Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte WIOR Behorend bij de verordening Werken in de Openbare Ruimte
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
1
2
Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding
3
1.1 Inleiding
3
1.2 Afkortingen
3
1.3 Definities
4
Hoofdstuk 2 Algemene uitvoeringsvoorschriften
2.1 Inleiding
2.2 W ijze waarop werkzaamheden in de openbare ruimte plaatsvinden (ex Artikel 5 verordening WIOR)
7 7
7
2.3 Herstel openbare ruimte (ex Artikel 26 verordening WIOR)
9
2.4 Kabel en leidingentracés (ex Artikel 5 verordening WIOR)
9
Hoofdstuk 3 Coördinatieproces
12
3.1 Inleiding
12
3.2 Coördinatiestelsel Werken aan de Weg
12
3.3 De rollen, taken en verantwoordelijkheden
13
3.4 De overleggen (ex artikel 4 verordening WIOR)
15
3.5 Procesbeschrijving (ex Artikel 4 verordening WIOR)
24
Hoofdstuk 4 Financiele regelingen
34
4.1 Inleiding
34
4.2 Algemeen
34
4.3 Coördinatieselsel
34
4.4 H erstel schade openbare ruimte (ex Artikel 26 verordening WIOR) 36
4.5 Verlegregeling Amsterdam (ex Artikel 26 verordening WIOR)
39
Bijlage 1
Stroomschema coördinatieprocessen
46
Bijlage 2
Richtlijn BLVC Aspecten
48
Bijlage 3
Wenstracé procedure
55
Bijlage 4
Kernactiviteiten
57
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
1
2
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Inleiding Dit document beschrijft de Nadere Regels voor Werken in de Openbare Ruimte in Amsterdam, ofwel de Nadere Regels WIOR. Het document bevat nadere regels ter uitvoering van de artikelen 3, 4, 5, 11 en 26 van de verordening Werken In de Openbare Ruimte (WIOR) zoals is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 juli 2009. De Nadere Regels zijn vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders op 15 september 2009. Alle partijen die (opdracht geven tot) werken in de openbare ruimte zijn verplicht zich te houden aan de regels uit de verordening WIOR en de Nadere Regels WIOR. Hoofdstuk 1 bevat naast de inleiding een lijst van gebruikte afkortingen en een definitielijst met uitleg over veelgebruikte termen in de Nadere Regels WIOR. Hoofdstuk 2 bevat de algemene uitvoeringsvoorschriften werken in de openbare ruimte ex artikel 5.1 van de verordening WIOR. Dit zijn algemene voorschriften op het gebied van technische uitvoeringswijze, verkeersveiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid, tracébepaling en schadepreventie, waar partijen die werkzaamheden uitvoeren zich in elk geval altijd aan moeten houden. Hoofdstuk 3 beschrijft het coördinatieproces, dat partijen die werkzaamheden willen verrichten moeten doorlopen en waarmee de gemeente haar wettelijke coördinatietaak invult. Dit hoofdstuk bevat de regels ex artikel 3.3, de overlegorganen ex artikel 4.2 en de wijze van vergunningaanvraag, melding en kennisgeving ex artikel 11.5 van de verordening WIOR. Hoofdstuk 4 bevat de financiële regelingen gekoppeld aan het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte, zoals de verlegregeling voor kabels en leidingen en de kostenverdeling rond gecombineerd uitgevoerde werkzaamheden. Dit zijn allemaal regels ex artikel 26 van de verordening WIOR. In de bijlagen zijn nog enkele documenten opgenomen die verwijzingen en richtlijnen bevatten. Deze veranderen regelmatig. Alle verwijzingen die de Nadere Regels WIOR bevat, zijn altijd te raadplegen via de website van het Coördinatiestelsel, www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl
1.2 Afkortingen Deze paragraaf beschrijft de afkortingen zoals deze voorkomen in de Nadere Regels WIOR. B&W burgemeester & wethouders BLVC bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie BSR bureau Stadsregie DRO dienst Ruimtelijke Ordening DIVV dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer GB gebiedsbeheerder(s) HH handhaver IBA Ingenieursbureau Amsterdam K&L kabels en leidingen KLB kabel- en leidingbeheerder(s) KLIC Kabels en Leidingen Informatie Centrum M1 … M8 mijlpaal 1 … Mijlpaal 8 OGA Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam OV openbaar vervoer
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
3
PBI Plaberum SHO SR VA VNG VRI VV WIOR WWU ZWIA
Plan en Besluitvormingsproces Infrastructuur Plan en Besluitvormingsproces Ruimtelijke Maatregelen sectorhoofden overleg stadsregisseur vergunningaanvrager Vereniging Nederlandse Gemeenten verkeersregelinstallatie vergunningverlener Werken in de Openbare Ruimte Werkgroep Werk in Uitvoering (handboek) Zo Werken wij in Amsterdam
1.3 Definities BLVC-kosten kosten voor tijdelijke maatregelen zoals bouwhekken, afzettingen, omleidingsborden, verkeersregelaars en voorlichting, die noodzakelijk zijn voor de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van de stad tijdens werkzaamheden en de communicatie daarover bomen Van de eerste categorie zijn bomen groter dan 15 meter in volgroeide staat. Van de tweede categorie zijn bomen met een hoogte van 10 – 15 meter in volgroeide staat. Van de derde categorie zijn bomen van 6 – 10 meter in volgroeide staat. bouwproject In deze nadere regels worden alleen die bouwprojecten bedoeld die door hun grootte of locatie (op of aan het hoofdnet) van invloed kunnen zijn op de stedelijke bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid.1 bureau Stadsregie zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.3.7 calamiteit onvoorzien voorval of incident, waarbij infrastructuur geheel of gedeeltelijk niet meer kan voldoen aan de functie waarvoor deze is bedoeld en waarbij direct ingrijpen noodzakelijk is, of waarbij er direct gevaar ontstaat voor de omgeving (zoals explosiegevaar, maar ook gevaar door uitval) definitief tijdvak de door de stadsregisseur aangewezen periode waarbinnen een project op een hoofdnet uitgevoerd mag worden degeneratie versnelde achteruitgang van de kwaliteit van verhardingen ten gevolge van het feit dat de verharding opgebroken is geweest distributiekabels en -leidingen kabels en leidingen die geen transportfunctie hebben evenement In deze Nadere Regels WIOR worden alleen die evenementen bedoeld die door hun grootte of locatie (op of aan het hoofdnet) van invloed kunnen zijn op de stedelijke bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. gebiedsbeheerder Beheerder van de openbare ruimte en infrastructuur in een gebied, zoals stadsdelen, Haven Amsterdam, railinfrastructuur en kunstwerken en tijdelijke gebiedsbeheerders grootstedelijke projecten. Zie verder hoofdstuk 3. gemeentewerken wegbedekking, straatmeubilair, riolering plus toebehoren, groenvoorzieningen, kunstwerken zoals bruggen, tunnels en walmuur-/kadeconstructies, en dergelijke groot eigen werk werkzaamheden uitgevoerd door één partij, eventueel gecombineerd met kleine werkzaamheden uitgevoerd door een of meer andere partijen groot gecombineerd werk werkzaamheden van verschillende partijen, die gecombineerd worden uitgevoerd en waarbij onderlinge tracéafspraken worden gemaakt handhaver zie hoofdstuk 3 huisaansluiting de verbinding tussen een distributiekabel / - leiding en een perceel of pand
1. Ook alle bouwprojecten vanaf € 250.000 binnen het Stadsdeel Centrum worden geregistreerd.
4
hoofdnet het hoofdnet auto, fiets en openbaar vervoer zoals op 11 mei 2005 vastgesteld in het Beleidskader Hoofdnetten (Gemeenteblad 2005, afd. 3A, nr. 98/226) infrastructuur a. bovengrondse infrastructuur en de overige inrichting van de openbare ruimte zoals gemeentewerken alsmede bovengrondse infrastructuur ten behoeve van ondergrondse infrastructuur zoals trafohuisjes, schakel- en meterkasten b. ondergrondse infrastructuur zoals riolering, kabels, leidingen, (mantel)buizen, pijpen en toebehoren zoals putten en ondergrondse kasten instemmingsbesluit het besluit tot instemming van burgemeester en wethouders omtrent het tijdstip, de plaats en de werkwijze van uitvoering van de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet kabels en leidingen kabel- en leidinginfrastructuur waaronder wordt begrepen: n o ndergrondse kabels en leidingen; n o nder- en bovengrondse toebehoren zoals kasten, handholes, afsluiters, trafohuisjes, gasregelkasten en warmte-/koude-onderstations. kabel- en leidingbeheerder degene die in de stad kabel- en leidinginfrastructuur aanlegt, in eigendom heeft of beheert kleine werkzaamheden werkzaamheden met een grondoppervlakte van maximaal tien m2, een lengte van maximaal tien meter en een maximale tijdsduur van drie werkdagen met uitzondering van werkzaamheden ten behoeve van de plaatsing van onder- en bovengrondse kasten. Dagelijks onderhoud van de openbare ruimte valt in het kader van deze verordening ook onder kleine werkzaamheden. kunstwerken bouwwerk waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals bruggen, viaducten, walmuren, tunnels, sluizen, inclusief toebehoren zoals landhoofden langetermijnplanning overzicht van voorziene / geplande / mogelijke werkzaamheden in de komende vijf jaren mijlpalen groepen van activiteiten aan de hand waarvan planning en monitoring van de werken plaatsvindt mijlpalenmonitor overzicht van bij bureau Stadsregie aangemelde projecten op het hoofdnet met een geplande start uitvoering tussen nu en twee jaar, voor het overige wegennet tot 14 maanden nood- en hulpdiensten ambulances, brandweer- en politie(voertuigen) openbare ruimte ruimte op of in openbare (niet private) gronden als bedoeld in art. 1.1, onder aa, van de Telecommunicatiewet railinfrastructuur onroerende voorzieningen voor en toebehorend aan railgebonden vervoer, zoals rails, bovenleiding en -masten, perrons, haltes, kasten spitsperioden spitsperioden voor verkeer, zie Richtlijnen planning projecten stadsregisseur zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.3.6 tijdelijke verkeersmaatregel een besluit genomen door de gebiedsbeheerder om bij werkzaamheden (tijdelijk stremmen van de weg met een voertuig of het stremmen van de weg door werkzaamheden) korter dan vier maanden, de weg tijdelijk af te sluiten en de benodigde verkeersmaatregelen te nemen tijdelijke verkeersvoorziening de daadwerkelijke verkeerstekens, borden, afzettingen en inzet van verkeersregelaars waarmee verkeer langs de werkzaamheden wordt geleid transportkabels en –leidingen transportkabels en –leidingen zijn kabels en leidingen bestemd voor het transport tussen opwekkingsbronnen/productie-eenheden onderling en van opwekkingsbron/productie-eenheid naar wijkniveau (bijvoorbeeld wijkcentrale, onderstation), waarop niet rechtstreeks huisaansluitingen zijn aangesloten.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
5
Voor de volgende soorten kabels en leidingen is specifiek vastgesteld wat als transportkabel of –leiding wordt gedefinieerd: soort kabel of leiding definitie transportfunctie elektriciteitskabels
kabels met een nominale spanning van 50 kV en hoger
gasleidingen
leidingen met een nominale druk van 1 bar en hoger
waterleidingen
leidingen met een nominale diameter van 300 mm en groter
stadsverwarming/ stadskoude
leidingen met een nominale druk van 16 bar en hoger en een diameter van 300 mm en groter
riolering
alle standvaste (onderheide) leidingen, leidingen dieper dan 1.7 b.o.b. en alle persleidingen met een diameter groter dan 160 mm vergunning vergunningaanvrager vergunninghouder vergunningverlener verkeersbesluit wenstracéprocedure werkgrenzen werkterrein
werkzaamheden
6
in dit document wordt bedoeld de vergunning zoals verleend op basis van de verordening WIOR zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.3.3 opdrachtgever of uitvoerende partij voor de werkzaamheden. Voor verdere beschrijving zie hoofdstuk 3 zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.3.2 een besluit als bedoeld in de Wegenverkeerswet over de inrichting van de weg procedure om te komen tot een ontwerp en vaststelling van de ligging van kabels en leidingen en toebehoren. Zie bijlage 3. afbakening van de locatie van werkzaamheden van iedere afzonderlijke deelnemer terrein waarbinnen de werkzaamheden plaatsvinden, inclusief opslag van materiaal en materieel, keten en inclusief bijbehorende afzettingen en (omleidings)bebording werkzaamheden aan of het aanbrengen, hebben of verwijderen van infrastructuur, alsmede het ten behoeve hiervan inrichten van een werkterrein in de openbare ruimte
Hoofdstuk 2 Algemene uitvoeringsvoorschriften 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat algemene uitvoeringsvoorschriften ex artikel 5.1 van de verordening Werken in de Openbare Ruimte. Het betreft voorschriften op het gebied van technische uitvoeringswijze, verkeersveiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid, tracébepaling en schadepreventie, waar partijen die werkzaamheden uitvoeren zich in elk geval altijd aan moeten houden. Naast deze algemene voorschriften kan de gemeente per werk nog specifieke voorschriften stellen, gekoppeld aan de vergunning of het instemmingsbesluit.
2.2 Wijze waarop werkzaamheden in de openbare ruimte plaatsvinden (ex Artikel 5 verordening WIOR) 1. (Graaf)werkzaamheden in de directe nabijheid van kabels en leidingen moeten door de vergunninghouder met de betrokken KLB worden afgestemd. Toelichting Het coördinatieproces (zie hoofdstuk 3) voorziet hierin. Bij kleine werkzaamheden die niet het coördinatieproces doorlopen kan de afstemming worden geïnitieerd door het doen van een KLIC-melding. 2. D e vergunninghouder dient er zorg voor te dragen dat de werkzaamheden veilig worden uitgevoerd en dat de werkzaamheden minimale hinder geven. CROW 96B ‘Werk in uitvoering’, CROW 250 'Graafschade voorkomen aan kabels en leidingen’ en het Handboek ‘Zo Werken Wij In Amsterdam Op straat’ dienen hiertoe als leidraad. Toelichting Het Handboek ‘Zo Werken Wij In Amsterdam - Op straat’ (ZWIA) is te downloaden via www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl. 3. D e vergunninghouder dient de toegankelijkheid voor nood- en hulpdiensten, brandvoorzieningen en (nood)uitgangen van woningen en (openbare) gebouwen te garanderen. Doorrijbreedte is minimaal 3.50 meter. Doorrijhoogte is minimaal 4.20 meter. Toelichting De doorrijbreedte en –hoogte zijn bij werkzaamheden belangrijke voorschriften van de brandweer. Overige standaard voorschriften van de brandweer zijn te vinden via www.brandweer-amsterdamamstelland.nl. 4. D e vergunninghouder dient er zorg voor te dragen dat kabels, leidingen en toebehoren zoals kasten, putten, brandkranen en afsluiters bereikbaar blijven. 5. D e vergunninghouder moet materialen, materieel en stoffen binnen het werkterrein houden en moet voorkomen dat deze hinder voor de omgeving geven, conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Toelichting Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan regels op het gebied van veiligheid en gezondheid (V&G), arbeidsomstandigheden en geluidhinder, zoals opgenomen in de milieu- en arbowetgeving.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
7
6. D e vergunninghouder dient het werkterrein en/of de openbare weg schoon en opgeruimd te houden tijdens de werkzaamheden en schoon en opgeruimd achter te laten wanneer er geen werkzaamheden plaatsvinden. 7. D e vergunninghouder is verantwoordelijk voor het verwijderen van bouwstoffen, restmaterialen en opstallen, waaronder vrijgekomen of niet meer terug te plaatsen grond, na uitvoering van de eigen werkzaamheden. 8. De vergunninghouder dient het werkterrein zo in te richten dat dit goed zichtbaar en veilig is. 9. D e vergunninghouder zorgt ervoor dat het verkeer ongehinderd en veilig langs het werk wordt geleid. Randvoorwaarden daarbij dienen afgestemd te worden met de vergunningverlener. 10. De vergunninghouder mag kortdurende werkzaamheden op hoofdnetten niet in de spits uitvoeren, uitgezonderd in geval van calamiteiten. De spitsperiodes lopen van 6.30 - 9.30 uur en van 15.30-19.00 uur. 11. De vergunninghouder doet al het nodige om de werkzaamheden zo uit te voeren dat gemeentelijke en particuliere eigendommen, zoals bomen, straatmeubilair en kabels en leidingen, geen schade ondervinden. 12. Indien verplaatsing, uitbreiding of verwijdering van gemeentelijke eigendommen, zoals openbare verlichting, straatmeubilair en railinfrastructuur nodig is, dan dient de vergunninghouder dit tijdig voorafgaande aan de werkzaamheden af te stemmen met de vergunningverlener. 13. De vergunninghouder dient werkzaamheden aan kunstwerken, zoals bruggen, viaducten, walmuren, tunnels en sluizen tijdig voorafgaande aan de werkzaamheden af te stemmen met de beheerder van het betreffende kunstwerk. De vergunningverlener verstrekt op verzoek contactgegevens van de betreffende beheerder(s). 14. De vergunninghouder mag zonder uitdrukkelijke toestemming van de vergunningverlener geen belastingen aanbrengen op of in de invloedsfeer van kunstwerken, zoals dekken en/of constructies van bruggen en walmuren en op of in de invloedsfeer van ondergrondse bouwwerken, zoals parkeergarages. 15. De vergunninghouder dient werkzaamheden onder of in de directe nabijheid van railinfrastructuur tijdig voorafgaande aan de werkzaamheden af te stemmen met de beheerder van de railinfrastructuur. De vergunningverlener verstrekt op verzoek contactgegevens van de betreffende beheerder. 16. De vergunninghouder mag geen werkzaamheden in de openbare ruimte uitvoeren indien als gevolg van weeromstandigheden, zoals strenge vorst, herstel van de openbare ruimte of het uitvoeren van werkzaamheden niet meer mogelijk is. 17. Als wordt gewerkt in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water zijn de regels volgend uit de Wet Bodembescherming en richtlijnen zoals CROW 132 van toepassing. Voorgenomen graafactiviteiten dienen in elk geval altijd tijdig te worden gemeld bij de Dienst Milieu en Bouwtoezicht. Toelichting Zie voor meer informatie over de geldende procedures www.dmb.amsterdam.nl. 18. Bij werkzaamheden aan wegverhardingen dient de vergunninghouder zich te houden aan de ‘Procedure milieukundige onderzoeken bij wegverhardingen’, waarvan de laatste versie terug te vinden is op de website de Dienst Milieu en Bouwtoezicht, zie www.dmb.amsterdam.nl. Toelichting De procedure is ook te downloaden van www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl.
