NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE
Inleiding Sinds de eerste zwarte zondag in ’91 is migratie nooit meer helemaal uit het politieke debat verdwenen. Vaak werden de gevolgen van een imperfect verlopen integratieproces aan de kaak gesteld, dikwijls ook werd geroepen om “een einde te maken aan de immigratie”. In deze tekst poogt JONGCD&V een evenwichtige visie op migratie naar voor te schuiven, met concrete antwoorden op de vragen en uitdagingen die zich stellen. Hierbij erkennen we de nood aan het controleren van migratiestromen, maar ook de wetenschap dat migratie van allen tijden is, en een fenomeen dat zich zal blijven doorzetten. Migratie kan weldegelijk een meerwaarde betekenen voor onze maatschappij, als een aantal cruciale voorwaarden vervult zijn. Migratie is een verhaal van rechten en plichten. Het is belangrijk om hen die in ons land verblijven, alle kansen te geven zich te ontplooien, te integreren en naar hun capaciteiten een bijdrage te leveren aan het algemeen welzijn. Wel is het duidelijk dat er grenzen zijn aan de absorptiecapaciteit van onze maatschappij en onze arbeidsmarkt. Het negeren van deze realiteit zal zowel onze maatschappelijke cohesie als onze sociale systeem onder zware druk zetten. Daarom moeten we niet alleen grenzen stellen aan de hoeveelheid immigratie, maar er tevens naar streven dat immigranten hun plaats kunnen vinden op onze arbeidsmarkt, wat nog steeds de beste bescherming is tegen armoede en afhankelijkheid van het sociale systeem. Bij gezinshereniging dienen we daarom een realistische inkomensvoorwaarde te stellen die in staat stelt twee personen in hun behoeften te voorzien, en is het onterecht dat er soepelere criteria de inwoners van bepaalde niet-EU landen. Om in te spelen op de vragen van onze arbeidsmarkt én van de vele gelukzoekers in deze wereld, maar ook omdat de officiële migratiestop van ’74 in feite de realiteit niet weerspiegeld, willen wij een kanaal voor economische migratie creëren, dat openstaat voor alle immigranten, maar waarbij gekozen wordt voor realistisch quota . Om zich optimaal te kunnen integreren op onze arbeidsmarkt, dienen migranten echter meer dan voorheen hun kwalificaties te kunnen benutten. Daarom pleiten wij voor een methodiek om de verworven kwalificaties van de immigranten te erkennen, en op deze manier voorgaande opleidingen of verworven competenties die nu te vaak verloren gaan, toch te kunnen valoriseren. Ook onderwijs dient een aandachtspunt te zijn. Door het wegwerken van taalachterstand en extra inspanningen voor concentratiescholen, het promoten van voldoende allochtone leerkrachten in het onderwijs en het stimuleren van allochtone rolmodellen, willen we de teloorgang van een generatie allochtone jongeren voorkomen. Naast integratie in de arbeidsmarkt en het onderwijs, willen we migranten ook ten volle opgenomen zien in het maatschappelijk weefsel. Omdat we overtuigd zijn van de waarde van het maatschappelijk middenveld en het verenigingsleven, willen wij hen daar dan ook actief in betrokken zien.
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 1 van 15
JONGCD&V
Om mensen ten volle van hun rechten te kunnen laten genieten, dienen we hen ook een aantal plichten voor te houden. Voor JONGCD&V is onze nationaliteit een inclusief begrip. Wie echter de Belgische nationaliteit wil aannemen, dient wel steeds aan de nodige vereisten wat betreft taalkennis en integratie te hebben voldaan. Als christendemocraten is het verder van fundamenteel belang dat wij opkomen voor de allerzwaksten: aan het recht op asiel mag niet getornd worden, en adequate opvang dient te worden voorzien. Ook voor staatslozen willen we een menswaardige oplossing. Het verdedigen van de belangen van de zwaksten mag daarbij geen excuus zijn om op basis van emotionele argumenten verkeerde beslissingen te nemen. Opnieuw financiële steun geven aan asielzoekers zou een fout signaal zijn, en de recente massale regularisatie-campagne moet de laatste in de rij geweest zijn. Ook het verlengen van de materiële hulp of het recht op verblijf aan illegalen met minderjarige kinderen, is geen voorbeeld van een humaan beleid., wel van onduidelijkheid en het geven van valse hoop. Met deze tekst wil JONGCD&V een duidelijke visie uittekenen om bij te dragen aan een het migratiedebat.
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 2 van 15
JONGCD&V
DEEL 1: IN- EN UITSTROOM VAN MIGRANTEN België is een land dat asiel verleent aan personen die vervolgd worden, waarbij het Vluchtelingenverdrag van Genève steeds loyaal wordt toegepast. Dit internationaal verdrag werd in 1951 opgesteld in het kader van de Verenigde Naties. Het Verdrag strekt ertoe elke vluchteling te beschermen. Een vluchteling wordt gedefinieerd als elke persoon die zich buiten het land waarvan hij de nationaliteit heeft of, indien hij geen nationaliteit heeft, buiten zijn land van herkomst bevindt, en die de bescherming van dat land niet kan of wil inroepen omdat hij vreest voor vervolging omwille van zijn ras, zijn religie, zijn nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, of zijn politieke overtuiging. Recenter werd in de Europese Unie ook een statuut van “subsidiaire bescherming” ingevoerd. Iemand heeft recht op subsidiaire bescherming indien er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat, wanneer hij naar zijn land van herkomst, of in het geval van een staatloze, naar het land waar hij vroeger gewoonlijk verbleef, terugkeert een reëel risico zou lopen op ernstige schade, en hij zich niet onder de bescherming van dat land kan of, wegens dat risico, wil stellen. Zo bijvoorbeeld, komen personen uit oorlogsgebieden in aanmerking voor dit beschermingstatuut. JONGCD&V is voorstander van een rechtvaardig asielbeleid waarbij België een gastvrij land is voor diegenen die in hun land van oorsprong worden vervolgd of moeten vrezen voor hun leven. De asielprocedure is sinds 1 juni 2007 grondig hervormd. Vroeger was de onderzoeksfase opgesplitst in een ontvankelijkheidsfase en een gegrondheidsfase. Vanaf 1 juni 2007 controleert de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) of België bevoegd is om de asielaanvraag te behandelen, waarna de Commissaris-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) de asielaanvraag onmiddellijk ten gronde behandelt. Daarnaast werd ook een gespecialiseerd administratief rechtscollege opgericht, de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV). De RVV behandelt alle beroepsprocedures in eerste aanleg terwijl de Raad van State, waar een belangrijke achterstand was, enkel tussenkomt als cassatierechter tegen arresten van de RVV. Mede dankzij deze hervorming werd de behandelingsduur van de asielaanvragen sterkt ingekort. Er wordt naar gestreefd zeker binnen het jaar een beslissing te nemen over elke asielaanvraag. Naast de asielprocedure zijn er nog een aantal andere kanalen die de instroom van migranten mogelijk maken. Het gaat bijvoorbeeld over gezinshereniging, studenten en bepaalde werknemers. JONGCD&V gelooft dat België een open land is waar een gecontroleerde immigratie mogelijk moet zijn. Daartegenover staat dat bepaalde misbruiken streng dienen te worden aangepakt en dat illegale migratie met alle middelen moet worden tegengegaan. 