen van de bestrijdingsprogramma’s van BU en TB in Benin door middel van presentaties en bezoeken aan de lokale programma’s.
Meer dan 160 personen actief in de strijd tegen TB en BU, uit 32 landen verspreid over alle continenten, namen deel aan het colloquium.
57
DEPARTEMENT PARASITOLOGIE Engelse versie p. 66 Het doel van het Departement Parasitologie is het verwerven, verspreiden en toepassen van kennis over parasitaire aandoeningen bij de mens, in het bijzonder malaria, leishmaniase, slaapziekte en schistosomiase, en het versterken van de capaciteiten op dit vlak in ontwikkelingslanden. Het Departement streeft deze doelstelling na door middel van innoverend en toegepast onderzoek, postacademische
vorming,
en
wetenschappelijke
ondersteuning
van
onderzoeks-
en
bestrijdingsprogramma’s. In 2005 steeg het aantal projecten, samenwerkingspartners en doctoraatsstudenten in ons Departement aanzienlijk en werd de samenwerking tussen de verschillende eenheden nog intensiever. Onze jaarlijkse ‘ParadayS’ meeting was dit jaar gewijd aan de ‘outbreeding’ van onze doctoraatsstudenten en de uitwisselingen met andere instituten. Het
Departement
is
actief
betrokken
bij
verschillende
institutionele
en
externe
onderwijsprogramma’s .
Eenheid Entomologie De Eenheid Entomologie richt zich op de biologie en bestrijding van malariavectoren, met veldprojecten in Vietnam, Laos, Cambodja, Thailand, Oeganda en Burundi. De Eenheid coördineert een netwerk (MALVECASIA) dat insecticideresistentie en malariatransmissie opvolgt in Zuidoost Azië. We hebben nieuwe moleculaire diagnostische methoden ontwikkeld voor de detectie van ‘target’ insecticide resistentie in meer dan 20 soorten vectoren, en de metabolische resistentie met behulp van enzymatische assays onderzocht. In samenwerking met de Universiteit van Leuven (UCL) hebben we malariavectoren en omgevingsfactoren in Zuidoost Azië in kaart gebracht en geïntegreerd tot een eenvoudig model, SEAGIS. In de hoogvlaktes van Burundi vond de laatste ronde van binnenshuis pulverisatie van residuele insecticiden plaats. Een bioloog van het Ministerie van Gezondheid volgde een opleiding om de continuïteit van deze expertise te waarborgen. De data zullen nu verder geanalyseerd worden om de validiteit van deze strategie ter voorkoming van malaria epidemieën te bepalen. In samenwerking met de Eenheid Epidemiologie voeren we een entomologische evaluatie uit van met insecticide geïmpregneerde bednetten voor de preventie van woudmalaria in Vietnam, die ook beoogt de nationale capaciteit voor interventiestudies te versterken. Met het Departement Volksgezondheid gingen we een nieuw project aan voor de evaluatie van met insecticide behandelde netten tegen zandvliegen, de vectoren van leishmaniose in India. De tweede, meer basale onderzoekslijn binnen onze eenheid is gericht op de moleculaire interactie tussen tseetsee vliegen en trypanosomen. In nauwe samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel (VUB) is de immunomodulatoire activiteit van eiwitten in tseetsee speeksel in
58
gewervelde dieren onderzocht. Momenteel wordt er een functionele analyse uitgevoerd van tseetsee eiwitten door middel van het stilleggen van de synthese van specifieke tseetsee speeksel eiwitten in de levende tseetsee vlieg. De Eenheid neemt actief deel aan de ‘WHO Pesticide Evaluation Scheme expert committee’ en de ‘WHO/TDR International Glossina Genomics Initiative (IGGI)’.
Eenheid Parasitaire Diagnostiek De eenheid Parasitaire Diagnostiek werkt op slaapziekte en viscerale leishmaniase. Het onderzoek spitst zich toe op de parasitologische, serologische, bio-klinische en genetische merkers en hun toepassing in primaire diagnose, stadiumbepaling en follow-up na behandeling. Bijzondere aandacht gaat naar de ontwikkeling van individuele testen die gebaseerd zijn op recombinante en synthetische antigenen en ook kunnen worden toegepast op speeksel in plaats van bloed. In D.R. Congo en Angola vervolgden we onze prospectieve studies met betrekking tot het neurologische stadium in slaapziekte. In Kinshasa werkt de Eenheid samen met het Institut National de Recherche Biomédicale (INRB) om
een nationaal referentielaboratorium voor Humane
Afrikaanse Trypanosomiase tot stand te brengen. Dit laboratorium is nu volledig operationeel en voorzien van alle faciliteiten voor een verbeterde isolatie van trypanosome stammen en de lokale productie van diagnostische kits. Dit jaar werden er twee nieuwe INCO-DEV projecten gestart voor de ontwikkeling van een nieuwe generatie diagnostische testen voor Afrikaanse trypanosomiase en leishmaniase.
Eenheid Moleculaire Parasitologie In 2005 vervolgde de Eenheid Moleculaire Parasitologie haar onderzoek op leishmaniase, in het bijzonder op het gebied van medicamenteuze resistentie en surveillance middelen. Belangrijke doorbraken
waren
de
ontcijfering
van
het
moleculaire
mechanisme
van
natuurlijke
geneesmiddelenresistentie in Leishmania donovani en de ontwikkeling van ‘high-throughput’ assays voor de genotypering van Leishmania. We versterkten onze multidisciplinaire netwerken en geografische dekking in de 4 grootste leishmaniase gebieden, namelijk Latijns Amerika, het Indiase subcontinent, het Middellandse Zeebekken en Oost-Afrika. Verder dragen we bij aan ander onderzoek binnen het Departement, zoals de verbetering van moleculaire methoden voor het opvolgen van resistentie tegen geneesmiddelen en insecticiden in malaria, en vereenvoudigde moleculaire assays voor de diagnose van trypanosomiase. Op internationaal niveau spelen we een toonaangevende rol in het LEISHMED netwerk waarbij 22 Euro-Mediterrane partners betrokken zijn.
Eenheid Epidemiologie en Bestrijding van Parasitaire Ziekten De Eenheid Epidemiologie en Bestrijding van Parasitaire Ziekten werkte haar onderzoekslijnen verder uit op het gebied van resistentie tegen geneesmiddelen in malaria, de werkzaamheid van
59
nieuwe geneesmiddelen of combinaties van geneesmiddelen, malaria tijdens de zwangerschap, de epidemiologie van malaria en de evaluatie van nieuwe interventies. Een belangrijke mijlpaal was de voltooiing van het contract met de EDCTP (European Developing Countries Clinical Trial Partnership) voor een nieuw project: “Evaluatie van 4 artemisinine combinaties voor de behandeling van ongecompliceerde malaria in Afrikaanse kinderen”. Het consortium voor dit project bestaat uit 14 instituten (8 Afrikaanse en 6 Europese). In deze trial, die zal worden uitgevoerd in 7 Afrikaanse landen, zullen alle beschikbare artemisinine combinatie behandelingen met elkaar vergeleken worden. Verder is er een fase III studie naar de werkzaamheid van dihydroartemisinine-piperaquine voor de behandeling van ongecompliceerde P. falciparum malaria gestart in 1.500 kinderen van 1-4 jaar in 5 Afrikaanse landen, met hulp van de ‘Medicine for Malaria Venture’ (MMV)). In samenwerking met het ‘East African Network for Monitoring of Antimalarial Treatment’ (EANMAT), werkten we verder aan de data analyses voor ons project in Oeganda over de intensiteit van malaria transmissie en de verspreiding van resistentie tegen geneesmiddelen. Verder geven we technische bijstand aan het bestrijdingsprogramma tegen malaria in Rwanda en aan de EANMAT. In Rwanda is een klinische trial bezig voor de evaluatie van combinatietherapieën (chlorproguanildapsone+artesunaat), en zijn we ook een studie begonnen naar de werkzaamheid van periodieke preventieve behandeling met sulfadoxine-pyrimethamine tijdens de zwangerschap in gebieden met matige tot hoge geneesmiddelenresistentie. In Zambia is een nieuwe trial gestart naar de preventie van malaria en de ontwikkeling tot AIDS in HIV-geïnfecteerden. In Burkina Faso en Malawi is ons project over de periodieke en preventieve toediening van sulfadoxine-pyrimethamine aan zwangere vrouwen, in samenwerking met nationale partners en de ‘Liverpool School of Tropical Medicine’, aan haar derde jaar toe. Binnen ons project over de bestrijding van woudmalaria door met insecticide geïmpregneerde hangmatten werden in samenwerking met onze lokale partners twee nieuwe studies uitgevoerd in Vietnam.
Eenheid Humane Helminthologie De Eenheid Humane Helminthologie doet onderzoek op het gebied van de epidemiologie, transmissie en geïntegreerde bestrijding van wormziekten. Hoewel de nadruk nog steeds op schistosomiase ligt, breiden de onderzoekslijnen en samenwerkingsverbanden zich geleidelijk uit naar andere wormziekten. Veel van het veldonderzoek op schistosomiase vindt plaats in Senegal, waar we betrokken zijn bij de opvolging van een oorspronkelijk epidemische S. mansoni haard en de
integratie
van
een
regionaal
bestrijdingsprogramma.
In
D.R.
Congo
wordt
een
onderzoeksproject opgestart op het gebied van de epidemiologie en bestrijding van schistosomiase, met nadruk op de versterking van de lokale onderzoekscapaciteit. In Peru zijn we betrokken bij een studie naar de diagnose en epidemiologie van Strongyloides, in samenwerking met het Instituut Tropische Geneeskunde in Lima (ITMAvH) en de Universiteit van Leiden (LUMC, Nederland). Met onze partners van het Instituut Pedro Kouri (IPK) en het Nationaal Instituut voor
60
Hygiëne, Epidemiologie en Microbiologie (INHEM) in Havana vervolgen we onze studies naar de relatie tussen worminfecties en atopische ziektes in Cubaanse kinderen. Verder werken we samen met de Eenheid Veterinaire Helminthologie in diverse projecten op het gebied van cysticercose.
