NEDERLANDS-INDIË
in en vlak na de Tweede Wereldoorlog door de ogen van de Nederlanders, Indonesiërs en Japanners
Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt
COLOFON Tekst: Harry de Ridder Illustraties: CMO en zijn licentiegevers, Stichting Gastdocenten WO II - werkgroep Zuidoost-Azië, Flickr, NIOD, Verzetsmuseum Amsterdam, A. Verouden, Semarang Photo Archives. De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan op uw auteursrechten, copyrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen via
[email protected]. De inhoud van dit pakket is tot stand gekomen in samenwerking met Stichting Gastdocenten WO II - werkgroep Zuidoost-Azië. Een belangrijke bron voor dit informatiepakket is het boek ‘Beelden van de Japanse bezetting van Indonesië’ onder redactie van Remco Raben van het NIOD. Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl
U kunt op de website http://www.cmo.nl terecht voor aanvullende informatie bij dit scriptiepakket. U vindt daar onder meer voor gebruik in de klas: een onderzoeksopdracht gebaseerd op de inhoud van het scriptiepakket met een overzicht van de competenties die daarbij worden aangesproken. De gebruikersnaam is: nederlandsindie Het wachtwoord is: project034 ‘Nederlands-Indië’ is mede mogelijk gemaakt door het Prins Bernard Cultuurfonds. De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de commissie PIN.
© Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2008
II
INHOUD Inleiding
pag. 1
Voorgeschiedenis Indië verloren, rampspoed geboren? Indonesia merdeka Groot-Oost-Azië
pag. 2 pag. 2 pag. 3 pag. 4
Oorlog en bezetting De inval van Japan Verzet
pag. 5 pag. 6 pag. 7
Dagelijks leven tijdens de bezetting Door de ogen van een Japanse kampcommandant Kampleven Troostmeisjes Dwangarbeid Broederschap Een Peta-officier vertelt Romusha’s Onvrede en verzet
pag. 8 pag. 8 pag. 9 pag. 11 pag. 12 pag. 14 pag. 15 pag. 16 pag. 17
Na de Tweede Wereldoorlog Bevrijd, maar niet vrij Bersiap Uitroepen van de Republiek Indonesië Politionele acties Japanse geschiedschrijving Genoegdoening voor de troostmeisjes?
pag. 18 pag. 18 pag. 19 pag. 20 pag. 21 pag. 23 pag. 24
Aantekeningen
pag. 25
Meer op internet
pag. 27
III
IV
INLEIDING Nederlands-Indië, het huidige Indonesië, was zo’n 400 jaar lang een kolonie van Nederland. In 1942, tijdens de Tweede Wereldoorlog, verloor Nederland de zeggenschap over de eilanden toen de Japanners het gebied binnenvielen. De Nederlanders werden in zogeheten Jappenkampen vastgezet. Na de oorlog raakte Nederland de kolonie definitief kwijt. Veel Nederlanders hebben nog steeds een band met Nederlands-Indië. Sommigen van hen denken vol weemoed terug aan hun tijd daar. De generatie die het ‘allemaal’ meegemaakt heeft, dreigt –ruim zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog– echter uit te sterven. Het is daarom belangrijk hun verhaal aan jongeren te vertellen. Maar er is ook een andere kant aan de medaille. Veel Indonesiërs hebben hun eigen kijk op de geschiedenis. Voor hen waren de Nederlanders bezetters. Zij zagen de komst van de Japanners als een gelegenheid om van die bezetting af te komen en (op den duur) hun eigen boontjes te doppen. In dit informatiepakket kijken we daarom vanuit drie verschillende invalshoeken naar de Tweede Wereldoorlog, naar de voorgeschiedenis en naar de nasleep: vanuit de Nederlandse kolonisten, vanuit de Indonesische bevolking en vanuit de Japanse bezetter. Onderaan de pagina’s van dit informatiepakket vind je een lijn in een kleur. De kleur maak je duidelijk door wiens ogen we kijken: = door de ogen van de Nederlanders (N) = door de ogen van de Indonesiërs (I) = door de ogen van de Japanners (J)
Bij de voorgeschiedenis (zie pag. 2) kijken we naar Nederlands-Indië als kolonie (N), de roep om onafhankelijkheid (I) en de Japanse wens om uit te breiden (J). Na de inval van Japan in 1942 in Nederlands-Indië (zie pag. 5) staat het dagelijks leven tijdens de bezetting centraal, waarbij de gevolgen voor de Nederlandse kolonisten naast de gevolgen voor de Indonesische bevolking worden gezet (zie pag. 8). Ook de nasleep van de oorlog (pag. 18) wordt vanuit verschillende invalshoeken bekeken: de Bersiap-periode (zie voor uitleg pag. 19) en het uitroepen van de Republiek Indonesië (I) tegenover de politionele acties (N) (zie pag. 21). We sluiten af met de manier waarop in Japanse geschiedenisboekjes de bezetting van Nederlands-Indië wordt weergegeven en de strijd van troostmeisjes (zie voor uitleg pag. 11 en 24) voor excuses van de Japanse overheid. 1
VOORGESCHIEDENIS Indië verloren, rampspoed geboren? De eerste Nederlanders komen rond 1600 in het huidige Indonesië aan. Zij zijn op zoek naar specerijen zoals kruidnagels, kaneel en nootmuskaat. In 1602 wordt de Verenigde Oostindische Compagnie opgericht. De VOC krijgt het alleenrecht op handel en verkoop van de specerijen. Op sommige eilanden sluit de VOC contracten met lokale leiders die de specerijen aan de VOC verkopen. Op andere eilanden worden de inwoners met bruut geweld onderworpen en worden ze gedwongen specerijen te leveren.
Nootmuskaat (boven) en kruidnagels (rechts)
In 1798 gaat de VOC failliet. De Nederlandse regering neemt de macht in de koloniën over. Maar pas in 1861 komen de meeste eilanden van het gebied dat nu Indonesië heet in Nederlandse handen. Sumatra wordt als laatste in 1873 veroverd. Het VOC-logo op een kanon
Vanaf 1870 vestigen zich steeds meer particulieren in Nederlands-Indië. Zij beginnen plantages in nieuwe producten als tabak en rubber. De meeste plantagehouders worden er rijk mee en de Nederlandse schatkist loopt vol met de belastingopbrengsten uit dit gebied. In 1942 wordt Nederlands-Indië bezet door Japan. De Nederlandse regering wil in 1945 de draad van voor de oorlog gewoon weer oppakken. Nederland weigert dan ook de Indonesiërs zelfstandigheid te verlenen. De Nederlanders zijn van mening dat het koninkrijk niet zonder de belastingopbrengsten van Nederlands-Indië kan functioneren. Indië verloren, rampspoed geboren is de leus.
