JUNI 2011
NAZORG JEUGDDETENTIE: ERVARINGEN VAN VIJF JEUGDIGE (EX) GEDETINEERDEN.
In samenwerking met Spectrum CMO Gelderland
kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie | Lise van Halm 1
Auteur: E-mailadres: Bedrijf: Praktijk begeleiders: Coach: Coach begeleidingonderzoeksstrategie: Opleiding:
Lise van Halm
[email protected] Spectrum CMO Gelderland, Velp Ellen Beltman en Eelco Visser Nico de Vos Karel J. Mulderij Masteropleiding Pedagogiek – Instituut voor Ecologische Pedagogiek- Faculteit Maatschappij en Recht - Hogeschool Utrecht
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
2
Voorwoord Van september 2010 tot en met mei 2011 heb ik, Lise van Halm, Masterstudente pedagogiek aan de Hogeschool Utrecht, kwalitatief onderzoek gedaan naar ervaringen van jeugdige (ex) gedetineerden, betreffende hun nazorgtraject. Het onderzoek is in overleg met Spectrum, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) in Gelderland uitgevoerd. Graag wil ik bedanken: de vijf jongeren die de tijd namen hun verhaal in alle openheid te vertellen en daarnaast hebben meegedacht aan verdere ontwikkelingen van het nazorgtraject aan jeugdige (ex) gedetineerden. Delinquentie & Samenleving en Nieuwe perspectieven bij terugkeer (NPT) die bereidt waren jeugdige ex-gedetineerden te bereiken voor het onderzoek en JJI de Hunnerberg die mij toeliet drie jeugdigen binnen de JJI te interviewen. Ook alle ketenpartners die uitvoerig hebben beschreven welke taken zij hadden op het gebied van het nazorgtraject en gemeente Arnhem voor het bijwonen van een trajectberaad dat mij een nog beter beeld gaf van het nazorgtraject. En niet te vergeten ook dank aan mijn opleidingscoaches Nico de Vos en Karel J. Mulderij die mij scherp hielden en steunden in het onderzoeksproces. Aan Ellen Beltman en Eelco Visser van Spectrum CMO Gelderland op inhoudelijk- en onderzoeksniveau.
“Ja de angst voor vrijheid is heel groot en heel veel jongens willen dat niet erkennen het is niet echt iets wat je toe gaat geven. Maar eigenlijk, ik was ook bang voor buiten, je moet het zelf doen, je staat er voor jouw gevoel toch alleen voor, hoeveel begeleiders je ook achter je hebt staan, hoe goed ze het ook doen, want er zijn ook begeleiders die het gewoon super doen, dat wil ik er eerlijk bij zeggen. Dan sta je toch in die grote boze buitenwereld en moet je het opeens normaal gaan doen terwijl je niet anders kent. Ik ken jongens die hebben tien jaar van hun jongerenleven achter de deur gezeten die weten niet anders dan dat ze ’s avonds lekker die deur achter zich dicht horen vallen en dan is het een shock om weer buiten te zijn. Op één van mijn eerste verloven, ik was toen al wel buiten geweest, toen ik was weggelopen, maar dat gaat in een roes dat maak je niet mee. Maar het eerste verlof dat ik daarna moest draaien stond ik op station Zwolle vanaf mijn traject en mocht ik naar mijn vriendin toe. Ik heb toen drie uur op station Zwolle gestaan met mijn treinkaartje want ik wist niet wat ik moest doen, ik klapte helemaal dicht.” Uit een interview met een jeugdige ex-gedetineerde
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
3
Samenvatting Binnen dit kwalitatief onderzoek zijn ervaringen van jeugdige (ex) gedetineerden en ketenpartners1 onderzocht met betrekking tot de nazorg die vanaf 2007 wordt vormgegeven door netwerk- en trajectberaden. Het doel van dit onderzoek was enerzijds om een beter beeld te krijgen van het nazorgtraject door te onderzoeken hoe de begeleiding naar de jeugdige eruit ziet in de praktijk. Anderzijds is er geprobeerd door gesprekken met jeugdigen een beter beeld te krijgen van deze complexe doelgroep; wat motiveert hen, wat is belangrijk in de begeleiding en wat helpt hen te stoppen met crimineel gedrag? Door het houden van open interviews hebben drie jeugdigen binnen de JJI en twee jeugdige exgedetineerden hun ervaringen en wensen verteld. Ook ketenpartners zijn uitvoerig aan het woord geweest over hen ervaringen met de netwerk- en trajectberaden en de begeleidingsstijl. Geconcludeerd mag worden uit dit onderzoek dat een goede voorbereiding niet alleen geldt voor de ketenpartners. Ook jeugdigen wensen vertrouwen te hebben in hen nazorgtraject, hierbij betrokken te worden en voldoende en op tijd geïnformeerd te zijn. In het nazorgtraject zou hier meer ruimte voor gereserveerd mogen worden.
1
Onder ketenpartners worden de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdreclassering, Justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) en gemeenten verstaan. Zij zijn allen aanwezig bij de netwerk- en trajectberaden.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
4
Inhoudsopgave Voorwoord: ............................................................................................................................................. 3 Samenvatting: ......................................................................................................................................... 4 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 5 1. Inleiding: .............................................................................................................................................. 7 1.1 Probleemstelling............................................................................................................................ 8 1.2 Doelstelling .................................................................................................................................... 8 1.3 Centrale vraagstelling .................................................................................................................... 8 1.4 Maatschappelijke, wetenschappelijke en praktische relevantie .................................................. 8 2. Theoretisch kader .............................................................................................................................. 10 2.1 Jeugdige veelplegers ................................................................................................................... 10 2.2 Handreiking nazorg ..................................................................................................................... 12 2.3 Politieke ontwikkelingen rondom jeugdzorg en JJI’s .................................................................. 13 3. Methode beschrijving........................................................................................................................ 15 3.1 Verloop onderzoek ...................................................................................................................... 15 3.2 Methodologische benadering ..................................................................................................... 15 3.3 Dataverzameling.......................................................................................................................... 16 3.4 Analysemethode.......................................................................................................................... 17 3.5 Betrouwbaarheid en geldigheid .................................................................................................. 18 4. Resultaten.......................................................................................................................................... 20 4.1 Thema’s jeugdigen binnen de JJI ................................................................................................. 20 4.2 Thema’s jeugdige ex-gedetineerden ........................................................................................... 22 4.3 Thema’s ketenpartners ............................................................................................................... 24 4.4 Discrepanties en analogieën ....................................................................................................... 25 5. Conclusie/discussie............................................................................................................................ 27 Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
5
5.1 Centrale vraagstelling .................................................................................................................. 27 5.2 Begeleiding in de praktijk ............................................................................................................ 27 5.3 Motivatiefactoren voor jeugdigen in zijn nazorgtraject.............................................................. 28 Aanbevelingen jeugdigen ...................................................................................................................... 29 Aanbevelingen naar aanleiding van het gehele onderzoek .................................................................. 29 Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 30 Bijlage 1: lijst met gebruikte afkortingen .......................................................................................... 32 Bijlage 2: Lijst met geïnterviewde personen: .................................................................................... 33 Bijlage 3: Topiclist interviews: jeugdigen en ketenpartners ............................................................. 34 Bijlage 4: Gedeelten uit uitwerkingen interviews: ............................................................................ 35 Bijlage 5: Voorbeeld van een brief aan jeugdigen............................................................................. 39
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
6
1.
Inleiding
De laatste jaren is er vanuit het ministerie van justitie en gemeenten flink ingezet op jeugdcriminaliteit zowel in preventieve zin als op de nazorg. Afgelopen jaar (2010) is er besloten om zes justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) te sluiten in Nederland, omdat plekken steeds vaker onbezet blijven. Dit heeft niet alleen te maken met een daling van de jeugdcriminaliteit, maar ook met de ‘jeugdzorg plus’ die steeds meer in de plaats is gekomen van de JJI’s. Jeugdzorg plus instellingen houden het midden tussen een tehuis en een JJI. De deur gaat wel op slot, maar het is minder streng dan een jeugdgevangenis. Sinds 2008 worden kinderen met een strafmaatregel gescheiden van kinderen met een civiele maatregel. Toch heeft 70 procent van de ‘jeugdzorg plus’ kinderen ook een delict gepleegd (Stoffelen, 2010). Voor jeugdigen die wel in een JJI worden geplaatst kunnen twee maatregelen gelden: of plaatsing in een jeugdinrichting (PIJ) of jeugddetentie. Het verschil tussen deze twee zit hem in de behandeling; PIJ kan gezien worden als jeugd-tbs, de jeugdige zit niet alleen zijn straf uit, maar krijgt ook behandeling voor zijn problematiek. De duur van de PIJ-maatregel is twee jaar en kan verlengd worden tot zes jaar (VNG, 2009). Een jeugdige die een misdrijf heeft gepleegd, kan veroordeeld worden tot jeugddetentie. In de leeftijd van 12 tot 15 jaar krijgen jeugdigen maximaal een straf van twaalf maanden in een justitiële jeugdinrichting opgelegd. Is een jeugdige 16 of 17 jaar, dan is de straf maximaal 24 maanden (Ministerie van veiligheid en Justitie). Tot 2007 was er voor deze jeugdigen na detentie geen nazorg. De jeugdige kreeg een tas met wat spulletjes mee, misschien nog een treinkaartje en voor de rest was het aan hem2 zijn leven voortaan te verbeteren in de maatschappij. Dit verliep uiteraard niet altijd goed, er was een groot aantal jeugdigen dat terugkeerde in delinquent gedrag. In het programma ‘Aanpak Jeugdcriminaliteit’ moest hier een einde aan komen en het ‘vierde kabinet- Balkenende’ beoogde recidive bij jeugdigen met tien procent terug te dringen van 60 procent in 2002 naar 50 procent in 2010 (Rekenkamer, 2010). Vanaf 2007 is er een nieuw nazorg traject opgestart voor jeugdigen uit de JJI. Hierin wordt gewerkt met netwerk- en trajectberaden. Dit is een overlegstructuur waarbij de Gemeente, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Bureau jeugdzorg (BJZ)/ de jeugdreclassering (JR), een intern trajectbegeleider (ITB’er) van de Justitiële jeugdinrichting (JJI’s) en eventueel een wijkagent aanwezig zijn. Zij worden bij elkaar ook wel de ketenpartners genoemd. In deze overlegstructuur, die gehouden wordt binnen de gemeente waar de jeugdige uitstroomt, wordt gekeken naar het perspectief van deze jeugdige aan de hand van vijf leefgebieden: wonen, werk/inkomen, onderwijs, financiën en schulden en vrije tijd en dagbesteding. Hierdoor blijven de verschillende organisaties die werken aan de nazorg op de hoogte van elkaars werkzaamheden en staat de jeugdige er niet meer alleen voor. In hoeverre de jeugdige nu zelf iets merkt van deze overlegstructuur of wat zijn eigen aandeel hierin is, wordt uit de ‘Handreiking Nazorg’ (2009) niet duidelijk. In het theoretisch kader wordt verder ingegaan op de Handreiking Nazorg. In bijlage 1 is een lijst met afkortingen te vinden van alle instanties.
2
Waar ‘hij’ staat kan ook ‘zij’ gelezen worden.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
7
1.1
Probleemstelling
De ‘Handreiking Nazorg’ is geschreven voor gemeenten waarin de nadruk ligt op de netwerk- en trajectberaden en de samenwerking tussen de ketenpartners. De rol of het aandeel van de jeugdige komt hierin niet terug. Er wordt een perspectiefplan voor de jeugdige geschreven, maar de uitvoering in de praktijk, de begeleiding van de jeugdige, is niet terug te vinden. Om het nazorgtraject te evalueren is het van belang dat er ook gekeken wordt naar de begeleiding van de jeugdige in de praktijk. Welke interventies worden er ingezet om de jeugdige een kans van slagen te geven en andersom wat vinden jeugdigen belangrijk in de begeleiding en wat motiveert hen om vol te houden?
1.2
Doelstelling
Dit onderzoek kent twee doelen. Doel één: jeugdige (ex) gedetineerden een kans geven hun ervaring te delen over hun nazorgtraject en mee laten denken over verdere ontwikkelingen van het nazorgtraject. Doel twee: ketenpartners teruggeven wat ervaringen zijn van jeugdigen met betrekking tot hun nazorgtraject en een beter beeld scheppen van de betreffende doelgroep door te beschrijven welke ondersteuning jeugdigen zelf denken nodig te hebben.
