Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voorschoolse Educatie 2014
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere; gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011; besluit: vast te stellen de navolgende Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voorschoolse Educatie 2014 met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze nadere regels wordt verstaan onder: a. Bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete. b. College: het college van burgemeester en wethouders c. Doelgroeppeuter: kind dat op indicatie van de JeugdGezondheidsZorg (JGZ) in aanmerking komt voor een peuterplek VVE en VVE,programma. d. Houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in Almere gevestigde locatie voor kinderopvang waar peuterwerk wordt uitgevoerd en die in het LRKP staat geregistreerd als kinderdagverblijf. e. IB 60 inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar. f. Kinderdagverblijf: locatie waar dagopvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. g. Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang. h. LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen: Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen. i. Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek (hetzij regulier, hetzij VVE) voor hun kind. j. Ouderbijdragentabel: een door de het college opgesteld overzicht van de financiële bijdrage die ouders moeten bijbetalen voor een gesubsidieerde peuter, of VVE,plek, waarbij de bijdrage wordt afgestemd op het verzamelinkomen van het gezin. k. Ouders: ouder(s) of verzorgers van de peuter. l. Peuterestafette: het in Almere gebruikte overdrachtsinstrument waarmee pedagogisch medewerkers op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter beschrijven. Dit document wordt vervolgens besproken met ouders en overgedragen naar de toekomstige basisschool. m. Peuterwerk: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet
1
n. o.
p.
q. r.
s.
t. u.
v.
kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Peuterwerk wordt uitgevoerd op peuterwerklocaties in groepen van maximaal 14 peuters per groep. Peuterwerklocatie: de locatie, geregistreerd als kinderdagverblijf in Almere in het LRKP, waar de houder peuterwerk uitvoert. Peuterplek regulier: plek van twee dagdelen per week, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per week is 6. (Vanwege de continuering van de huidige werkwijze en de overgang naar de nieuwe situatie beslaat een plek bij De Schoor in 2014 5,5 uur). Peuterplek VVE: plek voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, van vier dagdelen per week, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per week is 12. (Vanwege de continuering van de huidige werkwijze en de overgang naar de nieuwe situatie beslaat een plek bij De Schoor in 2014 11 uur). Peutergroep: een peutergroep bestaat uitsluitend uit peuterplekken regulier en peuterplekken VVE. Startgroep: een groep waarin gedurende 12,5 uur per week peuterwerk met VVE wordt gerealiseerd voor doelgroeppeuters en niet,doelgroeppeuters, onder regie van de basisschool. Een van de pedagogisch medewerkers is een leerkracht met een pabo,opleiding. In Almere zijn 4 groepen als Startgroep aangemerkt: Samenspel/Pierewiet, Wierwinde/Windekind, Tjasker/Speelmolen en Kompas/Precious kids. Vereiste taalniveaus: de landelijk gehanteerde eisen aan de taalniveaus van pedagogisch medewerkers op de peuterwerklocaties, te weten 2F voor schrijfvaardigheid en 3F voor spreek, en luistervaardigheid. Deze eisen zijn afkomstig uit de Referentieniveaus taal van de commissie Meijerink. Verzamelinkomen: Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin. VVE (voor, en vroegschoolse educatie): hier opgevat als opvang voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE,programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal,emotionele ontwikkeling. VVE-programma: één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal,emotionele ontwikkeling: Piramide, Ko,totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Schatkist, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.
Artikel 2 Doel Deze nadere regels hebben als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van gesubsidieerd peuterwerk, inclusief VVE. Artikel 3 De aanvrager Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door een houder. Artikel 4 De aanvraag 1. De houder kan een aanvraag voor subsidie op grond van deze nadere regels indienen tussen 1 april 2014 en 1 juni 2014. 2. Alleen tijdig ingediende en complete subsidieaanvragen, inclusief alle gevraagde bijlagen, worden in behandeling genomen.
