Naar een curriculum voor voortgezet speciaal onderwijs Opvattingen van leerkrachten, leerlingen en ouders en stakeholders VSO
Ontwikkeling basisonderwijs Suriname
Naar een curriculum voor voortgezet speciaal onderwijs Opvattingen van leerkrachten, leerlingen, ouders en stakeholders VSO
September 2011
Netherlands institute for curriculum development
Verantwoording
Dit is een publicatie van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Paramaribo, Suriname), in samenwerking met SLO (Netherlands institute for curriculum development).
Auteurs: Mirjam Weekers (consultant), Jan Berkvens, Wout Ottevanger (beiden SLO)
Informatie: Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling Kaffiluddistraat 117-123 Paramaribo, Suriname Tel. +597 463585 Internet: www.gov.sr SLO, Afdeling: O&A Postbus 2041, 7500 CA Enschede Nederland Telefoon +31 (0)53 4840 666 Internet: www.slo.nl E-mail:
[email protected]
Kenmerk: O&A/6158/D/11-407
Inhoud Glossarium
5
1.
Inleiding
7
1.1 1.2 1.3
Kader van het onderzoek Geschiedenis van het speciaal onderwijs Suriname Samenstelling VSO
7 7 8
2.
Onderzoeksopzet
9
2.1 2.2
Methodologie Respondentgroepen
9 10
3.
Overzicht van data
11
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Inleiding Statistische gegevens Gegevens uit de interviews met scholen Gegevens uit de interviews van betrokken partners Gegevens uit de interviews met bedrijven en bemiddelaars Potentiële doorstromers
11 11 15 17 18 19
4.
Analyse, conclusie en aanbevelingen
21
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11
Inleiding Visie Leerdoelen en leerinhoud Leeractiviteiten De rol van de leerkracht Bronnen en materialen Groeperingsvormen Leeromgeving Tijd Toetsing Begeleiding
21 21 23 25 26 26 27 28 29 29 30
5.
Algemene conclusie
33
5.1 5.2 5.3
Samenvattende conclusie Meerjarenplan Voorstel meerjarenplan VSO
33 37 38
6.
Samenvattende lijst van aanbevelingen
43
Referenties
47
Bijlagen
49
Glossarium
ADEKUS AVO BEIP BNO BSO CARICOM CO DT EBGS EBO ECD EFA ENO ETO ETS GLO HAVO ICT IDB IMEAO IMWO IOL KO LBGO LOM MBO MinOV MLK NAR-G NATIN NGO’s O&P PCU PI PLOS RKBO SAO SEP SO SLO SPO II TANA UNESCO UNICEF
5
Anton de Kom Universiteit van Suriname Algemeen Vormend Onderwijs Basic Education Improvement Project Bureau Nijverheidsonderwijs Bureau Speciaal Onderwijs Caribbean Common Market Afdeling Curriculum Ontwikkeling Diagnostisch Team Evangelische Broedergemeente Suriname Elementair Beroepsonderwijs (ENO en ETO) Early Childhood Development Education For All Elementair Nijverheidsonderwijs Elementair Technisch Onderwijs Eenvoudige Technische School Gewoon Lager Onderwijs Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Informatie en Communicatie Technologie Inter-American Development Bank Instituut voor Middelbaar Economisch en Administratief Onderwijs Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek Instituut voor de Opleiding van Leraren Kleuteronderwijs Lager Beroepsgericht Onderwijs Leer- en Opvoedingsmoeilijkheden Middelbaar Beroepsonderwijs Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling Moeilijk Lerende Kinderen Nationale Adviesraad Gehandicaptenbeleid Natuurtechnisch Instituut Niet Gouvernementele Organisaties Afdeling Onderzoek en Planning Project Coordination Unit (BEIP) Pedologisch Instituut Ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking Rooms Katholiek Bijzonder Onderwijs Stichting Arbeids Ontwikkeling Surinaams Educatief Plan Speciaal Onderwijs Netherlands Institute for Curriculum Development Sectorplan Onderwijs 2010-2014 Stichting Towards a New Alternative United Nations Education, Scientific and Cultural Organization United Nations Children’s Fund
VOJ VOS VSO ZMLK
6
Voortgezet Onderwijs op Juniorenniveau Voortgezet Onderwijs op Seniorenniveau Voortgezet Speciaal Onderwijs Zeer Moeilijk Lerende Kinderen
1. Inleiding
1.1 Kader van het onderzoek Het Ministerie van Onderwijs en Volkshuisvesting (MinOV) verbetert via het Basic Education Improvement Project (BEIP) het basisonderwijs in Suriname. BEIP heeft Netherlands Institute for Curriculum Development (SLO) gevraagd om in het kader van het toekomstige basisonderwijs een curriculumraamwerk en leerlijnen op te stellen om de inhoud van het onderwijs vorm te geven. Het project is gefinancierd middels een lening van de Inter-American Development Bank (IDB). Voor de inrichting van de bovenbouw van het toekomstige basisonderwijs zijn tussen september 2010 en maart 2011 verschillende onderzoeken uitgevoerd. Zo zijn vertegenwoordigers van het Voortgezet Onderwijs Junioren (VOJ) en Senioren (VOS), het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO), het beroepsonderwijs (MBO) en vertegenwoordigers van de arbeidsmarkt bevraagd. Het onderzoek is door de MinOV afdelingen Onderzoek en Planning (O&P) en Curriculum Ontwikkeling (CO), het Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek (IMWO) van de Anton de Kom Universiteit van Suriname (ADEKUS) en een deskundige op het gebied van speciaal onderwijs uitgevoerd. Het onderzoek naar de plaats en inrichting van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) ligt nu voor u. Er is voor gekozen om voor het VSO een apart onderzoek in te richten, vanwege de speciale behoeften van de leerlingen en leerkrachten. Hoewel het Elementair Nijverheidsonderwijs (ENO) en Elementair Technische Onderwijs (ETO) niet onder het VSO vallen, zijn ze wel binnen dit onderzoek bevraagd, omdat in de structuur van het toekomstige onderwijs deze twee onderwijsinstellingen buiten het 11-jarig basisonderwijs geplaatst zijn. Tijdens het onderzoek bleek dat er voor het VSO geen vastgesteld, geaccordeerd en gecontroleerd curriculum bestaat. Onlangs uitgevoerd onderzoek door Gobind (2011) naar het klassenmanagement en pedagogisch klimaat in het Surinaamse speciaal onderwijs en de trainingsinhouden van scholingstrajecten voor leerkrachten bevestigt veel van de bevindingen van het in dit rapport beschreven onderzoek. Het onderzoek van Gobind gaat dieper in op het pedagogisch klimaat dan dat dit onderzoek doet. De beide rapporten zijn dan ook een goede aanvulling op elkaar.
