23 februari. Hold your horses. Nany en Jochen hebben bij ons gegeten en zijn blijven slapen. Sinds we ze hebben ontmoet zijn het dierbare vrienden geworden. Het is feest als ze komen en we hebben allemaal een droge mond als ze weer vertrekken. Zo ook deze zondagmorgen. Maar Nany gaat eerst met mij wandelen. Het eindpunt is vandaag Paradisie. Daar gaan we lunchen met de paardenclub van Maria, onze dierenarts. Nany heeft in België een paard gehad en zo langzamerhand begint het te kriebelen, dus ze wil de club van Maria graag ontmoeten. Omdat ik nu met twee opstappers ben, heb ik al de hele week geprobeerd een lift te regelen naar het verzamelpunt van de Happy Hykers, de naam die de wandelaars aan zichzelf hebben gegeven. Maar nee! Niemand van ‘onze club’ schijnt deze trip te ambiëren. Of de ‘duvel’ er mee speelt! Uiteindelijk besluiten we samen met Cécile, onze reisleidster, een taxi te nemen. Als Nany en ik zondagmorgen een beetje verfrommeld bij haar aankomen heeft ze goed nieuws: Brian zal ons brengen. Dat schatje. Hij heeft Frans en mij al eerder naar een feestje gebracht. We zitten met zijn vieren in zijn auto, ook zijn lief Amy gaat mee wandelen. Ze is Chinese en spreekt met het grappige r-loze accent. Op de afspreekplek staan slechts twee leden van de wandelclub. We gaan met zes meiden de tocht aan. Het wordt een gezellig onderonsje. De natuur is aan het ontwaken en we hebben prachtig weer. De meegenomen proviand wordt samen genuttigd en ondertussen hebben we ‘meidenpret’ met de nodige roddels over Karystos en omgeving.
Nany maakt mooie foto’s onderweg, als dochter van een fotograaf mag dat ook wel!
We lopen weer tussen de weilanden en dat doet me denken aan vroeger. Behalve die bergen dan, merkt Nany slim op. Ook Amy heeft reminiscenties aan vroeger. Haar geboortegrond is net zo plat als Nederland, maar dat kan Nany niet weten! Ik pluk, net als vroeger, madeliefjes. Ze staan aan de
waterkant en hebben lange stelen. Daar maak ik straks mooie kroontjes van. Ook uit mijn kindertijd. Amy plukt enthousiast mee en aan het eind van de rit hebben we een hele bos verzameld.
Dan zien we de paarden, ver beneden ons in de vallei, aan de waterkant staan. Ze gaan sneller, constateren we. Even later zitten we inderdaad met een behoorlijk gezelschap aan tafel.
Mijn kroontjes zijn erg in trek. Bij Amy past het precies. Ze lijkt op een Oosterse prinses. Maria poseert met paardenmaatje en krans. Hij lijkt met die kale kop op een vrolijke monnik!
Brian is aangeschoven, hij komt ons weer halen. Hij is zelfs langs onze boot gegaan, maar Frans voelde zich nog niet klaar voor een lunch, die overigens geen culinair hoogstandje is! We ontmoeten de bloemist van Karystos die vier Friese paarden heeft. Hij biedt Nany aan om zijn paarden af te rijden. Hij heeft daar zelf niet veel tijd voor. Haar missie is geslaagd! Even later wordt me nog eens duidelijk hoe dat werkt bij de Griekse mannen. Bij het weggaan krijgen we een heuse cowboyshow te zien van man en paard.
Trek in een hapje!
