(
(
Nat uur inric ht ing project
De Blankaart
Projectuitvoeringsplan fase 1
september 2008
Agentschap voor
Natuur en Bos
Inhoud Inhoud ........................................................................................................................ 1 Lijst van plannen ........................................................................................................ 3 Projectfiche ................................................................................................................ 4 Inleiding...................................................................................................................... 5 Beschrijving van het natuurinrichtingsproject............................................................. 6 1. Situering.............................................................................................................. 6 2. Doelstellingen ..................................................................................................... 6 3. Algemeen overzicht van de maatregelen in het natuurinrichtingsproject ........... 6 Natuurinrichtingsmaatregelen voor de uitvoering van de eerste fase van natuurinrichtingsproject.............................................................................................. 8
het
2.1 Kavelruil......................................................................................................... 8 2.2 Infrastructuur- en kavelwerken ...................................................................... 8 2.3 Aanpassing van wegen en het wegenpatroon............................................... 8 2.4 het tijdelijk beperkingen opleggen aan het genot van onroerende goederen tijdens de uitvoering van de werken................................................................................ 8 2.5 Waterhuishoudingswerken ............................................................................ 8 2.6 Grondwerken ............................................................................................... 10 2.7 Uitbouw van natuureducatieve voorzieningen............................................. 10 2.8 Bedrijfsverplaatsing ..................................................................................... 10 Eigendom en gebruik............................................................................................ 11 3.1 kavelruil ....................................................................................................... 11 3.2 Vergoedingen .............................................................................................. 11 3.3 Berekening .................................................................................................. 19 4 Monitoring .......................................................................................................... 20 4.1. Doel monitoring .......................................................................................... 20 4.2. Te monitoren parameters ........................................................................... 22 4.3. Meetnetontwerp.......................................................................................... 26 Financieringsplan en uitvoeringsprogramma........................................................ 32 5.1 Financieringsplan ........................................................................................ 32 5.2 Uitvoeringsprogramma ................................................................................ 33
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
1
Lijst van kaarten
Kaart 1: Situering van het natuurinrichtingsproject Kaart 2: Hoogteligging Kaart 3: Gedraineerde percelen Kaart 4: monitoring van de waterpeilen Kaart 5: monitoring permanente kwadraten en visputten van Kempynck
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
2
Lijst van plannen
Plan 1: Bestaande wegen, waterlopen, nuts- en recreatieve infrastructuur Plan 2: Gebruik in de eerste fase van het natuurinrichtingsproject Plan 3: Eigendom in de eerste fase van het natuurinrichtingsproject Plan 4: Overzichtsplan natuurinrichtingsmaatregelen Plan 5: Waardezones – huidige gebruikswaarde Plan 6: Waardezones – gebruikswaarde na peilaanpassing eerste fase Plan 7: Waardezones - verlies gebruikswaarde door peilaanpassing eerste fase
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
3
Projectfiche Instelling: 24 november 2006 Vaststelling maatregelen : 23 juni 2008 Oppervlakte: 927 ha Ligging:
Het natuurinrichtingsproject is gelegen op het grondgebied van Diksmuide en Houthulst in de provincie West-Vlaanderen.
Beschrijving: Het natuurinrichtingsproject bestaat uit overstroombare wei- en hooilanden in het overstromingsgebied van de IJzer. Centraal ligt het waterproductiecentrum van de VMW. Het kasteel, met zijn park en de Blankaartvijver vormt een baken voor de omgeving. Eigendom:
vzw Natuurpunt, Vlaams Gewest en particulieren
Gebruik:
774 ha is in landbouwgebruik waarvan 290 ha via gebruikovereenkomsten met ANB of Natuurpunt vzw. Het valleigebied bestaat voornamelijk uit hooiof weiland. De overige oppervlakte wordt hoofdzakelijk ingenomen door de Blankaartvijver en het kasteel.
Juridisch en Beleidskader: Gewestplan:
683 ha valleigebied 143 ha natuurgebied of natuurreservaat 89 ha agrarisch gebied en landschappelijk waardevol gebied 17 ha ontginningsggebied
RSV:
binnen de IJzervallei, aangeduid als structuurbepalende riviervallei van de natuurlijke structuur van Vlaanderen
Structuurplan provincie:
binnen de IJzervallei, aangeduid als structuurbepalende riviervallei
Structuurplan gemeente: Houthulst: voorontwerp Diksmuide: afgewerkt Vogelrichtlijngebied:
927 ha gelegen in vogelrichtlijngebied “IJzervallei”.
Habitatrichtlijngebied:
neen
RAMSAR-gebied:
850 ha gelegen in RAMSAR-gebied “De Blankaart en de IJzerbroeken”
Natuurreservaat:
erkend natuurreservaat “De Blankaart” en Vlaams natuurreservaat “De IJzerbroeken”
Bosreservaat:
neen
Beschermd landschap
neen
VEN/IVON:
VEN 1ste fase (de IJzervallei: 286 ha)
Waterwinning:
ja
Landinrichting:
neen
Projecttype: normale procedure
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
4
Inleiding Op grond van het Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2002 en het uitvoeringsbesluit van 23 juli 1998, gewijzigd bij besluit van 2 februari 2007 kan de Vlaamse Regering natuurinrichtingsprojecten instellen. Zo is het natuurinrichtingsproject De Blankaart ingesteld op 24 november 2006 nadat voor het projectgebied een onderzoek naar de haalbaarheid is uitgevoerd. Het projectrapport dat werd opgemaakt heeft een openbaar onderzoek ondergaan van 18 juni 2007 tot 17 juli 2007. Het projectcomité, opgericht bij Ministerieel Besluit van 2 mei 2007, heeft over dit rapport en de resultaten van het openbaar onderzoek advies uitgebracht aan de minister. De Vlaamse minister bevoegd voor natuur uitvoeringsmodaliteiten vastgelegd op 23 juni 2008.
heeft
de
maatregelen
en
Aan de hand van één of meerdere projectuitvoeringsplannen bereidt het comité de uitvoering van het natuurinrichtingsproject voor. Elk projectuitvoeringsplan bevat een aantal gedetailleerde gegevens en plannen: −
Inventarisatie van perceelsstructuur, wegen en waterlopen
−
Technische uitwerking van de natuurinrichtingsmaatregelen
−
Toestand en regeling van eigendom en gebruik
−
Plan met de erfdienstbaarheden die worden afgeschaft of gevestigd
−
Monitoringsplan
−
Een financieringsplan en uitvoeringsprogramma
Het comité zal de gegevens en plannen van elk projectuitvoeringsplan voorleggen aan de projectcommissie voor advies. Elk uitvoeringsplan zal een openbaar onderzoek ondergaan gedurende 30 dagen. Uiteindelijk legt het comité het ontwerp-projectuitvoeringsplan voor aan de minister, rekening houdend met het advies van de commissie en de bezwaren geopperd tijdens het openbaar onderzoek. De minister stelt het projectuitvoeringsplan vast. Na de vaststelling zal het projectcomité overgaan tot de uitvoering van de maatregelen op het terrein. Het projectuitvoeringsplan dat hier voorligt omvat de maatregelen die moeten genomen worden voor de uitvoering van de eerste fase van het natuurinrichtingsproject. De maatregelen die in deze fase genomen worden zijn: -
een gedeeltelijke verhoging van het waterpeil in de zone van de Blankaartvijver;
-
de vervanging van de stuw op de Stenensluisvaart door een fijngeregelde stuw;
-
de uitbreiding van de capaciteit van het pompstation op de Stenensluisvaart van 1,60 naar 4,00 m3/s;
-
de ruiming van sloten in het Rillebroek;
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
5
Beschrijving van het natuurinrichtingsproject 1. Situering Kaart 1 toont de ligging van het natuurinrichtingsproject. Het natuurinrichtingsproject heeft een oppervlakte van 927 ha en ligt tussen de IJzer, het kanaal Ieper-IJzer, de Martjesvaart en de Iepersteenweg. Het noordelijk deel (550 ha) ligt op het grondgebied Diksmuide. Het zuidelijk deel (377 ha) ligt op het grondgebied Houthulst. Het projectgebied behoort tot het winterbed van de IJzer.
2. Doelstellingen Het Ministerieel Besluit van 24 november 2006 betreffende de instelling van het natuurinrichtingsproject de Blankaart vermeldt het raamakkoord als basis voor de doelstellingen van het project. De doelstellingen van het akkoord kunnen als volgt samengevat worden: -
de veiligheid van de bewoners garanderen en schade aan bebouwing door wateroverlast vermijden;
-
de internationaal belangrijke natuurwaarden in het Blankaartbekken behouden en verder ontwikkelen;
-
eventuele inkomensverliezen veroorzaakt door het aangepast waterbeheer compenseren door billijke vergoedingen.