1. De crisis in de opvang van asielzoekers Reeds meer dan een jaar is er sprake van een opvangcrisis waarbij het overheidsagentschap FEDASIL niet meer in staat is voldoende opvangplaatsen aan te bieden aan degenen die in België een asielaanvraag indienen. Aan verschillende honderden asielzoekers werd eenvoudigweg geen opvangplaats toegewezen. Meer dan 1.000 anderen worden gehuisvest in hotels Dit is geen geschikt alternatief, niet alleen door de vaak ondermaatse leefomstandigheden, maak ook omdat hen op die manier geen aangepaste sociale en juridische begeleiding kan worden geboden. Deze opvangcrisis vindt mede haar oorsprong in een stijging van het aantal asielaanvragen. In 2009 werden meer dan 17.000 asielaanvragen ingediend terwijl het in 2008 over meer dan 12.000 aanvragen ging. Hoewel een deel van deze stijging is te wijten aan een toename in de meervoudige aanvragen, valt het moeilijk te ontkennen dat het aantal asielaanvragen recent is gestegen. De oorzaken voor deze stijging zijn niet gemakkelijk te achterhalen. Vooreerst schijnt er, na een sterke daling in het aantal asielzoekers; nu door oorlogen, conflictsituaties en rampen een internationale stijging te zijn in het vluchtelingenbestand. Daarnaast is het denkbaar dat de onzekerheid over de toepasselijke regularisatiecriteria (zie stelling 3), voor een aantal personen een aantrekkingskracht heeft gehad om naar België te reizen of om in België te blijven en een (nieuwe) asielaanvraag in te dienen. JONGCD&V vindt het onaanvaardbaar wanneer aan personen die een asielaanvraag indienen tijdens hun asielprocedure geen degelijke opvang wordt geboden. NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 3 van 15
JONGCD&V
Het is dan ook essentieel dat de Regering, en in het bijzonder de bevoegde Staatssecretaris, alles in het werk stelt om op structurele basis bijkomende opvangplaatsen te creëren. De federale Opvangwet van 12 januari 2007 voorziet dat elke asielzoeker tijdens zijn asielprocedure recht heeft op een opvang die hem in staat moet stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.
Stelling 1 JONGCD&V vindt het onaanvaardbaar dat aan sommige asielzoekers geen degelijke opvang wordt geboden tijdens hun procedure en roept de Regering op om dringend werk te maken van bijkomende opvangplaatsen. Concreet moet worden voorzien in degelijke slaapplaatsen, voldoende sanitaire voorzieningen, gemeenschappelijke leefruimten met mogelijkheden tot ontspanning, alsook een refter met gezonde en gevarieerder voeding die, in de mate van het mogelijke, is aangepast aan bepaalde diëten (bv. vegetariërs, halal en kosher voeding). De opvangstructuur dient ook zo georganiseerd te zijn dat de toegang tot medische dienstverlening is verzekerd. Substeling 1.1 Voor families met minderjarige kinderen dient te worden voorzien in bijkomende voorzieningen, zoals een afzonderlijke slaapruimte per gezin of familie en voldoende ruimte en mogelijkheden voor de kinderen om te spelen en zich te ontspannen. Er moet hen ook de mogelijkheid worden geboden om onderwijs te volgen. Substelling 1.2 Er dient te worden voorzien in de noodzakelijke sociale en juridische begeleiding, die de asielzoeker in staat moet stellen om inzicht te verwerven in de asielprocedure en het leven in het opvangcentrum. JONGCD&V ondersteunt ten volle het principe van de Opvangwet van 12 januari 2007 volgens hetwelk aan asielzoekers tijdens hun procedure afdoende materiële hulp en opvang wordt aangeboden. Wanneer blijkt dat er onvoldoende plaatsen zijn om asielzoekers opvang te bieden, moet de opvangcapaciteit vergroot worden. In geen geval mag opnieuw systeem waarbij asielzoekers systematisch recht krijgen op financiële steun.
Stelling 2 JONGCD&V ondersteunt het toekennen van opvang aan asielzoekers en is een tegenstander van het herinvoeren van de financiële steun tijdens de asielprocedure.
2. Gezinshereniging 2.1 Achterhaalde bilaterale akkoorden In de periode tussen 1950 en 1970 heeft België een aantal bilaterale akkoorden gesloten over de tewerkstelling in België van buitenlandse werknemers. Deze akkoorden werden afgesloten met de bedoeling gastarbeiders aan te trekken voor de Belgische industrie (onder meer in de mijnbouw). Vandaag zijn er nog vijf dergelijke bilaterale akkoorden van toepassing, namelijk met Marokko (1964), Turkije (1964), Tunesië (1969), Algerije (1970) en de Staten die voortkomen uit ex-Joegoslavië (1970). Deze akkoorden omvatten onder meer bijzondere rechten inzake gezinshereniging. Immigranten van de genoemde landen die in België zijn gevestigd en tewerkgesteld en die drie maanden in België hebben gewerkt kunnen hun echtgenoot en minderjarige kinderen laten overkomen. Het akkoord met Turkije verleent zelfs nog meer privileges: men moet slechts één maand gewerkt hebben en het akkoord opent de mogelijkheid voor gezinshereniging met ascendenten ten laste. NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 4 van 15
JONGCD&V
Deze bilaterale akkoorden worden regelmatig ingeroepen om te eisen dat de bijzondere voorwaarden die worden gesteld door de Belgische wetgeving niet kunnen worden toegepast. Het gaat in het bijzonder over de leeftijdsvereiste die maakt dat beide echtgenoten minimaal 21 jaar moeten zijn, voorwaarden inzake huisvesting en ziektekostenverzekering, een wachttermijn en – ingevolge het akkoord dat werd bereikt in de federale Regering – een inkomensvereiste (zie stelling 2.2). Hoewel deze akkoorden historisch hun nut hebben bewezen, hebben zij vandaag hun bestaansreden verloren. België heeft niet langer de bedoeling om gastarbeiders aan te trekken en wenst bovendien geen voorrechten toe te kennen aan de migranten van de vijf betrokken Staten. Via het nabuurschapsbeleid worden de geprivilegieerde contacten met de naburige Staten overigens steeds meer op het niveau van de Europese Unie georganiseerd. België heeft juridisch gezien de mogelijkheid om deze verdragen op te zeggen. Ook een heronderhandeling, waarbij wordt verduidelijkt dat de Belgische voorwaarden inzake gezinshereniging toepasselijk blijven, is mogelijk. Daarvoor is uiteraard het akkoord van de betrokken landen vereist.