We aanschouwen een explosie van Testosteronhormonen. Die hebben geen ‘boosters’ nodig! Stiekem vind ik dat we het in Nederland beter doen. Daar zijn het de tienermeiden die een paard tussen hun benen willen hebben! Ook bij de hengsten laait het hormoon even op. Als een mooie Arabier even iets te dicht bij een Griekse pummel komt haalt ie even uit. Dat gaat maar net goed. Uiteindelijk hebben ze allemaal een plekje gevonden en de terugreis wordt aanvaard. Even later zitten we weer bij Brian in de auto. Ook hij heeft er ‘last’ van in het gezelschap van vier dames: hij rijdt ons met veel bravoure over alle hobbels in de weg! 28 februari. Hondenweer. De regen gutst naar beneden en af en toe hoor ik een harde onweersknal. Ik stel de dag nog even uit en zit in mijn ‘kloffie’ ongewassen aan de koffie. We hebben Cees, onze kaaikat, zijn domicilie tijdelijk moeten ontzeggen. Inou is op bezoek. Ze is het hondje van Dominique en Frank. Die zijn dit weekend carnaval vieren op Skyros. Het werd ons allemaal iets te veel. Vooral voor Kareltje: Cees die steeds meer zijn plekje opeiste en zo’n dwarrel van een puppy in huis. Karel is eerst boven gaan wonen, maar later is hij naar buiten vertrokken. Wij waren het gesis en gedoe met eten ook een beetje zat. De dame en heren kregen allemaal op een ander tijdstip hun maal. Overal in de boot stonden bakjes met eten verspreid. Maar Karel is nu weer thuis. Hij woont nog wel in zijn kinderdagverblijf (de ruimte onder ons bed), maar Inou wordt inmiddels door hem gedoogd. Vandaag is het echter anders. Cees is net kletsnat binnen geslopen. Hij ziet er verfomfaaid uit en heeft ook nog eens een haal over zijn neus. Hij mag even blijven om droog te worden en een paar brokjes te eten. Cees is echt niet
opgevoed: hij schrokt zijn eten naar binnen en de brokjes worden met zijn pootje uit het bakje geplukt als hij er niet meer bijkan. Dan zwiert het bakje in een vrije val van de bank. Hij maakt er wel een troep van! Als de regen ophoudt moet hij maar weer vertrekken. Voorlopig is het nog pais en vree. Frans geeft Karel te eten op het aanrecht, Inou kijkt belangstellend toe en Kees ligt zich boven in de stuurhut te wassen. Maar hoe lang dit aanhoudt? Als een van het spul zich verroert, ontstaat er een waar pandemonium. Maar eerst moet Inou nog uit. Het is mijn beurt. Nadat Inou heeft gedaan waarvoor ze de tocht was begonnen, rent ze in volle galop weer naar de boot. Zelfs voor haar is het (geen) hondenweer!
3 maart. Een kletsnatte aankomst! Midden in dit hondenweer komen Jan en Maaike aan. Bovendien is het ook nog eens een feestdag; geen busvervoer en ferries varen mondjesmaat. Ze zijn tot Rafina nog redelijk droog gebleven, maar toen begon het: de stortbui zette de kade waar de ferry naar Marmari aankomt binnen de kortste tijd onder water en dus zijn zelfs de koffers doorweekt als ze uiteindelijk met een taxi in Karystos arriveren. Ze worden uitgelaten begroet door ons beestenspul. Dat kan er ook nog wel bij. We hebben de kachel aan en de schade valt mee. Bagage en familie zijn snel weer droog. We zitten nog aan het welkomstdrankje als Inou door haar familie wordt opgehaald. Dan keert de rust terug en is het pakjesavond: Jan en Maaike hebben de hele waslijst van wensen netjes meegenomen.
De volgende morgen is het mooi weer. Dat is Griekenland: het leed is zo weer geleden. We kunnen op het terras een verjaardagsvisje eten, want Jan is jarig! We hebben een echt vakantiegevoel. Inmiddels liggen Willem en Alie, waar we vorig jaar de winter mee hebben doorgebracht, ook in onze haven. Willem wil zich laten onderzoeken in het ziekenhuis hier, hij voelt zich niet goed. Het is een leuk weerzien, Jan en Maaike hebben hen vorig jaar ook ontmoet, alleen is de reden niet zo leuk.