Daarenboven noopt de slechte staat van instandhouding van het Europees erkende vogelrichtlijngebied, en meer bepaald van het Blankaartgebied, Vlaanderen om maatregelen te nemen teneinde een veroordeling te vermijden. Het project streeft er naar het raamakkoord uit te voeren en de verplichtingen van België inzake het naleven van de Europese vogelrichtlijn uit te voeren. Binnen de gebiedsvisie voor de hele IJzervallei is het belang van het gebied rond de Blankaart als rust- en foerageergebied voor vogels zeer groot. Het natuurinrichtingsproject heeft als doelstelling het creëren van een meer geschikt habitat voor de broed- en overwinterende vogels met specifieke aandacht voor moerasvogels. Het is de enige plaats in de IJzervallei waar er potentie is voor het herstel van een moerassig biotoop, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Westbroek waar het herstel van de waardevolle hooilanden centraal staat. Om dit te bereiken, moeten we zorgen voor voldoende voedselaanbod, nestgelegenheid en rustmogelijkheden.
3. Algemeen overzicht van de maatregelen in het natuurinrichtingsproject De maatregelen die voorgesteld worden door het natuurinrichtingsproject kunnen onderverdeeld worden in: -
de verhoging van de wegen in de omgeving van het drinkwaterspaarbekken van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW);
-
inrichtingswerken op percelen in eigendom van ANB of Natuurpunt, gericht op het herstel van het rietmoeras, het verhogen van de biodiversiteit en de beleving ervan door de recreant;
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
6
-
maatregelen die een uitvoering vormen van het raamakkoord inzake het waterbeheer in het Blankaartbekken: de verhoging van het waterpeil, de vervanging van de stuw op de Stenensluisvaart, de uitbreiding van de capaciteit van het pompstation op de Stenensluisvaart, de hydrologische isolatie en de aanleg van de waterkering.
In Tabel 1 wordt de projectfasering en de timing toegelicht. Voor de werken die uitgevoerd worden in fase 0 dient geen projectuitvoeringsplan opgemaakt te worden. De wegverhoging vindt namelijk plaats buiten de perimeter van het natuurinrichtingsproject en de administratie Waterwegen en Zeekanaal NV (W&Z NV) voert deze werken uit op gronden die zij hiertoe verwerft. De werken voor het moerasherstel vinden plaats op terreinen die in eigendom zijn van Natuurpunt of het Vlaams Gewest. De betrokken belanghebbenden hebben hiertoe hun instemming gegeven. De uitvoering van de overige fasen heeft een impact op private terreinen in het natuurinrichtingsproject. Voor elke fase wordt een projectuitvoeringsplan opgemaakt. Elk projectuitvoeringsplan ondergaat een openbaar onderzoek gedurende 30 dagen. Voorliggend projectuitvoeringsplan handelt over de werken voor de uitvoering van fase 1. Tabel 1: projectfasering en timing Deelactie FASE 0
Timing 2008
Wegverhoging Moerasherstel FASE 1
2008
Verhoging pompcapaciteit Gelijktijdige
Peilaanpassing fase 1
Uitvoering
Vervanging stuw Stenensluisvaart door fijngeregelde stuw FASE 2 peilaanpassing fase 2 Hydrologische isolatie
2010 Gelijktijdige Vergunning
Aanleg waterkering FASE 3
Na voltooiing waterkering
peilaanpassing fase 3
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
7
Natuurinrichtingsmaatregelen voor de uitvoering van de eerste fase van het natuurinrichtingsproject Dit hoofdstuk beschrijft de maatregelen die zullen genomen worden voor de uitvoering van de eerste fase van het natuurinrichtingsproject en die onderwerp uitmaken van dit projectuitvoeringsplan: -
een eerste verhoging van het waterpeil in de zone van de Blankaartvijver;
-
de vervanging van de stuw op de Stenensluisvaart door een fijngeregelde stuw;
-
de uitbreiding van de capaciteit van het pompstation op de Stenensluisvaart van 1,60 naar 4,00 m3/s;
-
de ruiming van sloten in het Rillebroek;
De maatregelen worden voorgesteld op Plan 4.
2.1 Kavelruil Er is geen kavelruil gepland in dit projectuitvoeringsplan.
2.2 Infrastructuur- en kavelwerken Er zijn in dit projectuitvoeringsplan geen infrastructuur- en kavelwerken gepland.
2.3 Aanpassing van wegen en het wegenpatroon Er zijn in dit projectuitvoeringsplan geen aanpassingen gepland aan de wegen en het wegenpatroon.
2.4 het tijdelijk beperkingen opleggen aan het genot van onroerende goederen tijdens de uitvoering van de werken Tijdens de uitvoering van de werken kan het noodzakelijk zijn om op een aantal plaatsen binnen het projectgebied over een recht van doorgang te beschikken. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn indien men een strook wil gebruiken als werfweg. De exacte situering van deze erfdienstbaarheden zal pas in de uitvoeringsfase bekend zijn. Voor cultuurschade op de getroffen percelen kan een vergoeding worden voorzien.
2.5 Waterhuishoudingswerken De waterhuishoudingswerken worden voorgesteld op Plan 4. 2.5.1 Maatregel 1: de verhoging van de capaciteit van het pompstation op de Stenensluisvaart Teneinde ook na de verhoging van het waterpeil de peilen efficiënt in de hand te kunnen houden, is de verhoging van de capaciteit van het pompstation op de Stenensluisvaart voorzien. De huidige capaciteit bedraagt 1,6 m3/s. De geplande capaciteit bedraagt 4 m3/s. De capaciteit zal verhoogd worden door het plaatsen van een nieuwe pomp in het bestaande pompgebouw. De Vlaamse Milieumaatschappij afdeling Water staat in voor de uitvoering van deze maatregel.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
8
2.5.2 Maatregel 2: de vervanging van de stuw op de Stenensluisvaart door een fijngeregelde stuw. Het waterpeil in de Blankaartvijver wordt geregeld door 2 stuwen. Een eerste stuw staat op het intrekkanaal van het spaarbekken. Een tweede stuw staat op de Stenensluisvaart. Deze stuw is een balkenstuw. Een fijne regeling van het peil is met deze stuw niet mogelijk. Bovendien is de bediening van de stuw niet veilig, zeker in winterse omstandigheden. De stuw zal opgebroken worden en vervangen worden door een nieuwe stuw waarmee het peil fijner zal kunnen geregeld worden. De bediening van deze stuw zal van op afstand kunnen gebeuren. De Vlaamse Milieumaatschappij afdeling Water staat in voor de uitvoering van deze maatregel. De stuw op het intrekkanaal van het spaarbekken blijft behouden. 2.5.3 Maatregel 3: de gedeeltelijke verhoging van het waterpeil in de zone van de Blankaartvijver. Op dit moment bedraagt het streefpeil op de Blankaartvijver 2,60 m TAW. Door de uitvoering van de eerste fase van het natuurinrichtingsproject zal een volgend peilregime ingesteld worden in de zone van de Blankaartvijver: 1 december – 31 januari: streefpeil 2,90 m TAW met een minimum van 2,87 m TAW en een maximum van 2,93 m TAW; 1 februari – 15 oktober: streefpeil 2,70 m TAW met een minimum van 2,67 m TAW en een maximum van 2,73 m TAW; 16 oktober – 30 november: streefpeil 2,80 m TAW met een minimum van 2,77 m TAW en een maximum van 2,83 m TAW; Dit zal gebeuren door de verhoging van het peil aan de stuw op de Stenensluisvaart. De zone die zal onderhevig zijn aan de peilverhoging wordt voorgesteld op Plan 4. Het peil zal opgemeten worden in de Blankaartvijver. Om de invloedzone duidelijk te begrenzen zal op de waterloop Y.6.D./Y.5.C een gronddam geplaatst worden ter hoogte van de plaats waar de waterloop de ontsluitingsweg van het Rillebroek kruist. De waterlopen Y.5.C, Y.5.B, Y.5.B.1 en Y.5.1.1 zullen dan afwateren in de richting van de Noordkantvaart en de Houtensluisvaart en zullen bijgevolg niet onderhevig zijn aan de peilverhoging. De westelijke oever van de Stenensluisvaart, tussen het intrekkanaal van het spaarbekken en de stuw op de Stenensluisvaart, is sterk opgehoogd. De percelen op de westelijke oever van de Stenensluisvaart, tussen het intrekkanaal van het spaarbekken en de stuw op de Stenensluisvaart wateren af in de richting van waterloop Y.6.1.1.1. Ook hier zal de peilverhoging niet voelbaar zijn. Voor de uitvoering van deze maatregelen zal een overeenkomst opgemaakt worden met de betrokken partijen: de Vlaamse minister van openbare werken, de Vlaamse Milieumaatschappij, de Zuidijzerpolder, de vzw Natuurpunt, de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening, het natuurinrichtingscomité en de provinciale landbouwkamer. 2.5.4 Maatregel 4: de ruiming van sloten in het Rillebroek In het Rillebroek is een sterk vertakt netwerk van sloten aanwezig. De meeste hiervan zijn private sloten die slechts zelden geruimd worden. Hierdoor verlanden deze sloten geleidelijk aan en verliezen ze veel van hun botanische en faunistische waarde.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
9
Om de waarde van de sloten opnieuw te verhogen stellen we voor om deze sloten in fasen te ruimen. Een eerste ruiming zal plaats vinden in 2008 terwijl een laatste ruiming zal plaats vinden in 2011. Plan 4 geeft een overzicht van de voorgestelde fasering. Op plan 4 zijn ook de sloten aangeduid die in de eerste fase zullen worden geruimd. Elk jaar zal een dergelijk ruimingsplan opgesteld worden voor de verschillende zones. Hierbij zal rekening gehouden worden met de ervaringen van de eerste ruimingen. De ruiming zal op de volgende wijze gebeuren: -
uitvoeringsperiode: augustus, september en oktober;
-
er wordt geruimd maar niet verdiept;
-
de reitspecie wordt bij voorkeur gehakseld en verspreid over het naastliggend perceel;
-
afhankelijk van de botanische waarde van de percelen zal het slib aan de ene of de andere zijde van de gracht gedeponeerd worden.