1.3
Centrale vraagstelling
Hoe ervaren jeugdige (ex) gedetineerden en de ketenpartners het nazorgtraject of de voorbereiding daarop aan de hand van de netwerk- en trajectberaden? Binnen dit onderzoek zal de nadruk liggen op de ervaringen van de jeugdigen, maar worden de ervaringen van ketenpartners ook meegenomen om zo een beter beeld te krijgen van het nazorgtraject. Er wordt gericht op organisaties en jeugdigen binnen Gelderland, maar aangezien een jeugdige uit Gelderland niet per se geplaatst wordt binnen een JJI in Gelderland kunnen jeugdigen uit andere provincies ook geïnterviewd worden.
1.4
Maatschappelijke, wetenschappelijke en praktische relevantie
Kwalitatief onderzoek naar ervaringen van jeugdigen met nazorg is op meerdere vlakken relevant. Wetenschappelijk gezien is er nog weinig bekend over deze doelgroep. In de jaren ’90 begon interesse voor deze doelgroep te ontstaan en aan het begin van deze eeuw is er een landelijk beleid op deze groep afgestemd. Daarnaast zijn er ook lokaal initiatieven ontstaan om de jeugdige veelplegers aan te pakken. Toch is er allerminst nog een duidelijk beeld van deze groep jeugdige veelplegers. Wie zijn het? Wat werkt bij hen? En wat doet jeugdige veelplegers stoppen? In april 2007 is onderzoek in Utrecht vanuit het Openbaar Ministerie van start gegaan naar jeugdige veelplegers (Weijers, 2010). Weijers heeft naar aanleiding daarvan het boek ‘jeugdige veelplegers’ uitgebracht en gaat in op omgevingsfactoren die vaak een oorzaak zijn voor crimineel gedrag. Omdat het aantal recidive nog steeds een probleem vormt binnen de samenleving en men nog steeds twijfelt aan behandelingen en de aanpak binnen de Justitiële jeugdinrichtingen (CBS, 2009) is het uiterst relevant en leerzaam voor hulpverleners om te horen wat jeugdige veelplegers zelf te zeggen hebben over hun crimineel gedrag en in dit geval: wat hen helpt om niet weer terug te vallen in Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
8
crimineel gedrag. Dit betreft zeker een maatschappelijke relevantie. Praktisch gezien is het erg efficiënt om direct van jeugdige te horen wat bij hen ondersteunt, dit schept een beter beeld hoe men op deze doelgroep aan kan sluiten. Door jongeren mee te laten denken over het nazorgtraject versterkt dit uiteindelijk alleen maar de hulpverleningsinterventie. Daarnaast wordt er binnen dit onderzoek samen met de ketenpartners gekeken wat succesfactoren zijn in hun begeleiding naar deze doelgroep. Andere hulpverleners kunnen dit als inspiratiebron gebruiken binnen hun eigen werkveld.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
9
2.
Theoretisch kader
In dit theoretisch kader wordt eerst de betreffende doelgroep ‘jeugdige veelplegers’ toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op factoren die oorzaak kunnen zijn van crimineel gedrag en welke ingrediënten er nodig zijn jeugdigen te helpen stoppen met crimineel gedrag. Daarna is er gekozen in te gaan op de ontwikkelingen rondom het nazorgtraject, onder het kopje ‘handreiking nazorg’ en ‘politieke ontwikkelingen’ om zo een duidelijk beeld te scheppen van het nazorgtraject zoals deze beschreven wordt vanuit het ministerie van justitie en VNG. Dit gedeelte wordt onderbouwd aan de hand van vakbladen en beleidsartikelen/ onderzoeksrapporten.
2.1
Jeugdige veelplegers
Binnen de ‘Handreiking Nazorg’ (2009) wordt jeugd als volgt gedefinieerd. ‘Jeugdigen’ gedefinieerd Afhankelijk van het beleidsterrein en de organisatie worden verschillende definities gehanteerd: Jeugdzorg: Jeugdgezondheidszorg (waaronder GGD): Centrum voor Jeugd en Gezin: Jeugdbeleid gemeente:
personen tot 18 jaar personen tot 19 jaar personen tot en met 23 jaar personen tot en met 23 jaar
In de nazorg aan jeugdige ex-gedetineerden wordt de grens van 18 jaar gehanteerd. Wie e e na zijn 12 en voor zijn 18 een delict pleegt, wordt in de regel berecht volgens het e Jeugdstrafrecht. Jeugdigen met een PIJ-maatregel kunnen tot hun 23 jaar in de JJI verblijven. In hun nazorgtraject krijgen zij geen jeugdreclasseerder toegewezen, maar volwassen reclassering.
Maar wie zijn nu die jeugdige veelplegers, waar spreken we dan over, uit welk milieu komen ze en wat helpt om deze doelgroep te doen stoppen met crimineel gedrag? Begin jaren ’90 ontstond er veel belangstelling voor delinquenten die regelmatig met politie en justitie in aanraking komen. Men sprak van ‘stelselmatige daders’, ‘draaideurcriminelen’, ‘harde kern jongeren’ en momenteel van jeugdige veelplegers. De landelijke definitie voor jeugdige veelplegers was tot aan 2003 onduidelijk, er werden verschillende definities gehanteerd waar geen rekening werd gehouden met de leeftijd van de dader, de periode waarin de misdrijven zijn gepleegd en de aard van de misdrijven. In 2003 definieert het ministerie van justitie ‘jeugdige veelplegers’ als volgt: een jongere in de leeftijd van twaalf tot en met zeventien jaar die in het gehele criminele verleden meer dan vijf processen verbaal tegen zich zag worden opgemaakt, waarvan tenminste één in het peiljaar (Ministerie van justitie, 22 september 2003) (Mali & Quint, 2005).
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
10
Oorzaken voor crimineel gedrag Oorzaken die worden genoemd voor crimineel gedrag liggen volgens Traas (2006) in het boek aandacht of aanklacht aan de verschillende achtergronden van de onderzoekers. Sociologen steken voornamelijk in op maatschappelijke ontwikkelingen waarin de toenemende welvaart met zijn luxe goederen een steeds grotere verleiding vormen voor crimineel gedrag. Junger Tas (1996, 1997) geeft in haar ‘sociale integratiemodel’ aan dat de kans op delinquentie wordt vergroot als de jeugdige uit een onharmonieus gezinsleven komt, een slechte schoolloopbaan heeft en een vriendenkring met vergelijkbare negatieve achtergrond. Volgens de psychologen Loeber en Farrington (1998) hebben jeugdigen die op jonge leeftijd problematisch gedrag vertronen een grotere kans later gewelddadig, crimineel gedrag te ontwikkelen. Daarnaast lijden jeugdigen die ernstige of zeer ernstige delicten hebben gepleegd vaak aan duidelijk diagnosticeerbare psychiatrische stoornissen. Vroeger kregen deze jeugdigen ‘jeugd-tbs’ opgelegd, sinds 1995 is dat vervangen door ‘plaatsing in een jeugdinrichting’ (PIJ) (Traas, 2006). In het boek jeugdige veelplegers van Weijers (2010) schetst hij vier probleemprofielen kijkende naar de gezinssituatie waar jeugdige veelplegers uit verkeren: Kindproblemen: bij het eerste profiel is er sprake van ernstige gedragsproblemen, vaak gecombineerd met lage intelligentie en een gebrekkig verantwoordelijkheidsbesef. De problemen van de jeugdige worden versterkt doordat deze veel op straat rondhangt onder verkeerde vrienden. Binnen het gezin doen zich verder weinig of geen problemen voor. Traumatiserende gezinssituaties: Bij het tweede profiel gaat het om een traumatiserende gezinssituatie, waarin sprake is van mishandeling en/of misbruik van één of meer kinderen in het gezin, of waarbij het kind getuige is van psychiatrische stoornissen van ouders, scheiding, geweld, drank en/of drugsproblemen. De gezinsomgeving vormt zelf een belangrijk risico voor ontsporing en probleemgedrag van de jeugdige. Kindproblemen in een traumatiserende gezinsomgeving: Bij het derde profiel doen zich beide eerdere problematische situaties voor: de jeugdige vertoont gedragsproblemen, vaak gecombineerd met een lage intelligentie en de gezinsomgeving is volstrekt onmachtig om de jeugdige te sturen en te helpen. Criminele familie: In het vierde profiel gaat het om gezinnen waarbij meerdere familieleden bekend zijn bij politie en justitie. Waar in andere gezinnen crimineel gedrag wordt afgekeurd wordt in deze gezinnen criminaliteit niet als problematisch of afwijkend beschouwd, maar als normaal gevonden. Effectieve hulpverleningsinterventies en motieven om te stoppen Onderzoek wijst uit dat familie een krachtig motief is om te stoppen met delict gedrag. Vaak wordt gedacht dat ‘werk’, ‘woning’ en een ‘vrouw’ de ingrediënten zijn, maar hierin is weinig rekening gehouden met de leeftijd van de betreffende jeugdigen. De langdurige familieband, een plek om op terug te vallen, de familie niet kwijt willen raken en schuldgevoelens naar ouders vormen vaak een krachtig motief voor deze jeugdigen om te stoppen. Ook als het gezin ondersteuning en intensieve begeleiding nodig heeft, is het van belang het gezin niet alleen als object, maar ook als motivatiebron te zien voor de jeugdigen. De rol van de familie moet een veel belangrijkere rol worden toegekend Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie | Lise van Halm 11
dan op dit moment het geval is. Liefdesrelaties, woning en werk zijn niet motiverend voor de jeugdigen om te stoppen met delictgedrag maar wel onmisbaar om vol te houden als eenmaal is besloten om te stoppen. Een belangrijke conclusie uit het onderzoek van Weijers is dat stoppen met criminaliteit niet zomaar als een gevolg van ‘moeten stoppen’ moet worden gezien. Dwang en straf bieden alleen perspectief op stoppen als er wordt aangesloten bij de motiverende inbreng van familie, als er uitzicht ontstaat op werk en er gewerkt wordt aan de eigen motivatie van de jeugdige veelpleger om een leven te leiden zonder criminaliteit (Weijers, 2010). Uit het onderzoek van de politieacademie (2005) naar effectieve aanpakken bij jeugdige veelplegers is gebleken dat affiniteit, persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme van medewerkers een succesfactor is in de aanpak van jeugdige veelplegers. Wel benoemen zij dat een persoonsonafhankelijke aanpak kan zorgen voor minder vrijblijvendheid. Ook de samenwerking tussen ketenpartners wordt als succesfactor gezien, een valkuil hierin is dat hoe meer mensen erbij betrokken zijn, hoe lastiger het wordt om af te stemmen en taken en verantwoordelijkheden vorm te geven (Mali & Quint, 2005).
