Nadere uitwerking Nota (tijdelijk) werken en wonen Aanleiding Steeds meer bedrijven in de provincie Noord-Brabant maken gebruik van tijdelijke werknemers om te kunnen voorzien in de tijdelijke – of soms structurele – behoefte aan arbeidscapaciteit. In eerste instantie betrof het vooral agrarische bedrijven die extra mankracht nodig hadden in de oogstperiode. Inmiddels maken ook andere bedrijven steeds meer gebruik van tijdelijke werknemers. Een belangrijk gevolg van de inzet van deze tijdelijke werknemers is, dat er voor deze mensen tijdelijke huisvesting beschikbaar moet zijn, liefst op korte afstand van de werkplek. Voor de gemeenten in de provincie Noord-Brabant betekent dit, dat er ten eerste een beleid ontwikkeld moet worden waarmee sturing gegeven kan worden aan de huisvesting van de tijdelijke werknemers. Ten tweede betekent dit, dat het beleid geimplementeerd moet worden in de daarvoor passende beleidskaders zoals de bouwverordening, het bestemmingsplan en de APV. En ten derde brengt dit voor gemeenten een extra taak mee op het gebied van de handhaving. Om bovengenoemd proces te ondersteunen, heeft het SRE in 2006 de nota Tijdelijk (werken en) wonen uitgebracht. In deze nota geeft het SRE aan de gemeenten informatie over en mogelijkheden voor het regelen van de huisvesting van tijdelijke werknemers. In de nota worden voorstellen gedaan voor bijvoorbeeld de wijziging van de bouwverordening en het opnemen van een vrijstellingsmogelijkheid in het bestemmingsplan. De implementatie van de beleidsvoorstellen was in deze nota een taak van de gemeenten zelf. Enkele gemeenten hebben gevraagd om een nadere uitwerking van de nota Tijdelijk (werken en) wonen, met name op de volgende punten: • Huisvesting binnen bestaande gebouwen; • Units / stacaravans binnen het bouwblok; • Brandveiligheid Omdat het niet doelmatig is om elke gemeente zelf een uitwerking te laten maken op deze punten, is besloten om een nadere uitwerking op te stellen waarmee een nadere invulling aan deze punten wordt gegeven. Deze nadere uitwerking ligt voor u.
1
Tijdens de voorbereiding van deze nadere uitwerking is het voorstel gedaan om niet alleen een nadere uitwerking te geven van genoemde punten, maar ook om een digitaal produkt voor de gemeenten voor te bereiden waarmee het voor de gemeenten mogelijk wordt om op relatief eenvoudige wijze te komen tot een goed onderbouwd en geïmplementeerd beleid ten aanzien van tijdelijke huisvesting voor tijdelijke werknemers. Hiervoor is een beslisboom ontwikkeld met daaraan gekoppeld implementatiepakketten voor de beleidsnotitie, het bestemmingsplan, de bouwverordening, de APV en een overzicht van de van toepassing zijnde bepalingen van het Bouwbesluit. Via de website van het SRE (www.sre.nl) kunt u van deze digitale handreiking “SRE Huisvesting tijdelijke werknemers” gebruik maken.
2
Nadere uitwerking Nota (tijdelijk) werken en wonen
Leeswijzer In het hiernavolgende zullen achtereenvolgens de volgende onderwerpen besproken worden: -
Huisvesting van tijdelijke werknemers – logies of kamergewijze verhuur? Wanneer moet een gebruiksvergunning worden aangevraagd? Het nachtregister; Veiligheidseisen nieuw- en bestaande bouw logiesverblijven; Uitwerking nadere eisen situering bebouwing en bouwbepaling vrijstellingsregeling bestaand bedrijfsgebouw; Toetsing gebruiksoppervlak per persoon; Uitbreiding van de huisvestingsmogelijkheden ten opzichte van de Nota (tijdelijk) werken en wonen.
3
Huisvesting van tijdelijke werknemers - logies of kamergewijze verhuur? Deze nadere uitwerking heeft betrekking op de huisvesting van tijdelijke werknemers en meer in het bijzonder, de mogelijkheden voor de gemeente om de regie te voeren over de huisvesting. Deze sturing is mogelijk door gebruik te maken van de volgende instrumenten: 1. 2. 3. 4. 5.
