Nederlandse ontwikkelingsorganisaties en hun relatie met de Nederlandse overheid Vereniging Partos, 14 Februari 2013 een plaatsbepaling
1
Het werkveld van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties verandert. De Partos basisvisie ‘Toekomst in Ontwikkeling’ (2011) en de blik op een nieuwe Mondiale Agenda voor Internationale Samenwerking (2012) beschrijven dit. Dit beïnvloedt ook de relatie tussen de overheid en ontwikkelingsorganisaties in Nederland. Daarin liggen voor beide actoren kansen, mits zij actief werken aan onderlinge synergie. Partos vindt het daarom belangrijk zich uit te spreken over de relatie tussen Nederlandse ontwikkelingsorganisaties en de Nederlandse overheid. Later dit jaar zal Partos ook een visie publiceren op de relatie tussen ontwikkelingsorganisaties en het bedrijfsleven. Het uiteindelijke doel van deze plaatsbepalingen is de effectiviteit van deze relaties te maximaliseren. Het maatschappelijk middenveld als vereiste voor duurzame, inclusieve ontwikkeling Een sterk maatschappelijk middenveld vertegenwoordigt de stem van burgers richting zittende machthebbers en het grotere bedrijfsleven, en zet deze zowel door aanmoediging als door tegenstand aan tot duurzaam en verantwoordelijk handelen. Juist ook in opkomende economieën waar de toenemende ongelijkheid inclusieve ontwikkeling tegengaat. Hetzelfde geldt voor de tegenmacht die het middenveld vormt tegen extremistische of andere bedreigingen van democratie en rechtstaat. Een sterk maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden is daarom voorwaardelijk voor een goed functionerende, vrije en democratische rechtstaat met een florerende 2 3 4 5 duurzame en inclusieve economie (zie uitspraken van BuZa , AIV , SER , OESO ). Vanuit het maatschappelijk middenveld bouwen burgers bovendien zelf aan hun eigen maatschappij. Hoe sterker het maatschappelijk middenveld in een land wordt, des te minder dus zullen externe partijen nodig zijn. Maatschappijontwikkeling is een voorwaarde voor zelfredzaamheid. Ook op regionaal en mondiaal niveau is het betrekken van burgers en het laten klinken van hun stem essentieel voor het welslagen van de processen die daar spelen; bijvoorbeeld waar het gaat om het beheren van mondiale publieke goederen of het verduurzamen van internationale productieketens. Binnen de ‘gouden vierhoek’ van overheid - bedrijfsleven - kennisinstellingen – middenveld, is het middenveld daarom dé sleutel(f)actor in het tegengaan van armoede en onrecht. De Nederlandse overheid zou, omwille van de effectiviteit van haar eigen doelstellingen, maximaal moeten inzetten op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden. Die inzet, in synergie met Nederlandse ontwikkelingsorganisaties, past bij de 6 keuze voor zaken waar Nederland sterk in is: niet voor niets spreekt de WRR van “een unieke profileringskans”. Eigenschappen, taken en competenties van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties Nederland heeft van oudsher een divers en sterk maatschappelijk middenveld, dat als in geen ander land heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de huidige Nederlandse maatschappij en staatsinrichting. Maatschappelijke organisaties zijn voor ons een betrouwbaar en vertrouwd kanaal om publieke taken te verrichten, denk bijvoorbeeld aan het onderwijs of de gezondheidszorg. Bij de Nederlandse inzet tegen armoede en onrecht is dat niet anders. Professionele ontwikkelingsorganisaties worden door het Nederlandse publiek dan ook gezien als de meest 7 betrouwbare actor in ontwikkelingssamenwerking. In Nederland zijn honderdduizenden mensen bij ontwikkelingssamenwerking betrokken als donateur of vrijwilliger. Van de Nederlanders heeft 75% in het afgelopen jaar een bijdrage geleverd in geld, tijd en/of kennis. Bedrijven en particulieren gaven in 2009 samen 572 miljoen euro aan ontwikkelingsorganisaties, in totaal deden 3,2 miljoen 8 Nederlandse huishoudens een donatie. In de Partos basisvisie worden twee belangrijke hoofdtaken voor deze organisaties omschreven: Enerzijds het versterken van burgergroeperingen en van maatschappelijke