2
Artikel 5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens Naast de in artikel 6 lid 1, lid 2 sub e en lid 3 genoemde bepalingen van de Algemene subsidieverordening Almere 2011, worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd: 1. Het ingevulde format subsidieaanvraag peuterwerk gemeente Almere; 2. Conform het gestelde in artikel 9 lid 1 sub c: De VVE,certificaten van de pedagogisch medewerkers van de peuterwerklocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd; 3. Conform het gestelde in artikel 9 lid 1 sub e: Bewijzen van de taalniveaus van de pedagogsich medewerkers van de peuterwerklocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dan wel bewijzen van lopende deelname aan taalscholing die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken; 4. Conform het gestelde in artikel 9 lid 1 sub f: Een plan van aanpak samenwerking basisschool. Artikel 6 Doelgroepen Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters: 1. Almeerse peuters van 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, en doelgroeppeuters van 2 tot 2,5 jaar, die een reguliere peuterplek bezetten van twee dagdelen per week, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor twee dagdelen per week. 2. Almeerse doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, die een VVE,peuterplek bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag of een gezamenlijk verzamelinkomen hebben van maximaal 37.184,,: subsidie beschikbaar voor vier dagdelen per week. 3. Almeerse doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, die een VVE,peuterplek bezetten, en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag en het verzamelinkomen van het gezin minimaal € 37.185,, bedraagt: subsidie beschikbaar voor het 3e en 4e dagdeel per week. 4. Voor Almeerse peuters die een plek hebben in een startgroep gelden dezelfde bepalingen als genoemd in de leden 1 t/m 3, met dien verstande dat het aantal uren waarvoor subsidie beschikbaar is gelijk is aan het aantal uren dat de plek (hetzij een reguliere peuterplek, hetzij een VVE,peuterplek) in beslag neemt. Deze bepaling geldt voor alle in Almere bestaande startgroepen, exclusief de Wierwinde/Windekind. Artikel 7 Hoogte van de subsidie 1. In aanmerking voor subsidie komt peuterwerkaanbod met een uurprijs van maximaal € 7,35 per uur. 2. Het college subsidieert per maand per bezette peuterplek een bedrag dat wordt berekend via de volgende formule: (uren per week) x (geldend uurtarief) x (40 weken / 12 maanden) – (ouderbijdrage per maand). Als de ouderbijdrage minder dan 12 keer per jaar in rekening wordt gebracht, dan vindt op bovenstaande berekening een correctie plaats in de vorm van een aanpassing van de 12 maanden,factor. Voor de in artikel 6 genoemde doelgroepen leidt dat tot de volgende maximale subsidiebedragen: a. Voor de in artikel 6 lid 1 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplek per jaar de uren per week * € 7,35 * 40 weken/12 maanden minus de geldende ouderbijdrage op basis van tabel 1 uit Bijlage 2. Voor de bepaling van het aantal uren per week: zie artikel 1 sub o. b. Voor de in artikel 6 lid 2 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplek per jaar de uren per week * € 7,35 * 40
3
3.
4. 5. 6.
weken/ 12 maanden minus de geldende ouderbijdrage op basis van tabel 2 uit Bijlage 2. Voor de bepaling van het aantal uren per week: zie artikel 1 sub p. c. Voor de in artikel 6 lid 3 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplek per jaar de uren per week * € 7,35 * 40 weken minus de geldende ouderbijdrage op basis van tabel 3 uit Bijlage 2. Voor de bepaling van het aantal uren per week: zie artikel 1 sub p. d. Voor de in artikel 6 lid 4 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplek per jaar het aantal uren dat de plek in de startgroep in beslag neemt * 7,35 * 40 weken/12 maanden minus de geldende ouderbijdrage op basis van de tabel uit Bijlage 2 die van toepassing is op de ouders. Naast de in lid 2 genoemde subsidiebedragen stelt het college een VVE, toeslag beschikbaar voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, die een VVE,peuterplek bezetten van vier dagdelen per week van elk minmaal 2,5 uur en maximaal 3 uur, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag: Deze VVE,toeslag bedraagt per geplaatste doelgroeppeuter maximaal € 400,, per jaar. Indien de doelgroeppeuter de VVE,plek niet het gehele jaar bezet, wordt de toeslag naar rato verstrekt. De in lid 3 genoemde subsidie geldt niet voor peuters in startgroepen. Het verleende subsidiebedrag wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder, door het college vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplekken en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen en kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.
