Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
Nederlands en leren leren Matrix
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 1 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
1. Nederlands 1.1.
Leeswijzer
• • • •
De voorliggende matrix is ontwikkeld voor vijf vaardigheden: lezen, luisteren, schrijven, spreken en mondelinge interactie. De matrix wordt van links naar rechts gelezen. De matrix is als volgt opgebouwd: per vaardigheid taaltaken met niveaus van tekstkenmerken, strategieën en taaltechnische vaardigheden. In de horizontale as van de matrix worden drie niveaus met een opklimmende moeilijkheidsgraad onderscheiden. Deze niveaus worden gevormd door de tekstkenmerken. Om het niveau van ‘een tekst’ te bepalen, wordt uitgegaan van een globale weging: het geheel van de tekstkenmerken geldt als indicator. • De tekstkenmerken zijn onderverdeeld in een aantal rubrieken naargelang de vaardigheid. ‘Onderwerp’, ‘taalgebruikssituatie’, ‘structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid’ en ‘woordenschat en taalvariëteit’ zijn gemeenschappelijk voor de vijf vaardigheden. Voor luisteren, spreken en mondelinge interactie wordt ook de categorie ‘verstaanbaarheid’ opgenomen, voor lezen en schrijven de categorie ‘uiterlijke tekstkenmerken’. De bepaling van de tekstkenmerken per niveau vertoont een grote parallellie over de vaardigheden heen, maar de specifieke invulling hangt samen met de eigenheid van de vaardigheid. • De basiscompetenties in de vorm van een taaltaak worden bij de receptieve vaardigheden lezen en luisteren geordend volgens thema’s die in de eerste kolom van de verticale as van de matrix staan opgelijst. Deze thema’s zijn geen basiscompetenties, maar inhoudelijke kapstokken waaraan de basiscompetenties worden opgehangen. Bij de productieve vaardigheden schrijven en spreken en bij mondelinge interactie worden de basiscompetenties volgens teksttypes geordend. De taaltaak vormt samen met de tekstkenmerken één basiscompetentie. Ze zijn niet afzonderlijk selecteerbaar. Iedere taaltaak kan wel aan elk niveau van tekstkenmerken worden gekoppeld . • De taalstrategieën gelden per vaardigheid als één basiscompetentie. Een cursist moet ze kunnen toepassen in functie van een bepaalde taaltaak met de daarbij horende tekstkenmerken. De taalstrategieën moeten naargelang van de taaltaak geselecteerd worden. • Onder taaltechnische vaardigheden worden ondersteunende kennis en vaardigheden opgenomen die een cursist moet kennen en kunnen gebruiken in functie van een bepaalde taaltaak, met de daarbij horende tekstkenmerken. De taaltechnische vaardigheden gelden per vaardigheid als één basiscompetentie. Ze moeten naargelang van de taaltaak geselecteerd worden. • De basiscompetenties zijn in de matrix in een logische volgorde opgenomen. Aangezien het een matrix betreft, worden de basiscompetenties niet in die volgorde aangeboden. Ze worden geselecteerd naargelang van de noden van de cursist. • De basiscompetenties ‘Nederlands’ moeten bereikt worden. Meer uitleg over de visie en opbouw van de matrix kan teruggevonden worden in de uitgangspunten. Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 2 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
1.2.
23 december 2011
Lezen
TEKSTKENMERKEN Onderwerp - Mate van vertrouwdheid -
Perspectiefneming
-
Aard van de kennisdomeinen
Taalgebruikssituatie - Ruis - Aard van de bronteksten of opdrachtsomschrijvingen - Ondersteuning
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid - Lengte en Informatiedichtheid
NIVEAU A
NIVEAU B
NIVEAU C
Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature of het toelatingsexamen. Ze kunnen zowel vertrouwd als geheel nieuw zijn voor de leerder. Er wordt een beschouwend perspectief De onderwerpen zijn De onderwerpen zijn ingenomen met bredere theoretische werkelijkheidsgebonden, maar werkelijkheidsgebonden en worden abstrahering komt voor. Theorie wordt kadering. meestal gesitueerd. gebruikt als onderbouwing van de praktijk. De kennisdomeinen hebben betrekking De kennisdomeinen hebben betrekking De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, op handelingsgebonden feiten, op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De procedures, begrippen en principes die procedures, begrippen en principes en theoretische koppeling is relatief aan abstracte begrippen en op abstracte begrippen en beperkt. begrippenkaders kunnen gekoppeld begrippenkaders (taxonomieën). worden. Toepassen van motorische en Toepassen van meer complexe en Toepassen van geïntegreerde cognitieve vaardigheden komt aan bod. motorische en cognitieve vaardigheden specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod. komt aan bod. Ruis is mogelijk. De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek – ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken. Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken. De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van uitgevoerd. De leerder neemt hierbij uitgevoerd, met beperkt initiatief van initiatief van de leerder. tot op zekere hoogte zelf initiatief. de leerder.
De teksten hebben de lengte die het
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
De teksten hebben de lengte die het
De teksten hebben de lengte die het Pagina 3 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
-
Structuur en samenhang
De teksten hebben een heldere en expliciete structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen zijn relatief eenvoudig en worden duidelijk aangegeven.
doel ervan vereist. Er zijn geen beperkingen qua lengte van de teksten. De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten hebben een heldere structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms moeilijk, maar worden dan duidelijk aangegeven.
-
Zinsstructuur
De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen.
Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor.
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
doel ervan vereist. Er worden niet te veel gegevens in kort bestek aangeboden. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Woordenschat en taalvariëteit - Taalvariëteit en register
-
Woordenschat
Uiterlijke tekstkenmerken
doel ervan vereist. Er zijn geen beperkingen qua lengte van de teksten. De informatiedichtheid kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten hebben een heldere structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. Moeilijke verbanden en denkstappen worden duidelijk aangegeven. Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn. Complex samengestelde zinnen komen voor. Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal Concreet en abstract taalgebruik komt voor. In toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
De vormgeving is aangepast aan de conventies van het teksttype.