De Zuidijzerpolder zal instaan voor de ruiming van de sloten.
2.6 Grondwerken Er zijn geen grondwerken gepland in dit projectuitvoeringsplan.
2.7 Uitbouw van natuureducatieve voorzieningen Er zijn geen werken gepland voor de uitbouw van natuureducatieve voorzieningen in dit projectuitvoeringsplan.
2.8 Bedrijfsverplaatsing Er is geen bedrijfsverplaatsing gepland in dit projectuitvoeringsplan.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
10
Eigendom en gebruik Zowel Natuurpunt als het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) kopen gronden aan in het projectgebied. Daarnaast is een grondenbank actief. De Vlaamse Landmaatschappij koopt in de omgeving van het projectgebied gronden aan die zij vervolgens uitruilt met gebruikers uit het Blankaartgebied. Al deze inspanningen hebben er toe geleid dat op dit moment een aanzienlijk aandeel van de gronden in eigendom zijn van Natuurpunt of het Vlaams Gewest. De totale oppervlakte van de zone van de Blankaartvijver die onder invloed zal staan van het nieuwe peilbeheer bedraagt 433 ha. Hiervan zijn op 24 april 2008 271 ha eigendom van Natuurpunt of het Vlaams Gewest. Dit wordt ook voorgesteld op Plan 3. 162 ha is dus in landbouwgebruik.
3.1 kavelruil Er is geen kavelruil gepland in dit projectuitvoeringsplan.
3.2 Vergoedingen Algemeen wordt verwacht dat de verhoging van het waterpeil een negatieve invloed zal hebben op de gebruikswaarde van de gronden in de zone van de Blankaartvijver. Om dit verlies te compenseren zullen vergoedingen uitbetaald worden. In dit hoofdstuk wordt voorgesteld hoe deze vergoedingen berekend zullen worden. 3.2.1 Beschrijving methode Om de wijziging in de eigendoms- en gebruikssituatie te kunnen begroten, worden classificatieplannen opgemaakt. Voor het opmaken van de classificatieplannen bepaalt het projectcomité de gebruikswaarde van de bodemtypes en groepeert de bodemtypes met een vergelijkbare cultuur- en bedrijfswaarde in waardeklassen. Op die manier wordt van elke eigenaar en gebruiker bepaald welke de gebruikswaarde is van zijn percelen voordat de natuurinrichtingsmaatregelen effectief op de percelen worden uitgevoerd. Vervolgens wordt geraamd hoeveel de gebruikswaarde zal dalen door de verhoging van het waterpeil. Op die manier wordt van elke eigenaar en gebruiker bepaald welke de gebruikswaarde van zijn percelen zal zijn na de uitvoering van de peilverhoging. Op basis van een vergelijking van de gebruikswaarde voor en na de uitvoering van de natuurinrichtingsmaatregelen wordt een financiële afrekening gemaakt.
3.2.1.1. Bepaling van de gebruikswaarde voor de gedeeltelijke verhoging van het waterpeil in de zone van de Blankaartvijver Voor elke eigenaar en gebruiker wordt een nauwkeurige inventaris opgemaakt van de gebruikswaarde van elk perceel dat hij gebruikt in de zone van de Blankaartvijver. Enkel de percelen waarvoor de peilverhoging van toepassing is, worden hierin opgenomen. Dit gebeurt aan de hand van een grondclassificatie. Grondclassificatie betekent het kritisch onderzoeken en daarna rangschikken van verschillende gronden naar gelang hun geschiktheid voor een bepaalde vorm van landbouw, d.w.z. bepalen welke de waarschijnlijke opbrengst zal zijn op een bepaalde grond voor iedere teelt uit die bepaalde rotatie onder de gegeven economische omstandigheden. Hieruit volgt dat een landbouwkundige classificatie van de gronden uit een gebied, gebaseerd op één en dezelfde bodemkaart, geheel kan verschillen naar gelang de landbouw aldaar georiënteerd is naar gewone akkerbouw, naar weideteelt, naar tuinbouw, naar fruitteelt, enz.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
11
De kennis van de cultuurwaarde van de grond is de basis van de classificatie der gronden. De cultuurwaarde van een grond bestaat uit zijn natuurlijk productiepotentieel. bepaald in functie van de interne karakteristieken van de bodem zoals :
Zij wordt
• grondsoort (zand, lemig zand, lichte zandleem, leem, klei en zware klei); • natuurlijke drainering (zeer droog, droog, matig droog, matig nat, nat, zeer nat en uiterst nat); • opeenvolging van horizonten (uitlogings- en aanrijkingshorizonten) en/of de profielontwikkeling; • ondergrond (al of niet voorkomen van storende lagen), substraat; • dikte en aard van de humeuze bovenlaag; • structuur van de bovengrond (labiele, stabiele structuur). Deze bodemeigenschappen worden onderzocht tot op 125 cm diepte door middel van grondboringen. De bedrijfswaarde wordt bepaald door externe factoren, onafhankelijk van het bodemprofiel, die de exploitatie van de grond vergemakkelijken of minder gemakkelijk maken. Dergelijke factoren zijn ondermeer : • • • • • •
de helling; de expositie of hemelrichting; het reliëf (hellingen, inzinkingen, enz...); de ligging langs een bos, langs hooghout in lijnbeplanting; de bereikbaarheid (toegangen, taluds, sterke glooiingen, enz...); de structuur van de bovengrond (bodembederf).
De bedrijfswaarde is in feite te beschouwen als een correctie (over het algemeen in de zin van een vermindering), aan te brengen aan de schatting van de cultuurwaarde. De berekening van de waardeklassen gebeurt als volgt: • bepaling van de intrinsieke geschiktheidsheidswaarde (wt): elk bodemprofiel heeft een eigen geschiktheid voor elk van de voorkomende teelten. Deze intrinsieke geschiktheid wordt uitgedrukt door middel van een waardeschaal van 100 procentpunten. Het meest geschikte bodemtype voor een bepaalde teelt binnen de betrokken landbouwstreek krijgt een waarde voor deze teelt van 100 procentpunten per ha. Het meest geschikte bodemtype komt niet steeds voor binnen het projectgebied. Naargelang één of meer van de bovengenoemde interne factoren (deel uitmakende van de cultuurwaarde) van een bodemtype voor één of meer teelten, een ongunstige invloed heeft op het opbrengstvermogen, krijgt dit bodemtype een lagere waarde relatief ten opzichte van het meest geschikte bodemtype. • bepaling van de relatieve oppervlakte van iedere teelt (St), uitgedrukt in procenten: aangezien de landbouwwaarde functie is van de voorkomende teelten in het te klasseren gebied, is het evident dat men bij het bepalen van die waarde, rekening houdt met het belang in beteelde oppervlakte van iedere teelt. De landbouwwaarde van een bodemtype in het beschouwde gebied zal des te hoger zijn, naarmate de teelt, waarvoor hij best
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
12
geschikt is, meer voorkomt. • bepaling van de relatieve bodemgeschiktheid (Wt): de relatieve bodemgeschiktheid van een bodemtype voor een bepaalde teelt is gelijk aan het product van de intrinsieke bodemgeschiktheid (wt) met de relatieve oppervlakte (St) ingenomen voor deze teelt, gedeeld door 100. • bepaling van de globale bodemgeschiktheidswaarde: de som van de relatieve bodemgeschiktheidswaarden noemen we de globale bodemgeschiktheidswaarde. Deze is de geschiktheid van een bodemtype voor het geheel van teelten, zoals deze in het gebied voorkomen. Zij wordt uitgedrukt in procentpunten ten opzichte van het potentiële productierendement. Het potentiële productierendement is gelijk aan honderd procentpunten. Het productierendement is nihil bij nul procentpunten. Deze globale geschiktheidswaarde geeft dus de landbouwkundige waarde of gebruikswaarde van de grond weer. Het uiteindelijk voorstel van grondclassificatie voor de bepaling van de gebruikswaarde wordt voorgesteld op Plan 5. De verschillende waardeklassen zijn tot stand gekomen door het verschil in cultuurwaarde, gelet op de grote gelijkenissen voor wat betreft de bedrijfswaarde van de percelen betrokken in de bepaling van de inbreng. De bepaling van de totale gebruikswaarde komt tot stand door per eigenaar en gebruiker volgens de kadastrale gegevens de oppervlakte per waardezone te vermenigvuldigen met het aantal procentpunten voor de desbetreffende waardezone.