Stelling 3 JONGCD&V is voorstander van een migratiebeleid dat alle burgers die niet behoren tot de Europese Unie op een gelijke leest behandelt en dringt aan op de afschaffing van historisch gegroeide privileges. Vanuit dit uitgangspunt wil JONGCD&V dat de vijf oude bilaterale tewerkstellingsakkoorden worden opgezegd, of minstens heronderhandeld, zodat de Belgische voorwaarden voor gezinshereniging eveneens toepasselijk zijn op de burgers van de Staten waarmee die akkoorden werden gesloten. 2.2 Inkomensvoorwaarde Elke persoon die legaal in België verblijft kan zich in principe laten vervoegen door zijn partner en kinderen. Beide partners moeten wel 21 jaar zijn. Daarnaast moet men ook beschikken over een ziekteverzekering en afdoende huisvesting. Voor de Belgen en de onderdanen van de Europese Unie gelden mildere voorwaarden (zij kunnen bijvoorbeeld hun ascendenten ten laste laten overkomen). Het systeem van de gezinshereniging blijft tot op vandaag het belangrijkste officiële migratiekanaal naar ons land. Dat een persoon die legaal in België verblijft zijn partner en kinderen kan laten overkomen is in principe goed, maar dit moet aan voorwaarden gekoppeld worden om te vermijden dat die gezinnen afhankelijk worden van de sociale bijstand. De federale Regering heeft in oktober 2009 beslist om een inkomenseis op te leggen aan degene die zich laat vervoegen door diens echtgeno(o)te of partner. Concreet zal men moeten aantonen dat men een inkomen heeft dat minimaal overeenkomt met het leefloon met één persoon te laste. Hoewel dit een stap in goede richting is, blijft dit een erg laag bedrag (ca 930 EUR). JONGCD&V is van oordeel dat er voor de gezinshereniging een inkomensvereiste moet worden ingevoerd die effectief het risico beperkt dat men ten laste valt van de overheid. Concreet is JONGCD&V van oordeel dat degene die zich laat vervoegen een volwaardige job moet uitoefenen. Uiteraard kan er voorzien worden in een aantal punctuele uitzonderingen op de inkomensvereiste. Zo zouden personen die niet kunnen werken, zoals personen met een handicap, worden vrijgesteld van deze voorwaarde. In Nederland wordt een inkomenseis van meer dan 1.200 EUR netto vastgelegd, hetgeen overeenkomt met het daar vastgelegde bestaansminimum. In België zou de inkomenseis moeten worden vastgelegd op het minimumloon. (1.387,49 EUR bruto = ca 1.150 EUR netto).
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 5 van 15
JONGCD&V
STELLING 4 JONGCD&V is voorstander van de invoering van een inkomensvoorwaarde voor gezinsherenigers die overeenkomt met het minimumloon.
3. Regularisatie Duidelijke en bij wet vastgelegde criteria JONGCD&V is een voorstander van een gecontroleerde migratie waarbij aan bepaalde categorieën van vreemdelingen de mogelijkheid wordt geboden om op een legale manier in België te verblijven. In eerste instantie is het van belang dat aan vluchtelingen of personen die in hun land van oorsprong voor hun leven moeten vrezen in België een warme ontvangst kunnen krijgen. Aan personen die niet in aanmerking komen voor asiel, of een andere vorm van legale migratie, moet in principe duidelijk worden gemaakt dat zij geen toekomst hebben in België. JONGCD&V wil dan ook geen valse hoop en verwachtingen creëren bij personen die in België verblijven zonder verblijfstitel. Aan hen de idee geven dat zij ooit wel eens zullen worden geregulariseerd is voor onze samenleving niet houdbaar. Dit creëert immers de illusie dat iedereen in België terecht kan en draagt op die manier bij tot een aanzuigeffect. Ook voor de betrokkenen is dit echter geen menselijke boodschap. Het is humaner om mensen zeer snel duidelijkheid te geven over hun kansen in België dan hen hier in een irreguliere situatie te laten verblijven, zonder recht op bijstand, mogelijkheid om te werken en om zich te integreren, vaak met hele gezinnen en minderjarige kinderen. Om een aanzuigeffect tegen te gaan en om geen valse illusies te geven aan illegalen is JONGCD&V dan ook gekant tegen een collectieve regularisatie of eenmalige individuele regularisatiecampagnes. In individuele buitengewone omstandigheden kan het nodig zijn om mensen uitzonderlijk toch te regulariseren. Het kan bijvoorbeeld gaan over vreemdelingen waarvan de procedure buiten hun wil erg lang heeft geduurd, of wanneer er sprake is van een prangende humanitaire situatie, zoals bij bepaalde families met schoolgaande kinderen of in geval van ouders van een kind met de Belgische nationaliteit. JONGCD&V vindt dat er momenteel te weinig transparantie bestaat over de criteria die gelden bij de beoordeling van een regularisatieaanvraag. De vernietiging door de Raad van State van de regularisatie-instructie van juli 2009 toont aan dat het van belang is deze criteria op een juridisch zekere en duidelijke manier vast te leggen. De duidelijkste en meest transparante manier om de criteria vast te leggen is door deze op te nemen in de Vreemdelingenwet. Daarbij moeten de criteria strikt genoeg worden omschreven om geen misbruiken mogelijk te maken.
Stelling 5 JONGCD&V is gekant tegen een collectieve regularisatie of eenmalige individuele regularisatiecampagnes en pleit voor de vastlegging van een aantal welomschreven regularisatiecriteria in de Vreemdelingenwet. In het algemeen moet regularisatie alleen worden toegestaan als daar ernstige humanitaire redenen voor zijn. Concreet kan worden overwogen om een aantal categorieën uit de vernietigde regularisatie-instructie op te nemen in de wet, met name: -
De lange procedure: o Personen komen in principe in aanmerking voor regularisatie indien ze een asielaanvraag hebben ingediend en de verantwoordelijke asielinstanties na meer dan 4 jaar geen uitvoerbare beslissing hebben betekend (3 jaar voor gezinnen met een schoolgaand kind). o Dit criterium van regularisatie wegens langdurige asielprocedure wordt ook toegepast op de volgende
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 6 van 15
JONGCD&V
-
langdurige elkaar opvolgende procedures (5 jaar, of 4 jaar voor gezinnen met schoolgaande kinderen), met name een asielprocedure die opgevolgd wordt door een beroepsprocedure bij de Raad van State en/of door een aanvraagprocedure artikel 9 lid 3 of 9bis Verblijfswet (9bis ingediend voor 18/3/2008). Prangende humanitaire situaties, zoals: o De ouder van een kind met de Belgische nationaliteit; o Families met schoolgaande kinderen die minstens 5 jaar ononderbroken in België leven, minstens 5 jaar geleden een asielaanvraag hebben ingediend, en waarvan het asielonderzoek (door de asielinstanties) minstens 1 jaar duurde.