ontwikkelingsprocessen in ontwikkelingslanden ten behoeve van de opbouw van vitale maatschappijen. Anderzijds het betrekken van alle maatschappelijke actoren (overheden, bedrijven, kennisinstellingen, burgers) bij duurzame mondiale ontwikkeling. Dit laatste doen zij waar mogelijk als bruggenbouwer en waar nodig ook door op te treden als ‘waakhond’. Maatschappelijk verantwoord ondernemen en ontwikkelingsgerichte beleidscoherentie van overheden en multilaterale instellingen zijn hierbij belangrijke begrippen. Vanuit deze hoofdtaken spelen professionele Nederlandse ontwikkelingsorganisaties een rol in internationale samenwerking die anders is dan die van overheid of bedrijfsleven. Zij bouwen continu aan kennis, netwerk, ervaring, expertise en sociaal kapitaal om deze rol optimaal te kunnen vervullen. Het gaat daarbij met name om de volgende aspecten en competenties. •
Ontwikkelingsorganisaties ontlenen hun mandaat aan de kernwaarden die zij delen met de Nederlandse 9 samenleving en hun actieve achterban . Veel burgers willen graag bijdragen aan duurzame mondiale
1/6
•
• •
•
•
•
• • •
ontwikkeling. Nederlandse ontwikkelingsorganisaties stimuleren dit en bieden er concrete mogelijkheden toe. Door inzicht te geven in de effecten van hun gedrag als consument of belegger bijvoorbeeld, of door mogelijkheden te bieden hun stem te laten horen tegen onrecht elders. Nederlandse ontwikkelingsorganisaties werken samen met lokale partners die werken vanuit dezelfde waarden en doelstellingen. Dit doen zij in de vorm van capaciteitsontwikkeling en kennisuitwisseling, maar ook door gezamenlijke lobby en campagne. Deze partners zijn autonoom, worden steeds professioneler en nemen steeds vaker de leiding in de samenwerking. Met die lokale partners kunnen zij doordringen tot in de ‘haarvaten’ van de samenleving, om te stimuleren dat 10 bijvoorbeeld marginale groepen in afgelegen gebieden kunnen meeprofiteren van ontwikkeling (o.a. OESO ). Ontwikkelingsorganisaties en hun partners investeren al decennialang geld en kennis in noodhulp en in sociale en economische ontwikkeling; juist daar waar overheden en bedrijven gaten laten vallen. Focus en strategie worden daarbij vormgegeven vanuit de specifieke lokale behoefte en situatie. Onderwijs- en gezondheidsprogramma’s, hernieuwbare energie of ketenverduurzaming bijvoorbeeld. Maar denk ook aan de zeer substantiële bedragen die, onder meer door microfinanciering voor het lokale MKB, geïnvesteerd worden in een duurzame en inclusieve economie. In al deze activiteiten zijn niet alleen lokale NGOs hun partners, maar wordt veelal ook intensief samengewerkt met overheden en bedrijven, waaronder vaak Nederlandse. Dankzij hun achterbannen en de contacten met hun partners in ontwikkelingslanden en binnen de internationale gemeenschap, vertolken ontwikkelingsorganisaties de stem van burgers over de hele wereld. Het Nederlands maatschappelijk middenveld in internationale samenwerking vormt een permanente ethische, sociale, financiële en politieke brug tussen mensen daar en mensen hier. Mede vanuit hun partnerschappen zijn Nederlandse organisaties in staat de lokale context van een land goed en vanuit meerdere gezichtspunten te analyseren. Daardoor kunnen programma’s duurzaam en coherent worden ingericht en aansluiten bij de lokale vraag. Zij hebben een sterk internationaal netwerk met bedrijven, vakbonden, overheden, kennis- en onderwijsinstellingen waar zij hun partners in ontwikkelingslanden mee verbinden. Ze zijn in staat het beleid van grote bedrijven en multilaterale instellingen te beïnvloeden en de stem van lokale organisaties op het internationale toneel gehoord te krijgen. Nederlandse ontwikkelingsorganisaties waken voor ontwikkelingsgerichte beleidscoherentie van overheden en 11 multilaterale instellingen, opdat hun beleid ontwikkeling niet tegenwerkt (o.a. AIV ). Nederlandse ontwikkelingsorganisaties kunnen met hun partners snel en flexibel reageren in noodsituaties. Zij zijn bereid te investeren in vernieuwende en risicovolle projecten van partnerorganisaties, een belangrijke stimulans voor innovatie en effectiviteit.
