2001
Nieuwsbrief
zomer
Nederlandse School voor Openbaar Bestuur
Inhoud 2
NSOB Internationaal
3
Global MPA Doel van de opleiding Doelgroep Curriculum
4
Partners
De fellows van de MPA jaargang 1999-2001 in het buitenland
6
Public Administration Acceditation (EAPAA) Why accreditation?
N S O B W E B S I T E www.nsob.nl
NSOB
1
European Association for
Bezoek aan École Nationale d’Administration (ENA) te Parijs
8 11
In de Europese houdgreep? Master of Crisis and
Disaster Management De tweede leergang presenteert zich
Master of Public Policy niet gestart
12
Personalia en Agenda
■ Lange Voorhout 46 ■ 2514 EG ’s-Gravenhage ■ T 070 302 49 10 ■
[email protected] ■
F 070 302 49 11
■
www.nsob.nl
NSOB Internationaal
Voor u ligt de Zomernieuwsbrief. De nieuwsbrief verschijnt vier keer per jaar en is bedoeld om u op de hoogte te houden van ontwikkelingen binnen de NSOB. Dit keer is het een themanummer geworden met als titel: De NSOB Internationaal. U kunt onder andere lezen over de Global MPA, een internationale opleiding die in ontwikkeling is, de toetreding tot de EAPAA, the European Association for Public Administration Accreditation, enkele korte verslagen van de MPA jaargroep 1999-2001 over hun ervaringen in het buitenland en het bezoek aan de École Nationale d’Administration (ENA) te Parijs. De fellows van de jaargang MPA 2000 – 2002 bereiden op dit moment hun buitenlands verblijf voor. Voor de jaargang MPA 2001 – 2003 kunt u zich vanaf heden inschrijven. De IML VII is druk bezig met de eindopdrachten. De IML VIII behandelt op dit moment in module 1 het onderwerp markt en samenleving. Vervolgens komt Europa aan de orde in module 2. De acquisitie voor de IML IX is inmiddels gestart. Belangstellenden kunnen zich nog tot 1 juli 2001 aanmelden.
2
GLOBAL MPA Onder de werknaam Global MPA ontwikkelt de NSOB samen met de Open Universiteit Nederland (OUNL) en een aantal gerenommeerde internationale scholen en universiteiten als volwaardige partners een professionele, internationale, Engelstalige E-learning opleiding voor publieke managers.
Doel van de opleiding
Doelgroep
De Global MPA voorziet met een dynamisch en comparatief programma in de behoefte aan hoog opgeleid en internationaal ervaren personeel van nationale overheden. ■ De basics van bestuurskunde en aansluitende theorieën helpen het handelingsrepertoire van functionarissen vergroten. ■ Een theoretisch kader dat onder andere bestaat uit theorieën over regimes, governance, beweging en verandering geven een houvast voor omvangrijke ontwikkelingen als gevolg van internationalisering. ■ Kennis van en inzicht in internationale samenwerkingsverbanden en instituties bevorderen een effectieve afstemming van nationaal en internationaal beleid. ■ Actieve inbreng van studenten ontsluit tacit knowledge over de omgang met internationale instituties. ■ Heterogeniteit van de deelnemers en intensieve samenwerking gedurende de opleiding en tijdens de residentiële weken zorgen voor brede culturele uitwisseling en vergroot wederzijds begrip. ■ Onderwijs via internet maakt mogelijk dat deelnemers onafhankelijk van tijd en plaats de opleiding volgen, zodat het arbeidscontract niet hoeft worden doorbroken en actuele werkervaringen worden ingebracht in de leerpraktijk. ■ Door het gebruik van E-learning raken deelnemers vertrouwd en bedreven in het toepassen van moderne communicatietechnieken. De doelgroep van de Global MPA bestaat uit ambtenaren die voor hun werk in eigen land hebben te maken met internationale relaties. Internationale ontwikkelingen beïnvloeden nationale politieke processen steeds meer. Internationale, vaak wereldwijde samenwerkingsverbanden zoals de Europese Unie, OECD, World Bank, ILO en WHO hebben uitwerking op handelingsvrijheid van overheden. Begrip en kennis van deze instituties zijn van belang voor een effectieve beleidsafstemming. Daarnaast vraagt werken in internationaal verband om een ander denkkader. Grenzen die voorheen vanzelfsprekend waren, zoals bijvoorbeeld de grens tussen binnen- en buitenland, rechtmatig en onrechtmatig, publiek en privaat worden doorkruist of verlegd en kunnen zelfs verdwijnen. Functionarissen krijgen te maken met nieuwe machten en regimes en met hun eigen regels en instrumenten. Dat vraagt herdefinitie van begrippen als legitimiteit, efficiency en wetgeving. Voor veel ambtenaren betekenen deze nieuwe kaders een zoektocht, die inspirerend, maar ook verwarrend en frustrerend kan zijn.