8
2.3 Herstel openbare ruimte (ex Artikel 26 verordening WIOR) 1. H et herstel van de openbare ruimte wordt uitgevoerd door of namens de gebiedsbeheerder en wordt afgerekend conform de wijze zoals beschreven in hoofdstuk 4. 2. B ij herstel van openbare ruimte die minder dan 5 jaar geleden is ingericht of volledig is vernieuwd bepaalt de vergunningverlener na overleg met de vergunningaanvrager de meest geschikte wijze van herstel. Dit vindt plaats vóór afgifte van de vergunning of vóór aanvang van kleine werkzaamheden. Toelichting Uitgangspunt hierbij is dat na herstel geen extra onderhoud benodigd is en er geen sprake is van degeneratie. Dit betekent meestal dat er een groter oppervlakte straatwerk wordt vernieuwd dan de oppervlakte van het opgebroken straatwerk. Het herstel wordt afgerekend op basis van werkelijk gemaakte kosten zoals beschreven in hoofdstuk 4, paragraaf 4.4 (‘Overige openbare ruimte’). 3. D e vergunninghouder meldt de start van de werkzaamheden, de gereedmelding van werkzaamheden voor herstel door de gebiedsbeheerder, en het te herstellen oppervlakte in het digitale meldsysteem MOOR (Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte). Toelichting Meer informatie over de procedures rond MOOR en het verkrijgen van een inlognaam is te vinden via www.loket.amsterdam.nl.
2.4 Kabel en leidingentracés (ex Artikel 5 verordening WIOR) 1. K abels en leidingen dienen zo gesitueerd te zijn dat zij een minimale ruimte in beslag nemen, maar zo dat zij elkaar niet hinderen en dat onderhoud aan en vervanging van kabels en leidingen mogelijk blijft tegen de laagst maatschappelijke kosten. 2. V oor tracébepaling zijn de daartoe landelijk geaccepteerde richtlijnen, zoals relevante NEN normen, van toepassing. Hierbij geldt voor distributiekabels en -leidingen onderstaande volgorde (achtereenvolgens van gevel naar midden weg). n telecommunicatie, niet naast elektriciteit; n gas; n water; n elektriciteit; n riool; n warmte / koude. Toelichting Op www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl is een (niet uitputtend) overzicht van richtlijnen en normen. Onderstaand schema geeft een versimpeld beeld van de ondergrondse volgorde van verschillende soorten kabels en leidingen in een gemiddeld profiel.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
9
3. K abels en leidingen van verschillende modaliteiten dienen in lengterichting niet boven elkaar gesitueerd te worden in verband met veiligheid en bereikbaarheid van de onderste kabels en leidingen. 4. De minimale dekking van kabels en leidingen dient te zijn (van diep naar minder diep): soort kabel of leiding
transport (m)
distributie (m)
huisaansluiting (m)
1.00 -1.20
0.60-0.70
0.50
warmte / koude staal warmte / koude kunststof
1.25
0.70 1.00
0.50 0.50
waterleiding
1.00
0.80
afvoer afvalwater
0.80
0.80
(lengte< 15 m) 0.34
gas – kunststof gas – staal
0.80 0.80
0.65 0.65
0.50
elektriciteitskabels
verkeersinstallaties telecommunicatie kabels
0.60 0.60
0.50 – 0.60
0.50
5. T er voorkoming van schade en vanwege de bereikbaarheid bij verstoppingen geldt voor riolering huisaansluitleidingen dat deze over alle andere kabels en leidingen heen onder vrij verval moeten kunnen afvoeren naar het distributieriool. 6. D e locatiebepaling van voorzieningen ten behoeve van kabels en leidingen, zoals verdeelstations, omvormingsstations, meterkasten, onderstations en dergelijke gebeurt vanuit het uitgangspunt van een goede ruimtelijke inpassing. De vergunningaanvrager dient voorafgaand aan de vergunningaanvraag te overleggen met de vergunningverlener teneinde tot een goede inpassing van voorzieningen te komen.
- - - - -
Toelichting Het coördinatieproces (zie hoofdstuk 3) voorziet in dit overleg. De volgende opties zijn denkbaar: n handhaven in de openbare ruimte; n onopvallend in de openbare ruimte; n bijzondere vormgeving (materiaal, omvang en/of kleur); n inpandig; n ondergronds.
7. B ij onvoldoende ruimte of andere knelpunten bepaalt de vergunningverlener na overleg met betrokken partijen de oplossing. De oplossing wordt beargumenteerd vastgelegd in de vergunning of het instemmingsbesluit. Toelichting Het coördinatieproces (zie hoofdstuk 3) voorziet in dit overleg. 8. D e ligging van kabels en leidingen dient zodanig te zijn dat kabels en leidingen en bomen elkaar niet hinderen, ook niet bij onderhoud en vervanging. Toelichting Praktische uitgangspunten hierbij en mogelijke maatregelen zijn te vinden in de CROW-publicatie “Infrastructuur en Bomen”. Zie www.crow.nl 9. K ruisingen van kabels en leidingen dienen zo veel mogelijk onder een rechte hoek met een minimale afstand van 0.20 meter tussen de kruisende kabels en leidingen te worden aangelegd.
10
10. Boringen en persingen van kabels en leidingen dienen te worden aangelegd op een minimale afstand van 1.00 meter ten opzichte van bestaande distributieleidingen en 0.50 meter ten opzichte van bestaande distributiekabels (zijkant boring en persing tot buitenkant kabel of leiding). Bij transportkabels en -leidingen dient nader overleg met de betreffende KLB plaats te vinden.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
11
Hoofdstuk 3 Coördinatieproces 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het Amsterdamse coördinatieproces voor werkzaamheden in de openbare ruimte en de bijbehorende overlegorganen ex artikel 4 van de verordening Werken in de Openbare Ruimte. Al deze zaken zijn onderdeel van het Coördinatiestelsel Werken aan de Weg, dat in paragraaf 3.2 wordt beschreven. Vervolgens volgt een beschrijving van de rollen, taken en verantwoordelijkheden van alle partijen binnen het Coördinatiestelsel. In paragraaf 3.4 worden de overlegorganen beschreven en tot slot volgt in paragraaf 3.5 de beschrijving van het proces dat de verschillende soorten werkzaamheden dienen te volgen.
3.2 Coördinatiestelsel Werken aan de Weg Het Amsterdamse Coördinatiestelsel Werken aan de Weg is een netwerk van kennis, overleggen en organisaties aangaande boven- en ondergrondse infrastructurele projecten, bouwprojecten en evenementen in de openbare ruimte. De eerste voorloper van het Coördinatiestelsel is al in 1924 door het gemeentebestuur ingesteld. Deelnemende partijen zijn onder andere stadsdelen, stedelijke diensten, kabel- en leidingbeheerders en politie en nood- en hulpdiensten. Deelnemende partijen kunnen door middel van een financiële bijdrage partner worden van het Coördinatiestelsel.
3.2.1 Doel Coördinatiestelsel Doel van het Coördinatiestelsel is het minimaliseren van overlast en maatschappelijke kosten door werk met werk te maken en door het optimaliseren van de BLVC (Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie) aspecten. De omvang van het werk, de locatie waar dit werk plaatsvindt (hoofdnet of niet) en de vraag of er anderen mee gaan in het werk zijn bepalend voor de te nemen projectstappen en daarmee voor de voorbereidingstijd.
3.2.2 Organisatie Coördinatiestelsel Onderstaande figuur geeft een schematisch overzicht van de deelnemende partijen binnen het Coördinatiestelsel. Een beschrijving van de rollen, taken en verantwoordelijkheden van alle deelnemende partijen is weergegeven in paragraaf 3.3. Bureau Stadsregie faciliteert het Coördinatiestelsel, ondermeer door het voeren van het secretariaat en het leveren van voorzitters voor de diverse coördinatie-overleggen. Neem voor alle vragen en opmerkingen met betrekking tot het Coördinatiestelsel contact op met bureau Stadsregie: postadres: telefoon: fax: e-mail: website:
12
Postbus 95089, 1090 HB Amsterdam 020-5565358 020-5565720
[email protected] www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl
3.3 De rollen, taken en verantwoordelijkheden 3.3.1 Inleiding In het Coördinatiestelsel zijn diverse rollen te onderscheiden. De terminologieën lopen in de praktijk nog wel eens door elkaar. In het kader van de verordening WIOR worden de termen gebruikt zoals beschreven in deze paragraaf. Een partij kan binnen het Coördinatiestelsel (gelijktijdig) verschillende rollen hebben, het is van belang dat de organisaties zich daarvan bewust zijn. Voor de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de stadsdelen en centrale stad wordt verwezen naar de Verordening op de Stadsdelen en een nadere uitwerking daarvan in de Nota Stedelijke Infrastructuur.
3.3.2 Vergunningverlener (VV) Dit is de gebiedsbeheerder of een centrale dienst (bijvoorbeeld Westpoort, tijdelijke beheerders). Fungeert als vergunningenloket voor aanvragers en heeft als voornaamste taken: 1. het verstrekken van vergunningen 2. archiveren en informeren over eerder verstrekte vergunningen 3. toetsen van de aanvragen aan lokale wetgeving (zoals APV), algemene richtlijnen (zoals ZWIA en CROW) en beleid (zoals parkeren) 4. consulteren betrokkenen, zoals gebiedsbeheerder(s), kabel en leidingenbeheerder(s) en VA 5. vaststellen van (technische en BLVC) voorwaarden en voorschriften 6. toetsing gestelde voorwaarden 7. vaststellen tracés kabels en leidingen, middels vergunning of instemmingsbesluit 8. informatie aanleveren over: n procedures n bestuurlijke besluitvorming n voorgenomen werken derden
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
13
3.3.3 Vergunningaanvrager (VA) Ieder die werkzaamheden wil gaan (laten) uitvoeren wordt vergunningaanvrager. In de praktijk is dit vaak de projectleider / projectinitiator of de opdrachtgever of de aannemer (conform o.a. Arena Verdrag). 1. verantwoordelijk voor aanmelding project bij het Coördinatiestelsel 2. vraagt vergunning aan, doorgaans zijnde of namens opdrachtgever en meldt kleine werkzaamheden aan 3. doorlopen van het coördinatieproces 4. informatie aanleveren over: n aanmelding voorgenomen werken n gewenste kabels- en leidingentracés n uit te voeren werken 5. coördinatie en planning van eigen werk en (als trekker bij groot gecombineerd werk) bij groot gecombineerd werk in overleg met gebiedsbeheerder. 6. (laten) opstellen van BLVC-notities en BLVC-plannen (indien van toepassing) 7. (laten) uitvoeren van het eigen werk 8. het voeren van directie en toezicht op de uitvoering van het eigen werk 9. melden en overdragen van opgeleverd werk aan gebiedsbeheerder
3.3.4 Gebiedsbeheerder (GB) Stadsdeel of een andere gebiedsbeheerder. 1. zorgdragen voor een goede staat van onderhoud van eigen netwerken 2. zorgdragen voor BLVC binnen eigen beheersgebied 3. doorlopen van het coördinatieproces 4. adviseren vergunningverlener over de te stellen (technische en BLVC) voorwaarden 5. organiseren maatschappelijk overleg en voorlichting 6. afstemmen tracés kabels en leidingen 7. aanleveren informatie:over voorgenomen werken n over door gebiedsbeheerder uit te voeren taken n langetermijnplanning van werkzaamheden n historische gegevens 8. (laten) uitvoeren van bodemonderzoek en afvoeren vervuilde grond bij groot gecombineerd werk 9. verantwoordelijk voor coördinatie bij groot gecombineerd werk 10. het voeren van directie en toezicht op de uitvoering van het werk van gebiedsbeheerder 11. herstel van wegopbrekingen
3.3.5 Kabel- en leidingenbeheerders (KLB) 1. 2. 3. 4.
14
zorgdragen voor een goede staat van onderhoud van eigen netwerken doorlopen van het coördinatieproces adviseren vergunningverlener over de te stellen voorwaarden ten aanzien van de eigen netwerken aanleveren informatie: n ligginggegevens n over door KLB uit te voeren taken n over gewenste K&L‑tracés n langetermijnplanning van werkzaamheden
3.3.6 Stadsregisseur (SR) 1. W aarborgen stedelijke verkeersbereikbaarheid van Amsterdam bij werkzaamheden in de openbare ruimte, zie beleidskader. De stadsregisseur is hiertoe namens het college van B&W gemandateerd tot het vaststellen van: n ‘ tijdvakken’ voor werken op de hoofdnetten. Tijdvakken zijn door de SR toegestane perioden waarbinnen werk mag worden verricht; n ‘ koppelingen’ tussen projecten op hoofdnetten. Koppelingen geven aan dat projecten tegelijkertijd uitgevoerd moeten worden, dan wel niet tegelijkertijd uitgevoerd mogen worden. 2. De stadsregisseur houdt namens de partners van het Coördinatiestelsel toezicht op het onpartijdig opereren van bureau Stadsregie. 3. Toezicht op BLVC in de stad.
3.3.7 Bureau Stadsregie (BSR) Samen met de partners van het Coördinatiestelsel bewaakt BSR de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tijdens werken aan de weg. Tevens stimuleert en ondersteunt BSR samen met de partners het ‘werk met werk maken’ waardoor werkzaamheden op dezelfde locatie door verschillende partijen zoveel mogelijk gelijktijdig worden uitgevoerd en overlast en kosten zo minimaal mogelijk worden gehouden. BSR faciliteert en ondersteunt het Coördinatiestelsel op de volgende wijze: 1. organiseren van overleggen en het leveren van voorzitter en secretariële ondersteuning bij de diverse overleggen 2. adviseren stadsregisseur en vergunningverleners ten behoeve van de coördinatie van werkzaamheden en BLVC 3. beoordelen welke processen projecten moeten doorlopen 4. maken van bereikbaarheidsanalyses 5. bemiddeling bij conflicten in de samenwerking 6. registreren projectgegevens 7. verspreiden projectgegevens onder partners van het Coördinatiestelsel 8. stedelijke communicatie aan bewoners, ondernemers en bezoekers over wegwerkzaamheden 9. ontwikkelen van instrumenten en beleid ter bevordering van het coördinatieproces 10. het stimuleren van innovaties die ten goede komen aan de hiervoor genoemde taken 11. helpdeskfunctie m.b.t. beleid en regelgeving openbare ruimte en kabels en leidingen
3.3.8 Handhaver (HH) 1. adviseren van de vergunningverlener over de handhaafbaarheid van de vergunning 2. het handhaven van de vergunning Verder neemt de handhaver geen rol in binnen het coördinatieproces. Daarom wordt de handhaver in het vervolg van dit hoofdstuk niet meer genoemd.