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 4 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming TAALTAAK (Drager: digitaal en niet-digitaal) THEMA De hoofdgedachte en de gedachtegang
Hoofd- , bijzaken en details
Het zoeken van informatie
23 december 2011
De cursist kan in teksten met bovenstaande tekstkenmerken BC 001 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in studieteksten en vakliteratuur BC 002 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in journalistieke teksten BC 003 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in populairwetenschappelijke teksten BC 004 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in correspondentie BC 005 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC 006 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in contracten BC 007 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in instructies BC 008 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in examenvragen BC 009 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in vacatures BC 010 - hoofd- , bijzaken en details onderscheiden in studieteksten en vakliteratuur BC 011 - hoofd- , bijzaken en details onderscheiden in journalistieke teksten BC 012 - hoofd-, bijzaken en details onderscheiden in populairwetenschappelijke teksten BC 013 - hoofd-, bijzaken en details onderscheiden in aankondigen BC 014 - hoofd- ,bijzaken en details onderscheiden in contracten BC 015 - hoofd- , bijzaken en details onderscheiden in instructies BC 016 - hoofd- , bijzaken en details onderscheiden in examenvragen BC 017 - hoofd- , bijzaken en details onderscheiden in vacatures BC 018 - informatie zoeken in studieteksten en vakliteratuur BC 019 - informatie zoeken in journalistieke teksten BC 020 - informatie zoeken in populairwetenschappelijke teksten BC 021 - informatie zoeken in naslagwerken BC 022 - informatie zoeken in correspondentie BC 023 - informatie zoeken in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC 024 - informatie zoeken in formulieren BC 025 - informatie zoeken in contracten BC 026 - informatie zoeken in instructies
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 5 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
BC 027 - informatie zoeken in grafische voorstellingen BC 028 - informatie zoeken in examenvragen BC 029 - informatie zoeken in vacatures Het ordenen van informatie BC 030 - informatie uit studieteksten en vakliteratuur ordenen BC 031 - informatie uit journalistieke teksten ordenen BC 032 - informatie uit populairwetenschappelijke teksten ordenen BC 033 - informatie uit aankondigingen ordenen BC 034 - informatie uit contracten ordenen BC 035 - informatie uit instructies ordenen BC 036 - informatie uit examenvragen ordenen BC 037 - informatie uit vacatures ordenen Het vergelijken van informatie met eigen kennis en BC 038 - informatie uit studieteksten en vakliteratuur vergelijken met eigen kennis en met andere informatie met andere informatie BC 039 - informatie uit journalistieke teksten vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 040 - informatie uit populairwetenschappelijke teksten vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 041 - informatie uit naslagwerken vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 042 - informatie uit correspondentie vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 043 - informatie uit aankondigingen vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 044 - informatie uit formulieren vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 045 - informatie uit contracten vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 046 - informatie uit instructies vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 047 - informatie uit grafische voorstellingen vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 048 - informatie uit examenvragen vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 049 - informatie uit vacatures vergelijken met eigen kennis en met andere informatie Het beoordelen van informatie op BC 050 - informatie uit studieteksten en vakliteratuur op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC 051 - informatie uit journalistieke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 052 - informatie uit populairwetenschappelijke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 053 - informatie uit naslagwerken op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 054 - informatie uit correspondentie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT Pagina 6 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Het trekken van een conclusie
23 december 2011 BC 055 - informatie uit aankondigingen op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 056 - informatie uit formulieren op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 057 - informatie uit contracten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 058 - informatie uit instructies op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 059 - informatie uit grafische voorstellingen op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 060 - informatie uit vacatures op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 061 - een conclusie trekken uit studieteksten en vakliteratuur BC 062 - een conclusie trekken uit journalistieke teksten BC 063 - een conclusie trekken uit populairwetenschappelijke teksten BC 064 - een conclusie trekken uit correspondentie BC 065 - een conclusie trekken uit grafische voorstellingen
STRATEGIEEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 066 • zich oriënteren op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis • zijn manier van lezen afstemmen op het leesdoel • hypothesen vormen of bijstellen over de inhoud en bedoeling van de tekst • zich blijven concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt • gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst • digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden raadplegen • de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden • de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen afleiden uit de context • relevante informatie aanduiden • het voorlopige resultaat monitoren en indien nodig bijstellen • het resultaat beoordelen in het licht van het leesdoel
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 7 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 067 • met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm rekening houden • tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes onderscheiden • doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen onderscheiden en ermee rekening houden • registers herkennen en inschatten • conventies van teksttypes herkennen en inschatten • conventionele ordeningspatronen van teksttypes herkennen en inschatten • verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot herkennen en begrijpen • structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden herkennen en inschatten • de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde herkennen en begrijpen • feit en mening herkennen en inschatten • stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie herkennen en begrijpen • drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie herkennen en ermee rekening houden • aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel herkennen en inschatten • zinsstructuren herkennen en inschatten • elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties herkennen en inschatten • interpunctie herkennen en inschatten • relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal herkennen en begrijpen • figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen herkennen en inschatten
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 8 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
1.3.
Luisteren
TEKSTKENMERKEN Onderwerp - Mate van vertrouwdheid -
Perspectiefneming
-
Aard van de kennisdomeinen
Taalgebruikssituatie - Mate van ruis - Aard van de brontekst -
23 december 2011
Ondersteuning
NIVEAU A
NIVEAU B
NIVEAU C
Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature of het toelatingsexamen. Ze kunnen zowel vertrouwd als geheel nieuw zijn voor de leerder. Er wordt een beschouwend perspectief De onderwerpen zijn De onderwerpen zijn ingenomen met bredere theoretische werkelijkheidsgebonden, maar werkelijkheidsgebonden en worden abstrahering komt voor. Theorie wordt kadering. meestal gesitueerd. gebruikt als onderbouwing van de praktijk. De kennisdomeinen hebben betrekking De kennisdomeinen hebben betrekking De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, op handelingsgebonden feiten, op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De procedures, begrippen en principes die procedures, begrippen en principes en theoretische koppeling is aan abstracte begrippen en op abstracte begrippen en relatiefbeperkt. begrippenkaders kunnen gekoppeld begrippenkaders (taxonomieën). worden. Toepassen van motorische en Toepassen van meer complexe en Toepassen van geïntegreerde cognitieve vaardigheden komt aan bod . motorische en cognitieve vaardigheden specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod. komt aan bod. Ruis is mogelijk. De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek – ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken. Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken. De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot uitgevoerd, met een grote mate van uitgevoerd, met beperkt initiatief van initiatief van de leerder. op zekere hoogte zelf initiatief. de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 9 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming -
Lengte en informatiedichtheid
-
Structuur en samenhang
-
Zinsstructuur
Woordenschat en taalvariëteit - Taalvariëteit en register
-
Woordenschat
Verstaanbaarheid - Tempo en vlotheid
23 december 2011 Teksten van 30 minuten komen voor, ook als er geen interactie mogelijk is.
Teksten van 30 minuten komen voor, ook als er geen interactie mogelijk is.
De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten hebben een heldere structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms moeilijk, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De informatiedichtheid kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal Concreet en abstract taalgebruik komt voor. In toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Er wordt in een normaal tempo gesproken.
Er wordt overwegend in een normaal tempo gesproken, maar een hoog
Het spreektempo ligt regelmatig hoog.
Teksten langer dan 15 -20 minuten kunnen, mits enige interactie mogelijk is. Er worden niet te veel gegevens in kort bestek aangeboden. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten hebben een heldere en expliciete structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen zijn relatief eenvoudig en worden duidelijk aangegeven. De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen.
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
De teksten hebben een heldere structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. Moeilijke verbanden en denkstappen worden duidelijk aangegeven. Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn. Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor.
