Natuurbeheerplan Drenthe Versie 2011
Gedeputeerde staten van Drenthe 6 juli 2010
Colofon Dit is een uitgave van de provincie Drenthe Het natuurbeheerplan dient uitsluitend als subsidiekader voor natuur, bos en landschap. Het Natuurbeheerplan mag niet worden gebruikt als basis voor advisering en/of toetsing van bestemmingsplannen.
RO10102103
Inhoud
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Waarom een aangepast natuurbeheerplan Status en doel van het beheerplan Wijzigingen van en nieuwe begrenzing in het natuurbeheerplan Gevolgde procedure, overleg en inspraak Leeswijzer
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Beleidskader Rijksbeleid en Europees beleid Provinciaal beleid Gemeenten Waterschappen
10 10 12 13 13
3. 3.1 3.2 3.3
Werkwijze Natuurbeheerplan De Index Natuur en Landschap Beheer en kwaliteitsimpulsen Kaarten
14 14 14 15
4.
Natuur- en landschapsdoelen in Drenthe
16
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9
Subsidieregeling Natuur- en landschapsbeheer Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Beheertypenkaart Collectief beheer Ganzenfoerageergebieden Subsidies probleemgebieden Recreatie Toeslagen Groenblauwe Diensten Subsidieverordening onderhoud landschapselementen Drenthe
20 20 20 22 26 27 27 28 28 29
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Kwaliteitsimpulsen Natuur en Landschap Ambitiekaart Kwaliteitsimpuls: investeringssubsidie Subsidie voor functiewijziging Grondverwerving voor nieuwe natuur Overgangsbeheer
30 30 31 32 32 32
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Bijlagen Adressen voor informatie Reservering ster- en overige gebieden Wijzigingen en nieuw begrensde voorstellen Index Natuur en Landschap Begrippenlijst Afkortingenwijzer Overzichtskaartje begrenzingswijzigingen Losse kaartbijlagen
33 34 35 36 37 39 41 42 47
4 4 5 6 8 8
1. Inleiding
Op 1 januari 2010 is het nieuwe Subsidiestelsel voor Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) in werking getreden. Dit stelsel vervangt het Programma Beheer dat vanaf 1 januari 2000 van kracht was. Het SNL bestaat uit twee subsidieregelingen. Provinciale Staten (PS) hebben op 22-04-2009 de ’Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer’ (SVNL) vastgesteld. De ‘Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap’ (SKNL) is eveneens in 2010 vastgesteld door Gedeputeerde Staten (GS) als onderdeel van de subsidiegids PMJP. In 2009 is alleen het agrarisch natuurbeheer onder de SNL opengesteld, najaar 2010 gaat dit ook gelden voor het SN gedeelte. Ten behoeve van de uitvoering van de beide subsidieregelingen stelt de provincie een natuurbeheerplan op. In een natuurbeheerplan begrenzen Gedeputeerde Staten gebieden waar subsidiëring van beheer van natuur, agrarische natuur en landschapselementen plaats kan vinden. Het natuurbeheerplan geeft ook aan waar kwaliteitsimpulsen voor natuur en landschap mogelijk zijn. Daarnaast beschrijft het natuurbeheerplan per (deel)gebied welke natuur- en landschapsdoelen van toepassing zijn en stelt het natuurbeheerplan zo nodig aanvullende eisen ten aanzien van het uitvoeren van bepaalde beheermaatregelen. Het natuurbeheerplan geldt primair als toetsingskader voor subsidieaanvragen op basis van de genoemde subsidieregelingen. Het natuurbeheerplan is ook een belangrijk instrument voor de realisering van het rijksen provinciale natuur- en landschapsbeleid waaronder de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Robuuste verbindingen. De EHS vormt een duurzaam en samenhangend netwerk van natuurgebieden. Daartoe worden nieuwe natuurgebieden ontwikkeld en wordt de kwaliteit van de bestaande (agrarische) natuurgebieden veiliggesteld en eventueel verbeterd. Om de EHS meer samenhang te geven om als robuust systeem te kunnen functioneren worden robuuste verbindingen begrensd en ontwikkeld. Verder worden ecologische verbindingszones aangelegd om de uitwisseling van planten en dieren tussen de natuurgebieden te verbeteren. Met de vaststelling van dit natuurbeheerplan wordt de EHS niet vastgesteld of gewijzigd. De EHS is indicatief aangegeven in de nieuwe omgevingsvisie Drenthe.
1.1
Waarom een aangepast natuurbeheerplan Het Subsidiestelsel voor Natuur- en Landschapsbeheer verschilt sterk van het eerdere Programma Beheer waardoor in 2009 een nieuw natuurbeheerplan moest worden opgesteld. Dit plan zit wat betreft opbouw en structuur heel anders in elkaar dan het eerdere gebiedsplan Drenthe en het Gebiedsplan foerageergebieden voor overwinterende ganzen. Zo is in dit natuurbeheerplan een geheel nieuwe taal van natuurtypen en beheertypen geïntroduceerd: de Index Natuur en Landschap. Dit is een landelijk uniforme index met natuurtypen, agrarische natuurtypen en landschapselemententypen (zie § 3.1). Daarnaast zijn de beheertypenkaart (hoofdstuk 5) en de ambitiekaart (hoofdstuk 6) nieuw. Het nieuwe subsidiestelsel houdt vooral een andere wijze van sturing, financiering en verantwoording in. In het stelsel wordt ook verschil gemaakt tussen gecertificeerde en niet gecertificeerde beheerders. Provincie en beheerders ontwikkelen samen een kwaliteitsborgingsysteem dat tot het certificaat leidt en nauw aansluit bij de huidige werkwijzen en systemen van beheerders. Het onderliggende provinciale beleid op basis waarvan subsidies aan bepaalde doelen worden verstrekt is grotendeels ongewijzigd. De inhoud van het natuurbeheerplan blijft daarom
4
ten opzichte van het Natuurbeheerplan 2009 grotendeels ongewijzigd. Landelijk is de afspraak gemaakt dat het natuurbeheerplan het jaartal krijgt van het subsidiejaar. In dit natuurbeheerplan staat aangegeven welke natuur in bepaalde gebieden voorkomt of ontwikkeld kan worden, hoe deze natuur beheerd kan worden en welke mogelijkheden er worden geboden voor landschapsonderhoud.
1.2
Status en doel van het beheerplan Het Natuurbeheerplan is vastgesteld op 6 juli 2010 op basis van art. 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer. Het natuurbeheerplan is tevens vastgesteld op basis van art. 13 van de Subsidieregeling Natuurbeheer Drenthe (SND) voor de nieuw begrensde gebieden “nieuwe natuur”. Het natuurbeheerplan is in deze te beschouwen als Gebiedsplan. De vaststelling op basis SND is gedaan om ook in de nieuw begrensde gebieden nieuwe natuur bij openstelling de mogelijkheid te bieden een beschikking aan te vragen. Met de vaststelling van dit natuurbeheerplan vervalt het natuurbeheerplan 2009. Dit natuurbeheerplan maakt voor een deel subsidies voor natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer, landschapsbeheer en recreatiebeheer volgens de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer in de provincie Drenthe mogelijk en is het toetsingskader daarvoor. In dit natuurbeheerplan zijn verder de bestaande en nieuwe natuur (NGN) begrensd. Ook is aangegeven waar subsidie functieverandering en verwerving ten behoeve van een natuurbeschermingsorganisatie mogelijk is. Subsidies worden op vrijwillige basis aangevraagd. Dit betekent dat agrariërs en particuliere beheerders zelf de keuze maken of ze al dan niet gebruik maken van de mogelijkheden deel te nemen aan natuurbeheer of de grond aan de overheid te verkopen. Het natuurbeheerplan bevat als zodanig geen bindende richtlijnen voor de burger. Eigenaren en gebruikers van gronden die zijn begrensd als natuurgebied of agrarisch natuurgebied hebben de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor het beheer en soms ook inrichting van deze gronden. Er is geen sprake van aantasting van eigendom- en gebruiksrechten. Het natuurbeheerplan heeft geen planologische consequenties of consequenties voor bestemmingsplannen. De begrenzing van natuurgebieden heeft geen consequenties voor de uit een vigerend bestemmingsplan voortvloeiende bestaande gebruiksmogelijkheden van begrensde gronden en ook niet voor daarnaast gelegen gronden. De gebruiksmogelijkheden van een perceel met een agrarische bestemming worden uitsluitend bepaald door het vigerende bestemmingsplan. Een natuurbeheerplan heeft geen enkele invloed op bestaande gebruiksmogelijkheden. Het natuurbeheerplan en het bestemmingsplan zijn verschillende toetsingskaders waarbinnen de betrokken bestuursorganen een eigen bevoegdheid tot belangenafweging toekomt. Nieuwe kennis of beleidsontwikkeling kan in de toekomst leiden tot wijziging van het natuurbeheerplan. Het voorliggende ontwerp natuurbeheerplan behelst voornamelijk een technische omzetting ten opzichte van eerdere plannen met zo weinig mogelijk beleidswijzigingen. Hierna kan het plan jaarlijks worden herzien, afhankelijk van maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen.
5
1.3
Wijzigingen van en nieuwe begrenzing in het natuurbeheerplan De begrensde gebieden uit het Natuurbeheerplan, versie 2009 zijn ongewijzigd overgenomen in dit natuurbeheerplan. Daarnaast zijn hieronder wijziging van en nieuwe begrenzing van gereserveerde hectares, inzet van hectares van opgeheven gebied(jes) en invulling van ecologische verbindingszones opgenomen. Concreet betreft het de volgende voorstellen: Natuur Begrenzing van gronden in het Rolderdiep (30 ha.) op verzoek van de bestuurscommissie Drentse Aa. De begrenzing vindt plaats vanuit het bestaande quotum (reservering Dongelte en NLP Drentse Aa . Door deze begrenzing komt er 30 ha agrarisch beheersgebied vrij. - Begrenzing van een deel van het stergebied Laaghalen (41 ha.). Op verzoek van de bestuurscommissie Laaghalen wordt een deel van de door BBL vrijgemaakte gronden begrensd. Dit is conform de afspraken die met de bestuurscommissie zijn gemaakt. - Begrenzingen van aantal percelen noordelijk van het landgoed Heidehof. Hierbij gaat het om de benutting van mogelijkheden voor particulier natuurbeheer (18 ha). - Begrenzing perceel Zoersche landen (3 ha). Door begrenzing van dit ingelegen perceel wordt een logische afronding nagestreefd. - Begrenzing perceel (2 ha) in ecologische verbindingszone (EVZ) Vossenberg-Orvelte. Door de begrenzing van dit perceel, op verzoek van werkgroep EVZ, wordt particulier natuurbeheer mogelijk gemaakt. - Begrenzing perceel (2 ha.) in de ecologische verbindingszone Oosterzand-RheebruggenAnserdennen. Door de begrenzing van dit perceel wordt particulier natuurbeheer mogelijk gemaakt. - Aangepaste begrenzing (geen ha. gevolgen) onderdelen ecologische verbindingszone Vledderhof – Eese. Ambtelijk Een aantal ambtelijke wijzigingen in status en beheertype op basis van praktische problemen bij aanvragen en invulling van inrichting. Diverse percelen binnen begrensde gebieden met de aanduiding: om te vormen landbouwgrond. Terwijl er sprake is van bosjes of bestaande natuurterreintjes (onder andere bij Benneveld, Hondstongen, Spijkerboor, Smilder Oosterveld), Hierdoor komt 4 ha vrij. - Omzetten van aanduiding om te vormen landbouwgrond naar passend beheertype, omdat inmiddels inrichting heeft plaatsgevonden. - Agrarische natuur - Door omzetten van de status in het Rolderdiep komt 30 ha beheersgebied vrij - Door het opheffen van een aantal begrenzingen op essen komen er ca. 83 ha beheersgebied vrij - Door het opheffen van het ruime jas weidevogelgebied Alteveer/Kerkenveld komen er ca 175 ha beheersgebied vrij. - Door het opheffen van delen van het ruime jas weidevogelgebied Grote Masloot komen ca 29 ha vrij.