Beleidsnota’s Bestemmingsplan en vrijstellingen Bouwbesluit Bouwverordening APV
Voor de toepassing van deze instrumenten is het van belang om te bepalen hoe de huisvesting van tijdelijke werknemers moet worden aangemerkt: Als kamergewijze verhuur of als logies? Zo is deze keuze bijvoorbeeld van belang voor het formuleren van de definities in het bestemmingsplan. Achtergrondinformatie Om te komen tot een gemotiveerde keuze, is gekeken naar jurisprudentie en de inhoud/opzet van het bouwbesluit en de bouwverordening. Voor wat betreft het bestemmingsplan geldt, dat het bedrijfsmatig verschaffen van tijdelijk onderdak in de regel onder de horeca functie wordt gebracht. Kamergewijze verhuur onder de bestemming wonen kan mogelijk zijn, afhankelijk van de wijze waarop de bestemming ‘Wonen’ gedefinieerd 1 is. Zo heeft Afdeling bestuursrechtspraak overwogen dat een kamerverhuurbedrijf in strijd was met het bestemmingsplan. Ter plaatse gold de bestemming "Woningen", onder welk begrip, blijkens de planvoorschriften werd verstaan: een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden. Kamerbewoning kan volgens de Afdeling niet worden beschouwd als het voeren van één huishouden, nu voor kamers afzonderlijk huur wordt geheven en elke kamer zelfstandig wordt bewoond. 2
In een andere zaak achtte de Afdeling kamerverhuur niet in strijd met het bestemmingsplan. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan rustte op het perceel de bestemming "Woongebied (W)". Blijkens 1 2
Zaak no. 200400021/1 d.d. 28 juli 2004 Zaak no. 200508924/1 d.d. 26 juli 2006
4
Nadere uitwerking Nota (tijdelijk) werken en wonen
de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor wonen. Nu er in de planvoorschriften geen onderscheid wordt gemaakt naar woonvorm, is kamerverhuur (vorm van onzelfstandige woonruimte) naar het oordeel van de Afdeling mogelijk op gronden met deze bestemming.
In het Bouwbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de woonfunctie (gebruiksfunctie voor het wonen) en anderzijds de logiesfunctie (gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan mensen). Tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers past dan ook het beste onder de logiesfunctie. Een logiesgebouw is een gebouw of gedeelte daarvan, waarin twee of meer logiesfuncties liggen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke routes. Dit onderscheid is van belang omdat de technische eisen voor gebouwen met een woonfunctie en voor gebouwen met een logiesfunctie verschillen (zwaarder of lichter) kunnen zijn.
Een derde kader vormt de Bouwverordening. Zo heeft bijvoorbeeld de gemeente Leeuwarden in de bouwverordening het begrip ‘kamerverhuurpand’ gedefinieerd (een gebouw of gedeelte daarvan met of geschikt te maken voor drie of meer kamers, niet vallende onder het begrip logiesgebouw als bedoeld in het Bouwbesluit, die als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in gezinsverband levende personen. Vervolgens is een verbod ingesteld op het zonder gebruiksvergunning in gebruik nemen of houden van een kamerverhuurpand. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft een aanschrijving op grond van 3 deze bouwverordening in stand gelaten .
3
Zaak no. 200600354/1 d.d. 22 november 2006
5
Samenvattend: Voor zowel het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening geldt dat tijdelijke huisvesting het beste gebracht kan worden onder de logiesfunctie. Met deze keuze wordt dan tevens onderstreept dat er sprake dient te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben (zie nota Tijdelijk (werken en) wonen).
Conclusie: In deze nadere uitwerking wordt de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers beschouwd als een vorm van logies.