4. Staatlozen Statuut en verblijfsrecht De nationaliteit maakt deel uit van de identiteit en eigenheid van een persoon. Het maakt deel uit van de elementen die maken dat we ons ergens thuis voelen en het gevoel hebben van een groter geheel deel uit te maken. Wanneer iemand geen nationaliteit heeft, kan dit psychologisch zwaar te dragen zijn. Het brengt ook heel wat juridisch en praktische problemen met zich mee, wat betreft verblijfsrechten, de mogelijkheid om te reizen, om te huwen, enz. Volgens schattingen zijn er vandaag ongeveer elf miljoen staatlozen wereldwijd. Dit kan het gevolg zijn van zeer uiteenlopende oorzaken zoals lacunes in de nationaliteitswetgevingen, een slecht werkende geboorteadministratie, maar ook vervolging, discriminatie, gedwongen verhuizingen, of bepaalde oorlogssituaties. Staatlozen worden internationaal beschermd door het Verdrag van New York van 28 september 1954 betreffende de status van staatlozen. Hoewel België dit Verdrag heeft geratificeerd, werden nooit specifieke procedures uitgewerkt of rechten toegekend aan staatlozen. Staatlozen moeten in België een vaak lang aanslepende procedure instellen voor de rechtbank van eerste aanleg. Wanneer zij vervolgens worden erkend als staatloze, hebben zij geen enkele garantie dat ze ook in België mogen blijven, maar moeten ze een regularisatieprocedure instellen bij de Dienst Vreemdelingzaken. JONGCD&V is van oordeel dat er een wettelijke procedure moet worden ingesteld met een centrale overheid die over de staatloosheidsaanvragen oordeelt. Gelet op de expertise en landenkennis die er aanwezig is, vormt het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen in België de meest geschikte instelling om deze dossiers te behandelen. Deze instelling staat door haar ervaring met asieldossiers ook garant voor een degelijke screening van de kandidaat-staatlozen die moet verhinderen dat onrechtmatige aanvragen worden aanvaard. Wanneer iemand als staatloze wordt erkend, moet daar in beginsel ook een verblijfsrecht aan worden gekoppeld. In het regeerakkoord heeft de Regering zich geëngageerd om te voorzien in een dergelijke procedure die kan leiden tot een verblijfsrecht. Dit moet ook effectief worden uitgevoerd. Stelling 6 JONGCD&V verzoekt de Regering spoedig werk te maken van een procedure tot toekenning van het statuut van staatloze en aan dit statuut een verblijfsrecht te koppelen. 5. Economische migratie Quota voor economische immigratie Zoals reeds aangehaald dient een migratiebeleid zowel rechtlijnig, rechtvaardig en humaan te zijn. We dienen echter ook een zeker realisme aan de dag te leggen. De gevolgen van de uitstroom van de babyboomgeneratie voor onze arbeidsmarkt zijn onderhand bekend. Een lager geboortecijfer maak dat we het risico lopen een aantal plaatsen op de arbeidsmarkt nog heel moeilijk te kunnen invullen, wat een ernstige rem op de economische groei zou betekenen. Het verhogen van de activiteitsgraad, zeker bij bepaalde doelgroepen, moet hierop inspelen. Een sluitend activeringsbeleid is dan ook
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 7 van 15
JONGCD&V
nodig. Verder dient een beleid te worden gevoerd dat de combinatie werk-gezin ondersteunt, teneinde een verhoging van de nataliteitsgraad1 te bekomen. Daarnaast zal migratie een belangrijke impact blijven hebben. Vanaf 2012 voorziet het federaal planbureau echter een lagere netto-immigratie door de lagere aantrekkelijkheid van België binnen de EU om te stabiliseren op een jaarlijks positief migratiesaldo van 26 200 tegen 2050. Economische migratie kan zorgen voor nieuwe zuurstof op onze arbeidsmarkt, zeker als er kan worden ingespeeld op de bestaande knelpunten Zowel voor onze maatschappij als voor de arbeidsmigranten in kwestie, is het belangrijk dat deze procedures voldoende transparant zijn; en een aantal mensen waar op de arbeidsmarkt vraag naar is, op een vlotte manier toegang verleent. Naast de bestaande arbeidsmobiliteit binnen de Europese Unie zal ook migratie van niet-EU-burgers hierin een rol spelen. JONGCD&V pleit voor een systeem van economische migratie dat zich niet alleen richt op de landen waarmee we de voorgenoemde bilaterale akkoorden hebben afgesloten. Verder is het huidige systeem van arbeidskaarten soms te stringent. Zo is de voorwaarde dat een arbeidsimmigrant reeds een arbeidscontract heeft vooraleer hij naar hier komt, een grote drempel voor arbeidsmigratie. Het invoeren van immigratiequota voor bepaalde doelgroepen, zoals dit in het Amerikaanse green-card-model gebeurd, kan hierbij een oplossing zijn. Hierbij zal het steeds belangrijk zijn om de toegestane economische migratie af te stemmen op noden van de arbeidsmarkt, zo niet zal de maatschappelijke en ook persoonlijke (van de immigrant) kost, groot zijn. Zo dient in de huidige situatie van economische crisis terughoudend met dit instrument te worden omgesprongen. Consultatie van de sociale partners zal hiertoe bijdragen. Ook moet er rekening worden gehouden met de impact van andere immigratiekanalen.2 Tenslotte dienen we ons ook bewust te zijn van de complexe problematiek van de brain drain. Hoewel emigratielanden gebaat zijn met de financiële middelen die de emigrant opstuurt3, verliezen een heel aantal ontwikkelingslanden gekwalificeerde mensen, die in deze landen vaak zeer nodig zijn. Anderzijds kan een afgestudeerde uit een ontwikkelingsland zeker ook aan kwalificaties winnen door gedurende een periode in ons land te werken. Een oplossing kan erin bestaan economische immigranten uit een aantal (ontwikkelings-)landen na een bepaalde (bij wet bepaalde) periode ons land dient te verlaten, en slechts opnieuw hier kan komen werken nadat zij een bepaalde periode in hun land van herkomst hebben gewerkt. Zo zou de migrant na een periode van maximaal 4 jaar het land dienen te verlaten, en slechts opnieuw hier kunnen werken indien hij minimaal 2 jaar in het land van herkomst heeft gewerkt. Op die manier maken we economische migratie ook uit deze landen mogelijk, maar bevorderen we brain circulation i.p.v. brain drain. Stelling 5 JONGCD&V is voorstander van het verder uitbouwen van een doordacht en transparant kanaal voor economische immigratie. Hierbij zullen voor vastgelegde categorieën van werknemers immigratiequota worden vastgelegd. De immigratiequota dienen rekening te houden met de noden op de arbeidsmarkt en de andere categorieën van immigratie. Substelling 5.1 Om een antwoord te bieden op de problematiek van de brain drain kunnen economisch immigranten uit bepaalde ontwikkelingslanden niet langer dan 4 jaar in ons land aan de slag, waarna zij voor een periode van minstens twee in het land van herkomst dienen te werken alvorens zij kunnen terugkeren.