6
- Op verzoek van Boerennatuur en Agrarische natuurverenigingen worden de volgende (ruime jas) akkervogelgebieden voorgesteld : ANV Broekstreek (Midden Drenthe) 1440 ha, Werkgebied ANV Meander (Drentse Aa) 452 ha omgeving Eext en ca 667 ha Rolderveld; Werkgebied ANV Noordenveld ( Zeijerveld/Ankehaarveld ca 903 ha), omgeving 1e Exloërmond, Zuidoost Drenthe, gaat om 100 ha extra inzet. Hierbij wordt uitgegaan van de 5% norm voor randen voor akkervogels (concreet beschikbaar 175 ha). - Concrete begrenzing (ca 40 ha) aantal percelen in beekdal Eischenbroekenloop (Drentse Aa) - Opheffen deel beheergebied westelijk van Eelde/Paterswolde. Komt niet overeen met feitelijk eigendom. Hierdoor komt ca 63 ha vrij. Weidevogels Door de benadering vanuit het nieuwe stelsel (zie ook hoofdstuk 5.3) en de discussie in de statencommissie in 2009 zijn de doelen voor weidevogels gewijzigd. Vanuit het beleid wordt breder gekeken naar “Boerenlandvogels”. Er kan daarom een verschuiving gaan optreden van weidevogels naar akkervogels. Deze benadering sluit ook mooi aan op het nieuwe stelsel. Hierbij gaan we uit van meer kwaliteit in minder gebieden en dat leidt tot collectieve plannen met criteria vanuit de Provincie. Deze beschouwing heeft geleid tot de volgende voorstellen: - collectief weidevogelbeheer, de provincie gaat in dit plan voor de gebieden Breevenen en delen van de Grote Masloot. - Nu niet gewijzigd, de overige gebieden blijven voorlopig ongewijzigd op de beheertypekaart. In 2011 zal bezien worden of daar een collectief plan mogelijk en gewenst is. Mochten er ha’s vrij komen, dan kunnen deze ingezet worden voor boerenlandvogels. De nieuwe benadering kan voor een aantal gebruikers in gebieden met een weidevogeldoelstelling maar zonder collectief weidevogelbeheerplan tot gevolg hebben dat er in 2010 geen verlenging kan worden aangevraagd voor een aflopend weidevogelpakket. Vanwege de teruglopende weidevogelstand en herbezinning in relatie met andere factoren (onder andere voor Alteveer/Kerkenveld ontwikkelingen rond Buitenvaart ) wordt er voor gekozen deze ha’s voor andere boerenlandvogels (akkervogels) in te zetten. De begrenzing van de gebieden Alteveer/Kerkenveld en delen van de Grote Masloot wordt opgeheven. Het quotum agrarische natuur en nieuwe natuur in het natuurbeheerplan Drenthe (2009) is als volgt verdeeld : Begrensd
Agrarische natuur
Nieuwe natuur
8476
13.940 ha
Reservering stergebieden
242 ha
Reservering overig
219 ha
Reservering Agrarisch natuurbeheer (Amerdiep)
151
Reservering verbindingszones
132 ha
Begrensd voor bebossing
424 ha
Beschikbaar voor bebossing Totaal Begrensd voor overwinterende ganzen Robuuste Verbindingen begrensd Robuuste verbinding bestuurlijke reservering Zuidwolde
7
56 ha 8627 ha
15.013 ha
577 1.705 ha 108 ha
Robuuste Verbinding reservering 2e tranche
1.162 ha
Totaal
2.975 ha
In bovenstaand overzicht is niet meegenomen het ganzenfoerageergebied ter grootte van 577 ha omdat het ten dele overlapt met agrarische natuur. Het beschikbare quotum en de begrensde gebieden zijn afgestemd met de bestuursafspraken tussen Rijk en Provincie, die is vastgelegd in het document Nul meting op kaart (NOK). In hoofdstuk 2.1.3 Agenda vitaal platteland en ILG wordt de gebiedsgerichte aanpak toegelicht. In Drenthe wordt gewerkt met 5 deelgebieden, namelijk Noordwest-Drenthe, Drentsche Aa, Zuidwest-Drenthe, Hunze en Zuidoost-Drenthe. De indeling is gebaseerd op karakteristieken en gewenste ontwikkelingsrichtingen. Op kaartbijlage 3 zijn de PMJP-gebieden weergegeven.
1.4
Gevolgde procedure, overleg en inspraak Dit plan is opgesteld door de provincie Drenthe. Op vaststelling en wijziging van het Natuurbeheerplan is de uniforme, openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht, afdeling 3.4 van toepassing. GS stellen het plan eerst in ontwerp vast. Zij leggen dit ontwerpplan 6 weken ter inzage en bieden de gelegenheid om zienswijzen in te dienen. Nadat GS de zienswijzen hebben behandeld, stellen zij het plan vast. Het vastgestelde plan wordt ter inzage gelegd. Gedurende de periode van ter inzage legging is beroep bij de rechtbank mogelijk. Het Natuurbeheerplan wordt vastgesteld en gewijzigd door GS. Zij worden daarbij in twee termijnen geadviseerd door de Commissie Landelijk Gebied (CLG). In dit adviescollege zijn diverse maatschappelijke organisaties en instanties vertegenwoordigd, waaronder gemeenten, waterschappen, recreatieschap, de landbouw en de natuurbescherming. Daarnaast worden de landinrichtingscommissies en gebiedscommissies tweemaal gehoord in die gebieden waar voorstellen en/of reacties aan de orde zijn. Uitgezonderd van deze uitgebreide procedure zijn wijzigingen van eenvoudige aard van de beheertypekaart en/of ambitiekaart, het toevoegen aan dit plan van percelen in een stergebied die een functieverandering behoeven. - GS kunnen op voorstel en met instemming van de CLG wijzigingen van eenvoudige aard in de begrenzing, beheertypenkaart en de ambitiekaart aanbrengen, op verzoek en met instemming van betrokken ondernemers, gebruikers en/of eigenaren; dit is ook van toepassing bij nieuwe landgoederen en verbindingszones. - Stergebieden zijn onderdeel van landinrichtingsplannen. De inpassing van stergebieden in deze plannen doorloopt een zelfstandige inspraakprocedure. Verder kent het proces van toedeling in het kader van landinrichting mogelijkheden om bezwaar te maken tegen een voorgenomen toedeling. Na het doorlopen van dit proces is de toedeling onherroepelijk geworden. GS wijzigen daarna het gebiedsplan door de percelen cultuurgrond in het stergebied die aan een natuurbeschermingsorganisatie zijn toegedeeld, toe te voegen aan de begrenzing.
1.5
Leeswijzer Hoofdstuk 2 van dit plan beschrijft het bestaande Europese beleid, rijksbeleid en provinciale beleid. In hoofdstuk 3 wordt de Index Natuur en Landschap beschreven. In hoofdstuk 4 worden de natuur- landschapsdoelen in de provincie Drenthe beschreven.
8
In hoofdstuk 5 worden de subsidiemogelijkheden voor natuur- en landschapsbeheer en de beheertypenkaart besproken. In hoofdstuk 6 worden de subsidiemogelijkheden van de kwaliteitsimpuls, inclusief functieverandering en koopplicht en de ambitiekaart besproken.
9
2. Beleidskader
Het natuurbeheerplan is gebaseerd op de huidige ecologische en bestuurlijke inzichten. Het plan is afgestemd op het natuur- en landschapsbeleid van de diverse overheden (Europese Unie, rijk en provincie) en met het vigerende integrale beleid in het landelijke gebied voor water, milieu en ruimtelijke ordening.
2.1
Rijksbeleid en Europees beleid Het doel van het natuur- en landschapsbeheer is het behoud en de verbetering van de natuur- en landschapskwaliteit. Een belangrijke partner voor de provincie in het realiseren van het natuurbeleid is de rijksoverheid. Richtinggevend voor het nationale natuurbeleid zijn de internationale doelstellingen van het Biodiversiteitsverdrag, de Millenium Development Goals en het beleid van de Europese Unie. Het kabinet zet zich in om het verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen en bij te dragen aan de millenniumdoelen per 2010. Het wil er tevens voor zorgen dat er in 2020 duurzame condities zijn voor het voortbestaan van alle soorten en populaties die in 1982 van nature in Nederland voorkwamen. Onderdeel van het natuurbeleid vormen ook de inspanningen voor de verbetering van milieu en platteland door middel van agrarisch natuurbeheer. Nederland maakt daarbij gebruik van de doelen die in het Europese Plattelandsontwikkelingprogramma (POP2) zijn opgenomen. Een doel is het verhogen van duurzaam gebruik van landbouwgrond. Beheerders van landbouwgrond worden gestimuleerd om hun land zodanig te beheren dat natuur, milieu, landschap en klimaat er baat bij hebben. Om natuurgebieden met elkaar te verbinden worden ecologische verbindingszones en robuuste verbindingen ontwikkeld. 2.1.1 Nota Ruimte en EHS Belangrijk instrument voor de realisatie van de biodiversiteitdoelstellingen is de Ecologische Hoofdstructuur. De EHS is een netwerk van natuurgebieden, agrarische natuurgebieden en verbindingszones. Hierbinnen kan de uitwisseling van soorten optimaal plaatsvinden en wordt de biodiversiteit verbeterd. De landelijke doelstellingen voor de EHS zijn verder uitgewerkt in de Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (2000) en in de Nota Ruimte (2004). Elke provincie heeft van het rijk een taakstelling meegekregen om voor 2018 een hoeveelheid nieuwe natuur (NGN) te realiseren en de huidige natuur te behouden. Om de doelstellingen te kunnen bereiken worden natuurgebieden veiliggesteld door middel van wetgeving, verwerving, inrichting en beheer en worden sommige landbouwgronden natuurvriendelijk beheerd. De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden (heiden, bossen, landgoederen), nieuwe natuur op landbouwgrond en agrarische natuurgebieden die zodanig beheerd worden dat er natuurwaarden zijn. 2.1.2 Natuurbeschermingswet en Natura 2000 In 1967 is in Nederland de eerste Natuurbeschermingswet in werking getreden. Deze wet maakte het mogelijk om natuurgebieden en soorten te beschermen. In 1998 is de Natuurbeschermingswet gewijzigd en sindsdien alleen gericht op gebiedsbescherming. De eerdere wet voldeed niet meer aan de internationale verdragen en Europese verordeningen stellen. 10
De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 opnieuw gewijzigd. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. Op grond van de Natuurbeschermingswet worden drie typen gebieden aangewezen: 1. Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) 2. Beschermde Natuurmonumenten en 3. Wetlands volgens het verdrag van Ramsar Het merendeel van de gebieden uit de Natuurbeschermingswet maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur. 1. Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van waardevolle, te beschermen natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Doel is de achteruitgang van de biodiversiteit een halt toe te roepen. Nederland kent 162 voorlopig begrensde Natura 2000-gebieden. Deze worden momenteel aangewezen door de minister van LNV. Voor elk gebied wordt vastgesteld welke flora- en faunadoelen of -soorten in een gebied behouden moeten blijven of ontwikkeld moeten worden. Voor deze gebieden moet een 6 jaar geldend beheerplan gemaakt worden waarin staat welke maatregelen er in die periode genomen moeten worden om de doelen te behalen. Ook geeft het beheerplan aan welke huidige activiteiten in en rondom het gebied (´bestaand gebruik´) zonder meer kunnen worden voortgezet, omdat deze niet schadelijk zijn voor de doelen. De Natura 2000-beheerplannen worden op termijn verwerkt of vertaald in het natuurbeheerplan in het kader van het nieuwe stelsel voor natuur- en landschapsbeheer. Voor het realiseren van de doelen wordt dezelfde indeling in beheertypen gebruikt als in dit natuurbeheerplan. In Drenthe gaat het om de gebieden: Leekstermeer, Zuidlaardermeer, Drentse Aa, Drouwenerzand, Elperstroom, Fochteloërveen, Witterveld, Drents-Friese Wold, Leggelderveld, Havelte-Oost, Dwingelderveld, Mantingerbos, Mantingerzand en het Bargerveen. 2. Beschermde natuurmonumenten Al onder de Natuurbeschermingswet 1967 werden natuurgebieden beschermd door het aanwijzen van staats- en beschermde natuurmonumenten. Met de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt het onderscheid tussen staats- en beschermde natuurmonumenten, beide worden nu beschermde natuurmonumenten genoemd. Daarnaast komen die (delen van) natuurmonumenten die overlappen met Natura 2000-gebieden te vervallen. De instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebied zullen wel mede betrekking hebben op de waarden die beschermd werden door het natuurmonument. 3. Verdrag van Ramsar Op 2 februari 1971 is in de Iraanse stad Ramsar door een groot aantal landen de Convention on Wetlands getekend. De conventie is een verdrag tussen regeringen onderling voor de bescherming en juist gebruik van wetlands. Op dit moment hebben 158 landen deze conventie ondertekend. Onder deze conventie waren eind 2008 in totaal 1.828 wetlands met een totale oppervlakte van 169 miljoen ha gebracht. Voorbeelden van typen wetlands zijn moerassen, meren, rivierdelta’s en kustzones van zeeën. 2.1.3 Agenda Vitaal Platteland en ILG Het rijk heeft zijn beleid voor het landelijke gebied vastgelegd in één integraal beleidskader: Agenda voor een Vitaal Platteland (AVP). De AVP bevat de visie op een leefbaar, vitaal en duurzaam platteland met opgaven voor economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. De beleidsopgaven die hieruit voortvloeien staan in het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland (MJP), een uitvoeringsprogramma voor de uitvoering 11
van de nationale doelen. Met het uitbrengen van deze agenda met bijbehorend meerjarenprogramma wordt minder beleid en meer samenhang en uitvoering op gebiedsniveau beoogd. De rol van de provincies is daarbij versterkt. Sinds 1 januari 2007 is de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) van kracht. Met de invoering van de WILG is een groot aantal subsidieregelingen in één keer vervangen door één regeling. Daartoe dient het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Alle gebiedsgerichte rijksdoelen uit het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland worden via het ILG uitgevoerd. In het ILG zijn financiële middelen voor natuur (waaronder de ecologische hoofdstructuur), recreatie (onder meer recreatie om de stad), landschap, landbouw, milieu (bodemsanering), en de reconstructie van zandgebieden opgenomen. Het Subsidiestelsel voor Natuur- en Landschapsbeheer wordt in het kader van het ILG onder verantwoordelijkheid van de provincies uitgevoerd. Dit was tot 2009 bij het Programma Beheer ook het geval. De gebiedsgerichte benadering van het ILG is gericht op een brede inzet van middelen met mogelijkheden voor maatwerk. Deze benadering komt ook in het nieuwe subsidiestelsel terug in de vorm van de kwaliteitsimpuls (zie hoofdstuk 5).