6
Nadere uitwerking Nota (tijdelijk) werken en wonen
Wanneer moet een gebruiksvergunning worden aangevraagd? De verplichting om een gebruiksvergunning aan te vragen, kan voortvloeien uit de Bouwverordening. De Modelbouwverordening van de VNG stelt een gebruiksvergunning verplicht in het geval van het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan 10 personen of meer. Gemeenten kunnen echter van dit model afwijken. Van belang daarbij is, dat het gebruiksvergunningstelsel brandveilig gebruik tot doel heeft. Dit betekent, dat het stellen van de grens op 5 personen of meer, gemotiveerd moet worden met overwegingen ten aanzien van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand. Een gebruiksvergunningenstelsel kan ook worden ingesteld voor kamerverhuurpanden (zie voorbeeld Leeuwarden). In Leeuwarden is de grens gesteld op 3 of meer kamers. De gebruiksvergunning moet zijn aangevraagd en verstrekt voordat een gebouw gebruikt gaat worden voor het bedrijfsmatig verschaffen van onderdak. Wat als het Gebruiksbesluit in werking treedt? Op grond van de Woningwet moet elke gemeente een bouwverordening vaststellen en moeten daarin voorschriften zijn opgenomen over brandveilig gebruik van bouwwerken. De voorschriften in het landelijke Gebruiksbesluit, dat de gemeentelijke bouwverordeningen vervangt, komen inhoudelijk overeen met de eisen zoals de VNG die heeft geformuleerd in haar Modelbouwverordening. De gemeenteraad moet de voorschriften van de bouwverordening binnen een jaar na inwerkingtreding van het Gebruiksbesluit in overeenstemming met dat besluit brengen. Blijkens publicatie van het ministerie van VROM, behoudt de gemeente de bevoegdheid aanvullende eisen te stellen aan het brandveilig gebruik. Een gebruiksvergunning is een vergunning om een gebouw in gebruik te nemen en te houden voor de activiteit die daar plaats zal gaan vinden. Hiervoor moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan die het brandveilig gebruik van het gebouw garandeert. In de gebruiksvergunning is ook het besluit opgenomen van het college van b&w om dit gebouw als zodanig in gebruik te nemen en te houden. De voorwaarden van de gebruiksvergunning kunnen omvatten: • de algemene eisen ten aanzien van het gebruik die gelden voor gebouwen of bouwwerken; • de specifieke eisen en voorwaarden die wordt afgegeven ten aanzien van het actuele gebruik (denk aan het aantal personen wat maximaal aanwezig mag zijn in een gebouw, of de opslag van gevaarlijke stoffen).
7
De algemene eisen ten aanzien van het gebruik zijn in de regel opgenomen in de bouwverordening. Voor wat betreft de specifieke eisen kan het volgende voorbeeld gebruikt worden: Specifieke gebruiksvoorwaarden Beperking van gebruik: In te vullen door de gemeente / brandweer Maximaal toelaatbare personen in specifieke ruimten: Ruimtebenaming en ruimtenummer
BezettingsGraad
Aantal personen Gebruiksopp. Maximaal toe- in m2 laatbaar
Toelichting: In te vullen door de gemeente / brandweer
Maximaal toelaatbare personen in het gebouw, rekening houdend met maximale uitgangsbreedte in gevels
Overige specifieke voorwaarden: In te vullen door de gemeente / brandweer
8
Nadere uitwerking Nota (tijdelijk) werken en wonen
Het nachtregister Op grond van artikel 438 Wetboek van Strafrecht, is degene die er zijn beroep van maakt om aan personen nachtverblijf te verschaffen, verplicht om een doorlopend (nacht)register bij te houden. De vraag is, hoe de gemeente deze aanwezigheid op een goede manier kan laten registreren. De verplichting om een nachtregister bij te houden, rust bij de ondernemer. Om de administratieve lasten voor de ondernemer zo beperkt mogelijk te houden, kan gewerkt worden met formulieren die door de tijdelijke werknemers zelf ingevuld moeten worden. De ondernemer hoeft er dan alleen op toe te zien dat de formulieren worden ingevuld, en deze te verzamelen in een map. Eventueel kan een koppeling gemaakt worden met de salarisadministratie om te checken of de formulieren juist zijn ingevuld. Het is echter ook mogelijk dat de huisvesting geregeld wordt door een uitzendorganisatie. In dat geval ligt koppeling niet voor de hand. Als voorbeeld kan het volgende formulier gebruikt worden:
9