3.4 De overleggen (ex artikel 4 verordening WIOR) 3.4.1 Structuur coördinatie overleggen Het Strategisch Overleg van het Coördinatiestelsel Werken aan de Weg bespreekt strategische ontwikkelingen en knelpunten rondom werken aan de weg en meer technische aspecten van het samenwerken bij werken aan de weg.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
15
Het coördinatieproces onderscheidt twee deelprocessen, het ‘Stedelijke Regie’ proces en het ‘Werk met Werk maken’ proces. Deze lopen parallel op. Bureau Stadsregie heeft in het coördinatieproces een faciliterende en coördinerende rol en kan desgewenst bemiddelen tussen partijen bij conflicten in de voorbereiding of uitvoering. Het Stedelijk Regie proces is gericht op hoofdnetten en kent twee overleggen: Regie-overleg en Werkgroep Werk in Uitvoering. In het Regie-overleg worden koppelingen gelegd tussen projecten en tijdvakken gegeven voor de uitvoering van projecten. In de Werkgroep Werk in Uitvoering worden adviezen gegeven aan de gebiedsbeheerder en aan de stadsregisseur over de wijze van uitvoering van het project en de voorwaarden die de gebiedsbeheerder kan stellen ten aanzien van de Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en de Communicatie (BLVC). Het Werk met Werk maken proces is projectgericht en betreft het combineren van de werkzaamheden van de verschillende partijen op één locatie. Dit kent drie overleggen (planvormingsoverleg, voorbereidingsoverleg en uitvoeringsoverleg), die aansluiten bij de fases zoals beschreven in het Plaberum en het PBI. Onderstaand zijn de overleggen schematisch weergegeven. De volgende paragrafen bespreken de afzonderlijke overleggen.
3.4.2 Mandaat deelnemers overleggen Om de overleggen van het Coördinatiestelsel efficiënt te kunnen laten verlopen, is het vereist dat de deelnemers aan de overleggen beschikken over voldoende mandaat. Het mandaat dient zodanig te zijn dat de vereiste rol binnen elk overleg namens de eigen organisatie op juiste wijze kan worden vervuld. De rollen van de deelnemers in de diverse overleggen zijn in de volgende paragrafen beschreven.
16
3.4.3 Strategisch Overleg Coördinatiestelsel Werken aan de Weg Soort overleg: overkoepelend overleg op strategisch niveau Doel: Doel van het Strategisch Overleg Coördinatiestelsel Werken aan de Weg is afstemmen over strategische ontwikkelingen en knelpunten rondom werken aan de weg en bespreking van meer technische aspecten van het samenwerken bij werken aan de weg. Verder oordeelt het overleg over een aanvraag tot - en verleent het toestemming voor het instellen van een Buitengewoon Coördinatie Overleg. Het overleg dient tevens als platform voor de stadsregisseur en voor de leden als controle op het onafhankelijk opereren van bureau Stadsregie. De leden streven er met elkaar naar om de kwaliteit van het Coördinatiestelsel te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren en hebben begrip voor elkaars belangen. Fase: onafhankelijk van projectfasen Werkwijze: Onderwerpen aangedragen door de partners van het Coördinatiestelsel worden op strategisch niveau besproken. Dit kan zijn ter gedachtevorming, ter discussie of ter besluitvorming. Voordat onderwerpen tot besluitvorming komen moeten de partners van het Coördinatiestelsel in staat worden gesteld om de achterban te raadplegen. Tevens dient het overleg als escalatieniveau voor knelpunten in de samenwerking; zo kunnen partners van het Coördinatiestelsel escaleren naar het Strategisch Overleg wanneer andere partners van het Coördinatiestelsel zich niet aan de regels / afspraken van het Coördinatiestelsel houden. Frequentie: vier keer per jaar Agenda: Alle deelnemers leveren agendapunten. De secretaris van het overleg inventariseert bij de verschillende deelnemers knelpunten en nieuwe ontwikkelingen. Deze komen op de termijnagenda. Individuele projecten worden in principe niet in de agenda opgenomen. De agendastukken worden ter kennisname aan alle partners van het Coördinatiestelsel gestuurd. Postadres: Postbus 95089, 1090 HB Amsterdam telefoon: 020 556 53 67 fax: 020 556 57 20 e-mail :
[email protected] Meer info: zie voor de meest recente informatie over het Strategisch Overleg www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl. vaste leden (op managementniveau)
rol
drie leden sectorhoofdenoverleg Stadsdeelwerken (SHO)
inbrengen visie stadsdelen
vertegenwoordigers van kabel en leidingenbedrijven (Alliander, Waternet, KPN, UPC, COLT)
inbrengen visie KLB
Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (DIVV)
inbrengen visie op stedelijke (hoofd)infrastructuur
Ingenieursbureau Amsterdam (IBA)
inbrengen visie op infrastructurele ontwikkeling, met name aspecten planvoorbereiding en –uitvoering
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA)
inbrengen visie op planhaalbaarheid en -financiering
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
17
agendaleden / op uitnodiging
rol
stadsregisseur
toezicht houden op onpartijdig oordelen bureau Stadsregie
Gasunie
inbrengen visie
Bestuursdienst gemeente Amsterdam
directe link naar B&W
Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO)
inbrengen stedenbouwkundige visie
Concessiehouder OV tram en bus (lijnvoering)
inbrengen visie openbaar vervoer
3.4.4 Regie Overleg Soort overleg: gebiedsgerichte bespreking van projecten op hoofdnetten (onderdeel stedelijke regie proces) Doel: Doel van dit overleg is het adviseren van de stadsregisseur (ten bate van de besluitvorming) over de koppelingen en de uitgifte van tijdvakken voor projecten op hoofdnetten auto en openbaar vervoer. Fase: uiterlijk 22 maanden voor start uitvoering (BLVC-omgevingsscan) Werkwijze: Bespreking van grote projecten en behandeling van gebieds-, tijds- en themagebonden onderwerpen. Behandeling van de pre adviezen, zoals door bureau Stadsregie opgesteld ten aanzien van de hantering van tijdvakken en koppelingen bij projecten op hoofdnetten. Dit kan gebeuren door gebruikmaking van gebiedsspecials of half en meerjarenanalyses. Frequentie: eenmaal per maand Agenda: projecten en BSR leveren agendapunten aan Een maal per jaar bespreking van de meerjarenanalyse. Postadres: Postbus 95089, 1090 HB Amsterdam telefoon: 020-5565358 fax: 020-5565720 e-mail :
[email protected] Meer info: zie voor de meest recente informatie over het Regie Overleg www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl. vaste leden (op strategisch niveau)
rol
gebiedsbeheerders
waarborgen van lokale bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie
verkeersmanager (DIVV)
waarborgen doorstroming hoofdnet auto, OV en fiets
vertegenwoordiger van concessieverlener openbaar vervoer tram en bus (lijnvoering)
waarborgen doorstroming bus en tram
Politie
bewaken verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming
Brandweer
bewaken bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten lokaal en stedelijk
18
vaste leden (op strategisch niveau)
rol
stadsregisseur (voorzitter)
wordt geadviseerd door belanghebbenden en deskundigen verbindende schakel naar de wethouder
adviseur procesmanagement (BSR)
adviseur inzake Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie
voorzitter van de WWU (BSR)
verbinding leggen tussen projecten en gebieden
secretaris (BSR)
organisatie en verslaglegging
op uitnodiging
rol
betrokken projectleiders
projectinhoudelijke informatie
beheerders van boven- en ondergrondse infrastructuur en externe partijen
gebiedsspecials / meerjarenspecials
3.4.5 Werkgroep Werk in Uitvoering Soort overleg: projectgericht (onderdeel stedelijke regie proces). Doel: overlast op hoofdnetten beperken door het toetsen van en adviseren over BLVC plannen: 1. adviseren van de stadsregisseur over aan te wijzen definitief tijdvak en koppeling(en) 2. adviseren van de gebiedsbeheerder over BLVC aspecten op faseringsniveau 3. adviseren van de projectleider over het (in het bestek op te nemen) BLVC plan op faseringsniveau 4. adviseren van de gebiedsbeheerder over de, in de vergunning op te nemen, relevante voorwaarden en voorschriften uit het gedetailleerde BLVC plan Fase: uiterlijk 6 maanden voor start uitvoering (globaal BLVC plan), en gebiedsbeheerders kunnen er voor kiezen om het BLVC-detailplan ter advies in te laten brengen in de WWU: uiterlijk 2 maanden voor start uitvoering (BLVC-detailplan). Werkwijze: beoordelen van globale (en gedetailleerde) BLVC-plannen van projecten op hoofdnetten op basis van de richtlijnen planning projecten, richtlijnen uitvoering projecten en richtlijnen hoofdnet fiets. De leden bestuderen de stukken voor aanvang van de vergadering. In de vergadering worden de tijdvakken en knelpunten besproken. WWU geeft een positief of negatief advies aan de stadsregisseur en gebiedsbeheerder. Frequentie: één keer per week Aanmelding: zie richtlijnen agenderen projecten Agenda: wordt bepaald door en in volgorde van aanmelding stukken Postadres: Postbus 95089, 1090 HB Amsterdam telefoon: 020 556 53 42 fax: 020 556 57 11 e-mail:
[email protected] Meer info: zie voor de meest recente informatie over de WWU, waaronder alle WWU-richtlijnen, www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
19
vaste leden (op projectniveau)
rol
gebiedsbeheerders, inclusief tijdelijke gebiedsbeheerders grootstedelijke projecten.
waarborgen van lokale bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie. Verbinding met de vergunning. Inbrengen van kennis van het gebied en de activiteiten in de openbare ruimte
DIVV Verkeersmanagement
inbrengen kennis over de doorstroming en geometrie van het hoofdnet
DIVV VRI
inbrengen specialisme afwikkeling verkeer op kruispunten
vertegenwoordiger van concessieverlener openbaar vervoer tram en bus (lijnvoering)
waarborgen doorstroming bus en tram
WWU-inspecteur
terugkoppeling schouwen projecten
adviseur procesmanagement Bureau Stadsregie
adviseur inzake Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie
Politie
bewaken verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming
Brandweer
bewaken bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten lokaal en stedelijk
voorzitter (BSR)
procesbegeleider en adviseur naar stadsregisseur en gebiedsbeheerder
secretaris (BSR)
organisatie en verslaglegging
op uitnodiging
rol
betrokken projectleiders
projectinhoudelijke informatie
DIVV objectbeheerders
informatie objecten
3.5.6 Planvormingsoverleg Soort overleg: projectgericht (onderdeel van werk met werk maken) Doel: Adviseren over en afstemmen van de technische en financiële consequenties voor de ondergrondse infrastructuur bij grote plannen in de openbare ruimte. In dit stadium kunnen plannen nog eventueel wijzigen waardoor kosten zo laag mogelijk kunnen worden gehouden. Het betreft stedenbouwkundige plannen in de initiatief- of planvormingsfase (Plaberum) en ingrijpende infrastructurele plannen in de initiatief- of voorverkenningsfase (PBI). Vrijgeven projecten voor de voorbereidingsfase. Fase: 2 tot 5 jaar voor start uitvoering (stap 0). Projecten komen vaak meerdere keren terug in verschillende fasen van het Plaberum en PBI. Werkwijze: Projecten komen in de ontwikkelingsfase een toelichting geven op de plannen. Kabel- en leidingbeheerders geven advies over de aanleg en benodigde capaciteit van de kabels en leidingen. Gezamenlijk wordt gezocht naar alternatieven teneinde de kosten voor het verleggen van kabels – en leidingen zo minimaal mogelijk te houden. De behandeling van projecten in het Planvormingsoverleg eindigt met vrijgave voor behandeling in het Voorbereidingsoverleg. Frequentie: elke vier weken
20
Aanmelding: informatie over aanmelding bij secretaris. BSR wijst bij eerste aanmelding een coördinatienummer aan het project toe. Agenda: wordt bepaald door en in volgorde van aanmelding stukken postadres: Postbus 2758, 1000 CT Amsterdam telefoon: 020 552 78 26 fax: 020 552 77 87 e-mail:
[email protected] Meer info: zie voor de meest recente informatie over het Planvormingsoverleg www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl. vaste leden (op projectniveau, met projectoverstijgende benadering)
rol
gemeentelijke beheerders van infrastructuur en objecten in de openbare ruimte
verantwoordelijk voor eigen projectaandeel
kabel- en leidingbedrijven
verantwoordelijk voor eigen projectaandeel inzicht geven in consequenties voor kabels en leidingen
voorzitter (BSR)
procesbegeleider, bemiddelaar, adviseur
secretaris (DRO)
organisatie en verslaglegging
op uitnodiging
rol
betrokken projectleiders
projectinhoudelijke informatie aanleveren, verwerken adviezen kabel- en leidingbedrijven
3.4.7 Voorbereidingsoverleg Soort overleg: knelpuntgericht in de voorbereidingsfase (onderdeel werk met werk maken) Doel: Het komen tot oplossingen voor knelpunten ten aanzien van de planning bij het realiseren van projecten in de voorbereidingsfase. Achterliggend doel is werk met werk maken; efficiëntie verhogen en het aantal wegopbrekingen beperken. Vaststellen werkgrenzen, vaststellen verdeelsleutel herstraatkosten en vaststellen verdeelsleutel BLVC-aspecten. Bewaken van het werk met werk maken proces aan de hand van de mijlpalenmonitor. Vrijgeven projecten voor de uitvoeringsfase, inclusief planning op hoofdlijnen. Fase: 24 tot 4 maanden voor start uitvoering Werkwijze: BSR stuurt iedere vier weken een lijst met mutaties en nieuwe opvoeren aan de leden van het voorbereidingsoverleg. Per mail komt een tegenvoorstel op de lijsten waar nodig door een betrokken partij, rechtstreeks aan alle andere deelnemende partijen van het Coördinatiestelsel en BSR. Deelnemende partijen van het Coördinatiestelsel melden per mail indien een tegenvoorstel voor hen onacceptabel is. Dit is een knelpunt. Knelpunten worden met de betrokken projectleiders in de vergadering besproken. Geen reactie betekent geen knelpunt. Mutaties, nieuwe opvoeren en tegenvoorstellen worden dan direct administratief verwerkt. Projecten worden pas vrijgegeven voor de uitvoeringsfase als aan alle projectvereisten is voldaan. Frequentie: elke vier weken, indien er agendapunten zijn Aanmelding: door alle deelnemende partijen van het Coördinatiestelsel, op basis van geconstateerde knelpunten Agenda: de agenda wordt ingericht naar gebiedsbeheerder
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
21
postadres: Postbus 95089, 1090 HB Amsterdam telefoon: 020 556 53 40 fax: 020 556 57 11 e-mail:
[email protected] Meer info: Zie voor de meest recente informatie over het Voorbereidingsoverleg www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl.
vaste leden (op projectniveau)
rol
adviseur procesmanagement bureau Stadsregie
adviseur tijdvakken en planningen
voorzitter (BSR)
procesbegeleider, bemiddelaar
secretaris (BSR)
organisatie en verslaglegging
vaste contactpersonen (mail)
rol
gebiedsbeheerders
relatie naar vergunning en planning
kabel- en leidingbeheerders
verantwoordelijk voor eigen projectaandeel
op uitnodiging (overleg)
rol
vertegenwoordiger gebiedsbeheerder (alleen vertegenwoordigers wiens beheersgebied het betreft)
relatie naar vergunning en planning
betrokken projectleiders
projectinhoudelijke informatie
3.4.8 Uitvoeringsoverleg Soort overleg: knelpuntgericht in de fase uitvoering (onderdeel werk met werk maken) Doel: Het komen tot oplossingen voor knelpunten ten aanzien van de planning bij het realiseren van projecten in de uitvoeringsfase. Achterliggend doel is zo kort mogelijk werken op straat om de overlast te beperken. Centraal bijhouden van de uitvoeringsplanning op hoofdlijnen voor alle projecten in de uitvoering, middels de Uitvoeringslijst. Fase: vanaf 4 maanden voor start uitvoering tot en met de uitvoering Werkwijze: BSR stuurt iedere twee weken een Uitvoeringslijst naar alle leden van het uitvoeringsoverleg. Deze Uitvoeringslijst is leidend. Wijzigingen in de planning (door uitlopen / versnellen van het eigen werk) worden door of namens de betreffende projecttrekker direct doorgegeven aan de projecttrekker en alle betrokken opzichters. Alleen de projecttrekker kan wijzigingen doorgeven aan de secretaris van het Uitvoeringsoverleg. De projecttrekker doet dit na overleg en met instemming van de betrokken partijen van het Coördinatiestelsel. Frequentie: elke twee weken, indien er agendapunten zijn Aanmelding: door alle deelnemende partijen van het Coördinatiestelsel, op basis van geconstateerde knelpunten (in de uitvoering) Agenda: de agenda wordt ingericht naar gebiedsbeheerder postadres: Postbus 95089, 1090 HB Amsterdam telefoon: 020 556 53 43 fax: 020 556 57 11 e-mail:
[email protected] Meer info: zie voor de meest recente informatie over het Uitvoeringsoverleg www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl.