2.2
Provinciaal beleid Heel recentelijk is de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe door Provinciale Staten vastgesteld. In deze Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen: de provinciale stuctuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020 met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De missie van de Omgevingsvisie luidt : Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn samen met de partners en inwoners van Drenthe benoemd. : rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, naoberschap, bedrijvigheid, menselijke maat en veiligheid. Onze missie laat zien dat we streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien. Om de ambities te verwezenlijken, maken we onderscheid tussen “robuuste systemen” en “multifunctionele gebieden” .Vier systemen zijn de dragers voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe : - Sociaal-economische systeem: - Watersysteem: - Natuursysteem: - Landbouwsysteem. Binnen de robuuste systemen staat de ontwikkeling van de betreffende hoofdfunctie (wonen, werken, water, natuur of landbouw) voorop. Dat betekent dat de ontwikkeling van andere functies geen significante negatieve invloed mag hebben op het functioneren van de hoofdfunctie.
12
Bij de uitwerking van de kernkwaliteit natuur wordt gesproken over een dubbelrol. Natuur is zowel een kernkwaliteit als een te ontwikkelen functie. De bestaande natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschouwen we als kernkwaliteit. De belangrijkste natuurgebieden in Drenthe zijn de heidevelden, vennen en hoogvenen op de plateaus en de beekdalen en laagveengebieden aan de randen van de plateaus. De belangrijkste natuurgebieden en de tussenliggende verbindingen samen vormen de basis voor de EHS in Drenthe. Wij zijn primair verantwoordelijk voor het realiseren van de EHS. Gemeenten en waterschappen zijn verantwoordelijk voor natuurwaarden buiten de EHS. Onze langetermijnstrategie voor het realiseren van de EHS richt zich op het meer robuust maken ervan. De procedure van de Omgevingsvisie Drenthe liep niet parallel met de procedure voor het Natuurbeheerplan 2011. Dat betekent dat we wijzigingen in het beleid (herbegrenzing) nog niet konden meenemen in het natuurbeheerplan. Dat zal in 2011 of later zijn beslag moeten krijgen.
2.3
Gemeenten In de gemeentelijke bestemmingsplannen wordt de functie van de in die plannen begrepen gronden vastgelegd. In dit geval varieert dat van agrarisch gebied tot natuurgebied. Voor elk deelgebied in het kader van het natuurbeheerplan kan het betreffende bestemmingsplan worden geraadpleegd.
2.4
Waterschappen De waterschappen leveren een bijdrage aan het provinciale natuurbeleid door de doelstellingen hiervan mee te nemen in hun beheersplannen. Voornaamste doelstelling is de aanpassing van de waterhuishouding aan de aan het gebied toegekende functie. In de betreffende beheersplannen is het POP al in grote mate vertaald. Dit is ook het geval voor de nieuwe Omgevingsvisie. Voor het betreffende gebied in dit natuurbeheerplan kan het beheersplan van het waterschap er bij worden betrokken.
13
3. Werkwijze Natuurbeheerplan
3.1
De Index Natuur en Landschap De basis voor het natuurbeheerplan vormt de Index Natuur en Landschap. Dit is een nieuwe, uniforme en sterk vereenvoudigde “natuurtaal” die in gemeenschappelijk overleg tussen beheerders en de overheid (Interprovinciaal Overleg en het ministerie van LNV) tot stand is gekomen. De Index Natuur en Landschap bestaat uit de onderdelen natuur, agrarische natuur en landschapselementen. In de Index worden verder drie niveaus onderscheiden: doelen voor de sturing op natuur en natuurkwaliteit, beheertypen voor de begrenzing op kaart en de subsidieverlening en beheervoorschriften als instrument om de doelen te bereiken. De doelen zijn bedoeld als sturingsinstrument op landelijk niveau en worden gebruikt om afspraken tussen rijk en provincies te maken over het natuur- en landschapsbeheer in de ILG-bestuursovereenkomsten en voor de rapportages van de minister aan de Tweede Kamer, van de provincies aan LNV en van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten. De verscheidenheid in beheer binnen elk van deze doelen is groot, waardoor deze niet geschikt zijn om afspraken met beheerders te maken over het uit te voeren beheer. De beheertypen zijn geschikt voor de aansturing van het beheer en vormen de basis voor afspraken over doelen en middelen tussen provincie en beheerder enerzijds en financiële afspraken tussen rijk en staatsbosbeheer anderzijds. Voor de verwezenlijking van de gestelde doelen zijn per beheertype beheervoorschriften geformuleerd. Voor een natuurbeheerder geldt een algemene beheerverplichting en voor een agrarische natuurbeheerder worden concrete beheermaatregelen voorgeschreven. De Index Natuur en Landschap is daarmee het instrument voor de sturing van natuurdoelen door de overheid, voor de financiering van het natuur- en landschapsbeheer en voor monitoring. De index is daarnaast van groot belang voor een goede afstemming tussen beheerders onderling en tussen beheerders en overheden.
3.2
Beheer en kwaliteitsimpulsen In het Subsidiestelsel voor Natuur en Landschapsbeheer wordt een onderscheid gemaakt tussen financiering van het beheer van de bestaande natuur en eenmalige investeringen ter verbetering van de natuurkwaliteit (kwaliteitsimpulsen). Dit is weerspiegeld in een subsidieverordening (beheer) en een subsidieregeling (kwaliteit). Ook in dit natuurbeheerplan komt die tweedeling tot uiting in hoofdstukken 5 en 6. De reden is dat de afspraken over de natuur in de ILG-bestuursovereenkomsten tussen rijk en provincies in het verleden vooral waren gericht op de kwantitatieve opgaven (hoeveel hectares nieuwe natuur wordt er gerealiseerd). Rijk en provincies gaan echter ook afspraken maken over de kwalitatieve opgaven voor de natuur (hoe goed staat de natuur ervoor). Het onderscheid tussen beheer en kwaliteitsimpulsen wordt gemaakt op basis van een analyse tussen verschillen in de actuele en de gewenste situatie (ambitie) van een gebied. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de beheertypen in de Index Natuur en Landschap.
14
3.3
Kaarten In dit natuurbeheerplan zijn de beheertypen vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart. Deze kaarten vormen de kern van het natuurbeheerplan. De beheertypenkaart (hoofdstuk 4) geeft de huidige situatie weer en is de basis voor beheersubsidies. De ambitiekaart (hoofdstuk 5) geeft de toekomstige gewenste situatie weer en daarmee de natuurdoelen op termijn. Het is ook de basis voor de kwaliteitsimpuls: verschillen tussen de beheertypenkaart en de ambitiekaart geven weer waar de kwaliteit van de natuur verbeterd kan worden. Aan de kaarten ligt het informatiemodel natuurbeheer (IMNaB) ten grondslag. Dit is een uniforme geodatabase (gegevensbestand met geografische gegevens) waarin gegevens worden opgeslagen en die door alle provincies, de uitvoeringsinstanties en beheerders gebruikt worden. Hierdoor vindt er een eenvoudige en snelle gegevensuitwisseling plaats en kunnen op eenvoudige wijze de subsidies worden toegekend. Voor de opbouw van de kaarten is top 10 nl gebruikt.
15
4. Natuur- en landschapsdoelen in Drenthe Drenthe is rijk aan bossen en natuurgebieden. Naast ecologische waarde hebben deze ook grote economische en recreatieve betekenis. Daarnaast kent het kleinschalige agrarische cultuurlandschap een hoge dichtheid aan landschapselementen. Ook open gebieden hebben hun kwaliteiten, zoals rust, wijken en sloten. Hoogvenen, heideterreinen en beekdalen zijn van bijzondere betekenis. Het beleid is gericht op behoud en ontwikkeling van deze bossen, natuurgebieden en landschapselementen en hun landschappelijke en ecologische waarden. Binnen dit beleid wordt prioriteit gegeven aan de realisering van de EHS, een netwerk van natuur- en bosgebieden die op belangrijke plekken verbonden zijn door ecologische en robuuste verbindingszones. Het bosbeleid is gericht op versterking van economische, recreatieve en ecologische waarden van bossen. Bosuitbreiding wordt nagestreefd op, vanuit landschappelijk en natuurwetenschappelijk oogpunt, gewenste locaties. Deze hoofdlijnen van beleid zijn uitgewerkt in Gebiedsvisies Natuur, Bos en Landschap. De voorstellen in deze visies voor begrenzing, inrichting en beheer van bossen, natuurgebieden en waardevolle cultuurlandschappen vormen de basis voor de begrenzingen en doelen in dit natuurbeheerplan. Uitgangspunt is realisatie van de onderdelen van de EHS in 2018. Voor de nog langere termijn gelden voor bepaalde gebieden verdergaande doelen zoals die voor sommige gebieden zijn aangegeven op de bij dit plan behorende ambitiekaart. Landschapseenheden en beheertypen Reliëf en structuren in het landschap zijn ontstaan onder invloed van abiotische processen. Het Drents Plateau is gevormd door opstuwende bewegingen van het landijs. De afwisseling tussen beekdalen en ruggen is ontstaan onder de invloed van de eroderende werking van stromend water. Door de wind zijn hoogteverschillen geaccentueerd dan wel afgevlakt. Daar waar de afvoer van water stagneerde, ontstond op grote schaal veen. De wijze waarop de mens gebruik maakte van het landschap, hing nauw samen met de biotische situatie. Opeenvolgende perioden hebben hun sporen nagelaten. De situering van nederzettingen en ontginning van gronden ten behoeve van de landbouw hebben ingrijpende gevolgen gehad voor het karakter van het landelijk gebied. De ondergrond bepaalt op die manier de landschappelijke identiteit van Drenthe, met name de structuur van beekdalen en hogere gronden en de natuurlijke en cultuurlijke elementen en patronen in de bovenlaag (bos- en natuurgebieden en agrarische gebieden met uiteenlopende ontstaansgeschiedenis). In grote lijnen worden de volgende landschapseenheden onderscheiden die kort aan de hand van beeldbepalende elementen worden beschreven. Verder worden per eenheid de veel voorkomende beheertypen natuur en agrarische natuur genoemd, dus niet alle voorkomende beheertypen. De letter N voor het beheertype wijst op natuur en de letter A op agrarische natuur. Op de beheertypenkaart is aangegeven welk beheertype in een bepaalde landschapseenheid in aanmerking komt voor subsidie. In een landschapseenheid komen veel van de landschapsbeheertypen voor. Om het overzichtelijk te houden zijn deze hieronder niet vermeld. Essen Essen bestaan van oudsher uit een complex van bouwlanden. Ze liggen doorgaans in de directe omgeving van het dorp, veelal op de hoger gelegen gronden grenzend aan het beekdal. Door eeuwenlange aanvoer van mest en plaggen is de glooiing en bolling van de es ontstaan 16
en geaccentueerd. De essen hebben hun karakter van open ruimten, omgeven door esrandbeplantingen, geheel of voor een deel behouden. De landschappelijke doelstelling voor de essen is handhaven en versterken van de openheid van de es en de beplantingen van de esrand (bosjes en houtsingels). Op de essen wordt akkerbouw en randenbeheer voor akkerkruiden gestimuleerd mede ten behoeve van de fauna. Veel voorkomend: N 12.05 kruiden en faunarijke akker A 02.02 botanisch waardevol akkerland Beekdalen Beekdalen zijn langgerekte, laaggelegen landschappelijke eenheden. De langgerekte vorm wordt vooral geaccentueerd door de beekloop, die een doorgaande verbinding vormt tussen de oorsprong van de beek en de uitmonding van de benedenloop. De beekdalen onderscheiden zich door de aanwezigheid van beplanting, zowel langs de beekdalrand als in veel gevallen haaks hierop, door het patroon en de oriëntatie van de verkaveling, door het overheersen van grasland als grondgebruik en door het ontbreken van bebouwing. - Bovenloop: het beekdal als lint met kleine bosjes langs de beek en/of als stroet in een open landschap. - Middenloop: centraal staat de herkenbaarheid van het beekdal als onderdeel van het esdorpenlandschap: de openheid van de beekdalweiden met de beplanting aan de randen en flanken als contrast met de essen en veldontginningen. - Benedenloop: karakteristieke open beekdalvlakte met aan de randen beplanting, bossen, wegen en/of bebouwing. In de meeste Drentse beekdalen wordt gestreefd naar een herkenbare beekloop met een kleinschalig kavelpatroon en graslandkarakter. In beekdalen worden verschillende natuurdoelen nagestreefd. In de eerste plaats gaat het om vochtige tot natte graslanden die matig voedselrijk tot voedselarm zijn. Op plaatsen waar kwel tot in de wortelzone komt, hebben deze graslanden een hoge botanische waarde. Vochtige graslanden hebben vooral betekenis voor weidevogels en langs waterlopen en sloten ook voor vegetaties en bijbehorende fauna. In sommige benedenstroomse delen van beekdalen wordt gestreefd naar ontwikkeling van parklandschappen. Veel voorkomend: N 10.01 nat schraalland N 10.02 vochtig hooiland N 12.02 kruiden- en faunarijk grasland N 13.01 botanisch waardevol grasland A 01.01 weidevogelgebied A 02.01 botanisch waardevol grasland Veldontginningen De oude veldontginningen zijn kleinschalig van karakter en liggen in de directe omgeving van de dorpen. Het zijn besloten ontginningsgebieden met boomrijen, lanen, kleine bosjes, open ruimten en monumentale beplantingen. Na invoering van de kunstmest werd de ontginning van heidevelden veel grootschaliger aangepakt en ontstonden de jonge veldontginningen. Deze veldontginningen zijn veelal open gebieden met herkenbare rationele en geometrische verkavelingspatronen. Binnen het veldontginningenlandschap liggen verschillende meer natuurlijke elementen ‑ heideterreinen, bosgebieden en voormalige stuifzanden ‑ die de landschappelijke identiteit mede bepalen.