Zo zagen de Nederlanders zichzelf: openingsshot van een bioscoopjournaal uit 1947
Nederlandse militairen hebben nog vier jaar gevochten met Indonesische vrijheidsstrijders. Op 27 december 1949 accepteert Nederland de Indonesische onafhankelijkheid. Alleen de westelijke helft van Nieuw-Guinea blijft tot 1962 Nederlands. De vrees van de Nederlanders dat de economie zonder de opbrengsten van Nederlands-Indië zal instorten, blijkt niet juist. Integendeel. Vanaf 1950 begint de economie flink te groeien en is er tijdelijk een tekort aan arbeidskrachten. 2
Koningin Juliana en minister-president Drees bij de overdracht van Nederlands-Indië
Indonesia merdeka Voor de komst van de Europeanen bestond het gebied dat nu Indonesië heet uit tientallen kleine en grote vorstendommen. De vorsten zijn binnen hun gebied almachtig. De boeren en vissers moeten een groot deel van hun oogsten en vangsten afstaan aan hun vorst. Die leeft samen met zijn hofhouding in grote rijkdom. Na de komst van de Nederlanders worden sommige vorsten onderworpen. Anderen sluiten handelscontracten, maar moeten uiteindelijk toch ook gewoon doen wat de Nederlanders willen.
De koning van Lombok in 1902
‘Inlanders’ op een tabakplantage
De eisen aan de inheemse bevolking worden steeds strenger. Vanaf 1830 moeten de boeren een vijfde deel van hun grond verbouwen met producten die de Nederlandse regering met veel winst in Europa kan verkopen. Anderen moeten één derde deel van hun tijd gratis voor de Nederlanders werken, bijvoorbeeld meewerken bij de aanleg van wegen. Deze uitbuiting van de bevolking wordt door Multatuli beschreven in zijn boek ‘Max Havelaar’. Het onderwijs laat maar mondjesmaat inheemse kinderen toe. De helft van deze kinderen gaat nog naar de basisschool. Maar de scholen voor voortgezet onderwijs zijn bijna helemaal blank. In 1940 zijn er maar 240 inheemse eindexamenkandidaten (op een bevolking van 60 miljoen). Voor een inlander, zoals de Indonesiërs door de Nederlanders worden genoemd, is het vrijwel onmogelijk om een goedbetaalde baan te krijgen. Die zijn voorbehouden aan de Nederlanders. De inheemse bevolking komt daar tegen in opstand. In 1928 wordt het vrijheidslied Indonesia Raya al gezongen: Indonesia Raya Merdeka, Merdeka
Groot Indonesië Vrij, onafhankelijk
In 1930 zijn er enkele opstanden die door de Nederlanders met harde hand worden onderdrukt. Als in 1942 de Japanners Nederlands-Indië binnenvallen, zien de Indonesiërs daarin een kans om van de gehate Nederlandse bezetting af te komen. Voor de Nederlandse regering zijn Indonesiërs die met de Japanners samenwerken echter landverraders, collaborateurs.
Het officiële wapen van Indonesië
Na de Japanse capitulatie (= overgave) roepen de Indonesiërs op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uit. Indonesia Raya wordt het nieuwe volkslied. 3
Groot-Oost-Azië Tot aan de Tweede Wereldoorlog is een groot deel van Azië in handen van de Europeanen. De Britten hebben het voor het zeggen in (het huidige) Pakistan, India, Bangladesh, Birma, Maleisië en Brunei. De Fransen hebben het voor het zeggen in (het huidige) Laos, Cambodja en Vietnam. De Nederlanders in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Het Japanse keizerrijk wordt pas een machtig rijk (zo rond 1870) als bijna alles in Azië al is verdeeld tussen deze Europese landen. Alleen Korea kan zonder veel problemen door Japan veroverd worden. In Japan ontstaat langzamerhand de Groot-Oost-Azië-gedachte. De Japanners zien zich als de bevrijders van Azië. Zij zullen hun Aziatische broeders komen redden en de blanke overheersers er wel uitgooien. De Japanse soldaat Fusayama Takao zei hierover: “We trokken naar het zuiden, vol jeugdige overmoed en met een zendingsdrang om Azië te bevrijdden. We geloofden letterlijk dat we door god gezonden bevrijders van Azië waren.”
De Japanse invallen in Nederlands-Indië
Voor Japan begint de Tweede Wereldoorlog niet in 1939 of 1940, maar in 1937. Zij noemen de oorlog ook anders. Zij spreken over de Groot-Oost-Aziatische oorlog. In 1937 vallen de Japanners China aan en veroveren delen van dit land. In 1938 en 1939 veroveren ze nog meer Chinees grondgebied. In 1940 volgt een aanval op het huidige Vietnam en in 1942 vallen ze (het huidige) Birma, Thailand, Laos, Cambodja, Filippijnen, Maleisië, Brunei én Nederlands-Indië (het huidige Indonesië) aan. De gemakkelijke opmars en het enthousiaste onthaal door de Indonesiërs bevestigen de Japanners in hun geloof dat ze de Aziatische broederschap komen herstellen. Japanse propaganda-affiche. Een Japanse soldaat verbreekt de ketenen van Azië en trapt met zijn voeten op Nederlandse en Amerikaanse soldaten. De Engelse tekst betekent: ‘Opkomst van Azië’.
4
OORLOG EN BEZETTING Als Duitse troepen op 10 mei 1940 Nederland binnenvallen, is dat voor de Nederlanders in Nederlands-Indië een grote schok. Met de inval zijn de banden tussen Nederland en Nederlands-Indië doorgesneden. Familieleden kunnen geen brieven meer uitwisselen, waardoor mensen aan beide kanten van de oceaan in onzekerheid komen te verkeren over hun dierbaren. Sommigen horen pas vijf jaar later weer hoe het met de verre familieleden in de oorlogstijd is gegaan.
Tjarda van Starkenborgh Stachouwer met zijn gezin. Op de achtergrond een ‘inlandse’ bediende.
De hoogste gezagsdrager (gouverneur-generaal) in Nederlands-Indië is tot 1942 jonkheer Alidius Warmoldus Lambertus Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. Hij neemt verschillende maatregelen om voorbereid te zijn op een Japanse inval. Hij laat enkele wapenfabrieken bouwen, omdat er geen wapens meer uit Nederland kunnen komen. Hij breidt het aantal militairen uit en beslist dat alle Europeanen van 16 tot 45 jaar –die niet in militaire dienst hoeven- een burgerdienstplicht moeten vervullen. Veel anderen die niet voor de militaire of burgerdienstplicht worden opgeroepen, richten vrijwilligerskorpsen op. De bekendste is het Vrouwen Automobiel Corps. Zij vervoeren in hun auto’s militairen, wapens en andere legergoederen. De gouverneur-generaal bepaalt ook dat alle ‘spionnen’ moeten worden opgepakt: mensen van Japanse en Duitse afkomst. Dat gebeurt niet altijd even zorgvuldig. Ook Duitse joden en Nederlanders met een Duits klinkende achternaam worden vastgezet. Men wacht lange tijd op een Japanse inval; de meeste Nederlanders zijn ervan overtuigd dat ze de Japanners wel aankunnen. Twee groepen vrijwilligers oefenen. Op de middelste foto het ‘Vrijwillig Oefen Corps’ uit Surabaya in 1940. Op de onderste foto oefent de Stadswacht van Batavia in 1941.