22
vaste leden (op projectniveau)
rol
voorzitter (BSR)
procesbegeleider, bemiddelaar
secretaris (BSR)
organisatie en verslaglegging
contactpersonen (mail)
rol
vertegenwoordigers van de gebiedsbeheerders
contactpersonen tussen het secretariaat van het uitvoeringsoverleg en opzichters.
vertegenwoordigers van de kabel- en leidingbeheerders
contactpersonen tussen het secretariaat van het uitvoeringsoverleg en opzichters.
vertegenwoordiger van andere diensten en bedrijven, zoals concessieverlener openbaar vervoer tram en bus (lijnvoering)
contactpersonen tussen het secretariaat van het uitvoeringsoverleg en opzichters
op uitnodiging (overleg)
rol
vertegenwoordiger gebiedsbeheerder (alleen vertegenwoordigers wiens beheersgebied het betreft)
relatie naar vergunning
betrokken projectleiders
3.4.9 Buitengewoon Coördinatie Overleg omschrijving: Overleg over uitzonderlijk grote of complexe projecten, zoals IJburg of de Zuidas. In principe wordt dezelfde driedeling voor planvorming, voorbereiding en uitvoering gehanteerd als bij de centrale coördinatie-overleggen, binnen dezelfde richtlijnen. Het buitengewoon coördinatieoverleg is uitsluitend gericht op het werk met werk maken en omvat dus alleen de planvormings-, voorbereidings- en uitvoeringscoördinatie. De overige overleggen, gericht op de stedelijke regie, vinden altijd centraal plaats. verzoek: Projectinitiator / -directie (of namens deze) verzoeken het Strategisch Overleg Coördinatiestelsel Werken aan de Weg toestemming te verlenen voor het opstarten van een buitengewoon coördinatie-overleg. Het Strategische Overleg Coördinatiestelsel Werken aan de Weg verleent formeel toestemming, na advies van haar leden. aanmelding: informatie over aanmelden via secretariaat Strategisch Overleg Coördinatiestelsel Werken aan de Weg doel: Conform planvormingsoverleg, voorbereidingsoverleg en uitvoeringsoverleg, maar dan specifiek gericht op een afgebakend gebied / groot(stedelijk) project. werkwijze: Nader af te stemmen voor de specifieke situatie. Systematiek dient zo veel mogelijk aan te sluiten bij de centrale coördinatie-overleggen. postadres: Postbus 95089, 1090 HB Amsterdam telefoon: 020 556 53 67 fax: 020 556 57 20 e-mail:
[email protected]
3.4.10 Helpdesk en bemiddeling bij conflicten in samenwerking De coördinatie van werkzaamheden gaat niet altijd vanzelfsprekend goed. Projecten kunnen in elkaars vaarwater zitten. Verschillende oorzaken kunnen eraan ten grondslag liggen dat er problemen ontstaan waar de betrokken partijen zelf geen oplossing voor vinden.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
23
Indien partijen vragen hebben over de verordening en/of de Nadere Regels WIOR of de toepassing hiervan in de praktijk, dan kan men hiermee terecht bij de helpdesk WIOR van bureau Stadsregie. Gestelde vragen worden zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken beantwoord. Conflicten worden bij voorkeur opgelost binnen het overleg behorend bij de coördinatiefase (planvorming, voorbereiding of uitvoering) waarin het project zich bevindt. Bureau Stadsregie kan eventueel (bijvoorbeeld in situaties waarin een project al is afgerond en derhalve niet meer in een projectfase bevindt) als onpartijdig adviseur worden geraadpleegd door partners van het Coördinatiestelsel. Hierbij is de procedure als volgt: partners verzoeken BSR om een onafhankelijk advies uit te brengen beide partijen worden gehoord de feitelijke situatie (regelgeving) wordt weergegeven er wordt een platform geboden om gezamenlijk tot een oplossing te komen / BSR geeft een onafhankelijk advies op basis van de feitelijke situatie en na overleg met de betrokken partijen partners behouden zich het recht voor om verdere stappen te nemen, tenzij partners vooraf onderling afspreken de uitspraak van BSR als bindend te beschouwen postadres: telefoon: fax: e-mail:
Postbus 95089, 1090 HB Amsterdam 020 556 56 05 020 556 57 20
[email protected]
3.5 Procesbeschrijving (ex Artikel 4 verordening WIOR) 3.5.1 Inleiding Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste coördinatieprocessen die projecten in Amsterdam dienen te doorlopen. Het te doorlopen proces is afhankelijk van de grootte van het werk, de vraag of het gecombineerde werkzaamheden betreft en of deze al dan niet op een hoofdnet plaatsvinden. Een uitgebreid integraal stroomschema waarin alle processen zijn opgenomen is te vinden in bijlage 1.
3.5.2 Soorten werken / projecten Binnen het Coördinatiestelsel wordt onderscheid gemaakt in de volgende werken: 1. kleine werkzaamheden 2. groot eigen werk 3. groot eigen werk op hoofdnet 4. groot gecombineerd werk 5. groot gecombineerd werk op hoofdnet. Voor hoofdnetten, zie www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl.
3.5.3 Aanmelding en langetermijnplanning Kleine werkzaamheden worden niet in het coördinatieproces opgenomen, de toestemmingverlening voor kleine werkzaamheden verloopt direct via de vergunningverlener. De vergunningverlener toetst de BLVC-aspecten van kleine werkzaamheden op hoofdnetten op basis van de richtlijnen van de WWU. Voor alle grote werken geldt op basis van Artikel 3, eerste lid van de verordening WIOR: te allen tijde zo vroeg mogelijk aanmelden bij bureau Stadsregie (BSR), middels het aanmeldingsformulier. BSR kent vervolgens een uniek coördinatienummer toe aan het betreffende project (ex artikel 12, eerste lid onder d van de verordening WIOR). 24
Voor aanmelding van stedenbouwkundige plannen en ingrijpende infrastructurele plannen geldt dat dit in ieder geval twee tot vijf jaar voor geplande start uitvoering dient te gebeuren. Voor groot (gecombineerd) werk op hoofdnet is dit in ieder geval 24 maanden voor geplande start uitvoering. Tijdens het coördinatieproces blijkt pas of andere partners mee willen in het werk en er dus sprake is van groot gecombineerd werk. Partners van het Coördinatiestelsel kunnen er echter voor kiezen om groot eigen werk 12 maanden voor geplande start uitvoering aan te melden, maar lopen dan het risico op vertraging. Een verkorte procedure is alleen mogelijk wanneer alle betrokken partijen van het Coördinatiestelsel hiermee akkoord gaan. Wettelijke aansluitplicht / belangenafweging Voor een aantal netwerken geldt een wettelijke aansluitplicht. Werkzaamheden ten behoeve van een wettelijke aansluitplicht vallen buiten bovengenoemde aanmeldingstermijnen. De gebiedsbeheerder kan echter tijdvakken opleggen waarbinnen de werkzaamheden plaats moeten vinden. De gebiedsbeheerder maakt hierbij een afweging tussen de belangen van de netbeheerders en de maatschappelijke belangen (zoals mijden evenementen, beperken overlast en dergelijke). Langetermijnplanning Kabel en leidingbeheerders en andere beheerders van infrastructuur dienen, ex Artikel 3, tweede lid van de verordening WIOR, op verzoek van de stadsregisseur tenminste één keer per jaar een langetermijnplanning van werkzaamheden (werkzaamheden komende vijf jaar) aan te leveren.
3.5.4 Mijlpalen Binnen het coördinatieproces zijn ‘mijlpalen’ afgesproken. Dit zijn groepen van activiteiten aan de hand waarvan planning en monitoring van de werken plaatsvindt. De mijlpalen zijn hierna in chronologische volgorde weergegeven. maand
mijlpaal
omschrijving mijlpaal
-24
M8
aanmelding project bij bureau Stadsregie (BSR) en aanleveren BLVC-omgevingsscan
-20
M7
start vooroverleg KLB vaststelling voorlopig tijdvak inclusief koppelingen door stadsregisseur
-12
M6
start wenstracéprocedure en start actieve begeleiding vanuit BSR (bij groot gecombineerd werk) en actualisatie inventarisatie werkzaamheden GB en VA (bij gecombineerd werk)
-8
M5
Definitief tracé akkoord, startmoment technische voorbereiding.
-6
M4
aanleveren BLVC-hoofdlijnenplan
-4
M3
GW: voorbereidingsgereed GEW-leidingen en GB: inleveren tekeningen GW: werk gaat van Voorbereidingsoverleg naar Uitvoeringsoverleg
-2
M2
GEW-KLB: Formele toestemming vanuit GB waarna werk van Voorbereidingsoverleg naar Uitvoeringsoverleg gaat.
0
M1
start Uitvoering
?
M0
einde Uitvoering
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
25
3.5.5 Kleine werkzaamheden stappen
Door
Mijlpaal
Moment t.o.v. geplande start uitvoering
1a
project aanmelden / vergunning aanvragen bij Vergunningverlener via formulier
VA2
M8
- minimaal 48 uur voor aanvang aanmelden (24 uur bij jaarvergunning), m.u.v. storing of calamiteit - minimaal op betreffende dag voor 12 uur gereedmelden
9
start uitvoering
M1
-
10
einde uitvoering
M0
-
3.5.6 Groot eigen werk In grijs de stappen die ook in de bovenstaande werken gelden. Door
Mijl-
moment
paal
t.o.v. ge-
fase
plande start uitvoer
1a
project aanmelden bij BSR middels formulier, vergezeld van tekening met daarop de werkgrenzen aangegeven.
VA/ initia-
M8 (M6)
tiefnemer
1b
BSR verstuurt formulier en tekening met werkgrenzen, aangevuld met coördinatienummer aan VA en deelnemende partijen.
BSR
Enkele dagen na aanmelding bij BSR door VA
Aanmelding bij BSR
1c
partijen leveren een digitaal overzicht van hun liggingsgegevens en melden of zij klein / groot werk hebben aan VA en BSR Binnen 10 werkdagen
1d
Indien partijen groot werk melden, dan is sprake van groot gecombineerd werk en moet de wenstracéprocedure doorlopen worden: ga verder bij stap 3a van paragraaf 3.5.8 (groot gecombineerd werk). Indien partijen kleine werkzaamheden hebben, dan dient afstemming plaats te vinden tussen de partijen.
2. VA = Vergunning Aanvrager
26
KLB
VV = Vergunning Verlener
BSR = bureau Stadsregie
VA
SR = stadsregisseur
24 maanden (12 mndn)
Subproces
stappen
Vergunning Planuit-voering
7a
aanvraag vergunning / instemmingsbesluit via formulier
VA
3 weken
7b
afgifte vergunning
VV
-
9
start uitvoering
10
einde uitvoering
VA
M1
-
M0
-
overdracht aan gebiedsbeheerder
3.5.7 Groot eigen werk op hoofdnet Onderstaande procedure geldt voor alle werkzaamheden op hoofdnet auto en hoofdnet rail. Voor werkzaamheden op hoofdnet fiets zijn richtlijnen hoofdnet fiets vastgesteld. Als de werkzaamheden conform deze richtlijnen plaatsvinden, dan kan de procedure voor groot eigen werk (paragraaf 3.5.6) worden gevolgd. In andere gevallen dient onderstaande procedure te worden gevolgd. In grijs de stappen die ook in de bovenstaande werken gelden. door
mijl-
moment
paal
t.o.v. ge-
Fase
plande start uitvoer
0
1a
Project aanmelden bij BSR en behandeling project in Planvormingsoverleg. Stedenbouwkundige plannen en ingrijpende infrastructurele plannen:
VA/
Ga door bij stap 1b.
initiatiefnemer
Overige projecten:
VA3
M8
2 – 5 jaar
M8
24 maanden
Subproces
stappen
Project aanmelden bij BSR middels formulier, vergezeld van tekening met daarop de werkgrenzen aangegeven. 1b
BSR verstuurt formulier en tekening met werkgrenzen, aangevuld met coördinatienummer aan VA en deelnemende partijen.
BSR
Enkele dagen na aanmelding bij BSR door VA
1c
Partijen leveren een digitaal overzicht van hun ligginggegevens en melden of zij klein / groot werk hebben aan VA en BSR.
KLB
Aanmelding bij BSR
Binnen 10 werkdagen
1d
Indien partijen groot werk melden, dan is sprake van groot gecombineerd werk op hoofdnet en moet de wenstracéprocedure doorlopen worden: ga verder bij stap 2a van paragraaf 3.5.9 (groot gecombineerd werk op hoofdnet). Indien partijen kleine werkzaamheden hebben, dan dient afstemming plaats te vinden tussen de partijen.
3. VA = Vergunning Aanvrager
VV = Vergunning Verlener
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
BSR = bureau Stadsregie
VA
SR = stadsregisseur
27
Intake gesprek bij BSR (op uitnodiging BSR)
(23 maanden)
BSR nodigt uiterlijk drie weken na aanmelding ingrijpende projecten uit voor een intake gesprek. Doel gesprek (1) nadere inschatting gevolgen project door BSR, (2) bepaling wel / niet vaste accountmanager door BSR, (3) projectleider informeren over te volgen stappen coördinatieproces, (4) projectleider informeren over op te stellen
Stedelijke regie
2a
BLVC-omgevingsscan.
2b
Aanleveren BLVC-omgevingsscan
VA4
22 maanden
BSR
eerstvolgend regieoverleg
6 weken na intake gesprek. Voor BLVC eisen zie richtlijnen BLVC
2c
Behandeling BLVC-omgevingsscan en pre-advies in Regie-Overleg.
Grove BLVC Notitie
Behandeling pre-advies alleen niet door alle leden akkoord bevonden.
2d
Vaststelling voorlopig tijdvak inclusief koppelingen door stadsregisseur
SR
M7
20 maanden
VA
M4
6 ½ maanden
SR stuurt uiterlijk 2 weken na behandeling in Regie-Overleg voorlopig tijdvak inclusief koppelingen aan VA, met afschrift aan VV.
Aanleveren BLVC-hoofdlijnenplan Uiterlijk 6,5 maanden voor geplande start uitvoering. Bij later aanleveren verloopt de
BLVC-hoofdlijnenplan
(eventueel) eerder afgegeven tijdvakreservering. Voor BLVC eisen zie richtlijnen BLVC
4b
Beoordeling BLVC-hoofdlijnenplan door WWU
BSR
6 maanden
4c
Vaststelling definitief tijdvak inclusief koppelingen / randvoorwaarden door stadsregisseur
SR
5 ½ maanden
VA
17 weken
SR stuurt uiterlijk 2 weken na behandeling in WWU definitief tijdvak en randvoorwaarden aan VA, met afschrift aan VV.
5a
Aanleveren BLVC-detailplan Voor BLVC eisen zie richtlijnen BLVC
Vergunning
Gedetailleerd BLVC Plan
5b
Beoordeling BLVC-detailplan door gebiedsbeheerder.
BSR
Gebiedsbeheerder kan WWU verzoeken om advies uit te brengen en meldt het
/ VV
8 weken
project dan aan voor behandeling in WWU.
(5c)
(behandeling BLVC-detailplan in WWU) In aanwezigheid gebiedsbeheerder en vergunningaanvrager.
7a
Aanvraag vergunning / instemmingsbesluit via formulier
VA
3 weken
7b
Afgifte vergunning
VV
-
Iedere partij krijgt eigen vergunning dan wel instemmingsbesluit voor eigen deel van het werk. Definitief tracéakkoord maakt integraal onderdeel uit van de vergunning.
4. VA = Vergunning Aanvrager
28
M2
VV = Vergunning Verlener
BSR = bureau Stadsregie
SR = stadsregisseur
Stedelijke regie
4a
Planuitvoering
9
Start uitvoering
10
Einde uitvoering
M1
-
VA
M0
-
door
mijl-
moment
paal
t.o.v. ge-
Overdracht aan gebiedsbeheerder.
3.5.8 Groot gecombineerd werk In grijs de stappen die ook in de bovenstaande werken gelden.
Fase
plande start uitvoer
0
Project aanmelden bij BSR en behandeling project in Planvormingsoverleg.
VA /
Ga door bij stap 1b.
tiefne-
Stedenbouwkundige plannen en ingrijpende infrastructurele plannen:
M8
2 – 5 jaar
M8
24 maanden
M6
12 maanden
Subproces
stappen
initia-
mer
1a
VA5
Overige projecten:
Project aanmelden bij BSR middels formulier, vergezeld van tekening met daarop de werkgrenzen aangegeven.