1.2 Geschiedenis van het speciaal onderwijs Suriname De geschiedenis van het speciaal onderwijs in Suriname begint met een advies dat in 1946 door de heer Haens (inspecteur overzeese gebiedsdelen) aan de overheid is gedaan over het buitengewoon onderwijs. Samengevat luidde het advies dat het buitengewoon onderwijs toen buiten de zorg van de regering viel, omdat het zware financiële offers zou vragen om dit onderwijs goed aan te bieden.
7
In 1962 verscheen een rapport van Professor Hart de Ruyter, waarvan de kern was dat er een groep van circa 1500 kinderen tussen de 6 en 15 jaar niet gebaat was bij gewoon lager onderwijs. Vanaf 1946 werden er echter verschillende scholen opgericht voor Moeilijk Lerende Kinderen (MLK), Zeer Moeilijk Lerende Kinderen (ZMLK), kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOM), en kinderen met visuele, auditieve en motorische beperkingen. Thans beslaan deze scholen het hele gebied van lagere en middelbare scholen. Met de oprichting van de Nationale Adviesraad Gehandicaptenbeleid NAR-G, het Bureau Speciaal Onderwijs (BSO) en het Pedologisch Instituut (PI) is er meer aandacht voor het speciaal onderwijs gekomen. In 1994 heeft de Surinaamse overheid het verdrag van Salamanca (Unesco, 1994) ondertekend. Het verdrag zegt dat elk kind ongeacht zijn of haar beperking recht heeft op volwaardig onderwijs. De scholen voor speciaal onderwijs vallen niet allemaal onder beheer van het MinOV. Sommige van de scholen zijn stichtingsscholen. Het MinOV ondersteunt alle scholen door inzet van leerkrachten, lesmateriaal en, waar het gaat om de openbare scholen, bij het onderhoud van schoolgebouwen. Ook biedt het MinOV in de vorm van een zorgnetwerk aan de scholen begeleiding en ondersteuning voor leerkrachten, leerlingen en ouders.
1.3 Samenstelling VSO Het VSO wordt verzorgd op een negental VSO-scholen (gegevens BSO), waarvan zes in Paramaribo, één in Para, één in Wanica en één in Nickerie. Het aantal leerlingen bedroeg in 2010-2011 396. Het aantal leerkrachten wordt bij benadering geschat op 140. Gegevens zijn bij benadering, maar niet geregistreerd door MinOV.
8
2. Onderzoeksopzet
2.1 Methodologie De vragen die met het onderzoek beantwoord moesten worden zijn verdeeld in drie groepen: 1. Welke competenties moeten afgestudeerden van het 11-jarig basisonderwijs bezitten om aan de samenleving deel te kunnen nemen en voorbereid door te stromen naar vervolgopleidingen of het beroepenveld? a. In welke mate moeten leerlingen het vermogen hebben om zich zelf te ontplooien? b. Welke sociale vaardigheden moeten leerlingen bezitten en in welke mate? c. Welke burgerschapscompetenties moeten leerlingen bezitten en in welke mate? d. Welke competenties moeten leerlingen bezitten om succesvol te zijn op vervolgopleidingen? e. Welke competenties moeten leerlingen bezitten om succesvol te zijn op de arbeidsmarkt? 2. In hoeverre voldoet het huidige onderwijs daar nu al aan? a. In welke mate bezitten leerlingen nu aan het einde van het VSO het vermogen om zichzelf te ontplooien? b. Welke sociale vaardigheden bezitten leerlingen nu aan het einde van het VSO en in welke mate? c. Welke burgerschapscompetenties bezitten leerlingen nu aan het einde van het VSO en in welke mate? d. Welke competenties bezitten leerlingen nu aan het einde van het VSO om succesvol te zijn op vervolgopleidingen? e. Welke competenties bezitten leerlingen nu aan het einde van het VSO om succesvol te zijn op de arbeidsmarkt? 3. Wat zou er moeten gebeuren om de gewenste situatie te bereiken? a. Welke competenties zouden er in een heringerichte bovenbouw VSO verder ontwikkeld moeten worden? b. Welke consequenties heeft dat voor de inrichting van het onderwijs in de bovenbouw van het 11- jarig basisonderwijs, inclusief het VSO? Competenties zijn beschreven als het geheel van kennis, vaardigheden en houdingen welke een leerling moet bezitten om effectief te kunnen functioneren. Voor het onderzoek is er gebruik gemaakt van een kleinschalige maar brede survey benadering, waarbij naast een aantal kwantitatieve data ook kwalitatieve data zijn verzameld. Gezien het krappe tijdpad is purposive sampling toegepast, om zoveel mogelijk relevante data te kunnen verzamelen. Omdat de samples niet erg groot waren, is gestreefd naar triangulatie om zo zinvol mogelijke conclusies en aanbevelingen te kunnen doen. Verschillende instrumenten zijn gebruikt (instrumenttriangulatie), maar ook zijn meerdere respondentgroepen bij het onderzoek betrokken (respondenttriangulatie).