2.2
Handreiking nazorg
Onder nazorg wordt binnen dit onderzoek het volgende verstaan. De begeleiding van jeugdigen in aansluiting op een verblijf - jeugddetentie of PIJ-maatregel- in een justitiële jeugdinrichting (JJI) (Ministerie van Justitie, 2007). Daarbij is het belangrijk te benoemen dat de voorbereiding op het nazorg traject al start binnen de JJI. De Handreiking Nazorg is een rapport voor gemeenten om hen op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen op het terrein van nazorg jeugdige ex-gedetineerden. Het ondersteunt gemeenten bij het opzetten en/of verder ontwikkelen van het beleid en hun rol in het verlenen van die nazorg. Het is niet zo vreemd dat de gemeente vanaf 2007 ook een rol heeft gekregen in de nazorg. Zij zijn immers verantwoordelijk voor de veiligheid van hun burgers en worden vaak geconfronteerd met vernielingen en criminaliteit (VNG, 2009). Door de netwerk- en trajectberaden zijn gemeenten nu veel meer op de hoogte welke jeugdigen weer instromen in hun gemeente en waar de risicofactoren liggen. Binnen een week nadat een jeugdige instroomt in een JJI wordt hij besproken in het netwerkberaad. Er wordt geschat hoe lang deze jeugdige daar nog blijft en er worden procedurele afspraken gemaakt over wie wat doet ten behoeve van de nazorg. Binnen twee weken na het netwerkberaad vindt het eerste trajectberaad plaats in de gemeente waar de jeugdige gaat wonen. In het trajectberaad bespreken de ketenpartners de vijf leefgebieden3 van de jeugdige en worden deze geschat op zorgwekkend, matig of goed. Ketenpartners stemmen zowel af over de te volgen koers, als wie welke problemen aan gaat pakken (Spectrum CMO Gelderland, juni 2009) (Ministerie van Justitie, september 2009). Niet alleen de gemeente heeft verantwoordelijkheden gekregen op het gebied van nazorg, dit geldt eigenlijk voor alle ketenpartners. Daar waar ketenpartners eerst veel op hun eigen eilandje bleven en 3
De vijf leefgebieden kunnen één op één worden vertaald naar de taakgebieden van de Gemeenten: onderwijs, werk en inkomen, huisvesting, identiteitspapieren en coördinatie van zorg. Daarnaast wordt er ook apart aandacht besteedt aan gezin en sociaal netwerk aangezien deze twee factoren van grote invloed zijn op de recidivekans (VNG,2009). Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
12
onvoldoende op de hoogte waren van werkzaamheden van andere organisaties, proberen ze dit nu te voorkomen door taken beter te verdelen en contact met elkaar te onderhouden. Hieronder worden de verantwoordelijkheden per ketenpartner, zoals beschreven in het Verantwoordelijkheidskader Nazorg (2007), verder toegelicht. Het Verantwoordelijkheidskader Nazorg is bedoeld om te voorzien in de behoefte aan een nadere afbakening van begrippen en verantwoordelijkheden en om de rol van de gemeente te verduidelijken. Justitiële jeugdinrichtingen Behandelcoördinatoren stellen een behandelplan op en betrekken hierbij de Jeugdreclassering. In dit plan staat ook vermeldt welk traject wordt gevolgd in aansluiting op het verblijf in de inrichting. Dit plan neemt de ITB’er mee tijdens de trajectberaden waarin het nazorgplan wordt ontwikkeld. De RvdK wordt tijdig ingelicht over de vertrekdatum van de jeugdige. Bureau jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering De Jeugdreclassering (JR) begeleidt jeugdigen tussen de 12 en 18 jaar die met politie en Justitie in aanraking zijn gekomen en onder het jeugdstrafrecht vallen. De JR begeleidt jeugdigen in het vormgeven van een realistisch toekomstperspectief en bij het ontwikkelen van competenties die hiervoor nodig zijn. De JR denkt mee met het behandelplan vanuit de JJI en start tijdig met de invulling van het nazorgplan. Hierbij zijn zij zelf verantwoordelijk om andere partijen te betrekken die één of meer taken voor hun rekening zullen nemen. Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) De RvdK heeft de taak van casusregisseur. Zij bevorderen de werkzaamheden tussen alle ketenpartners. De RvdK bewaakt dat de jeugdige op tijd nazorg krijgt en toetst of ketenpartners zich houden aan overeengekomen vaste criteria. Gemeenten De gemeente heeft vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat alle burgers kunnen participeren in de samenleving. Dus op het moment dat een jeugdige uitstroomt uit detentie is het een taak van de gemeente de jeugdige te ondersteunen op het gebied van onderwijs, werk & inkomen en huisvesting (Ministerie van Justitie, 2007).
2.3
Politieke ontwikkelingen rondom jeugdzorg en JJI’s
Er zijn veel ontwikkelingen geweest rondom de JJI’s en jeugdzorg het afgelopen jaar. Dit is niet ongemerkt gebleven binnen het onderzoek, zie verder onder kopje veldtoegang. Hieronder een korte omschrijving van de belangrijkste gebeurtenissen. Sluiting JJI’s Jeugdigen met een strafmaatregel en jeugdigen met een civielrechtelijke maatregel hebben voor lange tijd samen in één instelling gezeten: de JJI’s. Vanaf 2008 is er een scheiding gemaakt tussen deze twee maatregelen omdat er veel protest was tegen de samenplaatsing van ‘daders’ en ‘slachtoffers’. Jeugdigen met een civielrechtelijke maatregel gingen vanaf toen niet meer naar JJI’s maar naar jeugdzorg plus. Het gevolg daarvan was dat JJI’s in snelle tijd leegstroomden, niet alleen Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
13
omdat jeugdigen overgezet werden van JJI naar jeugdzorg plus, maar ook omdat kinderrechters steeds vaker een machtiging tot gesloten jeugdzorg afgeven en minder vaak een strafmaatregel. Half lege JJI’s in stand houden kost Justitie zo’n 100 miljoen euro per jaar te veel, dus moesten er JJI’s dicht. In mei 2010 is besloten zes JJI’s binnen Nederland te sluiten waaronder in Gelderland; Rentray in Rekken en Het Anker in Harreveld. Deze sluitingen zorgde voor veel onrust en ontslagen binnen de JJI’s. Het wrange aan het geheel is dat ondertussen er toch weer samen plaatsing is omdat kinderrechters ‘daders’ toch vaak op civielrechtelijke titel plaatsen. In toenemende mate komen dus toch weer jeugdigen met een strafrechtelijke achtergrond terecht bij de slachtoffers, maar nu in jeugdzorg plus (Kooijman & Van Rooijen, 2011). Decentralisatie jeugdzorg Het kabinet heeft in het regeerakkoord aangekondigd alle jeugdzorgtaken te decentraliseren naar de gemeenten. Dit houdt in dat de gemeenten verantwoordelijk gaan worden voor alle jeugdzorg die nu onder het rijk, de provincies, de gemeente, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (ZvW) valt. De decentralisatie is een gevolg van de wens, om jeugdzorg bij een bestuurslaag te brengen die zo dicht mogelijk bij opvoeders en kinderen staat. De inhoudelijke overwegingen zijn voornamelijk dat niet langer de problemen centraal moeten staan, maar de kansen van kinderen en opvoeders. Er zal meer geïnvesteerd moeten worden in preventie, ondersteuning en ambulante hulp zodat een beroep op dure vormen van zorg kan worden teruggedrongen. Een voorlopige tijdsplanning is dat de ambulante hulpverlening overgaat naar de gemeente in 2014 en de andere onderdelen in 2016 (VNG, 2011). Hoe dit er uit zal komen te zien voor JJI’s en de verdere vormgeving van het nazorgtraject voor jeugdige ex-gedetineerden is verder nog niet duidelijk. Wel komen er dus steeds meer verantwoordelijkheden te liggen bij gemeenten.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
14
3.
Methode beschrijving
3.1
Verloop onderzoek
Het onderzoeksonderwerp is in overleg met Spectrum, een Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkelingen (CMO) Gelderland tot stand gekomen. Vanaf september 2010 tot juni 2011 heeft de onderzoeker een afstudeeronderzoek uitgevoerd binnen Spectrum. Spectrum was al in opdracht van de provincie bezig met een evaluatie betreffende nazorg jeugdige ex-gedetineerden. Het onderzoeken van de ervaringen van jeugdige- (ex) gedetineerden zou een mooie aanvulling zijn op de evaluatie van Spectrum. Allereerst is gestart met het inlezen van belangrijke beleidsstukken over nazorg denkende aan de Handreiking Nazorg (2009), Het Verantwoordelijkheidskader (2007) en het onderzoek van de Algemene Rekenkamer (2007). Aan de hand daarvan is de onderzoeksvraag uitgewerkt en deze is teruggekoppeld aan Spectrum. Vervolgens is er contact gezocht met hulpverleners die werkten met jeugdigen in en buiten de JJI en daarnaast zijn ketenpartners in de provincie Gelderland benaderd en gevraagd of zij interesse hadden deel te nemen aan het onderzoek. Alle politieke ontwikkelingen rondom het nazorgtraject jeugdige ex-gedetineerden zijn bijgehouden door het kenniscentrum van Spectrum. De volgende stap was het afnemen van de open interviews. Om een goed beeld te krijgen van de werkplek en de werksfeer zijn de interviews steeds afgenomen in de omgeving van de jeugdige of hulpverlener zelf. Naast de interviews is er ook een trajectberaad bijgewoond in de gemeente Arnhem. De laatste stap van het onderzoek was om alle gegevens te analyseren en deze te verwerken tot onderzoeksresultaten. Vervolgens zijn hier conclusies, een discussie en aanbevelingen aan verbonden.
3.2
Methodologische benadering
Er is gekozen voor een kwalitatief onderzoek met een fenomenologische inslag. Het woord fenomenologie is afgeleid van het Griekse woord ‘phenomenon’ dat ‘zichzelf tonen’ betekent. Hiermee wordt de intentie van de fenomenologie gevat: namelijk de studie van de essentie van een ervaring. Binnen dit onderzoek is sterk uitgegaan van twee kernbegrippen: werkelijkheid en ervaringen. Binnen de fenomenologie is de werkelijkheid dat, wat de mens werkelijk ervaart/ beleeft. Dit betekent niet dat het ook de werkelijkheid moet zijn, het gaat om de betekenis die mensen eraan geven. Daarbij moet rekening gehouden worden met ieders eigen kijk op de werkelijkheid, wat weer te maken heeft met ieders eigen persoonlijke geschiedenis (Lauwer, 2008). Doordat er binnen dit onderzoek met relatief weinig mensen gesproken is en de onderzoeker met verschillende functionarissen en jeugdigen binnen en buiten de JJI te maken kreeg, is er gekozen om wel een lichte sturing aan te brengen in de gesprekken. Daarom wordt er liever gesproken van een onderzoek met fenomenologische inslag. Binnen de fenomenologie worden onderwerpen zoveel mogelijk door de geïnterviewde zelf aangedragen. In gesprekken met jeugdigen en ketenpartners lag de nadruk op de ervaringen van de personen en wordt dat ook als ‘ werkelijkheid’ aangenomen binnen het onderzoek. Wel is er gebruik gemaakt van een topiclist. Een voorbeeld van een topic was in hoeverre Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
15
jeugdigen op de hoogte zijn van de Netwerk- en Trajectberaden? In de analyses zijn overigens de topics wel weer losgelaten en is er doormiddel van coderen gezocht naar thema’s.
3.3
Dataverzameling
Veldtoegang Voor het onderzoek is het van belang te benoemen dat de veldtoegang niet altijd soepel is verlopen. Dit had te maken met de volgende punten. Binnen Gelderland zijn twee JJI’s, namelijk; de Hunnerberg te Nijmegen en Kolkemate te Zutphen. De Hunnerberg heeft besloten mee te werken aan het onderzoek en uiteindelijk drie jeugdigen aangewezen die geïnterviewd mochten worden. De Kolkemate heeft besloten wegens tijdsdruk niet mee te werken aan het onderzoek. Daarnaast speelde de onderzoeksvraag midden in de periode waarin verschillende JJI’s te horen kregen of zij wel of niet moesten sluiten en er veel spanning en onrust heerste. Een ander punt was dat jeugdigen buiten de JJI moeilijk waren op te sporen. De jeugdreclassering Gelderland heeft uiteindelijk geen contacten met jeugdigen kunnen bieden. De persoon met wie is gesproken, had zelf op dat moment geen jeugdigen uit detentie en vervolgens is er op een tweede vraag aan het management niet meer gereageerd. Ook gemeente Apeldoorn heeft gekeken naar mogelijkheden, maar zij konden moeilijk direct in contact komen met jeugdigen. Vanuit hulpverleners is ook tweemaal de reactie gekomen dat de jeugdige waarschijnlijk geen zin had in een gesprek, kijkende naar zijn hulpverleningsgeschiedenis. Uiteindelijk is via de organisatie Delinquentie en Samenleving4 contact gelegd met één ex-gedetineerde. Bij Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT)5 is ook de vraag neergelegd om jeugdigen uit detentie te mogen benaderen. Dit heeft nog één contact opgeleverd. Het contact met de ketenpartners is spoedig verlopen en organisaties waren zeer bereid wat te vertellen over hun ervaringen met het nazorgtraject. Een overzicht van alle geïnterviewde personen is te vinden in bijlage 2. Interviews De volgende dataverzamelingtechnieken zijn gebruikt. Vijf open interviews met jeugdige (ex) gedetineerden. In het gesprek heb ik mij laten leiden door de onderwerpen die jeugdigen zelf aansneden op het gebied van nazorg en daarnaast zijn er een
4
Delinkwentie en Samenleving (D&S) is aangesloten bij Humanitas. D&S heeft als doel het voorkomen van criminaliteit en het geven van maatschappelijk perspectief aan ex-gedetineerden. Dat gebeurt vooral door exgedetineerden op scholen voorlichting te laten geven over misdaad en straf. Leerlingen leren daardoor inzien dat criminaliteit niet loont (Delinkwentie en Samenleving, 1975 - 2011). 5
NPT is een apart nazorgtraject van Rentray voor jeugdigen uit de PI, JJI of gesloten jeugdzorg die worden ingeschakeld op het moment dat een ‘normaal’ begeleidingstraject via de (jeugd)reclassering onvoldoende werkt. NPT is een intensieve begeleidingsvorm waarin de hulpverlener de jeugdige veelal opzoekt in zijn eigen omgeving en 24 uur per dag bereikbaar is. Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
16
aantal topics gebruikt met betrekking tot het nazorgtraject. De topiclist is terug te vinden in bijlage 3. Vijf open interviews met ketenpartners en daarnaast met NPT. Ook hierbij is gebruik gemaakt van een topiclist. Deze is terug te vinden in bijlage 3. Eén participerende observatie binnen het trajectberaad, te Arnhem. In bijlage 4 zijn drie korte uitwerkingen van interviews te vinden met een jeugdige gedetineerde, een jeugdige ex-gedetineerde en een ketenpartner. Jeugdigen zijn altijd uitgenodigd via een brief waarin werd uitgelegd wat het doel van het onderzoek was. Een voorbeeld hiervan is terug te vinden in bijlage 5.
