Oosterhout in de Tweede Wereldoorlog Fragmenten uit het boek "Oosterhout in de Tweede Wereldoorlog" Auteurs: Stan Bol en Cees Kops Na de inval door de Duitsers in mei 1940, en toen alle commotie daar omheen wat weggeëbd was, pakte iedereen zijn werk weer op. Aanvankelijk nam het werk in de fabrieken toe, door de leveranties aan het Duitse leger, zoals leren handschoenen voor de Duitse Wehrmacht, geleverd door de Zeemlederfabriek en houtkrullen geproduceerd door de Emballagefabriek Simons. De houtkrullen kregen een groen verfbad en werden gebruikt om het vliegveld Gilze Rijen te camoufleren. De winkeliers deden goede zaken. De Duitse soldaten kochten tijdens de inval in Nederland zoveel in de winkels, dat in Oosterhout een voedseltekort ontstond. De Duitsers waren in eerste instantie zeer hoffelijk voor de inwoners van Oosterhout. In 1941 hield onderwijzer Meulendijks van de St. Vincentiusschool een toespraak, waarin hij vertelde, dat de situatie tot nu toe in Oosterhout uitermate rustig was en dat het wel een paradijs leek. Maar langzaam aan werd de druk van de Duitsers op de Joodse gemeenschap verhoogd. In hun persoonsbewijs moest een dikke J gestempeld worden. Radio's moesten door de Joden ingeleverd worden en tal van vrijheden werden beperkt. Er ontstond een voedseltekort en de gemeente Oosterhout dacht dit op te lossen door volkstuintjes aan te leggen. Luxegoederen waren alleen nog op de zwarte markt te krijgen. Veel producten waren op de bon. Je moet bedenken dat de handel met het buitenland stil lag en er werd Geld was in mei 1940 schaars en daarom gaf het voornamelijk geëxporteerd naar gemeentebestuur van Oosterhout, waardebonnen Duitsland. Brandstof om te koken en van een gulden uit. verwarmen was de hele oorlog door schaars. Kolen werden veelal geïmporteerd uit Engeland, dat stopte na het uitbreken van de oorlog. Duitsland had in 1941 Rusland de oorlog verklaard, die voor Duitsland rampzalig zou verlopen. Veel Duitse soldaten sneuvelden en de fabrieken in Duitsland moesten hun arbeiders afstaan aan het front in Rusland. De bezetter bedacht toen dat de arbeidskrachten voor de fabrieken dan maar uit Nederland moesten komen. Regelmatig werden in Oosterhout razzia's gehouden, op zoek naar arbeidskrachten voor Duitsland. Café het Zonneke op de Zandheuvel, fungeerde dan als verzamelpunt voor de opgepakte mannen. Ook waren er mensen, die vrijwillig in Duitsland gingen werken. Alle luxe zaken zoals parfumerieën, bonbonzaken en ijscoventers moesten hun zaak sluiten en zich melden bij de arbeidsdienst, voor werk in Duitsland. In Oosterhout kwamen de ijscoventers tegen dit plan in opstand en met succes. Toen in 1943, 300.000 leden van het voormalige Nederlandse leger zich bij de Duitsers moesten melden, braken er massale stakingen uit. De bezetter legde de schuld van deze
stakingen bij radio Oranje, die in hun ogen de mensen ophitsten, en het gevolg was dat alle radio's ingeleverd dienden te worden. In Oosterhout werden 800 radio's ingeleverd. Veel mensen leverden een zelfgemaakte of kapotte radio in. De oorlogsindustrie in Duitsland kreeg ook een groot gebrek aan allerlei materialen en de inwoners van Oosterhout werden gemaand hun koper- en bronswerk in te leveren. Oosterhout leverde totaal 3419 kilo metaal in. Torenklokken werden in beslag genomen en zelfs het elektriciteit bedrijf van de gemeente, het GEB, in de Gasstraat moest de koperdraad van hun laagspanningsnet vervangen door ijzerdraad. Deze ongemakken waren wel overkomelijk, maar dit lag anders voor de Joodse gemeenschap. Begin 1942 besloot Hitler om alle Joodse inwoners van Nederland naar vernietigingskampen te transporteren en systematisch te vermoorden. In april 1942 moesten de Joden een gele Davidster dragen, waardoor ze voor de Duitsers gemakkelijk te herkennen waren. Oosterhout kende maar twee Joodse inwoners, Theodoor Einstein en Ilse Behr. Einstein vond in 1942 bij de familie van Baal in de Klappeijstraat een onderduikadres. Ilse Behr had wat minder geluk. Ilse was straatarm, en werd in 1942 opgepakt door de Sicherheitspolizei en in Auschwitz omgebracht. Nog 14 Joodse onderduikers vonden onderdak in Oosterhout. Hoe kwamen die in Oosterhout terecht? Als voorbeeld, de familie van Handel, een Joodse familie uit Rotterdam. Michiel van Handel was hoofd van een gezin met twee zonen, Emile en Charles. Michiel had een groothandel in handschoenen en sokken en kwam in die hoedanigheid begin 1942 bij Jan Oomen, winkelier op de Markt, met de vraag of hij onderduikadressen kende. Jan Oomen verwees Machiel met zijn gezin naar de familie van Bekhoven op de Veerseweg 29, die hen de bovenverdieping van hun woning aanbood. Wat de familie van Bekhoven deed was gevaarlijk. Bij het ontdekken van de onderduikers door de Duitsers, was de familie van Bekhoven hun leven niet meer zeker.