9
Het instrumentarium bestond uit de volgende instrumenten: vragenlijsten focusgroepen interviews. Het instrumentarium is in samenspraak met de andere onderzoeksgroepen (IMWO, CO en O&P) ontwikkeld. Waar mogelijk zijn vragenlijsten met elkaar ontworpen en bediscussieerd.
2.2 Respondentgroepen In dit onderzoek is een keuze gemaakt om de groep VSO-leerlingen te bevragen die een aannemelijke kans heeft om terug of door te stromen naar vervolgonderwijs. Deze groep leerlingen is tussen de 14-20 jaar. Tabel 1 toont de instrumenten per respondentgroep die in dit onderzoek zijn gebruikt. Tabel 1 Instrumenten per respondentgroep Enquête
Focusgroep
Scholen Schoolleiders
X
X
Leerkrachten Leerlingen
X X
Ouders MinOV-organen NGO's Bedrijven
Interview
X X
X X
X
X X
X
Internationale organisaties
X
De bezochte scholen zijn: VSO Flora, VSO Stizona, VSO Thomson, VSO Ilse Labadie, VSO TJG, VSO De Kans, ENO en ETO. De bezochte MinOV-instellingen behoren tot het zorgnetwerk en zijn: Pedologisch instituut, Bureau Speciaal Onderwijs en Inspectie VOJ. De bezochte NGO's zijn: Stichting projecten, Stichting Sucet en Tana. De bezochte bedrijven of organisaties voor arbeidsbemiddeling, zijn: Unu Pikin, Bouwbedrijf Ramlal, Tuincentrum Tweede Rijweg en Stichting Arbeidsontwikkeling (SAO), KKF en De Drie Ankers (als intermediair voor bedrijven). De internationale organisaties Unicef en Unesco zijn ook bevraagd.
10
3. Overzicht van data
3.1 Inleiding De verzamelde data zijn samengevat weergegeven op de volgende pagina’s. De volledige datasets en de data van de partnerorganisaties en de bedrijven zijn geanonimiseerd en integraal opgenomen in de bijlagen. Allereerst worden de statistische gegevens weergegeven. Hierna volgen de overzichtstabellen van kwalitatieve items. De eerste overzichtstabel geeft de gegevens weer van respondenten uit de verschillende scholen voor VSO. De tweede tabel bevat uitspraken van de partners in VSO. De derde tabel geeft weer wat bevraagde bedrijven als belangrijke zaken benoemen. De laatste tabel geeft weer hoeveel leerlingen in het VSO aanwezig waren in het schooljaar 2010-2011 en welk percentage daarvan potentieel terug zou kunnen stromen naar het regulier onderwijs.