1
Het gemiddeld aantal kinderen/vrouw Zoals door gezinshereniging, asiel, enz. 3 Door de Wereldbank nog op 317 miljard dollar geschat in 2009, meer dan twee maal de totale hoeveelheid ontwikkelingshulp door staten voorzien. 2
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 8 van 15
JONGCD&V
6. Onthaal- en terugkeerbeleid 6.1 Trajectbegeleiding voor elke kandidaat-nieuwkomer. De laatste jaren is de illegale aanwezigheid van personen op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie sterk gestegen. Ook in België duiken afgewezen asielzoekers vaak in de illegaliteit. Het precieze aantal van mensen die in ons land verblijven zonder geldige verblijfsdocumenten is moeilijk in te schatten door de aard van het probleem. We kunnen wel stellen dat het gaat om tienduizenden die in een zwakke rechtspositie verkeren door het gebrek aan een verblijfsvergunning. Asielzoekers worden na het afronden van hun procedure aan hun lot overgelaten. Het werk van de proDeoadvocaat zit erop en de asielzoeker krijgt een schriftelijk verzoek het grondgebied te verlaten. Wanneer men echter de illegaliteit induikt, vervalt elke vorm van begeleiding of controle en lijkt er in de praktijk haast een gedoogbeleid te gelden. Het illegaal verblijf van afgewezen asielzoekers op ons grondgebied is een maatschappelijk fenomeen dat door de regelgeving niet of nauwelijks wordt ondervangen. Nochtans is het in onze samenleving een structureel gegeven geworden. Het vreemdelingenrecht — in het bijzonder de Wet van 15 december 1980 op de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen — sanctioneert illegaal verblijf met strafsancties en administratieve dwangmaatregelen, maar verbindt verder geen afdwingbare rechten aan de positie van vreemdelingen zonder verblijfsvergunning op Belgisch grondgebied.² Een coherente regelgeving over wat er met illegalen op het Belgische grondgebied dient te gebeuren, is er niet. Na enkele jaren van leven in de illegaliteit is het vanuit humaan oogpunt – zeker wanneer het (jonge) gezinnen betreft die verankerd en geïntegreerd zijn in onze samenleving – niet redelijk om tot een gedwongen uitwijzing over te gaan en dringt er zich een regularisatie op (ondanks het eerdere negatieve advies). JONGCD&V dringt er op aan een consequent doch humaan uitwijzingsbeleid uit te werken. De procedures moeten beperkt worden in de tijd en duidelijkheid moet gecreëerd worden. Wanneer er een negatief advies volgt op de asielprocedure, moeten we voorkomen dat deze mensen alsnog de illegaliteit induiken. Het aanwijzen van een trajectbegeleider lijkt hierbij een stap in de goede richting. Vanaf het begin wordt de asielzoeker voorbereid op een eventuele terugkeer. De taken van de trajectbegeleider of ‘coach’ variëren tot het begeleiden van (het gezin van) de asielzoeker, het inschrijven van de kinderen op school, het duidelijk informeren van de asielzoeker m.b.t. zijn procedure, tot het voorbereiden – vanaf het begin – op een eventuele terugkeer in geval van uitwijzing. In Australië en Zweden ziet men, enkele jaren na het invoeren van een dergelijke procedurebegeleiding, dat zo'n 80 % van de afgewezen asielzoekers vrijwillig terugkeren naar hun eigen land. Stelling 6 JONGCD&V stelt dat asielzoekers bij aankomst in België opgevangen moeten worden door een trajectbegeleider die hen doorheen de procedure (tot en met een eventuele uitwijzing) begeleidt. 6.2 Een effectief terugkeerbeleid Asielzoekers die afgewezen worden krijgen het schriftelijke bevel tot het verlaten van het grondgebied. Er wordt vanuit gegaan dat zij hier zelf een gevolg aan geven. Een groot aantal onder hen duikt echter in de illegaliteit. De groep van illegalen die op ons grondgebied verblijft, verkeert in een rechtsonzekere positie en valt makkelijker ten prooi aan uitbuiting, huisjesmelkerij, gedwongen prostitutie en andere wantoestanden. Illegaliteit kunnen en moeten we voorkomen door werk te maken van een actief repatriëringbeleid. Hierbij dient de voorkeur gegeven te worden aan de vrijwillige en zelfstandige terugkeer naar het land van herkomt. Om de vrijwillige terugkeer, die zowel vanuit menselijk als vanuit beleidmatig oogpunt optimaal is, te stimuleren, moeten voldoende middelen beschikbaar zijn om een terugkeerbeleid te ontwikkelen. NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 9 van 15
JONGCD&V
Nu al kan bij vrijwillige terugkeer beroep worden gedaan op het REAB-programma (Terugkeer- en Emigratieprogramma voor Asielzoekers vanuit België), dat door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) wordt aangeboden. Daarbij kan iemand die vrijwillig terugkeert naar het land van herkomst een vliegtuigticket en eventueel ook een terugkeerpremie krijgen. Verder werd in 2006 ook het Reïntegratiefonds opgericht dat extra ondersteuningmogelijkheden aanbiedt bij vrijwillige terugkeer. Personen die uitgeprocedeerd zijn en dus niet langer legaal in ons land verblijven, dienen dan ook aangespoord worden om een vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst te aanvaarden, en zo nodig ook gedwongen te worden gerepatrieerd. Ook wanneer de politie illegalen aantreft dienen deze daadwerkelijk naar terugkeer begeleid te worden, wat momenteel nog niet systematisch gebeurd. Stelling 7 JONGCD&V pleit ervoor om als overheid een effectief repatriëringbeleid te voeren. Immigranten die alle procedures doorlopen hebben en niet in ons land kunnen verblijven dienen stelselmatig teruggebracht te worden naar hun land van herkomst. Er dient hierbij de nodige aandacht te zijn voor de ondersteuning van de migrant naar re-integratie in het land van herkomst toe, en gestreefd worden naar vrijwillige terugkeer.