Samenwerking rond gezamenlijke verantwoordelijkheden Actoren actief op het gebied van internationale samenwerking hebben ieder hun eigen rol en verantwoordelijkheid, waarbij optimale complementariteit en effectiviteit overigens alleen kunnen worden bewerkstelligd als er reguliere uitwisseling en waar gewenst ook afstemming van beleidskeuzes is. Daarnaast hebben de diverse actoren ook gezamenlijke verantwoordelijkheden. Als we specifiek kijken naar overheid en middenveld, zien wij met name op de volgende terreinen een opdracht om meer samenwerking en synergie te bereiken door regelmatig overleg tussen beleidsmakers van de overheid en de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties verenigd in Partos. •
•
Beeldvorming: De overgrote meerderheid van de Nederlanders is voor een sterke Nederlandse inzet tegen 12 mondiale armoede en onrecht .Het vertrouwen in nut en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking is echter sterk afgenomen als gevolg van politieke polarisatie, economische crisis, negatieve incidenten en onvoldoende communiceren van doelen en resultaten. Bovendien sluit het beeld dat men ervan heeft onvoldoende aan bij de daadwerkelijke activiteiten van overheid en middenveld op dit terrein. Particuliere ontwikkelingsorganisaties zijn de belangrijkste blikvangers voor de burger, maar de overheidsrol in ontwikkelingssamenwerking ligt direct onder vuur. De beeldvorming rondom ontwikkelingssamenwerking kan veel beter, wat ons betreft een gezamenlijke uitdaging die we graag in goed overleg aangaan. Alle actoren dienen actief, helder en realistisch te communiceren over hun doelen, hun werk en hun resultaten. Partos kiest daarbij voor actieve zelfregulering van de particuliere sector, waarbij instrumenten als de onlangs geactualiseerde (en voor alle leden verplichte) gedragscode een rol spelen. Andere initiatieven zijn o.a. de sectorspecifieke toepassing van ISO norm 9001 (de “Partos 9001”), de ondersteuning van de Briljante Mislukkingen Award en een sectorbreed traject gericht op betere aansluiting van beeld op werkelijkheid. Mede in het kader daarvan lanceerde Partos kortgeleden de site Open over Ontwikkelingssamenwerking. Mondiaal Burgerschap: Voor effectief ontwikkelingsbeleid is mondiaal bewustzijn een steeds belangrijkere voorwaarde. Veel keuzes die Nederlandse burgers, bedrijven, maar ook bijvoorbeeld lokale overheden en andere organisaties maken, zijn van invloed op de mogelijkheden tot ontwikkeling van mensen in de hele wereld. Om ontwikkeling in ontwikkelingslanden te stimuleren volstaat dan ook niet het uitvoeren van programma’s in die
2/6
•
landen zelf. Voor zowel de overheid als ontwikkelingsorganisaties geldt dat er ook in Nederland een belangrijke taak ligt om te informeren en te stimuleren tot handelen dat positief is voor ontwikkeling. Kennis: Het borgen en toegankelijk maken van kennis is van groot belang voor de slagkracht en de effectiviteit van de Nederlandse inzet voor internationale samenwerking. Met de daling van het budget bij kennisinstellingen is het des te belangrijker dat overheid, kennisinstellingen, bedrijven en ontwikkelingorganisaties hierin gezamenlijk optrekken. Ontwikkelingen op het gebied van open data en open documentbeheer bieden belangrijke kansen.