3.4
Analysemethode
Binnen dit onderzoek zijn de interviews geanalyseerd door middel van coderen: een systeem waarbij de onderzoeker door middel van coderingen langs de tekst, thema’s gaat linken aan de gesprekken. Eerst per interview, daarna over alle interviews samen. Binnen de fenomenologie is het daarbij belangrijk niet alleen te zoeken naar gelijkenissen, maar juist ook uitzonderingen te benadrukken (Lauwer, 2008). Binnen dit onderzoek is gebruik gemaakt van ‘The grounded Theory’ benadering van Corbin en Strauss (1998) wat een verwante stroming is van de fenomenologie. De analysemethode bestaat uit drie stappen: open codering, axiaal coderen en selectief coderen. Een belangrijke reden waarom er is gekozen voor ‘The grounded Theory’ is dat deze methode niet alleen blijft bij beschrijven en interpreteren, maar ook theoretiseert door middel van de thema’s die aan het einde van het coderingssysteem ontstaan. Hierdoor kan de onderzoeker de onderzoeksresultaten op een overzichtelijk manier presenteren (Boeije, 2005) (Saunders, Lewis, & Thornhil, 2006). Binnen dit onderzoek is als volgt te werk gegaan. Open codering Na de dataverzameling (de open interviews en de participerende observatie) zijn de gegevens uitvoerig bestudeerd en gelezen. Belangrijke opvallende stukken tekst zijn gemarkeerd en bij de kantlijn zijn codes opgeschreven waarin de betekenis van het fragment is uitgedrukt. De open codering is bij bijna alle stukken door twee tot drie mensen uitgevoerd. Dit vergrootte de analysetriangulatie. Axiaal coderen Vervolgens zijn alle codes verzameld en de gemarkeerde stukken tekst per interview op één papier gezet. Omdat meerdere mensen de interviews hebben gecodeerd, is er vanuit gegaan dat de codes de stukken tekst voldoende afdekten. Daardoor kon er per interview gekeken worden welke codes eigenlijk onder één thema vielen. Per thema zijn ook de gemarkeerde teksten onderverdeeld. Selectief coderen De thema’s per interview zijn vervolgens met de andere interviews vergeleken om te kijken of daar nog overkoepelende thema’s in voor kwamen. Dit is wel voor iedere groep apart gedaan. Er zijn uiteindelijk drie groepen gemaakt namelijk: de ketenpartners, jeugdigen binnen de JJI en jeugdigen Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie | Lise van Halm 17
buiten de JJI. Vervolgens is er een codeboom per groep aangemaakt waarin de thema’s zijn gezet met de daarbij behorende codes en tekstmarkeringen. Memo’s Omdat er binnen kwalitatief onderzoek een valkuil ligt om snel de gegevens te gaan interpreteren, is er binnen dit onderzoek gebruik gemaakt van memo’s. Memo’s zijn aantekeningen die de onderzoeker bijhoudt tijdens het onderzoeksproces, waarin keuzes, interpretaties, tegenslagen en observaties worden beschreven. Hierdoor blijft de onderzoeker bewust van zijn/haar eigen interpretaties en keuzes en kan deze verantwoorden aan het einde van het onderzoeksproces. Er zijn drie verschillende soorten memo’s (Boeije, 2005). 1. Observatiememo’s: Dit zijn ook wel veldnotities: hierin worden waarnemingen in het contact met ketenpartners en jeugdigen beschreven, maar ook ontwikkelingen op het gebied van nazorg jeugddetentie. 2. Methodologische memo’s: Hierin beschrijft de onderzoeker zijn leerervaringen m.b.t. de methode die toegepast wordt door middel van reflectie. Veranderingen en verbeteringen worden ook beschreven. 3. Theoretische of analytische memo’s: Hierin beschrijft de onderzoeker zijn interpretaties en ideeën die betrekking hebben op de resultaten van het onderzoek.
3.5
Betrouwbaarheid en geldigheid
Respons Kijkende naar de uitstroom uit JJI’s binnen Gelderland; van 148 jeugdigen in 2009 (SIG, Spectrum CMO Gelderland), is dit onderzoek relatief kleinschalig aangepakt. Dit is overigens wel gangbaar binnen kwalitatief onderzoek. Wel is er vanuit verschillende invalshoeken; jeugdigen en ketenpartners gepraat over het betreffende onderwerp. Redenen waarom het onderzoek kleinschalig is gebleven, hebben te maken met het feit dat de onderzoeker alleen werkte en kwalitatieve analyses veel tijd kosten en omdat het contact met de jeugdigen moeilijk te leggen was. De resultaten en conclusies binnen dit onderzoek geven dus geen algemeen beeld van de nazorg jeugdige ex-gedetineerden binnen Gelderland. Uitwerkingen Bijna alle interviews zijn opgenomen en volledig uitgewerkt. Alle uitwerkingen van interviews zijn teruggekoppeld aan de personen (mits de persoon dit wilde). Van alle geïnterviewden is toestemming gekregen deze te gebruiken voor de onderzoeksresultaten. Tijdens de participerende observaties zijn aantekeningen gemaakt. Deze zijn ook teruggekoppeld aan Gemeente Arnhem. Triangulatie Op de volgende manieren is er gebruik gemaakt van triangulatie. Coderen: Op drie uitwerkingen na zijn alle interviews door minimaal twee mensen gecodeerd.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
18
Naast het coderen van de teksten is nog een derde persoon gevraagd te reageren op de uitwerkingen van de jeugdigen door een korte samenvatting te geven.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
19
4.
Resultaten
Jeugdige gedetineerden, ex-gedetineerden en ketenpartners zullen alle drie afzonderlijk worden beschreven aan de hand van de kernthema’s die uit de analyses zijn gekomen. Na het beschrijven van de thema’s wordt onder het kopje ‘discrepanties en analogieën’ verder ingegaan op overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende groepen.
4.1
Thema’s jeugdigen binnen de JJI
De voorbereiding binnen de JJI De jeugdigen binnen de JJI weten alle drie te benoemen dat de ITB’er de persoon is die hen helpt bij de voorbereiding naar buiten. Op de vraag wat ze verstaan onder nazorg, benoemen ze alle drie: ‘het traject naar buiten’. Als de jeugdigen gevraagd worden na te denken over hun toekomst, wensen zij voornamelijk binnen de JJI een goede praktijkstudie of havo/vwo af te ronden en daarna op zichzelf te gaan wonen. De één is wat meer gericht op studeren en de ander meer op werken. Met de netwerk- en trajectberaden zijn de jeugdigen eigenlijk niet of nauwelijks bekend. “Ik hoor wel van die overleggen, mijn ITB’er heeft wel eens gezegd dat ze naar zo’n overleg was geweest met de gemeente. Ik hoor eigenlijk daar verder niks van terug. Bijvoorbeeld mijn begeleid kamertraining, daar heb ik nog niks van gehoord.” Op de groep worden de jeugdigen ook voorbereid op zelfstandigheid, zoals schoonmaken en corveetaken, maar ook verlof en stages buiten de deur. Daarnaast bestaat het verblijf op de groep uit vier fasen waarin zij steeds meer verantwoordelijkheden en vrijheden krijgen. De jeugdigen weten daarin goed te benoemen wat er van hen verwacht wordt. “Ik weet wat ze van mij verwachten: eerlijk zijn, bellen als er iets is en gedachten en gevoelens bespreken want dat vind ik moeilijk.” Het is voor de jeugdigen niet duidelijk of er in een bepaalde fase binnen de JJI ook gewerkt gaat worden aan het traject naar buiten of wanneer het contact precies start met de ITB’er. Contact met de ketenpartners De contactpersonen binnen de JJI zijn over het algemeen de ITB’er, groepsleiding en de gedragswetenschapper. Deze jeugdigen hadden geen jeugdreclasseerder (meer) aangezien zij alle drie een PIJ-maatregel hebben en boven de achttien jaar zijn op het moment dat ze vrij komen. Jeugdigen weten goed te benoemen wat het verschil is tussen de verschillende begeleiders. Het verschil tussen de gedragswetenschapper en ITB’er wordt door één jeugdige als volgt beschreven. “De gedragswetenschapper is ook heel belangrijk. Bijvoorbeeld als je op verlof gaat en er gaan bepaalde dingen mis of zo, bijvoorbeeld dat je zin krijgt om weer te blowen en zo dat bespreek je niet zo snel met je ITB’er dat bespreek je denk ik sneller met je gedragswetenschapper. Daar bespreek je de dingen mee die je moeilijk vindt. Met je ITB’er meer praktische zaken.” Jeugdigen verwachten van begeleiders voornamelijk een luisterend oor. Twee van hen benoemen dat begeleiders te weinig naar hen luisteren en dit bij hen een onveilig en demotiverend gevoel teweeg brengt. Ook benoemen beiden daarom fouten te hebben gemaakt op hun verlof waardoor Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
20