Artikel 8 Subsidieplafonds 1. Het college stelt voor deze nadere regels twee subsidieplafonds vast: a) Subsidieplafond reguliere peuterplekken op € 385.940,, b) Subsidieplafond VVE,peuterplekken op € 1.293.960,, 2. Bij de verdeling van de beschikbare budgetten is rekening gehouden met de overgangssituatie waarin de organisaties die tot en met april 2014 het gesubsidieerde peuterspeelzaalwerk in Almere uitvoerden zich ten gevolge van de harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang bevinden. 3. De verdeling van het totaal beschikbare budget voor reguliere peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit: I. Stichting De Schoor krijgt subsidie voor 227 bezette reguliere plekken toegewezen. Stichting Vrije Peuterspeelzalen krijgt subsidie voor 37 bezette reguliere peuterplekken toegewezen. II. Vervolgens komen in aanmerking voor subsidie aanvragen betreffende startgroepen, waarvan de houder niet De Schoor is. III. Vervolgens komen in aanmerking voor subsidie aanvragen voor zes peuterwerklocaties van houders die door de Gemeente Almere zijn geselecteerd voor het overnemen van de peuterplekken van De Schoor in die wijk per 1 augustus 2015. Het betreft wijken waar wachtlijsten zijn en waar de capaciteit van De Schoor volledig is benut. De betreffende houders zijn op deze plekken reeds een nauwe samenwerking met De Schoor aangegaan: - La Luna in Tussen de Vaarten,Noord - La Luna in Tussen de Vaarten,Zuid
4
- Dikkertje Dap in Muziekwijk,Noord - Uk in Literatuurwijk - Uk in Noorderplassen - Pino in Waterwijk IV. Vervolgens komen in aanmerking voor subsidie aanvragen betreffende peuterwerklocaties in wijken waar op 1 januari 2014 een wachtlijst voor reguliere peuterplekken bestond, buiten de in lid 3 sub III genoemde peuterwerklocaties van De Schoor. Voor de wijkbepaling wordt de wijkindeling Passend Onderwijs aangehouden (zie Bijlage 1 bij deze nadere regels). Hierbij geldt het verdeeelcriterium: hoe langer de wachtlijst van peuters in de betreffende wijk, hoe eerder een aanvraag van een peuterwerklocatie uit die wijk in behandeling wordt genomen. De lengte van de wachtlijst is in Bijlage 1 uitgedrukt in de prioriteit die een wijk heeft. Daarin is ook het maximum aantal reguliere subsidieplekken opgenomen. Indien het aantal aangevraagde reguliere peuterplekken per wijk dat maximum overstijgt, geldt het criterium ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Dat wil zeggen dat deze aanvragen behandeld worden op volgorde van ontvangstdatum van de complete subsidieaanvraag. V. Vervolgens komen in aanmerking voor subsidie aanvragen betreffende overige peuterwerklocaties, volgens het criterium ‘wie het eerst komt het eerst maalt’. Dat wil zeggen dat aanvragen betreffende overige peuterwerklocaties behandeld worden op volgorde van ontvangstdatum van de complete subsidieaanvraag. 4. De verdeling van het totaal beschikbare budget voor VVE,peuterplekken geschiedt eveneens volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit: I. Stichting De Schoor krijgt subsidie voor 456 bezette VVE,plekken toegewezen. II. Vervolgens komen in aanmerking voor subsidie aanvragen betreffende startgroepen, waarvan de houder niet De Schoor is. III. Vervolgens komen in aanmerking voor subsidie aanvragen voor zes peuterwerklocaties van houders die door de Gemeente Almere zijn geselecteerd voor het overnemen van de peuterplekken van De Schoor in die wijk per 1 augustus 2015. Het betreft wijken waar wachtlijsten zijn en waar de capaciteit van De Schoor volledig is benut. De betreffende houders zijn op deze plekken reeds een nauwe samenwerking met De Schoor aangegaan: - La Luna in Tussen de Vaarten,Noord - La Luna in Tussen de