17
Het streven is de gradaties in maatvoering tussen kleinschalige oude en grootschalige jonge veldontginningen te versterken. Natuurdoelen voor de veldontginningen hebben betrekking op graslanden, heiden, stuifzanden, vennen, veentjes en parklandschappen. Gestreefd wordt naar herstel van voedselarme vegetaties onder droge omstandigheden (stuifzand, heischraal, graslanden, droge heide) en in natte situaties (natte heide en veentjes). Veel voorkomend: N 10.01 nat schraalland N 11.01 droog schraalland N 6.04 vochtige heide N 7.01 droge heide N 7.02 zandverstuiving N 12.02 botanisch waardevol grasland A 02.01 botanisch waardevol grasland Laagveengebieden De ontginningsgebieden van het laagveen bestaan uit veenweidegebieden met een halfopen tot open karakter. Kenmerkend zijn de smalle kavel- en slotenpatronen. Sommige gebieden hebben door beplantingen op de kavelgrens een min of meer besloten karakter. In de meeste laagveengebieden staat het landschappelijk waardevolle open karakter van het veengebied centraal. Het gebruik als grasland wordt gestimuleerd De natuurkwaliteiten van de laagveengebieden liggen vooral in de aanwezigheid van natte en vochtige graslanden, water en moeras. In halfnatuurlijke graslanden wordt gestreefd naar ontwikkeling van bloemrijke graslanden, dotterbloemhooilanden en blauwgraslanden; in verlandingsomstandigheden naar ontwikkeling van rietland en ruigte met plaatselijk trilveenvegetaties en broekbos. Multifunctionele doelen betreffen weidevogels, ganzen en vegetaties en fauna van perceelsranden en sloten. Daarnaast dienen deze gebieden als verblijfplaats voor winter- en trekvogels. Voor weidevogels en voor ganzen en veel andere winter- en trekvogels is de openheid van het landschap belangrijk. In de praktische uitwerking komen de natuurdoelen voor de laagveengebieden overeen met die voor de beekdalen. De beheertypen zijn dan ook dezelfde, met als toevoeging in het ganzenfoerageergebied A 1.03 ganzenfoerageergebied Hoogveengebieden De jonge grootschalige ontginningen worden gekenmerkt door openheid, uitgestrektheid en diversiteit aan ontginningstypen. De oude hoogveenontginningen daarentegen hebben een meer besloten en kleinschalig karakter door de aanwezigheid van bos binnen het blokvormig patroon van de verkaveling. Kenmerkend voor zowel jong als oud is het patroon van voor vervoer en afwatering gegraven wijken. De hoogveenrestanten zijn delen van het veen die niet zijn ontgonnen. Kenmerkend voor deze restanten zijn de openheid en de hoogveenvegetatie. Hier en daar bevatten ze open water, soms met hernieuwde ontwikkeling van veen en opslag van struwelen. In de jonge grootschalige ontginningen staat het behoud van de open ruimten en van de diversiteit aan ontginningstypen voorop. Verdichting door beplanting wordt nagestreefd in de ontginningsassen. In de oude hoogveenontginningen met hun kleinschalige en meer besloten karakter wordt behoud en versterking van kavel- en beplantingspatronen nagestreefd. Natuurdoelen voor deze gebieden zijn hoogveenvegetaties en plaatselijk vegetaties van natte en
18
vochtige heide. Om de hoogveenreservaten hydrologisch te bufferen, zijn gebieden begrensd waar een hoge waterstand uitdroging van het veen moet voorkomen. Veel voorkomend N 6.02 trilveen N 6.03 hoogveen N 6.04 vochtige heide N 12.02 kruiden- en faunarijke graslanden A01.02 akkerfaunagebied. Bestaande natuur Van de begrensde bestaande natuur zijn de heidevelden en bossen de omvangrijkste; Heiden Heiden worden gekenmerkt door een dwerg-struik-begroeiïng van vooral struikhei, gewone dophei , kraaihei en bosbes. Heiden komen in Drenthe op de pleistocene zandgronden voor. Ze zijn te onderscheiden in droge, vochtige en natte heide. Bij vochtige en natte heide ligt de keileemlaag vaak dicht onder het oppervlak, waardoor regenwater niet meteen in de bodem wegzakten er een schijngrondwaterspiegel ontstaat. Daarnaast komen zowel bij droge als bij vochtige heide kruidenarme en kruidenrijke vormen voor. Droge heide op stuifzand wordt gekenmerkt door veel reliëf en open, onbegroeide of alleen met mossen en korstmossen begroeide delen. Verdere ontwikkeling van heiden wordt nagestreefd. Veel voorkomend N 6.02 trilveen N 6.03 hoogveen N 6.04 vochtige heide N 7.01 droge heide N 7.02 zandverstuiving Bossen De Drentse bossen zijn zeer verschillend van omvang en kwaliteit. Aan de ene kant kleinere bospercelen met een meer oorspronkelijke bosvegetatie tot aan de andere kant grotere in de dertiger jaren van de vorige eeuw ingeplante bossen met een productiefunctie. Bos is van belang voor flora, fauna, bodembehoud, landschap, houtproductie, recreatie en toerisme. Behoud van de oorspronkelijke bosvegetaties en ontwikkeling van de meer op productie gerichte bossen in een meer natuurlijke richting zijn belangrijke doelen. Veel voorkomend: N 15.02 eiken dennen beuken bos N 16.01 droog bos met productie N 16.02 vochtig bos met productie
19
5. Subsidieregeling Natuur- en landschapsbeheer 5.1
Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Voor het beheer van natuur, agrarische natuur en landschapselementen kunnen beheerders in aanmerking komen voor een subsidie. Deze subsidie wordt geregeld in de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer (SVNL) die op 22-4-2009 door Provinciale Staten van provincie Drenthe is vastgesteld. Dit stelsel vervangt per 1 januari 2010 de provinciale subsidieregelingen agrarische natuur (PSAN) en na goedkeuring door “Brussel” op een later tijdstip de provinciale subsidieregeling natuur (PSN). Voor ieder begrotingsjaar stelt de provincie een plafond voor te verstrekken subsidies vast. Het nieuwe subsidiestelsel gaat uit van een eenvoudige manier van aanvragen, zo weinig mogelijk regels, vertrouwen in de beheerder en minimale administratieve lasten. De Dienst Regelingen (DR), de Dienst Landelijk Gebied (DLG) en de Algemene Inspectiedienst (AID) zijn belast met de uitvoering van de regeling. Subsidies worden verstrekt voor een beheerperiode van 6 jaar. Subsidieaanvragen kunnen alleen gedaan worden in de opengestelde aanvraagperiode, gewoonlijk tussen 15 november en 15 januari. GS maken de openstelling bekend in het Provinciaal Blad, op de website van de provincie en op de internetsite van de Dienst Regelingen. In de regelingstekst en op www.natuurbeheersubsidie.nl wordt de subsidieregeling uitgelegd, staat het subsidiebedrag, wie voor subsidie in aanmerking komt en hoe de subsidie moet worden aangevraagd.
5.2
Beheertypenkaart Op de beheertypenkaart zijn bestaande en nog te ontwikkelen natuur, alle agrarische natuur en de landschapselementen opgenomen en getypeerd volgens de Index Natuur en Landschap, zoals deze in de subsidieperiode. Het beheer dient op basis van de beheertypen plaats te vinden. In grote lijnen is deze kaart ontstaan door aanlevering van gegevens door de terreinbeherende organisaties, het op kaart zetten van beschikkingen SN, door landbouwgronden in de nieuwe natuurgebieden op te nemen als natuurtype N00.01 en de doelstelling van de beheersgebieden in het gebiedsplan om te zetten naar agrarische natuur. De beheertypenkaart is de basis voor de beoordeling, voorafgaand aan de toekenning van de beheersubsidie: de kaart geeft aan voor welk beheertype op een bepaalde locatie een beheerder subsidie kan aanvragen. Met de beheertypenkaart stimuleert de provincie de instandhouding van de op die kaart aangegeven beheertypen. Op deze kaart staat in feite de actuele situatie. Op de ambitiekaart (zie hoofdstuk 6) kunnen hogere of andere doelen staan vermeld dan op de beheertypenkaart. Er wordt naar gestreefd om het beheertype van de ambitiekaart te bereiken. De beheertypenkaart zal daarom periodiek worden aangepast en geactualiseerd en uiteindelijk steeds dichter bij de gewenste eindsituatie komen zoals opgenomen in de ambitiekaart. 5.2.1 Natuurbeheer Voor natuurbeheer staat op de beheertypenkaart aangegeven welke gebieden voor subsidie in aanmerking komen en welk soort subsidie op de betreffende gebieden kan worden verstrekt (zie kaartbijlage 1.). Per gebied is één beheertype toegekend en een beheerder komt alleen voor subsidiëring van het toegekende beheertype in aanmerking. Indien er nog geen bestaand beheertype aanwezig is of het betreft agrarische grond liggend in begrensde nieuwe natuur wordt het op de kaart als type N00.01 aangegeven. Dit betekent dat in de begrensde nieuwe natuur 20
omvorming naar een gewenst beheertype van de ambitiekaart nodig is. Deze gronden komen nu niet voor beheersubsidie in aanmerking. Daarnaast kan het gewenst zijn om bestaande natuur om te vormen naar een hoger natuurtype. In deze situaties kan N00.02 worden aangegeven (omvormen van natuur naar natuur). In principe worden alle subsidiabele gebieden op de beheertypenkaart weergegeven. Het onderscheid naar EHS en verschil tussen nieuwe of bestaande natuur is niet gemaakt. Met andere woorden subsidiëring betekent niet dat het EHS is, deze wordt in het POP II indicatief aangegeven. Het verschil tussen nieuwe en bestaande natuur wordt weergegeven in kaartbijlage 3. Met bestaande natuur wordt hier bedoeld alle bos- en natuurgebieden en gebieden waar van rijkswege in het verleden subsidies zijn verstrekt. Met nieuwe natuur (NGN) wordt hier bedoeld de begrensde natuurgebieden zoals overgenomen uit het gebiedsplan (zie ook § 6.3 en 6.4) In het natuurbeheerplan 2009 zijn voor het eerst de bestaande bos- en natuurgebieden die voor subsidie in aanmerking kunnen komen op kaart opgenomen. Dit was in het Integraal Gebiedsplan Drenthe (2008) nog niet het geval, wel werden voor deze gebieden subsidies door DR beschikt. 5.2.2 Agrarisch natuurbeheer Voor agrarisch natuurbeheer staat op de beheertypenkaart aangegeven welke gebieden voor subsidie in aanmerking komen (zie kaartbijlage 1.). Bij elk van deze agrarische beheertypen horen meerdere agrarische beheerpakketten (zie Index Natuur en Landschap). Per gebied van een beheertype wordt aangegeven welke beheerpakketten mogelijk zijn. 5.2.3 Landschapsbeheer Agrarische gebieden Subsidies voor het beheer van landschapselementen op agrarische percelen kunnen gegeven worden op landschapselementen: -concreet op kaart aangegeven (kaartbijlage 1); -in begrensd agrarisch natuurgebied (kaartbijlage 3); -in zoekgebied landschap (kaartbijlage 4). Natuurgebieden Subsidies voor het beheer van landschapselementen op natuurpercelen kunnen gegeven worden op landschapselementen: -concreet op kaart aangegeven (kaartbijlage 1); -in begrensd nieuw natuurgebied (kaartbijlage 3); -bestaande natuur (N..beheertypen,kaartbijlage 1); Op de beheertypenkaart kunnen specifieke landschapselementen zijn aangegeven, maar binnen genoemd zoekgebied landschap en begrensde agrarische natuurgebieden kunnen ze nog niet op kaart staan. Voor deze niet op kaart staande elementen kan wel subsidie voor beheer en aanleg worden aangevraagd. Bij landschap is het dus mogelijk dat in één zoekgebied en begrensde agrarische natuur zowel subsidie kan worden aangevraagd voor elementen die op de kaart concreet zijn aangegeven als voor elementen die op de kaart ontbreken. Ontbrekende elementen worden na aanvraag op kaart gezet Waar wensen liggen die op (korte termijn) niet gehonoreerd kunnen worden is afgesproken deze op de Ambitiekaart te zetten. Het gaat hierbij concreet om de landschapstypen : L.01.07, L.02.02 en L.02.03..