Curriculum
3
Het programma van de Global MPA bestaat uit een basis waarin de belangrijkste bestuurskundige theorieën worden behandeld alsmede fundamentele theorieën uit aansluitende vakgebieden. Het voornaamste deel bestaat uit specifieke kennis over internationale regimes, leren typeren en analyseren van multinationale verbanden, implicaties van internationalisering voor nationale overheden, training van multiculturele samenwerking en – onderhandeling en brede uitwisseling van ervaringen.
De opleiding wordt grotendeels aangeboden via internet, zodat deelnemers onafhankelijk van tijd en plaats het programma kunnen volgen en tegelijkertijd bedreven raken in meervoudig gebruik van moderne media. Het onderwijs wordt ondersteund met geschreven literatuur en aangevuld met residentiele weken. Gedurende deze weken worden examens afgenomen, vaardigheden getraind en staat de integratie tussen deelnemers onderling en tussen deelnemers en faculty centraal. Voor de ontwikkeling van het curriculum is beroep gedaan op vakkennis van partner universiteiten en docenten. Streven is voor 15 mei inhoudelijke onderbouwing van de leerstof te hebben.
Partners
Vrijdag 23 maart is in Florence het eerste partnergesprek voor de Global MPA gevoerd. Roel in ’t Veld en Floor van Dijk hebben gesproken met Yves Mény, directeur van het European University Institute (EUI). Het instituut zal in eerste instantie op basis van individuele contacten deelnemen. Afhankelijk van interne ontwikkelingen kan de samenwerking later worden uitgebreid. Behalve een discussie over bachelor-master-structuur is ook innovatie daarin van belang. E-learning blijkt voor het EUI nog een erg vooruitstrevend gegeven te zijn en Global MPA past niet zondermeer bij de primaire functie van het instituut: het opleiden van promovendi. In mei worden de onderhandelingen voortgezet. Andere bezoeken staan gepland voor Zuid-Afrika (University of Stellenbosch), Hong Kong (University of Hong Kong) en de Verenigde Staten (George Mason University). Van een aantal universiteiten zijn al enthousiaste reacties ontvangen.
De fellows van de MPA jaargang 1999 – 2001 verbleven in de zomer 2000 in het buitenland. Hieronder een aantal korte reacties.
During September en October 2000 I visited three police forces with a military status: the Italian Carabinieri, and the French and the Belgian Gendarmerie. While these forces are judged by many as an anachronism, it appeared that they are quite successful in their policing functions. I was able to reflect on the reasons for the success of the Carabinieri and the French Gendarmerie, and for the downfall of the Belgian Gendarmerie (which faces a large scale merger with other police forces). Writing the report about these military style police forces also meant a reflection on the ‘military’ aspects in culture, organisation, operations and management. While the ‘military status’ of these forces is taken for granted by many, it appeared that many ‘ordinary’ police forces have integrated many elements of military culture, organisation, operations and management.