Vaarten,Zuid - Dikkertje Dap in Muziekwijk,Noord - Uk in Literatuurwijk - Uk in Noorderplassen - Pino in Waterwijk IV. Vervolgens komen in aanmerking voor subsidie aanvragen betreffende peuterwerklocaties in de wijken waar op 1 januari 2014 een wachtlijst voor VVE,peuterplekken bestond, buiten de in lid 4 sub III genoemde peuterwerklocaties van De Schoor. Voor de wijkbepaling wordt de wijkindeling Passend Onderwijs aangehouden (zie Bijlage 1 bij deze nadere regels). Hierbij geldt het verdeeelcriterium: hoe langer de wachtlijst van peuters in de betreffende wijk, hoe eerder een aanvraag van een peuterwerklocatie uit die wijk in behandeling wordt genomen. De lengte van de wachtlijst is in Bijlage 1 uitgedrukt in de prioriteit die een wijk heeft. Daarin is ook het maximum aantal VVE, subsidieplekken opgenomen. Indien het aantal aangevraagde VVE, peuterplekken per wijk dat maximum overstijgt, geldt het criterium ‘wie
5
het eerst komt, het eerst maalt’. Dat wil zeggen dat deze aanvragen behandeld worden op volgorde van ontvangstdatum van de complete subsidieaanvraag. V. Vervolgens komen in aanmerking voor subsidie aanvragen betreffende overige peuterwerklocaties, volgens het criterium ‘wie het eerst komt het eerst maalt’. Dat wil zeggen dat deze aanvragen behandeld worden op volgorde van ontvangstdatum van de complete aanvraag. Artikel 9 Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders die voldoen aan de volgende voorwaarden: a. Het aanbod peuterwerk bestaat uit minimaal twee peutergroepen, dat wil zeggen dat binnen de groepen waar de te subsidiëren peuterplekken zich bevinden, alleen kinderen zijn geplaatst vanaf de leeftijd van 2 jaar tot het moment dat zij uitstromen naar de basisschool; b. Ten aanzien van de sub a genoemde peutergroepen gelden de voorwaarden voor kinderopvang en VVE zoals vastgelegd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; c. De pedagogisch medewerkers op de betreffende peuterwerklocatie zijn gecertificeerd voor het VVE,programma waarmee wordt gewerkt; als gevolg van personeelsverloop of het opstarten van een nieuwe groep mag worden volstaan met 1 gecertificeerde pedagogisch medewerker en 1 pedagogisch medewerker in opleiding. d. De houder maakt voor alle peuters gebruik van Peuterestafette en er is sprake van een warme overdracht van doelgroeppeuters naar de basisschool; e. De pedagogisch medewerkers beschikken op het moment van de subsidieaanvraag over de vereiste taalniveaus, dan wel volgen aantoonbaar op het moment van de subsidieaanvraag scholing die tot doel heeft de genoemde taalniveaus te bereiken. f. De houder werkt voor elke peuterwerklocatie aantoonbaar samen met één of meer basisscholen. Deze samenwerking blijkt uit een gezamenlijk plan van aanpak van de peuterwerklocatie en de basisschool (of basisscholen) voor de realisatie van een doorgaande lijn. 2. De te subsidiëren activiteiten starten op zijn vroegst op 1 mei 2014 en lopen na de start door tot en met 31 december 2014. 3. Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 9 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien: o voor één van Almeerse vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt; o het uurtarief voor ouders die een beroep doen op kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief voor de door het college te subsidiëren peuterplekken, als het aanbod in uren per week en weken per jaar voor deze ouders gelijk is. Artikel 10 Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek 1. Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 3). Voor ouders die een VVE,plek aanvragen en een inkomen onder de € 37.185,, hebben geldt dat zij een Inkomensverklaring IB60 over 2012 overleggen.