Aanmelding bij BSR
VA bij gecombineerd werk is meestal gebiedsbeheerder
1b
BSR verstuurt formulier en tekening met werkgrenzen, aangevuld met coördinatienummer aan VA en deelnemende partijen.
BSR
Enkele dagen na aanmelding bij BSR door VA
1c
Partijen leveren een digitaal overzicht van hun liggingsgegevens en melden of zij klein / groot werk hebben aan VA en BSR.
KLB
Binnen 10 werkdagen
3a
Start wenstracéprocedure.
VA
VA geeft aan gebiedsbeheerder het gewenste tracé aan.
Wenstracéprocedure
Voor eisen inhoud wenstracéprocedure zie richtlijnen Wenstracéprocedure
3b
Aanvragen wenstracés d.m.v. aanvraagbrief.
VV
Gebiedsbeheerder vult de ontbrekende gegevens in de standaard aanvraagbrief aan en verstuurt met bijbehorende tekeningen aan KLB. 4 weken tussen start Wenstracéprocedure en verzending aanvraagbrief.
3c
Aangeven wenstracés en controle bestaande tracés.
KLB
5 weken tussen verzending aanvraagbrief en ontvangst reacties.
5. VA = Vergunning Aanvrager
VV = Vergunning Verlener
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
BSR = bureau Stadsregie
SR = stadsregisseur
29
3d
Verwerken wensen KLB, nieuwe hoogtematen en constateren noodzakelijke verleggingen.
3e
Aanvragen akkoord wenstracé.
VV
4 weken tussen ontvangst reacties en verzending standaard goedkeuringsbrief aan KLB.
3f
Akkoord verklaring door KLB.
KLB
Controle en akkoordverklaring KLB d.m.v. retourneren 1 tekening. 5 weken tussen verzending tekeningen en ontvangst akkoord verklaring. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt dan beslist VV na horing van de
Vergunning Planuitvoering
3g
Definitief tracé akkoord
VV
M5
8 maanden
VV bevestigt zo spoedig mogelijk (uiterlijk 4 maanden na start wenstracé procedure) tracébepaling door verzending definitief akkoordbrief met tekening aan KLB. Tracébepaling wordt tevens opgenomen in de vergunning. Dit is tevens het formele verzoek tot verlegging. Startmoment technische voorbereiding
7a
Aanvraag vergunning / instemmingsbesluit via formulier
VA6
3 weken
7b
Afgifte vergunning
VV
-
Werk m werk maken
Wenstracéprocedure
partners.
Iedere partij krijgt eigen vergunning dan wel instemmingsbesluit voor eigen deel van het werk. Definitief tracéakkoord maakt integraal onderdeel uit van de vergunning.
9
Start uitvoering
10
Einde uitvoering
VA
M1
-
M0
-
Overdracht aan gebiedsbeheerder.
3.5.9 Groot gecombineerd werk op hoofdnet Onderstaande procedure geldt voor alle werkzaamheden op hoofdnet auto en hoofdnet rail. Voor werkzaamheden op hoofdnet fiets zijn richtlijnen hoofdnet fiets vastgesteld. Als de werkzaamheden conform deze richtlijnen plaatsvinden, dan kan de procedure voor groot gecombineerd werk (paragraaf 3.5.8) worden gevolgd. In andere gevallen dient onderstaande procedure te worden gevolgd.
6. VA = Vergunning Aanvrager
30
VV = Vergunning Verlener
BSR = bureau Stadsregie
SR = stadsregisseur
In grijs de stappen die ook in de bovenstaande werken gelden. door
mijl-
moment
paal
t.o.v. ge-
fase
plande start uitvoer
0
Project aanmelden bij BSR en behandeling project in Planvormingsoverleg.
VA/
Ga door bij stap 1b.
tiefne-
Stedenbouwkundige plannen en ingrijpende infrastructurele plannen:
M8
2 – 5 jaar
M8
24 maanden
Subproces
stappen
initia-
mer
1a
VA7
Overige projecten:
Project aanmelden bij BSR middels formulier, vergezeld van tekening met daarop de werkgrenzen aangegeven.
Aanmelding bij BSR
VA bij gecombineerd werk is meestal gebiedsbeheerder.
1b
BSR verstuurt formulier en tekening met werkgrenzen, aangevuld met coördinatienummer aan VA en deelnemende partijen.
BSR
Enkele dagen na aanmelding bij BSR door VA
1c
Partners leveren een digitaal overzicht van hun liggingsgegevens en melden of zij klein / groot werk hebben aan VA en BSR.
KLB
Binnen 10 werkdagen
Intake gesprek bij BSR (op uitnodiging BSR)
(23 maanden)
BSR nodigt uiterlijk 3 weken na aanmelding ingrijpende projecten uit voor een intake gesprek. Doel gesprek (1) nadere inschatting gevolgen project door BSR, (2) bepaling wel / niet vaste account –manager door BSR, (3) projectleider informeren over te volgen stappen coördinatieproces, (4) projectleider informeren over op te stellen BLVComgevingsscan.
2b
Aanleveren BLVC-omgevingsscan
VA
22 maanden
BSR
eerstvolgend regieoverleg
6 weken na intake gesprek.
Stedelijke regie
2a
Voor BLVC eisen zie richtlijnen BLVC
BLVC-omgevingsscan
2c
Behandeling BLVC-omgevingsscan en pre-advies in Regie overleg. Behandeling pre-advies alleen niet door alle leden akkoord bevonden.
2d
Vaststelling voorlopig tijdvak inclusief koppelingen door stadsregisseur
SR
M7
20 maanden
SR stuurt uiterlijk 2 weken na behandeling in Regie-Overleg voorlopig tijdvak inclusief koppelingen aan VA, met afschrift aan VV
7. VA = Vergunning Aanvrager
VV = Vergunning Verlener
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
BSR = bureau Stadsregie
SR = stadsregisseur
31
Start Wenstracé procedure.
VA9
M6
12 maanden
M5
8 maanden
VA geeft aan gebiedsbeheerder het gewenste tracé aan. Voor eisen inhoud wenstracéprocedure zie richtlijnen Wenstracéprocedure
3b
Aanvragen wenstracés d.m.v. aanvraagbrief.
VV
Gebiedsbeheerder vult de ontbrekende gegevens in de standaard aanvraagbrief aan en verstuurt met bijbehorende tekeningen aan KLB.
Werk m werk maken
3a
4 weken tussen start Wenstracéprocedure en verzending aanvraagbrief.
3c
Aangeven wenstracés en controle bestaande tracés.
KLB
5 weken tussen verzending aanvraagbrief en ontvangst reacties.
3d
Verwerken wensen KLB, berekenen nieuwe hoogtematen en constateren noodzakelijke verleggingen.
3e
Aanvragen akkoord wenstracé 4 weken tussen ontvangst reacties en verzending standaard goedkeuringsbrief aan KLB.
3f
Akkoord verklaring door KLB.
VV
KLB
Controle en akkoordverklaring KLB d.m.v. retourneren 1 tekening. 5 weken tussen verzending tekeningen en ontvangst akkoord verklaring. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt dan beslist VV na horing van de deelne-
Wenstracéprocedure
mende partijen.
3g
Definitief tracé akkoord
VV
VV bevestigt zo spoedig mogelijk (uiterlijk 4 maanden na start wenstracé procedure) tracébepaling door verzending definitief akkoordbrief met tekening aan KLB. Tracébepaling wordt tevens opgenomen in de vergunning. Dit is tevens het formele verzoek tot verlegging. Startmoment technische voorbereiding
Aanleveren BLVC-hoofdlijnenplan
6½ maanden
VA
Uiterlijk 6,5 maanden voor geplande start uitvoering. Bij later aanleveren verloopt de
BLVC-hoofdlijnenplan
(eventueel) eerder afgegeven tijdvakreservering. Voor BLVC eisen zie brochure richtlijnen BLVC
4b
Beoordeling BLVC-hoofdlijnenplan door WWU
BSR
4c
Vaststelling definitief tijdvak inclusief koppelingen / randvoorwaarden door stadsregisseur
SR
SR stuurt uiterlijk 2 weken na behandeling in WWU definitief tijdvak en randvoorwaarden aan VA, met afschrift aan VV.
8. VA = Vergunning Aanvrager
32
M4
VV = Vergunning Verlener
BSR = bureau Stadsregie
SR = stadsregisseur
6 maanden
5½ maanden
Stedelijke regie
4a
Gedetailleerd BLVC Plan Vergunning Planuitvoering
5a
Aanleveren BLVC-detailplan Voor BLVC eisen zie richtlijnen BLVC
VA9
5b
Beoordeling BLVC-detailplan door Gebiedsbeheerder.
BSR
Gebiedsbeheerder kan WWU verzoeken om advies uit te brengen en meldt het project
/ VV
17 weken
M2
8 weken
dan aan voor behandeling in WWU.
(5c)
(behandeling BLVC-detailplan in WWU) In aanwezigheid gebiedsbeheerder en vergunningaanvrager.
7a
Aanvraag vergunning / instemmingsbesluit via formulier
VA
3 weken
7b
Afgifte vergunning
VV
-
Iedere partij krijgt eigen vergunning dan wel instemmingsbesluit voor eigen deel van het werk. Definitief tracéakkoord maakt integraal onderdeel uit van de vergunning.
9
Start uitvoering
10
Einde uitvoering
VA
M1
-
M0
-
Overdracht aan gebiedsbeheerder.
9. VA = Vergunning Aanvrager
VV = Vergunning Verlener
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
BSR = bureau Stadsregie
SR = stadsregisseur
33
Hoofdstuk 4 Financiele regelingen 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de financiële regelingen met betrekking tot werk in de openbare ruimte. Algemene financiële regels zijn weergegeven in paragraaf 4.2. Paragraaf 4.3 gaat in op de aan het Coördinatiestelsel gerelateerde aspecten waaronder de verdeelsleutel bij gecombineerd werk. Paragraaf 4.4 bespreekt de financiële afhandeling bij schade aan de openbare ruimte. Paragraaf 4.5 geeft ten slotte de verlegregeling.
4.2 Algemeen 1. A ls een deelnemende partij van het Coördinatiestelsel niet akkoord gaat met de door een andere partij verzonden factuur dan dient er overleg plaats te vinden. Deelnemende partijen streven er naar om in onderling overleg tot een oplossing te komen en geschillen niet bij de rechter te laten komen, tenzij de betrokken partijen er het over eens zijn dat dit de enige oplossing is. 2. Voor het aanvragen en verkrijgen van een vergunning zijn leges verschuldigd. De hoogte van de leges wordt jaarlijks vastgesteld in de legesverordening van de stadsdelen en de centrale stad.
4.3 Coördinatieselsel 4.3.1 Contributie 1. H et Coördinatiestelsel wordt voor circa 2/3 deel gefinancierd uit de algemene middelen van de gemeente Amsterdam (centrale stad). De overige kosten worden gezamenlijk gefinancierd door de partners van het Coördinatiestelsel, te weten de stadsdelen, betrokken centraalstedelijke diensten en de kabel- en leidingbeheerders. 2. Jaarlijks wordt door BSR een jaarplan opgesteld met daarin een voorstel voor de contributiehoogte. Dit jaarplan wordt jaarlijks vastgesteld in het Strategisch Overleg Coördinatiestelsel werken aan de weg.
4.3.2 Kostenverdeling BLVC-kosten bij gecombineerd werk (ex Artikel 26 verordening WIOR) Hieronder staan de uitgangspunten en de procedure die gelden voor gecombineerde werkzaamheden waarin de gebiedsbeheerder zelf met groot werk meegaat, hetgeen in het overgrote deel van de gecombineerde werken het geval is. Bij gecombineerde werken waarbij de gebiedsbeheerder zelf niet met groot werk meegaat (slechts dichtstraten na afloop), dienen de betrokken KLB onderling de kosten te verdelen.
Uitgangspunten kostenverdeling BLVC-kosten bij gecombineerd werk: 1. Ieder draagt de kosten die toe te rekenen zijn aan de eigen werkzaamheden. 2. Iedere meegaande partij maakt hiervoor een reservering in de begroting voor de eigen werkzaamheden. 3. Er worden zo weinig mogelijk facturen verstuurd tussen partijen onderling.
34
4. D e kostenverdeling vindt plaats op basis van de tijd die elk van de meegaande partijen binnen het gecombineerde werk nodig heeft om de eigen werkzaamheden uit te voeren. 5. Het coördineren van de werkzaamheden (het trekken van de wenstracéprocedure en maken van planningen) is altijd een verantwoordelijkheid van de gebiedsbeheerder. Iedere partij draagt de kosten (met name menskracht, uren) voor de eigen bijdrage in dit coördinatieproces. 6. Het fysiek realiseren, instandhouden en beëindigen van wegafzettingen, omleidingsroutes en inzet van verkeersregelaars en de communicatie (zorgdragen voor BLVC-maatregelen) bij gecombineerde werkzaamheden gebeurt onder verantwoordelijkheid van de gebiedsbeheerder. 7. In overleg kunnen altijd afwijkende afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer met gezamenlijke bestekken of gezamenlijke directievoering wordt gewerkt of andere innovatieve uitvoeringswijzen worden afgesproken. In de praktijk blijkt dit vaak voor alle partijen gunstiger uit te pakken. 8. Het maakt voor de kostenverdeling niet uit wie een werk als eerste heeft aangemeld, zodat er geen belemmering is om langetermijnplanningen op te geven.
Procedure kostenverdeling BLVC-kosten bij gecombineerd werk: 9. A an het eind van de wenstracéprocedure (na afgifte van het definitief tracé akkoord) geven alle bij het gecombineerde werk betrokken partijen aan de gebiedsbeheerder op hoeveel dagen groot werk ze nodig hebben. Dit geldt ook voor eventuele gedwongen werkzaamheden zoals verplaatsing van kabels en leidingen. 10. Partijen die maximaal één week nodig hebben hoeven niet mee te betalen aan de BLVC-kosten. Uitgangspunt hierbij is dat uitvoering van deze werkzaamheden niet of nauwelijks tot verhoging van de totale BLVC-kosten leidt. 11. De noodzakelijke BLVC-maatregelen worden door de gebiedsbeheerder bepaald in overleg met alle meegaande partijen, op basis van de door alle meegaande partijen opgegeven werkzaamheden en het advies van de WWU. 12. De noodzakelijke BLVC-maatregelen worden vastgelegd in het BLVC-hoofdlijnenplan en nader uitgewerkt in het BLVC-detailplan. 13. De gebiedsbeheerder maakt minimaal een half jaar voor start uitvoering een raming van de totale BLVC-kosten op basis van het BLVC-hoofdlijnenplan en het totale benodigde aantal werkweken. 14. De gebiedsbeheerder berekent het kostenaandeel van elke partij door het aantal benodigde dagen van deze partij te delen door het aantal benodigde dagen van alle meegaande partijen samen en verspreidt deze voorlopige kostenverdeling minimaal een half jaar voor start uitvoering onder alle betrokken partijen. 15. Op basis van de voorlopige kostenverdeling en de raming van de kosten stuurt de gebiedsbeheerder offertes uit naar de meegaande partijen, waarna deze partijen uiterlijk drie maanden voor start uitvoering opdracht verlenen aan de gebiedsbeheerder. 16. De gebiedsbeheerder int ieders aandeel in de BLVC-kosten bij de betrokken partijen. Dit gebeurt in principe na afloop van de werkzaamheden, maar bij een zeer langdurig werk kan in overleg met alle partijen ook voor tussentijdse facturering worden gekozen. 17. Wanneer er gedurende het project extra BLVC-kosten moeten worden gemaakt die voor verdeling over alle betrokken partijen in aanmerking komen en die vooraf niet waren voorzien (bijvoorbeeld het inzetten van (extra) verkeersregelaars op advies van de WWU), dan worden alle betrokken partijen hiervan zo spoedig mogelijk door de gebiedsbeheerder op de hoogte gesteld. 18. Wanneer er gedurende het project (extra) BLVC-kosten moeten worden gemaakt die duidelijk zijn toe te rekenen aan de werkzaamheden van een of een aantal der partijen, dan dragen die partijen die kosten. 19. De (eind)afrekening gebeurt op basis van werkelijk gemaakte kosten. Dit geldt zowel voor de kosten zelf als voor de kostenverdeling. Wanneer een partij langer of korter heeft gewerkt dan vooraf ingeschat, dan wordt de kostenverdeling daarop aangepast. 20. Facturering en betaling vinden plaats middels de bij partijen algemeen gebruikelijke wijze.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
35
4.3.3 Kostenverdeling gevolgen werkzaamheden in vuile grond 1. B ij een gecombineerd werk waarin de gebiedsbeheerder met groot werk mee gaat zorgt de gebiedsbeheerder voor het historisch bodemonderzoek en draagt hiervoor de kosten. 2. Bij een gecombineerd werk waarin de gebiedsbeheerder met groot werk mee gaat, draagt de gebiedsbeheerder voor het (bovenste) deel van de bodem waarin de gebiedsbeheerder werkt, de kosten voor nader bodemonderzoek en de kosten ten gevolge van bodemverontreiniging of grond die door puin of bodemgesteldheid niet voldoende verdichtbaar is. 3. Kabel- en leidingbeheerders die binnen een gecombineerd werk dieper willen werken dragen voor dat diepere deel van de bodem zelf de onder 2 genoemde kosten. 4. Bij eigen werkzaamheden is iedere partij zelf verantwoordelijk voor de onder 1 en 2 genoemde zaken en de bijbehorende kosten.