Het vervalste persoonsbewijs van Emile van Handel. De rest van de oorlog zou hij als Piet van Beek door het leven gaan. Zijn beroep werd waterlaborant. Van Bekhoven zorgde voor vervalste persoonsbewijzen voor zijn Joodse mede bewoners en dat maakte dat direct gevaar was geweken. Samen eten deed men nooit. Eerst at de familie van Handel en daarna de familie van Bekhoven. Als de Duitsers een inval zouden doen zou het lijken alsof er maar een familie in het huis woonde. Overdag bleef de familie van Handel op de bovenverdieping en vermaakte zich met lezen, spelletjes en het luisteren naar de radio. Als 's avonds de poort dicht was kwam men naar beneden. Als de Duitsers een razzia hielden,
op zoek naar arbeidskrachten voor Duitsland, dan verborg de familie van Handel zich in de polder. Men sprak dan af als de kust veilig was, zou Claar, de jongste dochter van van Bekhoven, met een gele stofdoek uit het raam zwaaien ten teken dat de kust veilig was. Claar was op een dag, tijdens een razzia van de Duitsers, aan het stoffen en vergat de afspraak en klopte de stofdoek boven uit het raam uit. De van Handels dachten dat de kust veilig was, maar aangekomen bij het kerkhof zagen ze een Duitse vrachtwagen voor het huis van van Bekhoven staan. In paniek vluchten ze terug de polder in. Niemand in Oosterhout wist dat bij de familie van Bekhoven onderduikers waren ondergebracht, uitgezonderd de buurvrouw en een nichtje. Bij Piet Zwaans in de Wilhelminalaan zaten twee Joodse zusjes ondergedoken. Hun ouders zaten in Grevenbicht ondergedoken op een boot van een zoon van Piet Zwaans, Cees. De kinderen gingen door het leven als weesjes uit Rotterdam. De ouders wilden op een gegeven moment weten hoe hun kinderen er uit zagen en Piet Zwaans liet bij fotograaf de Jong op de Markt, een foto van de kinderen maken. De fotograaf, onwetend van het feit dat de kinderen Joods waren, zette hun portret tussen twee afbeeldingen van Duitse officieren, in de etalage. Jan Eikhout in de Torenstraat 3, verschafte een Joods gezin onderdak, vader, moeder en dochter Saartje die een vriend had, Julius Mansbach, die ondergedoken zat bij een broer van Jan Eikhout op de Leijsenhoek 105. Als er onraad was moest Julius zich schuil houden in een geheime ruimte boven de schuifdeuren in de huiskamer. Verder waren er nog Joodse mensen ondergebracht bij Broeders, koperslager, op de Markt, van Biezen in de Nieuwe Bouwlingstraat, van Gestel Leijsenhoek 13(café Oud Brabant), Janssen op de Koningsdijk, de familie Prins in de Klappeijstraat, de familie van Gils aan de Hespelaar en mevrouw ten Have in de Arendstraat waar onderduikers altijd welkom waren. Het verzet in Oosterhout zorgde voor voedselbonnen voor de onderduikers. Op het distributiekantoor op de Heuvel, waar de voedselbonnen werden uitgereikt, was van de Brûle directeur. Hij zat bij de OD, de Ordedienst, de eerste verzetsgroep in Nederland. Hij zorgde voor voedselbonnen voor de onderduikers.
Leden van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, de LO. Een foto naar aanleiding van 40 jaar bevrijding in 1984. Van Links naar rechts staand, Piet Jansen, Jan de Pender, Ad van Dongen, Jan van Haaren, Toon Kramer, Jan van Bijnen. Zittend, de heer Prins uit Den Hout (zat niet bij de verzetsbeweging), Coby Verhulst, Janus Verhulst, Philip van der Straeten en Kees Wircken. Rini Damen hoorde ook tot de verzetsgroep maar staat er niet bij.