6
2. Indien het verzamelinkomen van het gezin, zoals aangegeven op de inkomensverklaring(en) IB60 over 2012, gewijzigd is, dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de huidige hoogte van het verzamelinkomen van het gezin blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek. 3. De houder houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan, en van bevindingen van deze toetsing. Artikel 11 De ouderbijdrage 1. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verwachte gezinsinkomen over 2014. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van het door ouders te overleggen inkomensverklaring IB60 over 2012 en eventueel aanvullende documenten zoals genoemd in artikel 10 lid 2. 2. Na bepaling van het verwachte gezinsinkomen over 2014 stelt houder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de tabellen in Bijlage 2. Artikel 12 De subsidieverlening 1. Het college neemt binnen acht weken na 1 juni 2014 een besluit over subsidieverlening. 2. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuterwerklocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd. Artikel 13 Verantwoording subsidie 1. In afwijking van het gestelde in artikel 13 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011 rapporteert houder gedurende de subsidieperiode maandelijks aan het college hoeveel door het college gesubsidieerde peuterplekken op de eerste dag van de maand (peildatum) bezet waren. Deze tussenrapportages worden uiterlijk op de laatste dag van de betreffende maand aan het college aangeleverd, middels een door het college vast te stellen Format Tussenrapportage Peuterwerk 2014. In de rapportages wordt in ieder geval vermeld: a) het aantal op de peildatum geplaatste peuters uitgesplitst in peuters op een reguliere peuterplek (2 dagdelen) en peuters op een VVE,peuterplek (4 dagdelen), in een getotaliseerd overzicht van alle peuterwerklocaties van de houder; b) het aantal op de peildatum geplaatste peuters op een door het college gesubsidieerde peuterplek, uitgesplitst in peuters op een reguliere peuterplek (2 dagdelen) en peuters op een VVE,peuterplek (4 dagdelen), in een getotaliseerd overzicht van alle peuterwerklocaties van houder; c) een getotaliseerd overzicht van alle gefactureerde ouderbijdragen over de betreffende maand, voor de door het college gesubsidieerde peuterplekken, uitgesplitst naar reguliere peuterplekken en VVE,peuterplekken. 2. In afwijking van het gestelde in de artikelen 17 en 18 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011 levert houder op uiterlijk 31 maart 2015 een eindrapportage aan het college aan, middels een door het college vast te stellen Format Eindrapportage Peuterwerk 2014. In die eindrapportage zijn in ieder geval de volgende gegevens opgenomen: a) een getotaliseerd overzicht over alle eerste dagen van de maanden van de subsidieperiode, van de aantallen genoemd in lid 1 sub a);
7
b) een getotaliseerd overzicht over alle eerste dagen van de maanden van de subsidieperiode, van de aantallen genoemd in lid 1 sub b); c) een getotaliseerd overzicht over alle eerste dagen van de maanden van de subsidieperiode, van het aantal peuters van minimaal 2 jaar, dat op de wachtlijst staat voor een reguliere peuterplek voor twee dagdelen per week, in een getotaliseerd overzicht van alle peuterwerklocaties van houder; d) een getotaliseerd overzicht over alle eerste dagen van de maanden van de subsidieperiode, van het aantal op een reguliere peuterplek geplaatste doelgroeppeuters van minimaal 2,5 jaar, dat op de wachtlijst staat voor twee aanvullende dagdelen per week, in een getotaliseerd overzicht van alle peuterwerklocaties van houder; e) een getotaliseerd overzicht over alle eerste dagen van de maanden van de subsidieperiode, van het aantal doelgroeppeuters van minimaal 2,5 jaar, dat op de wachtlijst staat voor een peuterplek VVE van vier dagdelen per week, in een getotaliseerd overzicht van alle peuterwerklocaties van houder f) een getotaliseerd overzicht van alle gefactureerde ouderbijdragen zoals genoemd in lid 1 sub f), over de gehele subsidieperiode. 