5
De inval van Japan Op 10 januari 1942 begint de langverwachte aanval van Japan op Nederlands-Indië. De Japanners waren al steeds dichterbij gekomen. Op 27 december 1940 vielen de Japanners Pearl Harbor aan, een havenstad op Hawaïï, waar de hele Amerikaanse vloot in de Grote Oceaan voor anker lag. Een groot deel van de vloot werd verwoest. In december 1941 vielen de Japanners Filippijnen, Malakka (nu: een deel van Maleisië), Singapore en Birma aan. In januari 1942 is Nederlands-Indië aan de beurt. De Nederlandse strijdkrachten zijn geen partij voor de overmacht van tot de tanden toe bewapende en fanatieke Japanse soldaten. Binnen mum van tijd hebben de Japanners Celebes (nu: Sulawesi), Borneo (nu: Kalimantan) en Sumatra in handen. Om te voorkomen dat Japanse troepen ook Java bezetten, vallen de Britse, Amerikaanse, Australische en Nederlandse marine op 27 februari de Japanse oorlogsvloot in de Javazee aan. Tevergeefs. Niet één Japans schip wordt tot zinken gebracht. De Japanners bezetten na de zeeslag ook Java. Op 8 maart 1942 tekent de gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborch Stachouwer de overgave van Nederlands-Indië. De gouverneur-generaal wordt als krijgsgevangene afgevoerd naar Mantsjoerije in China (dat ook in Japanse handen is). De Japanse soldaat Saseo Ono heeft tekeningen gemaakt van de Japanse inval op Java. We geven enkele van zijn tekeningen met de originele onderschriften erbij.
Japanse troepen op de kust van Java, bij Banten
Ons leger rukt op. De vijanden hebben alle bruggen vernield om de opmars van onze troepen te verhinderen. Genie-eenheden repareerden de bruggen direct en brachten ons zo naar de overkant.
6
De vlotte opmars van het Japanse leger. De wegen zijn goed waardoor er flink kan worden opgeschoten. De soldaten fietsen snel, alsof het een wedstrijd is.
‘De Japanners trekken Batavia binnen
Verzetsstrijders in de jungle
Verzet De Japanners zijn uit op de rijke olievoorraden van Nederlands-Indië. Zij hebben de olie nodig voor de bevoorrading van hun schepen en vliegtuigen. Ofschoon de Nederlanders door de Japanse troepen onder de voet worden gelopen, lukt het speciale eenheden wel om olieinstallaties, vliegvelden en fabrieken te vernielen voordat Japanse soldaten die in handen kunnen krijgen. De Japanners zijn hierover zo kwaad dat ze uit wraak een groot aantal blanke burgers vermoorden. Het is voor de Nederlanders vrijwel onmogelijk om in verzet te komen tijdens de Japanse bezetting. Als blanken vallen ze nogal op en ze worden al snel door de Japanners in kampen gezet. In de kampen heeft zich wel allerlei ‘kampverzet’ voorgedaan: protesten, ongehoorzaamheid, sabotage en diefstal voor het goede doel. Het meeste verzet komt van Indische Nederlanders (die vanwege hun gemengde afkomst minder opvallen), waaronder gewapende verzetsen sabotageacties.
Het Indisch Monument in Den Haag
Bep Stenger nu
Opmerkelijk is dat er ook verzetsacties van Nederlandse vrouwen zijn geweest. Dat komt omdat de vrouwen –anders dan de mannen– niet meteen in kampen worden vastgezet. Bep Stenger is zo’n vrouw. Ze haalt bij officiersvrouwen die ze nog van vroeger kent achtergebleven legerkleding en wapens op. Spullen die het verzet goed kan gebruiken. Op 13 maart 1943, ruim een jaar na de Japanse inval, wordt ze gearresteerd. Haar mannelijke medeverdachten worden onthoofd, Bep krijgt tien jaar gevangenisstraf. Ze heeft de gevangenisstraf en de oorlog overleefd. Ze vertelt haar levensverhaal op de website van het Verzetsmuseum in Amsterdam. Zie http://www.verzetsmuseum.org/binaries/flash/ levensverhalen/index.html. De Indische verzetstrijders hebben lange tijd weinig erkenning gekregen voor hun werk. Ten onrechte heeft men lang gedacht dat er in Nederlands-Indië geen verzet is geweest.
Het Nationaal Indië-monument in Roermond
7
DAGELIJKS LEVEN TIJDENS DE BEZETTING De drie bevolkingsgroepen (Europeanen, Indonesiërs en Japanners) hebben de Japanse bezetting totaal verschillend beleefd. Het Japanse militaire bestuur legt namens keizer Hirohito met ijzeren hand haar gezag op. Niets mag meer herinneren aan het westerse verleden. Mensen van Europese komaf worden in kampen opgesloten. De Indonesische bevolking komt er beter van af, maar ook voor hen wordt de bezetting tegen het einde van de oorlog een beproeving. Door de ogen van een Japanse kampcommandant Alle Europeanen worden zoals gezegd in kampen opgesloten. Eerst alleen de mannen, later ook de vrouwen en kinderen. Gezinnen worden uit elkaar gerukt: mannen gaan naar mannenkampen en vrouwen en kleine kinderen naar vrouwenkampen. Voor jongens worden speciale jongenskampen ingericht. De leeftijd waarin jongens apart worden gezet, wordt steeds lager tot uiteindelijk zo’n 10 jaar. In totaal gaat het om 40.000 krijgsgevangenen en 80.000 burgers. De Japanners interesseren zich niet zo voor de kampen. Zij beschouwen krijgsgevangenen als eerloos. De beste militairen worden ingezet in de gevechtslinies. Werken in een Jappenkamp -zoals de kampen door de Nederlanders genoemd werden- wordt gezien als tweederangs werk. Dat werk wordt dan ook grotendeels overgelaten aan reserveofficieren.
Twee tekeningen van Nederlandse kampbewoners. Links een kampcommandant. Rechts een kampbewaker.
Kolonel Miyamoto Shizuo is de hoogste in rang die verantwoordelijk is voor de opvang in de kampen. Hij stelt de rantsoenen voor de kampbewoners vast. Maar in de drie jaar dat de bezetting duurt, heeft hij nooit één bezoek aan een Jappenkamp gebracht. Na de oorlog heeft hij verklaard dat het hem onbekend was dat er grote voedseltekorten waren in de kampen. Misschien sprak hij de waarheid. Maar misschien interesseerde het hem gewoon niet. Er werd door de Japanners alom gezegd: ’Hoe kunnen we voor deze eerloze gevangenen zorgen, als we niet eens voor onze eigen soldaten kunnen zorgen?’