Nachtregister naam en locatie bedrijf: 1. Datum aankomst
Naam en Adres
Woonplaats
Kenteken auto
Paspoortnummer
Handtekening bij aankomst
Datum vertrek
handtekening bij vertrek
2. Datum aankomst
Land
Naam en Adres
Woonplaats
Kenteken auto
Paspoortnummer
Handtekening bij aankomst
Datum vertrek
handtekening bij vertrek
3. Datum aankomst
Land
Naam en Adres
Woonplaats
Kenteken auto
Paspoortnummer
Handtekening bij aankomst
Datum vertrek
handtekening bij vertrek
10
Land
Telefoonnummer
Telefoonnummer
Telefoonnummer
Nadere uitwerking Nota (tijdelijk) werken en wonen
Veiligheidseisen voor nieuw- en bestaande bouw logiesverblijven De opbouw van het Bouwbesluit Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken, zoals woningen, kantoren, winkels e.d. in Nederland minimaal moeten voldoen. Ook verbouwingen vallen onder het Bouwbesluit. De eisen hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. De voorschriften in het Bouwbesluit zijn vastgelegd in de vorm van functionele eisen en prestatie eisen. De functionele eis geeft het kader aan van de voorschriften (bijv. een te bouwen bouwwerk heeft één of meer toiletten); de prestatie eis geeft een grenswaarde waaraan minimaal moet worden voldaan (bijv. een gebruiksfunctie heeft voor elke 125 m2 gebruiksoppervlakte of een gedeelte daarvan tenminste één toiletruimte). Het Bouwbesluit is opgebouwd aan de hand van vijf 'beoordelingsaspecten': veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. In vijf aparte hoofdstukken worden de aspecten nader uitgewerkt in 'afdelingen'. Hoofdstuk 2 "Veiligheid" bevat bijvoorbeeld een afdeling "Algemene sterkte van de bouwconstructie". De afdelingen zijn weer onderverdeeld in paragrafen. Elke paragraaf is op dezelfde manier opgebouwd: het eerste lid geeft de functionele eis en het tweede lid koppelt de prestatie-eisen aan bepaalde gebruiksfuncties (waaronder de logiesfunctie). Daarna volgen de prestatie-eisen. Voor de huisvesting van buitenlandse ondernemers is de logiesfunctie (gebruiksfunctie voor het bieden van tijdelijk onderdak aan mensen) het meest van belang. Voor wat betreft de eisen die gesteld kunnen worden aan gebouwen met een logiesfunctie, wordt er onderscheid gemaakt tussen bestaande bouw en nieuwbouw, en tussen de logiesfunctie die niet, en die wel gelegen is in een logiesgebouw (gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer logiesfuncties liggen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke routes). Ontheffingsmogelijkheid bij verbouw of renovatie Bij verbouw of renovatie van een bouwwerk zijn in beginsel de nieuwbouwvoorschriften van toepassing. Dit is echter technisch gezien niet altijd mogelijk en staat financieel gezien niet altijd in redelijke verhouding tot het resultaat daarvan. Om deze redenen kan bij verbouw of renovatie door burgemeester en wethouders in beginsel ontheffing worden verleend van de nieuwbouwvoorschriften tot het niveau van bestaande bouw. Indien er bij een aspect geen voorschriften voor bestaan-
11
de bouw zijn gegeven, bijvoorbeeld bij geluidwerking, biedt het Bouwbesluit de mogelijkheid ontheffing te verlenen tot het rechtens verkregen niveau. Veiligheidseisen In hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit worden de veiligheidseisen voor bouwwerken gegeven. Het betreft eisen ten aanzien van de volgende onderwerpen: 1. algemene sterkte van een bouwconstructie; 2. de sterkte bij brand; 3. vloerafscheiding; 4. overbrugging van hoogteverschillen; 5. trap; 6. hellingbaan; 7. elektriciteits- en noodstroomvoorziening; 8. verlichting; 9. gasvoorziening; 10. beweegbare constructie-onderdelen; 11. beperking van het ontstaan van een brand-gevaarlijke situatie; 12. beperking van ontwikkeling van brand; 13. beperking van de uitbreiding van brand; 14. verdere beperking van uitbreiding van brand; 15. beperking van ontstaan van rook; 16. beperking van verspreiding van rook; 17. vluchten binnen een rookcompartiment en een subbrandcompartiment; 18. vluchtroutes; 19. inrichting van rookvrije vluchtroutes; 20. voorkoming en beperking van ongevallen bij brand; 21. bestrijding van brand; 22. grote brandcompartimenten; 23. hoge en ondergrondse gebouwen; 24. toegang van een bouwwerk; 25. inbraakwerendheid; 26. tunnelveiligheid.