3.2.1.2. Bepaling van de gebruikswaarde na de gedeeltelijke verhoging van het waterpeil in de zone van de Blankaartvijver Het voorstel van grondclassificatie voor de bepaling van de gebruikswaarde na peilverhoging wordt weergegeven op Plan 6. Dit voorstel komt tot stand door een nauwkeurige inschatting van het verlies aan cultuurwaarde dat zal optreden tengevolge een verandering in de waterhuishouding in de eerste fase van het project. Deze inschatting wordt beschreven in 3.2.1.3. De bepaling van de totale gebruikswaarde van een gebruiker na peilverhoging komt tot stand door per eigenaar en gebruiker de oppervlakte per waardezone te vermenigvuldigen met het aantal procentpunten voor de desbetreffende waardezone.
3.2.1.3. Berekening van de opbrengstderving De raming van het verlies aan cultuurwaarde van de gronden gebeurt in verschillende stappen. Kaart 2 stelt de hoogteligging voor in de zone van de Blankaartvijver. Plan 5 stelt de waardezones voor in de zone van de Blankaartvijver. Vergelijking tussen beide maakt duidelijk dat cultuurwaarde en hoogteligging sterk aan elkaar gelinkt zijn. In vlakke, laaggelegen gebieden, zoals het Blankaartgebied, wordt de cultuurwaarde van een perceel immers in grote mate bepaald door de waterhuishouding ervan. De waterhuishouding op haar beurt wordt in grote mate bepaald door de hoogteligging. Een laaggelegen perceel zal bijna altijd natter zijn dan een hooggelegen perceel met eenzelfde bodemgesteldheid.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
13
Daarom wordt eerst de relatie bepaald tussen de cultuurwaarde en de hoogteligging. Deze wordt voorgesteld in figuur 1. Van deze figuur is bijvoorbeeld af te leiden dat percelen die op 2,50 m TAW liggen geen cultuurwaarde meer hebben. Dit is logisch aangezien zij nagenoeg het ganse jaar onder water staan. Percelen op 3,00 m TAW hebben een gemiddelde cultuurwaarde van ongeveer 45 procentpunten. Percelen op 3,50 m TAW hebben een gemiddelde cultuurwaarde van 70 procentpunten. Percelen op 4,50 m TAW hebben een gemiddelde cultuurwaarde van 90 procentpunten. Tussen 2,50 en 3,00 m TAW neemt de cultuurwaarde dus toe met ongeveer 10 procentpunten voor elke 10 cm. Tussen 3,00 m TAW en 3,50 m TAW neemt de cultuurwaarde toe met ongeveer 5 procentpunten voor elke 10 cm. Tussen 3,50 m TAW en 4,50 m TAW neemt de cultuurwaarde toe met ongeveer 2 procentpunten voor elke 10 cm. De hoogteligging en de waterpeilen hebben dus nauwelijks nog een invloed op percelen die hoger zijn gelegen dan 3,50 m TAW. De frequentie van overstromen is voor deze percelen wel nog van belang. Deze frequentie zal echter niet wijzigen door de waterpeilverhoging. De uitbreiding van de pompcapaciteit zal hiertoe bijdragen. 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2,50
3,00
3,50
4,00
4,50
5,00
5,50
Figuur 1: Relatie tussen de hoogteligging en de cultuurwaarde van de percelen in de zone van de Blankaartvijver Een volgende stap in de bepaling van het verlies aan cultuurwaarde is het schatten van de gemiddelde stijging van het waterpeil. In hoofdstuk 2.5.3 worden de nieuwe streefpeilen voorgesteld. Door middel van een mathematisch model wordt gesimuleerd welk effect deze nieuwe streefpeilen en de uitbreiding van de capaciteit van het pompstation zullen hebben op de effectieve waterpeilen in het Blankaartgebied. Voor de periode tussen 1994 en 2007 heeft het mathematisch model berekend welke de waterpeilen zouden geweest zijn met de voorgestelde streefpeilen en met een pompstation met een capaciteit van 4 m3/s. In Figuur 2 zijn de resultaten van de berekeningen voor de periode tussen 2005 en 2007 voorgesteld. Op deze figuur is bijvoorbeeld te zien dat begin december 2005 het maximumpeil lager zou geweest zijn en de duur van de overstromingen korter zouden geweest zijn ondanks de hogere streefpeilen. Dit is te wijten aan de hogere pompcapaciteit. De hogere pompcapaciteit zal er dus toe bijdragen dat de effecten van de peilverhoging beperkt blijven tot de laag gelegen percelen.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
14
3,8
peil (m TAW)
3,6
meting huidige toestand simulatie huidige toestand simulatie fase 1
3,4 3,2 3 2,8 2,6 2,4
18
29
10
21
/0
20 1/
20 0/
20 8/
06
06
06
6
06
06
6
05
05
5
07
00 /2
20 5/
20 3/
00 /2
20 2/
20 0/
00 /2
20 1/
/1
/1
/0
/0
/0
/1
/1
07 2/
13
24
02 2/
14
25
09 5/
datum
Figuur 2: Resultaat van het mathematisch model voor de periode 2005 - 2007 Uit de berekeningen kunnen we afleiden dat de gemiddelde stijging van het waterpeil, ten gevolge van de verhoging van het streefpeil, gecombineerd met de hogere pompcapaciteit, 12 cm bedraagt, berekend over het volledige jaar en 10 cm, berekend over het groeiseizoen. Voor het vervolg van de berekeningen wordt rekening gehouden met een gemiddelde peilstijging van 12 cm. Een laatste stap in de berekening is het verlies aan cultuurwaarde. Figuur 3 en Figuur 4 stellen het effect voor van de wijziging van het streefpeil op de cultuurwaarde. Bij wijze van voorbeeld nemen we een perceel dat gelegen is op een hoogte van 3,00 m TAW. In de huidige toestand bedraagt de gemiddelde cultuurwaarde op die hoogte 46 procentpunten. Bij een verhoging van het waterpeil met gemiddeld 12 cm zal dat perceel zakken naar de cultuurwaarde van een perceel dat 12 cm lager gelegen is. De gemiddelde cultuurwaarde van een perceel op een hoogte van 2,88 m TAW bedraagt 38 procentpunten. Bij een verhoging van het streefpeil zal de cultuurwaarde van het perceel dat gelegen is op 3,00 m TAW dus zakken met 8 procentpunten. Dit wordt afgerond naar boven. We besluiten dat de cultuurwaarde zal zakken met 10 procentpunten. Vervolgens wordt het waardeverlies per gebruiksperceel geëvalueerd. Eén gebruiksperceel kan in verschillende waardezones vallen. Per gebruiksperceel kan voor één waardezone de waarde zakken met 15 procentpunten, voor een andere waardezone met 10 procentpunten en voor nog een andere waardezone met 5 procentpunten. Indien het hoogste waardeverlies meer dan de helft van het perceel omvat, wordt dat waardeverlies aangenomen voor het volledige perceel. Immers zal het perceel niet kunnen gebruikt worden zolang het minst waardevolle deel niet klaar is.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
15
cultuurwaarde (procentpunten)
100 90 80 70 60 50 huidige cultuurwaarde
40 30
cultuurwaarde na peilverhoging
20 10
12 cm
0 2,50
3,00
3,50
4,00
4,50
5,00
5,50
hoogte (m TAW)
Figuur 3: Effect van de peilverhoging op de relatie tussen hoogteligging en cultuurwaarde
verlies aan cultuurwaarde (procentpunten)
20 waardeverlies waardeverlies afgerond
15
10
5
0 2,4
2,6
2,8
3
3,2
3,4
3,6
3,8
4
4,2
hoogte (m TAW)
Figuur 4: Relatie tussen de hoogteligging en het verlies aan cultuurwaarde bij de verhoging van het streefpeil in fase 1
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
16
Tabel 2: Verlies aan cultuurwaarde per hoogteklasse
hoogte (m TAW) 2,60 - 2,69 2,70 - 2,79 2,80 - 2,89 2,90 - 2,99 3,00 - 3,09 3,10 - 3,19 3,20 - 3,29 3,30 - 3,39 3,40 - 3,49 3,50 - 3,59 3,60 - 3,69 3,70 - 3,79 3,80 - 3,89 3,90 - 3,99 4,00 - 4,09