4.3.4 Vertragingsschade 1. D e kosten tengevolge van vertragingschade kunnen op de veroorzaker verhaald worden als deze verwijtbaar het gevolg zijn van afwijkingen aan afgesproken planning, werkvolgorde of uitvoeringswijze.
4.4 Herstel schade openbare ruimte (ex Artikel 26 verordening WIOR) 4.4.1 Grondslag systematiek herstraattarieven Amsterdam 1. B innen de gemeente Amsterdam wordt, voor alle partijen die graafwerkzaamheden verrichten, één tariefsystematiek gehanteerd ter berekening van de kosten voor het herstel van wegen (de herstraattarieven). 2. De wijze van berekening van het herstraattarief is gebaseerd op twee landelijk geaccepteerde berekeningsmethodieken: n L eidraad: ‘leidraad voor gemeente en nutsbedrijven inzake (her)-straatwerkzaamheden’ uit 1990, herzien in 2000, vastgesteld door de VNG en het overlegorgaan nutsvoorzieningen, een afvaardiging van water- en energiebedrijven. n R ichtlijn: ‘Richtlijn Tarieven (graaf)werkzaamheden Telecom’ uit 2004, vastgesteld door de VNG en de VECAI, KPN en de Groep Graafrechten, die gezamenlijk vrijwel alle in Nederland actieve telecommunicatiebedrijven vertegenwoordigen. 3. Het herstraattarief is opgebouwd uit vier componenten te weten uitvoeringskosten, onderhoudskosten, degeneratiekosten en beheerkosten, waarbij de laatste drie worden berekend als percentage van de uitvoeringskosten. 4. Er is een herstraattarief voor elk van de meest voorkomende typen bestrating en wegmeubilair, verdeeld in groottecategorieën van de opbreking. 5. Het herstraattarief houdt rekening met de verschillen tussen Amsterdam en het landelijk gemiddelde en tussen stadsdelen onderling, m.b.t. grondgesteldheid, urbanisatiegraad, benodigde coördinatie, toegankelijkheid en (verkeers)overlast. Hiertoe wordt het basistarief dat volgt uit de tariefsystematiek, voor een aantal stadsdelen verhoogd conform onderstaande tabel: stadsdeel
toeslag
stadsdeel
toeslag
Centrum
30%
Oost / Watergraafsmeer
10%
Amsterdam Oud Zuid
10%
Oud-West
10%
Bos en Lommer
10%
Westerpark
10%
De Baarsjes
10%
Zeeburg
10%
36
6. A lle herstraattarieven zijn exclusief BTW en worden ook exclusief BTW in rekening gebracht bij de kabel- en leidingbeheerders. Gebiedsbeheerders kunnen de door hen betaalde BTW terugvragen via het BTW-compensatiefonds. 7. De tariefsystematiek alsmede de jaarlijks daaruit voortvloeiende herstraattarieven worden door de partners van het Coördinatiestelsel gezamenlijk vastgesteld in het Strategisch Overleg Coördinatiestelsel Werken aan de Weg en openbaar gemaakt via de website van het Coördinatiestelsel www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl. 8. Aan de jaarlijkse lijst met standaard herstraattarieven worden aantekeningen toegevoegd met nadere uitleg omtrent de toepassing ervan.
4.4.2 Berekening tarief standaard wegverhardingen In deze paragraaf zijn de belangrijkste uitgangspunten omtrent de berekening van de herstraattarieven beschreven. Voor de gedetailleerde berekeningen wordt verwezen naar het spreadsheetmodel met de vigerende tarieven op www.coordinatiestelsel.amsterdam.nl.
Oppervlaktebepaling 1. U itgangspunt van de tariefsystematiek is dat het tarief dekkend is voor de kosten voor het herstellen van het werkelijk opgebroken en/of beschadigde straatwerk. 2. Voorwaarde voor toepassing van de tariefsystematiek is dat netjes wordt gewerkt: het graafwerk en de verdichting van de grond wordt zodanig uitgevoerd, dat hierbij een minimaal oppervlakte van straatwerk opgebroken en/of beschadigd wordt. 3. Het feit dat, over de sleufrand uitkragende klinkers of tegels meestal bij het herstraten enige correctie behoeven (het verschil in oppervlakte tussen opgebroken en hersteld straatwerk, de zogenaamde “gatvergroting”), is verdisconteerd in de betreffende tarieven door middel van een opslag van 20% op de uitvoeringskosten. 4. Indien netjes is gewerkt, wordt de in rekening te brengen oppervlakte derhalve bepaald door vermenigvuldiging van de lengte en de breedte van de uitgegraven sleuf. 5. Indien niet netjes is gewerkt, dat wil zeggen er is meer bestrating opgebroken dan strikt noodzakelijk voor de uitgegraven sleuf, dan wordt de oppervlakte van het opgebroken straatwerk in rekening gebracht.
Uitvoeringskosten 6. D e uitvoeringskosten bestaan uit personeelskosten, transportkosten, kosten van materiaal en algemene kosten, winst en risico. 7. Per type materiaal en per groottecategorie van de opbreking geldt een reparatienorm, uitgedrukt in manuur per m2. 8. De brongegevens komen uit landelijk geaccepteerde publicaties met kostencijfers of uit representatieve, marktconforme (voorbeeld)bestekken.
Onderhoudskosten 9. D e onderhoudskosten dienen ter dekking van het onderhouden van het herstelde straatwerk gedurende het eerste jaar na herstel. 10. De onderhoudskosten zijn een percentage van de uitvoeringskosten. Dit percentage is afhankelijk van de bodemgesteldheid en van het type weg: rijweg of voet-/fietspad. Voor Amsterdam leidt dit tot de volgende percentages:
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
37
tariefsoort
percentage onderhoudskosten
tegelbestrating
8,20%
klinkerbestrating
11%
11. Voor het herstel van asfalt worden geen aparte onderhoudskosten in rekening gebracht. In het asfalttarief is inbegrepen dat er eerst tijdelijk met klinkers wordt dichtgeblokt en pas na enige maanden definitief met asfalt wordt hersteld.
Degeneratiekosten 12. De degeneratiekosten dienen ter dekking van het feit dat de bestrating, als gevolg van de opbreking, eerder dan gebruikelijk toe is aan groot onderhoud dan wel vernieuwing. 13. De degeneratiekosten zijn een percentage van de uitvoeringskosten. Dit percentage is afhankelijk van de bodemgesteldheid en van de groottecategorie van de opbreking. Voor Amsterdam leidt dit tot de volgende percentages: tariefsoort
percentage degeneratiekosten
tegelbestrating <15m2
3,49%
tegelbestrating >15m2
3,38%
klinkerbestrating <15m2
18,32%
klinkerbestrating >15m2
28,69%
14. Voor het herstel van asfalt worden geen degeneratiekosten in rekening gebracht.
Beheerkosten 15. De beheerkosten dienen ter dekking van de kosten van toezicht op de uitvoering van het herstel, waaronder inbegrepen: n toezicht op de verkeersveiligheid bij herstel n toezicht op kwaliteit van aanleg, verdichting en bestrating van herstel n monitoring onderhoud inclusief klachtenafhandeling tijdens de onderhoudsperiode n a dministratiekosten m.b.t. melding en facturatie herstraatkosten (let op: geen kosten m.b.t. vergunning/instemming, deze zitten al in de leges) n eerste en tweede oplevering van herstraatwerkzaamheden 16. De beheerkosten bedragen 6% van de uitvoeringskosten
4.4.3 Berekening tarief bijzondere wegverhardingen De standaard tarievenlijst bevat slechts tarieven voor de standaard in heel Amsterdam voorkomende wegverharding, opsluitbanden en straatmeubilair. Bijzondere wegverhardingen zoals sierbestrating komen niet standaard in heel Amsterdam voor. 1. Het staat stadsdelen vrij om voor bijzondere wegverhardingen herstraattarieven vast te stellen, conform de berekeningsmethodiek van de standaardtarieven en op basis van onderbouwde en marktconforme uitvoeringskosten. Aangezien het dan om marktconforme kosten gaat voor het betreffende stadsdeel, is de toeslag vanuit paragraaf 4.4.1 lid 5 hier niet van toepassing. 2. Indien een bepaald type bijzondere wegverharding in toenemende mate voorkomt beslist het Strategisch Overleg Coördinatiestelsel Werken aan de Weg of de standaard tarievenlijst met een herstraattarief voor deze wegverharding wordt uitgebreid. 38
3. Indien er geen herstraattarief is vastgesteld wordt herstel van bijzondere wegverharding afgerekend conform werkelijk gemaakte kosten zoals beschreven in de volgende paragraaf.
4.4.4 Overige openbare ruimte Voor de doorberekening van overige herstelkosten (bijvoorbeeld groenvoorzieningen, bruggen, walmuren, trambanen) is geen overeengekomen berekeningssystematiek van standaardtarieven voorhanden. De doorberekening van de aan de vergunninghouder te rekenen kosten geschiedt middels onderstaande werkwijze. 1. Gebiedsbeheerder kan een nulmeting verlangen voor rekening van de vergunningaanvrager, op basis waarvan een offerte wordt opgesteld. 2. Herstel van de openbare ruimte (exclusief wegverhardingen) en realiseren en terugdraaien van tijdelijke voorzieningen geschiedt op basis van een opdracht van de betreffende vergunninghouder. 3. Afrekening vindt plaats op basis van werkelijk gemaakte kosten. 4. Voorafgaand aan opdrachtverlening verstrekt de gebiedsbeheerder aan de vergunninghouder een offerte. 5. Als er door de vergunninghouder geen opdracht tot herstel verstrekt wordt dan zal de gebiedsbeheerder uit eigen beweging daartoe overgaan en de kosten in rekening brengen van de desbetreffende vergunninghouder. 6. Indien gedurende de herstelwerkzaamheden significante meerkosten worden verwacht / voorzien, dan dient voor deze meerkosten, vooraf, toestemming te worden gegeven.
4.5 Verlegregeling Amsterdam (ex Artikel 26 verordening WIOR) 4.5.1 Afbakening en begripsomschrijving 1. D eze verlegregeling beschrijft de kosten die de gemeente, ter uitvoering van artikel 24 lid 2a van de verordening Werken in de Openbare Ruimte, aan de kabel- en leidingbeheerder vergoedt voor het uitvoeren van gedwongen verleggingen, waaronder wordt verstaan het nemen van maatregelen, zoals het verplaatsen van kabel- en leidinginfrastructuur, die nodig zijn voor het uitvoeren van gemeentewerken. 2. Deze verlegregeling geldt voor alle kabel- en leidinginfrastructuur in de openbare ruimte in de gemeente Amsterdam met uitzondering van n g emeentelijke riolering en toebehoren zoals putten en kolken, deze vallen onder de definitie van gemeentewerk. Verplaatsing hiervan komt voor rekening van de veroorzaker; n k abel- en leidinginfrastructuur die ligt op basis van een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht; n k abel- en leidinginfrastructuur waarvoor een specifieke wettelijke regeling, zoals de Telecommunicatiewet, voorziet in een kostenregeling voor het verleggen hiervan; n k abel- en leidinginfrastructuur waarvoor een nog niet beëindigde overeenkomst tussen de kabel- of leidingbeheerder en de gemeente voorziet in een kostenregeling voor het verleggen hiervan. 3. Onder kabel- en leidinginfrastructuur wordt begrepen n ondergrondse kabels en leidingen; n o nder- en bovengrondse toebehoren zoals kasten, handholes, afsluiters , trafohuisjes, gasregelkasten en warmte-/koude-onderstations. 4. Deze verlegregeling maakt voor wat betreft ondergrondse kabels en leidingen een onderscheid in kabels en leidingen met een distributiefunctie en een transportfunctie. 5. Distributiekabels en –leidingen zijn kabels en leidingen die geen transportfunctie hebben. 6. Transportkabels en –leidingen zijn kabels en leidingen bestemd voor het transport tussen opwekkingsbronnen/productie-eenheden onderling en van opwekkingsbron/productie-eenheid naar wijkniveau (bijvoorbeeld wijkcentrale, onderstation), waarop niet rechtstreeks huisaansluitingen zijn aangesloten. Voor de volgende soorten kabels en leidingen is specifiek vastgesteld wat als transportkabel of –leiding wordt gedefinieerd:
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
39
soort kabel of leiding
definitie transportfunctie
elektriciteitskabels
kabels met een nominale spanning van 50 kV en hoger
gasleidingen
leidingen met een nominale druk van 1 bar en hoger
waterleidingen
leidingen met een nominale diameter van 300 mm en groter
warmte- en koudeleidingen
leidingen met een nominale diameter van 300 mm en groter
4.5.2 Inspanningsverplichting 1. D e gemeentelijke planvoorbereider en de kabel- en leidingbeheerder spannen zich gezamenlijk in teneinde gedwongen verleggingen zo veel mogelijk te voorkomen door het zoeken naar alternatieven. 2. De gemeentelijke planvoorbereider en de kabel- en leidingbeheerder spannen zich gezamenlijk in teneinde de (maatschappelijke) kosten van gedwongen verleggingen zoveel mogelijk te beperken middels uitvoeringswijze en planning, bijvoorbeeld door rekening te houden met het stookseizoen. 3. Voor stedenbouwkundige en grote infrastructurele plannen vindt deze afstemming plaats in het Planvormingsoverleg, gedurende fase 1 en 2 van het Plaberum of PBI. De afspraken over de kostenverdeling van verleggingen worden uiterlijk in fase3 gemaakt. De gemaakte afspraken en de kosten van benodigde verleggingen worden door de planvoorbereider in het fase 3 besluit verwerkt. 4. Voor overige projecten vindt de afstemming plaats gedurende de voorbereidingscoördinatie, tijdens de wenstracéprocedure. De afspraken over de kostenverdeling van verleggingen worden voorafgaand aan het definitief tracé akkoord gemaakt.