Willem moet naar het ziekenhuis in Chalkida. Onze gehuurde auto komt goed van pas. Maaike, Jan, Frans en Willem gaan samen op pad. Onze gasten willen er een paar dagen Noord-Evia aan vast knopen. Helaas is het weer nog hommeles. Dus komen ze aan het eind van de dag weer met zijn vieren terug. Na een paar ‘hondse’ dagen klaart het weer op en kunnen we van alles ondernemen. Het verslag van zwager Jan Wie verre reizen doet. Ook dit jaar hadden wij het plan om de winter af te sluiten met een bezoek aan Frans en Marleen. Een mooie afsluiting van een zachte maar druilerige winter en een mooi oord om verjaardagen te vieren. Weken van tevoren werd alles gepland, tickets geboekt en vooral opdrachten ontvangen tot transport van alle mogelijke zaken die essentieel blijken te zijn voor een verblijf in het buitenland. Een middag en twee avonden werden, nog in de Hollandse kou, besteed met inpakken. Voor onszelf waren wij gauw klaar. Een kleine 10 kg handbagage voor ons tweeën, maar er was vooraf al 20 kg ruimbagage bijgeboekt. Veel pakjes werden van over heel Nederland gedienstig afgeleverd onderaan ons trappenhuis en ook menig kraamexploitant op de Albert Cuyp markt heeft zich, na ons bezoek, een onverwachte vakantie in een zonnig oord kunnen veroorloven. Om maar te zwijgen van de tokohouders. Zo moesten diverse kilo’s kaas, Indische specerijen, liters ketjap manis en vele scheepsonderdelen over de Alpen gezeuld worden om het bestaan van de Hollandse bootvluchtelingen draaglijk te maken. Op de tweede avond was het ons gelukt om 2 tassen met 10 kg, 1 met 17 kg klaar te zetten en een vroege slaapmuts te nemen, want morgen was de grote reisdag. Transavia vindt dat je er wat voor moet over hebben om goedkoop te vliegen: de vlucht start om 06.50 uur naar Athene, dus nachtbus 04.30, eerste trein naar Schiphol om 05.00 en om 05.20 op je gemak inchecken. Regen, regen, regen. Aangekomen in Athene bleek het daar licht te regenen. En het was geen graad warmer dan in Nederland. De bus stopte weliswaar vlak bij de uitgang van de hal, maar de lichte regen had plaats gemaakt voor echte regen. De bus was op tijd! En zo arriveerden wij rond 13.00 in Rafina, terwijl de regen tropische trekken begon te krijgen. In de stromende regen op zoek naar een kaartjesverkoper voor de boot, doorweekt gevonden, om te horen dat de boot om 15.00 vertrekt. O.K. Dus koffie op een terrasje dicht bij de boot. Het water stond inmiddels in onze schoenen en ook tot onze knieën waren wij kleddernat. Toch besloten wij om even verder te zoeken naar een tentje waar we wat konden eten. Dus de 37 Kg weer opgepakt. Ergens in het midden van de rij terrasjes was een klein wit betegeld cafetaria-achtig tentje waarvan de eigenaar ons enthousiast naar binnen zwaaide. We dachten: waarom niet? En bestelden calamares (voor Maaike) en garides (voor mij) met een karafje witte wijn Behalve dat e.e.a. onwaarschijnlijk lekker was viel het ons ook op dat de tent in de loop van de middag afgeladen zat met Griekse families en dat elke tafel die vrijkwam onmiddellijk weer ingenomen werd. Dat was ook een reden om, ondanks het weer al om 14.30 op de haven te schuilen in een winderig bushokje, wachtend op de boot. Rafina is een klein havenplaatsje vlakbij Athene, met een smalle boulevard langs het water die uitkomt op een heuse poort waar 2 auto’s tegelijk door kunnen en waarachter een enorme betonvlakte ligt waar, in de zomer, meerdere veerboten gelijktijdig kunnen aanleggen. Gelukkig was er nu maar één boot want hoe dat gaat als er meerdere boten leeglopen hebben wij op de terugreis mogen meemaken. Zo peinzend in een bushokje in de wind en de stromende regen viel mij op dat Griekenland veel lijkt op Indonesië, waar ik ook een paar maal ben geweest. Misschien met één verschil. In Indonesië is er een droog en een nat seizoen. In het droge seizoen vergeten de Indonesiërs langzaam aan waar die gootjes naast de wegen voor zijn, zodat de eerste buien van het natte seizoen leiden tot een wilde ongecontroleerde waterstroom van de bergen naar beneden, onderweg zorgend voor hilarische taferelen, zoals het langs drijven van een complete warung met inventaris, op weg naar zee. Hier viel mij de totale afwezigheid van enige afwatering op. Het water kwam van achter ons uit de bergen, stroomde over de betonvlakte, werd misschien gehinderd door een stoepje, waar het zich achter ophoopte om vervolgens als een beekje verder te stromen over de betonvlakte naar zee. Het stond ons, op weg naar de boot, soms tot boven onze schoenen. En daar kwam de boot. Volle kracht recht op de betonvlakte af om op 50 meter van de kade, nog steeds volle kracht met hard SB roer te draaien en als de draai bijna 180 graden is, vol achteruit te