Bart van Lent
4
Zowel aan Berlijn als aan Zürich denk ik met erg veel plezier terug. In Berlijn waren de discussies met professor Hesse kort maar buitengewoon plezierig en diepgaand maar bovenal nuttig als voorbereiding op mijn verblijf in Zürich. Tijd genoeg om, bij prachtig weer, ook het voor mij nieuwe Berlijn vrij uitgebreid te bekijken. Bij de ETH (Eidgenössische Technische Hochschule) in Zürich was ik tijdens mijn promotie al eens een paar weken geweest. Het hoofdgebouw en de afdelingen waar ik ben geweest liggen vlak boven het centrum van de stad. Ik vond het verbazingwekkend hoe open men bij ETH was en hoe eenvoudig het eigenlijk bleek om uitgebreid met mensen te kunnen spreken over de vraag die mij bezig hield: waarom heeft ETH Zürich internationaal een betere reputatie dan TU Delft en wat zou Delft kunnen doen om zijn reputatie te verbeteren? Door deze openheid heb ik een grote hoeveelheid informatie verzameld waardoor ik enerzijds denk wel een antwoord op de bovengenoemde vraag te kunnen geven, maar waardoor ik anderzijds een hele hoop maatregelen die door het college van bestuur van de TU Delft worden genomen wat beter in perspectief kan plaatsen. Ook in Zürich was het de eerste weken erg fraai weer zodat ik mijn wandelschoenen eindelijk ook weer eens een beetje serieus heb kunnen testen. Niet in de directe omgeving van Zürich, daar zijn geen serieuze bergen, maar op een uurtje met de auto kun je echt prachtig lopen. Kortom, hoewel ik van tevoren wat sceptisch was , was wat mij betreft de buitenland stage achteraf een niet te missen en zeer nuttig onderdeel van de opleiding.
Menno Crajé
Australians are an interesting people. On the one hand they present themselves as a surfing nation without any worries. But I haven’t seen a bigger focus on ‘New Public Management’ and ‘Total Quality Management’ anywhere else in the world. I had the opportunity to spend two months in both sides of this culture while studying the social security and labour market arrangements. It was interesting to see that this country of mainly self-sufficient immigrants also has to deal with people who slip through the cracks of all the promises. Australian government tries to deal with these problems by formulating a strong vision on client-focus. Purchaser/provider arrangements have to deal with problems concerning accountability and measurability of outputs and outcomes. Down Under provides an interesting test plot for New Public Management arrangements without the constant stress that I always have associated with this view on management.
Monique Romeijn
A research tour about the future of the European Security and Defence Policy brought me in eight weeks from Brussels via London and the English countryside to Berlin. It was a very exiting, challenging and unique period. Because of the luxury to have eight weeks for research and at the same time the challenge and moral obligation to make the best of it. Because of the meetings with a lot of very talented and interesting people from ministries of foreign affairs and defence but also with experts from universities and specialised research institutes. Because of the discovery that the countries at such a modest distance from the Netherlands are in some ways so much the same but in other respects are so different. Because of the meetings with other fellows in such different circumstances. And last but not least because of the excellent coaching by professor Hesse in Berlin.
Wim Saris
5
European Association for Public Administration Accreditation (EAPAA) De NSOB is onlangs toegetreden tot de EAPAA, the European Association for Public Administration Accreditation. De EAPAA stelt zich tot doel een Europese accreditatie van MPA opleidingen te ontwikkelen. Scholen wiens MPA opleiding door de EAPAA erkend is, hebben een zeer hoog niveau en waarborgen de hoge kwaliteit van de opleiding. De onderstaande informatie is ontleend aan de flyer van de EAPAA.
Why accreditation?
Accreditation foremost is an ongoing process for understanding and improving learning. It requires clearly defined objectives and intended results at the programme and course level, systematic gathering and analysis of evidence to verify that performance meets the objectives set by the institution, and the use of that information to make timely improvements. The process of self-evaluation (important element of the accreditation process) can be an element in the quality control process of a programme. Presenting the programme and its objectives to peers from abroad is a very good learning experience. Accreditation on a European level is an acknowledgement of quality which can be of worth within the home university as well as in relation to other national institutions. EAPAA was founded in 1999. Accreditation will be organised by the Accreditation Committee, a body of recognised Public Administration professors. The Executive Committee of EAPAA consists of Prof. Christoph Reichard (University of Potsdam, Germany; chair), Prof. Geert Bouckaert (Catholic University Leuven, Belgium), Mrs. Elaine Chemla (ENA, Paris, France) and Dr. Theo van der Krogt (University of Twente, the Netherlands; secretary). EPAN (European Public Administration Network) and NISPAcee (Network of Schools and Institutes of Public Administration in Central and eastern Europe) have appointed representatives for the EAPAA Executive Committee. Op 15 juni 2000 houdt de EAPAA een congres in Bratislava, waaraan de NSOB zal deelnemen.