hun verlof tijdelijk is stopgezet.“Mijn verlof werd twee maanden stopgezet en ik moest weer laten zien dat ik voor mezelf ging zorgen, me verantwoordelijk gedragen.” Jeugdigen zien hun ITB’er ongeveer één keer in de twee weken en hierover zijn alle drie positief. Ze vinden het wel lastig dat er binnen de JJI vanuit alle kanten veel bemoeienis is, waar een ‘normale’ jeugdige alleen te maken heeft met het advies van zijn ouders, hebben zij te maken met de groepsleiders, een gedragswetenschapper en ITB’er. “Ik hoor zo vaak: wij denken dat dit het beste voor jou is. Ze moeten er naar vragen!” Ze waarderen het als er met hen gepraat wordt en begeleiders eerlijk zijn over het werk dat ze doen. Het contact met de ITB’er is frequent genoeg, het contact met de gedragswetenschapper vinden twee jeugdigen echter te weinig. Vertrouwen Op de vraag wat jeugdigen belangrijk vinden of nodig hebben in de begeleiding om hun nazorgtraject succesvol te laten verlopen, benoemen ze alle drie heel duidelijk; vertrouwen. Vertrouwen in hun begeleiders, vertrouwen in het nazorgtraject dat gaat komen en het gevoel dat begeleiders ook het vertrouwen in hen hebben. “Kijk, ze verwachten hier dat je, je best doet, maar dat kan alleen als je mensen vertrouwt. Als ze naar je luisteren.” Om een goede vertrouwensband met de begeleider op te bouwen vinden de jeugdigen het belangrijk dat de begeleider zijn afspraken nakomt, snel duidelijkheid geeft, humor gebruikt, informeel is en goed luistert naar de jeugdige. Een vertrouwenspersoon zouden zij prettig vinden in de periode dat ze vastzitten. “Iemand die niet alles doorvertelt.” Wensen en behoeften met betrekking tot de nazorg Ieder gesprek eindigde met de vraag wat jeugdigen nog meer wensen als ze kijken naar hun nazorgtraject. Wat betreft de begeleiding binnen de JJI wensen twee jeugdigen dat zij soms wat meer losgelaten worden. Daarmee bedoelen zij niet zozeer dat begeleiding de jeugdigen niet mag ondersteunen, maar dat er gekeken moet worden naar wat de jeugdige wilt en hij meer vrijheid krijgt zelf keuzes te maken. Ook wenst één jeugdige dat begeleiders, binnen de JJI, vaker een positievere insteek hebben.“Ze kijken gelijk naar of verwijzen terug naar dit en dit gaat fout. Belangrijk als ze ook kijken naar wat goed gaat.” Wat betreft proefverlof benoemen jeugdigen dat ze het jammer vinden dat ze bij één fout weer terug bij af zijn. Zij denken zelfs dat, dat niet zou helpen en één jeugdige benoemt dat een leerstraf beter zou zijn. Eén jeugdige benoemt tijdens het proefverlof meer ‘fysiek’ contact te willen en niet alleen via de mail. Over de netwerk- en trajectberaden vragen alle drie de jeugdigen zich af waarom zij zelf nooit aanwezig zijn bij een netwerk- en trajectberaad. De jeugdigen wensen in hun nazorgtraject duidelijkheid, zij vinden het onprettig dat alles via, via moet. Directe communicatielijnen zijn gewenst. Wat betreft ouders benoemen twee jeugdigen dat het ook belangrijk is dat zij meer betrokken worden bij het nazorgtraject. “Wat ook meer mag is het contact tussen jongere, ouders en groep. Ouders worden vaak buiten gesloten terwijl ouders veel van je zien en weten.” De toekomstwensen van deze jeugdigen zijn niet ingewikkeld en zeker niet uniek voor mensen van die leeftijd: studeren of in de sfeer van huisje-boompje-beestje.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
21
4.2
Thema’s jeugdige ex-gedetineerden
Ervaring nazorgtraject Beide jeugdigen zijn op jongere leeftijd (twaalf en dertien jaar) vast komen te zitten en hebben uiteindelijk een PIJ-maatregel opgelegd gekregen. Eén jeugdige is vrijgekomen in 2007 (jeugdige één) en de andere jeugdige in 2009 (jeugdige twee), waarbij gezegd moet worden dat in 2007 het gehele nazorgtraject net van start was gegaan. Jeugdige één heeft dus in eerste instantie geen nazorgtraject gehad en wordt vanaf 2010 begeleid door NPT van Rentray. Jeugdige één kreeg drie weken van te voren te horen dat hij vrij kwam en had in die tijd nog niks geregeld. Wat betreft nazorg werd hem het volgende verteld. “Ik vroeg, kunnen jullie mij niet helpen met inkomen of zo? Toen zeiden zij ja dat kan, maar dan moet je ondertekenen dat je hier nog zes maanden wilt verblijven.” Jeugdige één koos er uiteindelijk voor om na drie weken terug de maatschappij in te gaan. Via het Centrum voor werk en inkomen (CWI) heeft hij daarna wel in een resocialisatietraject gezeten en één studie afgerond bij het ROC. Na zijn studie kwam hij niet aan het werk en heeft in totaal ongeveer anderhalf jaar over straat gezworven. In de tussentijd is hij gerecidiveerd en heeft in drugs gehandeld. Wat hem voornamelijk tegenstond op het moment dat hij vrij kwam, was dat hij gelijk aan het werk werd gezet, terwijl zijn wens sterk lag bij het behalen van een diploma. In de tijd dat hij aan het ROC studeerde is het ook even goed gegaan. Jeugdige twee heeft wel nazorg ontvangen, maar is hier kritisch over. Een maand van tevoren kreeg hij te horen dat hij vrijgelaten werd en moest toen alles nog gaan regelen. In zijn proefperiode kon hij vragen stellen via de mail, maar had niet de garantie een antwoord terug te krijgen van zijn reclasseerder. Hij kreeg het gevoel het grotendeels zelf uit te moeten zoeken. Een groot struikelblok voor hem was het missen van kennis over praktische zaken zoals huursubsidie en zorgtoeslag.“Ze leggen je niet uit wat het risico is van een mobiel abonnement, maar dat mobiele abonnement kan er wel voor zorgen dat er kans is op recidive.” Jeugdige twee had wel gehoord van het nieuwe nazorgtraject zoals deze nu is vormgegeven met netwerk- en trajectberaden, maar heeft hier zelf niets van meegekregen. Beide jeugdige zijn momenteel niet crimineel actief, maar benoemen wel dat het verlangen naar ‘het vrije leven’ blijft trekken. Jeugdige twee volgt momenteel een studie, heeft een baan en werkt als vrijwilliger bij Delinquentie en Samenleving. Jeugdige één is momenteel aan het solliciteren met ondersteuning van NPT. Contact met ketenpartners Jeugdige één heeft geen contact meer gehad na zijn vrijlating met een reclasseerder of ITB’er. Vanaf 2010 wordt hij begeleidt door NPT. Hierover is hij zeer te spreken en benoemd dankzij deze organisatie weer op het goede pad te zijn geraakt. In het contact met NPT vindt hij het voornamelijk prettig dat hij één contactpersoon heeft die alles met hem regelt, met hem meegaat en juiste instanties weet te vinden.“Dan krijg je vertrouwen en denk je deze man vecht echt voor me! Dan ga je, je ook voor hem inzetten.” Jeugdige twee benadrukt ook in zijn verhaal dat het contact met de begeleiders belangrijk is voor de motivatie van de jeugdige. “Het is toch wel belangrijk dat er een klik is, dat je diegene serieus neemt of dat je het gevoel hebt, dat als je, je best niet doet je diegene ook teleurstelt.”
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
22
Begeleiders kunnen jeugdigen motiveren door de hen serieus te nemen, niet teveel druk te zetten, vertrouwen te bieden en individuele plannen te maken. Jeugdige twee geeft aan dat zijn ITB’er, door tijdgebrek, onvoldoende begeleiding aan hem kon geven. Er werden vaak dingen vergeten en hij werd regelmatig in het ongewisse gelaten of zaken nu wel of niet geregeld waren. Wat ze wel goed hadden gedaan was dat de wijkagent bij hem op bezoek kwam toen hij vrij was.“Wat ze daar weer niet goed in hebben gedaan is dat de wijkagent in uniform kwam, want dan heb jij gelijk een ‘dikke vette stempel’ waar jij op dat moment in die buurt woont.” Zijn reclasseerder heeft hij tijdens zijn proefverlof, in een half jaar, zes maal gesproken waarvan twee maal fysiek contact in de eerste week en vier maal telefonisch contact. Stress/ angstmomenten Wat beide jeugdigen benoemen is dat vanaf het moment dat ze te horen kregen dat ze vrij kwamen zij veel stress ervoeren. Er moest in korte tijd veel geregeld worden en hierin was weinig sturing. Volgens jeugdige twee liep hij veel achter feiten aan en omdat er weinig overzicht was, werkte dit demotiverend. “Als je heel veel moet regelen in een hele korte tijd en je weet dat jouw toekomst daar van afhangt ga je ‘fuck-ups’ maken, dan ga je keuzes maken die je normaal niet zou maken als je onder hele hoge druk zit.” Daarnaast moet er volgens beide jeugdigen ook rekening gehouden worden met de angst die veel jeugdigen hebben voor vrijheid. Uiteraard was er sprake van blijdschap omdat je vrijkomt, anderzijds is er ook de angst het te verpesten, terug te vallen en het niet aan te kunnen. Het verschil tussen ‘binnen en buiten’ is volgens de jeugdigen erg groot. “Ik ken jongens die hebben 10 jaar van hun jongerenleven achter de deur gezeten die weten niet anders dan dat ze ’s avonds lekker die deur achter zich dicht horen vallen en dan is het een shock om weer buiten te zijn.” Jeugdige één geeft aan dat het voor jeugdigen voornamelijk belangrijk is om te kunnen acclimatiseren en even tot rust te kunnen komen na een gevangenisstraf. Hij benoemt dat het eng is en mensen overstuur raken op het moment dat ze gelijk moeten gaan werken. Wensen met betrekking tot het nazorgtraject Wat betreft de netwerk- en trajectberaden geven beide jeugdigen aan dat de plannen goed zijn, maar zij zich wel afvragen waarom de jeugdige er niet bij mag zitten. Zij denken dat dit stressverminderend en motiverend voor jeugdigen kan werken. “Dat is veel beter toch, de jongere weet direct waar het over gaat, hij weet wie er bij zitten, hij krijgt vertrouwen, hij ziet de mensen en denkt hé die man is serieus.” Jeugdige één benoemt daarbij dat hij een veel betere informatiebron is dan de ITB’er, hij weet immers veel beter wat er in hem omgaat en wat hij wil. Niet alleen de jeugdige mag meer betrokken worden bij zijn nazorgtraject, ook familie mag meer een rol gaan spelen. Familie is volgens hen ontzettend belangrijk en daarnaast ook een motivatiebron om te stoppen met delictgedrag. Jeugdige twee benoemt dat meer cursussen ook wenselijk zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot solliciteren en budgetteren. De rol van de begeleider mag ook niet onderschat worden en vertrouwen in de begeleider hebben, lijkt een sleutelwoord tot succes te zijn. “Een reclasseerder start altijd met: als je begint te kutten, ga je terug! Maar zo moet je eigenlijk nooit beginnen, want dan krijg je nooit een vertrouwensband. Oh dus als ik eerlijk tegen jou ben, stuur jij mij terug?” Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
23
Jeugdige twee benoemt dat er beter gekeken moet worden of de combinatie tussen de jeugdige en begeleider wel matchen. Jeugdige één benoemt in zijn gesprek dat er een rustige opbouw moet zijn in het nazorgtraject van de jeugdige en begeleiders niet te snel moeten gaan. Druk zetten werkt averechts, de jeugdige moet de tijd krijgen zijn leven weer op te kunnen bouwen.