Hoe is nu eenvoudig te controleren welke eisen van toepassing zijn? Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van de website Bouwbesluit Online (automatische link). Om de voorschriften te vinden die van toepassing zijn, moeten alle gebruiksfuncties, behalve de logiesfunctie, uitgeschakeld worden. Vervolgens kan de keuze gemaakt worden voor bestaande bouw of nieuwbouw.
12
Nadere uitwerking Nota (tijdelijk) werken en wonen
Landschappelijke inpassing woonunits en stacaravans In de nota Tijdelijk (werken en) wonen is een voorbeeldbepaling opgenomen met betrekking tot woonunits. Uitgangspunt is een vrijstelling ex artikel 15 of 19 WRO (na 1 juli 2008: ontheffing krachtens artikel 3.6 of 3.10 nieuwe Wro. Er zijn een aantal vrijstellingsvoorwaarden geformuleerd, waaronder ‘het voorzien in een doelmatige landschappelijke inpassing’. De vraag is nu, hoe deze woonunits en stacaravans landschappelijk ingepast kunnen worden. Daarvoor kan als voorwaarde voor het verlenen van de vrijstelling een erfinrichtingsplan worden gesteld dat goedgekeurd dient te worden door de gemeente. Dit erfinrichtingsplan dient dan een situatieschets te bevatten van de aanwezige bebouwing, de te plaatsen woonunits en de aan te brengen beplanting. Aan de hand van dit erfbeplantingsplan kan dan samen met de ondernemer gekeken worden naar de beste landschappelijk inpassing. Het volgende toetsingskader kan gebruikt worden om erfinrichtingsplannen te beoordelen, waarbij de juiste landschappelijke inpassing natuurlijk steeds afhankelijk is van de betreffende locatie. -
-
Indien er een beeldkwaliteitsplan geldt voor het betreffende gebied, dient het erfinrichtingsplan in overeenstemming te zijn met dit beeldkwaliteitsplan; Plaatsing van de woonunits / stacaravans zo dicht mogelijk bij de bestaande gebouwen, aan de van de openbare weg afgekeerde zijde; Een ordelijke opstelling van de woonunits / stacaravans (rekening houdend met de eisen ten aanzien van brandveiligheid), met evt. een terras (buitenverblijfsruimte) in het midden; Afstand tot zijdelingse en achterste perceelsgrenzen van minimaal 3 m; De afstand tot de mestkelder en dierenverblijven zo groot mogelijk; Realisatie van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, zo min mogelijk zichtbaar vanaf de openbare weg. Afscherming met beplanting die past in het landschap (bladverliezend); Maximaal één bouwlaag Kleur: Natuurkleuren als groen, zand, leem.
13
Uitwerking nadere eisen situering bebouwing en bouwbepaling vrijstellingsregeling bestaand bedrijfsgebouw De nadere eisen hebben betrekking op de bescherming van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven en/of een passende situering ten opzichte van andere aanwezige bebouwing waaronder de bedrijfswoning. Gedacht kan worden aan: -
Indien er een beeldkwaliteitsplan geldt, dient de bebouwing zo gesitueerd / ingericht te worden dat er geen strijd met het beeldkwaliteitsplan ontstaat; Minimale afstand tot zijdelingse en achterste perceelsgrens van 3 m; Afstand tot mestkelder en dierenverblijven zo groot mogelijk; Realisatie van parkeergelegenheid op eigen terrein, zo min mogelijk zichtbaar vanaf de openbare weg; Situering zo dicht mogelijk bij bestaande bebouwing en / of binnen het bouwvlak; Maximale bebouwingshoogte die gelijk of lager is aan bestaande bebouwing;
14
Nadere uitwerking Nota (tijdelijk) werken en wonen
Toetsing gebruiksoppervlak per persoon Wat wordt verstaan onder ‘gebruiksoppervlak’ Het Bouwbesluit hanteert de volgende definitie van gebruiksoppervlak: Het gebruiksoppervlak is de gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580. In onderstaande figuur wordt aangegeven welke oppervlakten / ruimtes bij het gebruiksoppervlak gerekend worden:
Bruto Vloeroppervlak (BVO)
Netto Vloeroppervlak (NVO)
Gebruiksoppervlak (GO)
Verhuurbaar
Gerealiseerd
Functioneel
Woon-/
Vloeroppervlak
Nuttig Oppervlak
Nuttig Oppervlak
Werkoppervlak
(VVO)
(NO)
(NO)
(WO)
Ruimten voor Gebouwinstallaties Verticaal verkeersoppervlak Parkeerruimte Rijwielstalling, buitenberging NVO
Horizontaal verkeersoppervlak
GO
Sanitaire ruimten VVO
FNO
Bergruimte
NO
BVO