gemiddelde hoogte boven het huidig slootpeil (cm) -1 9 19 29 39 49 59 69 79 89 99 109 119 129 139
gemiddelde hoogte boven het gepland slootpeil (cm) -13 -3 7 17 27 37 47 57 67 77 87 97 107 117 127
gemiddelde cultuurwaarde huidige toestand 19 28 36 43 49 55 60 64 68 71 74 77 79 81 83
gemiddelde cultuurwaarde verschil na cultuurwa peilverhoging arde 0 19 17 11 26 10 34 9 42 8 48 7 54 6 59 5 63 5 67 4 71 4 74 3 76 3 79 3 81 2
verschil cultuurwa arde afgerond 20 15 10 10 10 10 10 5 5 5 5 5 5 5 0
Tenslotte wordt rekening gehouden met de aanwezige drainages in het gebied. Op de percelen in het natuurinrichtingsproject waar een recente drainage aanwezig is, en waarvan de werking wordt verminderd door de verhoging van het waterpeil, zal de waarde bijkomend zakken met 5 procentpunten. Tijdens het groeiseizoen stijgt het waterpeil immers maar met 10 cm, waardoor de werking van de drainages ook slechts in zeer beperkte mate vermindert. De gedraineerde percelen in de zone van de Blankaartvijver worden voorgesteld op Kaart 3. Plan 6 stelt de gebruikswaarde van de percelen voor na instelling van het waterpeil toegelicht in hoofdstuk 2.5.3. Plan 7 stelt het verlies aan gebruikswaarde voor dat veroorzaakt wordt door de eerste fase van de peilverhoging. 3.1.4. Financiële afrekening Bij het toepassen van natuurinrichtingsmaatregelen op een landbouwperceel wordt een vergoeding uitgekeerd aan de gebruiker voor het verlies aan opbrengst en aan de eigenaar voor het patrimoniumverlies. Wanneer de gebruiker ook de eigenaar is, ontvangt deze zowel de vergoeding van de eigenaar als de vergoeding van de gebruiker. Bij het bepalen van de vergoeding wordt geen rekening gehouden met bijkomende opbrengsten die gerealiseerd werden als gevolg van een gebruik dat niet in overeenstemming is met de op dat moment reeds geldende wettelijke bepalingen inzake het behoud van de basiskwaliteit voor natuur en milieu. Bij het bepalen van de vergoeding wordt geen rekening gehouden met bijkomende opbrengsten die gerealiseerd werden als gevolg van werken of handelingen die door de eigenaar, vruchtgebruiker of gebruiker werden uitgevoerd zonder de vereiste vergunningen of toestemmingen. Bij het bepalen van de vergoeding wordt geen rekening gehouden met bijkomende opbrengsten als gevolg van werken die strijdig zijn met de oogmerken van de betrokken maatregel, indien deze bijkomende opbrengsten gerealiseerd werden tussen het moment
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
17
van het vaststellen van de maatregelen en de modaliteiten tot uitvoering door de minister en de uitvoering van de maatregelen. Begunstigden kunnen beslissen om afstand te doen van de vergoeding. Als de vergoeding voor de betrokken eigenaar, vruchtgebruiker of gebruiker lager is dan 25 euro dan wordt de vergoeding niet uitgekeerd. Gebruiksvergoeding Het vergelijken van de gebruikswaarde per gebruiker voor en na de verhoging van het waterpeil maakt het mogelijk om een financiële afrekening op te maken. Het verlies aan gebruikswaarde (in euro) per gebruiker wordt bekomen door de vergoedingen van de afzonderlijke landbouwpercelen die hij gebruikt te sommeren. De vergoeding per gebruiker wordt berekend als volgt : het totale verlies aan gebruikswaarde per gebruiker (in procentpunten) x het bedrag per waardeëenheid (in euro/ha) x bedrijfscoëfficiënt Waarbij : het totale verlies aan gebruikswaarde ten gevolge van de toepassing van de natuurinrichtingsmaatregelen vastgesteld wordt op basis van de classificatieplannen; het bedrag per waardeëenheid is gelijk aan vier maal de gewogen fiscale inkomstenschaal gedeeld door het aantal punten van een gemiddeld perceel uit de zandleemstreek; een gemiddeld perceel uit de zandleemstreek wordt geraamd op 88 procentpunten; de gewogen gemiddelde fiscale inkomstenschaal wordt bepaald door een gemiddelde te nemen van de fiscale inkomstenschalen van de percelen van de bij de natuurinrichtingsmaatregel betrokken landbouwbedrijven; als referentie werd de fiscale inkomstenschaal van 2006 gebruikt; indien op het moment van de uitbetaling recentere gegevens beschikbaar zijn, zullen die gebruikt worden; de bedrijfscoëfficiënt de impact weergeeft van de natuurinrichtingsmaatregel op de bedrijfsvoering. De coëfficiënt varieert van minimum 1 tot maximum 2. Hoe hoger de impact, hoe hoger de bedrijfscoëfficiënt; de bedrijfscoëfficiënt wordt per bedrijf bepaald door de minimumcoëfficiënt 1 te verhogen met een coëfficiënttoeslag die de impact van de natuurinrichtingsmaatregel op het bedrijf weergeeft. Deze toeslag wordt bepaald op basis van vier criteria en bedraagt maximaal 1. De vier criteria zijn : - absoluut verlies ten gevolge van de maatregel - absolute inbreng in het projectgebied - relatieve inbreng in het projectgebied - zetel en/of huiskavel in het projectgebied
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
18
Tabel 3 : opbouw van de coëfficiënttoeslag met een maximum van 1 coëfficiënttoeslag Absoluut verlies ten gevolge van de maatregel (procentpunten)
absolute inbreng in het projectgebied (ha)
relatieve inbreng in het projectgebied (%)
Zetel of huiskavel in het projectgebied
0-25
+0,1
25-50
+0,2
50-75
+0,3
75-100
+0,4
>100
+0,5
0-2,5
+0,05
2,5-5
+0,1
5-7,5
+0,15
7,5- 10
+0,2
> 10
+0,25
0-5
+0,05
5-10
+0,1
10-15
+0,15
15-20
+0,2
> 20
+0,25
nee
+0
ja
+0,5
De vergoeding in fase 1 wordt direct en volledig uitbetaald aan de gebruikers bij aanpassing van het waterpeil. De uitbetaling is éénmalig. De schade zal jaarlijks geëvalueerd worden door een commissie. Eigendomsvergoeding Het verlies dat de eigenaar heeft naar aanleiding van de verhoging van het waterpeil zal uitbetaald worden bij de uitvoering van fase 3 van het natuurinrichtingsproject. Het Vlaams Gewest wijzigt immers zijn aankooppolitiek noch zijn aankoopprijzen. De gronden worden in het gebied verder aangekocht aan dezelfde prijzen als voorheen.
3.3 Berekening Op basis van de bovenstaande berekeningen worden volgende lijsten in bijlage toegevoegd: - een lijst met per gebruiker, de percelen, de oppervlakte ervan, de totale oppervlakte ervan, het oppervlakte-aandeel ervan in elke waardeklasse van het classificatieplan, de gebruikswaarde ervan en de totale waarde ervan en dit zowel in de huidige toestand als na de gedeeltelijke verhoging van het waterpeil in de zone van de Blankaartvijver; - een lijst met een financiële afrekening per gebruiker.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
19
4 Monitoring Monitoring van een natuurinrichtingsproject omvat het in de tijd (op)volgen van de ontwikkelingen van natuurwaarden die plaatsvinden naar aanleiding van een eenmaal gedane ingreep (inrichtingsmaatregelen) of een ingezette vorm van beheer. Resultaten van monitoring dienen enerzijds gebruikt te worden om natuurdoelen op projectniveau te kunnen toetsen, en anderzijds ook voor evaluatie van doelstellingen op beleidsniveau. Het moet toelaten om te signaleren dat zich andere ontwikkelingen voordoen dan de gewenste, en om zo mogelijk ook de oorzaak van het probleem te achterhalen zodat er lessen kunnen getrokken worden voor nog uit te voeren projecten.