4.3
Thema’s ketenpartners
Ervaring met de netwerk- en trajectberaden De manier van werken binnen het nazorgtraject wordt door alle ketenpartners nog als een opstartfase gezien. Daarin benoemen zij ook dat lang niet alle gemeenten al zover zijn met de netwerk- en trajectberaden en de ICT-applicatie. De gemeenten Apeldoorn en Arnhem zijn al wel goed op weg met de netwerk- en trajectberaden en voorkomen zo dat iedere organisatie alleen maar op zijn eigen eilandje werkt. Gemeente Apeldoorn: “Als je vanuit allemaal eigen belangen gaat werken, dan gaat het fout, je moet het gewoon samen doen en voor één belang: de jongere.” De volgende vraag was dan ook hoe deze samenwerking er in de praktijk uit zag. Beide gemeenten benoemen voornamelijk dat de samenwerking op basis van vertrouwen gaat. Ze gaan er vanuit dat de jeugdreclasseerder en ITB’er de beraden en plannen terugkoppelen aan de jeugdigen. Ze gaan hierbij uit van de professionaliteit van de hulpverleners. De ITB’er benoemt dat de samenwerking wisselend verloopt: niet alle gemeenten en ketenpartners zijn even zorgvuldig met het invullen van de ICT-applicatie en contacten met jeugdreclasseerders zijn erg persoonsafhankelijk. Zowel de Jeugdreclasseerder als de ITB’er benoemen nog twijfels te hebben over ICT-applicatie en dat het hen zo nu en dan ‘dubbel’ werk oplevert. ITB’er: “Ik ga heel veel informatie ophalen bij de Raad, bij de jeugdreclasseerder, terwijl die allebei bij het netwerkberaad aanwezig zijn. Dus dan denk ik ja, waarom moet ik die informatie verzamelen en in het systeem zetten terwijl diegene zelf onderdeel zijn van het hele systeem.” Het contact met de jeugdige Het contact met de jeugdige verloopt via de ITB’er of via de jeugdreclasseerder, soms ook via een wijkagent. Gemeenten en de Raad voor de Kinderbescherming hebben geen direct contact met de jeugdige en krijgen informatie door via de ITB’er of Jeugdreclasseerder. De jeugdige is niet aanwezig bij de netwerk- en trajectberaden, iets wat volgens de ITB’er in het laatste stadium binnen de JJI wel zou moeten gebeuren. “In principe is het wel de afspraak dat in het laatste trajectberaad, als de jongere naar huis gaat, de jongere aanwezig is en de ouders.” De voorbereiding en terugkoppeling met de jeugdige is de verantwoordelijkheid van de jeugdreclasseerder of ITB’er. In die zin zijn de jeugdreclasseerders of ITB’er de spil tussen jeugdige en ketenpartners en geven zij wensen door van jeugdigen. Beide gemeenten benoemen dat de wens van de jeugdige niet altijd reëel is en er soms andere dingen besloten worden. Gemeente Arnhem: “Als de wens van de jongere onmogelijk is, beslis je op dat moment wel wat er gaat gebeuren. Je bent snel geneigd te denken voor de ander.” In het contact met de jeugdige ligt dus veel verantwoordelijkheid bij de ITB’er en jeugdreclasseerder om zijn wensen goed te achterhalen, te bespreken, te presenteren en de uitkomsten goed terug te koppelen. Gemeente Arnhem benoemt hierbij dat zij eigenlijk nooit terug horen of de nu jeugdige blij is met het uitgezette traject. De ITB’er geeft aan in het contact met de jeugdige het voornamelijk belangrijk te vinden om Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie | Lise van Halm 24
openheid te creëren, naast de jeugdige te staan, wensen te bespreken en hem verantwoordelijk te maken voor zijn nazorg traject. Voor de jeugdreclasseerder zit de succesfactor voornamelijk in het ‘out-reachend’ werken. JR: “Dus ik rij eigenlijk heel de Achterhoek door, ik ga echt naar de jongere toe. Dan zie je niet alleen de jongere, maar ook pa en ma.” NPT sluit hier op aan en geeft aan vierentwintig uur per week telefonisch bereikbaar te zijn voor de jeugdige. Daarnaast komt de begeleider echt in de leefwereld van de jongere. Hij gaat mee naar afspraken, leert de familie en het sociale netwerk van de jeugdige kennen. Motivatie jongere In gesprekken met ketenpartners kwam steeds weer de motivatie van de jeugdige terug. RvdK: ”Het traject valt of staat toch met de motivatie van de jongere.” Voor ketenpartners is het belangrijk dat de jeugdige gemotiveerd is voor zijn nazorgtraject en mee wil werken. Gemeente Apeldoorn: “Daar kan ik heel eerlijk over zijn, alles is afhankelijk van de inzet van de jongere zelf.” Binnen het trajectberaad dat is bijgewoond, was motivatie ook regelmatig een onderwerp van gesprek, het werd toen de taak van de ITB’er de jeugdige te motiveren. Maar hoe motiveren ketenpartners de jeugdige? De ITB’er en jeugdreclasseerder benoemen voornamelijk dat jeugdigen gemotiveerd raken op het moment dat doelen haalbaar zijn en ze dingen ook daadwerkelijk bereiken. Daarnaast is het volgens de jeugdreclasseerder ook belangrijk dat ze inzien waarom ze willen werken aan hun nazorgtraject. De ITB’er benoemde dat ze eenmaal vertrouwensgesprekken heeft gehad met een jeugdige omdat deze niet gemotiveerd was voor nazorg. Op de vraag waarom hij haar had uitgekozen als vertrouwenspersoon antwoordde ze:“Ja, omdat ik afspraak betrouwbaar ben, denk ik, dat ik eerlijk ben en direct.” Jeugdigen hebben ook veel behoeften aan duidelijkheid, volgens de ITB’er is dat soms nog belangrijker dan goed of slecht nieuws. NPT probeert voornamelijk de jongere te motiveren door hen zoveel mogelijk bij hun eigen proces te betrekken. Daardoor wordt het echt het traject van de jongere zelf. De vijf leefgebieden Tijdens het trajectberaad werden alle vijf leefgebieden uitvoerig in kaart gebracht. Hierin werd besproken waar de jeugdige nog hulp nodig heeft op het gebied van: wonen, werken, studeren, financiering, dagbesteding en gezondheid. Vervolgens werden de leefgebieden ingeschaald op: goed - matig - zorgwekkend. De jeugdreclasseerder benadrukt familie een belangrijk onderdeel te vinden in de nazorg waar veel aandacht naar toe mag. Familie was ook een onderwerp van gesprek in het trajectberaad, maar hoort niet bij de vijf leefgebieden. De ITB’er benoemt altijd nog een extra leefgebied in te zetten tijdens de gesprekken met de jeugdige. “ Je eigen persoonlijkheid, waar loop je tegenaan? Dat heeft ook veel invloed op die gebieden.”
4.4
Discrepanties en analogieën
Nu alle thema’s beschreven zijn is het interessant de drie groepen eens naast elkaar te leggen om te kijken in hoeverre de thema’s overeenkomen of uiteenlopen. Hieronder worden de netwerk- en trajectberaden, motivatie jeugdige, stress/ angst momenten en contact jeugdigen en begeleiders nog eens tegen elkaar gehouden. Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
25
Startende met de netwerk- en trajectberaden zijn deze voornamelijk opgezet om gemeenten voor te bereiden op de komst van jeugdige ex-gedetineerden. Daar waar gemeenten en andere organisaties vaak langs elkaar heen werkten, wordt er nu veel meer gewerkt aan één plan voor de jeugdige. Volgens gemeente Apeldoorn ook voor één belang namelijk de jeugdige. Uit de verhalen van de jeugdigen blijkt dat de netwerk- en trajectberaden niet tot nauwelijks bij hen bekend is, iets wat volgens de meeste ketenpartners wel het geval zou moeten zijn. Daar waar perspectiefplannen worden gemaakt binnen de beraden, missen de jeugdigen een goede terugkoppeling en betrokkenheid. Alle vijf de jeugdigen vragen zich ook gelijk af waarom zij niet aanwezig mogen zijn bij de trajectberaden en deze vraag lijkt gekoppeld te zijn aan de vraag om duidelijkheid. Dat duidelijkheid belangrijk is, wordt bevestigd door de ITB’er en jeugdreclasseerder. Motivatie is een thema dat in alle groepen terug te vinden is. Ketenpartners benoemen dat het soms moeilijk is jeugdigen te motiveren en met motivatie het project staat of valt. Wat ketenpartners ‘niet echt’ lijken te beseffen, in ieder geval niet benoemen, is dat zij één van de grote motivatiefactoren van jeugdigen zijn, aldus de jeugdigen. Dit zit hem voornamelijk in het woordje ‘ vertrouwen’. Een andere belangrijke motivatiefactor is familie en dit wordt ook benadrukt door de jeugdreclasseerder, die de begeleiding thuis als één van de succesfactoren noemt. NPT bevestigt dat het opzoeken van de jeugdige in zijn leefwereld positief effect heeft op de motivatie van de jeugdige. Een verschil tussen de jeugdigen binnen de JJI en de jeugdige ex-gedetineerden is het kopje angst en stress. Jeugdigen binnen de JJI lijken zich voornamelijk te verheugen op hun vrijlating, waarbij één jeugdige benoemt het ook wel spannend te vinden. Jeugdige ex-gedetineerden benoemen dat zij binnen de JJI ook niet direct stress ervoeren, omdat ze niet beseften wat vrijlating nog meer inhield. Een maand van te voren werden ze overvallen door de hoeveelheid aan regelingen. Wat betreft het contact tussen begeleiders en jeugdigen zijn de ITB’er en jeugdreclasseerder de directe aanspreekpunten voor jeugdigen. Er wordt van deze twee functies verwacht dat zij jeugdigen op de hoogte houden en informatie terugkoppelen, maar volgens de jeugdigen horen zij niets tot weinig van de netwerk- en trajectberaden terug. Jeugdigen binnen de JJI weten niet goed te benoemen wanneer de ITB’ er in beeld komt en wanneer ze gaan werken aan de voorbereiding op de terugkeer naar de samenleving. Daarnaast hebben jeugdigen benoemd het ook prettig te vinden bijvoorbeeld contact te hebben met een persoon van de gemeente, zodat als ze vrij zijn, zij weten bij wie ze terecht kunnen.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
26
5.
Conclusie/discussie
In de conclusie/discussie wordt er antwoord gegeven op de centrale vraagstelling door ervaringen van jeugdigen en ketenpartners aan elkaar te koppelen en hieruit te concluderen hoe begeleiding eruit ziet naar de jeugdige toe en wat jeugdigen helpt om zijn nazorgtraject te laten slagen. Daarin worden de onderzoeksresultaten afgezet tegen de theorie waaraan kritische vragen worden verbonden.
5.1
Centrale vraagstelling
Hoe ervaren jeugdige (ex) gedetineerden en de ketenpartners het nazorgtraject of de voorbereiding daarop aan de hand van de netwerk- en trajectberaden? Jeugdigen lijken niet tot nauwelijks op de hoogte te zijn van de netwerk- en trajectberaden. Eén jeugdige binnen de JJI leek na uitleg van de onderzoeker ‘er wel eens van gehoord te hebben’. Eén jeugdige ex-gedetineerde was wel op de hoogte van het traject, maar heeft zelf de nazorg niet zo ontvangen. Jeugdigen blijken wel zelf een goed beeld te kunnen scheppen van wat ze zouden willen als ze weer naar buiten gaan en bij wie ze dan moeten zijn. Het bijeenbrengen van ketenpartners doormiddel van netwerk- en trajectberaden lijkt zeker zijn vruchten af te werpen. Ketenpartners benoemen dat het nieuwe systeem wennen is, maar er meer eenduidigheid en kennis over elkaars taken is. Wat nog niet optimaal loopt, is het invullen van de ICTapplicatie. Niet iedere ketenpartner doet dit, of niet zorgvuldig en de ITB’er moet in de eerste week voor het netwerkberaad informatie verzamelen van de jeugdige terwijl de RvdK deze ook blijkt te hebben. Deze taak zou efficiënter verdeeld kunnen worden.