WO Indelingsverlies Separatiewanden Scheidingsconstr. tussen geb. functies Niet-toegankelijke leidingschachten Tarra-oppervlakte Statische bouwdelen Glaslijncorrectie
Glaslijncorrectie Ruimten lager dan 1,5 m
15
In de Modelbouwverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wordt voor wat betreft de definitie van gebruiksoppervlak verwezen naar het Bouwbesluit. Minimaal gebruiksoppervlak volgens de Modelbouwverordening In de Modelbouwverordening is aangegeven dat het verboden is om een woning te bewonen met of toe te staan dat een woning wordt bewoond door meer dan één persoon per 12 m2 gebruiksoppervlakte. Er geldt dus een minimaal gebruiksoppervlak van 12 m2 voor woningen, en van 6 m2 voor woonwagens en woonketen. Indien lokale omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan in de bouwverordening een afwijkende maat worden opgenomen. In de toelichting op de Modelbouwverordening wordt als voorbeeld gegeven de norm van 12 m2 voor de eerste persoon, en 9 m2 voor de volgende personen. De normstelling is gebaseerd op de maximale plaatsings- en gebruiksmogelijkheden van gewone bedden. Voor het gebruik van een eenpersoonsbed in de kleinst mogelijke verblijfsruimte blijkt 5 m2 noodzakelijk, in grotere verblijfsruimten 4,5 m2. Voor woonwagens en woonketen wordt uitgegaan van de maximale plaatsings- en gebruiksmogelijkheden van stapelbedden, hetgeen een lagere norm (6 m2 per persoon) tot gevolg heeft. SKIA norm De Stichting Keurmerk Internationale Arbeidsbemiddeling heeft ten aanzien van de huisvesting ook normen ontwikkeld. Er wordt uitgegaan van een beschikbare ruimte van minimaal 10 m2 (inclusief sanitairruimten) per persoon. De beschikbare ruimte per slaapvertrek dient daarbij ruimte te bieden voor een eenpersoonsbed, een kast en een stoel.
Uitbreiding van de huisvestingsmogelijkheden ten opzichte van de Nota (tijdelijk) werken en wonen Inleiding Sinds de openstelling van de grenzen voor een aantal nieuwe EU-lidstaten is het aantal tijdelijke buitenlandse werknemers sterk toegenomen. De SRE-gemeenten kregen als gevolg hiervan steeds vaker te maken met het huisvesten van deze groep. Dit was reden om te zoeken naar een structurele oplossing voor deze huisvestingsbehoefte. Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) heeft daarom in januari 2006 de nota “Tijdelijk (Werken en) Wonen” uitgebracht. De nota is een handreiking voor gemeenten waarmee zij hun eigen beleid ten aanzien van de huisvesting van tijdelijke werknemers in kunnen vullen. Na ruim een jaar is het voorgestelde beleid geëvalueerd. Om de toepassing in de praktijk en de wensen ten aanzien van de nota uit 2006 te kunnen evalueren heeft het SRE opdracht gegeven om in de periode maart tot september 2007 interviews af te nemen bij de SRE-gemeenten, werkgevers, arbeidsbemiddelaars, huisvesters en buitenlandse werknemers. De resultaten zijn opgenomen in het rapport “Huisvesting Tijdelijke Werknemers Kán Beter”. Mogelijkheden tot verruiming huisvestingsaanbod Omdat bleek dat de huisvestingsmogelijkheden onvoldoende zijn ten opzichte van de vraag, heeft het SRE de mogelijkheden tot verruiming van het aanbod onderzocht. Aan de hand van dit onderzoek zijn de volgende mogelijkheden geformuleerd. Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers 1. Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in het buitengebied toestaan voor een periode van maximaal negen maanden (is nu: maximaal 6 maanden). 2. Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in het buitengebied niet alleen toestaan voor het huisvesten van de eigen maar ook van andere werknemers. 3. Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in het buitengebied inzetten voor andere doeleinden Semi-structurele huisvesting van tijdelijke werknemers 4. Huisvesting van tijdelijke werknemers in slooppanden en renovatiepanden toestaan, mits veiligheid en beheer goed geregeld zijn 5. Huisvesting van tijdelijke werknemers op recreatieterreinen tot 01 januari 2010 toestaan. a. variant 1: fysieke scheiding tussen werknemers en recreanten b. variant 2: scheiding in tijd: zomermaanden recreanten, daarbuiten werknemers.