3.2 Statistische gegevens De ‘Onderwijsstatistieken; indicatoren en trends 2008-2009’ (MinOV, 2010) zijn voor de VSOsector nog niet volledig. In een artikel in De Ware Tijd (‘Het speciaal onderwijs’, 2011) is een aantal data genoemd, waarvan de herkomst niet bekend is. Dit bevestigt het vermoeden dat de exacte aantallen leerlingen en leerkrachten in deze onderwijssector onbekend zijn. Om toch een beeld te geven van de situatie, is eigen telefonisch onderzoek uitgevoerd. De gegevens over aantallen leerkrachten, leerlingen en potentieel terugkerende leerlingen zijn dan ook alle bij benadering, zie tabel 2. In het schooljaar 2010-2011 zaten er op het VSO 396 leerlingen, inclusief 22 leerlingen van het Project De Kans. 285 (72%) zijn jongens, 111 (28%) meisjes. Zij worden onderwezen door 91 leerkrachten. Gobind (2011) heeft in zijn onderzoek SO en VSO-scholen geconcludeerd dat het overgrote deel van het onderwijzend personeel in het speciaal onderwijs vrouw is: 88%. Uit tabel 2 blijkt dat de verhouding in het VSO wat minder scheef is. Een zeer kleine minderheid van het personeel heeft een specifieke opleiding voor speciaal onderwijs gevolgd. Volgens dezelfde officiële ’Onderwijsstatistieken’ zijn er 2 ETS/ETO/EBO-scholen en 2 Nijverheidsscholen (ENO), maar er is een aantal scholen dat ENO-klassen heeft. Van een van deze scholen met een ENO-klas waren de gegevens niet te achterhalen. In totaal volgen er 431 leerlingen deze sector van het onderwijs. De verhouding man/vrouw is klassiek naar stroming ingedeeld: slechts 1 meisje volgt technisch onderwijs, geen enkele jongen nijverheidsonderwijs. De verdeling van de leerkrachten is vergelijkbaar. Tabel 2 Aantallen leerlingen en leerkrachten in de sector VSO/Nijverheidsonderwijs (bij benadering) School
Leerlingen Totaal
Man
Vrouw
Leerkrachten Totaal
Man
Vrouw
VSO ENO
396 117
285 -
111 117
91 32
34 1
57 31
ETO Totaal
314 827
313 598
1 229
17 140
12 47
5 93
11
Tabel 3 toont de mate waarin leerkrachten en bedrijven de algemeen vormende competenties van groot belang achten (in procenten). De tweede groep gegevens toont de mate waarin leerkrachten, bedrijven en leerlingen vinden dat deze competenties goed of voldoende beheerst worden (in procenten). Voor sommige items geldt dat bij de bedrijven geen percentage gegeven kon worden, omdat de respons onvoldoende was. Tabel 3 Mate van belang en beheersing van competenties Item
Mate van belang (groot) (%)
Beheersing (goed/voldoende) (%)
Leerkrchtn N=18
Leerkrchtn n=18
Bedrijven n=5
Bedrijven n=5
Leerlingen n=88
Zelfbewustzijn
89
60
61
50
94
Doorzettingsvermogen Assertiviteit
94 89
80 80
50 67
20 20
80 69
Zelfreflectie Ontwikkelings- en exploratiedrang
78 65
100 40
31 35
25 33
73 66
Oplossingsgerichte instelling Creatief denken
80 80
40 100
57 71
25 100
64 86
Respect voor zichzelf en anderen Samenwerken
89 94
60 100
39 67
0 40
91 86
Trots zijn op eigen land Respect tonen voor democratische waarden Bewust zijn van plaats in de wereld
90
x
29
x
89
83 83
x x
37 23
x x
77 75
Respect voor religies en culturen Milieubewust leven
89 88
x x
46 41
x x
74 79
Betrouwbaar zijn Informatie verzamelen en verwerken
93 83
x 40
40 12
x 20
88 73
Kritisch kunnen denken Kunnen onderzoeken
78 78
60 40
6 6
40 0
67 71
Kunnen plannen Probleemoplossend kunnen denken
78 78
50 60
12 12
25 25
73 76
ICT vaardig zijn Belangstelling hebben
89 94
40 67
17 18
25 50
64 66
Motivatie Georganiseerd en netjes werken
83 72
100 100
18 28
50 0
84 96
De tabellen 4 tot en met 7 geven wensen van leerlingen aan. Dit waren open vragen, waarop leerlingen meerdere antwoorden mochten geven. Sommige leerlingen hebben vragen niet beantwoord, waardoor het aantal reacties steeds wisselt. Tabel 4 geeft de toekomstwensen van de leerlingen weer. Van de 84 leerlingen hebben 76 leerlingen aangegeven wat ze na het VSO willen doen. Tabel 4 Toekomstwensen leerlingen Doorleren Leerlingen
12
n=76
Aantal 45
Werken % 59
Aantal 19
Combinatie % 25
Aantal 12
% 16
De genoemde beroepen zijn militair, politieagent, kapper, automonteur, elektricien, brandweer, de zorg en werken op kantoor. Tabel 5 geeft aan voor welke vakonderdelen de leerlingen meer aandacht zouden willen in het VSO. Daarnaast hebben leerlingen aangegeven voor welke vaardigheden ze graag meer aandacht zouden willen hebben. Deze gegevens zijn opgenomen in tabel 6. Tot slot zijn de leerlingen bevraagd op aandachtswensen voor gedrag en houdingen. Tabel 7 geeft daarvan de resultaten weer. Tabel 5 Aandachtswensen vakken door leerlingen Onderdeel
N
%
Praktijkvakken Computeronderwijs
34 15
51 22
Taal Rekenen
8 5
12 8
Alle vakken Sport
3 2
4 3
Totaal
67
100
Tabel 6 Aandachtswensen vaardigheden door leerlingen Vaardigheden
N
%
Praktijkvaardigheden Leren te leren
25 10
57 22
Respectvol met elkaar omgaan Lezen
8 1
17 4
Totaal
44
100
Tabel 7 Aandachtswensen gedrag en houdingen door leerlingen Gedrag en houdingen Gehoorzaam zijn/rustig zijn/goed gedrag/respect hebben Agressie
N 10
% 37
9
33
Communiceren Alles is goed/niets
3 3
11 11
Op kleding letten Totaal
2 27
8 100
De tabellen 8 tot en met 10 geven de gebieden aan waarvan de leerkrachten vinden dat ze meer aandacht behoeven. Tabel 8 geeft aan om welke kennis dat gaat, tabel 9 welke vaardigheden en tabel 10 welke gedragshoudingen.