7. Opvang voor minderjarige illegalen In 2004 werd een systeem gecreëerd waarbij minderjarige vreemdelingen die samen met hun ouders illegaal op het grondgebied verblijven in bepaalde gevallen tot hun meerderjarigheid kunnen verblijven in een federaal opvangcentrum (KB van 24 juni 2004). De ouders van de minderjarige hebben geen (eigen) recht op materiële hulp, maar kunnen wel samen met hun minderjarig kind opgevangen worden in het opvangcentrum. JONGCD&V wil duidelijkheid geven aan vreemdelingen die naar België komen en geen valse hoop en verwachtingen creëren bij personen die in België verblijven zonder verblijfstitel. Wanneer deze niet in aanmerking komen voor regularisatie, moet hen worden voorgesteld vrijwillig naar het land van oorsprong terug te keren. Wanneer deze vrijwillige terugkeer wordt geweigerd, dienen zij op een humane manier te worden verwijderd. In federale opvangcentra gedurende onbepaalde tijd opvang bieden aan families zonder verblijfsvergunning geeft een totaal verkeerde en dubbelzinnige boodschap aan de betrokkenen. Een dergelijke dubbelzinnigheid creëert bij de betrokken families de valse hoop dat zij toch in België zullen mogen blijven en zet hen niet aan om mee te stappen in een constructief proces van vrijwillige terugkeer. JONGCD&V is van oordeel dat de overheid door het in stand houden van deze onzekerheid bij families met minderjarige kinderen, geen humane daad stelt. JONGCD&V wil dan ook het KB van 2004 herzien en aan de families zonder verblijfsvergunning een terugkeertraject aanbieden. Stelling 8 JONGCD&V wil ook illegale families met minderjarige kinderen steeds begeleiden naar de terugkeer. Het verlengen van hun recht op verblijf of materiële ondersteuning geeft immers slechts valse hoop, en biedt geen structurele oplossing.
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 10 van 15
JONGCD&V
DEEL 2: INBURGERING EN INTEGRATIE Inburgering en integratie Een migratiebeleid impliceert meer dan het regelen van de in- en uitstroom van migranten. Naast een doordacht migratiebeleid moet er ook een efficiënt integratiebeleid zijn, dat ervoor zorgt dat immigranten met een verblijfsvergunning kunnen aarden in onze maatschappij. Dit betekent dat immigranten in staat moeten zijn om zowel zichzelf maximaal te ontplooien, met de nodige ruimte voor de eigen cultuur en levensbeschouwing. Hierbij dienen zij actief een bijdrage te kunnen leveren aan de samenleving, op basis van een gemeenschappelijk streven naar het algemeen welzijn, binnen het kader van een gedeelde publieke moraal. Met het oog op die doelstelling van een harmonieuze multiculturele samenleving schuiven we in wat volgt drie speerpunten naar voren: taalkennis, volwaardige inschakeling op de arbeidsmarkt en inbedding in het socioculturele weefsel. Deze speerpunten krijgen concrete vorm in voorstellen met betrekking tot nationaliteitsverwerving, onderwijs-, arbeids- en cultuurbeleid. 8.Verkrijgen van de nationaliteit Taalkennis en integratiebereidheid als voorwaarden In oktober 2009 heeft de Regering beslist om de voorwaarden voor de naturalisatie van Belgen door de Kamer van Volksvertegenwoordigers strenger te maken. Men moet een verblijfsrecht van onbepaalde duur hebben en gedurende minstens vijf jaar een wettig en ononderbroken hoofdverblijf in België hebben gehad. Daarnaast moet men ook aantonen één van de landstalen te kennen. Ten slotte komt men enkel in aanmerkingen voor naturalisatie indien men geïntegreerd is door deel te nemen aan het leven van de onthaalgemeenschap. JONGCD&V verwelkomt de invoering van een taalkennis- en integratievereiste bij de naturalisatie van vreemdelingen en wenst dat deze vereisten ook naar andere vormen van nationaliteitsverkrijging worden uitgebreid. Zo kan een vreemdeling die gedurende zeven jaar wettig in België heeft verbleven en een verblijfsrecht van onbepaalde duur heeft, een nationaliteitsverklaring afleggen waardoor hij zonder verdere voorwaarden de Belgische nationaliteit verkrijgt. Op die manier kan men Belg worden zonder een woord Nederlands, Frans of Duits te spreken en zonder geïntegreerd te zijn in onze samenleving.
Stelling 9 JONGCD&V pleit ervoor om het verkrijgen van de Belgische nationaliteit steeds te koppelen aan een taalkennis- en integratievereiste.
9. Integratie in het onderwijs Taalachterstand wegwerken Wanneer leerlingen een taal niet goed genoeg onder de knie hebben om de lessen goed te volgen, spreken we van een taalachterstand. De grootste problemen vormen vier veel voorkomende taaltaken: het luisteren en begrijpen van uitleg, het begrijpend lezen van informatieve teksten, het begrip van schriftelijke vragen en het schriftelijk formuleren van antwoorden. Bij vele allochtone kinderen en jongeren is de taalvaardigheid in het Nederlands ontoereikend. Bovendien stellen er zich verscheidene problemen wanneer de taal enkel verworven wordt via het onderwijs: •
Discrepantie thuistaal / schooltaal: ‘Schoolnederlands:
De taal waarmee de leerlingen geconfronteerd worden zit vol met vakjargon en moeilijke grammaticale constructies. De thuistaal daarentegen is veel concreter, eenvoudiger en informeler. Daardoor dreigt er een aversie van de ‘moeilijke’ schooltaal. NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 11 van 15
JONGCD&V
•
Taal = interactie ! ? Op school is het de leerkracht die de vorm en de inhoud van de communicatie bepaalt. Bovendien is de lesgever het overgrote deel van de tijd aan het woord.