Partnerschap vanuit strategische meerwaarde Het Nederlands maatschappelijk middenveld en de Nederlandse overheid zijn belangrijke partners in ontwikkelingssamenwerking, zeker nu de overheid kleiner wordt en meer naar de maatschappij kijkt voor het oppakken van overheidsdoelstellingen. Samenwerking met Nederlandse maatschappelijke organisaties is voor de overheid vanuit de volgende overwegingen van grote strategische meerwaarde. • • • •
•
•
•
•
•
Anders dan overheid en bedrijfsleven kunnen zij ook cultureel en diplomatiek gevoelige zaken uitvoeren dan wel 13 ondersteunen. Zij zijn een bron van kennis en netwerk; Veel daarvan is geworteld in jarenlange praktische ervaring in bijna alle ontwikkelende landen ter wereld. In publiek-private samenwerking vervullen met name Nederlandse ontwikkelingsorganisaties een belangrijke rol 14 bij het duurzaam en inclusief maken van economische ontwikkeling en economische ketens. In cofinanciering van lokale organisaties die dicht bij de doelgroepen staan, vermeerderen Nederlandse ontwikkelingsorganisaties de overheidsinvestering met particuliere middelen, die anders separaat besteed zouden zijn. Daarbij hebben zij de beheerscapaciteit om ook met relatief kleine bedragen effectief samen te 15 werken en resultaten te monitoren. Voor ambassades is dat veelal lastig beheersbaar. Tenslotte zijn ontwikkelingsorganisaties als geen ander in staat op een gelijkwaardig niveau te werken met kleinere of nog niet sterk georganiseerde maatschappelijke bewegingen. De recente Kamerbrief over het maatschappelijk middenveld 16 bevestigt deze rol van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties. Internationaal werkende maatschappelijke organisaties zijn beter dan overheden in staat om in slecht bestuurde en fragiele staten lokale organisaties en netwerken te versterken, die zich inzetten voor bijvoorbeeld noodhulp, structurele ontwikkeling, conflictpreventie en stimuleren van goed bestuur. De WRR spreekt in dit verband over de ‘netwerksamenleving’. Vanuit de analyse dat de invloed van niet-statelijke actoren op het internationale toneel en op het beleid en de 17 positie van nationale staten sterk is toegenomen, pleit de WRR ervoor dat de Nederlandse regering, naast een statelijke focus in het buitenlandbeleid, meer inzet op samenwerking met niet-statelijke actoren zoals (internationale) maatschappelijke organisaties. De AIV wijst op het belang van beleidscoherentie en stelt dat ‘veel Nederlandse maatschappelijke organisaties actief zijn op coherentiethema’s, zoals eerlijke handel, migratie en transparantie over internationale financiële 18 stromen.’ Hiermee leveren zij een sterke bijdrage aan de beleidscoherentie van Nederlandse en andere Westerse overheden, maar ook aan het beheren van de mondiale publieke goederen, waarbij hun specifieke kennis van deze goederen en ketens van grote waarde is. Een sterk maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden kan als serieuze gesprekspartner het beleid van de eigen overheid beïnvloeden, waardoor op mondiaal niveau nieuwe strategische partners voor Nederland 19 ontstaan op ook voor de Nederlandse overheid belangrijke thema’s . In een brede mondiale agenda voor internationale samenwerking m.n. na 2015, worden doelen op het gebied van armoedebestrijding, milieu, vrede en veiligheid, mensenrechten, economische ontwikkeling en sociale ontwikkeling in grotere samenhang gezien. Vanuit hun netwerk, expertise en maatschappelijke worteling hebben Nederlandse maatschappelijke organisaties daarbij een grote inbreng te leveren. Hiertoe zoeken ontwikkelingsorganisaties actief de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld op de andere terreinen op en spreken zij naast Buitenlandse Zaken in toenemende mate met alle andere relevante ministeries.
De financiële relatie tussen de Nederlandse overheid en Nederlandse ontwikkelingsorganisaties De Nederlandse overheid kan op veel manieren bijdragen aan de effectieve rol die het maatschappelijk middenveld kan spelen in ontwikkeling. Inzetten op een enabling environment voor ontwikkelingsorganisaties in landen waarmee Nederland OS- of andere betrekkingen heeft, is daarbij van enorm belang, zo stelt onder meer de OESO. Zeker nu in 20 veel landen die bewegingsruimte juist wordt ingeperkt . Een belangrijk deel van de relatie tussen overheid en middenveld heeft een financiële component. Subsidies zijn een slimme investering van de overheid om haar doelen te bereiken waar ze dat zelf niet of onvoldoende kan, of waar ze extra geld ervoor nodig heeft. Ongeveer 15% van het overheidsbudget wordt besteed via Nederlandse ontwikkelingsorganisaties. Andersom maakt Buitenlandse Zaken naar schatting rond de 40% van de inkomsten van de Nederlandse particuliere ontwikkelingssector uit. Elke euro die op die manier in overheidsdoelen wordt gestoken mobiliseert dus een veelvoud in particulier geld, zowel uit
3/6