13
Tabel 8 Aandachtswensen vakken door leerkrachten Kennis
N
%
Taal Rekenen
4 4
25 25
Meer praktische kennis Actuele kennis
3 1
19 6
Totaal
12
100
Tabel 9 Aandachtswensen vaardigheden voor leerlingen door leerkrachten Vaardigheden
N
%
Praktisch handelen Creativiteit/creatief denken
7 2
51 14
Computeronderwijs Zelfbewustzijn, respect
2 2
14 14
Omgaan met geld
1 14
7 100
Tabel 10 Aandachtswensen houdingen van leerlingen door leerkrachten Gedrag en houdingen
N
%
Beleefdheid/manieren Respect hebben voor elkaar/verdraagzaamheid
8 6
42 32
Communicatie Bewust keuzes kunnen maken
2 1
11 5
Motivatie Kennis van ziektes
1 1
5 5
Totaal
19
100
Tabel 11 geeft aan hoe belangrijk bedrijven de beheersing van de kennisonderdelen Nederlands, rekenen en wiskunde vinden en hoe goed deze beheerst worden door de leerlingen die zij binnenkrijgen. Omdat de aantallen respondenten te klein zijn om hier percentages op te betrekken, is de gemiddelde beoordeling weergegeven. Tabel 11 Belang en tevredenheid door bedrijven over de beheersing van kennisonderdelen door leerlingen Onderdeel Nederlands
Belang Redelijk tot groot
Beheersing Matig
Rekenen Engels
Redelijk tot groot Gering tot redelijk
Matig Matig tot niet
14
3.3 Gegevens uit de interviews met scholen De onderstaande tabel (tabel 12) toont de antwoorden door de verschillende respondentgroepen op de scholen: de schoolleiders, leerkrachten, leerlingen en ouders. In totaal zijn 6 schoolleiders (4 VSO, 1 ETO en 1 ENO), 9 leerkrachten, 37 leerlingen en 3 ouders geïnterviewd. Tabel 12 Antwoorden tijdens de interviews van respondenten op de scholen Vragen
Schoolleiders
Leerkrachten
Leerlingen
Ouders
In hoeverre bent u/je tevreden over het huidige VSOonderwijsprogramma?
Meer integratie van praktische en theoretische vakken. Hoe belangrijk is het behaalde diploma? Regulier diploma mogelijk maken in samenwerking met reguliere scholen? Niet alle vakken zijn volledig. Meer onderwijs op maat in het programma. Geen zittenblijvers.
Er zijn vakinhouden die belastend zijn en niet doeltreffend. Meer practicum en educatieve tochten. Alle vakinhouden op het programma zijn van belang. Meer expressievakken.
Ik wil doorleren en douane worden. Ik wil politie worden dit kan ook niet via het VSO. Ik wil doorleren. Steeds dezelfde vakken. Meer informatie over wat nog meer kan.
Thuis heeft ze een computer. Krijgt mijn zoon het vakkenpakket van zijn niveau? Ze leert mij het ook, textiel. De einddoelen zijn niet duidelijk, er is geen stimulans om verder te leren. Nieuwsgierige kinderen worden beperkt.
Kunt u/je aangeven waarom?
Geen richtlijnen voor een schoolprogramma. Weinig tot geen basismateriaal. Het programma is niet geschikt voor alle leerlingen. Niet alle leerkrachten zijn deskundig. Leren uit boeken e e e e 2 ,3 ,4 , 5 , jaar GLO is niet altijd voordelig. Aanvullend materiaal komt vaak uit Nederland.
Te veel theorie, te weinig praktijk. Schrap de vakken die niet doeltreffend zijn. Te weinig expressievakken om te leren presenteren en moeilijkheden op te lossen. Het programma kan niet altijd doorgaan omdat materialen ontbreken. Leerlingen moeten soms spullen van huis meenemen.
De stage op tijd leren kennen. Stagetijd is tekort Ik wil doorstuderen voor een hoger niveau. De school bereidt ons helemaal niet goed voor. Ik kan niet naar ATV. Geen beroepskeuze.
Meer evaluatiemomenten met de school. Geen rekening gehouden met verschil in niveau. Persoonlijker contact leerkracht en ouder. Kunnen kinderen officieel een opleiding volgen na VSO? Leerkrachten geven elke leerling dezelfde lesstof. Geen toetsing voor de kinderen voor verdere studie.
Welke vakken op het VSO zijn het belangrijkst en waarom?
Alle vakken, maar het gaat om de manier waarop je het geeft.
Lezen. Theoretische vakken, taal en aardrijkskunde. Vooral de praktijkvakken: metaal, houtbewerking, elektrotechniek.
Omgaan met straffen en belonen. Vakken die de kinderen zelf kiezen.
15
Vragen Welke vakinhouden zou u/je willen toevoegen?
Schoolleiders Alle vakinhouden op maat. Speciale studie-uren om een onderwerp uit te leggen, uit te voeren en te evalueren.
Welke vakinhouden zou je willen schrappen? Met welke vakinhouden ervaren de leerlingen moeilijkheden/vind jij moeilijk?
Waar had de vorige school meer aandacht aan moeten besteden? Vindt u dat er voldoende contact is met de vorige school? 10. Interessante opmerkingen?
16
Leerkrachten Educatieve tochten. Praktisch handelen (wegen met een weegschaal). Technisch tekenen om de praktijk beter te begrijpen. Hypromy technology. Modernere methodes en materialen. Gewasbescherming (chemisch). Dans, drama, concentratie-oefeningen. Schrappen van vakinhouden die belastend zijn en niet doeltreffend. Lezen, schrijven. Het catalogiseren van organisme. Dictee en tekst. Het zuiver zingen. Rekenen. Kniptechniek. Materialenkennis, meten en wegen. Technisch tekenen.