Pagina 10 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
-
Uitspraak en accent Articulatie en intonatie
23 december 2011
tempo is af en toe mogelijk. De uitspraak is voldoende duidelijk. Uitspraak en accent staan de verstaanbaarheid niet in de weg. Duidelijke articulatie en intonatie
TAALTAAK (Drager: digitaal en niet-digitaal, met beeld en zonder) THEMA De cursist kan in teksten met bovenstaande tekstkenmerken De hoofdgedachte en de gedachtegang
Hoofd-, bijzaken en details
Het zoeken van informatie
Het ordenen van informatie
BC 068 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in mondeling aangeboden studieteksten BC 069 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in mondeling aangeboden journalistieke teksten BC 070 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten BC 071 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC 072 - de hoofdgedachte achterhalen en de gedachtegang volgen in instructies BC 073 - hoofd-, bijzaken en details onderscheiden in mondeling aangeboden studieteksten BC 074 - hoofd-, bijzaken en details onderscheiden in mondeling aangeboden journalistieke teksten BC 075 - hoofd-, bijzaken en details onderscheiden in mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten BC 076 - hoofd-, bijzaken en details onderscheiden in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC 077 - hoofd-, bijzaken en details onderscheiden in instructies BC 078 - informatie zoeken in mondeling aangeboden studieteksten BC 079 - informatie zoeken in mondeling aangeboden journalistieke teksten BC 080 - informatie zoeken in mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten BC 081 - informatie zoeken in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC 082 - informatie zoeken in instructies BC 083 - informatie uit mondeling aangeboden studieteksten ordenen BC 084 - informatie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten ordenen BC 085 - informatie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten ordenen BC 086 - informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal ordenen
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 11 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Het vergelijken van informatie met eigen kennis en met andere informatie
Het beoordelen van informatie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
Het trekken van een conclusie
23 december 2011 BC 087 - informatie uit instructies ordenen BC 088 - informatie uit mondeling aangeboden studieteksten vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 089 - informatie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 090 - informatie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 091 - informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 092 - informatie uit instructies vergelijken met eigen kennis en met andere informatie BC 093 - informatie uit mondeling aangeboden studieteksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 094 - informatie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 095 - informatie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 096 - informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 097 - informatie uit instructies op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen BC 098 - een conclusie trekken uit mondeling aangeboden studieteksten BC 099 - een conclusie trekken uit mondeling aangeboden journalistieke teksten BC 100 - een conclusie trekken uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten
STRATEGIEEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 101 • zich oriënteren op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis • zijn manier van luisteren afstemmen op het luisterdoel • hypothesen vormen of bijstellen over de inhoud en bedoeling van de tekst • zich blijven concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 12 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming • • • • • • • •
23 december 2011
zeggen dat hij iets niet begrijpt en vragen wat iets betekent gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst vragen om langzamer te spreken, iets te herhalen de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen afleiden uit de context relevante informatie in kernwoorden noteren het voorlopige resultaat monitoren en indien nodig bijstellen het resultaat beoordelen in het licht van het luisterdoel
TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 102 • met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm rekening houden • tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes onderscheiden • doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren onderscheiden en ermee rekening houden • registers herkennen en inschatten • conventies van teksttypes herkennen en inschatten • conventionele ordeningspatronen van teksttypes herkennen en inschatten • verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot herkennen en begrijpen • structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden herkennen en inschatten • de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde herkennen en begrijpen • feit en mening herkennen en inschatten • stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie herkennen en begrijpen • drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie herkennen en inschatten • aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel herkennen en inschatten • zinsstructuren herkennen en inschatten • intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo herkennen en inschatten • non-verbaal gedrag herkennen en inschatten • relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal herkennen en begrijpen Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT Pagina 13 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming •
23 december 2011
figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen herkennen en inschatten
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 14 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
1.4.
Mondelinge interactie
TEKSTKENMERKEN Onderwerp - Mate van vertrouwdheid
NIVEAU A
NIVEAU B
NIVEAU C
Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is voldoende bekend met het onderwerp.
Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is in zekere mate vertrouwd met het onderwerp en voegt nieuwe informatie toe. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden. Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De onderwerpen kunnen vrij nieuw zijn.
-
Perspectiefneming
De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd.
-
Aard van de kennisdomeinen
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatief beperkt. Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie - Mate van ruis - Aard van de brontekst -
23 december 2011
Ondersteuning
Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën). Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Ruis is mogelijk. De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek – ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken. Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken. De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 15 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid - Lengte en informatiedichtheid
-
-
Structuur en samenhang
Zinsstructuur
Woordenschat en taalvariëteit - Taalvariëteit en register
23 december 2011
uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder.
uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot uitgevoerd, met een grote mate van op zekere hoogte zelf initiatief. initiatief van de leerder.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist . Er worden niet te veel gegevens in één keer aangeboden. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten vertonen een zekere samenhang met aandacht voor hoofden bijzaken. De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn relatief eenvoudig en worden meestal duidelijk aangegeven.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist . De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten vertonen een heldere samenhang met aandacht voor hoofden bijzaken. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms vrij complex, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen. Aarzelingen en fouten in de zinsbouw komen voor.
Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor. Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen.
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist . De informatiedichtheid kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten vertonen een heldere samenhang. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen kunnen complex zijn, maar worden dan duidelijk aangegeven. Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn. Meervoudig samengestelde en complexe zinnen komen voor. Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar worden verbeterd. Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal Pagina 16 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming -
Woordenschat
De deelnemer beschikt over voldoende woorden om de communicatiepartner te begrijpen en zich adequaat uit te drukken over zaken uit het dagelijkse leven en het vakgebied. Variatie in het woordgebruik is eerder beperkt Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
Verstaanbaarheid - Tempo en vlotheid
-
Uitspraak en accent
-
Articulatie en intonatie
TAALTAAK (Drager: digitaal en niet-digitaal) TEKSTTYPE Een discussie
Er wordt in een normaal tempo gesproken, maar bij de deelnemer kunnen spreekpauzes voorkomen. Er wordt rustig gesproken.
23 december 2011 De deelnemer beschikt over een ruime woordenschat om de communicatiepartner te begrijpen en zich adequaat uit te drukken over algemene onderwerpen en het vakgebied. Er is variatie in het woordgebruik. Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
De deelnemer beschikt over een ruime woordschat om de communicatieparner te begrijpen en zich adequaat uit te drukken over het vakgebied en andere onderwerpen. Er is variatie in het woordgebruik.
Er wordt overwegend in een normaal tempo gesproken, maar een hoger tempo komt voor. Er wordt overwegend vlot en vloeiend gesproken.
Het spreektempo ligt regelmatig hoog.
Concreet en abstract taalgebruik komt voor. Er is in toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Er wordt vlot en vloeiend gesproken.