4.5.3 Kostenvergoeding 1. D e gemeente vergoedt voor gedwongen verleggingen van distributiekabel- en leidinginfrastructuur aan de kabel- en leidingbeheerder een percentage van de werkelijk gemaakte kosten overeenkomstig onderstaande tabel. leeftijd kabel/leiding in jaren
1-5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
vergoeding door gemeente
100% 90% 81% 72% 63% 54% 45% 36% 27% 18% 9%
>15 0%
2. D e gemeente vergoedt voor gedwongen verleggingen van transportkabels en –leidingen aan de kabel- en leidingbeheerders een percentage van de werkelijk gemaakte kosten overeenkomstig onderstaande tabel.
leeftijd kabel/leiding in jaren vergoeding door gemeente
1-10
11
12
13
14
15
16
17
100%
95%
90%
85%
80%
75%
70%
65%
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
>29
60%
55%
50%
45%
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
3. D e leeftijd van de kabel- en leidinginfrastructuur wordt gerekend vanaf de datum waarop de vergunning tot leggen en/of plaatsen van de kabel- en leidinginfrastructuur in werking is getreden. 4. Indien een vergunning ontbreekt, wordt de leeftijd gerekend vanaf de datum waarop het leggen en/of 40
plaatsen volgens de (veldwerk)registratie van de kabel- en leidingbeheerder is voltooid. 5. Indien de kabel- en leidingbeheerder niet kan aantonen op welke datum vergunning werd verleend, dan wel op welke datum het leggen en/of plaatsen is voltooid, wordt er voor de toepassing van deze verlegregeling van uitgegaan dat de betreffende kabel- en leidinginfrastructuur ouder is dan 15 jaar, dan wel 30 jaar of ouder is indien het transportkabels- en leidingen betreft. 6. In afwijking van het onder 1 en 2 van deze paragraaf bepaalde is geen vergoeding verschuldigd indien in de voor de aanleg van de kabel- en leidinginfrastructuur verleende vergunning expliciet vermeld wordt dat binnen de termijn van 15 jaar, of 30 jaar indien het transportkabels- en leidingen betreft, verlegging ervan wordt voorzien, waarbij deze te verwachten verlegging duidelijk en niet uitsluitend in algemene termen dient te zijn omschreven. 7. In afwijking van het onder 1 en 2 van deze paragraaf bepaalde vergoedt de gemeente 100% van de werkelijk gemaakte kosten indien: a. de kabel- en leidingbeheerder niet of verwijtbaar te laat door de gemeentelijke planvoorbereider bij het gestelde in paragraaf 4.5.2. onder 3 en 4 is betrokken; b. het gaat om verplaatsing van bovengrondse voorzieningen, zoals trafostations, gasregelstations en warmte-/koude-overdrachtsstations, waarvoor een recht van opstal is verleend; c. het gaat om verplaatsing van kabels en leidingen die als rechtstreeks gevolg van de onder sub b. genoemde verplaatsing noodzakelijkerwijze dienen te worden verlegd; d. het gaat om gedwongen verleggingen die uitsluitend worden veroorzaakt door particuliere initiatieven waarbij geen gemeentelijk belang aan de orde is en waarbij de gemeente, indien en voor zover dat in haar macht lag, heeft nagelaten aan de kabel- en leidingbeheerder een zakelijk recht te verlenen dan wel de betreffende particulier te verplichten de verlegging of verplaatsing aan de kabel- en leiding-beheerder te vergoeden. Voorbeelden van bedoelde particuliere initiatieven zijn het aanbrengen van een lift aan een bestaand gebouw, het veranderen van gevels, kleine rooilijnoverschrijdingen, het uitgeven van kleine stukjes (snipper)groen en dergelijke. e. het gaat om in het kader van de gedwongen verlegging gemaakte herbestratingskosten. In de meeste gevallen waarbij sprake is van gedwongen verleggingen gaat het om zogenaamde ‘gecombineerde werken’ waarbij de gemeente zelf zorg draagt voor herbestrating en dus zelf de kosten daarvan voor haar rekening neemt. 86. Uitgangspunt bij de hiervoor onder 7 sub b, c en d bedoelde vergoeding door de gemeente is dat verplaatsing en verlegging van gelijkwaardige kabel- en leidinginfrastructuur plaatsvindt. a. Indien sprake is van een capaciteitstoename en/of andere kwantificeerbare voordelen wordt daarvoor een in redelijkheid tussen partijen vast te stellen bedrag in mindering gebracht op de vergoeding door de gemeente. b. Indien sprake is van een aantoonbare, niet gewenste, capaciteitsafname of van een aantoonbare, kwantificeerbare kwaliteitsvermindering zal naast de vergoeding een in redelijkheid tussen partijen vast te stellen bedrag worden vergoed. 3. 9 Indien vanwege de gemeentelijke werkzaamheden sprake is van meerdere (tijdelijke) verleggingen van dezelfde kabel- en leidinginfrastructuur, is op de eerste tijdelijke verlegging deze verlegregeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente, tenzij hierover tijdens de planvormings- of voorbereidingscoördinatie tussen de gemeente en de kabel- en leidingbeheerder andere afspraken zijn gemaakt. 10. 4. Het hiervoor onder 9 bepaalde geldt niet indien het gaat om: a. werkzaamheden aan kunstwerken, zoals bruggen, waarin de kabel- en leidinginfrastructuur is verwerkt en waarbij de uitvoeringswijze onherroepelijk met zich meebrengt dat de kabel- en leidinginfrastructuur tijdelijk buiten het kunstwerk moet worden gebracht en hiervoor geen ander definitief tracé beschikbaar is. b. werkzaamheden aan de riolering in straten en stegen die dusdanig smal zijn dat de riolering en de overige kabel- en leidinginfrastructuur gedwongen zodanig dicht bij elkaar liggen dat tijdelijke verlegging van de overige kabel- en leidinginfrastructuur tijdens de uitvoering onherroepelijk is. In deze gevallen worden de totale verlegkosten van alle benodigde tijdelijke verleggingen vergoed op grond van de leeftijd van de oorspronkelijke kabel- en leidinginfrastructuur, volgens de hiervoor onder 1 en 2 weergegeven tabellen.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
41
4.5.4 Werkelijk gemaakte kosten 1. Werkelijk gemaakte kosten bestaan uit de volgende posten: n materiaalkosten; n kosten van het uit en in bedrijf stellen; n kosten van ontwerp en begeleiding; n uitvoeringskosten. 2. Onder materiaalkosten wordt verstaan kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel- en leidinginfrastructuur. Hieronder wordt in elk geval verstaan de kosten van kabel- en/of leidingcomponenten, kosten van werkbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht. 3. Onder kosten van uit en in bedrijf stellen wordt verstaan: n k osten van het spanning- of produktloos maken van de kabel- en leidinginfrastructuur alsmede de kosten van het weer in bedrijf stellen hiervan; n k osten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard. Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen. 4. Onder kosten van ontwerp en begeleiding wordt verstaan kosten van: n onderzoek; n voorontwerp; n definitief ontwerp; n bestek; n aanbesteding en gunning; n detaillering ten behoeve van de uitvoering; n directievoering; n oplevering; n onderhoud- en garantietermijn. 5. Onder uitvoeringskosten wordt verstaan: n k osten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden (zoals werkputten en ondersteuningen); n k osten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van ten gevolge van de gedwongen verlegging verlaten kabel- en leidinginfrastructuur. De ter plaatse vrijgekomen materialen zijn c.q. worden eigendom van de leidingbeheerder; n k osten van constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurwerk (zoals overkluizingen en mantelbuizen). n vergunningaanvraag, CAR verzekering.
4.5.5 Procedure 1. D e gemeente meldt voorgenomen gemeentelijke werkzaamheden, duidelijk omschreven en voorzien van duidelijke tekeningen, in een zo vroeg mogelijk stadium bij de kabel- en leidingbeheerder en voert tijdig overleg over de consequenties met betrekking tot gedwongen verleggingen en eventuele alternatieven. 2. Het aanmelden van werkzaamheden en het overleg gebeurt conform de procedures beschreven in hoofdstuk 3 (coördinatieproces). 3. Ten behoeve van het overleg geeft de kabel- en leidingbeheerder de gemeente op aanvraag voldoende inzicht in de ligginggegevens van de kabel- en leidinginfrastructuur. 4. Gedurende het overleg geeft de kabel- en leidingbeheerder aan de gemeente op basis van het gekozen alternatief een inschatting van de te verwachten werkelijke kosten van gedwongen verleggingen, zodanig dat de gemeente de te verwachten vergoeding voor de gedwongen verleggingen kan meenemen in de planvorming, (bestuurlijke) besluitvorming en voorbereiding van de gemeentelijke werkzaamheden.
42
5. Bij deze kosteninschatting worden vermeld: n het type kabel- en leidinginfrastructuur; n de leeftijd van de kabel- en leidinginfrastructuur; n d e conform paragraaf 4.5.4. onderbouwde begrote/geraamde werkelijke kosten van de gedwongen verleggingen per type kabel- en leidinginfrastructuur (distributie, transport, gebouwde voorzieningen). 6. Voor gemeentelijke werkzaamheden ten gevolge van stedebouwkundige plannen en/of ten behoeve van het bouwrijp maken van gronden en voor grote infrastructurele werkzaamheden geldt dat het overleg begint in het Planvormingsoverleg. 7. Voor overige werkzaamheden geldt dat het overleg begint in het Voorbereidingsoverleg. 8. Voor alle gedwongen verleggingen geldt dat de wenstracéprocedure, zie hoofdstuk 3 (coördinatieproces), wordt gebruikt voor het definitief vaststellen van de benodigde gedwongen verleggingen en van het nieuwe tracé na de gedwongen verlegging. 9. Voorafgaand aan de vaststelling van het definitief tracé akkoord wordt tussen de gemeente en de kabel- en leidingbeheerder overeenstemming bereikt over de begrote/geraamde kosten van de gedwongen verlegging en de mate van vergoeding hiervan door de gemeente. 10. De verzending van het definitief tracé akkoord door de gemeente aan de kabel- en leidingbeheerder geldt als formeel verzoek tot verlegging. 11. Indien de gemeente (een deel van) de gedwongen verlegging vergoedt, verstuurt de kabel- en leidingbeheerder naar aanleiding van het definitief tracé akkoord de definitieve, conform paragraaf 4.5.4. onderbouwde kostenopgave aan de gemeente, waarna de gemeente hiervoor een betalingsopdracht verstrekt. 12. Eventuele significante meerkosten komen slechts in aanmerking voor een vergoeding door de gemeente indien deze voordat ze zijn gemaakt door de kabel- en leidingbeheerder aan de gemeente zijn gemeld en de gemeente hiermee schriftelijk akkoord is gegaan. 13. Facturering en betaling vinden plaats middels de bij partijen algemeen gebruikelijke wijze.
4.5.6 Geschillen over de kostenvergoeding 1. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de vergoeding door de gemeente dan kan aan bureau Stadsregie worden verzocht hierover een advies te geven conform hoofdstuk 3, paragraaf 3.4.10. 2. Indien het advies van bureau Stadsregie niet leidt tot overeenstemming over de vergoeding door de gemeente, dan neemt het college van burgemeester en wethouders hierover een besluit. 3. Een geschil over de door de gemeente te betalen vergoeding zal in geen geval mogen leiden tot vertraging van werkzaamheden. De gemeente zal in die gevallen waarin nog geen overeenstemming is over de vergoeding door de gemeente en waarin B&W nog geen besluit hieromtrent hebben genomen, op voorlopige basis 50% van de door de kabel- en leidingbeheerder schriftelijk onderbouwde kosten, waarop de kabel- en leidingbeheerder op basis van deze verlegregeling recht meent te hebben, aan de kabel- en leidingbeheerder vergoeden. Na het besluit door B&W, of indien van toepassing, na afhandeling van het bezwaar en beroep hiertegen, vindt de definitieve verrekening plaats tussen de gemeente en de kabel- en leidingbeheerder.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
43
44
Bijlagen Bijlage 1 Stroomschema coördinatieprocessen Bijlage 2 Richtlijn BLVC Aspecten Bijlage 3 Wenstracé procedure Bijlage 4 Kernactiviteiten
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
45
Bijlage 1 Stroomschema coördinatieprocessen
46
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
47
Bijlage 2 Richtlijn BLVC-aspecten 1.
Inleiding Bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie (BLVC). In Amsterdam moeten projecten op de Amsterdamse hoofdnetten in een BLVC-plan aangeven met welke maatregelen de hinder van werkzaamheden voor de stad en de directe omgeving zo laag mogelijk wordt gehouden. Zonder een door bureau Stadsregie en gebiedsbeheerder (stadsdelen) goedgekeurd BLVC-plan mag er op de hoofdnetten niet gewerkt worden. Uitgangspunt voor het verplicht stellen van BLVC-plannen is dat maatregelen ten behoeve van de bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie al vroeg in de planvorming ter sprake komen en daardoor integraal deel uitmaken van het project en het bestek. Geen project is gelijk, ter voorkoming van onnodige bureaucratie hoeven minder ingrijpende projecten minder stappen in het BLVC-proces te doorlopen. Bij ingrijpende projecten is het BLVC-plan een groeidocument dat gedurende de planvorming verder wordt gedetailleerd en besproken. Minder ingrijpende projecten hoeven slechts éénmaal een BLVC-plan in te dienen. Wanneer en hoe een BLVC-plan moet worden opgesteld leest u in deze bijlage.
2.
Wanneer een BLVC-plan? Van grof naar fijn, BLVC in drie stappen Projecten die zich afspelen op het hoofdnet Auto, Openbaar Vervoer en in mindere mate het hoofdnet Fiets, doorlopen het BLVC-proces. Hoe ingrijpender het project voor de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid is, hoe vroeger in de planvorming het project een BLVC-plan moet opstellen. Bureau Stadsregie bepaalt welke stappen een project moet doorlopen Al naar gelang de impact van het project kan bureau Stadsregie op drie momenten om het BLVC-plan verlangen. Op elk van de drie momenten heeft het BLVC-plan een specifieke naam en inhoud: I BLVC-notitie Van grote en ingrijpende projecten op de hoofdnetten Auto en Openbaar Vervoer kan vroeg in de planvorming verzocht worden een BLVC-notitie op te stellen. Te denken valt aan projecten met een omvang en impact als de aanleg van de IJtram en de herprofilering van de ring Oud-Zuid. De BLVC-notitie moet bureau Stadsregie inzicht geven in de projectplannen. Eén of twee A4-tjes kunnen volstaan. Bureau Stadsregie gebruikt als richtlijn: n projecten die langer dan vier weken overdag op het hoofdnet verkeershinder veroorzaken n projecten die, buiten de corridortijden verkeershinder op de corridors veroorzaken n projecten die plaatsvinden in aandachtsgebieden van de stadsregisseur Een BLVC-notitie dient ongeveer twee jaar voor start uitvoering te worden opgesteld en behandeld. II BLVC- hoofdlijnenplan Projecten die reeds een BLVC-notitie bij bureau Stadsregie hebben opgesteld stellen later in de planvorming een BLVC-hoofdlijnenplan op. In dat geval is het BLVC-hoofdlijnenplan een verdere invulling van de BLVC-notitie. Ook middelgrote projecten die nog geen BLVC-notitie hebben opgesteld, stellen nu een BLVC-hoofdlijnenplan op. Uitsluitend zeer ingrijpende werkzaamheden op het hoofdnet Fiets zijn hiertoe ook verplicht (zie richtlijnen WWU). BLVC-hoofdlijnenplannen moeten ongeveer één jaar voor start uitvoering worden behandeld.
48
De algemene richtlijn of een project een BLVC-hoofdlijnenplan moet opstellen is: n Een project korter dan vier weken máár met verkeershinder overdag n Een project langer dan vier weken met verkeershinder ’s avonds en ’s nachts III BLVC-detailplan Projecten die reeds een BLVC-notitie en -hoofdlijnenplan hebben opgesteld stellen nu ook een BLVCdetailplan op. Een gedetailleerde nadere uitwerking van de eerdere BLVC-stukken. Maar ook projecten op de hoofdnetten die geen BLVC-notitie en hoofdlijnenplan hoefden op te stellen, zijn nu verplicht een BLVC-detailplan op te stellen. Uitsluitend zeer kleine werkzaamheden, waarvoor ook een verkorte vergunningverlening geldt, hoeven geen BLVC-detailplan te maken. Een BLVC-detailplan wordt ongeveer drie maanden voor start uitvoering behandeld. De gebiedsbeheerder toetst het BLVC-detailplan maar kan eventueel de WWU verzoeken dit namens de gebiedsbeheerder te doen.
3.
Waaruit bestaat een BLVC-plan? Alle BLVC-plannen hebben eenzelfde opbouw. Echter, vanzelfsprekend, een BLVC-notitie geeft informatie op hoofdlijnen, terwijl een BLVC-detailplan detailinformatie met betrekking tot bijvoorbeeld de tijdelijke verkeersvoorzieningen geeft. A. Toelichting project B. Omgevingsscan C. Risicoanalyse D. Faseringsplan F. Verkeersmaatregelenplan (eventueel samen te voegen met faseringsplan) G. Leefbaarheid H. Veiligheid I. Communicatieplan
3.1
De BLVC-notitie Bij aanmelding van de zeer ingrijpende en grote projecten bij het Coördinatiestelsel kan bureau Stadsregie verlangen om een BLVC-notitie. Deze notitie van een of twee A4-tjes geeft op hoofdlijnen inzicht in het project en de gevolgen voor stad en omgeving. De BLVC-notitie wordt geagendeerd voor het Regieoverleg onder voorzitterschap van de stadsregisseur. De stadsregisseur verleent na behandeling het project een voorlopig tijdvak en geeft eventueel ook voorlopige koppelingen met andere projecten.
A. Korte toelichting project Administratieve
gegevens: - gegevens projecttrekker - als reeds mogelijk: gegevens van in het project meegaande partijen - coördinatienummer (bij aanmelding project bij BSR toegekend) Omschrijving van project (aard van de werkzaamheden) Nut, noodzaak en achtergrond van het project Opdrachtgever, verantwoordelijkheidsstructuur Planning. Als reeds een uitvoeringsdatum bekend is, aangeven waarom voor deze datum gekozen is en welke consequenties een eventueel ander tijdvak met zich met mee zal brengen. Plaats in het bestuurlijk traject Kaartmateriaal waar het project zich afspeelt
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
49
B. Omgevingsscan Algemene schets van de omgeving (bijvoorbeeld: winkelstraat met woonfuncties etc). Belangrijke maatschappelijke functies in de omgeving (bijvoorbeeld: ziekenhuis, grote onderneming etc). Aangeven welke projecten en evenementen zich tijdens de werkzaamheden in de omgeving afspelen en die de verkeersafwikkeling beïnvloeden. De omgevingsscan ook op kaartmateriaal aangeven.