21
In het natuurbeheerplan zijn een aantal landschapszoekgebieden opgenomen. Het betreft het voormalig WCL-gebied in Noord-Drenthe, de gebieden Ruinerwold en Mars- en Westerstroom en enkele kleine gebiedjes in de gemeente Midden-Drenthe (kaart zoekgebied: 4). In een zoekgebied dat samenvalt met een weidevogeldoelstelling, akkervogeldoelstelling en ganzenfoerageergebieden wordt beheer en inrichting van landschapbeheertypen niet gesubsidieerd met uitzondering van poelen.
5.3
Collectief beheer In dit natuurbeheerplan zijn gebieden aangewezen waarbij een collectief beheerplan is vereist voor de onderlinge afstemming en samenwerking tussen beheerders. Een collectief beheerplan is vereist om de effectiviteit van beheermaatregelen te verhogen. Bij beheervormen waarbij een gebiedsgerichte aanpak gewenst of noodzakelijk is (landschapselementen) en bij dynamisch beheer (weidevogels, akkervogels en ganzen) kan een collectief beheerplan worden gevraagd van de betrokken beheerders in het gebied. Stichting Landschapsbeheer Drenthe verzorgt de coördinatie van het weidevogels en is verantwoordelijk voor de opstelling van collectieve beheersplannen. Bij weidevogels en akkervogels is een collectief beheerplan verplicht. Op basis van een collectief beheerplan kunnen individuele aanvragen worden ingediend. Voor akkervogels is in eerste instantie Boerennatuur de gebiedscoördinator. 5.3.1 Weidevogels De nieuwe regeling schrijft nu specifiek voor dat een collectieve benadering verplicht is, op basis van een beheerplan dat door GS vastgesteld moet worden. De provincie stelt daar criteria voor op. GS benoemen voor het opstellen van het beheerplan een weidevogelcoördinator en stelt hiervoor subsidie beschikbaar. De weidevogelcoördinator kan voor maatwerk zorgen bij het opstellen van het beheerplan en de toepassing van het dynamische beheer en botanisch randenbeheer. Botanisch randenbeheer kan alleen gesloten worden in combinatie met een weidevogelpakket en met een duidelijke meerwaarde voor de weidevogeldoelstelling. Criteria voor het collectief beheerplan Drenthe kent een ander palet aan weidevogelsoorten dan andere provincies. Waar elders de Grutto prominent aanwezig is, is dat in Drenthe veel minder het geval. Anderzijds heeft onze provincie een grote verantwoordelijkheid voor soorten die juist een zwaartepunt van hun verspreiding in Drenthe hebben liggen, zoals Wulp en Paapje. Het is daarom niet zinvol om per soort voor te schrijven welke dichtheden er minimaal moeten voorkomen. Liever wordt uitgegaan van een groep weidevogels, met een totale dichtheid van soorten, waarbij deze onderling uitwisselbaar zijn. De provincie gaat uit van broedparen/territoria. Wel zullen steeds een aantal basissoorten in het gebied aanwezig moeten zijn. De minimum oppervlakte ligt niet vast, maar een samenhang met natuurgebieden kan er voor zorgdragen dat er een terrein van voldoende oppervlakte adequaat beheerd kan worden. Op basis van de huidige kennis van weidevogels en overleg met ecologen en Gebiedscoördinator Landschapsbeheer Drenthe is getracht een reëel beeld te schetsen voor de weidevogelgebieden waar in 2010 een collectief weidevogel beheerplan verplicht is. Het betreft de volgende zoekgebieden: Breevenen en Grote Masloot . Het weidevogelplan dient voor 1 juli bij GS te worden ingediend. Na goedkeuring door GS zal dit plan als toetssteen dienen voor de Dienst Regelingen. De aantallen, aantalsontwikkeling en dichtheden verschillen per gebied (Brink, H van de 1996, Van Dijk AJ van 2003. Daarom is gekozen voor wegingsfactoren voor weidevogels, op basis van aantalspopulatie in Drenthe en dichtheden in beekdal en open grasland. Dat leidt op basis van broedpaar en territorium tot de volgende score: 22
scholekster Kievit Grutto Wulp Tureluur
Wegingsfactor 1 1 3 3 3
Kwartelkoning Watersnip Zomertaling Slobeend Kuifeend
Veldleeuwerik Graspieper Gele Kwikstaart Paapje
Wegingsfactor 2 0,5 2 5
4 4 4 4 2
Per 100 ha zal de totaal gewogen score minimaal 75 broedparen/territoria moeten zijn. Dat is het uitgangspunt voor de begrensde weidevogelcollectieven. Binnen de begrenzing kunnen ook terreinen van terreinbeheerders of Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) aanwezig zijn. Ze zijn bewust binnen de begrenzing meegenomen omdat er wel samenhang tussen de gebieden bestaat en het ook mogelijkheden biedt om het flankerend beleid vorm te geven in het belang van de weidevogelgemeenschap. Het collectief beheerplan moet bestaan uit: Een kaart waarop de begrenzing van de mozaïeken en de samenstelling op basis van de gekozen beheerpakketten is weergegeven met een schaal van minimaal 1:25000 Een tekst waarin ten minste een beschrijving van de volgende onderdelen is opgenomen: • Een onderbouwing van de gekozen doelstelling broedparen per 100 ha en een verwachting over de gewenste populatiegrootte gedurende de beheerperiode(ambitie) • Een onderbouwing van het tot stand komen van het mozaïek met een onderbouwing van de bereikte spreiding in tijd en ruimte. Binnen de weidevogelgebieden moet een gevarieerd en inzichtelijk beheer worden nagestreefd. Het weidevogelverbond heeft hiertoe richtlijnen opgesteld, waarbij rekening kan worden gehouden met voldoende kuikenland, plas/dras, dynamisch beheer etc. De weidevogelcoördinator kan per gebied (of deelgebied) hier invulling aangeven. Daarbij blijft de eigen verantwoordelijkheid van beheerders/collectief voor hun deel van een beheersmozaïek voorop staan.Per gebied zal dit maatwerk zijn, niet overal zal bijvoorbeeld plas/dras kunnen worden ingevuld komen van het mozaïek en gemaakte afspraken over toekomstig beheer en monitoring. • Er zal inzicht moeten worden gegeven op welke wijze de monitoring plaatsvindt. Zoals alarmtellingen en de relatie met het dynamisch beheer. Op basis van monitoringsgegevens is in het derde en het vijfde jaar dient voor continuering van het beheer aangetoond te worden dat de gekozen doelstelling daadwerkelijk is bereikt. Monitoring van de weidevogels zal volgens SOVON/BMP richtlijnen plaatsvinden. • De organisatievorm van het weidevogelbeheer binnen de mozaïeken en taakverdeling tussen beheerders en vrijwilligers. GS benoemt de weidevogelcoördinator van het gebied en deze coördineert het gebiedsproces dat nodig is om de in dit plan geformuleerde doelstellingen te realiseren. • Maatregelen ter voorkoming van predatie In het plan kan worden aangegeven in hoeverre predatie een rol van betekenis heeft en in hoeverre er afspraken worden gemaakt om predatie te beperken. De Nota flora en fauna (2002) en het faunabeheerplan (2004) kan daarvoor een goede toetssteen zijn en dat zou 23
kunnen leiden tot afspraken met de betreffende Wildbeheerseenheid (WBE). Ook een actief landschapsbeheer (beperken hoog opgaande begroeiing) kan hiervan onderdeel zijn • Extra monitoring die plaatsvindt buiten de op basis van de subsidieverordening verplichte monitoring • Kwaliteitsborging • Begroting en financiering De nieuwe aanpak van het weidevogelbeheer is bedoeld om het beheer dusdanig te sturen dat er sprake is van meer kwaliteit in minder gebieden. Om tot een goede invulling van het beheersplan te komen is de weidevogelcoördinator primair verantwoordelijkheid voor de ecologische kwaliteit van beheersmozaïeken. Om voldoende ruimte te geven voor een goede invulling zijn niet alle specifieke voorwaarden benoemd, maar ze kunnen wel als toetsteen worden gebruikt voor het maken van het plan in bijzondere gevallen kan er gemotiveerd van worden afgeweken. GS zal dat bij het goedkeuren van het plan moeten beoordelen. Flexibiliteit in beheer Er zijn twee vormen van flexibiliteit: jaarlijkse wijzigingen in de reguliere openstellingsperiode (nov.-dec) voor het jaar daarop; het collectief beheerplan kan jaarlijks aangepast of uitgebreid worden wanneer blijkt dat de samenstelling van het mozaïek uit het oogpunt van effectief weidevogelbeheer wijziging behoeft. Dynamisch (last minute) beheer tijdens het seizoen. 5.3.2 Akkervogels In 2011 gaat de provincie Drenthe er vanuit dat de koepelorganisatie Boerennatuur de gebiedscoördinator voor de collectieve plannen zal zijn. We kunnen ons voorstellen dat na de startfase de gebiedscoördinatie wordt overgedragen aan de betreffende ANV. In sommige gebieden is op dit moment ook geen ANV aanwezig. Tussentijds zullen Provincie Drenthe en Boerennatuur daar afspraken over maken. Collectief akkervogelbeheer Net als weidevogels staan akkervogels sterk onder druk. Soorten als patrijs en veldleeuwerik zijn de laatste 25 jaar met ca 75-90% achteruitgegaan. Drenthe is van oudsher een kerngebied voor akkervogels. De akkervogels hebben hun hoogste dichtheden in de veenkoloniale gebieden, de grootschalige heide ontginningen en in mindere mate op de essen. Naast aandacht voor broedvogels blijkt met name voor standvogels de winterbiotoop ook van groot belang. Met steun van de Provincie Drenthe zijn er door de Werkgroep Grauwe Kiekendief ook een aantal winterakkertjes gerealiseerd en geteld. De resultaten zijn zeer hoopgevend voor het inzetten van het herstel van de akkervogelpopulatie. In Drenthe zijn de volgende akker(broed)vogels van belang: veldleeuwerik, gele kwikstaart, patrijs, kwartel en in de wat meer besloten gebieden geelgors. Secundaire soorten kunnen zijn: kievit en scholekster. In combinatie met wijken en landschapselementen kunnen daar kneu en graspieper aan toegevoegd worden. Af en toe worden bijzondere soorten als kwartelkoning en grauwe kiekendief vastgesteld. In 2009 is opdracht gegeven aan de Werkgroep Grauwe Kiekendief de beste akkervogelgebieden in Drenthe in beeld te brengen. In de winter zijn akkers van groot belang voor ganzen (met name toendra rietgans) en zwanen, daarnaast voor de standvogels en trekvogels zoals: patrijs, veldleeuwerik, graspieper etc. ganzen en zwanen vinden we vaak op akkers met wintergraan of bietenresten. Rond landschapselementen en bij dorpen worden soms grote aantallen zaadeters aangetroffen als geelgors, vink, groenling en ringmus. Predatoren als kerkuil en blauwe kiekendief foerageren graag op ruige akkers. 24
Voor de drie landschapsonderdelen in Drenthe gelden verschillende normen. Het gaat daarbij om de volgende indeling: 1. Veenkoloniaal gebied 2. Grootschalige heide-ontginningen 3. Essen 1. Het veenkoloniale gebied kent voor broedvogels de beste kerngebieden. Ruimte, openheid, aanwezigheid van wijken en bouwland zijn de beste randvoorwaarden. Er wordt gedacht aan grote aaneengesloten gebieden van minimaal 250 ha. 2. De grootschalige heide ontginningen zijn vaak open van karakter, hebben een ruime schaal (≥100 ha.), maar toch even meer afwisseling met landschapselementen, bosjes en/of wegbeplantingen. 3. De essen kunnen in grootte variëren. In het esdorpenlandschap gaat het meestal om essen tussen de 25-250 ha. Over het algemeen is er minder akkerbouw en wordt er ook meer snijmais verbouwd. De categorie wegingsfactor is ingebracht op basis van totale populatie in Drenthe en het objectiever kunnen toepassen van vergelijking tussen gebieden. Akkervogelgebieden moeten minimaal 50 (gewogen) paar/100ha. akkervogels herbergen. Kernsoorten Patrijs Kwartel Veldleeuwerik Gele kwikstaart Geelgors Extra soorten Fazant Wulp Kievit Graspieper Bonussoorten Grauwe kiekendief Kwartelkoning