De uitspraak is voldoende duidelijk. Uitspraak en accent staan de verstaanbaarheid niet in de weg. Duidelijke articulatie en intonatie
De cursist kan in teksten met bovenstaande tekstkenmerken BC 103 - verschillende rollen op zich nemen in een discussie BC 104 - de gedachtegang volgen in een discussie BC 105 - hoofd- en bijzaken onderscheiden in een discussie BC 106 - vragen stellen en beantwoorden in een discussie BC 107 - een bijdrage leveren en op die van de communicatiepartner reageren in een discussie BC 108 - gevoelens en persoonlijke ervaringen uitdrukken en op die van de communicatiepartner reageren in een discussie
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 17 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Een werkvergadering
Een onderwijsleergesprek
Een interview
23 december 2011
BC 109 - een eigen mening verdedigen en consensus nastreven in een discussie BC 110 - informatie in een discussie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en erop reageren BC 111 - een conclusie trekken en formuleren in een discussie BC 112 - verschillende rollen op zich nemen in een werkvergadering BC 113 - de gedachtegang volgen in een werkvergadering BC 114 - hoofd- en bijzaken onderscheiden in een werkvergadering BC 115 - vragen stellen en beantwoorden in een werkvergadering BC 116 - een bijdrage leveren en op die van de communicatiepartner reageren in een werkvergadering BC 117 - gevoelens en persoonlijke ervaringen uitdrukken en op die van de communicatiepartner reageren in een werkvergadering BC 118 - een eigen mening verdedigen en consensus nastreven in een werkvergadering BC 119 - informatie in een werkvergadering op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en erop reageren BC 120 - een conclusie trekken en formuleren in een werkvergadering BC 121 - de gedachtegang volgen in een onderwijsleergesprek BC 122 - hoofd- en bijzaken onderscheiden in een onderwijsleergesprek BC 123 - vragen stellen en beantwoorden in een onderwijsleergesprek BC 124 - een bijdrage leveren en op die van de communicatiepartner reageren in een onderwijsleergesprek BC 125 - gevoelens en persoonlijke ervaringen uitdrukken en op die van de communicatiepartner reageren in een onderwijsleergesprek BC 126 - informatie in een onderwijsleergesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en erop reageren BC 127 - een conclusie trekken en formuleren in een onderwijsleergesprek BC 128 - de rol van gespreksleider op zich nemen in een interview BC 129 - de gedachtegang volgen in een interview BC 130 - hoofd- en bijzaken onderscheiden in een interview BC 131 - vragen, ook verhelderings- en bijvragen stellen, beantwoorden en toelichten in een interview BC 132 - gevoelens en persoonlijke ervaringen uitdrukken en op die van de communicatiepartner reageren in een interview BC 133 - informatie in een interview op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en erop reageren BC 134 - vragen in een interview op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en erop reageren
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 18 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Een begeleidingsgesprek
Een examen- en een beoordelingsgesprek
Een sollicitatiegesprek
23 december 2011
BC 135 - een conclusie trekken en formuleren in een interview BC 136 - de gedachtegang volgen in een begeleidingsgesprek BC 137 - hoofd- en bijzaken onderscheiden in een begeleidingsgesprek BC 138 - vragen stellen en beantwoorden in een begeleidingsgesprek BC 139 - een bijdrage leveren en op die van de communicatiepartner reageren in een begeleidingsgesprek BC 140 - gevoelens en persoonlijke ervaringen uitdrukken en op die van de communicatiepartner reageren in een begeleidingsgesprek BC 141 - informatie in een begeleidingsgesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en erop reageren BC 142 - vragen in een begeleidingsgesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en erop reageren BC 143 - een conclusie trekken en formuleren in een begeleidingsgesprek BC 144 - hoofd- en bijzaken onderscheiden in een examen- en een beoordelingsgesprek BC 145 - vragen, ook verhelderings- en bijvragen stellen en die van de communicatiepartner beantwoorden in een examen- en een beoordelingsgesprek BC 146 - gevoelens en persoonlijke ervaringen uitdrukken en op die van de communicatiepartner reageren in een examen- en een beoordelingsgesprek BC 147 - hoofd- en bijzaken onderscheiden in een sollicitatiegesprek BC 148 - vragen, ook verhelderings- en bijvragen stellen en die van de communicatiepartner beantwoorden in een sollicitatiegesprek BC 149 - informatie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en erop reageren in een sollicitatiegesprek BC 150 - vragen op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en erop reageren in een sollicitatiegesprek BC 151 - gevoelens en persoonlijke ervaringen uitdrukken en op die van de communicatiepartner reageren in een sollicitatiegesprek
STRATEGIEEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 152 Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 19 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming • • • • • • • • • • • •
23 december 2011
zich oriënteren op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis zijn manier van luisteren afstemmen op het luisterdoel hypothesen vormen of bijstellen over de inhoud en bedoeling van de tekst zich blijven concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of even goed kan uitdrukken zeggen dat hij iets niet begrijpt en vragen wat iets betekent gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst vragen om langzamer te spreken, iets te herhalen de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen afleiden uit de context relevante informatie in kernwoorden noteren het voorlopige resultaat monitoren en indien nodig bijstellen het resultaat beoordelen in het licht van het luisterdoel
TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 153 • met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, beeldscherm rekening houden • tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes onderscheiden • doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren onderscheiden en ermee rekening houden • doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken onderscheiden en ermee rekening houden • registers herkennen, inschatten en passend en consistent gebruiken • conventies van teksttypes herkennen , inschatten en ermee rekening houden • conventionele ordeningspatronen van teksttypes herkennen en toepassen • verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot herkennen, begrijpen en uitdrukken • de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde, herkennen, begrijpen en adequaat uitdrukken • structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden herkennen, inschatten en ervan gebruikmaken • feit en mening herkennen, inschatten en adequaat uitdrukken • stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie herkennen, begrijpen en adequaat uitdrukken Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 20 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming • • • • • • •
23 december 2011
drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie herkennen en inschatten, onderscheiden en ermee rekening houden aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel … herkennen, inschatten en adequaat uitdrukken zinsstructuren herkennen, inschatten en passend gebruiken intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo herkennen, inschatten en passend gebruiken non-verbaal gedrag herkennen, inschatten en er passend gebruik van maken relevante academische taal en vaktaal (woorden, formuleringswijzen) herkennen, begrijpen en ervan gebruikmaken figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen herkennen, inschatten en adequaat gebruiken
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 21 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
1.5.
23 december 2011
Schrijven
TEKSTKENMERKEN Onderwerp - Mate van vertrouwdheid
-
Perspectiefneming
-
Aard van de kennisdomeinen
Taalgebruikssituatie - Ruis - Aard van de bronteksten of opdrachtsomschrijvingen - Ondersteuning
NIVEAU A Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is voldoende bekend met het onderwerp.
NIVEAU B
Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is in zekere mate vertrouwd met het onderwerp en voegt nieuwe informatie toe. De onderwerpen zijn De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar werkelijkheidsgebonden en worden abstrahering komt voor. Theorie wordt meestal gesitueerd. gebruikt als onderbouwing van de praktijk. De kennisdomeinen hebben betrekking De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en theoretische koppeling is relatief begrippenkaders kunnen gekoppeld beperkt. worden. Toepassen van geïntegreerde Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod . motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
NIVEAU C Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De onderwerpen kunnen vrij nieuw zijn.
Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën). Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Ruis is mogelijk. De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek – ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken. Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken. De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 22 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid - Lengte en informatiedichtheid
-
Structuur en samenhang
-
Zinsstructuur
Woordenschat en taalvariëteit - Taalvariëteit en register
23 december 2011
uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder.
uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot uitgevoerd, met een grote mate van op zekere hoogte zelf initiatief. initiatief van de leerder.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist . Er worden niet te veel gegevens in kort bestek aangeboden. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten hebben een heldere en expliciete structuur die in overeenstemming is met de conventies van het teksttype. De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen zijn relatief eenvoudig en worden duidelijk aangegeven. De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist . De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten hebben een heldere en expliciete structuur die in overeenstemming is met de conventies van het teksttype. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms moeilijk, maar worden dan duidelijk aangegeven. Meervoudig samengestelde zinnen komen voor.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist . De informatiedichtheid in de tekst kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten hebben een heldere en expliciete structuur die in overeenstemming is met de conventies van het teksttype. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen kunnen complex zijn, maar worden dan duidelijk aangegeven. Complex samengestelde zinnen komen voor.
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 23 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming -
Woordenschat
De schrijver beschikt over voldoende woorden om zich adequaat uit te drukken over zaken uit het dagelijkse leven en het vakgebied. Variatie in het woordgebruik is eerder beperkt. Voornamelijk concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
Uiterlijke tekstkenmerken
23 december 2011 De schrijver beschikt over een ruime woordenschat om zich adequaat uit te drukken over algemene onderwerpen en het vakgebied. Er is variatie in het woordgebruik. Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
De schrijver beschikt over een ruime woordschat om zich adequaat uit te drukken over het vakgebied en andere onderwerpen. Er is variatie in het woordgebruik. Concreet en abstract taalgebruik komt voor. Er is in toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
De vormgeving is aangepast aan de conventies van het teksttype.