Bezoek aan École Nationale d’ Administration (ENA) te Parijs Op 5 maart 2001 heeft Charlotte Staats, projectmanager van de opleiding Master of Public Administration, een bezoek gebracht aan de École Nationale d’Administration (ENA) te Parijs. De ENA is sinds 1998 een partner van de NSOB.
6
De ENA is de prestigieuze Franse opleiding voor topambtenaren in spe en heeft vestigingen in Straatsburg en Parijs. De ENA is slechts toegankelijk via een concours en de opleiding voor de toekomstige hoge ambtenaren duurt 27 maanden. Het eerste jaar is een stagejaar in Frankrijk en in het buitenland, de andere 15 maanden worden besteed aan studie, waarbij cognitieve vakken als recht, economie, internationalisering op de voorgrond staan, maar waarin ook aandacht is voor het ontwikkelen van vaardigheden als het redigeren van juridische teksten, het leren lezen van een begroting, en het verbeteren van talenkennis. Sinds 1999 heeft de ENA ook twee Master of Public Administration opleidingen opgericht, een korte en een lange cyclus. De korte cyclus duurt 9 maanden en richt zich op buitenlandse topambtenaren die bij de ENA reeds het Brevet d’Administration Publique hebben behaald met zeer goede resultaten. De deelnemers doen een onderzoek in eigen land, waarbij ze op afstand begeleid worden door docenten van de ENA. Daarna keren ze terug naar Frankrijk, waar zij wekelijks lessen volgen, een studiereis naar de Europese Unie in Brussel maken en twee papers schrijven. De lessen die zij bij de ENA volgen zijn thematisch geordend, en hebben bijvoorbeeld als onderwerp: de invoering van de 35-urige werkweek bij de Franse overheid, ICT-ontwikkelingen en internationalisering. De lange cyclus duurt 18 maanden en is bedoeld voor jonge buitenlandse ambtenaren die nagenoeg hetzelfde programma volgen als de Franse studenten. Deze buitenlandse deelnemers kunnen indien gewenst hun opleiding op de ENA afsluiten met een MPA-diploma dat internationaal erkend is. De studenten die dit diploma willen behalen, dienen deel te nemen aan een seminar, waarbij men in zelflerende teams werkt aan een complex maatschappelijk vraagstuk. Dit vraagt een multidisciplinaire benadering met onder andere interviews met direct betrokken personen als ministers en bestuurders, en vergelijkingen met het buitenland. Ieder team schrijft een gezamenlijk paper, waarin operationele voorstellen worden gedaan. De eindproducten worden op de website van de ENA gepubliceerd. Daarnaast kiezen zij uit zeven cognitieve modulen vier vakken die zij willen volgen, en werken zij aan een individueel onderzoeksrapport. Omdat in de lange MPA cyclus een grote nadruk ligt op het doen van onderzoek, werkt de ENA voor deze opleiding nauw samen met verschillende Franse topuniversiteiten. Charlotte Staats heeft op de ENA een gesprek gehad met mevrouw Aubert, directeur ad interim van de afdeling Recherche et Formation Permanente van de ENA en met mevrouw Castin, verantwoordelijk voor de korte MPA opleiding van de ENA. De verschillen en de overeenkomsten tussen de MPA opleidingen van de NSOB en van de ENA zijn besproken, en de scholen zullen in de toekomst een nauwere samenwerking aangaan wat betreft het leggen van contacten in de beide landen.