8
Jongens zoeken tussen het kampafval naar eten
Kampleven Tijdens de bezetting zetten de Japanners Nederlanders en andere Europeanen gevangen in kampen. Het leven in kampen komt vaak neer op overleven. Een groot aantal gevangenen overleeft de kampen echter niet. Veel van wat wij weten over het kampleven in Nederlands-Indië komt uit dagboeken die verschillende kampbewoners hebben bijgehouden. Er zijn ongeveer 220 dagboeken bekend, maar waarschijnlijk zijn er veel meer geschreven. Het bijhouden van een dagboek is in de kampen verboden. Bij ontdekking riskeert de schrijver een zware straf, zoals een afranseling. De kampdagboeken tonen grote verschillen. Dat komt onder meer doordat de omstandigheden in de kampen verschillend zijn. De situatie in kampen voor burgers is anders dan in de kampen voor krijgsgevangenen. En de ene kampcommandant zorgt beter voor zijn gevangenen dan de andere. Naast grote verschillen laten de dagboeken ook veel overeenkomsten zien: het weinige eten, het gebrek aan privacy, smerige toiletten, strenge straffen en geruchten over het einde van de oorlog komen vaak terug. Een van de opvallendste zaken waar zo’n beetje alle dagboekauteurs over schrijven, is de vernedering. De Nederlanders moeten steeds opnieuw buigen voor de Japanse officieren. Wie dat niet doet, krijgt een afranseling. Dat verplichte buigen en respect betonen aan de mensen die je onderdrukken, wordt door de Nederlanders als zeer vernederend ervaren.
In deze slaapzaal slapen de mannen op matjes van 60 cm. breed en op drie etages boven elkaar
Een ander belangrijk thema is het gebrek aan privacy. De kampen zijn overvol. De kampbewoners slapen in grote barakken. Vaak hebben ze niet meer dan één vierkante meter per persoon tot hun beschikking. Altijd ben je omringd door medegevangenen. Je kunt nooit even alleen zijn. Dat leidt geregeld tot onderlinge irritaties. 9
Joke Chabot-Kortmann schrijft in maart 1945 in haar dagboek: ‘Ik wil eruit - ’t is nu genoeg geweest dit leven temidden van vrouwen - ik heb geen enkele behoefte er nog één te willen leren kennen, tegen niemand vriendelijk behoeven te zijn.’ Ook eten is altijd een probleem. De rantsoenen zijn eigenlijk te klein om van te leven. Geen wonder dat er soms ruzie ontstaat als een van je medegevangenen naar jouw mening te weinig opschept (‘Die lepel was niet vol!’). Het tekort aan voedsel leidt tot honger en ondervoeding. Het gebrek aan hygiëne en schoon water zorgt ervoor dat kampbewoners ziekten krijgen als schurft, diarree, tuberculose en dysenterie. Er zijn weinig medicijnen voorhanden en er zijn geen artsen. Velen komen dan ook om in de kampen. Het aantal slachtoffers loopt op tot 20% van alle mensen die gevangen hebben gezeten.
10
Water halen in een vrouwenkamp
Troostmeisjes Ongeveer 400 Nederlandse vrouwen zijn tijdens de Japanse bezetting troostmeisje voor de Japanse soldaten. Officieel zouden deze vrouwen zich vrijwillig hebben gemeld om ‘troost’ te bieden aan de soldaten. De soldaten zouden dan beter gaan vechten. In werkelijkheid zijn deze vrouwen seksslavinnen. Ze worden tegen hun wil vastgehouden en moeten in bordelen seks hebben met de soldaten.
Het Nederlandse ‘troostmeisje’ Jan RuffO’Herne (als 21-jarige boven, 85 jaar rechts) schreef na de oorlog een boek over haar ervaringen
Tekening door een voormalig troostmeisje
In alle door Japan bezette gebieden worden troostmeisjes ‘geworven’. Het eerst gebeurt dat in Korea, daarna ook in andere landen in Zuidoost-Azië, waaronder China, de Filippijnen en Nederlands-Indië. In totaal gaat het waarschijnlijk om zo’n 200.000 meisjes en vrouwen. Het gaat altijd om jonge vrouwen van rond de 20 jaar, maar er zijn ook minderjarige meisjes bij. De jongste was 12 jaar. De Japanse legerleiding vindt bordelen net zo belangrijk voor de soldaten als keukens en slaapgelegenheden. De soldaten krijgen naast hun maaltijden ook bonnen die ze bij de troostmeisjes af moeten geven als betaling. Op vaste tijden mogen ze de bordelen bezoeken. Om te voorkomen dat de troostmeisjes zwanger worden, moeten de soldaten condooms gebruiken. Troostmeisjes ervaren hun werk als een grote vernedering. Ze schamen zich vaak voor wat hen is overkomen. Daardoor blijft het na de oorlog lange tijd nauwelijks bekend dat er troostmeisjes zijn geweest. Pas in 1990 komt er wereldwijde aandacht voor als enkele Koreaanse troostmeisjes een schadevergoeding eisen van de Japanse regering. In navolging van hun Koreaanse lotgenotes durven dan ook de Nederlandse vrouwen over hun ervaringen te vertellen.
Een jong Chinees troostmeisje wordt ondervraagd door een Engelse officier
Over de strijd van de troostmeisjes voor erkenning kun je meer lezen op pag. 24. 11
Dwangarbeid De Nederlandse burgers (mannen, vrouwen en kinderen) worden in kampen ondergebracht in Nederlands-Indië zelf. De gevangengenomen Nederlandse soldaten worden veelal naar kampen elders in Zuidoost -Azië overgebracht. Terwijl de burgers de hele dag in de kampen verblijven en zich vaak vervelen, moeten de krijgsgevangenen als dwangarbeider aan de slag. Vele duizenden Nederlandse krijgsgevangenen worden tewerkgesteld bij de aanleg van een spoorlijn van Birma naar Thailand, samen met Britse, Australische, Amerikaanse, Birmese en Thaise dwangarbeiders. In het oerwoud zwoegen de haveloze mannen dag in dag uit om een pad voor de Birmaspoorweg door de dichte begroeiing te hakken. Waar het terrein is kaalgeslagen, halen ze stenen weg en vullen ze kuilen op. Dan leggen ze bielzen op een rij en daarop komen spoorstaven. Telkens als ze een rivier tegenkomen, bouwen ze een brug. Het werk aan de spoorlijn begint op 16 september 1942 en wordt slechts 16 maanden later voltooid. Dit ondanks de berekeningen van Japanse ingenieurs die dachten dat het minimaal vijf jaar zou duren om de 415 kilometer lange en één meter brede spoorlijn aan te leggen. Er wordt in twee ploegen aan de spoorlijn gewerkt. De ene is begonnen in de Birmaanse stad Thanbyuyayat, de andere in Ban Pong in Thailand, ruim 400 kilometer van Thanyuyayat vandaan.