Nederland als uit andere landen. Partosleden zien diversiteit van inkomsten als onderdeel van een gezonde bedrijfsvoering: als organisatie is het onverstandig om het gros van je financiële inkomsten uit één inkomstenbron te ontvangen. Om effectief met Nederlandse particuliere organisaties samen te werken is het van belang hun onafhankelijke rol in 21 acht te nemen. Zo moet het maatschappelijk middenveld de ruimte houden zich kritisch uit te laten ten opzichte van het Nederlandse beleid, ook als er sprake is van een financiële relatie. Binnen een gezonde democratie durft de 22 23 overheid ook organisaties te subsidiëren die haar beleid bekritiseren. Minister Ploumen verwoordde het onlangs als volgt: Government needs opposition. Power needs countervailing power. Not only in developing countries, by the way, but also in the Netherlands. Grenzen aan het handelen van een maatschappelijke organisatie liggen dan ook besloten in de Nederlandse wetgeving en de internationale rechtsorde, niet in de politieke voorkeur van de dag. Ook waar de overheid programma’s van ontwikkelingsorganisaties cofinanciert, moeten ruimte zijn om de meest effectieve keuzes te maken – waar mogelijk binnen de doelstellingen, is dat dus op basis van de eigen kennis en contacten van de organisaties, niet van de frequente geografische en thematische beleidsveranderingen van de overheid. Juist dan zijn ontwikkelingsorganisaties complementair aan de overheid en andere actoren en is er 24 maximale gelegenheid voor synergie. Dit geldt ook voor de keuze van samenwerkingspartners – afhankelijk van het doel kunnen dat andere Nederlandse organisaties zijn, bedrijven of organisaties in het Zuiden. Duurzame ontwikkeling vergt tijd. Ontwikkelingsorganisaties werken daarom met programma’s die meerdere jaren duren, zodat initiatieven écht een kans krijgen en behaalde resultaten verduurzaamd kunnen worden. Duurzame, strategische, lange-termijnrelaties met een zekere mate van voorspelbaarheid vergroten de ruimte voor focus op kwaliteit en effectiviteit. Daarbij is het van belang dat innoveren en experimenteren actief de ruimte krijgen. Bij het opstellen van nieuwe financieringsregelingen zouden de ACTAL25 aanbevelingen moeten worden overgenomen, zodat de wederzijdse lastendruk weer beheersbaar wordt. Grondig bekeken moet worden tot op welk niveau uniforme verantwoording zinvol is voor de doelstellingen die organisaties en overheid nastreven. Partos staat voor accountability, transparantie, een focus op resultaten en op impact; zo is het verenigingsbureau een partnertevredenheidsonderzoek gestart met haar leden en stimuleert het actief de toepassing van open data. Dit stuk heeft het belang van het maatschappelijk middenveld voor duurzame en inclusieve ontwikkeling benadrukt en de unieke positie van Nederland en de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties daarbij toegelicht. Ook de meerwaarde voor de Nederlandse overheid vanuit effectieve ontwikkelingssamenwerking is aan bod gekomen. Vanuit deze observaties bepleit Partos vijf lijnen voor de overheid om ook financieel te investeren in synergie met het maatschappelijk middenveld. Ten eerste een meerjarige programmafinanciering direct gericht op de samenwerking met en versterking van het 26 maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden. Ten tweede strategische partnerschappen met organisaties die door hun kennis, netwerk of positie een specifieke meerwaarde hebben die substantieel bijdraagt aan effectieve ontwikkelingssamenwerking en de inzet op mondiale publieke goederen. Ten derde financiering gericht op mondiaal burgerschap in Nederland. Een vierde lijn is specifieke thematische financiering op prioritaire en andere thema’s die voor de Nederlandse overheid en de Nederlandse maatschappij van belang zijn. En tot slot blijft bij humanitaire hulp een financiële relatie tussen het maatschappelijk middenveld en de overheid een rol spelen. In de keuze om de besteding van overheidsmiddelen ofwel via Nederlandse maatschappelijke organisaties te laten lopen, dan wel via organisaties gevestigd in ontwikkelingslanden, moet uiteraard effectiviteit voorop staan. Dat betekent onder meer dat gekeken moet worden naar de autonomie en de capaciteiten van sterke partners in ontwikkelingslanden, de toegang van kleine en minder sterke organisaties tot financiering, het eigenaarschap van de activiteiten en de specifieke meerwaarde van een Nederlandse ontwikkelingsorganisaties in de samenwerking. De recente Kamerbrief over het maatschappelijk middenveld geeft wat dat laatste betreft inzicht in de diverse behoeften van lokale organisaties.27
1
Ontwikkelingsorganisaties zijn in de definitie van Partos organisaties die zich waar ook ter wereld inzetten voor duurzame inclusieve ontwikkeling op terreinen als mensenrechten, armoedebestrijding, humanitaire hulpverlening, wereldburgerschap, duurzaamheid, maatschappijopbouw en internationale pleitbezorging.