De NSOB heeft op de website een link gelegd naar de site van de ENA. Ook kunt u natuurlijk de site rechtstreeks raadplegen: www.ena.fr
7
In de Europese houdgreep? Op 1 februari jl. hebben de VOM, de Vereniging voor Bestuurskunde en het congrescentrum van de VNG een congres georganiseerd met deze titel. De NSOB heeft hieraan ook meegewerkt. In dit congres, dat werd voorgezeten door prof.mr. E.C.M. Jurgens, lid van de Eerste Kamer, ging het om de vraag of de Rijksoverheid meer invloed moet krijgen op de medeoverheden als het gaat om de Europese dimensie. De Europese integratie heeft namelijk grote gevolgen voor de bestuurlijke verhoudingen in Nederland. Niet alleen de Rijksoverheid maar ook provincies, gemeenten en waterschappen moeten allerlei Europese regels in acht nemen zoals Verdragsbepalingen en EG-verordeningen. Als de centrale wetgever haar omzettingstaak niet goed verricht kunnen decentrale overheden niettemin gedwongen zijn zelf de EG-richtlijnen toe te passen. Langzamerhand dringt ook het besef door dat fouten geld gaan kosten. De verhoudingen tussen Rijksoverheid en decentrale overheden worden op de proef gesteld, want als een decentrale overheid een Europese regel overtreedt, moet het Rijk bij de Europese Commissie te biecht. Er is een interdepartementale commissie voor Europees recht samengesteld, de ICER, die advies moest uitbrengen over de Europese dimensie van toezicht. De ICER heeft geadviseerd, dat de Rijksoverheid regresrecht moet kunnen toepassen, wat inhoudt dat het Rijk de schade bij de decentrale overheid in overtreding kan terugvorderen. Verder stelt de ICER voor, dat er eerst maar eens geëxperimenteerd moet worden met de huidige situatie, voordat men zwaardere toezichtinstrumenten gaat invoeren.
‘Europa ontwikkelt zich steeds meer tot een netwerk’
Prof.dr. B. Hessel, bijzonder hoogleraar vanwege de NSOB voor Europees Recht en decentrale overheden, bij de Universiteit Utrecht heeft met een aantal onderzoekers van die universiteit, in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een rapport geschreven over dit onderwerp. De aanbevelingen reiken veel verder dan de aanbevelingen van de ICER. Deze bepleit in aansluiting op de Raad voor Openbaar Bestuur (“wijken of herijken”) voor de uitbreiding van het bestaande taakverwaarlozingsregime, wat betekent, dat de Rijksoverheid tijdelijk taken van decentrale overheden kan overnemen. Als eventueel alternatief wordt in dit rapport gesproken over interbestuurlijke sancties als dwangsommen. Hoe wordt er binnen de verschillende bestuurslagen gedacht over deze adviezen? Tijdens het congres vond het eerste openbare debat over dit onderwerp plaats. Het congres werd geopend door de secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken mr. F.A.M. Majoor, die sprak over de ontwikkelingen in Europa en het belang daarvan voor de aanwezigen. Majoor gaf aan dat Europa zich steeds meer ontwikkelt tot een netwerk, een structuur met meerdere kernen, waarin niet zozeer de bevoegdheidspiramide, maar ideeën, contact en communicatie aan belang winnen. Daarin verwerven ook decentrale overheden hun plaats. Europa is namelijk geen vierde bestuurslaag, die denkbeeldig boven op de nationale bestuurlijke structuur kan worden geplakt. Daarvoor is de rechtstreekse werking en door-
8
dringing van Europese besluitvorming en regelgeving te groot, naar burgers en hun verbanden, bedrijven en zeker ook decentraal bestuur. Allereerst kwam van alle betrokken partijen een vertegenwoordiger aan het woord. Prof.dr. B. Hessel gaf een korte toelichting op het rapport van de onderzoekers van de Universiteit Utrecht, dat – zoals gezegd – verzwaring van toetsingsinstrumenten bepleit. Hessel toonde zich voorstander van invoering van de zwaardere instrumenten – als ultima remedia – voordat er echte problemen aan het licht treden. Vervolgens gaf mr.dr. J.A. Peters, directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een toelichting op het rijksbeleid. Peters vertelde dat hij het standpunt van het kabinet nog niet kan geven, aangezien de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dit nog voorbereiden. Er is dus nog geen definitief politiek standpunt over dit onderwerp. Vervolgens gaf Peters toelichting op verschillende rapporten hierover. Peters wilde de aanwezigen wel enige gedachten meegeven voor de discussie. Zo gaf hij aan dat autonomie betekent dat provincies en gemeenten fouten mogen maken en dat zij de mogelijkheid moeten krijgen die zelf zo nodig te herstellen. Toch moeten decentrale overheden natuurlijk altijd opereren binnen de rechtsorde, ook de Europese. Zij dienen zich tot taak te stellen dit zo goed mogelijk te doen. Hier valt nog wel enige vooruitgang te boeken. BZK is bereid daaraan een bijdrage te leveren. Fouten zijn tot op zekere hoogte acceptabel, met dien verstande dat autonome overheden dan wel zelf de gevolgen daarvan dragen.