61
DEPARTEMENT VOLKSGEZONDHEID Engelse versie p. 84 Het Departement Volksgezondheid stelt zich tot doel bij te dragen tot de ontwikkeling van duurzame, doeltreffende en doelmatige gezondheidszorgsystemen die gebaseerd zijn op de principes van billijkheid, kwaliteit en inspraak. Daartoe volgen wij een geïntegreerde strategie waarin opleiding, onderzoek en dienstverlening constant met elkaar in interactie zijn. De drie departementale eenheden, Nutrition and Child Health, Public Health, en Epidemiology and Disease Control, zijn uitdrukkingen van specifieke technische expertise, voornamelijk op het vlak van onderwijs. Het onderzoek in het Departement wordt gestroomlijnd via taakgerichte groepen waarin één of meerdere leden van de hoger vernoemde eenheden deelnemen, maar vaak ook leden van andere departementen van het ITG. Onderzoek, capaciteitsversterking en internationale beleidsontwikkeling kunnen niet gescheiden worden van het onderwijs, dat onze voornaamste taak blijft in termen van werklast. Meer informatie hierover kan gevonden worden in het algemeen hoofdstuk Onderwijs. Lokale en institutionele capaciteitsversterking zijn essentiële onderdelen van al onze terreinprojecten, zoals beschreven wordt in het hoofdstuk Internationale Samenwerking. Onze
onderzoeksprioriteiten
worden
voornamelijk
bepaald
door
hun
relevantie
voor
gezondheidszorgsystemen in ontwikkelingslanden, de doelstellingen en waarden vermeld in onze opdrachtsverklaring, en het nastreven van meerwaarde en vernieuwing in het internationaal gezondheidsbeleid. Onze onderzoeksportefeuille is gericht op de realiteiten van het terrein en de ware noden van de bevolkingen. Het bestrijkt aldus vier basisthema’s: toegankelijkheid, kwaliteit en het optimaliseren van gezondheidspersoneel, ziektebestrijding en gezondheidsbeleid.
Toegankelijkheid Gebrekkige
toegang
tot
gezondheidszorg
is
misschien
wel
het
belangrijkste
gezondheidszorgprobleem in ontwikkelingslanden. Het heeft verscheidene en verbonden oorzaken: de diensten zijn soms fysiek onbereikbaar; hun aantrekkelijkheid kan beperkt zijn door sociale en culturele factoren; mensen opteren voor andere kanalen wegens onvoldoende kwalitatief aanbod; gezondheidszorg is voor velen gewoon onbetaalbaar. In 2005 concentreerde één van onze departementale onderzoekslijnen zich verder op financiële toegankelijkheid van eerste en tweedelijnsdiensten van het gezondheidszorgsysteem. Deze onderzoekslijn volgt twee sterk verwoven sporen: enerzijds het potentieel van mutualiteiten, of lokale ziekteverzekeringen in basisgemeenschappen, autonome en vrijwillige verenigingen, en gebaseerd op solidariteit tussen de leden; anderzijds systemen van sociale bescherming voor gezondheidszorg, gebaseerd op financieringsmechanismen aan de ‘vraagzijde’. In het laatste geval wordt gezondheidszorg voor de armsten betaald via een fonds dat beheerd wordt door een
62
lokale, private of publieke instelling. Ons onderzoek richt zich ook hoe langer hoe meer op de mogelijke interacties tussen deze twee financiële constructies. We hebben onze samenwerking verder uitgebreid met een brede waaier aan organisaties die betrokken zijn bij de promotie van lokale ziekteverzekeringssystemen in verscheidene Afrikaanse landen (Burkina Faso, Guinea, Mali, Mauritanië, Rwanda, Tanzania, Oeganda), alsook in Azië (Cambodja en India). We voerden consultopdrachten uit voor de Wereld Gezondheids Organisatie en verscheidene niet-gouvernementele verenigingen. Onze betrokkenheid bij het Belgisch netwerk van academische en operationele instellingen die geïnteresseerd zijn in de promotie en studie van lokale ziekteverzekeringssystemen werd verder geconsolideerd. De officiële start van het Belgisch forum Micro Assurance Santé/Mutuelles de Santé (‘MasMut’) werd verder voorbereid; de start is gepland voor maart 2006. In september organiseerden we een vierdaagse werkvergadering in Kampala, samen met het Oegandese Ministerie van Volksgezondheid en het Institute of Public Health van de Makerere Universiteit. Het merendeel van de 80 deelnemers waren afkomstig uit Oeganda, maar er waren er ook van de D.R. Congo, Kenya, Rwanda en Tanzania. Deze workshop werd gezamenlijk gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid in Oeganda, het ITG en de DGOS. Eén van de doelstellingen was de promotie van regionale samenwerking op het gebied van lokale verzekeringssystemen,
voornamelijk
tussen
onderzoeksinstellingen.
De
diversiteit
van
het
deelnemersveld (veldwerkers, beleidsmakers en academici) droeg bij tot een grotere interactie en uitwisseling tussen operationeel werk, onderzoek en beleidsvorming. De organisatoren van de conferentie onderzoeken nu de mogelijkheid om een ‘African Centre for Research on Health Financing’ op te richten in het Institute of Public Health van de Makerere Universiteit, en zullen een haalbaarheidsstudie opstarten.
Kwaliteit en Human Resources Betere toegang tot gezondheidszorg heeft niet veel zin als de kwaliteit van de aangeboden zorg beneden peil is. We kunnen twee belangrijke, met elkaar verbonden manieren onderscheiden om de kwaliteit van gezondheidszorg te verbeteren: enerzijds het rationaliseren van procedures en het vastleggen van technische, klinische, manageriële en operationele standaarden, gekoppeld aan technieken van kwaliteitsbewaking; anderzijds een breed personeelsbeleid, met nadruk op aangepaste opleidingen, ondersteuning en motivatie, die zowel extrinsiek kan zijn (aanvaardbare salarissen en werkomstandigheden) als intrinsiek (interessante werkinhoud en professionele verantwoordelijkheid). Voorgaand onderzoek richtte zich op de interactie tussen configuratie en cultuur van organisaties, en hun aanpak van kwaliteitsbeleid. Pierre Blaise verdedigde met succes een doctorale thesis over dit onderwerp. Voortbouwend op zijn werk begonnen we onderzoek naar het invoeren van
63
‘criterion based clinical audits’ in Marokkaanse hospitalen. De onderliggende hypothese van dergelijke audits is dat de zelf-evaluatie van de klinische praktijk, met behulp van aanvaarde standaarden, een aanzet geeft tot zelf-regulering en kwaliteitsverbetering. We onderzochten hoe de organisationele configuratie(s) van het Marokkaanse gezondheidssysteem mee bepaalt hoe de actoren in kwestie zich het audit-systeem toeëigenen. We zijn ook begonnen met het REACT-project (‘Response to Accountable priority setting for Trust in health systems’), dat een test is voor het “accountability for reasonableness” principe in Tanzania, Kenya en Zambia. In dit project wordt nagegaan hoe men kan overstappen van een systeem van prioriteitsbepaling op basis van kosten-doeltreffendheidsanalyse en epidemiologische informatie naar een meer aangepaste procedure van ‘fair process’, gebaseerd op transparante en expliciete waarden. Aan de hand van een situatie-analyse in Cape Coast Regional Hospital (Ghana), een goed werkend ziekenhuis, bestudeerden we de praktijk van personeelsbeleid in het ziekenhuis, zijn effect op het creëren van een motiverende werkomgeving en de factoren die meespelen in een succesvolle emancipatie van het gezondheidspersoneel. Voortbouwend op eerder onderzoek op eerstelijnsartsen in Mali gingen we na onder welke voorwaarden het voor jonge artsen aanvaardbaar is in landelijke praktijken te gaan werken, en meer in het bijzonder wat de ondersteunende rol is van hun beroepsorganisatie (“Association Malienne des Médecins de Campagne”). Verder hebben we een studie opgestart over zorgzoekend gedrag in vier dorpen om beter te begrijpen waarom de gebruiksindexen zo laag blijven, hoewel de zorg betaalbaar en kwalitatief behoorlijk blijkt te zijn. In Cuba gingen we verder met onze studie over het ontwikkelen van groepspraktijken in huisartsgeneeskunde, met inbegrip van de respectievelijke rollen van artsen en verpleegkundigen. Met dit werk hopen we een bijdrage te kunnen leveren aan het verbeteren van de eerstelijnszorg en het systeem doeltreffender te kunnen maken. In Thailand geven we steun aan de lopende hervormingen, meer bepaald de ontwikkeling van de huisartspraktijk als hoeksteen van het gezondheidszorgsysteem. In de landen die het sterkst getroffen zijn door HIV/AIDS, zoals Zuid-Afrika en Mozambique, is er een groot probleem van beschikbaar gezondheidspersoneel om de antiretrovirale therapie op grote schaal in te voeren. We participeren in onderzoek naar de voorwaarden die bepalen of een groot deel van dit soort zorg kan gedelegeerd worden naar “deskundige patiënten” en/of gekwalificeerde gezondheidswerkers. Tenslotte heeft het departement actief meegewerkt aan een seminarie dat werd georganiseerd door het Belgisch platform Be-Cause Health, waarin Belgische actoren die actief zijn op het gebied van gezondheid en ontwikkeling samen met partners uit het Zuiden belangrijke thema’s konden bespreken in verband met de problematiek van de gezondheidswerkers.