Wegingsfactor 4 3 2 2 1 1 3 1 1 10 10
Wenselijkheid winterveldjes De laatste jaren zijn er diverse experimenten geweest met wintervoedsel voor akkervogels. Deze blijken, mits goed gesitueerd, van groot belang voor de akkervogels. Winterveldjes kunnen overal worden aangelegd, maar niet in de grote open gebieden. Overwinterende en doortrekkende ganzen weten deze veldjes ook snel te vinden en binnen enkele dagen leeg te vreten. Daarom moeten deze veldjes daar vooral worden aangelegd in combinatie met opgaande landschapselementen (bosjes, houtwallen, singels). Op de essen, vooral in aansluiting met het esdorp zijn winterveldjes ook van groot belang. Daarom moet het mogelijk zijn om aanvullend op de essen met botanisch beheer winterveldjes aan te leggen. Het collectief beheerplan moet bestaan uit : Een kaart waarop de begrenzing van de mozaïeken en de samenstelling van de gekozen beheerpakketten is weergegeven met een schaal van minimaal 1 : 25.000. Een tekst waarin tenminste een beschrijving van de volgende onderdelen is opgenomen :
25
- Een onderbouwing van de gekozen doelstelling broedparen per 100 ha en een verwachting over de gewenste populatiegrootte gedurende de beheerperiode (ambitie). - Een onderbouwing van het tot stand komen van het mozaïek met een onderbouwing van de bereikte spreiding in tijd en ruimte. Er dient een gevarieerd en inzichtelijk beheer te worden nagestreefd. Dit kan leiden tot maatwerk per gebied en/of gebiedsonderdeel. Daarbij kan rekening worden gehouden met aanwezige landschapsstructuren (met name voor situering winterveldjes). De richtlijn is ca 80% faunarand en ca 20% winterveldjes. De randbreedte is 9 – 20 meter. In geval van gerende percelen kan daar (gemotiveerd) van worden afgeweken. Variatie in breedte en spreiding is wenselijk. - Er zal inzicht moeten worden gegeven hoe de monitoring plaatsvindt. Op basis van de monitoringsgegevens in het derde en vijfde jaar dient voor continuering van het beheer aangetoond te worden dat de gekozen doelstelling daadwerkelijk is bereikt. Monitoring van de akkervogels zal volgens SOVON/BMP richtlijnen plaatsvinden. Voor wintervogels zijn op dit moment nog geen harde criteria te benoemen. In een later stadium zal de provincie dit nader uitwerken (telmethode, telfrequentie, soorten). - In een collectief plan moet worden aangegeven welke zaaimengsels van toepassing zijn. Waar sprake is van essen moet worden tegemoet gekomen naar de botanische waarden. - Indien van toepassing (op essen) kunnen botanische pakketten onderdeel zijn van het collectieve plan. - Indien van toepassing kan afstemming worden gezocht met terreinbeheerders, dit kan leiden tot aanvullende afspraken. - Met name in het veenkoloniale gebied zijn schouwpaden (langs wijken) vaak extra interessant als foerageergebied. Afstemming van het beheer in samenspraak met het betreffende waterschap kan gewenst zijn. - Indien nieuwe pakketten worden toegevoegd kan het noodzakelijk zijn het maairegime in het collectief plan op te nemen. Op de botanische essen worden, afhankelijk van grootte en ligging, 3 tot 5 winterveldjes/per es gesitueerd. Ook zijn daar faunaranden mogelijk. Winterveldjes worden bij voorkeur gesitueerd tegen bestaande landschapselementen/bosjes. 5.3.3 Landschapsbeheer Op korte termijn is een collectief beheerplan voor landschapsbeheer niet voorzien.
5.4
Ganzenfoerageergebieden In 2003 is het Beleidskader Faunabeheer van kracht geworden. In het Beleidskader Faunabeheer zijn gezamenlijke afspraken gemaakt en vastgelegd door het ministerie van LNV, de provincies en de organisaties IPO, LTO, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, KNJV en Vogelbescherming Nederland om enkele problemen met de overwinterende ganzen op te lossen. De doelstelling van het Beleidskader Faunabeheer is tweeledig: 1. de bescherming van overwinterende ganzen en smienten en 2. het beperken van de omvang en toename van schade door ganzen en smienten. In het Beleidskader Faunabeheer heeft de minister van LNV besloten om in totaal 80.000 hectare in Nederland als foerageergebied aan te wijzen voor de opvang van overwinterende ganzen en smienten. De provincie heeft als taak om de foerageergebieden aan te wijzen en te begrenzen. In deze gebieden kunnen ganzen en smienten in de wintermaanden ongestoord foerageren, zonder verjaagd te worden. Jacht en schadebestrijding op andere soorten dan de overwinterende ganzen en smienten mag binnen de foerageergebieden plaatsvinden onder de voorwaarden zoals die zijn vastgelegd in dit Beleidskader. Buiten de foerageer-
26
gebieden is het mogelijk dat ganzen en smienten op grond van de Flora- en faunawet verjaagd worden om landbouwschade te voorkomen. Binnen de begrensde foerageergebieden zijn er subsidiemogelijkheden in het kader van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer. In de regelingstekst en op www.natuurbeheersubsidie.nl wordt de subsidie voor ganzenfoerageergebieden uitgelegd, staat wie voor subsidie in aanmerking komt en hoe de subsidie moet worden aangevraagd. In dit natuurbeheerplan is de begrenzing van de foerageergebieden (zoekgebied) opgenomen als beheertype A01.03 (zie kaartbijlage 4). De begrenzing is eerder door Gedeputeerde Staten vastgesteld in mei 2005 in het Gebiedsplan foerageergebieden voor overwinterende ganzen. Die begrenzing is met een ambtelijke wijziging (voor waterberging ingericht gebied in de omgeving Leekstermeer vervallen voor natuur en agrarische natuur) overgenomen in dit natuurbeheerplan. De vrijkomende ha’s zijn verdwenen als gevolg van een landelijke korting.
5.5
Subsidies probleemgebieden Natuurlijke omstandigheden, zoals een uitgesproken reliëf, hoge grondwaterpeilen of onregelmatige perceelsvormen, kunnen een beperking vormen voor de landbouw in bepaalde gebieden. Op deze gronden is bewerking moeilijker door de natuurlijke handicaps. Door deze fysieke omstandigheden hebben de agrariërs een concurrentienadeel, immers de productiekosten worden hoger en het rendement lager. Daarom is voor deze gebieden een extra subsidievorm ingesteld ter compensatie van de natuurlijke handicaps. Voorheen stond deze vergoeding bekend als de zogenaamde ‘bergboerenregeling’. De gronden waar deze compensatie van toepassing is worden probleemgebieden genoemd. De subsidiëring voor natuurlijke handicaps wordt deels door de nationale overheid en deels door de Europese Commissie (EC) gefinancierd. Voorwaarde voor het mogen verstrekken van de subsidie is dat de probleemgebieden waarbinnen de subsidie voor natuurlijke handicaps wordt verstrekt zijn aangemeld en goedgekeurd door de Europese Commissie. Nederland heeft afspraken gemaakt met de Europese Commissie over de criteria waaraan gebieden moeten voldoen die door Nederland aangemerkt worden als probleemgebied. Voor probleemgebiedensubsidies wordt in het natuurbeheerplan alleen bepaald waar die subsidie kan worden verstrekt. De begrenzing is eerder door Gedeputeerde Staten vastgesteld op 1-9-2004 in het plan Begrenzing Probleemgebieden Drenthe. Die begrenzing is zonder wijziging overgenomen in dit natuurbeheerplan. Door eerder genoemde wijziging van de basis van het kaartsysteem naar top 10 nl kunnen geringe verschillen in begrenzing zijn ontstaan. Met het vaststellen van dit plan wordt de begrenzing van de probleemgebieden opnieuw vastgesteld. Het per 1-9-2004 vastgestelde plan Begrenzing Probleemgebieden wijzigt niet. De probleemgebieden staan aangegeven op kaartbijlage 5. In de regelingstekst 4.2 en op www.natuurbeheersubsidie.nl worden de subsidies voor probleemgebieden uitgelegd, staat wie voor subsidie in aanmerking komt en hoe de subsidie moet worden aangevraagd.
5.6
Recreatie In de subsidieverordening natuur en landschapsbeheer is de mogelijkheid van subsidiering van openstelling voor bos- en natuurterreinen op genomen. De recreatiesubsidie is een vergoeding voor de kosten die gemaakt worden voor het openstellen van terreinen voor recreanten. De voorwaarden waaraan een terrein onder andere moet voldoen: het terrein moet 27
voldoende paden, wegen en vaarwegen hebben en minimaal 358 dagen per jaar zijn opengesteld. Recreatiesubsidie voor een natuurterrein kan alleen aangevraagd worden in combinatie met een beheerssubsidie. In grote lijnen is het uitgangspunt dat de terreinen die in het Integraal gebiedsplan van deze subsidie in aanmerking kwamen ook onder het natuurbeheerplan hiervoor in aanmerking komen.
5.7
Toeslagen In de Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer (art. 3.8) zijn mogelijkheden geopend om toeslagen (hogere tarieven) te kunnen vaststellen. Met name genoemd zijn de natuurgebieden die enkel varend te bereiken zijn en in stand houden van natuurtypen met schaapskudden. Natuurgebieden die enkel varend te bereiken zijn komen in Drenthe niet met een zodanige oppervlakte voor dat opname van een toeslag noodzakelijk wordt geacht.. 5.7.1 Schaapskuddes In het kader van een rijksregeling was subsidie mogelijk voor bepaalde schaapskuddes met een scheper. Deze regeling is door de provincie Drenthe ongewijzigd overgenomen. In Drenthe komen de beheerders van een zevental gescheperde schaapskuddes in aanmerking voor subsidiëring volgens de huidige regeling. Het zijn de volgende beheerders. 1. Stichting Schaapskudde Westerbork 2. Stichting Schaapskooi Balloërveld 3. Schaapskudde Hijkerveld 4. Stichting Holtinger schaapskudde 5. Stichting het Drentse Heideschaap 6. Schaapskudde Exloo 7. Schaapskudde Natuurmonumenten Dwingelderveld Voor bovenstaande beheerders is een toeslag op basis van het aantal ooien van toepassing
5.8
Groenblauwe Diensten In 2007 hebben Gedeputeerde Staten in hun collegeprogramma vastgelegd dat zij streven naar het combineren van “blauwe en groene diensten” bij het treffen van maatregelen voor waterbeheersing. Het collegeprogramma definieert blauwe en groene diensten als projecten en activiteiten op het gebied van water, landschap, natuur, cultuurhistorie en recreatie die de kwaliteit en toegankelijkheid van het landelijk gebied behouden en verhogen en die verder gaan dan de wettelijke plicht hiertoe. Bij “groenblauwe diensten” gaat het om waterberging, waterconservering en verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater. De provincie Drenthe kent nog geen groenblauwe diensten, maar is zich aan het oriënteren op de mogelijkheden. Daarbij wordt uitgegaan van in de catalogus Groenblauwe Diensten genoemde mogelijkheden. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan mogelijkheden van landschapsbeheer en randenbeheer.