Een aantal problemen die zich stellen op het veld dragen bij aan het vergroten of in stand houden van deze ‘taalkloof’: •
Sociale context:
Kinderen die een advies krijgen om taalachterstand te compenseren via ondersteuning door een logopedist staan vaak voor een financiële drempel. Niet elke logopedische ondersteuning wordt gedekt en veel (allochtone) ouders in de grootstedelijke context kunnen zelf niet het nodige geld op tafel leggen. •
De ‘factor Brussel’:
Vele kinderen in het Vlaamse zitten in gemengde klassen wat sociale, etnische en culturele afkomst betreft. Zij hebben het Nederlands nodig om vlot met elkaar te kunnen communiceren. Toch maken scholen in de (groot)stedelijke context zich reeds zorgen over de taalvaardigheid van hun leerlingen wanneer dit evenwicht in het gedrang komt. Zo kan het voorbeeld van Brussel aangehaald worden waar het ironisch genoeg de meertaligheid van de leerlingen is die de ontwikkeling van de taalvaardigheid in het Nederlands belemmert. Een groot aantal scholen in Noordwestelijk Brussel heeft een overgrote vertegenwoordiging van leerlingen uit éénzelfde achtergrond (concentratiescholen) of heeft een mix van leerlingen die de Franse taal gemeen hebben (vb Marokkaans, Afrikaanse, Franstalig-Belgische gemeenschap). Zij zien de meerwaarde niet in van een beheersing van het Nederlands wat de onderlinge communicatie betreft. Het Nederlandstalige Onderwijs in Brussel telt ongeveer 40 % leerlingen die tot de GOK-groep behoren (veelal door de sociale context en de thuistaal). Grote concentraties van deze groepen situeren zich in een handvol gemeenten in Noordwest-Brussel. Ook hier kunnen we niet meer spreken van een gezond evenwicht dat een vlotte taalontwikkeling in de hand zou werken. Stelling 10 JONGCD&V stelt dat het wegwerken van taalachterstanden bij allochtone leerlingen (voornamelijk in de grootstedelijke context) de belangrijkste pijler is die Gelijke Kansen Onderwijs mogelijk moet maken. Substelling 10.1: Daarom dient bij aanvang van de lagere onderwijscyclus, alsook bij het instappen van anderstalige nieuwkomers op latere leeftijd, de beheersing van de Nederlandse taal door het schoollopend kind getest te worden. Wanneer de taalvaardigheid niet toelaat om de vorming in kwestie op het gewenste niveau te kunnen volgen, pleit JONGCD&V voor verplicht taalbadonderwijs, alvorens de verdere schoolloopbaan voort te zetten. Substelling 10.2: JONGCD&V wil scholen aanmoedigen te werken met ‘smartboards’in de omgang met taalachterstand.. Dit zijn grote touchscreens die functioneren als schoolbord waarop een beeld wordt geprojecteerd zodanig dat de leerlingen visueel ondersteund worden in het leerproces. Substelling 10.3: JONGCD&V pleitte in haar onderwijs-congrestekst reeds dat “de grootte van groepen leerlingen / studenten per leraar of docent de kwaliteit van de vorming niet in gevaar mag brengen” Gezien de huidige situatie van budgettaire krapte stelt JONGCD&V voor deze maatregel in de eerste plaats in concentratiescholen toe te passen, om zo de kwaliteit van het onderwijs daar te bewaken.
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 12 van 15
JONGCD&V
De betrokkenheid van allochtone ouders stimuleren De betrokkenheid van de ouders bij het schoolgebeuren een cruciale succesfactor. Ouders ertoe aanzetten om zelf ook Nederlands te leren is zowel een belangrijke stap op zich als een voorwaarde voor verdere stappen, want al te vaak staat de taalbarrière contact met de school in de weg. Ouders die de Nederlandse taal spreken noch begrijpen kunnen hun kinderen (die in deze taal school lopen) moeilijker stimuleren. Begrip van oudercontacten, agendaboodschappen, huistaken, reglement,… verlopen moeizaam. In deze situatie worden kinderen ook te weinig aangespoord om in de Nederlandse taal te lezen, spelen, muziek luisteren, TV te kijken,… Het inschakelen van tussenpersonen, die vertrouwd zijn met de allochtone gemeenschap in kwestie, is een tweede belangrijk element, dat verdere ondersteuning verdient. Stelling 11 JONGCD&V pleit er voor om ouders verregaand te sensibiliseren omtrent het belang van taalvaardigheid, zowel voor het schoollopend kind als zijn brede omgeving. Hiervoor kan er bv. gebruik gemaakt worden van tussenpersonen die ingeworteld zijn in de leefomgeving van het schoollopend kind. Participatie van allochtonen in het onderwijskader promoten Het probleem van werkloosheid en onderbenutting van talenten blijft helaas niet beperkt tot de eerste generatie van allochtonen. De dramatische cijfers over voortijdige uitval in het secundair onderwijs en gebrekkige doorstroming naar het hoger onderwijs vragen om actie. Het optrekken van de betrokkenheid van allochtone gemeenschappen bij het Vlaamse onderwijs vormt een belangrijke prioriteit in dat verband. Twee aspecten willen we speciaal onder de aandacht brengen. Ten eerste is er een schrijnend gebrek aan allochtone leerkrachten, wat in meerdere opzichten een gemiste kans is.4 Niet alleen kunnen allochtone leerkrachten sterk bijdragen aan het leren omgaan met diversiteit door alle leerlingen, in het bijzonder kunnen zij optreden als rolmodel voor allochtone leerlingen. Eerst en vooral zou het beroep van leraar in het algemeen moeten opgewaardeerd worden. Op het JONGCD&V -onderwijscongres van 2009 werden daarover reeds meerdere stellingen naar voren geschoven. Naar allochtonen toe moet er echter ook specifiek actie ondernomen worden. Op 17 mei 2006 heeft het Vlaams Parlement een resolutie aangenomen betreffende de verbetering van de vertegenwoordiging van allochtonen in het onderwijzend personeel. De doelstellingen van die resolutie moeten dringend verder gerealiseerd worden, maar moeten ook meer ambitieus zijn. De doorstroom naar lerarenopleidingen is een belangrijke voorwaarde, maar lost het probleem nog niet volledig op. Scholen moeten actief gestimuleerd worden om allochtone leerkrachten in dienst te nemen. Ten tweede moet de participatie van allochtonen aan het hoger onderwijs de hoogte in.5 Hier hebben rolmodellen een belangrijke drempelverlagende functie. Initiatieven waarbij (oud-) studenten worden ingeschakeld om leerlingen warm te maken voor het hoger onderwijs, zoals het project “Motief” aan de Karel de Grote Hogeschool of het project “Stimulans” aan de Artevelde Hogeschool, verdienen de nodige ondersteuning. Daarnaast moeten succesverhalen een zichtbare maatschappelijke waardering krijgen. Een initiatief zoals de “Bijzondere Prijs Erebeheerder Willy Goetstouwers” voor een verdienstelijke allochtone student aan de UHasselt zou navolging moeten krijgen op Vlaams niveau, in navolging van de ECHO-awards in Nederland (“landelijke stimuleringsprijs voor allochtoon toptalent”).6 Een daartoe op te richten fonds zou ook prestigieuze doctoraats- en postdoc-beurzen moeten uitreiken aan allochtone onderzoekers. Dergelijke beurzen tevens hoge eisen stellen, ten einde mensen met een uitdrukkelijke voorbeeldfunctie in de schijnwerpers te plaatsen, om meer allochtonen warm te maken voor wetenschappelijk onderzoek en een carrière in het hoger onderwijs.