4.1. Doel monitoring 4.1.1. Ecologische doelstellingen beleid Het eerste projectuitvoeringsplan van het natuurinrichtingsproject de Blankaart omvat voor het beleid volgende ecologische hoofddoelstellingen: 1. Verhogen van de (a)biotische diversiteit op gebiedsniveau (Thema 12 van MINA-plan 3+:Verlies van biodiversiteit) 2. Versterking van het functioneren van het gebied binnen een groter complex van natuurgebieden in de omgeving (Thema 11: Versnippering). Het projectgebied maakt deel uit van het vogelrichtlijngebied IJzervallei. 3. Terugdringen van schadelijke invloeden voor natuur en het natuurlijk milieu als gevolg van menselijke activiteiten (thema’s 9.3: Verdroging, 5: vermesting, 9.2: Verontreiniging van oppervlaktewater, 4: Verzuring en 10.1: Verstoring door geluidshinder) Binnen de gebiedsvisie voor de hele IJzervallei is het belang van het gebied rond de Blankaart als rust- en foerageergebied voor vogels zeer groot. Het natuurinrichtingsproject heeft als doelstelling het creëren van een meer geschikt habitat voor de broed- en overwinterende vogels met specifieke aandacht voor moerasvogels. Het is de enige plaats in de IJzervallei waar er potentie is voor het herstel van een moerassig biotoop, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Westbroek waar het herstel van de waardevolle hooilanden centraal staat. Om dit te bereiken, moeten we zorgen voor voldoende voedselaanbod, nestgelegenheid en rustmogelijkheden. Volgende maatregelen die onderwerp uitmaken van dit projectuitvoeringsplan dragen bij tot het bereiken van deze doelstellingen: - het verhogen van het waterpeil; - het ruimen van de sloten in het Rillebroek. Volgende maatregelen maken geen onderwerp uit van het projectuitvoeringsplan. Ze worden in het kader van de monitoring echter wel opgevolgd en dragen eveneens bij tot het bereiken van deze doelstellingen. Deze maatregelen worden hieronder kort toegelicht: - Inrichten visputten van Kempynck en Kleine Blankaart als vijvercomplex met rietpartijen
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
20
De visputten van Kempynck en de Kleine Blankaart zijn eigendom van de vzw Natuurpunt. Dit vijvercomplex, dat aansluit bij de Blankaartvijver zal ingericht worden voor rietmoerasvogels. Van alle vijvers zal het slib geruimd worden. Bij de ruiming zullen de vissen opgevangen worden. Na de ruiming zullen soorten zoals snoek en rietvoorn selectief teruggeplaatst worden. De bomen op de scheidingswallen tussen de vijvers worden gekapt en de scheidingswallen zelf worden afgegraven met de bedoeling een afwisseling tussen rietkragen en open water te creëren. Een aantal van de vijvers uit dit vijvercomplex is omgeven door een ringdijk. Deze wordt op een hoogte van 4 m TAW gebracht. Op die manier wordt de instroom van eutroof water uit de Blankaartvijver in een aantal vijvers beperkt en wordt gemikt op de ontwikkeling van een waardevolle watervegetatie. De Kleine Blankaart wordt zo veel mogelijk ingericht in functie van water- en rietmoerasvogels. Oevers zullen afgegraven worden tot op rietlandniveau. Een dichtgeslibde gracht zal uitgebaggerd worden. - Herstel van de rietlandvegetatie in het groot rietveld van de Blankaart en aan de monding van de Steenbeek De moeraszones “het groot rietveld” en het rietveld aan de monding van de Steenbeek zijn eigendom van de vzw Natuurpunt. Beide moeraszones zijn sterk verruigd. Wilgen hebben de plaats ingenomen van rietland. Zowel in het Groot Rietveld als aan de monding van de Steenbeek zal het struweel teruggedrongen worden en zullen slootjes uitgediept worden. Dit heeft als doel een goed ontwikkelde moeraszone te creëren. - Verbreden en verdiepen van greppels en laagtes in het Neckersbroek en het Soetensbroek Op de percelen die de vzw Natuurpunt aangekocht heeft in het Neckersbroek en het Soetensbroek worden slootjes verdiept en verbreed en laagtes verder uitgegraven teneinde de rietvegetatie uitbreiding te laten nemen. - Graven van een plasberm langs de Kerkevaart De Kerkevaart is een waterloop van tweede categorie. De aangrenzende percelen aan de noordzijde en een deel van de percelen aan de zuidzijde van de Kerkevaart zijn eigendom van de vzw Natuurpunt. De afwateringsfunctie van deze waterloop is nagenoeg onbestaande. Langs de Kerkevaart zal een plasberm van 5 m breed gegraven worden teneinde brede ondiepe zones te creëren waar moerasvogels kunnen foerageren. - Blootleggen van de zaadbank in de rietmoerassen rond de Blankaartvijver In het moeras aan de Blankaartvijver zullen op bepaalde plaatsen plagwerken uitgevoerd worden, met de bedoeling de oude zaadbank opnieuw aan te spreken. 4.1.2. Ecologische doelstellingen inrichting en beheer: gebiedsthema’s Voor de monitoring zijn de bovenstaande maatregelen gegroepeerd in thema’s. Maatregelen die in eerste instantie geen ecologische doelstelling hebben worden niet opgevolgd. Volgende gebiedsthema’s en bijbehorende maatregelen zijn te onderscheiden, gerangschikt in afnemende mate van belang:
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
21
Gebiedsthema 1: Vernatting - het verhogen van het waterpeil - het ruimen van sloten in het Rillebroek - Herstel van de rietlandvegetatie in het groot rietveld van de Blankaart en aan de monding van de Steenbeek - Verbreden en verdiepen van greppels en laagtes in het Neckersbroek en het Soetensbroek Gebiedsthema 2: Verbetering van het ecologisch functioneren van waterlopen en oppervlaktewater - Inrichten visputten van Kempynck en Kleine Blankaart als vijvercomplex met rietpartijen - Graven van een plasberm langs de Kerkevaart Gebiedsthema 3: verschraling - Blootleggen van de zaadbank in de rietmoerassen rond de Blankaartvijver
4.2. Te monitoren parameters Tabel 4 geeft de op te volgen parameters aan per gebiedsthema. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen stuurparameters, tussenparameters en doelparameters. Stuurparameters houden direct verband met de uit te voeren maatregel en dienen om de uitgangssituatie vast te leggen. Tussenparameters zijn op basis van causale relaties verbonden met de stuurparameter en dienen om zichtbaar te maken dat een veronderstelde relatie inderdaad aanwezig is. Dit is van belang als men de oorzaak van ev. ongewenste ontwikkelingen wil achterhalen. Doelparameters zijn het belangrijkst: hieronder vallen alle doelsystemen, natuurstreefbeelden en doelsoorten die men wil realiseren of herstellen.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
22
Tabel 4: Overzicht van gebiedsthema’s, maatregelen en stuur-/ tussen-/ en doelparameters ten behoeve van monitoring in het natuurinrichtingsproject de Blankaart Stuurparameter Gebiedsthema
Maatregel
1: Vernatting
Verhogen waterpeil
Tussenparameter 1
Tussenparameter 2
Doelparameters Doelsysteem
Stuwpeil af- en aanslagpeil pompgemaal Oppervlakte vernattingsgebied (ha)
Slootpeil (m TAW) Grondwaterpeil (m TAW/ m onder maaiveld)
Samenstelling Oppervlakte en ligging oppervlaktewater doelsystemen (ha) Nutriëntengehalte in bodem en grondwater
Natuurstreefbeeld Oppervlakte en ligging natuurstreefbeelden (ha)
Open water
Eutrofe plas
Vegetatie Waterviolier, spits fonteinkruid, glanzig fonteinkruid, kikkerbeet, puntig fonteinkruid, doorschijnend sterrenkroos, zwanenbloem, groot blaasjeskruid en holpijp
Moeras
Rietmoeras - natte ruigte - monotypische rietkragen
Vegetatie Mr: Riet
- soortenrijk rietland
Vegetatie Mr: riet, zompvergeet-mij-nietje, watermunt, moeraslathyrus, grote boterbloem, mattenbies, grote watereppe, waterpunge en lidsteng
Grote zeggevegetaties
Dotterbloemgrasland en zilverschoonweiden
Grasland
Grote vossenstaartgraslanden
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
Doelsoorten
23
Vegetatie Mc: scherpe zegge, tweerijige zegge, blaaszegge, moeraswalstro, mattenbies, schildereprijs, grote watereppe, holpijp broedvogels Bruine kiekendief, Roerdomp, Woudaapje, Porseleinhoen,Blauwborst, Grote karekiet, Snor, Rietzanger, Rietgors, Cetti’s zanger Vegetatie Hc en Hpr*: echte koekoeksbloem, grote ratelaar, trosdravik, tweerijige zegge, zomp-en moerasvergeet-mij-nietje, moerasrolklaver, pijptorkruid, egelboterbloem, gewone waterbies, moeraszoutgras en aardbeiklaver. Vegetatie Hpr*/hu: weidekerveltorkruid, trosdravik, tweerijige zegge, moeraszegge, veldlathyrus, penningkruid en moerasrolklaver broedvogels Kwartelkoning, Porseleinhoen, Zomertaling, Watersnip, Tureluur, Veldleeuwerik,
Stuurparameter Gebiedsthema
Tussenparameter 1
Maatregel
Tussenparameter 2
Doelparameters Doelsysteem
Natuurstreefbeeld
Doelsoorten Graspieper, Paapje, Grauwe gors, Slobeend en Grutto Wintergasten en doortrekkers: Smient, Wintertaling, Pijlstaart, Slobeend, goudplevier, Kemphaan en grutto
Ruimen van sloten
Lengte van de geruimde sloten (m) Oppervlakte wilgenstruweel 2 gekapt (m ) Ligging en profiel gegraven sloten Ligging en profiel gegraven sloten
Herstel van de rietlandvegetatie: Kappen wilgen Uitdiepen slootjes Verbreden en verdiepen greppels
2. Verbetering van het ecologisch functioneren van oppervlaktewater
Inrichten visputten Afgegraven 2 Kempynck en Kleine oppervlakte (m ) Blankaart:: Peil afgraving (m TAW) Kappen bomen op oevers Volume geruimd 3 slib (m ) Afgraven oevers Slibruiming Verwijderen bodemwoelende vissen
Zie Verhogen waterpeil