Hoofdstuk 0
17
6. Huisvesting van tijdelijke werknemers m.b.v. een artikel 17 procedure toestaan mits de ondernemer een plan overlegt voor een structurele oplossing. Structurele huisvesting van tijdelijke werknemers 7. Gemeente: actief stimuleren dat er structurele huisvesting komt. 8. Structurele huisvesting in kantoorpanden actief stimuleren. 9. Stimuleren van realiseren van woningen voor deze specifieke doelgroep 10. Tot stand komen van structurele huisvesting op grootschalige locaties met beheerder stimuleren. Toelichting op mogelijkheden tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers 1. In de nota is opgenomen, dat tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in het buitengebied maximaal zes maanden mag plaatsvinden. Aangezien de tijdelijke werknemers vaak langer dan zes maanden nodig zijn voor het verrichten van seizoensgebonden arbeid is het een mogelijkheid om de termijn waarop deze vorm van huisvesting is toegestaan te verlengen tot negen maanden. 2. Er zijn ondernemers, die huisvesting aan zowel de eigen werknemers als aan werknemers van anderen willen aanbieden. Omdat dit tot een uitbreiding van de woonfunctie in het buitengebied leidt en daarmee het agrarische karakter van het buitengebied in het geding komt, is dit tot nu toe niet toegestaan. Echter, om te kunnen voorzien in de grote behoefte, zou een tijdelijk gebruik van deze “eigen ruimte” voor de huisvesting van werknemers van anderen een oplossing kunnen zijn. Bijvoorbeeld een pension tot 1 januari 2010. 3. Er is een ondernemer, die op het bedrijf zorgt voor de huisvesting van de eigen tijdelijke werknemers. Wanneer er geen eigen werknemers zijn, wil deze ondernemer de kamers verhuren aan werknemers die elders werken, toeristen, e.d.. Net als bij het vorige punt zou een tijdelijke toestemming van gebruik van deze huisvesting extra ruimte kunnen bieden. Toelichting mogelijkheden semi-structurele huisvesting van tijdelijke werknemers 4. Leegstaande slooppanden en renovatiewoningen hebben geen positieve invloed op de leefbaarheid binnen een gemeente. Er zijn bedrijven, die deze panden en woningen inzetten voor de huisvesting van tijdelijke werknemers. De panden en woningen worden opgeknapt en voldoen daarmee aan de eisen, die aan de huisvesting voor tijdelijke werknemers worden gesteld. Dit biedt een oplossing voor zowel de leegstandsproblematiek als voor de huisvestingsproblematiek van tijdelijke werknemers. Voor de tijdelijke werknemers kan huisvesting in slooppanden en renovatiewoningen een voordeel zijn, omdat hiervoor een gebruikersvergoeding betaald dient te worden, die over het algemeen lager ligt dan de huurprijs. Overigens zullen niet alle slooppanden en renovatiewoningen ingezet kunnen worden. Het gebruik van slooppanden en renovatiewoningen moet juridisch goed ingedekt zijn.