3. Voor subsidies van € 125.000,, , en hoger dient de eindrapportage voorzien te zijn van een accountantsverklaring. 4. Voor subsidies tot € 125.000,, dient de houder bij de eindrapportage een door de gemeente te verstrekken Format in te vullen, waarbij de volgende gegevens worden overgelegd: o initialen peuter o geboortedatum peuter o BSN,gegevens peuter o voor een VVE,peuterplek: VVE,indicatie van JGZ 5. Voor subsidies tot € 125.000,, geldt daarnaast dat het college bij houder nadere gegevens kan opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde verplichtingen te controleren. Daartoe is houder is verplicht de het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer: o IB60,verklaringen of andere bewijzen hoogte gezinsinkomen o verklaringen Geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 3) van ouders o plaatsingsovereenkomst peuter waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start, en (verwachte) einddatum blijken Artikel 14 Vaststelling subsidie 1. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het gemiddelde van het totaal aantal bezette, door het college gesubsidieerde peuterplekken op elke eerste dag van de maand gedurende de subsidieperiode, op basis van de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen gedurende de subsidieperiode en op basis van het gehanteerde uurtarief voor een gesubsidieerde peuterplek. Deze gegevens blijken uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 13 leden 2 tot en met 5. 2. Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is aan het uurtarief voor de door het college gesubsidieerde peuterplekken, als het aanbod in uren per week en weken per jaar gelijk is, heeft het college het recht de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Artikel 15 Hardheidsclausule Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen gemotiveerd van deze regeling af te wijken.
8
Artikel 16 Citeertitel De nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voor, en Vroegschoolse Educatie 2014. Artikel 17 Reikwijdte van de nadere regels De nadere regels zijn van toepassing op alle subsidies die het college in de periode mei tot en met december 2014 verstrekt voor peuterwerk. Artikel 18 Duur van de nadere regels De nadere regels treden in werking op 1 april 2014 en gelden tot 1 januari 2015 en blijven gelden voor zover dat voor de uitvoering van deze nadere regels nodig is.
9
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 25 maart 2014, Burgemeester en wethouders van Almere,
de secretaris,
de burgemeester,
A.J. Grootoonk
A. Jorritsma , Lebbink
10
Bijlage 1. Prioriteit per wijk en maximum aantal subsidiabele plekken per wijk -
Wijkindeling is gebaseerd op de wijkindeling passend onderwijs; Stand van zaken op 1 januari 2014.
Wijk
Buiten 1 • • • • • •
•
1
34
14
4
12
10
6
6
0
2
22
11
7
n.v.t.
n.v.t.
7
n.v.t.
n.v.t.
Literatuurwijk Noorderplassen
Stad 3: • •
10
Danswijk Filmwijk Parkwijk Centrum Stad Verzetswijk
Stad 2: • •
20
Alle wijken in Poort
Stad 1: • • • • •
3
Alle wijken in Haven
Poort: •
Maximum aantal te subsidiëren peuterplekken VVE
Regenboogbuurt Stripheldenbuurt Seizoenenbuurt Oostvaardersbuurt Eilandenbuurt Indische buurt Sieradenbuurt Overig Buiten
Haven: •
Maximum aantal te subsidiëren peuterplekken regulier
Bloemenbuurt Bouwmeesterbuurt Molenbuurt Faunabuurt Landgoederenbuurt Centrum Buiten
Buiten 2: • • • • • • •
Prioriteit wijk op basis van lengte wachtlijst peuterplekken
Muziekwijk Noord Muziekwijk Zuid
11
Stad 4: • •
Stad 5: • • •
n.v.t.
n.v.t.
7
n.v.t.
n.v.t.
5
6
9
Kruidenwijk Waterwijk Staatsliedenwijk
Stad 6: • •
7
Tussen de Vaarten Noord Tussen de Vaarten Zuid
Stedenwijk Overig Almere Stad
Prioriteit 1 is de hoogste prioriteit, dus aanvragen voor deze wijk worden het eerst in behandeling genomen. Prioriteit 6 is de laagste prioriteit, dus aanvragen uit deze wijk worden als laatste in behandeling genomen.