12
Nam Tok Sai Yok Noi, het huidige eindpunt van de spoorlijn
Aan het eind van de dag drijven Japanse bewakers de arbeiders naar hun barakken om daar de nacht door te brengen. Niet alleen krijgen ze weinig te eten en zijn ze vaak ziek, ook kampen ze met moordende hitte, enorme regenbuien en veel ongedierte, vooral muskieten en slangen. Bovendien worden ze door brullende opzichters opgejaagd om maar zoveel mogelijk terrein vrij te maken en spoorrails te leggen. Het werk verloopt moeizaam, vooral tijdens de regentijd. Dan spoelen bij iedere regenbui stukken spoor weg en worden er bruggen vernield door overstromingen langs de rivieren. Ook wordt de spoorlijn telkens door vliegtuigen van de Britten en Amerikanen gebombardeerd. Tijdens de aanleg sterven per dag gemiddeld 75 arbeiders. 15.000 Krijgsgevangenen sterven aan uitputting, ziekte en ondervoeding. Onder hen zijn 3.000 Nederlandse dwangarbeiders. Vanwege de grote sterfte wordt de Birmaspoorweg ook wel de Dodenspoorweg genoemd. Het verhaal over deze dwangarbeiders en hun werk aan de Birmaspoorweg is vooral bekend geworden door de film The bridge on the river Kwai (De brug over de rivier Kwai). De film uit 1957 kreeg zeven Oscars waaronder de Oscar voor de beste film. ——————————————————————
Birma-spoorweg Elke nagel was een leven, elke schroef kostte hier bloed. Mensen hebben zich gegeven, hebben jarenlang geboet. Elke steen kostte pijn en spieren, elke stap een levenslicht. Mensen kronkelend als mieren, wanhoop vormde het gezicht.
Begraafplaats voor de dwangarbeiders. Na de oorlog zijn ze herbegraven.
Elke dag heeft hier geleden, elke nacht was er de dood. Mensen schreeuwend om de vrede. maar de aarde kleurde rood ... Marlies Liket 13
Broederschap Voor veel Indonesiërs zijn de Japanners vlak voor de Tweede Wereldoorlog een lichtend voorbeeld. Japan is in die tijd een van de weinige landen in Zuidoost-Azië dat niet in handen is van een Europese mogendheid (Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland) én zelf heel machtig is. Veel Indonesiërs juichen de komst van de Japanners toe. Zij zien in de komst van de Japanners een mogelijkheid om van de vierhonderd jaar durende bezetting door de Nederlanders af te komen. Ze zien de aanwezigheid van de Japanners als een overgangsperiode naar zelfstandigheid voor Indonesië. De eerste tekenen zijn voor de Indonesiërs hoopvol. De Japanners schaffen de gescheiden scholen af. Indonesiërs kunnen de baantjes van de Europese ambtenaren na de Japanse inval overnemen. Dergelijke acties versterken het gevoel van ’broederschap’ dat de Japanners in het leven roepen. Vanuit het idee van ‘broederschap’ richten de Japanners ook speciale legereenheden voor de Indonesiërs op. Sommige zijn succesvol, andere niet. De Tentara Sukarela Pembela Tanah Air (Vrijwilligersleger voor de bescherming van het vaderland) -later simpelweg afgekort tot Peta– is een vrijwilligerskorps voor Indonesiërs die door Japanse officieren tot soldaat worden opgeleid. Hiervan worden maar 35.000 mensen lid. Succesvoller is de oprichting van Seinendan, een jeugdkorps voor jongeren van 14 tot 25 jaar. Die telt 600.000 leden. Nog succesvoller is Keibodan. Hiervan worden 1,28 miljoen Indonesiërs tussen de 25 en 35 jaar lid. Keibodan-leden treden op als hulppolitie, stadswacht en brandweer. Op het einde van de oorlog worden Seinendan en Keibodan ook ingezet voor militaire acties. De Peta-, Seinendan– en Keidoban-leden krijgen allen een militaire opleiding, die hen van pas komt als Indonesië op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uitroept (zie pag. 20). 14
Een propaganda-affiche dat zegt: ‘De vrijheid is nabij’. Tussen de juichende Indonesiërs (met roodwitte vlag) staat ook een Japanse soldaat te juichen.
Peta-eenheid
Een van de weinige foto’s van Seinendan. Je ziet hier jonge Indonesiërs oefenen met bamboestokken, hét wapen van de Seinendan.
Herinneringen van een Peta-officier Pak Moersjid is 17 jaar als de Japanners Nederlands-Indië binnenvallen. Voor hem is de Japanse bezetting een gelegenheid om zich te ontwikkelen, eerst als tolk, later als officier. Hij schopt het in zijn latere leven tot generaal-majoor in het Indonesische leger. Hij vertelt over zijn Peta-tijd: “De foto verbeeldt een jonge officier, pelotonscommandant van de Tentara Sukarela Pembela Tanah Air, kortweg Peta. De foto dateert van mijn periode als stafofficier in Bandung. Ik ben in 1925 in Batavia geboren. Ik had de school bijna afgemaakt toen de Japanners binnenvielen. Voor een zeventienjarige was dit een bijzonder moment. Een nieuwe tijd kondigde zich aan. Al spoedig kreeg ik het aanbod een opleiding tot vertaler te volgen op de Nippon go gakko en werkte enige tijd als tolk.
Pak Moersjid als 20-jarige Peta-officier
Ik was te laat om me voor de eerste lichting rekruten van de Peta-officiersopleiding in 1943 aan te melden, maar kreeg een jaar later nog een kans. Waarom werd iemand lid van Peta? Het was een Indonesisch leger en we wilden ons vaderland verdedigen tegen de Nederlanders, als ze zouden terugkeren. De opleiding bestond hoofdzakelijk uit een zware lichamelijke training door Japanse officieren, vier maanden lang. We leerden wapens hanteren en kregen les in strategie. Na de training werd ik gelegerd in Purwakarta. Het was onze taak om soldaten te werven voor het Peta-leger. Binnen een jaar werd ik overgeplaatst naar Bandung waar ik tot het einde van de Tweede Wereldoorlog bleef. De foto is daar gemaakt.
Pak Moersjid na zijn pensionering
De meeste officieren van de Peta gingen na de overgave van Japan over in het leger van de Republiek. Peta stond aan de basis van het latere Indonesische leger en we hebben in de daarop volgende jaren dankbaar gebruik kunnen maken van onze opleiding. De tijd als officier van Peta is me bijgebleven als een periode van belofte en ontkiemende mogelijkheden. We leerden niet alleen de elementaire krijgskunde en gevechtstechnieken, maar ook vooruitzien naar een tijdstip waarop Indonesië onafhankelijk zou worden.” 15
Romusha’s Romusha is een samentrekking van de Japanse woorden romu (werk) en sha (man). Romusha’s zijn arbeiders die door de Japanners geronseld worden om voor de overheid en de wapenindustrie te werken. De Indonesische beweging Putera (Pusat Tenaga Rakjat, Centrum voor Volkskracht, geleid door Soekarno, de latere president van Indonesië) vraagt de bevolking van Indonesië zich vrijwillig als romusha te melden. Soekarno hoopt door een toegeeflijke houding tegenover de Japanners de onafhankelijkheid van Indonesië dichterbij te brengen.