64
Integratie en ziektebestrijding Ons huidig onderzoek concentreert zich op het gebied van slaapziekte, dengue, viscerale leishmaniose en tuberculose en de onvermijdelijke interactie tussen een ziektegerichte aanpak de bredere ontwikkeling van gezondheidsdiensten. Voor elk van deze vier ziekten zijn sterke gezondheidsdiensten een essentiële voorwaarde voor een doeltreffende ziektebestrijding, aangezien de patiëntenzorg er een belangrijke component van uitmaakt. Ons tuberculoseonderzoek richtte zich vooral op kwaliteitsverbetering van de organisatie van kliniek, diagnose en gezondheidsdienst, samen met partners in Bolivië, Cuba, Peru en Leeds. De studie van de verstedelijking van slaapziekte in de regio Kinshasa leidde tot een surveillancesysteem dat gebruik maakt van hoogtechnologische GIS technieken. In 2005 werd in de D.R. Congo kwalitatief onderzoek verricht naar hinderpalen voor het gebruik van opsporing en behandeling van slaapziekte. Pascal Lutumba, van het nationale programma voor slaapziektebestrijding in D.R. Congo verdedigde met succes een doctorale thesis die het huidige bestrijdingsbeleid onderzocht. Samen met partners uit Nepal en Zwitserland werd onderzoek voortgezet naar de kost-efficiëntie van de klinische behandeling van kala-azar, en in september 2005 werd een onderzoek gestart naar de doeltreffendheid van muskietennetten in de preventie van kala-azar, gesteund door de EU (het project KALANET). In Cuba werd een interventiestudie uitgevoerd naar diverse strategieën ter verbetering van gemeenschapsparticipatie in de bestrijding van dengue. In november werd het DENCO project opgestart, eveneens met steun van de EU. We onderzoeken met name twee verschillende strategieën
voor
het
uitvoeren
van
vectorcontrole:
een
model
dat
steunt
op
de
gezondheidsdiensten en een model dat steunt op communautair partenariaat.
Internationaal gezondheidsbeleid De belangrijkste doelstelling van ons werk op het vlak van internationaal gezondheidsbeleid is een versterking
van
gezondheidssystemen
gestoeld
op
de
basisgezondheidszorg.
Gezondheidssystemen staan wereldwijd onder druk, en de meeste landen hebben grote problemen met de financiering van hun gezondheidszorg en met het in stand houden of hervormen van hun gezondheidspersoneel. De steun van donoren volgt in de ontvangende landen hoe langer hoe meer twee sporen: (1) programma- en budgetondersteuning, met toenemende aandacht voor alignering op het gastland en harmonisatie tussen donoren, o.a. via zogenaamde
SWAp-constructies
(‘Sector
Wide
Approach’)
die
ernaar
streven
de
gezondheidssystemen te versterken, ook Donor Harmonisatie Initiatieven (DHI’s) genoemd; en (2) sterk geoormerkte financiering via ‘Global Health Initiatives’ (GHI’s), zoals de Global Fund, GAVI, Roll Back Malaria, PEPFAR en andere. Om hun ambitieuze doelstellingen te bereiken zullen zowel GHI’s als DHI’s moeten convergeren en bijdragen tot sterke integrale gezondheidssystemen met een gezonde financiële en personele
65
basis. De GHI’s, die meestal hun aandacht richten op één enkele ziekte, zullen waarschijnlijk substantiële middelen moeten vrijmaken voor systeemversterking als zij hun doelstellingen willen halen, niet in het minst omdat de landen met de hoogste ziektelast ook vaak de zwakste institutionele capaciteit vertonen. Niet enkel ziektebestrijdingsdoelstellingen maar ook bredere objectieven zoals de Millenniumdoelstellingen hebben nood aan sterke gezondheidssystemen. Het wereldwijde neoliberaal handelsbeleid, via mondiale overeenkomsten zoals GATS en TRIPS, heeft ongetwijfeld een impact op de toegankelijkheid van gezondheidszorg en betaalbare behandelingen. In vele landen in Latijns Amerika hebben privatiseringen en de participatie van multinationals in openbare diensten geleid tot problematische evoluties, zoals hoge remgelden en verminderde dienstverlening voor de armen in openbare hospitalen en gezondheidscentra. Tegen deze achtergrond richtte ons onderzoek in gezondheidsbeleid zich op een aantal specifieke thema’s en doelgroepen: de dynamiek van donor harmonisatie initiatieven (DHI’s) en Global Health Initiatives (GHI’s); de impact van AIDS op gezondheidssystemen in Afrika bezuiden de Sahara en de behoeften aan gezondheidswerkers voor opschalen van AIDS-therapie; de impact van snelle economische transitie op het functioneren van hospitalen in China en Cambodja, alsmede op hun toegankelijkheid voor de arme bevolkingsgroepen; de impact van economische liberalisering
op
openbare
gezondheidssystemen
in
Latijns
Amerika;
analyse
van
het
gezondheidsbeleid in China, India en Vietnam; lokale verzekeringssystemen in sub-Saharaans Afrika en India; sociale zekerheidsnetten zoals de Health Equity Funds in Cambodja; veilig moederschap; en verwaarloosde ziekten. In al zijn onderzoekslijnen streeft het Departement ernaar onderzoek en beleidsvorming met elkaar te verbinden. Het gebruikt hiervoor methoden die variëren van discrete diplomatie over netwerkvorming tot academisch activisme. Onze onderzoeksbevindingen vinden hun weg direct naar de Masters opleidingprogramma’s, waar de cirkel gesloten wordt. De grondprincipes van volksgezondheid, organisatie van gezondheidsdiensten en –systemen, ziektebestrijding en gezondheidsbeleid, zijn allemaal ingebed in the universele principes en waarden van Primary Health Care: het universeel recht van iedereen op toegankelijke, doeltreffende gezondheidszorg van hoge kwaliteit.
66
CLINICAL TRIAL UNIT Engelse versie p. 99 De Clinical Trial Unit (CTU) van het Instituut voor Tropische Geneeskunde werd opgericht op 1 juli 2004 voor een eerste en verlengbare periode van 3 jaar met een subsidiëring van 750,000 Euro van het Vlaams Ministerie van Wetenschap en Technologie. Het hoofddoel van de eenheid is het structuren en versterken van de capaciteiten van het ITG op het vlak van klinische testen, voornamelijk voor tropische en armoede-gebonden ziekten. Een tweede doel is het ondersteunen van de bijdrage en vertegenwoordiging van Vlaanderen in de European Development Countries Clinical Trial Partnership (EDCTP). De belangrijkste prioriteiten, activiteiten en resultaten in het eerste actieve jaar waren de volgende: 1.
Structureren en personeelsaanvulling van de CTU De CTU werd gestructureerd als een interdepartementele eenheid onder toezicht van een stuurgroep bestaande uit de hoofden van de betrokken onderzoekseenheden en gecoördineerd door Prof. Boelaert (Eenheid Ziektebestrijding, Departement Volksgezondheid). Wegens de grote vraag duurde de recrutering van het personeel langer dan verwacht. Ondertussen zorgde ander ITG-personeel voor de opstart en interim.
2.
Vastleggen van de positie en de taken van de CTU De CTU is een operationele eenheid die actief betrokken is bij de klinische testen van de onderzoekseenheden en de departementen van het ITG. Ze staan de departementen bij in regulatorische en legale zaken, gegevensbeheer en biostatistiek, ontwikkeling en indiening van nieuwe projecten, opleiding en onderaanneming, studie-site selectie en andere methodologische zaken. De CTU ondersteunt ook de directie van het ITG inzake het klinische onderzoeksbeleid, ethische vragen, de relatie met de externe partners en de inrichting van het ITG als een legale sponsor voor klinische testen. De CTU brengt de institutionele kwaliteitsprocessen in overeenstemming met de GCP (Good Clinical Practices) en zal geregeld interne audits uitvoeren.
3.
In kaart brengen en ondersteunen van lopende klinische proeven De CTU registreerde 71 projecten van het ITG als klinische proeven, vooral op het gebied van AIDS (behandeling, zorg en preventieve microbiciden), malaria (nieuwe drugcombinaties en anti-vector interventies), slaapziekte (diagnostiek en nieuwe geneesmiddelen), en tuberculose (diagnostiek en nieuwe geneesmiddelen). Het ondersteunde en herorganiseerde waar nodig het systeem voor gegevensbeheer en statistische analyse. Een pre-audit bracht de stappen tot een conformering met de nieuwe wetgeving in kaart.
4.
Indienen en verkrijgen van nieuwe projectfondsen Tijdens het eerste jaar werden er door het CTU belangrijke nieuwe klinische projecten ingediend en verkregen, vooral voor nieuwe combinatiebehandelingen voor malaria in Afrika (EDCTP: 2 miljoen Euro; Medicines for Malaria Venture: 0.7 miljoen Euro). Andere projecten rond
67
AIDS en tuberculose zijn nog in behandeling bij de EDCTP. Deze fondsen moeten wel “gematched” worden met minstens gelijke institutionele en nationale middelen. 5.
Nieuwe wetgevende en regulatorische vereisten De CTU onderzocht bijkomende nieuwe insitutionele vereisten opgelegd door de nieuwe wetgeving, waaronder ook de herorganisatie van het ethisch committee, de gevolgen van GCP voor het institutioneel kwaliteitsmanagementsysteem en de accreditatie en verzekering van het ITG als een legale sponsor. De oprichting van een gespecialiseerd institutioneel ethisch committee is legaal gezien niet meer mogelijk en vanaf 2006 zal het ITG bijgevolg zijn protocols indienen bij het ethisch committee van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen. Het voormalige ethisch committee van het ITG wordt omgevormd tot een ‘Institutional Review Board’. De accreditatie van het ITG als legale sponsor is in voorbereiding. Er werd een marktanalyse opgestart om een degelijke en betaalbare verzekering te vinden voor de klinische testen.