TAALTAAK (Drager: digitaal en niet-digitaal) TEKSTTYPES De cursist kan in teksten met bovenstaande tekstkenmerken Notities
voor zichzelf en voor medeleerders
Een schema
voor zichzelf en voor medeleerders voor zichzelf, medeleerders en lesgevers voor medeleerders en lesgevers, voor juryleden en examinatoren voor medeleerders en lesgevers, voor stageaanbieders, juryleden en examinatoren
Een samenvatting
Een verslag van een activiteit
BC 154 - notities maken in de vorm van een lijst met de belangrijke punten die voldoende precies zijn geformuleerd voor gebruik op een later tijdstip BC 155 - notities maken die de inhouden en hun onderling verband nauwkeurig en waarheidsgetrouw weergeven BC 156 - Informatie schematisch weergeven aan de hand van een sjabloon of een vastgestelde standaard BC 157 - informatie weergeven in een zelf opgebouwd schema BC 158 - informatie uit één bron samenvatten
BC 159 - informatie uit meerdere bronnen samenvatten
BC 160 - een uitgevoerde activiteit in een verslag getrouw beschrijven BC 161 - een uitgevoerde activiteit in een gestructureerd verslag weergeven BC 162 - een lopende activiteit in een logboek getrouw bijhouden
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 24 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Een reflectieverslag over een activiteit
voor medeleerders en lesgevers, voor stageaanbieders, juryleden en examinatoren
23 december 2011
BC 163 - een activiteit in een verslag getrouw beschrijven en er aan de hand van opgegeven criteria een onderbouwd oordeel over uitspreken BC 164 - een activiteit in een gestructureerd verslag weergeven en er een onderbouwd oordeel over uitspreken BC 165 - van een lopende activiteit een reflectielogboek bijhouden BC 166 - over een stage-activiteit een reflectieverslag schrijven
Een reflectieverslag over een informatieverwerkingsopdracht
voor medeleerders en lesgevers, voor stageaanbieders, juryleden en examinatoren
Een uiteenzetting
voor medeleerders en lesgevers, voor juryleden en examinatoren
Een betoog
Een voorstelling
BC 167 - informatie uit één bron aan de hand van opgegeven criteria in een verslag verwerken en er een onderbouwd oordeel over uitspreken BC 168 - informatie uit meerdere bronnen in een gestructureerd verslag verwerken en aan de hand van opgegeven criteria er een onderbouwd oordeel over uitspreken BC 169 - informatie uit meerdere bronnen in een gestructureerd verslag verwerken en er op basis van eigen criteria een onderbouwd oordeel over uitspreken BC 170 - een idee uiteenzetten en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen BC 171 - een plan uiteenzetten en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen BC 172 - een uiteenzetting schrijven en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen
voor medeleerders en lesgevers, voor juryleden en examinatoren
BC 173 - een argument uitwerken en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen
voor medeleerders en lesgevers, voor juryleden en examinatoren
BC 176 - bij een mondelinge presentatie een voorstelling maken die de aandacht gaande houdt
BC 174 - een standpunt en/of stellingname uitwerken en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen BC 175 - een betoog schrijven en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen
BC 177 - een voorstelling maken die een mondelinge presentatie in al zijn aspecten ondersteunt BC 178 - een mondelinge presentatie uitschrijven
Een instructie
voor medeleerders
BC 179 - een instructie schrijven
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 25 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Correspondentie
Een evaluatiedocument Een examenantwoord
Een formulier
Een curriculum vitae (cv) Een werkstuk
met medeleerders en lesgevers, voor externen, stageaanbieders, juryleden en administratoren voor stageaanbieders, en werkgevers voor medeleerders voor medeleerders en lesgevers, juryleden en examinatoren voor lesgevers, juryleden en examinatoren voor medeleerders en lesgevers, voor externen, stageaanbieders en administratoren voor stage-aanbieders en werkgevers voor lesgevers, voor externen en stageaanbieders voor stageaanbieders, en werkgevers voor medeleerders en lesgevers, voor
23 december 2011
BC 180 - een zakelijke correspondentie voeren
BC 181 - een sollicitatiebrief opstellen
BC 182 - de afspraken en procedures van een gezamenlijk uit te voeren opdracht communiceren BC 183 - een zelfbeoordeling schrijven BC 184 - een zelfbeoordelend logboek bijhouden BC 185 - een beoordeling van een medeleerder schrijven BC 186 - een antwoord geven op een reproductieve of productieve geslotenboekvraag BC 187 - een antwoord geven op een openboekvraag BC 188 - een antwoord geven op een casusvraag BC 189 - een formulier invullen
BC 190 - een sollicitatieformulier invullen BC 191 - een vragenlijst of een enquête invullen
BC 192 - een cv opstellen BC 193 - een cv opstellen binnen een gegeven kader BC 194 - een cv opstellen in functie van een specifieke vacature BC 195 - de verschillende teksttypes die van een werkstuk deel uitmaken in een gestructureerd en overzichtelijk geheel integreren
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 26 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming externen, juryleden en examinatoren
23 december 2011
BC 196 - in een al dan niet gemeenschappelijke schrijftaak voor talige afstemming zorgen
STRATEGIEEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 197 • zich oriënteren op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer • zijn manier van schrijven afstemmen op het schrijfdoel en de lezer • zich blijven concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken • een schrijfplan opstellen • van een model gebruik maken • digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden raadplegen en rekening houden met de consequenties ervan • een passende lay-out gebruiken • de eigen tekst nakijken • bij een gemeenschappelijke schrijftaak talige afspraken maken, elkaars inbreng in de tekst benutten, evalueren, corrigeren en redigeren • met de conventies van geschreven taal rekening houden • het voorlopige resultaat monitoren en indien nodig bijstellen • het resultaat beoordelen in het licht van het schrijfdoel
TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 198 • met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm rekening houden • tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes onderscheiden • doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven onderscheiden en ermee rekening houden • registers passend en consistent gebruiken • met conventies van teksttypes rekening houden • conventionele ordeningspatronen van teksttypes toepassen Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 27 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming • • • • • • • • • • • • •
23 december 2011
verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot uitdrukken van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden gebruikmaken de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uitdrukken feit en mening adequaat uitdrukken stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uitdrukken drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie onderscheiden en ermee rekening houden aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uitdrukken zinsstructuren passend gebruiken elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties … passend gebruiken spellingsregels toepassen en interpunctie passend gebruiken van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal gebruikmaken figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat gebruiken een bibliografie opstellen
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 28 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
1.6.
Spreken
TEKSTKENMERKEN Onderwerp - Mate van vertrouwdheid
-
Perspectiefneming
-
Aard van de kennisdomeinen
Taalgebruikssituatie - Mate van ruis - Aard van de brontekst -
23 december 2011
Ondersteuning
NIVEAU A Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder voldoende bekend met het onderwerp.
NIVEAU B
Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is in zekere mate vertrouwd met het onderwerp en voegt nieuwe informatie toe. De onderwerpen zijn De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar werkelijkheidsgebonden en worden abstrahering komt voor. Theorie wordt meestal gesitueerd. gebruikt als onderbouwing van de praktijk. De kennisdomeinen hebben betrekking De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en theoretische koppeling is relatief begrippenkaders kunnen gekoppeld beperkt. worden. Toepassen van geïntegreerde Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod . motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
NIVEAU C Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De onderwerpen kunnen vrij nieuw zijn.
Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën). Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Ruis is mogelijk. De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek – ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken. Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken. De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig geboden context zelfstandig
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 29 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid - Lengte en informatiedichtheid
-
-
Structuur en samenhang
Zinsstructuur
23 december 2011
uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder.
uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot uitgevoerd, met een grote mate van op zekere hoogte zelf initiatief. initiatief van de leerder.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist . Er worden niet te veel gegevens in één keer aangeboden. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten vertonen een zekere samenhang met aandacht voor hoofden bijzaken. De tekststructuur komt overeen met de conventies van het teksttype. De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn relatief eenvoudig en worden meestal duidelijk aangegeven.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist . De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten vertonen een heldere samenhang met aandacht voor hoofden bijzaken. De teksten hebben een heldere structuur in overeenstemming met de conventies van het teksttype. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms vrij complex, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen. Aarzelingen en fouten in de zinsbouw komen voor.
Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor. Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen.
Woordenschat en taalvariëteit Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist . De informatiedichtheid kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten vertonen een heldere samenhang. De teksten hebben een heldere structuur in overeenstemming met de conventies van het teksttype . De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. Verbanden en denkstappen kunnen complex zijn, maar worden dan duidelijk aangegeven. Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn. Meervoudig samengestelde en complexe zinnen komen voor. Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar worden verbeterd.
Pagina 30 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming -
Taalvariëteit en register
-
Woordenschat
Verstaanbaarheid - Tempo en vlotheid
-
Uitspraak en accent
-
Articulatie en intonatie
23 december 2011
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal De spreker beschikt over voldoende woorden om zich adequaat uit te drukken over zaken uit het dagelijkse leven en het vakgebied. Variatie in het woordgebruik is eerder beperkt. Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal De spreker beschikt over een ruime woordenschat om zich adequaat uit te drukken over algemene onderwerpen en het vakgebied. Er is variatie in het woordgebruik. Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
Standaardnederlands Academisch taalgebruik Vakgebonden taal De spreker beschikt over een ruime woordschat om zich adequaat uit te drukken over het vakgebied en andere onderwerpen. Er is variatie in het woordgebruik. Concreet en abstract taalgebruik komt voor. Er is in toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Er wordt in een normaal tempo gesproken, maar spreekpauzes komen voor. Er wordt rustig gesproken.
Er wordt overwegend in een normaal tempo gesproken, maar een hoger tempo komt voor. Er wordt overwegend vlot en vloeiend gesproken.
Het spreektempo ligt regelmatig hoog.
Er wordt vlot en vloeiend gesproken.
De uitspraak is voldoende duidelijk. Uitspraak en accent staan de verstaanbaarheid niet in de weg. Duidelijke articulatie en intonatie
TAALTAAK (Drager: digitaal en niet-digitaal) TEKSTTYPES De cursist kan in een tekst met bovenstaande tekstkenmerken (Drager: digitaal en niet-digitaal) een presentatie voor medeleerders en BC 199 - een activiteit getrouw voorstellen lesgevers, voor BC 200 - een activiteit gestructureerd voorstellen juryleden en BC 201 - een activiteit met een onderbouwde beoordeling ervan voorstellen examinatoren BC 202 - informatie uit één bron getrouw voorstellen Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 31 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Een instructie
voor medeleerders
23 december 2011
BC 203 - informatie uit meerdere bronnen gestructureerd voorstellen BC 204 - informatie uit meerdere bronnen met een beoordeling voorstellen BC 205 - over een eigen werkstuk een presentatie houden BC 206 - over een stage-activiteit een presentatie houden BC 207 - tijdens een presentatie indien nodig van de voorbereide inhoud afwijken en er naar terugkeren BC 208 - bij een demonstratie uitleg geven BC 209 - een idee uiteenzetten en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen BC 210 - een plan uiteenzetten en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen BC 211 - een uiteenzetting houden en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen BC 212 - een argument uiteenzetten en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen BC 213 - een standpunt en/of stellingname uiteenzetten en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen BC 214 - een betoog houden en daarbij alle relevante aspecten aan bod laten komen BC 215 - vragen naar aanleiding van een presentatie beantwoorden BC 216 - een instructie geven BC 217 - vragen naar aanleiding van een instructie beantwoorden
STRATEGIEEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 218 • zich oriënteren op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar • zijn manier van spreken afstemmen op het spreekdoel en de luisteraar • zich blijven concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken • een spreekplan opstellen • gebruikmaken van non-verbaal gedrag • gebruikmaken van ondersteunend visueel en auditief materiaal • ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap overbrengen • bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken maken, elkaars inbreng in de tekst benutten, evalueren, corrigeren en redigeren • het resultaat beoordelen in het licht van het spreekdoel • het resultaat bijstellen Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 32 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN De cursist kan om bovenstaande taaltaken uit te voeren BC 219 • met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm rekening houden • tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes onderscheiden • doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken onderscheiden en ermee rekening houden • registers passend en consistent gebruiken • met conventies van teksttypes rekening houden • conventionele ordeningspatronen van teksttypes toepassen • verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uitdrukken • van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden gebruikmaken • de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uitdrukken • feit en mening adequaat uitdrukken • stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uitdrukken • drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie onderscheiden en ermee rekening houden • aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uitdrukken • zinsstructuren passend gebruiken • intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend gebruiken • van non-verbaal gedrag passend gebruikmaken • van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal gebruikmaken • figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat gebruiken
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 33 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
2. Leren leren 2.1. Leeswijzer • • • • • •
• • •
•
De basiscompetenties ‘leren leren’ zijn niet gekoppeld aan concrete vakinhouden. Ze worden binnen de inhoud van een vak aangewend en aangeleerd. De matrix wordt van links naar rechts gelezen. In de matrix worden de basiscompetenties geordend op basis van domeinen, dimensies en beheersingsniveaus. De domeinen en dimensies staan in de verticale as van de matrix en zorgen voor een inhoudelijke afbakening en structurering van de basiscompetenties. Leren leren wordt thematisch afgebakend in vijf domeinen: keuzebekwaamheid, omgaan met informatie, probleemoplossen, samenwerken en reguleren van het leerproces. Het laatstgenoemde domein bekleedt een aparte plaats binnen de matrix omdat het steeds in relatie staat tot de andere domeinen. Daarom wordt het als laatste opgenomen. Elk domein telt vier dimensies: affectief, cognitief, psychomotorisch en metacognitief. De eerste drie dimensies worden in elk domein uitgewerkt met basiscompetenties. De dimensie ‘metacognitief’ is echter sterk verbonden met het domein ‘reguleren van het leerproces’. Daarom wordt enkel binnen dit domein de dimensie ‘metacognitief’ uitgewerkt met basiscompetenties. In de andere domeinen wordt bij deze dimensie verwezen naar het domein ‘reguleren van het leerproces’. Daarnaast worden per domein één of twee doelenclusters opgenomen. Dat zijn geen basiscompetenties, maar inhoudelijke kapstokken waaraan de basiscompetenties worden opgehangen. De beheersingsniveaus staan in de horizontale as van de matrix. Deze beheersingsniveaus geven aan wat de mate van kennis, vaardigheden, context, autonomie of verantwoordelijkheid is waarover een leerder beschikt. De moeilijkheidsgraad van de basiscompetenties die per rij geordend zijn, stijgt van links naar rechts. Niet alle basiscompetenties komen in verschillende beheersingsniveaus voor. De basiscompetenties zijn in de matrix in een logische volgorde opgenomen. Aangezien het een matrix betreft, worden deze basiscompetenties niet in die volgorde aangeboden. Ze worden geselecteerd naargelang van de noden van de cursist. Wanneer basiscompetenties een oplopend beheersingsniveau hebben, moet de volgorde wel gerespecteerd worden. De basiscompetentie van het voorafgaande niveau moet bereikt zijn alvorens de basiscompetentie met een hoger beheersingsniveau aan te bieden. De basiscompetenties ‘leren leren’ moeten bereikt worden, tenzij ze voorafgegaan worden door een asterisk (*): die worden nagestreefd.
Meer uitleg over de visie en opbouw van de matrix kan teruggevonden worden in de uitgangspunten.