slaan, trossen aan de wal, vasthieuwen en luik zakken. Ik sta daar altijd vol bewondering naar te kijken. Het lijkt zo makkelijk! Eenmaal aan boord vonden wij een Ouzo wel het aangewezen middel om een verkoudheid te bestrijden en dat maakte de overtocht heel plezierig. Aangekomen aan de andere kant in Marmari namen wij, op aanraden van Frans, een taxi, want geen bus: feestdag. Die reed ons als een speer naar Karystos en stopte precies op de plek waar de Pietje van Kan afgemeerd lag. Wij werden met open armen ontvangen, medeleven met onze doorweekte toestand werd uitgesproken en om ons op te vrolijken werd ons medegedeeld dat het in tijden niet zo’n slecht weer was geweest in Griekenland. Wij van onze kant waren al heel dankbaar dat we droog en warm zaten, niet meer door de regen hoefden, niet meer met 37 Kg hoefden te zeulen en ER WAREN! WE ZIJN GEARRIVEERD!! Na enige glaasjes van het vocht dat, volgens de oude Grieken enthousiasmos opriep, was er van enig leed ook geen sprake meer. En werd het tijd voor wat wij noemen: pakjesavond. Jarig. De volgende dag was ik jarig. Mijn eerste cadeau kwam al bij het ontwaken: een stralende zon en een uitzicht als een vakantiefolder. Het werd nog beter toen Marleen even het dorp in ging om terug te komen met een fles waarop zij Hoera en Jan had gezet. De inhoud ervan heet hier, in dit deel van Griekenland Tsipourou, op Kreta en Cyprus heet dat Raki. Er is een legale variant en die is even duur als een dure cognac. Ik kende dit spul van vorige vakanties en wist dat in elke plaats wel een supermarktje is die het vanonder de toonbank verkoopt. Het wordt gedestilleerd uit de most van de wijn, gaat in 1,5 l flessen en kost 6 a 7 euro per liter. Zowel Frans als zijn buurman Willem hadden er in Methana nog nooit van gehoord, maar enig vragen links en rechts leverde toen al snel een adres op. En ook in Karystos bleek een winkeltje in schuimspanen, olielampjes, kruiden, honing, etc. een ruime voorraad te hebben. En daar stond mijn fles Hoera. Voor mijn verjaardag. Een korte beschrijving van de werking van Tsiporou: men neme een klein slokje. Men ondergaat de sensatie dat een warme vloeistof zich een onverbiddelijke weg baant naar de schoenzolen om vandaar terug te kaatsen naar het schedeldak. Daar blijft het zitten wachten op zijn vriendjes, die andere kleine slokjes die nog in het glas zitten, in de volle wetenschap dat die ook spoedig zullen arriveren. Na het tweede glas is het schedeldak vol, de nog aanwezige en werkende hersencellen baden in een aangename warmte terwijl zij elkaar vertellen dat het leven een groot feest is. Maar meer dan drie glazen is af te raden omdat het gevaar groot is dat er geen werkende hersencellen meer zijn. De middag werd, badend in het zonlicht, op een terras binnen kruipafstand, gevierd met dezelfde Willem en Alie, waarmee we het vorig jaar ook vierden en een onbekend aantal zeer kleurrijke expats die af en toe aanschoven en een glaasje meepikten. Ik besloot de dag in het gelukzalig gevoel dat het helemaal niet erg is om 68 jaar te worden. En om het nog positiever te maken: ik kon me de volgende morgen nog alles herinneren. Soms zit het mee, soms zit het tegen. Het werd na mijn verjaardag gaandeweg heel slecht weer. Met in het weekeinde storm en voortdurend regen. Alle tijd dus voor, wat ze in mijn watersportvereniging noemen, klooien met bootjes, dorp verkennen, boodschappen doen en wat men zoal doet in den vreemde bij slecht weer. Maar vanaf de dinsdag werd het weer langzaamaan beter en rond donderdag was het ronduit fantastisch. Er was een auto gehuurd, Marleen wilde graag toeren, Frans wilde graag zijn kachel demonteren, dus werd besloten gedrieën de auto te pakken. Het verhaal ging dat je van Karystos via Paradisi verder naar het Noorden de bergen in kon, helemaal naar de noordkust en dan verder oostwaarts. Er werd ook een kaart geproduceerd waarop dit ook staat aangegeven als een gele lijn. Dit alles gaf ons voldoende vertrouwen om die kant op af te reizen op zoek naar avontuur. Dus welgemoed de paden op, de lanen in, vooruit met frisse moed! Rond 11 uur vertrokken wij richting Paradisi en vandaar verder noordwaarts, dwars door de bergen. Links en rechts van de kronkelende weg steengroeven, voornamelijk leisteen en