‘Autonomie betekent dat provincies en gemeenten fouten mogen maken’
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg, voorzitter van de directieraad van de VNG gaf toelichting op het VNG-standpunt. Hij gaf daarbij aan dat hij vanuit de goede samenwerking daarmee ook namens het IPO sprak. Van den Berg sprak over de relatie decentrale overheden / nationale overheid, en dan met name gericht op die voorstellen die zijn gedaan over de niet-naleving van Europees recht door decentrale overheden. Hij concludeerde dat de toenemende invloed van Europa op het dagelijks werk van gemeenten en provincies vraagt om systematische bezinning. De betrokkenheid van decentrale overheden in het Europese beleids- en besluitvormingsproces moet vergroot worden. Van den Berg zei geen behoefte te hebben aan allerlei repressieve maatregelen, omdat deze verdere juridisering van de bestuurlijke verhoudingen in de hand werken. Er moet gezamenlijk gebouwd worden aan de vierde verdieping boven op het Thorbeckehuis. Aan de fundering moet achterstallig onderhoud gepleegd worden, de decentrale overheden willen daar graag aan meewerken, maar moeten dan ook de mogelijkheden krijgen om dat onderhoud te plegen. Vervolgens vond er onder leiding van Johan Doesburg van het Nederlands Debat Instituut een debat plaats , waarin gediscussieerd werd over een aantal stellingen. Zes deskundige sprekers bespraken de stellingen en de aanwezigen konden toetsen of hun mening daarover door de betogen van de sprekers veranderde.
9
De stelling: ‘zwaardere toezichtinstrumenten zijn noodzakelijk’ bracht de meeste discussie tot stand. Het ging er daarbij vooral om of een taakverwaarlozingsregime en interbestuurlijke sancties nodig zijn in een tijd dat we juist bezig zijn met groeiend partnerschap op het gebied van Europese regelgeving. Doet een taakverwaarlozingsregime geen inbreuk op de autonomie van de gemeenten en provincies? De voorstanders van een dergelijk regime geven aan dat er niet meer wordt toegevoegd dan vanuit de Europese integratie al gebeurd was. De decentrale autonomie is al door de Europese wetgeving beperkt. Er worden veel fouten gemaakt, omdat niet bekend is wat wel en niet is toegestaan. Veel overheden weten niet dat zij fouten maken: “er zitten heel wat lijken in de kast”, aldus prof. Hessel. Het taakverwaarlozingsregime beoogt om mensen wakker te schudden.
De stelling: ‘zwaardere toezichtinstrumenten zijn noodzakelijk’ bracht de meeste discussie tot stand.
Na de discussie bleek het merendeel van de aanwezigen niettemin tegen deze stelling te zijn. Na afloop van dit debat vatte de voorzitter, prof. Jurgens de middag samen door vast te stellen dat het erg moeilijk zou zijn om ondubbelzinnige conclusies te trekken. De opvattingen lopen sterk uiteen en de verschillende partijen zijn niet echt nader tot elkaar gekomen. De heer Deetman sloot deze middag af. De bijeenkomst vond overigens – zeer toepasselijk – plaats in de Van Kleffenszaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de tafel, waaraan in juni 1997 de onderhandelingen over het Verdrag van Amsterdam plaatsvonden. Meike Aghina
10
Master of Crisis and Disaster Management De tweede leergang presenteert zich