5.2
Begeleiding in de praktijk
Dat jeugdigen niet tot nauwelijks op de hoogte zijn van de gang van zaken is eigenlijk zonde, aangezien hen hele behandeltraject binnen de JJI in fasen is uitgewerkt van een ‘wen’ fase tot aan een ‘vertrek’ fase. De komst van een ITB’er zou hier goed aan gekoppeld kunnen worden. Alle vijf de jeugdigen hebben de wens om zelf aanwezig te zijn bij trajectberaden. Het belang daarvan voor hen is dat zij weten waar het over gaat, wat ze te doen staat en met wie. Fysiek contact blijkt niet alleen in de voorbereiding maar ook tijdens het proefverlof belangrijk te zijn voor de jeugdigen. In de probleemstelling van dit onderzoek wordt benoemd dat er nauwelijks een beeld is van de begeleiding van de jeugdige in de praktijk. Met ketenpartners is hier uitvoerig op teruggekomen. Geconcludeerd mag worden dat gemeenten en de RvdK geen direct contact met de jeugdige hebben. De ITB’er of de jeugdreclasseerder is het spil tussen de jeugdige en de ketenpartners. Hoe deze communicatie wordt vormgegeven staat niet vast, gemeenten en de RvdK gaan uit van de professionaliteit van de ITB’er/ jeugdreclasseerder, zij moeten de plannen aan jeugdigen terugkoppelen. Alle ketenpartners benoemen dat de wens van de jeugdigen voorop staat, maar hier niet altijd aan voldaan kan worden. Er staat dus nog weinig vast omtrent de begeleiding van de jeugdige in de praktijk en dit zou een oorzaak kunnen zijn dat jeugdigen weinig op de hoogte zijn van hen eigen nazorgtraject.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
27
5.3
Motivatiefactoren voor jeugdigen in zijn nazorgtraject
Doordat jeugdigen niet goed op de hoogte zijn van de netwerk- en trajectberaden hebben zij onvoldoende een beeld hoe hun nazorgtraject eruit komt te zien en wat hun mogelijkheden zijn. Hiermee snijden de ketenpartners zichzelf eigenlijk in de vingers, aangezien ‘duidelijkheid en betrokkenheid’ stressverminderend en motiverend werkt volgens de jeugdigen. Ketenpartners mogen meer gaan beseffen dat zij zelf een belangrijk middel zijn om jeugdigen te motiveren. Op het moment dat een jeugdige niet goed weet wat hem te wachten staat, kan hij daar ook moeilijk gemotiveerd van raken. Daarnaast benoemen jeugdigen dat een goede vertrouwensband met begeleiders hen motiveert om door te zetten en hun best te doen. Een ander motivatiefactor is het sociale netwerk van de jeugdige en voornamelijk de familie. Het sociale netwerk speelt volgens Weijers (2010) een belangrijkere rol dan nu wellicht wordt toegekend. Familie mag meer betrokken worden volgens de jeugdigen bij het nazorgtraject en volgens de ITB’er was dit eigenlijk ook de bedoeling tijdens het laatste trajectberaad. Zowel volgens de ketenpartners als de jeugdigen is het belangrijk in kleine stapjes te werken aan doelen. Op het moment dat de jeugdige terugkeert in de maatschappij kan dit van grote impact op hem zijn. Jeugdigen voelen stress met betrekking tot alles wat geregeld moet worden en angst om te falen. Kleine doelen geven overzicht en snel resultaat en dat werkt bevredigend en motiverend bij jeugdigen. NPT bevestigt dit, zij denken ook dat jeugdigen gemotiveerd raken op het moment dat je de jeugdige betrekt bij het perspectiefplan en de jeugdige opzoekt in zijn eigen omgeving. De problemen zijn niet weg op het moment dat de jeugdige zijn voeten buiten de deur zet, de veilige muren van de JJI worden verwisseld voor een maatschappij met valkuilen en uitdagingen. Deze jeugdigen hebben dan juist iemand nodig om op terug te vallen, een telefoontje met hoe het gaat, is niet voldoende. Het ‘out-reachend’ werken lijkt steeds meer een begrip te worden binnen de jeugdzorg. De hulpverlening verplaatsen van inrichtingen naar dichter bij huis is ook een doel van de decentralisatie van de jeugdzorg. Werk, studie het zijn allemaal middelen om de kans van slagen groter te maken voor jeugdigen om niet terug te vallen in delinquent gedrag. Maar op het moment dat de jeugdige zijn voeten buiten de deuren van de JJI zet, moet hij op zijn minst ook vertrouwen hebben in het nazorgtraject plus zijn begeleiders en voorbereid zijn op de impact die de maatschappij op hem heeft. Ketenpartners kunnen zichzelf afvragen waarom zij jeugdigen zo weinig betrekken bij het nazorgtraject. Aangezien het onderzoek relatief kleinschalig is uitgevoerd, kan er afgevraagd worden of er met meer dataverzameling dezelfde resultaten uit het onderzoek waren gekomen. Waarschijnlijk niet, dit is namelijk geheel afhankelijk van de jeugdige, de JJI’s en de gemeente waar de jeugdige naar terugkeert. Om een beter beeld te krijgen van de effectiviteit van de begeleiding aan jeugdigen in hen nazorgtraject is het uiterst relevant hier grootschalig onderzoek naar te doen, waarin de ervaring van jeugdigen worden meegenomen.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
28
Aanbevelingen jeugdigen Samengevat geven de jeugdige- (ex) gedetineerden de volgende aanbevelingen terug aan de ketenpartners: Betrek jeugdigen in de trajectberaden door ze aan te laten sluiten in het overleg. Op zijn minst als de jeugdige in de vertrekfase zit binnen de JJI. Betrek ouders meer in het nazorgtraject en in de behandeling binnen de JJI. Ouders weten veel over de jeugdige en zijn een stimulans om te stoppen met crimineel gedrag. Geef snel duidelijkheid aan de jeugdige over zijn nazorgtraject door middel van een goede terugkoppeling na een trajectberaad. Jeugdigen vinden het belangrijk te weten waar ze aan toe zijn, dit is belangrijke stimulans om gemotiveerd te blijven. Jeugdigen vinden het belangrijk dat begeleiders tijdens proefverlof of vrijlating de jeugdigen opzoeken in hun eigen omgeving. Een vertrouwenspersoon aanstellen tijdens de behandeling en tijdens het nazorgtraject. Jeugdigen benoemen dat zij tijdens de begeleiding het erg belangrijk vinden iemand te kunnen vertrouwen. De invloed van begeleiding op de motivatie van jeugdigen mag niet onderschat worden. Vertrouwen in begeleiders kan voor jeugdigen een extra stimulans zijn om zijn best te doen en het nazorgtraject vol te houden. Jeugdige stap voor stap voorbereiden op zijn vrijlating met kleine haalbare doelen. De stap naar vrijheid kan voor jeugdigen beangstigend zijn en grote doelen kunnen daarbij een extra reden zijn om snel op te geven en terug te vallen in crimineel gedrag. Jeugdigen vinden een middelbaar schooldiploma erg belangrijk, leg de nadruk niet te snel op praktijkstudies en werk.
Aanbevelingen naar aanleiding van het gehele onderzoek Aan de hand van de vier fasen binnen de JJI kan er voor de jeugdige een duidelijk tijdspad gemaakt worden, waarin staat wanneer de ITB’er in beeld komt en wanneer er een netwerk- en trajectberaad is. Jeugdigen zouden door middel van een folder over het nazorgtraject geïnformeerd kunnen worden over de overlegstructuur, de mogelijkheden en contactmomenten. Er mag kritisch gekeken worden naar de terugkoppeling van de ITB’er en JR naar de jeugdige. Gebeurt dit? In welke tijdsbestek? Wat wordt er teruggekoppeld en op welke manier? Hier zouden duidelijke richtlijnen voor opgezet kunnen worden. Binnen de trajectberaden staan nu de vijf leefgebieden centraal en zijn familie en het sociale netwerk een extra bijkomstigheid. Dit zou omgedraaid moeten worden; de jeugdige moet immers eerst gemotiveerd raken te stoppen met crimineel gedrag om het dan vol te kunnen houden door middel van werk, inkomen en huisvesting. Familie en het sociale netwerk zouden opgenomen kunnen worden binnen de leefgebieden in plaats van apart benoemd te worden. Grootschalig onderzoek naar de effectiviteit van het nieuwe nazorgtraject. Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
29
Literatuurlijst Beltman, E., & Bos, J. (2009). Factsheet nazorg voor jeugdige ex-gedetineerden, ook een taak voor gemeenten. Velp: druk&zo. Beugelsdijk, F., & Souverein, C. (1997). Geesteswetenschappelijke pedagogiek. In S. Miedema, Pedagogiek in Meervoud (pp. 23-68). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom onderwijs CBS. (2009). Jaarrapport 2009, Landelijke jeugdmonitor. Den Haag/Heerlen: Centraal bureau van de statistieken. Kooijman, H., & Van Rooijen, M. (2011). Ratjes en boefjes kunnen prima samen. JeugdenCo , 13-15. Lauwer, H. (2008). Fenomenologisch onderzoek in de fenomenologische wetenschappen. Opgeroepen op Mei 2, 2011, van Onderzoekscentrum kind en samenleving: http://www.ks.be/docs/paperfenomenologie.pdf Mali, S., & Quint, B. (2005). Effectieve aanpakken jeugdige veelplegers. Den Haag: Elsevier Overheid. Maso, I., & Smaling, A. (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Ministerie van Justitie. (2010). Factsheet nazorg jeugd. Den Haag: Ministerie van Justitie. Ministerie van Justitie. (2007). Verantwoordelijkheidskader nazorg jeugd. Ministerie van Justitie. Rekenkamer, A. (2007). Detentie, behandeling en nazorg jeugdige criminelen. 's Gravenhage: SDU Uitgevers. Rekenkamer, A. (juni 2010). Tweede kamer dossier 31 915 beginselen wet justitiële jeugdinrichtingen. Algemene Rekenkamer Rijksoverheid. (n.d.). Nazorg. Opgevraagd Oktober 09, 2010, Van De Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdcriminaliteit/maatregelen-tegenjeugdcriminaliteit/nazorg Samenleving, D. e. (sd). Welkom bij Delinkwentie en Samenleving. Opgeroepen op Mei 2, 2011, van Delinkwentie en Samenleving: http://www.delinkwentie-samenleving.nl/ Saunders, M., Lewis, P., & Thornhil, A. (2006). Kwalitatieve gegevens analyseren. In M. Saunders, P. Lewis, & A. Thornhil, Methoden en technieken van onderzoek (pp. 409-422). Amsterdam: Pearson Education Benelux B.V. . VNG. (2009). Handreiking nazorg jeugdige ex-gedetineerden. Den Haag: Drukkerij Excelsior. Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
30
Weijers, I. (2010). Jeugdige veelplegers. Amsterdam: B.V. Uitgeverij SWP. Westers, F., & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse; uitgangspunten en procedures. In F. Westers, & V. Peters, Kwalitatieve analyse; uitgangspunten en procedures (pp. 12-13). Bussum: Uitgeverij Coutinho. Stoffelen, A. (2010, December 7). Rust achter het hoge hek. De volkskrant , pp. 2-3. Traas, M. (2006). Oorzaken van crimineel gedrag bij jeugdigen. In M. Traas, Aandacht of aanklacht; jeugdcriminaliteit in agogisch perspectief (pp. 28-35). Baarn: HB uitgevers.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
31
Bijlage 1: lijst met gebruikte afkortingen
AWBZ BJZ CIZ CJG CWI ITB’er JCO JJI JR MO NPT OM OTS PIJ RvdK VIR VNG Wmo ZvW
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau jeugdzorg Centrum voor Indicatiestelling Zorg Centrum voor Jeugd en Gezin Centrum voor Werk en Inkomen Intern Traject Begeleider Justitieel Casus Overleg Justitiële Jeugdinrichting Jeugdreclassering Maatschappelijke opvang Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer, Rentray Openbaar Ministerie Onder Toezichtstelling Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen Raad voor de Kinderbescherming Verwijsindex Risicojongeren Vereniging van Nederlandse Gemeenten Wet maatschappelijke opvang Zorgverzekeringswet
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
32
Bijlage 2: Lijst met geïnterviewde personen:
De volgende personen hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Ketenpartners: Medewerker veiligheidshuis, Gemeente Arnhem Jeugdreclasseerder, bureau Jeugdzorg Gelderland Intern Traject Begeleider (ITB’er), Hunnerberg Nijmegen Coördinator Jeugdcriminaliteitspreventie, Gemeente Apeldoorn, Epe en Heerde Projectleider, Raad voor de Kinderbescherming Utrecht
Jeugdige (ex) gedetineerden: Drie jeugdigen binnen JJI de Hunnerberg met PIJ-maatregel Twee jeugdige ex-gedetineerde. Eén contact is bemiddeld via Delinquentie en Samenleving en één contact via NPT, Rentray Overig: Nieuwe perspectieven bij terugkeer te Almere. Een apart nazorgtraject voor jongeren uit detentie, Penitentiaire inrichting (PI) of gesloten jeugdzorg. Bijwonen van een Trajectberaad, veiligheidshuis Gemeente Arnhem.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
33
Bijlage 3: Topiclist interviews: jeugdigen en ketenpartners Ketenpartners 1. Functie beschrijving en aandeel in nazorgtraject. 2. Samenwerking met andere ketenpartners. 3. Contactmomenten met jeugdigen. 4. Vormgeving begeleiding. 5. Verwachtingen naar jeugdigen. 6. Succesfactoren. 7. Eigen ervaring met het nazorgtraject (waarderingen/wensen). Jeugdige binnen de JJI 1. Wat versta je onder nazorg? 2. Bekendheid netwerk- en trajectberaden. 3. Contactpersonen. 4. Waardering aan nazorg. 5. Wensen voor nazorg. 6. Terugval. Jeugdige ex-gedetineerden 1. Verloop nazorgtraject. 2. Contactpersonen en hoe verliep het contact. 3. Wat werkte motiverend binnen het nazorgtraject? 4. Tips en adviezen voor het nazorgtraject
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
34
Bijlage 4: Gedeelten uit uitwerkingen interviews Interview ITB’er I= L=
Interviewer Geïnterviewde
I: je vertelde zostraks, ik ging toen even ergens anders op in, maar je vertelde dat je toch probeert zoveel mogelijk zijn wensen mee te nemen. Dat raakt ook wel mijn onderwerp omdat ik bijvoorbeeld niet terug kan vinden van uh, dat op het moment dat er een trajectberaad is, waar komt dan de inspraak van de jongere nog in terug. L: Ja, via mij eigenlijk en de jeugdreclasseerder kan ook. I: Bereidt je dat, dan ook voor van oh er komt een trajectberaad ik ga nog even met die jongere er voor zitten? L: Ja en wat ik altijd meeneem naar het trajectberaad is het perspectief plan en dat is ook iets wat ik met de jongere voor besproken heb. Dat geef ik ook aan van dan en dan hebben we een trajectberaad, die en die zijn aanwezig, gaan we jouw traject bespreken, neem ik jouw informatie mee en dan geef ik ook aan dit is wat je wilt, dit is wat je nodig hebt. Dan leg ik ook uit dat het trajectberaad voor ons ook heel belangrijk is omdat daar de mensen zijn met wie wij zaken moeten doen en waar wij gebruik van kunnen maken. Zoals de gemeente daar heb je toch heel veel aan als je de zaken geregeld wilt hebben. I: Oké dus jij vertelt wel heel open aan de jongeren zelf dat jij naar zulke overleggen gaat. L: Ja. I: Oké dan weet ik daarvan. L: En dan koppel ik ook weer terug wat besproken is en uh wat het opgeleverd heeft zeg maar. I: Want uh, die jongere ik kan me voorstellen dat hij dan wat wensen aan jou doorgeeft zeg maar. Ik zou graag daar naar toe willen als ik vrij kom, naar die school. En dan kom je op zo’n trajectberaad en dan vertel je dat waarschijnlijk. L: Mm, mm. I: Aan de ketenpartners, en dan? L: Dan wordt er gekeken wat is haalbaar en dan wordt er gekeken wie wat kan doen. Maargoed die haalbaarheid die wordt natuurlijk ook al vooraf door mij bekeken. I: En komt het ook voor dat het niet haalbaar is, dat jullie om de tafel zitten en denken.. L: Ja of dat er signalen komen vanuit de wijk bijvoorbeeld van de politie dat er een hoop onrust in de wijk is of dat je hoort van de politie dat er een hoop jongens zijn opgepakt, die ook weer bevriend waren met deze jongere. Dat je dus een oogje in het zeil moet houden. En als jongens op verlof gaan, geef je ook altijd door aan politie dat ze ook de verlofinvulling weten van nou uh een jongere mag daar en daar zijn dus als ze hem tegenkomen met de verkeerde jongere op de verkeerde plekken dan krijgen wij dat ook weer te horen. En dan vertel ik ook altijd eerlijk van dat de politie weet wat de afspraken zijn. I: En op het moment dat je zo’n beraad hebt gehad koppel je ook terug aan de jongeren wat de beslissingen zijn. L: Ja. Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
35
I: En uh dat was het dan. Kan zijn dat er iets besloten is, knopen doorgehakt en daar moet de jongere het dan ook mee doen? L: Ja. Ja kijk, ik heb nog niet echt meegemaakt dat er dingen uitkwamen van, nou kijk ik heb nu een jongen, die uit Venlo komt. Daar ga ik wel iedere keer heen maar dat is omdat het een hele complexe casus is en daarvan zijn we aan het uitzoeken van omdat hij een delict heeft gepleegd waar mensen heel erg boos op hem zijn. Dat ik ook aan het uitzoeken ben of het wel veilig is om met hem die kant op te gaan. En dat hij ook weet dat ik die besprekingen daar heb en dat er een hoop onrust is waar zijn moeder woont en dat ik ook eerlijk zeg van wij gaan dat bespreken want ik wil weten hoe veilig jij bent buiten. En zo lang we dat niet helder hebben, kan jij niet naar buiten toe. Dus soms moet je terug komen met dingen van; ik heb daar nog geen antwoord op, of er zijn nog meer signalen gekomen. I: Minder goed nieuws. L: Ja en dan merk je toch wel dat duidelijkheid nog bijna belangrijker is dan goed nieuws.