adembenemende uitzichten. Aangekomen in Agios Dimitrios vielen twee zaken op: veel verkeer waren we niet tegen gekomen en veel huizen hadden we ook niet gezien. Wel wist dit dorpje een toerist vriendelijk gezicht op te zetten door op een doodlopende afslag twee taverna’s te bieden, waar wij, in één van hen, een koffiestop inlasten. Terug naar de weg, maar na ongeveer 1 km hield het wegdek op. Alleen nog zoveel mogelijk platgemaakte rots. Dat noopte tot een gemiddelde snelheid van 10 km per uur, waarbij de gehuurde Volkswagen Polo soms licht kreunend protesteerde. Ook wat hellingen waarop de banden iets meer toeren maakten dan de snelheid aangaf en zo hotsend, botsend en slippend bereikten wij de
noordkust, waarop op de kaart een streepje was getekend: een strand! Vanaf eenzame hoogte zagen wij, beneden tussen twee in zee stekende uitlopers van de bergen, inderdaad zo’n 30 meter zand. Maar hoe je daar zou moeten komen bleef ons een raadsel. De kaart gaf aan dat de weg oostwaarts leidde naar een volgend dorpje, waar de keuze gemaakt kon worden tussen nog verder langs de kust of weer terug naar de beschaving. Gezien het tempo, de staat van het wegdek en het gedrag van ons voertuig mikten wij op de laatste mogelijkheid. Dus nog eens een half uur stapvoets over platgemaakte rotsen, manoeuvrerend tussen de kuilen en rotspunten. Wij bereikten een dalletje en een stukje verderop een supermarkt! (Hoe krijg je in ’s hemelsnaam je verse brood, je gasflessen, de hele reutemeteut van die winkel ter plaatse?) Ik had de hele route geen enkel voertuig gezien! Advies. Enfin, langs de supermarkt ging het weer steil omhoog langs een berg met de zee ver onder ons. Na een bocht naar rechts een paar enorme plassen. Binnen ons gezelschap voelde ik de twijfel groeien of dit wel de juiste route was. Omgekeerd, dus, richting supermarkt. Auto geparkeerd op de enige vlakke plek, steile helling af en naar een huiskamer beneden waar een vriendelijke Griek, die geen woord Engels sprak, ons begroette. De supermarkt! Wij, gewapend met kaart, proberen hem duidelijk te maken dat wij de afslag naar het zuiden zochten. Hij, gewapend met lokale kennis, probeerde ons te overtuigen dat we beter verder konden gaan op de weg die we waren ingeslagen, want de zuidelijke route was nog slechter. Wij begrepen het en volgden zijn advies. Dus weer terug door de plassen en na een route van meer dan een uur waarbij we steile hellingen, watervallen die zich als beekjes over de weg stortten, overmeesterden. Maar adembenemende uitzichten! De Polo begon steeds meer te rammelen en te kreunen. In de buurt van de uiterste noordoost punt van Evia overviel ons het gevoel totaal afgesneden te zijn van elke vorm van beschaving tot wij plots een tegenligger ontmoetten. Een Ford Transit schoolbusje met zo’n stuk of 6 scholieren! Die moet dat elke dag doen! Beton. Toch kwam het moment dat het pad langs de oostkust naar het zuiden boog. Hoera! We waren op de terugweg en ja hoor! Er was beton! Groot was de opluchting, maar diep de teleurstelling, want dat was alleen op het stukje waar 4 huizen stonden. Daarna hield het weer op. De grootste afleiding op deze thuisreis bestond uit een kudde geiten die half over de ‘weg’ half in de struiken stonden te grazen. Wij vroegen de herderin of wij op de goede weg naar Karystos zaten en zij knikte instemmend, dus wij weer door. Voorzichtig tussen die beestjes doormanoeuvrerend zagen wij een zwart plastic zakje op de weg liggen. Verrek! Het zakje bewoog. Blijkt een pasgeboren geitje, met vlies er nog omheen, eenzaam en verlaten z’n best te doen om op te staan. Het begon ook nog eens klagelijk te blaten. Auto weggezet, Marleen naar herderin om met gebarentaal te zeggen wat er aan de hand was, herderin dacht waarschijnlijk dat wij een geit hadden aangereden en haalde haar schouders op. Dus pakt Marleen herderin bij de arm, sleept haar mee naar de plaats delict, zij ziet dat beestje liggen, veegt het snoetje af en pakt het beestje bij een achterpoot, draagt het als een boodschappen tasje (dus toch een plastic zakje) mee onder het uiten van veel efgaristo-poli’s. Wij verder en eindelijk in het uiterste zuidoosten hadden we weer een verharde weg. We waren na 6 uur ’s avonds terug bij de boot. Een waanzinnig mooie tocht door een heel woest stuk Griekenland, maar wel vermoeiend! Hi, by the way: Als je ooit in Griekenland een 2de hands auto koopt en het is een zilvergrijze Volkswagen Polo, NIET DOEN! Die heb ik al volledig afgeragd. Jan Kors