6.
Deelname in de EDCTP Het ITG is de vertegenwoordiger van de Belgische regeringen in de EDCTP en de vicevoorzitter van de bestuursraad (Assembly). Deze functie wordt ingevuld door de Directeur. We hebben het voorbije jaar een cruciale bijdrage geleverd in de ontwikkeling, het management en de overleving van de EDCTP. De eerste toepassing van een Artikel 169-programma onthulde inderdaad grote politieke, legale en operationele problemen in de praktische uitvoering van het concept. Na een ernstige organisationele crisis binnen de EDCTP eind 2004 – begin 2005, hebben wij het interim-management verzekerd. Wij zorgden voor de afwerking van het Interne Reglement, concrete oplossingen voor dringende management- en organisatorische problemen, en de tijdige inlevering van het “Joint Programme” waarvan verdere EU-financiering afhankelijk was. Er is nu een nieuw management aangewezen en de EDCTP is klaar voor een nieuwe, betere start. Het ITG nam ook deel aan het “European Network of National Programmes” (ENNP) van de EDCTP en delegeerde hiervoor de Belgische “European Network Officer” (ENO). De ENNP onderzoekt de bestaande en potentiële synergiën tussen de respectievelijke nationale programma’s, zoals co-financiering en gezamenlijke oproepen. Tot besluit werd, ondanks de vertraging in personeelsrecrutering, grote vooruitgang geboekt in het structureren en de kwaliteitzorg van de lopende klinische proeven van het ITG en werden er aanzienlijke projectfondsen binnengehaald in het eerste jaar van de CTU. Het ITG zal gedurende de volgende vijf jaar haar rol als klinisch testcentrum en formele sponsor verder ontwikkelen met inachtname van de behoeftes van de ontwikkelingslanden, de internationale samenwerking en de capaciteitsversterking in het Zuiden.
68
BIBLIOTHEEK Engelse versie p. 100 In 2005 consolideerde de bibliotheek verder de online beschikbaarheid van het merendeel van haar tijdschriftabonnementen en bleef zij de steeds groter wordende groep biomedische ‘open access’ tijdschriften opvolgen. We besteedden bijzondere aandacht aan de doorlinking vanuit onze eigen Electronic Reference Library (ERL) databases naar de digitale full-text edities (meestal in PDF formaat) en startten met het digitalizeren van de master thesissen en het doorlinken vanuit de ‘ITG Student Dissertations database’. De boekencollectie groeide aan met 429 nieuwe titels, waarvan 321 via aankoop en 108 via schenking. De teller van de geregistreerde boeken staat inmiddels op 19.300. Gezien
de
ruime
beschikbaarheid
van
digitale
tijdschriften
in
de
universiteiten
en
onderzoeksinstellingen, bleef het aantal documentaanvragen vanwege andere Belgische bibliotheken dalen. Van de 1.240 ontvangen vragen leverden we 79% in elektronisch formaat. Onze eigen documentaanvragen aan andere bibliotheken daarentegen namen toe met meer dan 50%, hoofdzakelijk in de vorm van aanvragen vanwege onze overzeese partners in het kader van het ‘document delivery (DocDel)’ project (zie verder). Van de 1,539 externe aanvragen ontvingen we 99% in elektronisch formaat (PDF). 2,6% externe aanvragen konden we niet verder helpen. De drie fotokopieerapparaten werden vervangen door gesofisticeerde toestellen met print- en scanfuncties en produceerden ongeveer 120.000 kopies, een verdere afname als gevolg van de digitale evolutie. De ERL bibliografische databases werden 19.932 maal geconsulteerd in 6.715 afzonderlijke sessies, een lichte vooruitgang vergeleken met vorig jaar. Eigen thematische databases blijven dus nuttig, ook in tijden van gratis beschikbare algemene webinventarissen als PubMed en Google Scholar. De interesse voor video’s en interactieve multimedia programma’s bereikte echter een dieptepunt. In samenwerking met de Grafische Dienst begonnen we de video collectie om te zetten naar digitaal DVD formaat. Qua personeel waren er in 2005 enkele wijzigingen: Sarah Buys begon aan een jaar tijdskrediet en Veerle Demedts schakelde over naar een part-time regime. We verwelkomden Kris Didden en Tijl Vandersteene als nieuwe collega’s. De trainingssessies voor efficiënte bibliotheek-, database- en internetopzoeking werden verder uitgebreid. Het DocDel programma voor elektronische documentlevering aan partners in ontwikkelingslanden bleek een groot succes, met 1.292 aanvragen - een toename met 600%. Deze dienstverlening werd vooral gesmaakt door onze partners in Latijns Amerika (bijna 90% van de aanvragen) en Cambodia. We ontvingen stagiaires uit Peru en Ecuador voor een praktische training in elektronische documentlevering.
69
De bibliotheekstaf verzorgde de jaarlijkse bibliometrische analyse van de ITG wetenschappelijke output: in 2004 publiceerden de ITG onderzoekers 20% meer papers dan in vorige jaren en de gemiddelde journal impact factor waarden stegen met zo’n 40%. De bibliothecaris werkte samen met het International Network for the Availability of Scientific Publications
(INASP)
voor
het
selecteren
van
relevante
websites
betreffende
tropische
geneeskunde. De bibliotheekstaf verzorgde verder de coördinatie van ITG website en intranet. Innovaties in 2005 omvatten o.a. de overgang naar een resolutie-onafhankelijk full-screen formaat, automatische generatie van printervriendelijke pagina’s, een sterk verbeterde zoekfunctie en een module voor optionele persoonlijke pagina’s voor ITGers. De ITG website werd 402.376 maal bezocht, een toename met 60% vergeleken met 2004. De reisgeneeskunde pagina’s (> 250.000 hits) bleven de meest populaire. 66% van de bezochte pagina’s waren in het Engels, 24,3% in het Nederlands, 8,9% in het Frans en 0.8% in het Spaans. In zoverre dit kon worden nagegaan, kwam de grote meerderheid van de websitebezoekers uit België, gevolgd door een aantal Europese landen (bv. 12.234 hits uit Nederland). Uit de andere continenten vervolledigen de VSA, São Tomé, de Filippijnen, India, Canada, Peru, Colombia en Mexico de top 15 van internationale bezoekers.
70
MEDISCHE DIENSTEN Engelse versie p.101 De Medische Diensten van het ITG verzekeren gespecialiseerde poliklinische, diagnostische, klinische en preventieve dienstverlening aan reizigers en migranten. Voor ons binnenlands publiek is onze polikliniek ook letterlijk “de gevel” van het ITG. Het ITG is officieel erkend als nationaal refentiecentrum voor tropische ziekten en importpathologieën en als één van de acht referentiecentra voor HIV/AIDS behandeling en diagnose. De Medische Diensten vormen een aparte entiteit binnen het Instituut, met een organisatie, werking en boekhouding eigen aan de klinische dienstverlening. Ze bestaat uit de Reiskliniek, de Dienst voor Tropische Ziekten en Importpathologie, de Dienst HIV/SOA zorg, het Medische Laboratorium en de Hospitalisatie-afdeling. Deze laatste is geïntegreerd in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen. Het wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en wetenschappelijke dienstverlening zijn ondergebracht in het Departement Klinische Wetenschappen. De Dienst Tropische Ziekten en Importpathologie verrichtte 6,955 reisconsultaties in 2005, vooral op het gebied van interne geneeskunde, gastro-enterologie, dermatologie en pediatrie. Bij de langetermijn ‘expatriates’ behandelen we ook algemene gezondheidsproblemen. De Dienst verzekert ook een telefonische permanentie (24u/24u) voor externe artsen met vragen over importpathologie, en behandelt aldus vele diagnostische en therapeutische problemen op afstand. De kernactiviteit van de Reiskliniek bestaat uit de preventie van tropische, besmettelijke en andere reisgebonden ziekten. Een team van gespecialiseerde artsen, verpleegkundigen en administratief personeel bezorgt de patiënt algemene en landspecifieke voorlichting, een vaccinatiedienst, chemoprophylaxie, behandelingsadvies en andere nodige zaken om veilig te reizen. De Dienst HIV/SOA verrichtte 6,434 consultaties in 2005. Het ‘AIDS revalidatie centrum’ (ARC), dat 4,967 consultaties voor zijn rekening nam, zorgt voornamelijk voor de HIV-patiënten die over een lange periode frequent moeten worden opgevolgd. Het ARC bestaat uit een interdisciplinair team van dokters, verpleegkundigen, sociale werkers, begeleiders, psychologen, voedingsdeskundigen en ondersteunend personeel van het ITG en het Universitair Ziekenhuis Antwerpen. Sinds januari 2001 werden er 1,698 HIV-1-positieve patiënten intensief opgevolgd; in 2005 werden er 182 nieuwe patiënten registreerd, een toename van 10% sinds 2004. 65% van de patiënten krijgen antiretrovirale therapie. De hoofdtaken van deze dienst bestaan uit het opvolgen van geneesmiddelengevoeligheid, het voorkomen van neveneffecten, het afstemmen van complexe medicamentencocktails, het omgaan met AIDS-gerelateerde complicaties en de psycho-sociale ondersteuning van de patiënten. Om aan de noden van de patiënten tegemoet te komen,