C. Risicoanalyse Aangeven welke risico’s de planning van het project kunnen beïnvloeden. Te denken valt aan: Voortgang bestuurlijke besluitvorming, bijvoorbeeld inspraak bij gevoelige projecten of financiering. Procedurele risico’s als kapvergunningen. Technische knelpunten als fysiek complex of gevoelig voor weersomstandigheden. Andere projecten in de stad die de verkeersafwikkeling rond het project beïnvloeden en bij eventuele gelijktijdige uitvoering ernstig kan verstoren.
D. Faseringsplan hoofdlijnen inzicht in eventueel reeds geplande data van faseringen. Daarbij moet niet de civieltechnische fasering en planning in beeld worden gebracht, maar de gevolgen van het project voor de BLVC van de stad per fase (verkeerstechnische benadering). Het eventuele faseringsplan aangeven op een balkenschema en per fase intekenen op kaartmateriaal. Op
E. Verkeersmaatregelenplan Indien
mogelijk aangeven hoe verkeersstromen tijdens de werkzaamheden worden omgeleid. mogelijk de omleidingsroutes aangeven op kaartmateriaal. Als verkeersmaatregelenplan reeds bekend is deze intekenen op het kaartmateriaal van het faseringsplan. Als
F. Leefbaarheid In
dit stadium van voorbereiding nog niet in te vullen
G. Veiligheid Globale indicatie van eventuele risico’s voor fysieke en sociale veiligheid tijdens de werkzaamheden. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffenroute op locatie project.
H. Communicatieplan Inzicht
geven in de gekozen communicatiestrategie. De wijze waarop tijdens de verschillende fasen van het project gecommuniceerd moet worden vindt u in het handboek Zo Werken wij in Amsterdam Projectcommunicatie.
50
3.2
Het BLVC-hoofdlijnenplan Moet veel meer dan de BLVC-notitie inzicht geven in de gevolgen en gekozen oplossingsrichtingen. Vooral de fasering van het project wordt onderbouwd. Detail uitvoeringsmaatregelen komen echter pas in het BLVC-detailplan ter sprake.
A. Toelichting project Administratieve
gegevens: - gegevens projecttrekker en in het project meegaande partijen - gegevens projectleider en directie - coördinatienummer (bij aanmelding project bij BSR toegekend) Omschrijving van project (aard van de werkzaamheden) Nut, noodzaak en achtergrond van het project Opdrachtgever, verantwoordelijkheidsstructuur Zijn er vooroverleggen geweest en zo ja wat was hiervan de uitslag Planning. Aangeven waarom voor deze datum gekozen is en welke consequenties een eventueel ander tijdvak met zich met mee zal brengen. Werktijden (extra inzet ploegen of juist niet) Plaats in het bestuurlijk traject. Kaartmateriaal waar het project zich afspeelt
B. Omgevingsscan Nauwkeurige omschrijving van de omgeving Belangrijke maatschappelijke functies in de omgeving (bijvoorbeeld: ziekenhuis, grote onderneming enzovoort) en aangeven welke maatregelen genomen worden voor de bereikbaarheid Welke projecten en evenementen spelen zich tijdens de werkzaamheden af in de omgeving en beïnvloeden de verkeersafwikkeling? Aangeven welke afspraken met deze partijen zijn/worden gemaakt. De omgevingsscan ook op kaartmateriaal aangeven
C. Risicoanalyse Aangeven welke risico’s de planning van het project kunnen beïnvloeden. Echter alleen het signaleren ervan is onvoldoende. U moet nu ook aangeven welke oplossingsrichtingen eventueel van toepassing zijn: Voortgang bestuurlijke besluitvorming, bijvoorbeeld inspraak bij gevoelige projecten of financiering. Procedurele risico’s als kapvergunningen. Technische knelpunten als fysiek complex of gevoelig voor weersomstandigheden. Andere projecten in de stad die de verkeersafwikkeling rond het project beïnvloeden en bij eventuele gelijktijdige uitvoering ernstig kan verstoren Aangeven of risico’s als kapvergunningen, inspraak, weersomstandigheden etc., de planning kunnen beïnvloeden.
D. Faseringsplan Vanuit verkeerstechnische basis opzetten (civieltechnische fasering en planning zijn voor de BLVC niet relevant). De data van faseringen en onderbouwing waarom hiervoor is gekozen (bijvoorbeeld kort maar hevig) Per fase aangeven welke gevolgen het project heeft voor de verschillende verkeersmodaliteiten. Het faseringsplan aangeven op een balkenschema en per fase intekenen op kaartmateriaal.
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
51
E. Verkeersmaatregelenplan Onderbouwd De
aangeven hoe verkeersstromen tijdens de werkzaamheden worden omgeleid. omleidingsroutes aangeven op kaartmateriaal
Het verkeersmaatregelenplan kan worden ingetekend op het kaartmateriaal van het faseringsplan
F. Leefbaarheid Globale indicatie van de gevolgen van het project voor de leefbaarheid. Bijvoorbeeld: voortdurende aan- en afvoer materiaal veel opslag bouwmateriaal in de buurt geluidsoverlast
G. Veiligheid Aangeven
welke risico’s er zijn voor de verkeers- en sociale veiligheid tijdens de werkzaamheden en oplossingsrichtingen aangeven.
H. Communicatieplan Communicatieplan
bijsluiten. De wijze waarop tijdens de verschillende fasen van het project gecommuniceerd moet worden vindt u in het handboek Zo Werken wij in Amsterdam - Projectcommunicatie.
3.3
Het BLVC-detailplan Het BLVC-detailplan wordt getoetst door de gebiedsbeheerder. Hij gebruikt het BLVC-detailplan bij de behandeling van de vergunningaanvraag. De WWU kan op verzoek van de gebiedsbeheerder het BLVCdetailplan toetsen.
A. Toelichting Project Administratieve
gegevens: - gegevens projecttrekker en in het project meegaande partijen - gegevens projectleider en directie - coördinatienummer (bij aanmelding project bij BSR toegekend) Omschrijving van project (aard van de werkzaamheden) Nut, noodzaak en achtergrond van het project Opdrachtgever, verantwoordelijkheidsstructuur Zijn de nood- en hulpdiensten geïnformeerd? Is het wijkteam van de politie betrokken? Is er een omgevingsmanager aangesteld? Zijn er vooroverleggen geweest en zo ja wat was hiervan de uitslag? Planning. Aangeven waarom voor deze datum gekozen is en welke consequenties een eventueel ander tijdvak met zich met mee zal brengen. Werktijden (extra inzet ploegen of juist niet). Onderbouwen waarom gekozen is voor deze werktijden Plaats in het bestuurlijk traject. Kaartmateriaal waar het project zich afspeelt.
52
B. Omgevingsscan Nauwkeurige omschrijving van de omgeving. Belangrijke maatschappelijke functies in de omgeving (bijvoorbeeld: ziekenhuis, grote onderneming enzovoort). Welke projecten en evenementen spelen zich tijdens de werkzaamheden af in de omgeving en beïnvloeden de verkeersafwikkeling? Aangeven welke afspraken met deze partijen zijn gemaakt. De omgevingsscan ook op kaartmateriaal aangeven.
C. Risicoanalyse Aangeven welke risico’s de planning van het project kunnen beïnvloeden. Echter alleen het signaleren ervan is onvoldoende. Ook moet worden aangegeven welke oplossingsrichtingen eventueel van toepassing zijn: Procedurele risico’s als kapvergunningen of bij veranderde planning problemen met de subsidie voorwaarden. Technische knelpunten als fysiek complex of gevoelig voor weersomstandigheden. Andere projecten in de stad die de verkeersafwikkeling rond het project beïnvloeden en bij eventuele gelijktijdige uitvoering ernstig kan verstoren.
D. Faseringsplan Vanuit verkeerstechnische basis opzetten, wanneer worden afzettingen en dergelijke geplaatst, civieltechnische fasering en planning zijn voor de BLVC niet relevant. De data van faseringen en onderbouwing waarom hiervoor is gekozen (bijvoorbeeld kort maar hevig) Per fase aangeven welke gevolgen het project heeft voor de verschillende verkeersmodaliteiten. Het faseringsplan aangeven op een balkenschema en per fase intekenen op kaartmateriaal.
E. Verkeersmaatregelenplan Onderbouwd
aangeven hoe verkeersstromen tijdens de werkzaamheden worden omgeleid. álle tijdelijke verkeervoorzieningen per fase, op kaartmateriaal: - omleidingsroutes - afzettingen - bebordingsplan - dwarsdoorsneden Onderbouwd aangegeven of verkeersregelaars worden ingezet Is er voldoende aandacht voor looproutes en tijdelijke verharding (plankiers)? Wordt het handboek Zo Werken Wij in Amsterdam - Op straat gehanteerd? Intekenen
Het verkeersmaatregelenplan kan worden ingetekend op het kaartmateriaal van het faseringsplan
F. Leefbaarheid Maatregelen
om tijdens de uitvoering de leefbaarheid van de omgeving zo min mogelijk te belasten. Aandachtspunten: - Wie is namens het project aanspreekpunt voor de omgeving? - Geluidsoverlast en trillingshinder - Ophaal (huis) afval - Schoonhouden werkterrein én omgeving - Net werkterrein (ordelijke plaatsing van bouwhekken) - Goede verlichting
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
53
G. Veiligheid Uitgebreid
ingaan op de fysieke en sociale veiligheid tijdens de werkzaamheden en oplossingsrichtingen aangeven. Aandachtspunten: - In- en uitrijdend bouwverkeer - Verkeersveiligheid algemeen - Kwaliteit tijdelijke verharding - Handhaving verkeersregels - Sociale veiligheid (zie handboek zo Werken Wij in Amsterdam op straat) - Beheer van de tijdelijke verkeersvoorzieningen
H. Communicatieplan Communicatieplan
bijsluiten. De wijze waarop tijdens de verschillende fasen van het project gecommuniceerd moet worden vindt u in het handboek Zo Werken wij in Amsterdam - Projectcommunicatie.
4. Tot slot Lange tijd werd uitgegaan van het credo: ‘werkzaamheden zijn tijdelijk, overlast hoort erbij’. Zo werken wij echter niet meer in Amsterdam. Ook tijdens de uitvoering moet de stad maatschappelijk en economisch blijven functioneren. Het sinds 2002 verplicht opstellen van BLVC-plannen heeft een duidelijke verbetering teweeg gebracht in de wijze van uitvoering. De extra tijd die in het nadenken over, en het daadwerkelijk goed uitvoeren van werkzaamheden wordt gestoken, betaalt zich (maatschappelijk) terug. Nadere informatie over de communicatie en het beheer en inrichting van de openbare ruimte tijdens werkzaamheden vindt u in de handboeken Zo Werken Wij In Amsterdam ‘Projectcommunicatie’ en ‘Op Straat’. Deze handboeken, voorbeelden van goede BLVC-plannen, én richtlijnen van de WWU vindt u op de kennisbank van www.coördinatiestelsel.amsterdam.nl.
54
Bijlage 3 Wenstracéprocedure De hieronder tussen haakjes genoemde stappen verwijzen naar de stappen zoals opgenomen in de procesbeschrijvingen in hoofdstuk 3, paragraaf 3.5.
Algemeen 1. T ekeningen worden altijd in tweevoud naar KLB verzonden door gebiedsbeheerder. Eén exemplaar is bestemd om door KLB geretourneerd te worden met opgaven c.q. commentaar. 2. Zo nodig nemen de KLB in een vroeg stadium contact met elkaar op voor het bespreken van eventuele knelpunten. 3. Als uit deze procedure blijkt dat er sprake is van ruimtegebrek zal de gebiedsbeheerder proefsleuven laten maken om de exacte ligging van K&L te traceren.
1.
Start wenstracéprocedure (stap 3a) Vergunningaanvrager geeft aan de gebiedsbeheerder het gewenste tracé aan. Deze informatie dient zo exact mogelijk te zijn.
2.
Aanvraag wenstracés door middel van aanvraagbrief (stap 3b) In de aanvraag wenstracés K&L moet het volgende door de gebiedsbeheerder worden vermeld of bijgevoegd: 1. Coördinatienummer (bij aanmelding project bij BSR toegekend). 2. Projectomschrijving overeenkomstig de omschrijving uit de projectaanmelding bij bureau Stadsregie. 3. Aard van het werk. 4. Tekening van de bestaande / nieuwe situatie met de voorlopige werkgrenzen van gebiedsbeheerder en verhoging / verlaging van materiaal en hoogtematen. 5. K&L-tekening van de bestaande situatie met daarop aangegeven de nieuwe bandenlijnen en vaste objecten (fietsenrekken, banken e.d). Dus geen materiaalscheidingen (maar wel asfaltscheidingen), markeringen enzovoort. 6. (Voorlopige) aanvullende gegevens zoals het historisch bodemonderzoek. 7. (Eventueel) woonbootaansluitingen bij walmuurvernieuwingen of herprofileringen van grachtendelen waaraan woonboten liggen.
3.
Aangeven wenstracés en controleren bestaande tracés (stap 3c) 1. KLB geven aan welke K&L tracés en toebehoren zij hebben liggen. 2. KLB geven wenstracés aan (voor verleggingen).
4. Verwerken wensen KLB, nieuwe hoogtematen en constateren noodzakelijke verleggingen (stap 3d)
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
55
5.
Aanvragen akkoord wenstracé (stap 3e) In de aanvraag akkoord voor geprojecteerde / vervallen / noodzakelijk te verleggen K&L door middel van goedkeuringsbrief moet het volgende worden vermeld of bijgevoegd: 1. coördinatienummer (bij aanmelding project bij BSR toegekend) 2. projectomschrijving overeenkomstig de omschrijving uit de projectaanmelding bij bureau Stadsregie 3. resultaat van de wenstracés 4. uitvoeringswijze 5. tekening van de nieuwe situatie voorzien van nieuwe hoogtematen, maatvoering en definitieve werkgrenzen van gebiedsbeheerder 6. K&L-tekening met daarop naast K&L aangegeven de nieuwe bandenlijnen en vaste objecten (fietsenrekken, banken en dergelijke). Dus behalve asfaltgrenzen geen materiaalscheidingen, markeringen enzovoort 7. bij grachten en indien noodzakelijk een tekening met dwarsprofiel 8. (eventueel) woonbootaansluitingen aangegeven op tekening
6.
Akkoord verklaring door KLB (stap 3f) 1. C ontrole van de geprojecteerde, vervallen en noodzakelijk te verleggen K&L door KLB. 2. KLB geeft aan de gebiedsbeheerder aan akkoord te zijn met de tracés of geeft beargumenteerd aan niet akkoord te zijn met de tracés. Partijen streven er naar om in overleg met elkaar tot overeenstemming te komen. 3. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt dan beslist vergunningverlener na horing van de deelnemende partijen.
7.
Definitief tracé akkoord (stap 3g) Vergunningverlener verstuurt een definitief tracé akkoord aan de betreffende kabels en leidingenbeheerders. Het definitief tracé akkoord wordt integraal onderdeel van de vergunning of het instemmingsbesluit.
56
Bijlage 4 Kernactiviteiten Kernactiviteiten en gecombineerde werkvoorbereiding Onderstaand schema betreft een verfijnde projectfasering zoals die over het algemeen door de gebiedsbeheerder gehanteerd wordt voor projecten in de openbare ruimte. Het betreft activiteiten die vanuit het coördinatieproces moeten worden doorlopen, aangevuld met activiteiten waarvan geadviseerd wordt om deze gezamenlijk met de overige partijen in een project voor te bereiden / uit te voeren. projectfase
kernactiviteit
planvorming
programma en bijbehorende begrotingen opstellen inventarisatie bestaande situatie plan van eisen opstellen Veiligheid en Gezondheid (V&G) aspecten opnemen ontwerp maken kostenindicatie opstellen BLVC-Notitie (omgevingsscan) maatschappelijk overleg bestuurlijke besluitvorming
voorbereiding
technische uitwerking ontwerp coördinatie met diensten en bedrijven (incl. V&G procedure) wenstracéprocedure t/m Definitief Tracé Akkoord opstellen BLVC Hoofdlijnenplan bestek opstellen toetsing BLVC Hoofdlijnenplan vaststellen werkgrenzen van het werk verdeelsleutel herstraatkosten vaststellen verdeelsleutel BLVC-kosten vaststellen verdeelsleutel voor vervuilde grond
uitvoering
detailplanning opstellen BLVC Detailplan toetsing BLVC Detailplan aanbesteding en gunning uitvoering plannen onder directie Gebiedsbeheerder coördineren V&G procedure
post-project
evaluatie en nazorg financiële afwikkeling (nacalculatie) revisietekeningen afronding V&G dossier oplevering en overdracht
Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte
57
58