Soekarno poseert als romusha
De oproep heeft niet het gewenste resultaat. In 1944 wordt Putera weer opgeheven. Vanaf dat moment wordt het voor de Indonesiërs verplicht om zich als romusha te melden. Romusha’s worden ingezet in de landbouw, bij de aanleg van wegen, spoorwegen en vliegvelden en voor het graven van loopgraven voor Japanse militairen. De Japanners hebben weinig respect voor de romusha’s en behandelen hen vaak op dezelfde manier als de Europese krijgsgevangenen. Bij de aanleg van de Birmaspoorweg (zie pag. 12) zijn naast de 15.000 krijgsgevangenen ook zo’n 100.000 romusha’s omgekomen. Een ex-romusha: “Het deerde de Japanners niet wat er met hen gebeurde, immers elke week was er een nieuwe aanvoer van romusha's. Dag en nacht was er het zware werk, waarbij niet werd gelet op de gloeiend hete zon, de zware regen of de harde wind die hen teisterde. De kracht van geest en lichaam, die geleidelijk minder werd, werd gedwongen tot nog grotere inzet, tot de laatste druppel energie. Onder de duizenden verwaarloosde en vermagerde mensen, waren er niet weinigen, die dood neervielen en bleven liggen midden in het veld in de hitte van de zon, of bij de zelf uitgegraven hoop aarde. Anderen stierven aan de oever van een rivier, van de dorst, terwijl ze op zoek naar water er naar toe kropen, maar zij bliezen hun laatste adem al uit voor dat het verlangde water hen kon verkwikken.” 16
Onvrede en verzet In februari 1942 halen veel Indonesiërs de Japanners nog als bevrijders binnen. Ze verwachten dat Japan hen op den duur onafhankelijkheid zal verlenen. Deze hoop slaat na enige tijd om in onvrede. Na de inval van de Japanners moet alles op z’n Japans. Iedereen, dus ook de Indonesiërs, moet eerbied betonen aan de Japanse vlag en aan keizer Hirohito. De Japanse jaartelling wordt ingevoerd (1942 wordt 2602) en alle klokken moeten de Japanse tijd aangeven. Vooral de maatregel dat de Indonesische vlag niet mag worden gehesen, leidt tot veel gemor onder de Indonesiërs. De Japanners nemen ook alle touwtjes in handen in alle fabrieken en in de landbouw. Alle fabrieken moeten gaan produceren voor de Japanse oorlogsvoering. Er worden goederen en voedsel gevorderd voor het Japanse leger. De boeren op het platteland moeten een groot deel van hun oogst voor veel te lage prijzen of zelfs gratis aan de Japanners afstaan. Ze worden ook gedwongen om gewassen als djarak voor de Japanners te verbouwen. Uit djarak-pitten wordt olie geperst die als smeerolie voor Japanse motorvoertuigen wordt gebruikt. Veel arbeiders en boeren worden geronseld voor de Peta of als romusha’s. Boeren worden op het einde van de oorlog letterlijk van hun akkers geplukt. Uit alle dorpen worden jongens en mannen weggehaald. Daardoor ontstaat er een tekort aan arbeidskrachten. Steeds meer akkers worden niet meer bewerkt.
De vrouw in deze strip zegt over de Japanner: “Oef, hij is nog wreder dan de Nederlanders!”
Door al deze maatregelen neemt de armoede onder de bevolking toe en blijft er voor de Indonesiërs steeds minder voedsel over. In 1944 en 1945 breken er zelfs hongersnoden uit. Ook wordt bekend hoe wreed de Japanners met de romusha’s omspringen.
Het Peta-monument in Bogor dat herinnert aan de opstand
Er komt meer en meer onvrede over de Japanse bezetters. Dat heeft niet geleid tot massaal verzet tegen de Japanners. Wel zijn er kleinere opstandjes geweest van lokale Peta-afdelingen tegen het Japanse bewind. De beroemdste is de opstand van Peta-rekruten in Blitar op OostJava op 14 februari 1945. Deze opstand wordt met harde hand door de Japanners onderdrukt. 17
NA DE TWEEDE WERELDOORLOG Op 6 en 9 augustus 1945 gooien de Amerikanen twee atoombommen af boven de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki. Op 15 augustus 1945 geven de Japanners zich over. Daarmee komt er een einde aan de Tweede Wereldoorlog in Azië. De gevolgen voor de verschillende bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië zijn zeer verschillend. De Nederlanders hopen de draad van voor de oorlog weer op te kunnen pakken. De Indonesiërs hopen zo snel mogelijk onafhankelijk te worden. En de Japanners? Die hebben moeite om hun rol in de Tweede Wereldoorlog toe te geven. Bevrijd, maar niet vrij Het bericht dat Japan zich heeft overgegeven dringt niet meteen overal door. Het duurt in sommige Jappenkampen wel een week voordat de gevangenen het te weten komen. De gevangenen zijn blij. Ze vieren het einde van de oorlog en denken dat hun gevangenschap snel afgelopen zal zijn. In sommige kampen is dat ook zo. Maar in veel kampen niet! De Geallieerden (Britten, Amerikanen en Australiërs) hebben nog te weinig troepen in Nederlands-Indië om overal het bestuur van de Japanners over te nemen. Buiten de omheining van de kampen is het vaak onveilig voor de Nederlanders. Gewapende jongeren, pemoeda’s genoemd, trekken in bendes door het land om mensen van Nederlandse afkomst te mishandelen en soms zelfs te vermoorden. De pemoeda’s richten ook eigen kampen in waar ze de Nederlanders opsluiten. In deze zogenaamde extremistenkampen zitten op een gegeven moment meer dan 35.000 mensen. De Britten vragen de Nederlanders om voor hun eigen veiligheid voorlopig nog in de Jappenkampen te blijven. Ze vragen de Japanners om de kampen te bewaken. De kampen dienden eerst om de Nederlanders en andere gevangenen binnen te houden. Nu dienen ze om de Indonesiërs buiten te houden.
Generaal Douglas MacArthur ondertekent namens de VS de Japanse overgave
Japanse soldaten bewaken de kampen. Een Nederlands meisje (midden) kijkt toe.
De leefomstandigheden verbeteren snel voor de kampbewoners, maar echt vrij zijn ze nog steeds niet. Pas in mei 1947 is het allerlaatste kamp ontruimd! De meeste gevangenen van Nederlandse afkomst gaan naar Nederland. 18
Twee pemoeda’s worden gearresteerd
Bersiap De periode vanaf de Japanse overgave (15 augustus 1945) tot 1 december 1946 wordt de Bersiap-periode genoemd.
Pemoeda’s trekken op
Een aanplakbiljet waarop staat: ‘Wij hebben een hekel aan de Nederlanders!’