71
begonnen we in 2005 met seksuele raadgeving, en voerden we de inspanningen voor secondaire preventie op. De overige 1,467 consultaties betroffen patiënten die op raadpleging komen voor een seksueel overdraagbare aandoening of een AIDS-test wilden ondergaan. Deze patiënten hebben meestal maar één of enkele contacten nodig, maar ze vormen een belangrijke doelgroep in de preventie van HIV, SOA’s en Hepatitis. De poliklinische activiteiten worden diagnostisch ondersteund door het Medisch Laboratorium en een Radiologische Eenheid. Het Medisch Laboratorium bedient als nationaal referentiecentrum ook andere laboratoria en medische instellingen in België. In 2005 verwerkte het stalen van 11,150 interne patiënten en 20,261 externe patiënten, een totaal van 32,131. De tabel (p. 103 Engelse versie) geeft een overzicht van enkele typische diagnoses in 2005. Het Mycologie Laboratorium verwerkte 7,579 stalen, inclusief 618 kweekbodementificaties en 48 schimmelkweekbodems voor gevoeligheidstesten. Interessante stammen worden bewaard in de collectie van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid in Brussel. Dankzij de vooruitgang in de behandeling van tropische ziekten en HIV/AIDS kunnen we de meeste patiënten ambulant verzorgen. Indien nodig verwijzen we door naar de Afdeling Tropische Ziekten van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, die medisch gesuperviseerd wordt door het ITG. Deze afdeling bestaande uit 10 bedden (en meer indien nodig ), en wordt bestafd door gespecialiseerd medisch en verplegend personeel. In 2005 werden er 280 patiënten opgenomen, tegenover 233 in 2004 en 210 in 2003. De helft bestaat uit HIV/AIDS-patiënten, de andere helft uit reisgebonden ziekten. De voornaamste redenen voor opname onder de HIV-patiënten waren nieuwe AIDSgevallen met opportunistische of respiratoire infecties, koorts van ongekende oorsprong, of nood aan diagnostische procedures. De belangrijkste redenen voor hospitalisatie na reizen zijn falciparum malaria, koorts van onbekende oorsprong en febriele diarree. Het team staat ook klaar met advies over tropische, HIV en andere besmettelijke ziekten voor de andere diensten binnen het Universitair Ziekenhuis. In associatie met de UZA Departementen Microbiologie, Algemene Interne Geneeskunde en Intensieve Zorg werd de klinische samenwerking tussen het ITG en het Universitair Ziekenhuis in 2005 verder uitgebreid tot algemene infectiologie. Via telefonisch reisadvies, de ITG website, brochures en landenfiches verschaffen we reiziger en dokters met de meest recente informatie over gezondheid en ziektepreventie op reis. De in 2004 opgerichte “Travelphone” blijft een nuttig systeem. De informatie wordt continue vernieuwd om te kunnen omgaan met vragen over epidemies zoals de vogelgriep, geïmporteerde cholera en Marburg haemorrhagische koorts. In 2005 ontving de telefoonlijn een totaal van 16,155 oproepen, waarvan 15% doorverbonden werden naar een van onze specialisten voor een “live” antwoord. Men kan alle informatie in verband met reisgeneeskunde ook terug vinden op de ITG-website, www.itg.be, of meteen op www.reisgeneeskunde.be (Nederlands), www.medecinedesvoyages.be (Frans) en www.travelhealth.be (Engels). Deze website werd meer dan 250,000 keer bezocht in
72
2005. We brengen de informatie continu up-to-date en breiden uit waar nodig; in 2005 produceerden we nieuwe landspecifieke informatiefiches, onder andere voor kinderen, zwangere vrouwen en hoogteziekte. De website heeft een aparte informatiefiche voor meer dan 200 landen, elk met de verplichte en aanbevolen vaccinaties, een overzicht van malariarisico’s en de bijbehorende maatregelen, en andere relevante aanbevelingen. De teksten zijn gebaseerd op de richtlijnen van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WGO) en op het consensusbeleid van de Belgische Wetenschappelijke Studiegroep Reisgeneeskunde, waarvan wij momenteel het voorzitterschap nemen. De Medische Diensten van het ITG zijn permanent bereikbaar om snel en accuraat advies te geven in verband met de opvolging en het management van geïmporteerde besmettelijke ziekten. Net als voorgaande jaren namen we opnieuw deel in de belangrijkste nationale en internationale wetenschappelijke bijeenkomsten over reisgeneeskunde (zie hoofdstuk Departement Klinische Wetenschappen). We droegen ook via diverse fora bij tot de broodnodige consensusvorming over reisadviezen, inclusief de uitgave 2005 van het WGO-handboek met reisadviezen.
73
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Engelse versie p. 106
Capaciteitsversterking in het Zuiden: het DGOS-ITG kaderprogramma Het ITG en het Belgische Ministerie en Directoraat-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) werken al tientallen jaren samen in diverse projecten, beurzenprogramma’s en contracten. Sinds 1998 bundelen we deze activiteiten in een allesomvattend Raamakkoord. Binnen deze overeenkomst ondersteunt DGOS een coherent programma van het ITG bestaande uit medische, veterinaire en wetenschappelijke opleidingen, onderzoeks- en capaciteitsversterking. Deze worden gepland en goedgekeurd onder de vorm van vijfjarenprogramma’s. Het eerste vijfjarenprogramma (“5JP-I”) ging van start in 1998 en liep tot zijn einde in 2002, met een totale uitgaven van meer dan 21 miljoen Euro. Een overzicht van deze activiteiten (onderwijs en beurzen, institutionele samenwerking, onderzoeksprojecten, congressen en netwerkvorming, beleidsondersteuning) werd voorgesteld in ons jaarverslag van 2002. In 2001-2002 werd het 5JP-I aangevuld door twee “AIDS Impuls Programma’s” met een gezamenlijk budget van 5,25 miljoen Euro. Dit bijkomende initiatief maakte het mogelijk om onze steun aan HIV/AIDS onderzoek, opleiding en beleidsontwikkeling in ontwikkelingslanden gevoelig te versterken en uit te breiden. Het tweede vijfJarenprogramma (“5JP-II”) met een totaalbudget van ongeveer 45 miljoen Euro ging van start in 2003 en zal tot eind 2007 lopen. Het contract met DGOS werd verder gemoderniseerd tot een beknopte, resultaatsgerichte overeenkomst. In ruil voor deze financiële steun legt DGOS haar verwachtingen vast omtrent output en kwaliteit. Het is aan het ITG en diens partners om deze doelstellingen te halen en daartoe de strategieën en activiteiten uit te werken. De DGOS blijft in de praktijk nauw betrokken bij het plannen en opvolgen van het programma via de gezamenlijke stuurgroep. Het hoofddoel van het 5JP-II werd omschreven als “capaciteitsversterking van instellingen in het Zuiden, die door onderzoek, onderwijs en dienstenvoorziening duurzame verbeteringen kunnen doorvoeren in de gezondheidsstrategieën, en de armoedebestrijding in hun land of regio.” Dit doel wordt nagestreefd aan de hand van drie gerelateerde strategieën: individuele opleiding en ondersteuning; institutionele versterking; internationale netwerken en beleidsontwikkeling. Met dit doel in zicht werken we samen met 27 instituten en organisaties in 17 ontwikkelingslanden, leiden we jaarlijks ongeveer 100 individuen op tot een Master- of doctoraatsniveau en ondersteunen we DGOS in internationale gezondheidsfora en beleidsonderzoek. Op het individuele niveau richten we ons voornamelijk op het opleiden van internationale experten, op het ITG maar ook in partnerinstituten. De doctoraatsopleiding, het afstandsonderwijs en de alumniwerking kregen nieuwe stimuli. In onze Masterprogramma’s bieden we 60 beurzen van 1 jaar aan deelnemers uit ontwikkelingslanden. Elk jaar krijgen de afgestudeerde Masters ook de
74
kans om te wedijveren voor drie doctorale beurzen van 4 jaar. Er worden ook nog bijkomende beurzen uitgereikt binnen het kader van de specifieke capaciteitsversterkingsprojecten van het 5JP-II.