4/6
2
Staatssecretaris Knapen 2011: “Een sterk en divers maatschappelijk middenveld is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. De inzet via maatschappelijke organisaties blijft dan ook een wezenlijk onderdeel van mijn beleid.” Minister Ploumen 2012: “The governments of recipient countries should be answerable to their citizens. This is why, in my view, budget support should be combined with support for civil society. Government needs opposition. Power needs countervailing power. (…) In my view, Dutch, local and international NGOs are crucial for development. If, of course, they are accountable and transparent. If they have a strong constituency and firm roots in society. And if they act with budgetary rigour and are not afraid to address sensitive issues. (…) People in developing countries can and should build their civil society themselves. Because they know best what’s good for their own future”. 3 Maatschappelijke organisaties steunen lokale initiatieven van burgers hier en in ontwikkelingslanden, die dankzij nieuwe media ongekende mogelijkheden hebben gekregen om op laagdrempelige wijze kennis en ideeën te vergaren, censuur te omzeilen en zich te verenigen. Hiermee werkt het maatschappelijk middenveld, zo stelt ook de AIV, mee aan de emancipatie van achtergestelde groepen, het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen, van arbeidsrechten, mensenrechten en een sociaal minimum. Dit geldt met name in opkomende economieën, waar driekwart van de armen leeft en waar de snelle economische groei gepaard is gegaan met toegenomen ongelijkheid, schending van mensenrechten en schade aan het milieu. De AIV benadrukt in deze context vooral ook het belang om de ‘capaciteit te versterken van organisaties van kleine boeren en ondernemers, vakbonden, vrouwenorganisaties’ (AIV 2012: Ongelijke Werelden). 4 Het middenveld is v.w.b. economische ontwikkeling nodig om een ‘enabling environment’ te creëren waarbinnen de rechtvaardigheid en duurzaamheid van de economische groei bewaakt en bevorderd kan worden (SER 2011: Ontwikkeling door Duurzaam Ondernemen). 5 “In partner countries, CSOs are fundamental to democratic rule and good governance as they draw attention to issues that might otherwise be ignored and provide a voice for citizens to express concerns on political, social and economic issues. Through this democratic participation and discourse CSOs complement other ways of holding governments accountable.” (OESO: Managing Aid, p.64) 6 “De themakeuze zou ook nog gewaagder kunnen. Nederland heeft altijd veel waarde gehecht aan de civil society, en is internationaal een koploper als het gaat om het bedrag dat voor ngo’s beschikbaar is. Het denken over de betekenis van de civil society is internationaal nog maar matig ontwikkeld, en hier ligt een unieke profileringskans.” WRR 2010 Minder pretentie, meer ambitie pagina 286 7 Uit de Barometer Internationale Samenwerking (2011) NCDO. 8 Schuyt, Gouwenberg & Bekkers (2011): Geven in Nederland. p.13. 9 De achterban bestaat niet alleen uit donateurs, maar bijvoorbeeld ook uit burgers die mee campagne voeren, petities ondertekenen en acties ondersteunen. In Nederland, maar ook wereldwijd. 10 De OESO onderschrijft dit: “In particular, they [NGOs, red.] are skilled in mobilising grassroots communities and poor or marginalised people.” OECD (2009). Managing Aid. p.64. 11 De AIV: “Veel Nederlandse maatschappelijke organisaties zijn actief op coherentiethema’s […] Het verdient aanbeveling om met deze organisaties een reguliere dialoog te voeren.” AIV (2012) Ongelijke werelden. p.34. 12 Zie naast de genoemde statistieken voor vrijwillgerwerk en donaties het recente SCP rapport Particuliere initiatieven in ontwikkelingssamenwerking 13 Zie o.a. Minder pretentie, meer ambitie (WRR, 2010), p.270 14 Zie o.a. V. Bitzer (2011) Partnering for change in chains.p.45. 15 O.a. het Noorse Ministerie van Buitenlandse Zaken stelt dit in Fighting poverty together: a coherent policy for development (2004) p.188. 16 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ontwikkelingssamenwerking/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2012/10/23/kamerbrief-bevindingen-discussie-maatschappelijk-middenveld-ininternationale-samenwerking.html?ns_campaign=documenten-en-publicaties-over-h 17 WRR (2012) Aan het buitenland gehecht. p.111. 18 AIV (2012). Ongelijke werelden. p. 34. 