Bersiap (= Wees paraat) is de strijdkreet van de pemoeda’s, de Indonesische jongerenstrijdgroepen. Zij zien na de overgave van de Japanners hun kans schoon om eindelijk af te rekenen met de gehate Nederlanders. Dat de Indonesiërs genoeg hebben van de Nederlanders komt duidelijk naar voren op het affiche links: ‘We don’t like the Dutch!’ (= ‘We hebben een hekel aan de Nederlanders!’). Dit en soortgelijke affiches verschijnen tijdens de Bersiap-periode op verschillende plekken in de steden. De tekst is in het Engels en niet in het Nederlands. Dat wijst erop dat de Indonesiërs aan de Britten duidelijk willen maken dat ze geen Nederlandse machthebbers terug willen. De Britten moeten tijdelijk de orde handhaven in Nederlands-Indië. Maar er zijn te weinig Britse soldaten aanwezig. Ze krijgen dan ook het bevel om niet in te grijpen bij rellen. De pemoeda’s maken daar dankbaar gebruik van. Er zijn steeds vaker incidenten waarbij Nederlanders en de pemoeda’s betrokken zijn. De eerste keer dat pemoeda’s en Nederlanders op de vuist gaan, is op 19 september 1945 in Soerabaya. Daar hijsen enkele Nederlanders de rood-wit-blauwe vlag van Nederland boven Hotel Oranje. De pemoeda’s zien dit als een provocatie. Ze bestormen het hotel en scheuren de blauwe baan van de vlag, waardoor de rood-witte vlag van Indonesië overblijft.
Een Indonesisch affiche dat oproept tot steun aan de pemoeda’s: ‘Vrouwen: als het nodig is… Wees bereid om de pemoeda’s te steunen.’
De meningen verschillen over hoe lang de bersiap-periode duurt. De een laat die eindigen in november 1945, de ander pas in december 1946. Hoe dan ook, het geweld eindigt als de Britten niet langer lijdzaam toezien. Als er een extra divisie Britse soldaten komt, hebben de Britten genoeg manschappen om hun gezag af te dwingen. Halverwege 1946 laten de Britten weer Nederlandse troepen toe in Nederlands-Indië. 19
Uitroepen van de Republiek Indonesië Tijdens een radiotoespraak op 7 december 1942 doet Koningin Wilhelmina vanuit Londen de volgende belofte aan de Indonesiërs: na de Tweede Wereldoorlog zal Nederland een ‘federatie’ aangaan met Indonesië. Binnen de federatie heeft ieder land grote zeggenschap, maar geen volledige zelfstandigheid. Soekarno, een van de leiders van het Indonesische verzet, zegt daarover in een radiotoespraak vlak voor het einde van de oorlog: “Probeer ons niet te binden met mooie woorden. Een volk dat al dronken is van de vrijheid kan er niet van af gebracht worden. Ons parool (= motto of lijfspreuk) is: de vrijheid of de dood!” Op 17 augustus 1945, twee dagen na de overgave van Japan, roept Soekarno de zelfstandige republiek Indonesië uit. Daarover gaan allerlei verhalen de ronde. Na zoveel jaar is het moeilijk om de waarheid van de mooie verhalen te onderscheiden. Volgens de meeste bronnen is het als volgt gegaan: Soekarno en andere leiders van het Indonesische verzet aarzelen na de overgave van Japan over wat ze moeten doen. Soekarno wordt dan door pemoeda’s ontvoerd. Hij wordt vastgehouden in zijn eigen huis in Pegangsaan Oost. Onder druk van de pemoeda’s gaat hij overstag. De volgende dag, in de vroege ochtend van 17 augustus 1945, leest hij voor zijn huis de volgende verklaring voor: “Wij, het volk van Indonesië, verklaren hierbij de onafhankelijkheid van Indonesië…”
Een Nederlands affiche in het Indonesisch: ’Kies chaos of de federatie. Veiligheid. Welzijn. Onafhankelijkheid. Welvaart.’
Soekarno roept de Republiek Indonesië uit
Bij dit historisch moment zijn maar enkele mensen aanwezig. Daarna wordt de Indonesische vlag gehesen en het volkslied 'Indonesië Raya' gezongen. Even later wordt de verklaring over de radio de wereld ingestuurd. Voor de Indonesische vrijheidsstrijders staat vast dat de periode van Nederlandse overheersing ten einde is. Nederland erkent echter de zelfstandigheid van Indonesië niet. 20
Het hijsen van de Indonesische vlag
Politionele acties Nederland beschouwt het uitroepen van de Republiek Indonesië als een daad van landverraders. Op dat moment kan Nederland er nog niet veel tegen doen. De meeste Nederlandse soldaten zitten nog in de Jappenkampen en hebben geen wapens. Door een Brits verbod op scheepvaart in ZuidoostAzië kan Nederland ook geen nieuwe troepen naar Nederlands-Indië brengen.
Nederlandse troepen worden in 1946 per schip aangevoerd
Pas in maart 1946 kunnen de Nederlanders de Britse posities in sommige delen van Nederlands-Indië overnemen. De rest is in handen van Indonesische verzetsstrijders. Om de macht in heel Nederlands-Indië te herstellen stuurt Nederland zo’n honderdduizend soldaten naar het gebied, oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen. Nederland doet twee grootschalige pogingen om de Indonesische verzetsstrijders te verslaan. Om kritiek uit het buitenland te vermijden, noemt Nederland deze pogingen politionele acties: acties door politieagenten. In werkelijkheid zijn het soldaten die een oorlog uitvechten tegen Indonesische vrijheidsstrijders. De eerste politionele actie krijgt de codenaam ‘Operatie Product’. Minister-president Willem Drees verdedigt de actie in de ministerraad met de woorden: ‘De Nederlandse troepen zijn nu eenmaal niet voor niets naar Indië gegaan.” Op 21 juli 1947 breken de Nederlandse troepen uit hun bezette gebieden en zoeken ze het gevecht met het Republikeinse leger (TNI). Het TNI probeert de Nederlandse opmars te vertragen door het opblazen van bruggen, het leggen van hinderlagen en het tot ontploffing brengen van bermbommen. Het TNI vermijdt rechtstreekse gevechten met de Nederlanders. De gestelde doelen van operatie ‘Product’ op Java worden ingenomen. Minder succesvol is de aanval op Sumatra.