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 34 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
2.2. Domein 1 – Keuzebekwaamheid Thema’s T 01 – Het keuzeproces op systematische wijze doorlopen
Dimensies Affectief
Cognitief
Psychomotorisch
Metacognitief
Basiscompetenties BC 220 - Erkennen dat een keuze maken nodig is BC 221 - Bereid zijn een keuze te maken BC 222 - Een keuze durven maken BC 223 - Tijdens het keuzeproces rekening houden met de eigen persoonlijkheid BC 224 - Bereid zijn tijdens het keuzeproces rekening te houden met omgevingsfactoren BC 225 - Erkennen dat het maken BC 226 - De consequenties van BC 227 - Tegenover een van een keuze consequenties heeft een gemaakte keuze aanvaarden gemaakte keuze een positieve houding aannemen BC 228 - De keuzebehoefte verhelderen BC 229 - Verschillende stappen in een keuzeproces BC 230 - Elke stap in een keuzeproces analyseren herkennen BC 231 - Verschillende keuzemogelijkheden BC 232 - Keuzemogelijkheden expliciteren herkennen BC 233 - Inzicht hebben in keuzestrategieën BC 234 - Keuzes afwegen BC 235 - Een keuze maken BC 236 - De consequenties van een BC 237 - De consequenties van BC 238 - Een gemaakte keuze gemaakte keuze inzien een gemaakte keuze afwegen bevestigen of bijstellen BC 239 - Keuzemogelijkheden visualiseren BC 240 - Het keuzeproces visualiseren BC 243 - Tijdens het BC 242 - Tijdens het BC 241 - Bij het doorlopen doorlopen ervan het doorlopen ervan het van het keuzeproces gepaste keuzeproces bijstellen keuzeproces opvolgen keuzestrategieën inzetten BC 244 - Een gemaakte keuze verantwoorden Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein ‘Reguleren van het leren’. Ze moeten daar geselecteerd worden.
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 35 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
2.3. Domein 2 – Omgaan met informatie Thema’s T 02 – Informatie verwerven
Dimensies Affectief
Cognitief
Psychomotorisch
Metacognitief T 03 – Informatie verwerken
Affectief
Cognitief
Basiscompetenties BC 245 - De nood aan informatie erkennen BC 246 - Open staan voor diverse informatiebronnen BC 247 - Tijdens het verwerven van informatie rekening houden met de eigen sterktes en zwaktes BC 248 - Bereid zijn tijdens het verwerven van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren BC 249 - Analyseren welke informatie nodig is BC 250 - I.f.v. het vergaren van informatie BC 251 - I.f.v. het vergaren van informatie een zoekmethodes herkennen zoekmethode kiezen BC 252 - Bij het inwinnen van BC 253 - Informatiebronnen op BC 254 - Uit informatiebronnen informatie diverse bronnen bruikbaarheid en betrouwbaarheid een keuze maken raadplegen beoordelen BC 255 - Bij het inwinnen van informatie gerichte BC 256 - Bij het inwinnen van informatie doorvragen vragen stellen BC 257 - Bij het inwinnen van informatie een zoekmethode adequaat gebruiken BC 258 - Bij het inwinnen van informatie bronnen adequaat hanteren Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein ‘Reguleren van het leren’. Ze moeten daar geselecteerd worden. BC 259 - Informatie durven selecteren BC 260 - Informatie naar waarde schatten BC 261 - Met informatie discreet omgaan BC 262 - Met informatie correct willen omgaan BC 263 - Tijdens het verwerken van informatie rekening houden met de eigen sterktes en zwaktes BC 264 - Bereid zijn tijdens het verwerken van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren BC 265 - Zich in BC 266 - Informatie BC 267 - Binnen BC 268 - Informatie met informatie oriënteren begrijpen informatie verbanden eigen woorden zien weergeven BC 269 - Hoofd- en bijzaken onderscheiden BC 270 - Hoofd- en bijzaken op de bruikbaarheid ervan
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 36 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
BC 274 - De relatie tussen BC 272 - De eigen opvattingen en onderliggende betekenis opvattingen van anderen van een standpunt exploreren begrijpen BC 275 - Informatie op bruikbaarheid en BC 276 - Uit informatie een keuze maken betrouwbaarheid beoordelen BC 277 - In een nieuwe situatie verworven informatie BC 278 - Verbanden leggen tussen oude en nieuwe oproepen informatie BC 279 - Correct met verworven informatie omgaan BC 280 - Informatie registreren BC 281 - Informatie structureren BC 282 - Informatie overzichtelijk weergeven of visualiseren BC 283 - Over de bruikbaarheid en betrouwbaarheid BC 284 - De bruikbaarheid en betrouwbaarheid van van informatie een standpunt innemen informatie verduidelijken BC 285 - Verworven informatie gebruiken in functie van het realiseren van het gestelde doel Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein ‘reguleren van het leren’. Ze moeten daar geselecteerd worden. BC 271 - Feiten en meningen onderscheiden
Psychomotorisch
Metacognitief
beoordelen BC 273 - Informatie toetsen aan het eigen referentiekader
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 37 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
2.4. Domein 3 – Probleemoplossen Thema’s T 04 – Een probleem op planmatige wijze oplossen
Dimensies Affectief
Cognitief
Psychomotorisch
Metacognitief
Basiscompetenties BC 286 - Een probleem erkennen BC 287 - Een persoonlijke betrokkenheid bij een probleem aanvaarden BC 288 - Aanvaarden dat een probleem aangepakt kan BC 289 - Bereid zijn een oplossing voor een worden probleem te zoeken BC 290 - Bij het oplossen van een probleem hulp durven inroepen BC 291 - Fouten in de aanpak van een probleem willen BC 292 - Fouten in de aanpak van een probleem als herstellen een leerkans beschouwen BC 293 - Een probleem BC 294 - Beïnvloedende BC 295 - Beïnvloedende BC 296 - Een probleem herkennen factoren van een probleem factoren van een analyseren herkennen probleem ordenen BC 298 - Oplossingsmogelijkheden BC 299 - Een oplossingsplan BC 297 - Gegeven bedenken ontwerpen oplossingsmogelijkheden inventariseren BC 300 - Oplossingsmogelijkheden vanuit verschillende BC 301 - Uit verschillende oplossingsmogelijkheden invalshoeken benaderen een keuze maken BC 302 - De aanpak en het resultaat van de probleemoplossing beoordelen BC 303 - Een probleem en de aanpak ervan visualiseren BC 304 - Een oplossingsplan BC 305 - Een oplossingsplan opvolgen BC 306 - Een oplossingsplan uitvoeren bijstellen BC 307 - Een oplossingsmethode BC 308 - Een oplossingsmethode BC 309 - Een oplossingsmethode toepassen opvolgen bijstellen Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein ‘Reguleren van het leren’. Ze moeten daar geselecteerd worden.