19 Een voorbeeld is Indonesië inz. SRGR. De structurele steun aan het maatschappelijk middenveld in Indonesië en aan het bijbehorende ICPD+20 proces, heeft geleid tot sterke, onafhankelijke organisaties die regelmatig door de overheid worden geconsulteerd. Deze consultaties hebben ertoe geleid dat de Indonesische overheid internationaal een proactieve en progressieve rol inneemt inzake SRGR, een belangrijk onderwerp voor de Nederlandse overheid. Deze progressieve stem van Indonesië is van grote strategische waarde voor Nederland, zeker gelet op de geopolitieke verschuivingen en andere dominante ontwikkelingen. Zonder deze investeringen had Nederland een sterke strategisch bondgenoot op het internationale toneel moeten missen. 20 OECD: 12 lessons for partnering with civil society: “What DAC members should seek to strengthen civil society in developing countries by promoting an enabling environment - understood as the political, financial and policy context that affects how CSOs carry out their work. Donors need to identify how they can best achieve this objective, being sensitive to country contexts. Civil society organisations in many developing countries are becoming empowered,
5/6
organised and experienced. DAC members should build partnerships with these CSOs and ensure that the way they fund them is also ‘enabling’, for example by being long-term, results-oriented and supporting core institutional support. At the same time, DAC members should have incentives for national and international CSOs to build the capacity of civil society in developing countries. This type of support also needs constant monitoring and tracking to ensure results are achieved. Why: Strengthening civil society in developing countries can empower citizens to participate in development and to taking-up democratic ownership - a pillar of effective development. Most DAC members work to strengthen civil society in developing countries through, for example, governance, democracy and state building programmes. At the same time, CSOs claim that DAC members could do more to support an enabling environment for civil society in light of evidence that civil society around the world is facing increasingly restrictive environments and shrinking political space (OECD, 2011, International Centre for Notfor-Profit Law and World Movement for Democracy, 2012, and Actalliance, 2011).” 21 Bijvoorbeeld bij partnerschappen tussen ontwikkelingsorganisaties en de overheid in Australië: “Australia’s partnership agreement with its national platform for development NGOs explicitly respects the independence of CSOs, including their right to comment on government policy and advocate for policy change and to work in countries and sectors of their choice”. OESO (2012). 12 lessons for partnering with civil society: p.17. 22 Ook in Duitsland wordt zo gedacht: VENRO (2011) Eckpunktepapier für eine BMZ-Strategie zur Zusammenarbeit mit der Zivil gesellschaft: “NRO können komplementär und gemeinsam mit staatlichen Durchführungsorganisationen arbeiten. Ihr Initiativrecht und die Möglichkeit, unabhängig von staatlichen Strategien zu arbeiten, bleiben erhalten.” p.6. 23 Speech by the Minister for Foreign Trade and Development Cooperation, Lilianne Ploumen, at the IOB-AIID Conference ‘Budget Support: Policy, Prejudice and Practice’, The Hague, 3 December 2012. 24 De OESO benadrukt dit in How DAC members work with NGO’s (2011): “DAC members can reasonably expect CSOs to align with their priorities when it is clear to both CSOs and the donor that the objective is to implement an aid programme in which the CSO is an intermediary. Nevertheless, donors need to find a balance between respecting CSO autonomy and steering CSOs to meet donors’ development co-operation objectives”. p.3. 25 rapport ‘Regels in ontwikkeling’ (30 mei 2011) 26 OESO (2012). 12 lessons for partnering with civil society: “In their funding for national and international CSOs, DAC members should strive to increase the share of core funding to strengthen CSO ownership, and make capacity development of civil society in developing countries a key condition”. p.10. 27 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ontwikkelingssamenwerking/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2012/10/23/kamerbrief-bevindingen-discussie-maatschappelijk-middenveld-ininternationale-samenwerking.html?ns_campaign=documenten-en-publicaties-over-h
6/6