We
ontwikkelen
strategisch
belangrijke
afstandscursussen
en
interactieve
expertprogramma’s. Verder versterken, vergroten en harmoniseren we de steun aan en de netwerkvorming van onze alumni. De tweede strategie mikt op de lange-termijn ondersteuning en duurzame versterking van de partnerinstituten in het Zuiden. Deze institutionele samenwerkingen liggen vast in transparante contracten en behelzen een nauwe samenwerking op verschilende wetenschappelijke en administratieve niveau’s. De steun is niet beperkt tot gezamenlijke projecten, maar omvat ook strategisch en operationeel management, logistiek, administratie en persoonlijke uitwisselingen. De volledige institutionele omvang zal zich geleidelijk ontwikkelen aan de hand van tussentijdse evaluaties en heroriëntaties. Met sommige partners is er al een brede samenwerking tot stand gebracht over het gehele institutionele spectrum. Andere samenwerkingen hebben een meer thematische nadruk of concentreren zich op ofwel onderzoek of onderwijs. De meeste partners zijn wetenschappelijke instellingen of referentielaboratoria, maar bij sommige projecten zijn ook volksgezondheidsdiensten of NGO’s betrokken. Meerdere 5JP-II projecten zijn een voortzetting van 5JP-I en/of AIP en konden bouwen op een bestaand élan naar een brede institutionele aanpak. Dit proces is niet altijd even gemakkelijk omdat de structuur, het management en de gewoonten van vele instellingen geworteld zijn in een projectmatige aanpak. Op internationaal niveau proberen we er naar om algemene grensoverschrijdende kennis te genereren, te verspreiden en toe te passen, en het regionalel en internationale gezondheidsbeleid te beïnvloeden. We maken gebruik van verschillende mechanismen: directe doorstroming van resultaten en aanbevelingen naar operationele diensten; verspreiden van resultaten via de gebruikelijke wetenschappelijke nationale en internationale kanalen (publicaties, verslagen, congressen); ontwikkeling en ondersteuning van regionale of internationale netwerken. Andere kanalen
zijn
de
alumninetwerken,
de
jaarlijkse
ITG
colloquia
en
natuurlijk
onze
onderwijsprogramma’s. Een aantal beleidsondersteundende onderzoeksprojecten gaan in op generische beleidsvragen. Voor 2005 bestonden deze uit de opvolging en evaluatie van internationaal gezondheidsbeleid toegespitst op de “globale initiatieven”, de opvolging van de “Health Care For All” agenda, de opschaling van antiretrovirale behandeling voor HIV/AIDS en rationele strategieën voor het toezicht en de opvolging van zoönoses in Afrika. Over het voorbije jaar zagen we prestaties en productiviteit van de diverse onderdelen verder groeien en samenwerkingsprojecten verder evolueren. Het Master programma op het ITG zorgde ook dit jaar voor een omvangrijk contingent van bekwame professionals en wetenschappers die
75
hun land vervoegden met vernieuwde toewijding en capaciteiten. Het doctoraatsprogramma groeit snel en begint vruchten af te werpen. De afstemming en de uitbreiding van het ‘Project Cycle Management’ (PCM) versterkte de gezamenlijke planning, invoering en opvolging. Verschillende partners groeien uit tot sterke wetenschappelijke actoren en trokken bijkomende financieringen aan. Zelfs in politieke en socio-economische turbulente omgevingen als de D.R. Congo was er institutionele vooruitgang op te merken. Sommige projecten worden gehinderd door het wijdverspreide probleem van ‘brain drain’ en gebrekkige carrièrestructuren, maar algemeen is het doorzettingsvermogen van onze partners om in en voor hun land te werken van een opmerkelijk gehalte. De wetenschappelijke output in de vorm van artikels en beleidsinstrumenten groeit gestaag. Het “Beleidsvoorbereidend Onderzoek” omvat nu ook het voorbereiden, bijstaan en opvolgen van de internationale gezondheidsfora samen met de overheidsdelegaties. De start van een Belgisch platform voor internationale gezondheidsontwikkeling kon rekenen op veel enthousiasme uit verschillende hoeken. We lanceerden ook een internationale aanbesteding voor een tussentijdse beoordeling van 5JP-II, die ook terug zal blikken op 5YP-1 en vooruit zal kijken naar 5JP-III. Het contract werd toegekend aan een consortium bestaande uit HERA (een Belgisch consultancy bedrijf in internationale gezondheidszorg) en het Zwitserse Tropisch Instituut. De interne enquêtes gingen al eind 2005 van start. De terreinevaluaties en de synthese zullen in de eerste helft van 2006 plaatsvinden. In het volgende hoofdstuk brengen we voornamelijk verslag uit over de institutionele samenwerking in het Zuiden en het Beleidsvoorbereidend Onderzoek.
De departementele hoofdstukken
beschreven reeds de onderzoeksactiviteiten en –resultaten. Hier geven we een regionaal en institutioneel overzicht. De opleidingsonderdelen van het ITG/DGOS-programma zijn opgenomen in het hoofdstuk Onderwijs en de financiële aspecten worden besproken in het hoofdstuk Management.
76
ITM-DGDC FRAMEWORK AGREEMENT 2003-2007 (5YP-II): THE SOUTH PARTNERS 1.
Institut National de Recherche Biomédicale, Kinshasa, Congo: reference diagnostics of infectious diseases
2.
Laboratoire National de Référence pour le SIDA, Kinshasa, Congo: reference diagnostics and control of HIV/AIDS
3.
Institut National de Santé Publique, Abidjan, Côte d´Ivoire: research and training in disease control and public health, with emphasis on HIV/AIDS
4.
Unité de maladies infectieuses, Centre Hospitalière Universitaire, Kigali, Rwanda: care, training and research for the treatment of AIDS and infectious diseases
5.
Department of Veterinary Tropical Diseases, Pretoria, South Africa: education, research and intervention in parasitic livestock diseases and zoonoses
6.
Instituto de Medicina Tropical, Universidad Peruana Cayetano Heredia, Lima, Peru: clinical research and education, AIDS, TB, parasitic diseases
7.
Institute of Public Health, Pontificia Universidad Católica del Ecuador, Quito, Ecuador: Masters of Public Health (training, research, provision of services)
8.
National Institute for Hygiene, Epidemiology and Microbiology and the Pedro Kourí Institute of Tropical Medicine, Havana, Cuba: disease control and public health
9.
National Institute of Malariology, Entomology and Parasitology, Hanoi, Vietnam: research, training and support to the national and provincial control programmes for malaria and other parasitic diseases
10. HOPE AIDS Care Centre - Sihanouk Hospital, Phnom Penh, Cambodia: reference centre for AIDS treatment, research and training
77
11. Centre Muraz, Ouagadougou, Burkina Faso: tropical diseases, HIV/AIDS, mother/child care, public health 12. Tropical Disease Research Centre, Ndola, Zambia: clinical and intervention research on malaria, AIDS, TB 13. East African Network for Monitoring Antimalarial Treatment, Uganda - Rwanda: East African network for research and policy on resistant malaria 14. Laboratoire de Référence TBC et Mycobactéries, Cotonou, Benin: national reference and research laboratory for TB and mycobacteria 15. Laboratoire d´Immunologie, Centre Hospitalière Universitaire, Dakar, Senegal: reference and research laboratory for the biological diagnosis and follow-up of HIV/AIDS and parasitic diseases 16. Centre for Ticks and Tick-borne Diseases, Lilongwe, Malawi: consolidation of a regional training and reference centre 17. Centre for Medical Research, Universidad Mayor de San Simón, Cochabamba, Bolivia: specialisation course in Tropical Medicine, Masters of Disease Control 18. Centre for Zoonoses, Universidad Central, Quito, Ecuador: centre for the study of helminthic zoonose. 19. National Centre for HIV/AIDS, Ministry of Public Health, Cambodia: coaching, evaluation and valorisation of the national HIV/STD control programme 20. Programme de Lutte Contre les Maladies Transmissibles et Carentielles, Ministry of Public Health, Burundi, vector control in epidemic malaria foci in the highlands of Central Africa 21. Programme de Lutte contre les Bilharzioses, Région Médicale de St. Louis, Senegal: integration of schistosomiasis control of in basic health care 22. Provincial Health Services, AIDS programme, Nyanza, Kenya: prevention of HIV among young people via local NGOs
78
ALGEMEEN BEHEER EN ONDERSTEUNENDE DIENSTEN Engelse versie p. 118
Administratieve Ondersteunende diensten De zoektocht naar een geïntegreerd elektronisch beheersysteem (“IVAN” project, ITG’s Vernieuwend
Administratief
Netwerk)
waarin
de
verschillende
administratieve
diensten
(aankoopdienst, boekhouding, beheer externe fondsen en departementele budgetbeheerders) rechtstreeks en online gegevens kunnen uitwisselen werd half 2005 afgerond. Na een Europese aanbesteding met onderhandelingsprocedure werd het software pakket ASW van de firma IBS aangekocht. De analyse en prototyping fase in voorbereiding van de daadwerkelijke start op 1 januari 2006 nam de nodige tijd en energie in beslag. De overstap van de “eiland” informatica naar een geïntegreerde rechtstreekse samenwerking is een revolutie in het dagelijks werken en denken, en steekt definitief de laatste schotten tussen de departementele en centrale administratieve diensten. In 2005 verwerkte de Algemene Boekhouding 8.076 facturen, 1.480 schuldvorderingen en 759 buitenlandse betalingsopdrachten. De Boekhouding Medische Diensten verwerkten 58.513 patiëntenfacturen, Aankoopdienst
41.924
klantenfacturen
verwerkte
4.554
en
59.714
aankooporders,
facturen
regelde
aan
1.300
mutualiteiten.
De
spoedzendingen,
19
exportzendingen, 42 exporten van gevaarlijke goederen en 217 luchtzendingen. Zij boekten 649 reizen en regelde de daarbij horende formaliteiten. De Personeelsdienst verzorgt maandelijks in eigen beheer de loonadministatie voor 349 personeelsleden en coördineerde de aanwerving van 63 nieuwe personeelsleden. Micha Cole (zie foto) werd aangeworven als opvolgster van Koen De Sadeleer, hoofd personeelsdienst die half 2006 op brugpensioen gaat. De dienst Externe Fondsen beheerde samen met de departementele budgetbeheerders 200 onderzoeksprojecten waaronder 35
nieuwe
projecten.
De
medewerkers
van
de
dienst
voerden
8
administratieve
opvolgingszendingen uit bij lokale partners en 3 lokale partners (uit Burundi, Cambodja en Ivoorkust) brachten een bezoek aan de diensten van het ITG om ervaringen uit te wisselen en de samenwerking te verbeteren.
Academisch Ondersteunende diensten Net als vorige jaren verzorgde de Grafische dienst de vormgeving van dit jaarverslag en andere ITG-brochures, cursussen, publicaties en posters. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de grafsiche platvormen die gebruikt worden voor de e-learning projecten van het ITG. Een ‘single source content’
programma
werd
aangekocht
om
de
aanmaak
van
cd-roms,
electronisch
cursusmateriaal en ‘e-learning’ projecten te vereenvoudigen. De dienst Toegepaste Technologie en Productie (TT&P) breidde haar dienstverlening verder uit naar
79
de onderzoeksdepartementen, het klinisch laboratorium en vele externe organisaties en NGO’s. De centrale cryobank kreeg 5,200 nieuwe cryostabilaten bij. De productie van kweekbodems steeg met 36% of 104,332 eenheden. Het ontsmetten, de recyclage en sterilaties van herbruikbaar labomateriaal daarentegen daalde door de inbruikname van het L3 laboratorium, waarvan de gebruikers volgens de veiligheidsvoorschriften hun besmet materiaal voortaan zelf ontsmetten. Naast andere diagnostische reagentia en testkits werden 3,1 miljoen CATT-testen geproduceerd voor diverse slaapziekte bestrijdingsprogramma’s in West- en Centraal Afrika. De evaluatie van de nieuwe testkit (DAT/VL-FD) voor serodiagnose van viscerale leishmaniasis in Nepal, Soedan en Indië werd afgerond in samenwerking met het Departement Volksgezondheid. De activiteiten van de Bibliotheek en de Studentendienst worden elders in dit verslag gerapporteerd (hoofdstukken Bibliotheek en Onderwijs).