Leerlingen Electro. Lichamelijke opvoeding. Ik wil douane worden. Engels. Spaans. ICT.
Ouders Vakken hoe om te gaan met straffen en belonen.
Lezen en schrijven. Theoretische vakken.
Vakken met straffen en belonen.
De terugstroming naar het regulier onderwijs.
De kinderen toetsen op hun niveau. Vakkenpakket afstemmen op vervolgonderwijs.
Ik weet niet op welke school ze heeft gezeten.
Wetgeving voor speciaal onderwijs. Het curriculum op de kweekschool moet veranderen. Programma om ouders te betrekken.
Juf, die kinderen hier doen zo gehandicapt.
Als de school het niet weet dan ga ik naar het Minov.
Je kan geen brief schrijven aan een leerkracht die achterlijk is. Er is een verschil tussen kinderen met gedragsproblemen en kinderen met leerproblemen.
3.4 Gegevens uit de interviews van betrokken partners Tabel 13 geeft de antwoorden weer uit de interviews van de betrokken partnerorganisaties. In totaal zijn zeven instanties bevraagd. Tabel 13 Verzameling van antwoorden van partnerorganisaties Items
Gegevens
1. Hebben jullie activiteiten georganiseerd met betrekking tot doorstroom naar vervolgopleidingen en/of beroepenveld? 2. Vindt u dat VSOleerlingen goed zijn voorbereid op doorstroming naar vervolgopleidingen en/of beroepenveld?
De intentie om activiteiten te organiseren is er. Sommige organisaties organiseren activiteiten, maar doen dat meestal geïsoleerd. Ondersteuningstrajecten, job coaching, beurzen, ondersteuning aan onderwijsgevenden, testen en verwijzing. Situatieanalyses, inventarisatie van drop-outs en het verzorgen van het onderschrijven van internationale verdragen worden verzorgd door de bilaterale organisaties. Er zijn geen geïnstitutionaliseerde programma’s, waar wel grote behoefte aan is. Geïsoleerde projecten hebben zelf programma’s opgezet waarvan de kwaliteit en inhoud niet bekend zijn en niet gecontroleerd worden. Dit doet een groot beroep op de creativiteit en professionaliteit van de leerkracht. Het zorgnetwerk is niet voldoende ondersteunend. Leerlingen worden niet opgeleid op grond van de behoeften van het werkveld, maar het lijkt willekeurig en afhankelijk van de beschikbare middelen. Soms wordt gebruik gemaakt van gedateerde programma’s. Er is te weinig ruimte voor praktische werkvormen en een tekort aan leerwerkplaatsen. Protocollen voor doorverwijzingen en de mogelijkheden daartoe zijn onduidelijk en onoverzichtelijk. Er worden vraagtekens gezet bij een juiste identificatie van zorgleerlingen in het GLO en de ondersteuning die de jonge leerlingen krijgen of niet krijgen. Er lijken duidelijke niveaustandaards te ontbreken.
3. Waar ligt voor u de nadruk: op sociale vaardigheden, houdingen of vakinhouden? 4. Wat zou u graag willen bespreken wanneer het gaat om verbeterde aansluiting/ doorstroming?
Een combinatie van sociale vaardigheden en vakinhouden. Alternatieve werkmethoden waar praktijk en theorie met elkaar gecombineerd worden. Didactische werkvormen gericht op het verbeteren van houdingen en het versterken van het zelfvertrouwen en talent. Samenwerking tussen overheid en de NGO's, zowel inhoudelijk als financieel. Versterking van met name het zorgnetwerk. Duidelijke afspraken tussen de verschillende organisaties. Deskundigheidsbevordering van leerkrachten. Het versterken van de status van BSO en het eerder aanmelden van leerlingen voor zorg. Een leerlingvolgsysteem als communicatiemiddel tussen betrokken instanties. Een duidelijk beeld van wat er in de maatschappij aangeboden wordt aan deze leerlingen, met een sterkere rol voor de job coaches. Een duidelijk beeld van de aansluiting op het beroepenveld ontbreekt. Meer leren van internationale organisaties en voorbeelden. VSO en passend onderwijs ontbreken in de districten en het binnenland, waardoor leerlingen die speciale zorg nodig hebben in dat deel van het land niet bediend worden. Officiële status van het SO ontbreekt. Op beleidsniveau moet de status van het SO bevestigd worden.
17
Items 5. Is er behoefte aan meer of andere inhouden?
Gegevens Ruimte voor praktijk (leerwerkplaatsen) gecombineerd met theorie en sociale vaardigheden. Afstemmen op de potentie en talenten van het kind, gericht op het ondersteunen van het leren zien van de eigen mogelijkheden van de kinderen. Expressievakken kunnen daar goed bij ondersteunen.
6. Werkt u samen met collega-instellingen als het gaat om het curriculum/de doorstroming en de aansluiting?
Sommige organisaties werken in afzondering van andere projecten en de overheid. Andere organisaties werken samen collega-NGO's. Het ministerie zou samenwerking moeten bevorderen en de ouderparticipatie versterken. Een goede procesbewaking ontbreekt maar is onontbeerlijk. Bevoegdheid moet bij de juiste personen en de juiste instantie liggen. Procesbewaking en aansluiten bij internationale projecten. In zichzelf geloven, netjes georganiseerd werken, zelf initiatieven nemen. Het onderwijs is curriculumgericht, maar zou kindgericht moeten zijn.