4
In 2007 schatte het Minderhedenforum het aandeel van allochtone leerkrachten in het Vlaamse onderwijs op 1,27%. Een onderzoek van de K.U.Leuven en de VUB uit 2007 schat het aandeel van allochtonen bij de generatiestudenten in het Vlaamse hoger onderwijs op gemiddeld 5,85%. (Allochtonen in het hoger onderwijs. Factoren van studiekeuze en studiesucces bij allochtone eerstejaarsstudenten, maart 2007)
5
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 13 van 15
JONGCD&V
Stelling 12 JONGCD&V vraagt meer aandacht voor het promoten van allochtone rolmodellen binnen het onderwijs. Dit impliceert het streven naar meer allochtone leerkrachten en het stimuleren van rolmodellen in het hoger onderwijs Dit kan ondermeer door het promoten van deze beroepskeuze binnen de doelgroep, en het creëren van beurzen7 voor verdienstelijke allochtone studenten. 10. Integratie op de arbeidsmarkt Al te vaak geraken immigranten niet aan een vaste job. Er is een duidelijk verband tussen origine, naturalisatie en werkzaamheidsgraad. Bij personen (15-64 jaar) geboren in België (en wonend in het Vlaams gewest) ligt de werkzaamheidsgraad op 67,3%. Daarentegen is bij genaturaliseerde immigranten slechts 54,6% aan het werk, een percentage dat voor niet-genaturaliseerde immigranten met 43,9% nog een stuk lager ligt.8 Immigranten die een job vinden, oefenen bovendien vaak een beroep uit dat hun capaciteiten niet tot hun recht laat komen.9 Deze vaststellingen wijzen niet alleen op een discriminatoire concentratie van miserie, maar ook op een gigantische verspilling van talenten. Zowel de personen in kwestie als de samenleving verliezen bij deze situatie. Na het verwerven van een permanente verblijfsvergunning blijven vele immigranten lange tijd afhankelijk van maatschappelijke bijstand en/of zien hun verworven kwalificaties en competenties niet erkend op de Belgische arbeidsmarkt. Daarom zou er meer aandacht moeten gaan naar de activering van immigranten, met een maximale aanwending van de aanwezige kwalificaties en competenties. De huidige erkenningprocedures laten te veel talent verloren gaan in versnipperde en logge procedures. Bovenal wordt er te weinig ingezet op aangepaste bijscholing in functie van de maximale valorisatie van de aanwezige kwalificaties en competenties. Stelling 13 JONGCD&V stelt daarom voor om bij personen die een permanente verblijfsvergunning verwerven een grondige screening van eerder verworven kwalificaties en competenties (EVK’s en EVC’s) uit te voeren, gekoppeld aan een bijscholings- en begeleidingstraject dat hen in staat moet stellen om op een zo kort mogelijke termijn in een gepaste job terecht te komen. Deze procedure moet snel en transparant zijn. De kosten worden gedragen door de overheid, net zoals dit bij andere activeringstrajecten het geval is, en de coördinatie berust bij de VDAB/ACTIRIS. Indien de persoon in kwestie over (een) diploma(’s) beschikt, biedt de VDAB/ACTIRIS ondersteuning bij de aanvraag voor gelijkstelling van diploma’s bij NARIC (verantwoordelijke instantie voor de erkenning van buitenlandse diploma’s). Indien geen gelijkstelling mogelijk is, of indien de persoon in kwestie geen diploma’s kan voorleggen, coördineert zij met de relevante instanties (Departement Werk, Departement Onderwijs en Vorming, instellingen van hoger onderwijs, CVO’s, publieke opleidingsverstrekkers) een screening van de elders verworven competenties en kwalificaties, ten einde een bijscholingstraject op maat voor te stellen, die de persoon in kwestie op korte termijn een maximale erkenning van zijn of haar capaciteiten oplevert. De VDAB/ACTIRIS koppelt dit bijscholingstraject aan de begeleiding naar een gepaste job. Op die manier kan het aanwezige menselijke kapitaal optimaal benut worden, zowel in functie van de maatschappij als van het zelfrespect en de ontplooiing van de persoon. 11. Integratie in het maatschappelijk middenveld Participatie van allochtonen in het verenigingsleven bevorderen In het verenigingsleven valt het op dat er relatief weinig participatie en inbreng is van allochtonen. Toch is het verenigingsleven op lokaal niveau een instrument, niet alleen om te participeren aan de samenleving via sociale, culturele, e.d. organisaties, maar ook om inspraak te hebben via adviesraden. 7
Bv. als assistent of onderzoeker. VDAB, Kansengroepen in Kaart: Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt, maart 2009. 9 SERV, Advies van de commissie Diversiteit over hooggeschoolde allochtonen en de Vlaamse arbeidsmarkt, 13 mei 2008. 8
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 14 van 15
JONGCD&V
Nu blijft de deelname van nieuw-Vlamingen aan het verenigingsleven beperkt tot sporadische aanwezigheid. Zo wordt er deelgenomen aan één activiteit, maar daarna keert men niet meer terug naar de vereniging. Hierdoor bestaat er geen doorstroom naar bestuursraden en adviesraden. JONGCD&V stelt dus voor dat de participatie aan het verenigingsleven van nieuw-Vlamingen structureel wordt aangepakt. Hun deelname mag namelijk niet beperkt blijven tot een eenmalige aanwezigheid bij een activiteit, maar er moet gezocht worden naar een manier om nieuw-Vlamingen systematisch te bereiken en te laten deelnemen aan het verenigingsleven. Dit kan bijvoorbeeld door het toekennen van toelagen aan verenigingen die activiteiten inrichten naar allochtonen toe. Binnen een gemeentelijk Jeugdwerkbeleidsplan, kunnen jeugdverenigingen zo nu al extra subsidies krijgen wanneer zij zich in één of meerdere activiteiten richten tot deze (vaak moeilijk bereikbare) doelgroep. Verder dient gepoogd te worden sleutelfiguren binnen allochtone gemeenschappen optimaal in te betrekken binnen het verenigingsleven zodat deze op hun beurt andere binnen hun gemeenschap kunnen laten kennis maken met het verenigingsleven. Stelling 14 JONGCD&V stelt dat de inburgering van nieuw-Vlamingen in het verenigingsleven structureel aangepakt moet worden. Dit kan ondermeer door het toekennen van toelagen aan verenigingen die specifieke activiteiten organiseren naar allochtonen toe, of door sleutelfiguren binnen allochtone gemeenschappen in te schakelen in verenigingen.
NATIONALE RAAD ASIEL EN MIGRATIE Pagina 15 van 15
JONGCD&V