28
5.9
Subsidieverordening onderhoud landschapselementen Drenthe De subsidieverordening onderhoud landschapselementen (SOL) Drenthe is een provinciale regeling voor beheer en onderhoud van kleine landschapselementen. Het is de bedoeling om de SOL te integreren in het natuurbeheerplan. Vanwege de complexiteit en de beschikbare tijd is dat nu niet mogelijk. De SOL-verordening zal in 2010 geëvalueerd worden, waarbij ook een vereenvoudiging onderwerp van studie is. Ook zal de inzet voor landschap in gebiedsgerichte uitvoering in beeld worden gebracht en zal afstemming moeten plaatsvinden. De index natuur en Landschap zal ook voor de SOL van toepassing zijn.
29
6. Kwaliteitsimpulsen Natuur en Landschap Dit hoofdstuk beschrijft de ambitiekaart en welke gebieden voor subsidies uit de Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap in aanmerking kunnen komen. Bij een kwaliteitsimpuls gaat het veelal om een kwantitatieve of kwalitatieve opgave om in een bepaald gebied, onafhankelijk van het type beheerder, de natuurkwaliteit te verbeteren door: - (her)inrichting van terreinen; - functieverandering van landbouwgrond naar natuurgrond; - herstel van milieu- en watercondities; - kwaliteitsverbetering van bestaande natuur. Subsidies voor Kwaliteitsimpulsen Natuur en Landschap worden verstrekt op basis van de Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied. De aanvragen worden door de provincie getoetst aan het brede provinciale Meerjarenprogramma Vitaal Platteland (pMJP) en de doelen in dit natuurbeheerplan. In dit natuurbeheerplan is een ambitiekaart opgenomen. Deze ambitiekaart beschrijft de gewenste eindsituatie van natuurterreinen en agrarische natuurgebieden. De ambitiekaart is een middel om te bepalen welk terrein voor een kwaliteitsimpuls in aanmerking kunnen komen. Grondverwerving biedt vaak mogelijkheden om een kwaliteitsimpuls te geven.
6.1
Ambitiekaart Daar waar de beheertypenkaart de actuele situatie van een terrein beschrijft, geeft de ambitiekaart de gewenste eindsituatie weer. De begrenzing van de natuurterreinen van de ambitiekaart is in principe identiek aan de begrenzing van beheertypenkaart. Het kan voorkomen dat bepaalde bestaande natuurterreinen (bijvoorbeeld buiten de EHS) niet tot de ambitiekaart behoren maar op de beheertypenkaart wel als subsidiabel zijn opgenomen. De ambitiekaart is kaartbijlage 2. Sommige natuurterreinen op de ambitiekaart hebben hetzelfde beheertype als op de beheertypenkaart is aangeven, Dit geldt met name in agrarisch natuurgebied. Op die terreinen is het natuurdoel al bereikt. Bij andere terreinen is er nog een verschil tussen de actuele situatie en de ambitie. Op die terreinen ligt zogezegd nog een ontwikkelopgave. Indien de ontwikkeling van het natuurterrein naar een kwalitatief hoger beheertype niet via de weg van het reguliere beheer bereikt kan worden, zal een kwaliteitsimpuls in de vorm van een investeringssubsidie aan de orde zijn. De ambitiekaart is dus een middel om de benodigde kwaliteitsimpulsen van natuurterreinen en agrarische natuurgebieden in beeld te brengen. Agrarische natuur staat niet op de ambitiekaart omdat het de bedoeling is dat landbouwgronden hun functie voor de landbouw behouden. Op kaart 3 staat daarnaast het verschil aangegeven tussen bestaande natuur en nieuwe natuur. De ambitiekaart is zoveel mogelijk op het niveau van beheertypen ingekleurd, net als de beheertypenkaart. Voor nog te ontwikkelen natuurterreinen is het echter niet altijd mogelijk om al een uitspraak te doen over de gewenste beheertypen. In dat geval is het beheertype N00.01 opgenomen op de beheertypenkaart (nog om te vormen naar natuur). Soms is er wel bekend welke natuurbeheertypen binnen een terrein moeten worden gerealiseerd, maar kan de exacte ligging pas worden vastgesteld op het moment van inrichting.
30
Bij de totstandkoming van de ambitiekaart is vooral gebruik gemaakt van de provinciale natuurdoeltypekaart. Al in een vroeg stadium is deze kaart afgestemd met de beheerders. Op dit moment is de ambitiekaart een grove versie en behoeft nog aanpassing op detailniveau. De periode voor de vaststelling wordt benut om tot een completere kaart te komen. Net als de beheertypenkaart is ook de ambitiekaart geen statisch document. Dat wil zeggen dat gedeputeerde staten in overleg met de beheerders kunnen besluiten om de ambities van een terrein te wijzigingen of te verfijnen. Op het moment dat voormalige landbouwgrond daadwerkelijk wordt ingericht en beheerd als natuur, wordt de ambitiekaart (en de beheertypenkaart) geactualiseerd. De ambitiekaart geeft in feite de ontwikkelingsmogelijkheden van natuurterreinen weer. De ambitiekaart legt niet vast waar investeringsubsidies voor kwaliteitsimpulsen beschikbaar zijn. Dit kan indien gewenst plaatsvinden op de projectenkaart die geen deel uitmaakt van dit natuurbeheerplan. De projectenkaart kan tot uitdrukking komen in de gebiedsopgaven. Voor landschap wordt er naar gestreefd om alle afgesloten beschikkingen op kaart te zetten. Aanleg van nieuwe landschapselementen kan worden aangevraagd op basis van de zoekgebieden landschap (kaartbijlage 4). Waar wensen liggen die op (korte termijn) niet gehonoreerd kunnen worden is afgesproken deze op de Ambitiekaart te zetten (zie hierbij ook 5.2.3.).
6.2
Kwaliteitsimpuls: investeringssubsidie Het verschil tussen de ambitiekaart en de beheertypenkaart geeft weer of er gebruik kan worden gemaakt van een investeringssubsidie (kwaliteitsimpuls). Op de beheertypenkaart kan nu bijvoorbeeld bos zijn aangegeven, terwijl op de ambitiekaart heide staat. De investeringssubsidie kan nu worden gebruikt voor de verandering van bos naar heide. In de tabel staan twee voorbeelden. Beheertypenkaart
Ambitiekaart
Investeringssubsidie
15.02 Dennen-, Eiken-, of Beukenbos
07.01 Droge heide
Regulier beheer of
12.02 Kruidenrijk grasland
11.01 Droog schraalland
Investeringssubsidie
Na het toekennen van de subsidie en het uitvoeren van de maatregelen wordt de beheertypenkaart en daarmee het natuurbeheerplan aangepast zodat er voor heide beheersubsidie kan worden verkregen volgens de SNL. De investeringssubsidie kan gericht zijn op: a. maatregelen voor verbetering van de natuurkwaliteit in een bestaand natuurterrein waarbij het beheertype niet verandert; b. inrichtingsmaatregelen in een bestaand natuurterrein waarbij van het aanwezige beheertype wordt overgestapt naar het gewenste beheertype; c. inrichtingsmaatregelen waarbij landbouwgrond wordt omgevormd naar natuurterrein; d. inrichtingsmaatregelen op landbouwgrond om de kwaliteit van een aanwezig agrarisch beheertype te verhogen; e. inrichtingsmaatregelen op landbouwgrond met als doel om nieuwe landschapselementen aan te leggen. Voor de specifiek voorwaarden met betrekking tot de verlening van een investeringssubsidie wordt verwezen naar de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL), deze is onderdeel van de subsidiegids PMJP of naar www.natuurbeheersubsidie.nl.
31
6.3
Subsidie voor functiewijziging Voor alle gronden (inclusief ecologische verbindingszones) is particulier natuurbeheer mogelijk in natuurgebieden. Dit betekent dat het beheer van natuurterreinen door particulieren (of samenwerkingsverbanden van particulieren) mogelijk is. De particulieren zijn en blijven in dat geval eigenaar van de gronden. Onder particulier natuurbeheer wordt ook verstaan natuurbeheer waarbij particuliere grondeigenaren landbouwgronden (begrensd als nieuwe natuur NGN), waarvoor een functiewijziging voorzien is, definitief omzetten in natuur. Daarbij wordt de waardevermindering van de grond vergoed via de subsidie functieverandering. Voor deze functieverandering bestaat sinds 2005 een fiscale vrijstelling. Particulier natuurbeheer is een belangrijk middel voor de realisatie van de EHS. Algemene beleidslijn voor de provincie Drenthe is dat particulier natuurbeheer binnen de natuurgebieden overal mogelijk is.
6.4
Grondverwerving voor nieuwe natuur In dit natuurbeheerplan is nieuwe natuur begrensd waarvoor functieverandering naar hoofdfunctie natuur is voorzien. Deze functieverandering kan zowel door verwerving ten behoeve van een natuurbeschermingsorganisatie als door particulier natuurbeheer worden gerealiseerd. BBL heeft een koopplicht binnen de als nieuwe natuur begrensde natuurgebieden(NGN) indien de gronden worden aangeboden aan BBL. In dat geval dient BBL de grond tegen agrarische waarde te verwerven namens en voor rekening van de provincie. De minister van LNV kan op verzoek van de provincie de koopplicht tijdelijk opschorten. Deze koopplicht is een verwervingsplicht voor BBL, maar geen plicht voor de grondeigenaar om de grond te koop aan te bieden. De koopplicht kent uitzonderingen. Realisatie van nieuwe natuur gebeurt op basis van vrijwilligheid. Buiten de begrensde natuurgebieden kan BBL in het hele plangebied eveneens gronden verwerven (als ruilgrond) voor de realisatie van de natuurgebieden. Ruilprocessen kunnen ook onderdeel zijn van de gebiedsopgave. BBL is in het gehele plangebied actief op de grondmarkt. BBL levert gronden door aan terreinbeherende organisaties, of aan particulieren.
6.5
Overgangsbeheer In het Integrale Gebiedsplan was overgangsbeheer aangeduid als subsidie SAN in begrensd natuurgebied. Het beleid is in natuurgebied gericht op omvorming naar de hoofdfunctie natuur. Om natuurwaarden niet achteruit te laten gaan kon een SAN-beschikking worden aangevraagd. Gelet op de doelstelling realisering EHS in 2018 is destijds besloten het overgangsbeheer eindig te laten zijn. De omzetting van het gebiedsplan naar het natuurbeheerplan is voor de provincie aanleiding geweest om het overgangsbeheer niet meer open te stellen. Gevolg hiervan voor een individuele grondeigenaar is dat bij het aflopen van de beschikking in een natuurgebied alleen particulier natuurbeheer of verkoop mogelijk is. Het is gezien de vrijwilligheid ook mogelijk om de gronden weer op landbouwkundige wijze te gaan gebruiken.
32
Bijlagen
33
1.
Adressen voor informatie
Instelling
Adres
Woonplaats
Telefoon
Informatie
Dienst Regelingen
Via LNV-loket
-
(0800) 2233322
Subsidieaanvragen
Roermond
www.hetlnvloket.nl
DLG-loket
Trompsingel 1
Probleemgebieden 9724CZ Groningen
(0592) 316083
Subsidieaanvragen Toetsing aan Natuurbeheerplan
Provincie Drenthe
Postbus 122 www.drenthe.nl
9400 AC Assen
(0592) 365555
SNL Subsidieverordening Subsidieregelingen
Het natuurbeheerplan en de bijbehorende kaarten staan op de provinciale website. De kaart wordt ook na kleine wijzigingen aangepast en blijft daardoor actueel. Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend.
34
2.
Reservering ster- en overige gebieden
Gebied
Natuur in ha
Landinrichting Laaghalen ster
67
Landinrichting Schoonebeek ster
20
Herinrichting Zuidwolde-Zuid ster
155
Totaal stergebied
242
Herinrichting Roden-Norg
36
Ootmaanlanden Rheebruggen
24
Oude Diep
116
Witterveld
6
Scharreveld
7
Peesterveldmaten
10
Stuifzand
20
Reservering r.v. Zuidwolde
108
Totaal overig
327
Reservering Amerdiep Agrarisch natuurbeheer
151
35
3.