- Morfologie (diepte, Samenstelling Open water slibdikte, oppervlakte, oppervlaktewater: N en Moeras omtrek, vorm, P substraatstructuur en oeverstructuur
Zie Verhogen waterpeil
Zie gebiedsthema 1
Zie gebiedsthema 1
Zie gebiedsthema 1
Zie gebiedsthema 1
- Fytobenthos - Vissen
vis - Zoöplankton - Fytoplankton
Verwijderde soorten vis
… Graven plasberm
Verwijderde hoeveelheid (kg)
Nutriëntengehalte in Open Water bodem en grondwater Moeras
van
een Afgegraven 2 oppervlakte (m )
Moeras
Peil afgraving (m TAW)
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
24
Stuurparameter Gebiedsthema
Maatregel
3. Verschraling
Blootleggen zaadbank
Tussenparameter 1
Tussenparameter 2
Doelparameters Doelsysteem
van
de Oppervlakte geplagd (m2)
Nutriëntengehalte in Moeras bodem en grondwater
Peil afgraving (m TAW)
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
25
Natuurstreefbeeld
Doelsoorten
- soortenrijk rietland
Zie gebiedsthema 1
4.3. Meetnetontwerp 4.3.1. Stuurparameters De op te volgen stuurparameters worden voorgesteld in Tabel 5. 4.3.2. Tussen- en doelparameters De op te volgen tussen- en doelparameters worden voorgesteld in tabel 5. 4.3.3. Motivatie parameterselectie Gebiedsthema 1: vernatting De wijziging in stuwpeil en in aan- en afslagpeil van het pompgemaal zijn bepalend voor de wijziging in slootpeil in het te vernatten gebied. Deze wijziging in slootpeil beïnvloedt op zijn beurt de wijziging in grondwaterpeil. De oppervlakte van het vernattingsgebied, de oppervlakte gekapt wilgenstruweel en de lengte van de geruimde sloten is bepalend om de te verwachten wijzigingen in fauna en flora te kwantificeren. De ligging van de geruimde of gegraven sloten is bepalend om de verwachte wijzigingen in fauna en flora te lokaliseren. Het profiel van de gegraven sloten is bepalend voor de waterhuishouding in de oevers en de sloot en dus voor de te verwachten wijzigingen in fauna en flora. Tenslotte is ook de samenstelling van het oppervlaktewater bepalend voor de te verwachten wijzigingen in fauna en flora. De maatregelen uit het natuurinrichtingsproject wijzigen niets aan de samenstelling van het oppervlaktewater. Toch is het aangewezen deze op te volgen gezien zij het halen van de doelstelling kan hypothekeren. Het opmaken van een gebiedsdekkende vegetatiekaart is van belang om de wijzigingen in fauna en flora te kwantificeren. Daarnaast wordt in een aantal Permanente Kwadraten (PQ’s) op geregelde tijdstippen een zeer gedetailleerde inventarisatie gemaakt van de aanwezige vegetatie. Deze waarnemingen moeten toelaten om meer gedetailleerde uitspraken te doen over de aard van de verschuivingen in vegetatie die optreden. In een aantal van die permanente kwadraten wordt ook het nutriëntengehalte van het grondwater en van de bodem bepaald. De maatregelen uit het natuurinrichtingsproject wijzigen niets aan deze parameters. Toch is het aangewezen deze parameters op te volgen gezien zij het halen van de doelstellingen kunnen hypothekeren. Gezien de naleving van de vogelrichtlijn de belangrijkste doelstelling vormt van het natuurinrichtingsproject is het van groot belang de evoluties in avifauna op te volgen.
Gebiedsthema 2: verbeteren ecologisch functioneren oppervlaktewater De afgegraven oppervlakte is van belang om te kwantificeren welke bijkomende oppervlakte rietkragen er gecreëerd zijn. Het peil van de afgraving is van belang om na te gaan of het al dan niet halen van de doelstelling te wijten is aan het peil van de afgraving. Het volume geruimd slib heeft een directe impact op de voedselrijkdom van de vijvers. De verwijderde hoeveelheid vis en de verwijderde soorten hebben een directe impact op de helderheid van de vijvers. De samenstelling van het oppervlaktewater, fytobenthos, vissen, zoöplankton en fytoplankton zijn bepalend voor het ecologisch functioneren van oppervlaktewater.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
26
Een vegetatiekaart zal ons in staat stellen de gewijzigde oppervlaktewatersystemen in kaart te brengen. Daarnaast wordt in een aantal Permanente Kwadraten (PQ’s) op geregelde tijdstippen een zeer gedetailleerde inventarisatie gemaakt van de aanwezige vegetatie. Deze waarnemingen moeten toelaten om meer gedetailleerde uitspraken te doen over de aard van de verschuivingen in vegetatie die optreden. In een aantal van die permanente kwadraten wordt ook het nutriëntengehalte van het grondwater en van de bodem bepaald. De maatregelen uit het natuurinrichtingsproject wijzigen niets aan deze parameters. Toch is het aangewezen deze parameters op te volgen gezien zij het halen van de doelstellingen kunnen hypothekeren. Gezien de naleving van de vogelrichtlijn de belangrijkste doelstelling vormt van het natuurinrichtingsproject is het van groot belang de evoluties in avifauna op te volgen. Gebiedsthema 3: verschraling Het peil van de afgraving aan de plagvlek is van belang om het succes van de afplagging te evalueren. Dit wordt aangevuld met een vegetatiekartering met de bedoeling de verschuivingen in kaart te brengen. Ten slotte worden de verschuivingen nauwkeurig opgevolgd in een aantal permanente kwadraten.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
27
Tabel 5: Overzicht van de te meten stuurparameters Stuurparameter
Gebiedsthema
# meetlocaties
Ligging meetlocatie
Meetfrequentie
Meetmethode
Stuwpeil (m TAW) Aanen afslagpeil pompgemaal Oppervlakte vernattingsgebied (ha) Lengte en ligging van de geruimde sloten (m) Oppervlakte wilgenstruweel 2 gekapt (m ) Ligging en profiel gegraven sloten Afgegraven oppervlakte 2 (m )
1 1
1 1
Zie kaart 3: BLAS107X Zie kaart 3: BLAS110X
Continu Continu
Meting door Hydrologisch Informatiecentrum Meting door Hydrologisch Informatiecentrum
1
NVT
zone peilverhoging
eenmalig T = 0
Cartografisch + logboek werkopzichter
1
NVT
Gebiedsdekkend
eenmalig T = 0
Cartografisch + logboek werkopzichter
1
gebiedsdekkend
locatie kappingen
eenmalig T = 0
Cartografisch+ logboek werkopzichter
1
gebiedsdekkend
locatie sloten
eenmalig T = 0
Cartografisch+ logboek werkopzichter
2
gebiedsdekkend
locatie afgravingen
eenmalig T = 0
Cartografisch + logboek werkopzichter
Peil afgraving (m TAW) 3 Volume geruimd slib (m ) Verwijderde hoeveelheid vis (kg) Verwijderde soorten vis
2 en 3 2 2
gebiedsdekkend 7 7
locatie afgravingen Visputten van Kempynck Visputten van Kempynck
eenmalig T = 0 eenmalig T = 0 eenmalig T = 0
2
7
Visputten van Kempynck
eenmalig T = 0
Topografisch logboek werkopzichter logboek werkopzichter + soortenopname tijdens afvissing Soortenopname tijdens afvissing
Tabel 6: Overzicht van prioritair op te volgen tussen- en doelparameters parameter
Gebiedsthema
# meetlocaties
Slootpeil (m TAW)
1
7 locaties
Grondwaterpeil (m TAW/m onder 1 maaiveld)
Oppervlaktewater samenstelling
1 en 2
Grondwater samenstelling
1
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
Ligging meetlocatie
Monitoringsfrequentie
Meetfrequentie
Meetmethode
Zie Kaart 4: -1 tot 10 jaar BLAS101X, BLAS103X, BLAS107X BLAS108X, BLAS110X BLAS116X, BLAS117X, 11 Zie Kaart 4: -1 tot 6 jaar BLAP003X, BLAP007X, BLAP016X, BLAP017X, BLAP020X, BLAP023X, BLAP024X, BLAP026X, BLAP027X, BLAP028X, BLAP029X Afhankelijk van Verspreid over gebied -1 tot 10 jaar metingen VMM meetpunten VMM en VMW en VMW
Dagelijks divers meetpunten HIC, VMM en divers
5
2 metingen per jaar bemonstering van grondwater, bepaling T, pH,
Verhoging waterpeil
T = -1, 5, 10
Dagelijks
druksondes
Jaarlijks
Opvragen beschikbare gegevens
28
parameter
Gebiedsthema
# meetlocaties
Ligging meetlocatie
Monitoringsfrequentie
BLG : 2, 3, 10, 11
Meetfrequentie
Meetmethode
(december – juli)
EGV, BOD, NH4-n, NO3-n, PO4, Kjeldahl N, totale P
Oppervlakte en ligging doelsystemen Oppervlakte en ligging van natuurstreefbeelden en Rodelijstsoorten
1, 2 en 3
gebiedsdekkend
Verbreden en verdiepen van greppels B LG: 1 en 2 Perimeter vegetatiekaart T = -1, 5, 10
1, 2 en 3
gebiedsdekkend
Perimeter vegetatiekaart
T = -1, 5, 10
Analyse van fysische en chemische bodemparameters
1
5
BLG : 2, 3, 9, 10, 11
T = -1, 5, 10
1 meting meetseizoen
1
1
BLM 2
T = -1, 5, 10
1 meting per meetseizoen
Herstel van rietlandvegetaties 1
2
BLG : 1 en 2
T = -1, 5, 10
1 meting per meetseizoen
Idem
Verbreden en verdiepen van greppels 2
2
BLM : 1 en 3
T = -1, 5, 10
1 meting per meetseizoen
Idem
7
In elke visput
T= -1, 5, 10
5 metingen per jaar
Volgens bestek
1 meting zomer 1 meting zomer
Verhoging waterpeil
Blootleggen van de zaadbank Visputten van Kempynck: 2 morfologie, fytobenthos, vissen, zoöplankton, fytoplankton, samenstelling oppervlaktewater, vegetatie
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
29
in in
de Afbakening grenzen m.b.v. GPS en luchtfotointerpretatie de op basis van kensoorten van het vegetatietype + BWK eenheid Punt locatie van Rodelijst-soorten op kaart
per beschrijving bodemprofiel uit boring (1,25 m), bemonstering A-horizont, Fysische en chemische bodemparameters naargelang relevantie : textuur (T=-1), schijnbaar soortelijk gewicht, pH H2O, pH KCl, OC, totale P, P-beschikbaar, totale N, CEC, kationen, uitwisselbaar Al Idem
parameter
Gebiedsthema
Soortensamenstelling vegetatie 1 in natuurstreefbeelden Verhoging waterpeil
# meetlocaties
Ligging meetlocatie
Monitoringsfrequentie
Meetfrequentie
Meetmethode
13 (zie kaart 4)
Specifiek voor vernatting: BLG: 2,3,4,5,6,7,8,9,10 en 11.