12
Bijlage 2. Ouderbijdragetabellen Tabel 1. Ouderbijdrage bij twee dagdelen per week gezinsinkomen 2013 €0 € 17.575 € 17.576 € 27.022 € 27.023 € 37.184 € 37.185 € 50.576 € 50.577 € 72.699 € 72.700 € 100.741 € 100.742 en hoger
ouderbijdrage per uur als uurtarief ≤ € 6,70 als uurtarief > € 6,70 9,3% € 0,62 + (deel uurprijs boven € 6,70) 13,8% € 0,92 + (deel uurprijs boven € 6,70) 20,5% € 1,37 + (deel uurprijs boven € 6,70) 27,7% € 1,86 + (deel uurprijs boven € 6,70) 42,3% € 2,83 + (deel uurprijs boven € 6,70) 66,6% € 4,46 + (deel uurprijs boven € 6,70) 82,0% € 5,49 + (deel uurprijs boven € 6,70)
Deze tabel geldt voor ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
Tabel 2. Ouderbijdrage bij vier dagdelen per week voor inkomens tot en met € 35.184 gezinsinkomen €0 € 17.575 € 17.576 € 27.022 € 27.023 € 37.184
ouderbijdrage per jaar € 120 per jaar € 180 per jaar € 180 per jaar
Deze tabel geldt voor alle ouders waarvan de peuter vier dagdelen per week komt. Deze ouders hoeven geen kinderopvangtoeslag aan te vragen.
Tabel 3. Ouderbijdrage bij vier dagdelen per week voor inkomens vanaf € 35.185 gezinsinkomen € 37.185
€ 50.576
€ 50.577
€ 72.699
€ 72.700
€ 100.741
€ 100.742
en hoger
ouderbijdrage per uur over twee dagdelen als uurtarief ≤ € als uurtarief > € 6,70 6,70 € 1,86 + (deel uurprijs boven € 27,7% 6,70) € 2,83 + (deel uurprijs boven € 42,3% 6,70) € 4,46 + (deel uurprijs boven € 66,6% 6,70) € 5,49 + (deel uurprijs boven € 82,0% 6,70)
Deze tabel geldt voor ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. De ouderbijdrage wordt berekend over de eerste twee dagdelen, over het 3de en 4de dagdeel wordt geen ouderbijdrage in rekening gebracht. Ouders die wel recht op kinderopvangtoeslag hebben, vragen kinderopvangtoeslag aan over de eerste twee dagdelen. Over het 3e en 4e dagdeel wordt geen ouderbijdrage in rekening gebracht.
13
14
Bijlage 3 Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft. Voorletters en achternaam: Burgerservicenummer (BSN): Straatnaam, huisnummer + toevoeging: Postcode en woonplaats: Gegevens kind
U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang Voorletters en achternaam: Geboortedatum: BSN-nummer:
Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Dit verklaar ik door het bijgevoegde IB-60 formulier. (Dit formulier kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon: 0800-0543.) Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen): in geval van 2 ouders/verzorgers, dat er sprake is van 1 ouder/verzorger met inkomen en de andere ouder/verzorger geen inkomen heeft en ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting bij een alleenstaande ouder/verzorger dat er geen inkomen is en ik ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting1 op een andere wijze aan te tonen dat ik geen recht heb op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Bewijsstukken bijvoegen. Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek. Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, onder overlegging van bewijsstukken.
Handtekening:
Plaats en datum:
……………......
……………......
1
U hebt bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar hebt bijstand en studeert, u volgt een reïntegratietraject en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering, u volgt een reïntegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student
15
Toelichting bij verklaring Kinderopvangtoeslag Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient middels de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een IB-60 formulier aan de peuteropvangaanbieder en aan gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. Wat is kinderopvangtoeslag? Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van: • twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen; • een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt; • een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal/medische indicatie. Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken. Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt. Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’. Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’? Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft. Wat is een Inkomensverklaring IB60? Een inkomensverklaring IB60 is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring IB60 te ontvangen. De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.
16