Een Nederlandse soldaat ondervraagt een Indonesische dorpsbewoner
Onder druk van de Verenigde Naties wordt op 5 augustus 1947 een staakt-het-vuren afgesproken. 21
De Eerste Politionele Actie draagt niet bij tot een oplossing van het conflict. In de veroverde gebieden blijven pemoeda’s de Nederlanders bestoken. En onderhandelingen met de leiders van de Republiek Indonesia lopen vast. Nederland komt daarom met de Tweede Politionele Actie, ‘Operatie Kraai’ genaamd. Doel van deze actie is het verzet van de Indonesische vrijheidsstrijders definitief uit te schakelen en de leiders van de Republiek Indonesië gevangen te nemen. Op 19 december 1948 bezetten Nederlandse troepen het vliegveld van Jogjakarta. Binnen enkele uren is de hele stad in Nederlandse handen en zijn de leiders van de Republiek Indonesië (onder wie Soekarno) gevangen genomen. De Indonesische opperbevelhebber Soerdiman weet echter te ontsnappen. Het TNI –het Indonesische leger– wordt niet volledig uitgeschakeld. De internationale reacties zijn furieus. De Verenigde Naties bevelen de Nederlanders hun vijandelijkheden te staken en de Indonesische leiders vrij te laten. Amerika dreigt de Marshallhulp (= hulp aan landen in Europa die tijdens de Tweede Wereldoorlog in puin zijn geschoten) aan Nederland te staken. Uiteindelijk moet Nederland toegeven. Op 5 januari 1949 eindigt de Tweede Politionele Actie. In mei beginnen onderhandelingen. In december 1949 ondertekent Nederland de overdrachtspapieren (zie pag. 2). Wreedheden over en weer Voor en tijdens de Politionele Acties zijn beide partijen zich te buiten gegaan aan wreedheden. Republikeinse vrijheidsstrijders hebben volgens het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) enkele tienduizenden slachtoffers gemaakt onder de Nederlanders en onder Indonesiërs die met de Nederlanders samenwerkten. De Nederlanders op hun beurt hebben enkele duizenden (volgens Nederlandse bronnen) tot 40.000 slachtoffers (volgens Indonesische bronnen) gemaakt. Daarbij zijn aan beide kanten oorlogsmisdaden begaan (zoals martelingen en het zonder vorm van proces doden van burgers). In beide landen zijn maar enkele overtreders voor de rechter gebracht. 22
Japanse geschiedschrijving Zo’n veertig jaar lang benadrukken Japanse schoolboeken vooral het leed dat de Japanse bevolking is aangedaan door bombardementen en het gooien van de twee atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Schoolboekenschrijver Saburo Ienaga moet in 1965 van het Japanse ministerie voor onderwijs woorden, zinnen en zelfs hele alinea’s over de Tweede Wereldoorlog wijzigen. Zo mag hij niet het woord ‘invasie’ gebruiken, maar moet hij dat vervangen door ‘opmars’. Hij mag ook niet schrijven over de troostmeisjes. Het aantal wijzigingen wordt zo groot, dat hij besluit om naar de rechter te stappen. Na processen die dertig jaar (!) duren, wordt hij gedeeltelijk in het gelijk gesteld.
Een kritisch boek van Ienaga over de oorlog
In oude schoolboeken kom je zinnen tegen als: ‘Na de bezetting van ZuidoostAzië door het Japanse leger zette Amerika de tegenaanval in en moest Japan zich verder terugtrekken.’ Je leest er niets over de levensomstandigheden in Nederlands-Indië en andere bezette gebieden. Zaken als wreedheden, martelingen en gedwongen prostitutie worden verzwegen. Na hevige protesten uit het buitenland komt hierin verandering. Sinds ongeveer 1985 geven de schoolboeken een realistischer beeld. Nu mag er wel worden geschreven over de troostmeisjes en zaken als ondervoeding in de Jappenkampen.
Kobayashi roemt in ‘Over de oorlog’ het dappere optreden van de Japanse soldaten
Er is echter groot verzet in Japan dat tot de dag van vandaag voortduurt. De populaire schrijver-tekenaar Yoshinori Kobayashi zet zich in voor een minder Japan-onvriendelijk beeld van de oorlog. Hij wil dat de schoolboeken stoppen met wat hij ‘zelfbeschuldigingen’ noemt. Zijn ‘Vereniging voor het schrijven van nieuwe geschiedenisschoolboeken’ stelt voor om de passages over troostmeisjes weer te schrappen. De vereniging geeft eigen schoolboeken uit waarin troostmeisjes niet genoemd worden. 23
Genoegdoening voor de troostmeisjes? Na de Tweede Wereldoorlog is het lange tijd stil geweest rond de troostmeisjes (zie ook pag. 11). Japan heeft zijn oorlogsschulden betaald en vindt lange tijd dat daarmee alle beschuldigingen van oorlogsmisdaden afgehandeld zijn. De troostmeisjes zelf hebben ook lange tijd uit schaamte gezwegen. Pas in 1991 komen de troostmeisjes voor het eerst zelf met hun verhalen naar buiten. De eerste die haar verhaal durft te doen, is Kim Hak Sun. Ze is een weduwe van in de zestig uit Korea die in haar tienertijd door de Japanners tot prostitutie is gedwongen. Ze eist in een proces officiële excuses en een schadevergoeding. Andere vrouwen volgen haar voorbeeld onder wie enkele Nederlandse vrouwen die in Nederlands-Indië troostmeisje zijn geweest. De Japanse regering biedt excuses aan, maar ontkent schuldig te zijn aan het feit dat meisjes tot prostitutie gedwongen werden. Ze geven de schuld aan lagergeplaatste militairen. Er komt een fonds voor schadevergoedingen dat door particulieren wordt gevuld. Omdat de Japanse regering weigert daaraan mee te betalen, weigeren veel voormalige troostmeisjes een vergoeding uit dat fonds. Pas in 2001 krijgen de troostmeisjes officieel erkenning op het Tokio-Tribunaal in Den Haag. De rechters krijgen paginalange getuigenissen van voormalige troostmeisjes. Een van hen zei: "Ik kreeg een Japanse naam en ik werd gedwongen tot seks. Iedere dag, met tien, twintig Japanse soldaten. Ik werd zwanger en kreeg een kind." De rechters verklaren dat de Japanse regering en legerleiding schuldig zijn aan het bestaan van de troosthuizen waar de troostmeisjes werden vastgehouden. Japan blijft echter ontkennen dat de meisjes gedwongen werden. Tot op de dag van vandaag houden de Japanners vol dat de meisjes vrijwillig hun diensten aanboden. En daar waar er sprake was van dwang was dit volgens de Japanners de schuld van individuele soldaten die daartoe geen bevel hebben gehad.
Voormalige troostmeisjes tijdens een demonstratie in 2007 voor erkenning van hun leed
24
AANTEKENINGEN
Gastdocenten bij jou in de klas De Werkgroep Zuidoost-Azië van de Stichting Gastdocenten WO II bestaat uit mensen die de oorlog in Nederlands-Indië als kind hebben meegemaakt. Zij kunnen uit eigen ervaring vertellen hoe het dagelijks leven in die tijd is geweest. Ben je geïnteresseerd, dan kun je je docent vragen of de werkgroep bij jou op school gastlessen mag komen geven. Je kunt de Werkgroep Zuidoost-Azië benaderen via het secretariaat van de stichting: Mw. C. Suverkropp Bosdrift 148 1215 AR Hilversum tel. 035-6249608 E-mail
[email protected]
25
26
MEER OP INTERNET Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer informatie die je kan helpen bij je werkstuk of spreekbeurt. Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je het beste je spreekbeurt kunt inkleden. Ook vind je daar een website met nuttige links die horen bij dit scriptiepakket. Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl.
27
SCRIPTIESERVICE De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu en Mensenrechten. De reeks wordt elk jaar uitgebreid met tien nieuwe titels. Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons. Op de website van het CMO staat een handleiding voor het maken van een scriptie/ werkstuk en bij dit pakket is er een website met aanvullende informatie, nuttige links en voor de leerkrachten een (groeps-)opdracht voor in de klas.
De versie op papier is te bestellen bij: Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl
Schoolmediatheken, (jeugd)bibliotheken en documentatiecentra kunnen een abonnement op de scriptieservice nemen en ontvangen dan per jaar vijf pakketten.