7. Welke competentie uit de lijst vindt u het belangrijkste? 8. Interessante opmerkingen
Waarom is de GLO-toets in klas 5 afgeschaft? Geen didactische begeleiding van leerkrachten. Leerlingen moeten de school zinvol en minder saai vinden. Afschaffing afzonderende SO klasjes in het GLO, in plaats daarvan interne begeleiding (passend onderwijs). Vakken vullen bij de Chinees door lyceumstudenten geeft VSOleerlingen minder mogelijkheden. Meer kinderen kunnen doorstromen naar het reguliere onderwijs als er scherpere observatie is in het reguliere en speciaal onderwijs. Wat nodig is, is politieke wil. Het kind zit voor spek en bonen in de klas. Kinderen die ondersteuning nodig hebben in de districten en het binnenland gaan lang niet allemaal naar school.
3.5 Gegevens uit de interviews met bedrijven en bemiddelaars Tabel 14 geeft de antwoorden weer van de bedrijven en bemiddelaars, die gegeven zijn tijdens de interviews. Tabel 14 Antwoorden van bedrijven en bemiddelaars Items
Gegevens
1. U ontvangt leerlingen uit het VSO. Hoe zijn zij voorbereid op werken in het bedrijfsleven? 2. Welke vaardigheden/kennis/houdingen beheersen de leerlingen die u in dienst hebt genomen en welke hiaten ziet u?
Hebben wel kennis van het vak, zijn aardig als mens en zijn vrij in de omgang. Ze hebben extra begeleiding nodig op de werkplek, in aanvulling op wat er al in het onderwijs wordt gedaan aan hygiëne, normen, waarden en discipline. Discipline is een probleem. Vakkennis over hout, metaal, tuin en huishoudkunde zijn aanwezig. Instrumentele vaardigheden als schrijven, lezen en rekenen zijn vaak zwak. Ze komen op tijd, maar zijn niet altijd berekenbaar (concentratieproblemen). Assertief op verkeerde momenten (soms blokkades). Weinig individuele aandacht en minimale voorbereiding op bedrijven. Waar job coaches zijn worden leerlingen voorbereid op het huishoudelijk reglement, veiligheidsvoorschriften etc. Goed in sociaal contact. Bedrijven vinden dat leerlingen weinig voorbereid zijn op het werken in het bedrijfsleven.
18
Items 3. Waar ligt voor u de nadruk: op sociale vaardigheden, houdingen of vakinhouden?
Gegevens Vakbeheersing, gecombineerd met sociale vaardigheden en klantgerichtheid.
4. Heeft u contact met afleverende scholen over de voorbereiding op werken?
De meeste organisaties hebben contacten met scholen, al dan niet via job coaches of vanuit de eigen organisaties. Het lijkt erop dat als er job coaches bij betrokken zijn, het traject verbetert. Het bedrijfsleven wenst afstemming met de overheid (MinOV), dit is nog niet voldoende gelukt.
5. Wat zou u met afleverende scholen bespreken als het gaat om verbeterde aansluiting en doorstroming?
Kwaliteitsbewaking van vakkennis en het werkproces van te voren bespreken en bewaken. De discipline van de leerlingen verbeteren. Meer contact met bedrijven over hun voorwaarden en de begeleiding die ze bieden op het werk. In het bedrijf valt de individuele begeleiding abrupt weg.
6. Interessante opmerkingen
Suriname zou lid kunnen worden van de CANTA en NTA (Caribische instellingen die kwaliteitsbewaking van vakkennis als taak hebben).
3.6 Potentiële doorstromers De onderstaande tabellen geven een overzicht van geschatte aantallen leerlingen per onderzochte school die met begeleiding terug zouden kunnen keren naar het reguliere onderwijs in schooljaar 2010-2011. Tabel 15 Aantal leerlingen en percentage potentiële terugkeerders in het VSO School
Aantal leerlingen
Aantal potentiële terugkeerders
Percentage potentiële terugkeerders
Stizona Thompson
53 58
3 4
6% 7%
Flora TJG
84 20
4 2
5% 10%
Ilse Labadie De Kans
24 22
2 10
Totalen
261
25
8% 48% 10%
Tabel 16 Aantal leerlingen en percentage potentiele terugkeerders in het ETO School
Aantal leerlingen
Aantal potentiële terugkeerders
Percentage potentiële terugkeerders
ETO 1 ETO 2
300 14
225 0
Totalen
314
225
75% 0% 72%
19
Tabel 17 Aantal leerlingen en percentage potentiële terugkeerders in het ENO School
Aantal leerlingen
Aantal potentiële terugkeerders
Percentage potentiële terugkeerders
ENO 1
50
23
45%
ENO 2 ENO 3
36 31
7 24
20% 75%
ENO 4 Totalen
Gegevens ontbreken 117
53
45%
20
4. Analyse, conclusie en aanbevelingen 4.1 Inleiding Voor de analyse is gebruik gemaakt van het in figuur 1 afgebeelde curriculaire spinnenweb van Van den Akker (2003). Het spinnenweb beschrijft de tien componenten die van belang zijn voor een evenwichtig curriculum. De tien componenten beschrijven de visie, de leerdoelen en leerinhoud, de leeractiviteiten, de professionaliteit van de leerkracht, de bronnen en materialen, de betrokken groepen leerlingen en ordening daarvan, de leeromgeving, beschikbare tijd en de toetsing. Alle componenten staan met elkaar in verbinding en zijn afhankelijk van elkaar. Voor de analyse van het VSO is daar ondersteuning en zorg aan toegevoegd.