Technisch Ondersteunende diensten Een belangrijke realisatie van de Technische Dienst in 2005 was het afwerken van de technische installaties en de beveiligingsystemen van de nieuwe L3/L2 laboratoria. Het oude L3 laboratorium werd volledig ontmanteld en heringericht als een volwaardige L3, waarvan de technische installaties geïntegreerd zijn in de nieuwe laboratoria. De toegangscontrole werd verder uitgebreid en aangepast ten gevolge van de interne verhuizingen. De kelder van gebouw Sint Rochusstraat 6 werd deels ingericht tot vries-, stockeer- en archiefruimte. Verder waren er de modernisering van de lift in het hoofdgebouw, de renovatie van de trapzalen van de polikliniek, het omvormen van archiefruimte tot burelen, de aanpassing en de installatie van nieuwe nutsvoorzieningen, de vervanging van het plafond in een deel van het gebouw Sint- Rochusstraat 4 en de verfraaiing van de historische binnentuin. Het diensthoofd Technisch Beheer werd in beslag genomen door de opvolging van de renovatie en aanpassingswerken in het klooster en de kapel (zie foto’s). In het najaar 2006 zal deze nieuwe onderwijscampus in gebruik kunnen genomen worden. Met de gebruikers werd intensief overleg gepleegd over de inrichting en lokaalverdeling. De Informaticadienst had de handen meer dan vol met het coördineren van het al eerder vermelde “IVAN” project. De helpdesk (3 VTE) registreerde 12.000 oproepen, zij installeerden 41 nieuwe LAPtops, 61 PC’s en 16 printers. Daarenboven realiseerde zij de installatie van een nieuwe AS400 als platform voor de verschillende informaticatoepassingen, het aansluiten van de medische data en de klinische labosoftware op de SQL server, het telewerken via de creatie van stabiele en beheersbare VPN-omgevingen, de implementatie van nieuwe spamfilters ter controle van de inen uitgaande mailtrafiek en een analyse van de telefonie wat resulteerde in nieuwe contracten met Belgacom. De interne dienst Preventie en Bescherming op het Werk realiseerde samen met de Technische dienst de uitbreiding en de aanpassingen van de elektronische toegangscontrole ten gevolge van
80
de
interne
verhuizingen,
organiseerde
informatievergaderingen
over
de
ergonomische
werksituaties op de werkvloer, een reorganisatie van de brandpreventie, herschreef de veiligheidsprocedures in de laboratoria en startte ook de voorbereidingen voor de organisatie van het onderhoud en de catering in het klooster en kapel. De invoering van de nieuwe wet die roken op de werkvloer verbiedt was geen probleem voor het ITG waar al 5 jaar een volledig rookverbod geldt. Voor de dienst Kwaliteitsmanagement was 2005 een belangrijk jaar. Het eerste vijfjarenplan werd afgesloten en de dienst werd met Lindsey Nuyts uitgebreid tot drie medewerkers. Ze ondersteunen de ongeveer 20 kwaliteitscoördinatoren van de verschillende departementen, eenheden en laboratoria die reeds deel uitmaken van het geaccrediteerde kwaliteitssysteem. Als belangrijkste verwezenlijkingen voor 2005 zien we:
Een interne audit bij de medische diensten, in voorbereiding van een formele ISO 9001 certificatie.
De externe audit van BELAC in juni 2005 beloonde onze inspanningen met een zeer positief auditrapport.
De voorbereiding voor de certificatie van de CATT productie.
De uitbreiding van de ondersteuning naar eenheden endiensten die zich op een geaccrediteerd kwaliteitssysteem voorbereiden.
De invoering van een nieuw en uniform ITG notaboek.
De aanpassing van de norm voor laboratoriumactiviteiten van ISO 17025 naar ISO 15189.
De afwerking van een institutioneel kwaliteitshandboek, voorlopig opgesplitst in een gemeenschappelijk deel en een specifiek deel voor laboratoria.
Een nieuw beleidsplan 2006-2010 met een toekomstvisie op de verschillende accreditaties en certificaties.
De ‘Stuurgroep Kwaliteit’ werd verder gestructureerd en kreeg meer verantwoordelijkheden. Alle te actualiseren documenten werden volgens een strikt tijdschema besproken en goedgekeurd. De stuurgroep is tevens een forum om gemeenschappelijke problemen te bespreken en informatie uit te wisselen.
Personeel Op 31 december 2005 werkten op het ITG 349 personeelsleden, een equivalent van 313,1 voltijdse arbeidsplaatsen. De grafieken en gegevens die volgen baseren zich op deze momentopname. Zoals vast gelegd in de Beheersovereenkomst met de Vlaamse Regering past het ITG dezelfde barema’s, normen en arbeidsvoorwaarden toe als die van de Vlaamse Universiteiten met wie de personeelsstructuur en het personeelsbeleid dan ook sterk vergelijkbaar is. De personeelscategorieën zijn:
81
Vast
benoemd
wetenschappelijk
kader:
zelfstandig
academisch
personeel
(ZAP),
wetenschappelijk kaderpersoneel (WKP) en medisch kaderpersoneel (MKP) ;
Tijdelijk wetenschappelijk personeel: assisterend academisch personeel (AAP), assisterend wetenschappelijk personeel (AWP) en het assisterend medisch personeel (AMP);
Ondersteunend personeel: administratief, technisch en onderhoudspersoneel (ATP).
In oktober 2004 keurde de Raad van Bestuur de definitieve versie van de respectievelijke personeelsreglementen goed. Deze moderniseren de procedures bij aanwerving, vacature, functieclassificatie, bevorderingen, verloning en loopbaanonderbreking. Zij vormen een belangrijke hoeksteen van een transparant personeelsbeleid en de integrale kwaliteitszorg.
Figuur 1 geeft een totaalbeeld van het aantal personeelsleden (in voltijdse equivalenten) voor het jaar
1995,
2000
en
2005
verdeeld
over
de
drie
financieringsbronnen
en
de
drie
personeelscategorieën. In deze periode steeg het aantal personeelsleden van 224 naar 313 voltijdse equivalenten, een stijging van 40%. Opvallend is de toename van het tijdelijk wetenschappelijk personeel met 60%; deze toename manifesteert zich via externe onderzoeksprojecten. Het personeelskader dat via DGOS activiteiten betaald wordt voor de wetenschappelijke omkadering, zijn opgenomen bij de externe onderzoeksfondsen. Deze grafiek houdt bovendien geen rekening met de 63 doctoraatsstudenten die hun onderzoekswerk aan het ITG uitvoeren. Uit de grafiek blijkt globaal een stijging van 38% van het aantal ondersteunende personeelsleden (ATP), met enerzijds een stagnatie van het institutioneel kader, en anderzijds een stijging van 179% via externe fondsen en 80% via de medische diensten. Het institutionele budget financieert vandaag 45% van het aantal personeelsleden, de externe fondsen 41% en medische diensten 14%, waar dit in 1995 nog 64%, 26% en 10% was.
82
Figuur 2: geeft een beeld van het opleidingsniveau van het personeel. 81% van het personeel heeft een diploma van hoger onderwijs, waarvan 45% aan universiteiten en 36% aan hogescholen. Het ITG stimuleert de permanente bijscholing via interne seminaries, vormingsdagen en externe en interne opleiding.
83
Figuur 3 geeft de verhouding tussen contracten van bepaalde en onbepaalde duur. Hoewel de grote meerderheid van het personeel al geruime tijd werkt aan het ITG heeft slechts 55% van de personeelsleden een kontrakt van onbepaalde duur. Naast de inherent tijdelijke mandaten van het assisterend wetenschappelijk personeel zijn vele andere personeelscontracten gebonden aan tijdelijke externe financiering via onderzoeksprojecten. De arbeidsvoorwaarden voor de personeelsleden met tijdelijke contracten zijn sinds 1998 wel vrijwel gelijkgeschakeld aan die van het personeel met contracten van onbepaalde duur.
Figuur 4 geeft aan dat vrouwen 54% van het ITG personeel vertegenwoordigen. Er is een evenwicht bij het technisch personeel en de pre-doctorale wetenschappers maar nog steeds een duidelijke ondervertegenwoordiging bij het post-doctorale en het vast wetenschappelijk kader. Zoals elders werken er aan het ITG meer vrouwen dan mannen in administratieve en onderhoudsdiensten.
84
Figuur 5 geeft de leeftijdsstructuur van het personeel weer. 27% van het personeel is ouder dan 50 jaar, 34% zijn veertigers en 26% dertigers. Van het vast wetenschappelijk personeel is 54% vijftigplusser; ook 16% van het wetenschappelijk personeel en 26% van het ATP hoort bij deze leeftijdsgroep. Deze piramide is gezond; er is voldoende jonger personeel om het werk van de toekomstige gepensioneerden over te nemen.
Financiën Dit deel starten we met enkele algemene beschouwingen en grafieken. Dan volgt een gedetailleerd boekhoudkundig verslag van de jaarrekening en de balans, en het verslag van de bedrijfsrevisoren. De onderstaande grafieken houden geen rekening met de inkomsten en uitgaven van de afdelingen “Fondsen en Legaten” en “Investeringen”. Een aantal dubbeltellingen in de resultaatsrekeningen (inschrijfgelden, overhead en interne verrekeningen) werden geneutraliseerd.
Inkomsten In 2005 bedroegen de netto inkomsten van het ITG bijna 36 miljoen Euro, een stijging van 12% tegenover
2004
en
120%
tegenover
1995.