5. In de nota is het huisvesten van tijdelijke werknemers op recreatieterreinen uitgesloten. In de praktijk blijkt dat deze vorm van huisvesting door het gebrek aan alternatieven regelmatig toegepast wordt. Daarom is het een mogelijkheid om de huisvesting van tijdelijke werknemers op recreatieterreinen tot 01 januari 2010 toe te staan. Daarbij zou aan een tweetal voorwaarden voldaan moeten zijn. Ten eerste mogen recreatieterreinen hun recreatieve karakter niet verliezen. Dit kan bereikt worden door slechts voor een gering percentage van de recreatiewoningen toestemming te geven om deze voor de huisvesting van tijdelijke werknemers in te zetten en door het ruimtelijk of in tijd scheiden van tijdelijke werknemers en recreanten. Ten tweede moet aan de (veiligheids)eisen voldaan worden, die aan de huisvesting van tijdelijke werknemers gesteld worden. 6. Op basis van artikel 17 WRO kan met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verleend worden van dat plan. Het toepassen van artikel 17 kan dus tijdelijk extra mogelijkheden bieden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers. Toelichting mogelijkheden structurele huisvesting van tijdelijke werknemers 7. Er is een tekort aan structurele huisvesting voor tijdelijke werknemers. Dit leidt tot ongewenste situaties Gemeenten zullen daarom zo snel mogelijk structurele huisvesting gerealiseerd moeten hebben. Met woningcorporaties en andere partijen zou nagegaan moeten worden wat de mogelijkheden zijn. 8. Langdurig leegstaande kantoorpanden hebben geen positieve invloed op de leefbaarheid binnen een gemeente. Er zijn bedrijven, die deze panden inzetten voor de huisvesting van tijdelijke werknemers. De kantoorpanden worden opgeknapt en voldoen daarmee aan de eisen, die aan de huisvesting voor tijdelijke werknemers worden gesteld. Dit biedt een oplossing voor zowel de leegstandsproblematiek als voor de huisvestingsproblematiek van tijdelijke werknemers. Overigens onderzoekt ook een woningcorporatie in de SRE-regio momenteel de mogelijkheden voor het omzetten van kantoorpanden tot huisvesting van tijdelijke werknemers. 9. In de berekening van de woningbehoefte is vaak geen rekening gehouden met huisvestingsvraag van tijdelijke werknemers. Het zou goed zijn als de gemeente in haar woonvisie en bouwprogramma ook rekening houdt met het realiseren van woningen voor tijdelijke werknemers. Hierbij kan gedacht worden aan speciale woonvormen en woongebouwen. 10. Grootschalige locaties, die op subregionaal niveau functioneren, kunnen een belangrijke oplossing zijn voor het huisvestingsprobleem. De vraag is waar? Per subregio (Peel, Kempen, stedelijk gebied en Heeze-Leende-Cranendonck) zou 1 grootschalige locatie gerealiseerd kunnen worden. Het voordeel van subregionale grootschalige complexen, is dat het probleem niet bij één gemeente komt te liggen, dat het beheer goed geregeld kan worden en dat er als gevolg hiervan minder problemen op het gebied van de openbare orde zijn te verwachten.
Hoofdstuk 0
19
Beslissing ten aanzien van verruiming huisvestingsmogelijkheden In het portefeuillehoudersoverleg van 5 december 2007 is bovengenoemde evaluatierapport aan de orde geweest en zijn bovengenoemde mogelijkheden besproken. Naar aanleiding daarvan zijn de volgende besluiten genomen: -
-
De mogelijkheden voor tijdelijke huisvesting worden niet uitgebreid; De mogelijkheden voor semi-structurele huisvesting worden opgesteld met dien verstande dat de huisvesting van tijdelijke werknemers op recreatieterreinen (mogelijkheid 5) tot 01 januari 2010 wordt toegestaan op basis van een scheiding in tijd: in de zomermaanden recreanten, daarbuiten werknemers. De mogelijkheden voor structurele huisvesting worden uitgebreid met bovengenoemde mogelijkheden met de volgende kanttekeningen. De mogelijkheid tot huisvesting in kantoorpanden geldt niet voor kantoorpanden op bedrijventerreinen. Bij structurele huisvesting op grootschalige locaties dient bij voorkeur met beheerders gewerkt te worden. Initiatieven worden in principe gefaciliteerd, dit ter beoordeling aan de grondgebiedgemeente zonodig in overleg metgemeenten in dezelfde sub-regio.