Vrijdag 15 juni zwaait de tweede lichting van de masteropleiding MCDM af. Op die dag presenteren vijf syndicaten hun groepsopdracht waarmee ze zich het laatste half jaar hebben bezig gehouden. Net als vorig jaar gebeurt dat in Arnhem bij het Nibra tijdens een grootse congresdag. Onder voorzitterschap van de heer mr. Urlings, burgemeester van Hoogeveen, belichten de vijf groepen verschillende onderwerpen op het terrein van fysieke veiligheid en rampenbestrijding. Voor zover het zich laat aanzien wordt gesproken over: Crisiscommunicatie: Hoe doen we dat hier en elders? Deze groep heeft, met prof. Paul ’t Hart als begeleider, zich op basis van hun buitenlandstage in de VS verder verdiept in crisiscommunicatieprocessen ten tijde van rampen. De kwetsbare samenleving: Hoe bereiden wij ons heden ten dage voor op allerhande soorten van rampspoed en in hoeverre past deze voorbereiding nog bij het aanwezige risicoprofiel. Moeten wij de uitgangspunten en organisatiewijze van de rampenbestrijding niet breder inzetten (MKZ, bijvoorbeeld)? Begeleiding: prof. Erwin Muller. Een maat te groot ramp: Hoe bereiden wij ons voor op samengestelde, omvangrijke rampen? Zijn dergelijke rampen reëel en zo ja, wat zouden wij dan van de ons omliggende landen mogen verwachten? Is Nederland sowieso voorbereid om dergelijke omvangrijke hulp vanuit het buitenland te ontvangen. Begeleiding: prof. Georg Frerks (hoogleraar Wageningen). Onafhankelijk onderzoek na rampen: Na rampen volgt onderzoek. Evaluatoren als het COT, Nibra, Inspecties, Deloitte en Touche, Berenschot, Oosting of Alders gaan aan de slag. Hoe staat het nu met de onafhankelijkheid van deze instanties en maakt onafhankelijkheid wat uit? Prof. Roel in ’t Veld is hier aanspreekpunt en klankbord. Ambulancezorg en brandweer gezamenlijk?: In hoeverre is het wenselijk en zinvol te komen tot verdergaande samenwerking tussen brandweer en spoedeisende ambulancezorg? Een thema met hoge actualiteitswaarde. Hier begeleiden prof. Richard Janssen (Tilburg) en ing. Foort van Oosten MPM (commandant brandweer Leiden).
Master of Public Policy niet gestart Helaas heeft de NSOB moeten besluiten de leergang Master of Public Policy (MPP) niet te laten starten. De belangrijkste reden is dat het aantal aangemelde deelnemers te laag was voor een effectief leerproces voor een periode van 2 jaar. De beslissing om te stoppen is niet lichtvaardig genomen. Aan de ene kant was er een kwalitatief goede groep van gemotiveerde deelnemers en praktijkleermeesters die uitkeken naar een innovatief opleidingsprogramma. Aan de andere kant lukte het niet van de kant van de departementen deze deelnemersgroep uit te breiden. Men is enthousiast voor het concept van de MPP: duaal en competentiegericht leren voor beleidsmedewerkers binnen het publieke domein. Toch bleek het moeilijk de daad bij het woord te voegen in de vorm van het leveren van voldoende kandidaten.De redenen hiervoor zijn zeer divers en wij zullen die uitgebreid evalueren. Mochten er te zijner tijd alternatieven ontwikkeld worden, dan zullen we u daar uiteraard van op de hoogte stellen.
11
Personalia Ed Romein is per 1 april jl. in dienst gekomen als promovendus / organisatieadviseur. Op 1 september a.s. treedt Albert-Jan Kruiter als promovendus in dienst van de NSOB. Meike Aghina, projectmanager, verlaat op 8 juni de NSOB. In haar nieuwe functie wordt zij consultant werving en selectie bij Pruijs en Partners in Amsterdam. Daarnaast start zij samen met Udo van Unen (provincie N-H) een eigen bureau, Advies To EU, met als werkterrein Europa. Liesbeth Schöningh, directeur, verlaat 1 augustus a.s de NSOB. Zij heeft ruim drie jaar deze functie vervuld. Zij heeft deelgenomen aan de MPA-opleiding in de jaargroep 1997-1999 en is halverwege de opleiding tot directeur van de NSOB benoemd. Hera Tseng, komt 1 juli a.s. in dienst als directeur. Zij vervult daarnaast de functie van senior-adviseur bij Deloitte en Touche in Rotterdam.
Agenda 30 juni 2001 Graduation Day MPA 1999-2001 31 augustus 2001 Start MPA 2001-2003 13 september 2001 Start IML IX 12 oktober 2001 Afsluiting IML VII januari 2002 Start Leergang Toezicht
12