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 38 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
2.5. Domein 4 – Samenwerken Thema’s T 05 – Een actieve bijdrage leveren in het samenwerken als leider en als groepslid
Dimensies Affectief
Cognitief
Basiscompetenties BC 310 - De nood aan en de meerwaarde van samenwerken erkennen BC 311 - Bereid zijn met iedereen samen te werken BC 312 - Zichzelf motiveren tot samenwerken BC 313 - Anderen motiveren tot samenwerken BC 314 - Zijn eigenheid behouden bij het werken in groep BC 315 - Bereid zijn de groepsregels te respecteren BC 316 - Groepsbeslissingen met betrekking tot de samenwerking aanvaarden BC 317 - Bereid zijn het eigen kunnen en kennen in te brengen BC 318 - Bereid zijn de eigen behoeften en verwachtingen in te brengen BC 319 - Bereid zijn om de eigen situatie in te brengen BC 320 - Openstaan voor het kunnen en kennen van BC 321 - Bereid zijn met het eigen kunnen en kennen de andere en dat van de andere rekening te houden BC 322 - Openstaan voor de behoeften en BC 323 - Bereid zijn met de eigen behoeften en verwachtingen van de andere verwachtingen en die van de andere rekening te houden BC 324 - Openstaan voor de mening van de andere BC 325 - Bereid zijn met de eigen mening en die van de andere rekening te houden BC 326 - Openstaan voor de situatie van de andere in BC 327 - Bereid zijn met de eigen situatie en die van de samenwerking de andere rekening te houden BC 328 - Iets aan anderen willen BC 329 - Ieders inbreng BC 330 - Wel of niet aanvaarden overlaten appreciëren dat een bijdrage van een groepslid niet aan de verwachtingen voldoet BC 331 - De eigen invloed op de andere erkennen BC 332 - De invloed van de andere op zichzelf en op de andere groepsleden erkennen BC 333 - Nagaan welke regels in de groep gelden BC 334 - Nagaan welke regels gesteld moeten worden
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 39 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011 BC 335 - Het kunnen en kennen van de andere inschatten
Psychomotorisch
Metacognitief
BC 336 - Het kunnen en kennen van de andere in de samenwerking inzetten
BC 337 - Inzien wat nodig is voor het welslagen van de BC 338 - De eigen inbreng op die van de groepsleden samenwerking afstemmen BC 341 - De verschillende BC 339 - De verschillende BC 340 - De congruentie in de meningen in de groep herkennen verschillende meningen inclusief de meningen in de groep beoordelen eigen mening nagaan BC 342 - In afspraak met de andere regels stellen voor de samenwerking BC 343 - De doelen van het samenwerken laten BC 344 - Constructief meewerken aan de doelbepaling bepalen door een andere van de groep BC 345 - De opgelegde afspraken BC 346 - Actief mee onderhandelen BC 347 - Mee het voor de samenwerking respecteren over het samenwerkingsproces om samenwerkingsproces bewaken en bijsturen tot afspraken te komen BC 348 - Eigen kennis en vaardigheden toepassen bij het samenwerken BC 351 - Een eigen bijdrage leveren BC 349 - Een standpunt voor de BC 350 - Een standpunt aan de andere verduidelijken hand van bestaande gegevens voor om een standpunt voor de andere te onderbouwen de andere onderbouwen BC 352 - Een herkenbare bijdrage leveren aan het groepsresultaat BC 353 - De eigen communicatie, zowel non-verbaal als verbaal adequaat inzetten BC 354 - De eigen meningen, behoeften, frustraties en verwachtingen overbrengen BC 355 - Het non-verbale gedrag BC 356 - Het non-verbale gedrag BC 357 - Op het non-verbale gedrag van de andere observeren van de andere interpreteren van de andere reageren BC 358 - Verslag uitbrengen over het samenwerkingsproces BC 359 - Het resultaat van de samenwerking presenteren Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein ‘Reguleren van het leren’. Ze moeten daar geselecteerd worden.
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 40 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
23 december 2011
2.6. Domein 5– Reguleren van het leren T 06 – Het eigen leerproces reguleren
Dimensies Affectief
Basiscompetenties BC 360 - Zichzelf motiveren bij het eigen leerproces BC 361 - Met druk omgaan in het eigen leerproces BC 362 - Bereid zijn over het eigen leerproces te reflecteren BC 363 - Bereid zijn het eigen aandeel in welslagen of falen in het eigen leerproces te erkennen BC 364 - Bereid zijn hulp te vragen bij het eigen leerproces BC 368 - Feedback als een BC 367 - Met feedback BC 365 - Voor feedback BC 366 - Feedback leerkans beschouwen willen omgaan openstaan aanvaarden
Cognitief
BC 369 - Inzicht hebben in de omgeving en de impact ervan op het eigen leerproces BC 370 - Inzicht hebben in verschillende soorten leerdoelen BC 371 - Inzicht hebben in verschillende soorten leertaken en –activiteiten BC 372 - Inzicht hebben in verschillende soorten leerstrategieën BC 373 - Inzicht hebben in verschillende soorten leerhulpmiddelen BC 374 - Inzicht hebben in verschillende evaluatievormen en de gevolgen ervan voor het eigen leerproces BC 375 - Inzicht hebben in de regels van feedback geven en feedback ontvangen BC 376 - De uitvoering van de leertaak voorbereiden BC 377 - De uitvoering van de leertaak opvolgen BC 378 - De uitvoering van de leertaak evalueren BC 379 - Het bereikte leerresultaat evalueren BC 380 - Niet-intentioneel en informeel leren herkennen of oproepen bij het eigen leerproces BC 381 - Het doorgemaakte leerproces evalueren BC 382 - Inzien dat leerstrategieën transfereerbaar zijn BC 383 - Denkproces en proces van aanpak tijdens het eigen leerproces visualiseren BC 384 - Eerder verworven leerstrategieën in een nieuwe context inzetten BC 385 - Hulp vragen bij het eigen leerproces BC 386 - Hulp inzetten voor het bijstellen van het eigen leerproces
Psychomotorisch
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 41 van 42
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Metacognitief
T 07 -Het eigen leervermogen ontwikkelen
Metacognitief
23 december 2011 BC 387 - De uitvoering van de leertaak bekrachtigen of bijstellen BC 388 - Met feedback omgaan BC 389 - Reflecteren op de eigen leermotieven bij het eigen leerproces BC 390 - Reflecteren op de eigen leerstijl tijdens het leerproces BC 391 - Reflecteren op de eigen zwaktes en sterktes bij het eigen leerproces BC 392 - Reflecteren op welke leerstrategieën passend zijn bij het eigen leerproces BC 393 - Reflecteren op het bereikte leerresultaat BC 394 - Reflecteren op het doorgemaakte leerproces BC 395 - Reflecteren op de gehanteerde regulerende competenties BC 396 - Reflecteren op de impact van de eigen persoonlijkheid op het leerproces * BC 397 - Inzicht ontwikkelen in de eigen leermotieven * BC 398 - Inzicht ontwikkelen in de eigen leerstijl * BC 399 - Inzicht ontwikkelen in affectieve componenten van het eigen leervermogen * BC 400 - Inzicht ontwikkelen in cognitieve componenten van het eigen leervermogen * BC 401 - Inzicht ontwikkelen in psychomotorische componenten van het eigen leervermogen * BC 402 - Inzicht ontwikkelen in metacognitieve componenten van het eigen leervermogen * BC 403 - Inzicht ontwikkelen in de sterktes en zwaktes van het eigen leervermogen * BC 404 - Inzicht ontwikkelen in de impact van de eigen persoonlijkheid op het eigen leervermogen * BC 405 - Inzicht ontwikkelen in de wijze waarop het eigen leervermogen optimaal kan worden ingezet * BC 406 - Inzicht ontwikkelen in de wijze waarop de beperkingen van het eigen leervermogen kunnen worden gecompenseerd * BC 407 - Inzicht ontwikkelen in de wijze waarop het eigen leervermogen nog kan worden ontwikkeld * BC 408 - Inzicht ontwikkelen in welke leerstrategieën de leerder nog moet ontwikkelen * BC 409 - Inzicht ontwikkelen in het transversale karakter van leerstrategieën
Volwassenenonderwijs: Nederlands en leren leren - Matrix Versie 1.0 ONT
Pagina 42 van 42