Jeugdige binnen de JJI: Dit gesprek is uit privacy voorwaarden niet opgenomen. De interviewer heeft tijdens en na het gesprek aantekeningen gemaakt van het gesprek. Afgesproken is dat de jongere zelf het verslag terug leest en aangeeft of hij zich er in kan vinden. Uitwerking: Mijn PIJ loopt waarschijnlijk tot juli, daarna ga ik op begeleid kamer wonen. Dan ga je op dat heet STP, dat betekent scholing, trainingsprogramma. Nou ja zeg maar proefverlof. Dat is erg belangrijk. Ik ga nu op verlof. Je hebt begeleid en onbegeleid. Eerst moest ik vier keer op begeleid verlof in Nijmegen. Daarna mag je naar je ouders. Vanaf februari ga ik ook naar school op maandag, daar krijg ik dan ook verlof voor. In de stad ging ik op verlof vaak beetje shoppen. De eerste keer dat ik op verlof mocht, was het Ramadan, net de eerste dag, dus mocht ik niet eten. Maar dan ging ik wel naar zo’n Marokkaans winkeltje van die koekjes halen en zo. Maar dat was wel balen. Sowieso ben ik niet zo’n eter hier, niks is halal. Ze hebben het er nu wel bij het jongerenberaad over gehad. Ik zit daar zelf niet bij, maar wel een andere jongen van de groep. Daar mag je dan je wensen aangeven, maar dan moeten ze dat eerst weer bespreken met het IJZ. Dan denk ik dat kan allemaal veel sneller, ga zelf boven op een kamertje met zijn allen dat beslissen. Het duurt vaak maanden voordat je een antwoord hebt. Wat versta je onder nazorg? Onder nazorg versta ik dat ze me helpen als ik buiten ben, hoe ik alles voor mezelf kan regelen. Ze kunnen je wel vrij laten als je klaar bent en zeggen ‘veel plezier’! Maar als je thuis wilt wonen of waar dan ook en school of dagbesteding, dat moet ook geregeld worden. Dat moet allemaal geregeld worden als je weer weggaat. Hoe zie je, jezelf over drie jaar? Over drie jaar, dan is het 2013 hè? Dan woon ik op mijzelf in een appartement. Ik ga nog steeds naar Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
36
school, 2e leerjaar van niveau 3 ICT. In mijn vrije tijd heb ik met mijn vader een eigen zaakje zoals een snackbar of shoarmatent. Hoe ga je dat bereiken? Ja door, maar dat kan niet. Een snelcursus zelfstandig wonen. Ik leer ook op de groep om zelfstandig te worden hoor, ik leer bijvoorbeeld: Kamer schoonmaken, koken, corveetaken, de was doen, als je op jezelf gaat wonen moet je dat ook allemaal kunnen. Ik heb nog wel hulp nodig bij school, financiën en mijn week plannen. Binnenkort krijg ik een weekplanner, een andere jongen op de groep heeft dat ook. Dat is een soort lijst met alle dagen van de week, een soort agenda. Dat is wel handig als ik nu op maandag naar school ga. Wat vind je belangrijk in de begeleiding om dit te behalen? Vertrouwen! Ik heb veel moeite om dingen te vertellen, eerder kon ik dat echt niet met een vreemd persoon praten. Ik heb nu geleerd om mensen hier binnen te vertrouwen, binnen de instelling. Buiten de instelling is dat een stuk moeilijker, ja dan kan dat ook wel, maar als iemand buiten iets doet wat mij schaadt dan is het over. Wanneer vertrouw je iemand? Hele persoonlijke dingen vertel ik niet zo snel aan mensen. Iemand moet afspraak betrouwbaar zijn, afspraken nakomen en niet te lang wachten. Ook als ik iets vertel aan een persoon moeten ze niet gelijk weer alles doorvertellen tegen groepsleiding, dat ik de volgende dag te horen krijg, He heb je dit en dit gezegd. Mensen moeten ook informeel zijn, niet te zakelijk. Ik heb wel vertrouwen in mijn traject, mijn traject staat vast. Toch zeg ik steeds tegen mezelf: Ga er maar niet vanuit, wie weet wat er komt!
Jeugdige ex-gedetineerde 2: C= Jeugdige L= Interviewer C: Iemand die met jou vecht dat is beter. Niet iemand die denkt nou de standaard procedure, dat heeft echt geen zin. Iemand die zich voor jou inzet, dat is gewoon gruwelijk! 45:30: L legt nieuwe nazorgtraject uit. Wat vindt je daarvan? C: Uhm is wel goed! Het is wel goed, die jongen zit nog vast en ze gaan al kijken wat ze met hem kunnen doen en een planning maken. Dan weet die jongen ook als hij buiten komt, hij heeft een steun, hij kan als hij naar buiten komt aan de bak. Maar dat is ook gevaarlijk een jongere gelijk aan het werk zetten, dat gaat soms ook mis. L: Dat heb je zelf ook zo meegemaakt hé. C; Ja je wilt genieten je hebt lang vastgezeten, ik wil uitgaan, chillen, zo denken mensen als ze lang hebben vastgezeten. En zo gaat dat niet als je hebt vastgezeten, je hebt 1 dag rust en de tweede dag mag je, je gaan melden. Mensen worden daar overstuur van, het is eng, het is gewoon eng. Je moet papieren regelen, maar je weet niks van de papieren, het lukt je niet, chaos. Het is wel een goed plan, het zou wel lukken bij jongeren, zeker wel gruwelijk, ik heb het nog nooit gehoord. Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
37
L: Het was er ook nog niet, het is ook echt gestart in 2007. En ik ben nu nog wel aan het kijken waar komt de jongere voor in het nazorgtraject. C: Ik vind, ik vind de jongere moet er zelf bij zitten vanaf punt 1! L: Ja dat is niet zo. C: Omdat het gaat om de jongere, er wordt gepraat over de jongere, maar wat wil de jongere zelf? Wilt hij wel al de punten die op papier staan als school, werk, dit dat, of wil die jongen eerst 2 weken rusten en bijkomen na een lange gevangenis straf? Wil hij starten met school en een parttime baantje, misschien wil hij niet eens naar school. Als mijn ITB’er dit voor zou leggen zou ik denken bullshit, gaat het waar gemaakt worden? Bullshit jullie komen niet eens met mij overleggen, misschien wil ik dat niet eens. L; Ja, ja en wat als er een jongere er wel bij zou zitten? C: Dat is veel beter toch, de jongere weet direct waar het over gaat, hij weet wie er bij zitten, hij krijgt vertrouwen, hij ziet de mensen en denkt hé die man is serieus. Je kunt mensen zelf dingen vragen bijvoorbeeld aan de gemeente over school, wat zijn de mogelijkheden? Waarom moet de ITB’er het alleen doen, het gaat om de jongere, geef hem een dagje verlof, of nodig die mensen daar uit. Het zijn kleine dingen om jongeren te helpen. Iemand van de gemeente die goede contacten heeft, laat een jongere daar mee praten zodat de jongere met een goed gevoel zijn laatste weken uitzit en denkt als ik vrij kom, ik heb even mijn rust en dan ga ik er tegen aan! Ik heb wat met hem, ik heb wat met hem afgesproken, dat is tien keer beter. L: Dus fysiek elkaar zien.. C: Dat geeft tien keer meer vertrouwen. Dan komt er een man van de gemeente en die komt hier met mij praten, dat is toch gruwelijk! Niet alleen je hoort, je hoort en je hoort en je zit af te wachten wie komt er binnen. Als je met de jongere praat, kom je veel meer te weten dan als je het doet via de ITB’er, ik weet veel meer over mijzelf.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
38
Bijlage 5: Voorbeeld van een brief aan jeugdigen. Beste jongere, Jou is gevraagd om binnenkort deel te nemen aan een gesprek over jouw nazorgtraject. Hieronder zal ik kort uitleggen wat dit gesprek inhoudt. Mijn naam is Lise en ik werk op het moment voor een bureau dat onderzoek doet naar jeugd en maatschappij. Dit bureau heet Spectrum. Ik ben bezig met een onderzoek over nazorg bij jongeren die uit een gesloten instelling komen. Met nazorg bedoel ik: de begeleiding die je krijgt op het moment dat je weer uit de instelling gaat. In dit onderzoek wil ik ook graag weten wat jongeren, jij dus, er zelf van vinden. De mening van de jongere is erg belangrijk, daarom hoor ik graag wat jij hierover te vertellen hebt. Ik zal bijvoorbeeld vragen wat je allemaal hebt moeten regelen en wat je belangrijk vindt in de begeleiding die je krijgt? Maar misschien heb je ook nog wel tips voor mij? Dit gesprek duurt ongeveer drie kwartier. Hopelijk ben jij bereidt om mee te werken en kun jij mij wat vertellen over jouw nazorgtraject. Mocht je nog vragen hebben, kun je die stellen via jouw begeleider van NPT.
Vriendelijke groet, Lise Spectrum.
Kwalitatief onderzoek naar nazorg jeugddetentie
| Lise van Halm
39