T = -1, 2, 5 , 10
1 meting per meetseizoen, afhankelijk van het gegeven vegetatietype in het voorjaar (mei – juni)
bepaling van de presentie en abundantie van soorten: - in de graslanden (BLG) volgens Tansley per perceel en Braun Blanquet per PQ. - In het moeras (BLM) volgens Tansley.
Wijziging vegetatie BLM:5
1 Ruimen sloten
2
Invloed vernatting: BLM: 4 (op Moeraslathyrus) Specifiek voor afgraven BLM: 7 2 bermen waar ruimsel T = -1, 2, 5 , 10 gedeponeerd wordt.
van
1 meting per bepaling van de presentie en abundantie van meetseizoen, in het soorten volgens Tansley per berm voorjaar (mei – juni)
1
1
kappen T = -1, 2, 5 , 10
Herstel van rietlandvegetaties 1
Specifiek voor wilgenstruweel: PQ’s : BLM: 2
1 meting per bepaling van de presentie en abundantie van meetseizoen, in het soorten volgens Tansley voorjaar (mei – juni)
2
Specifiek voor invloed greppels T = -1, 2, 5 , 10 op grasland : PQ’s : BLG : 1 en 2
1 meting per bepaling van de presentie en abundantie van meetseizoen, in het soorten volgens Braun Blanquet voorjaar (mei – juni)
1
BLM:6
1 meting per bepaling van de presentie en abundantie van meetseizoen, in het soorten volgens Tansley voorjaar (mei – juni)
Verbreden en verdiepen greppels 2 graven van een plasberm
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
T = -1, 2, 5 , 10
30
parameter
Gebiedsthema
# meetlocaties
Ligging meetlocatie
Monitoringsfrequentie
Meetfrequentie
3
2
PQBLM: 1, 3
T = -1, 2, 5 , 10
1 meting per bepaling van de presentie en abundantie van meetseizoen, soorten volgens Tansley afhankelijk van het gegeven vegetatietype in het voorjaar (mei – juni) of in het najaar (augustus – september).
projectgebied
1
2 wekelijks jaarrond
Integrale gebiedstelling
Projectgebied
1
Bijzondere Jaarlijks Alle vogels: minimum 1 telling om de ca. om de 5 jaar 5 jaar
Uitgebreide territoriumkartering (Hustings et al)
Blootleggen zaadbank
van
niet broedende overwinterende 1, 2 en 3 en doortrekkende vogels Broedvogells 1, 2 en 3
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
1 telling om de twee weken soorten: 1 telling jaarlijks
31
Meetmethode
Financieringsplan en uitvoeringsprogramma 5.1 Financieringsplan Kostenraming inrichtingsmaatregelen in tabelvorm Het financieringsplan geeft een overzicht per verantwoordelijke actor voor de uit te voeren maatregel.
actor
maatregel uitvoering
werk/
/type- Kostenraming (euro)
Vlaamse Landmaatschappij
Vergoeding waterpeilverhoging
Vlaamse Milieumaatschappij
Vernieuwen stuw Stenensluisvaart
Vlaamse Milieumaatschappij
Vergroten capaciteit PM pompstation op de Stenensluisvaart
Zuidijzerpolder
Ruimen van sloten in het PM Rillebroek
Zuidijzerpolder
Aanleg gronddam waterloop Y.6.D/Y.5.D
85972 op
de PM
op PM
Kostenraming monitoring in tabelvorm De berekende kosten bestaan uit het veldwerk, invoering meetgegevens en verwerking ten behoeve van de gebiedsevaluatie. Materiaalkosten zijn voor sommige parameters van toepassing en werden mee ingecalculeerd. De hydrologische monitoring bevat de totale kosten voor het aanleggen van het meetnet. De kostenraming werd ingedeeld in modules, gekoppeld aan de gebiedsthema’s. Tabel 7 geeft een overzicht van de kostenraming. Tabel 7: Kostenraming monitoring Gebiedsthema
Kostenraming (€)
1. vernatting
122025,00
2. verbeteren van het ecologisch functioneren van oppervlaktewater
72395,00
3. verschraling
5119,00
TOTAAL
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
199539,00
32
5.2 Uitvoeringsprogramma Het uitvoeringsprogramma geeft een opsomming van de inrichtingsmaatregelen die door hun verantwoordelijke actoren dienen uitgevoerd te worden binnen een vooropgesteld tijdsschema. maatregel Werk/ /type- actor uitvoering
Einddatum
Vergoeding waterpeilverhoging
najaar 2009
Vlaamse Landmaatschappij
Najaar 2009 Vernieuwen stuw op de Vlaamse Stenensluisvaart Milieumaatschappi j Najaar 2009 Vergroten capaciteit Vlaamse pompstation op de Milieumaatschappi j Stenensluisvaart Instellen waterpeil
Vanaf gewijzigd Vlaamse Milieumaatschappi 2009 j
najaar
Zuidijzerpolder Ruimen van sloten in Zuidijzerpolder het Rillebroek
2008 - 2011
Aanleg gronddam op Zuidijzerpolder waterloop Y.6.D/Y.5.D
Najaar 2009
Planning monitoring Er werd gekozen om de monitoring van het natuurinrichtingsproject een tijdsbestek van 10 jaar mee te geven. In Tabel 8 wordt schematisch weergegeven in welke fase of in welk jaar na uitvoering de verschillende elementen van het monitoringsprogramma worden uitgevoerd.
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
33
Definitieve keuze monitoring Vastleggen stuurparameters
Eenmalige stuurparameters Stuwpeil en aan- en afslagpeil pompgemaal
Hydrologie
slootpeilen grondwaterpeilen
Samenstelling oppervlakteen grondwater
samenstelling oppervlaktewater samenstelling grondwater
Bodem
Analyse van fysische bodemparameters
en
chemische
Vegetatiekartering
oppervlakte en ligging doelsystemen oppervlakte en ligging natuurstreefbeelden en rodelijstsoorten
Permanente kwadraten
Soortensamenstelling natuurstreefbeelden
Visputten van Kempynck
Morfologie
vegetatie
in
Fytobenthos Vissen Zoöplankton Fytoplankton Avifauna
wintervogels broedvogels
Natuurinrichtingsproject de Blankaart Projectuitvoeringsplan fase 1
34
10 jaar na uitvoering
9 jaar na uitvoering
8 jaar na uitvoering
7 jaar na uitvoering
6 jaar na uitvoering
5 jaar na uitvoering
4 jaar na uitvoering
3 jaar na uitvoering
2 jaar na uitvoering
1 jaar na uitvoering
uitvoering maatregelen (T=0)
1 jaar voor uitvoering
Projectuitvoeringsplan
Tabel 8: Schematische weergave van het monitoringprogramma
project
De Blankaart Vlaamse Landmaatschappij West-Vlaanderen Velodroomstraat 28 8200 Brugge tel.: 050 45 81 00 fax: 050 45 81 99
Agentschap voor Natuur en Bos Zandstraat 255, bus 3 8200 Brugge Agentschap voor
Natuur en Bos
tel.: 050 45 41 65 fax: 050 45 41 75