Wijzigingen en nieuw begrensde voorstellen
Gebied Rolderdiep
Agrarische natuur ha
Natuur ha
- 30
30
Dongelte
28
Ecologische Verbindingszone Vossenberg
2
Heidehof
18
Zoersche landen
3
Laaghalen
41
Dalerpeel
-74
Ambtelijke wijzigingen
4
EVZ Oosterzand-Rheebruggen-Anserdennen
2
Nietap
- 4, 4 (=0)
Alteveer Kerkenveld
- 175
Winde/Bunne
- 29
Ruime Jas Essen: Een, Exloo, Gasselte, Holthe, Wittelte, Weerdinge,
- 60
Eelde
- 63
Eischenbroekenloop
40
Ruime Jas Akkervogels Broekstreek
71
Ruime Jas Akkervogels Meander
55
Ruime Jas Akkervogels Noordenveld
56
Ruime Jas Akkervogels Oostelijke veenkoloniën
214
Spier, Darp, Zeegse en Hijken
Ruime Jas Akkervogels Veenkoloniën Zuid
139
Holtinge
-12
Buinen
-11
36
4.
Index Natuur en Landschap De Index natuur en landschap is een landelijk uniforme index met, agrarische natuurbeheertypen, landschapslemententypen en recreatietypen. De volgende in de index genoemde beheertypen komen op de Drentse beheertypenkaart voor. Onderdeel natuurbeheertypen N01.03 Rivier- en moeraslandschap N01.04 Zand- en kalklandschap N03.01 Beek en bron N04.02 Zoete plas N05.01 Moeras N05.02 Gemaaid rietland N06.01 Veenmosrietland en moerasheide N06.02 Trilveen N06.03 Hoogveen N06.04 Vochtige heide N06.05 Zwakgebufferd ven N06.06 Zuur ven of hoogveenven N07.01 Droge heide N07.02 Zandverstuiving N10.01 Nat schraalland N10.02 Vochtig hooiland N11.01 Droog schraalland N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland N12.05 Kruiden- en faunarijke akker N12.06 Ruigteveld N13.01 Vochtig weidevogelgrasland N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos N14.02 Hoog- en laagveenbos N14.03 Haagbeuken- en essenbos N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos N16.01 Droog bos met productie N16.02 Vochtig bos met productie N17.01 Vochtig hakhout en middenbos N17.02 Droog hakhout N17.03 Park- en stinzenbos N00.01 Nog om te vormen naar natuur N00.02 Om te vormen natuur naar natuur Onderdeel Agrarische beheertypen Beheertype A01.01: Weidevogelgebied Beheerpakket A01.01.01: Weidevogelgrasland met rustperiode Beheerpakket A01.01.02: Weidevogelgrasland met voorweiden Beheerpakket A01.01.03: Plas-dras Beheerpakket A01.01.04: Landbouwgrond met legselbeheer Beheerpakket A01.01.05: Kruidenrijk weidevogelgrasland Beheerpakket A01.01.06: Extensief beweid weidevogelgrasland Beheerpakket: A02.01.03 botanische weide- of hooilandrand
37
Beheertype A01.02: Akkerfaunagebied Beheerpakket A01.02.01: Bouwland met broedende akkervogels Beheerpakket A01.02.02: Bouwland met doortrekkende en overwinterende akkervogels Beheertype A01.03: Ganzenfoerageergebied Beheerpakket A01.03.01: Overwinterende ganzen Beheertype A02.01: Botanisch waardevol grasland Beheerpakket A02.01.01: Botanisch weiland Beheerpakket A02.01.02: Botanisch hooiland Beheerpakket A02.01.03: Botanische weide- of hooilandrand Beheertype A02.02: Botanisch waardevol akkerland Beheerpakket A02.02.01: Akker met waardevolle flora Beheerpakket A02.02.02: Chemie en kunstmestvrij land Beheerpakket A02.02.03: Akkerflora randen Onderdeel landschapsbeheertypen natuur en agrarische natuur. L01.01 Beheertype poel en klein historisch water L01.02 Beheertype houtwal en houtsingel L01.03 Beheertype elzensingel L01.04 Beheertype bossingel en bosje L01.05 Beheertype knip- of scheerheg L01.07 Beheertype laan L01.08 Beheertype knotboom L01.10 Beheertype struweelrand L01.11 Beheertype hakhoutbosje L01.13 Beheertype bomenrij en solitaire boom L02 Historische gebouwen en omgeving L02.02 Beheertype historisch bouwwerk en erf L02.03 Beheertype historische tuin Onderdeel Natuurbeheer Recreatie R2 Opengesteld basis
38
5.
Begrippenlijst Abiotisch: behorende tot de niet-levende natuur. Agrarische natuur: agrarische gebieden die begrensd zijn en die zodanig beheerd worden dat er natuurwaarden behouden en of ontwikkeld worden Agrarisch beheertype: bestaat uit een lijst van handelingen of randvoorwaarden voor grondgebruik, die is ontworpen met het oog op het realiseren van natuurwaarden Agrarisch natuurbeheer ruime jas: gebied agrarisch natuurbeheer waar binnen een groot zoekgebied op een kleinere oppervlakte beschikkingen kunnen worden afgegeven. Dit in tegenstelling tot een reguliere begrenzing Agrarische natuur, waar voor de totale oppervlakte beschikkingen kunnen worden afgegeven. Beheerspakket: een in de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer vastgelegde omschrijving van te behalen natuurdoelen, terreinkenmerken en beheersvoorschriften. De aanvrager zorgt voor de instandhouding van het pakket voor een periode van zes jaar en ontvangt hiervoor een vastgestelde vergoeding. Beschikking: een schriftelijke bevestiging waarmee wordt medegedeeld dat de subsidieaanvraag is goedgekeurd. In de beschikking is onder meer vastgelegd welk beheerstype de grondeigenaar of ‑gebruiker zal toepassen en welke vergoeding hiervoor wordt ontvangen. Biotoop: specifiek leefgebied van een soort. BBL: een van overheidswege opgericht bureau dat onder andere tot taak heeft gronden te verwerven. CLG: een commissie die onder meer als taak heeft GS te adviseren over gebiedsplannen. In dit adviescollege zijn onder andere vertegenwoordigd: de landbouw, de natuurbescherming (inclusief de Milieufederatie Drenthe), de Drentse gemeenten en de Drentse waterschappen. Collectief beheer: beheer op basis van een beheerplan dat is opgesteld om de onderlinge afstemming en de effectiviteit van de beheersmaatregelen te verhogen. Dynamisch beheer: betreft beheersmaatregelen in het seizoen worden overeengekomen. EHS: een samenhangend netwerk in Nederland van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden en de (te ontwikkelen) verbindingen daartussen. Koopplicht: het BBL is gehouden landbouwgronden in gebied waar functieverandering wordt voorgestaan van landbouwgrond naar natuur, te verwerven tegen de landbouwkundige waarde wanneer deze worden aangeboden. De koopplicht kent uitzonderingen. Landbouwgrond: grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van akkerbouw veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw (daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen,
39
bloemen en bloembollen) en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande met uitzondering van bosbouw wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de beschikking terzake het uit productie nemen van bouwland of de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. Natuurbeheerplan: in het natuurbeheerplan is aangegeven op welke percelen/terreinen agrarische natuur- en natuursubsidie kan worden aangevraagd. Natuurtype: een omschrijving is een omschrijving van een bepaald type natuur en is opgebouwd uit een gemiddeld pakket van maatregelen waarvoor een standaard kostprijs is berekend Natuur: gebied met functie natuur of gebied waar gestreefd wordt naar functieverandering van landbouwgrond in natuur. Via beschikkingen wordt gestreefd naar behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden (NGN). Predatiebeheer: afspraken om de predatie van eieren en kuikens van weidevogels te beperken. Programma Beheer: stelsel van subsidieregelingen voor natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer en landschapsonderhoud, bestaande uit de Subsidieregeling natuur en de PSAND. Quotum agrarische natuur etc.: aantal hectares dat ten hoogste voor agrarische natuur etc. kan worden begrensd. Regeling inzake onderhoudsovereenkomsten landschapselementen Drenthe: provinciale regeling voor beheer en onderhoud van kleine landschapselementen. Robuuste Verbinding: robuuste verbindingen hebben de functie natuur en dragen bij aan de versterking van landschappelijke en cultuurhistorische identiteit, een duurzaam waterbeheer en betere toeristische en recreatieve mogelijkheden. Stapstenen: biotopen die geschikt zijn als woon- of rustgebied voor een soort in een omgeving die verder niet geschikt is. De stapstenen liggen voor die soort op een bereikbare afstand van elkaar, zodat de afstand tussen grotere geschikte woongebieden overbrugbaar is. Stapstenen zijn losse elementen zoals poelen, schraallandjes en bosjes.
40
6.
Afkortingenwijzer AID Algemene inspectiedienst Awb Algemene wet bestuursrecht ANV Agrarische Natuurvereniging BBL Bureau Beheer Landbouwgronden CLG Commissie Landelijk Gebied DLG Dienst Landelijk Gebied DR Dienst Regelingen EHS Ecologische hoofdstructuur GS Gedeputeerde staten IPO Interprovinciaal Overleg IMNaB Informatiemodel natuurbeheer LNV Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit NGN Begrensde nieuwe natuur NLP Nationaal landschapspatroon NSW Natuurschoonwet NL Nationaal Landschap POP Provinciaal omgevingsplan Psan Provinciale subsidieregeling agrarisch natuurbeheer PSN Provinciale regeling natuurbeheer RV Robuuste Verbindingen SBB Staatsbosbeheer SGR Structuurschema groene ruimte SOL Subsidieverordening onderhoud landschapselementen SNL Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer SKI Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls WBE Wildbeheerseenheid WRO Wet op de Ruimtelijke Ordening
41
Overzichtskaartje begrenzingswijzigingen
Het Noordenveld
Exloo/Odoornerveen Wilhelminaoord
Uffelte Veenkoloniën-Zuid
Holtinge
Dalerpeel
42
cart.milos/users/alle/productgroep/RO/landschap natuurontw./intergr.gebiedsplan/gebiedsplan2010/Overzichtskaartje 2010_juni
7.
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
De Hilte
Nieuwediep
Exloo / Odoornerveen ! ! ! ! ! Eexterzandvoort
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Zandvoort
Streek
Gieterveen
Bovenstreek Bosje Bonnerv een
Gasselterboerveenschemond
Torenv een Veenhof
Bonnen
Gieten
Tweede Dwarsdiep
Gasselterboerveen
Eerste dwarsdiep
Gasselternijveenschemond Kostvlies Gasselternijveen
Drouwenermond Gasselte Drouwenerv een
Bronnegerveen Drouwen Bronneger
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Nieuw-Buinen ! ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Eerste Exloermond ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Borger
Buinerveen ! ! ! !
! Buinen
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Zandberg ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Ees Westdorp
!
!
!
!
!
!
! ! ! ! Kavelingen
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Tweede Exloërmond ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Exloerveen ! ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! ! ! ! Exloerkijl
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! ! ! ! ! ! Eesergroen
Exloo
! ! ! ! ! ! Valthermond
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! ! ! ! ! ! Eeserv een ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
De !Kiel ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Nieuw-Weerdinge ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Valtherblokken ! ! ! ! ! ! ! !
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Schoonoord ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Dik ! broeken ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Odoornerveen ! ! ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Kibbelveen ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
't Haantje 43
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Odoorn Valthe
Klijndijk
Weerdinge
1:90.000
Emmer-Erfscheidenv een
Het Noordenveld
Norg
Westervelde
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Peest!
! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
44
!
!
!
!
Zuidvelde
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Huis ter Heide ! ! ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
1:25.000
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Veenkoloniën zuid
Nieuw-Weerdinge
Roswinkel
Munsterscheveld
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Emmer-Erfscheidenveen ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Emmer-Compascuum ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! ! ! Foxel ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! Klazienaveen-noord ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! ! ! ! Barger-Oosterveld
Emmen
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Verlengde Oosterdiep !
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Barger-Compascuum
Nieuw-Dordrecht
Oranjedorp
45
Klazienaveen
1:50.000
Dalerpeel
Nieuwe Krim
Steenwijksmoer
46
C:\IMN AB\N atuu rbe he erp la nn en 20 10 \a an pa ssi ng enC L Gj un i2 01 0\ver zame lka art1 _4 vakk en .m xd....ri ka 21 06 10
Uffelte Holtinge
Holtinge
Wilhelminaoord
Uffelte
Wilhelminaoord
Dalerpeel
8.
Losse kaartbijlagen De volgende kaarten zijn als bijlagen toegevoegd: 1. Beheertypenkaart 2. Ambitiekaart 3. Begrenzing bestaande natuur en begrensde gebieden (inclusief PMJP- gebieden) 4. Zoekgebieden 5. Probleemgebieden
47
48