Ontrop uit Breda en medewerker op het gemeentehuis in Oosterhout maakte valse persoonsbewijzen. Politie-inspecteur Bekker in Oosterhout was commandant van de OD, natuurlijk in het geheim, en zou uit hoofde van zijn functie, bij de bevrijding van Oosterhout, commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten worden. Dit was een organisatie die in eerste instantie het gezagsvacuüm dat na de bevrijding zou ontstaan, opvulde en verder o.a. de taak had om het Wilhelminakanaal te beveiligen, mochten de Duitsers terugkomen. Verder was in Oosterhout nog de LO, een verzetsgroep, actief. LO staat voor Landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers. Deze mensen regelden geld en distributiebonnen voor de onderduikers en zochten onderduikadressen. Bekend is de redding door deze verzetsgroep van twee piloten, Ted Lehman en Noble Gregory. Natuurlijk woonden in Oosterhout ook mensen die het Nationaal Socialisme aanhingen, NSB'ers dus. Niet iedereen was hier uit idealisme bij aangesloten. Het lidmaatschap van de NSB had zo zijn voordelen, men hoefde bijvoorbeeld zijn radio niet in te leveren. Tijdens de oorlog werden radio-uitzendingen verzorgd door station de Flitspuit, die deed voorkomen alsof men illegaal in Nederland uitzond maar deed dit vanuit Engeland. Deze zender riep op om bij NSB'ers vraagtekens op de gevel te kalken. Bij een NSB'er was in 1969 op de gevel nog te zien dat het wegpoetsen van de vraagtekens niet gelukt was. Van der Jagt en Lion waren fanatieke NSB'ers in Oosterhout en waren ook lid van de Landwacht, een soort hulppolitie van de Duitsers. De Landwacht was verantwoordelijk voor veel executies en was uitgerust met jachtgeweren en kregen dan ook de scheldnaam " Jan Hagel". Van de Jagt en Lion werden na de oorlog veroordeeld voor hun kwalijke rol in het Vloeiweidedrama in Rijsbergen. In de boswachterswoning was een radiopost van het verzet gevestigd. Op 4 oktober 1944 werd de post door de Duitsers overvallen. De vrouw van de boswachter, mevrouw Neefs, en drie van haar kinderen kwamen met tien verzetsmensen om het leven. Van der Jagt, alias Dolfie Zalfie, stak de boswachterswoning in brand en Lion verleende hand- en spandiensten. Na Dolle Dinsdag was het met de voorkomendheid van de Duitsers helemaal gedaan. Op 4 september 1944, verspreidde een Engelse zender het bericht, dat Breda al bevrijd was. Dat was niet zo, maar de Duitsers vluchten weg met medeneming van zoveel mogelijk gestolen spullen. Een lange colonne gecamoufleerde legerwagens, gestolen vrachtauto's, boerenkarren en verhuiswagens uit Frankrijk volgepropt met gestolen spullen, trokken urenlang door het centrum van Oosterhout. Nadat men er achter kwam dat Breda nog steeds in Duitse handen was kwamen de Duitsers terug en eisten van de inwoners van Oosterhout dat die verdedigingswerken aan het Markkanaal gingen maken. Bijna niemand kwam opdagen en de plaatselijke Duitse commandant, Friedrich, ontstak in grote woede. Hij liet het drinkwater afsluiten en dreigde de notabele van Oosterhout gevangen te zetten, riep de noodtoestand uit en liet onder de bruggen dynamiet plaatsen. Op 17 september werd de bevrijding van Oosterhout in gang gezet door de operatie Market Garden. Enorme luchtvloten vlogen over Oosterhout om bij Arnhem, Nijmegen en Son luchtlandingen uit te voeren. Zoals bekend, mislukte deze operatie en werd gestart met de operatie Pheasant om een snelle verovering van Brabant te bewerkstelligen.
Op 30 oktober werd Oosterhout bevrijd door het 1e Royal tankregiment . Bij de bevrijding kwamen een aantal mensen om het leven door granaatvuur. Den Hout kreeg het nog zwaar te verduren, voor het door een Poolse pantserdivisie werd bevrijd. De laatste granaten vielen op 9 februari 1945 op Oosterhout. Oosterhout werd nog lang geterroriseerd door V1 vliegende bommen. Deze bommen hadden een verwoestende uitwerking door de enorme luchtdruk die bij de ontploffing ontstond, en werden door de Duitsers vanuit de omgeving van Deventer afgeschoten op Antwerpen. Oosterhout lag precies in de aanvliegroute. Er ging met die V1bommen nogal eens wat mis en kwamen dan in Oosterhout regelmatig naar beneden. De bewoners van Oosterhout hadden een rijmpje om de bommen af te weren. Als de motor van de V1 boven Oosterhout stilviel, prevelde men het volgende: Ons Lieve Vrouwke gift tem nog een douwke, ons Lieve Heerke douwt tem nog een keerke. Helaas hielp dit rijmpje niet bij de familie Bogers want in februari 1945 kwam het hele gezin Bogers, man, vrouw en negen kinderen, de huishoudhulp en twee Engelse militairen aan de Heikantsestraat om het leven, door een vliegende bom. Na de bevrijding maakte Oosterhout weer toekomstplannen. Een huis van cultuur in het park, een hotel Een neergestorte V 1 motor, opgegraven in Steelhoven, door de in de Katjeskelder en archeologische Dienst van Oosterhout. De kogelgaten zijn een badhuis, waren afkomstig van jachtvliegtuigen, die V 1's neerhaalden. zo maar wat ideeën. Secretaris van Oers was burgemeester geworden en die zou zorgen dat Oosterhout opgestuwd zou gaan worden in de vaart der volkeren. Hij wist veel industrie naar Oosterhout te halen en nieuwe wijken werden gebouwd.