De
uitzonderlijke
inkomsten
via
het
AIDS-
Impulsprogramma gefinancierd via DGOS verklaren de pieken in 2002 en 2003. Het aandeel van de basistoelage stagneert op 25%, inschrijfgelden 4%, de medische diensten 12%. De projectfinanciering en de DGOS inkomsten blijven hun aandeel versterken met respectievelijk 25% en 18%. Ook de eigen inkomsten uit overhead, sociale en fiscale ristorno’s en interne doorrekeningen versterken hun aandeel tot 16%.
85
Figuur 6 geeft een overzicht van de inkomsten sinds 1995.
De basistoelage van de Vlaamse Overheid (Ministerie van Onderwijs) nam de voorbije 10 jaar nominaal toe met 21%; met een jaarlijkse gemiddelde stijging van de loonkost van 4% komt dit neer op een inlevering van 19%. Deze basisfinanciering blijft wel de garantie voor de wetenschappelijke onafhankelijkheid van het onderzoek, het onderwijs, de dienstverlening en de internationale status van het ITG. De eigen inkomsten blijven een sterke toename realiseren via overhead, interne doorrekeningen, fiscale en sociale ristorno’s en sinds 2002 ook de inkomsten van de productie van diagnostica. Zij verstevigen hiermee hun aandeel tot 16%, een verzevenvoudiging sinds 1995. De omzet van de Medische Diensten verdubbelden sinds 1995 dankzij de toename van het aantal prestaties en het bekomen van forfaitaire toelagen voor de referentietaken. Toch blijven deze inkomsten ontoereikend om de kosten van hoogwaardige patiëntenzorg en referentietaken te dekken. De inkomsten via de projectfinanciering blijven toenemen en vertonen een driejaarlijks cyclisch verloop tengevolge van de Europese financieringsprogramma’s. Hun aandeel is 25% van de inkomsten, een stijging van 76% sinds 1995. De sinds 1998 gebundelde zuidactiviteiten in uitvoering van de DGOS overeenkomst nemen 18% van de inkomsten, een verdriedubbeling sinds 1998.
86
Figuur 7 en 8 geven de evolutie sinds 1995 van DGOS en de projectfinanciering volgens financieringsbron sinds 1995.
Uit de gedetailleerde tabel blijkt, na de terugval en stagnatie in 2003 en 2004, een stijging van 17% tegenover 2004. Deze stijging is volledig te verklaren door de toename van de Europese onderzoeksfondsen die de ITG onderzoekers konden verkrijgen. Anderzijds is er een terugval via de Europese uitvoeringsprogramma’s (3de en 4de geldstroom) door het aflopen van een aantal projecten. Hierdoor blijft het aandeel van de Europese onderzoeksfinanciering op 25%. De inkomsten via de DGOS overeenkomst die de ITG zuidactiviteiten bundelen nemen 47% van deze inkomsten. Door het aflopen van een IWT-onderzoeksproject verschrompelt het aandeel van de onderzoeksprojecten via de Vlaamse onderzoeksinstellingen tot amper 6% van de onderzoeksgelden via de 2de geldstroom. De toegekende subsidies van de Nationale Loterij voor de renovatie van de laboratoria en het klooster worden verwerkt in het investeringsfonds en zijn dus niet opgenomen in deze lijst. De negatieve bedragen in sommige kolommen betreffe, aanpassingen van ontvangen voorschotten en eindafrekeningen van projecten tegenover vorig jaar.
Uitgaven Figuur 9 geeft de verdeling van de effectieve uitgaven weer (33 miljoen Euro). De geldtransacties naar onze onderzoekspartners, 5 miljoen Euro, wel opgenomen in de resultaatsrekening, zijn hier niet vermeld. De verhouding van de uitgaven blijft vrijwel constant over de beschouwde periode. Het aandeel van onderwijs en onderzoek blijft stabiel op 66%, ook de medische diensten blijven op 13%.
87
Management en ondersteunende diensten stabiliseren eveneens hun aandeel op 18% van de totale uitgaven.
Figuur 10 geeft de financiële details van de uitgaven voor DGOS overeenkomst (zie hoofdstuk ‘Internationale Samenwerking’). De sterke toename sinds 2003 van de algemene kosten en de wetenschappelijke omkadering is toe te schrijven aan de nieuwe contractvorm, met een forfait voor wetenschappelijke omkadering van 25% en 12% algemene overhead. Voordien werden deze verdeeld als personeels- en werkingskosten over de verschillende projecten. Meer dan 67 % van de DGOS fondsen gaan rechtstreeks naar instellingen en studenten uit het Zuiden. Deze uitgaven gaan – voor zover opsplitsbaar - voor 60% naar Afrika, 13% naar Azië en 27% naar Zuid-Amerika.
88
Resultaat 2005 De resultaatsrekening op de volgende pagina’s geeft een totaal overzicht van alle inkomsten en uitgaven en wordt verdeeld over 4 afdelingen:
Instituut (basistoelage, eigen inkomen en inschrijfgelden)
Projectfinanciering en DGOS Overeenkomst
Medische Diensten
Fondsen en Legaten.
Het financiële resultaat voor de afdeling “Instituut” is positieve 872,000 Euro, mede door de vertragingen bij de renovatiewerken aan het klooster waardoor een aantal technische aanpassingwerken en installaties voor de communicatie en netwerkbeheer nog niet konden uitgevoerd worden. Deze niet-uitgegeven kredieten worden overgedragen naar 2006. Nog een reden voor dit positief resultaat is de late bevestiging van fiscale en sociale ristorno’s, wat de aanwerving van hoogstnodig personeel vertraagde. Het saldo zal zoals vorig jaar deels (10%) toegewezen worden aan het beurzenfonds en de activiteiten voor de 100 jaar viering. Het saldo zal aangewend worden als buffer voor de realisatie van de prioriteiten van het beleidsplan 2006-2010, in afwachting van een hopelijke verhoging van de basistoelage van de Minister van Onderwijs. De rekeningen van de “Medische Diensten” blijven zorgen baren, enerzijds door een wijziging in de nomenclatuur voor klinische prestaties en anderzijds door de arbeidsintensieve omkadering van de “topzorg” voor AIDS-patiënten. Met enige vertraging is de nu wel al langer beloofde verhoging van de toelage voor het ARC goedgekeurd vanaf 2006. Het positieve saldo van de opbrengsten van de diagnostica-productie wordt zoals vorige jaren toegewezen aan het “Fonds Productie” dat dient als buffer bij een mogelijke terugval van de inkomsten en steeds meer als ondersteuning van onderzoek naar “verwaarloosde ziekten”. Een aantal saldi van niet volledig uitgegeven kredieten worden overgedragen naar 2006. De cijfers voor de afdeling “Projectfinanciering en DGOS Overeenkomst” omvatten enkele dubbeltellingen met de afdeling “Instituut”, voor overhead, inschrijfgelden en verrekeningen van prestaties. Het saldo op deze projectrekeningen wordt via de balansrekeningen overgedragen naar het volgende kalenderjaar. De resultaten op de afdelingen “Fondsen en Legaten” worden aangewend voor de specifieke doelstellingen (investeringen, prijzen, vervroegde pensioneringen e.a.). In totaal werd slechts 47% van de totale uitgaven besteed aan personeelskosten: voor de afdeling “Instituut” bedraagt dit aandeel 77% van de uitgaven en 70% van de inkomsten. De
89
personeelskosten stijgen globaal met 8% waarvan het grootste deel via de afdeling Instituut. Deze verhoging is deels te verklaren door de jaarlijkse inherente loonstijgingen via indexatie, baremaverhogingen en bevorderingen, maar is deels ook het gevolg van de resterende financiële verplichtingen voor de lopende CAO Brugpensioen. De sterke toename van de werking- en investeringsuitgaven is een logisch gevolg van de renovatiewerken aan het Capucijnenklooster via het investeringsfonds. Deze renovatiewerken kunnen betaald worden met de investeringstoelage van het Ministerie van Onderwijs dat hiervoor een aantal jaren werd opgespaard, aangevuld met de renovatiepremie via Monumenten en Landschappen en subsidies van de Nationale Loterij. Anderzijds werden ook belangrijke sommen overgemaakt aan onderzoekspartners in het zuiden in uitvoering van de DGOS Overeenkomst en de gezamenlijke onderzoeksprojecten.
Balans De balans geeft voor alle afdelingen samen een overzicht van alle bezittingen, voorzieningen, stand van de financiële rekeningen, schulden en tegoeden. Met de uitvoering van de omvangrijke investeringswerken aan het klooster daalt het “Eigen Vermogen” via het Fonds Investeringen. Ook de “Schulden op lange en korte termijn” dalen terwijl de “Voorzieningen voor risico’s en lasten” stijgen via de bijkomende reserveringen voor de Brugpensioenen en andere voorzieningen. Aan actiefzijde stijgen de “Vaste Activa” door de werken in uitvoering, terwijl de “Vorderingen op korte termijn” in belangrijke mate dalen samen met de “Financiële rekeningen”. De financiële indicator voor de “Vaste Activa”, dit is het “Eigen Vermogen” (3 miljoen Euro) plus “Vreemd Vermogen” op lange termijn (4 miljoen Euro) verminderd met de “Vaste Activa” (8 miljoen Euro), geeft een netto bedrijfsresultaat van - 1 miljoen Euro, een logisch gevolg van de investeringsuitgaven. De financiële indicator voor de “Vlottende Activa”, dit is de verhouding van de “Vlottende Activa” (16,6 miljoen Euro) tot de “Schulden op korte termijn” (5,5 miljoen Euro), is 3,0. Er zijn dus voldoende beschikbare middelen om de schulden op korte termijn te betalen.
90
91
De verslagen en de balans werden onderzocht en goedgekeurd door de auditoren, zoals bevestigd werd in hun verslag op de volgende pagina.
92
93