Figuur 1 Het curriculaire spinnenweb Per component is, waar mogelijk, een opvallende uitspraak van een of meerdere respondenten weergegeven. Vervolgens worden per component conclusies getrokken op grond van de in het voorgaande hoofdstuk vermelde gegevens, waarna per onderdeel aanbevelingen gedaan worden. Na de laatste component wordt een algemene samenvattende conclusie gegeven.
4.2 Visie ‘Als de school het niet weet, dan ga ik naar het MinOV!’ Opmerking van een 17-jarige leerling tijdens een van de interviews op scholen.
Hoewel het internationale verdrag van Salamanca voor inclusief onderwijs (Unesco, 1994) door Suriname is ondertekend, ontbreekt wetgeving, status en een duidelijke visie op de plaats en rol van het speciaal onderwijs. De overheid voert geen duidelijke regie en levert geen eenduidige
21
richtlijnen voor VSO, waardoor veel instellingen van het speciaal onderwijs geïsoleerd van elkaar en de rest van het onderwijs functioneren. Sommige NGO's en scholen werken wel samen, en geven aan dat bepaalde zorginstellingen en structuren functioneren. De verschillende bureaus en ondersteunende organisaties die functioneren, zouden dat meer in samenhang moeten doen. De partners geven aan een structuur en samenwerking (zowel inhoudelijk als financieel) tussen partners en overheid op prijs te stellen. Ook het bedrijfsleven, dat leerlingen opneemt, zou dergelijke samenwerking willen. Op internationaal niveau zijn er veel initiatieven waar bij aangesloten zou kunnen worden. Zo kan er geleerd worden van en met andere landen, aansluiting gezocht worden bij internationale initiatieven en kwaliteitsborging gegarandeerd worden. Alle betrokkenen geven aan dat programma’s lang niet altijd op maat worden aangeboden en vaak niet bepaald wordt op welk niveau een leerling zal uitstromen of doorstromen. Het speciaal onderwijs lijkt niet gericht op terugstroming naar het reguliere onderwijs. Leerlingen geven aan dat ze niet begeleid worden in beroepskeuze of op mogelijke vervolgopleidingen en dus niet voldoende voorbereid worden op wat er na de school gaat gebeuren. Het onderwijs is eerder aanbodgericht dan dat het zoveel mogelijk probeert aan te sluiten bij de leerbehoeften van de leerlingen. Omdat er op de arbeidsmarkt en in de maatschappij als geheel sprake is van diploma-inflatie, worden leerlingen afkomstig uit het speciaal onderwijs vaker uit de arbeidsmarkt gedrukt. Een van de partners merkte op dat vakken vullen bij de supermarkt steeds vaker door lyceumstudenten gebeurt, waar dat voorheen ook een plaats was waar VSO-leerlingen geplaatst konden worden. Dit impliceert de noodzaak voor een evenwichtiger verdeling en afstemming van arbeidskansen. Ouders geven aan dat niet op alle scholen een kindvriendelijk klimaat heerst. Partnerorganisaties benadrukken dat het onderwijs meer kindgericht zou moeten zijn en geven aan dat er veel meer aangesloten kan worden op de potenties, talenten en mogelijkheden van de leerlingen. Deze wens komt overeen met de uitspraken hierover in het Surinaams Educatief Plan (SEP) (MinOV, 2002), Sectorplan Onderwijs (MinOV, 2009) en het daarop gebaseerde curriculumraamwerk (MinOV-BEIP/SLO, 2011). Niet alle doelgroepen van het speciaal onderwijs lijken duidelijk omschreven te zijn, wat geleid heeft tot een brede en ondefinieerbare populatie, waar ook leerlingen een plek hebben gevonden waarvan niet zeker is of ze daar thuishoren. Ouders bevestigen dit beeld door op te merken dat er verschillen zijn tussen kinderen met gedragsproblemen en kinderen met leerproblemen, die nu met elkaar in het speciaal onderwijs zijn beland. Aanbevelingen 1. Nemen van de regie door MinOV 2. Vastleggen van een visie, missie en doelstellingen voor het speciaal onderwijs 3. Vastleggen van richtlijnen voor het proces van instroming, doorstroming en uitstroming naar opleidingen en bedrijfsleven 4. Opstellen van selectiecriteria voor een betere determinatie van leerlingen die speciaal onderwijs nodig hebben 5. Determineren huidige populatie en leerlingen die niet in het VSO thuishoren met het oog op het terugleiden naar het reguliere onderwijs of laten uitstromen naar adequaat vervolgonderwijs of banen in het bedrijfsleven 6. Uitvoering geven aan het verdrag van Salamanca door gericht te werken aan onderwijs op maat middels stromingen (tijdelijk verblijf in het speciaal onderwijs en terugstroom naar het regulier onderwijs) 7. Versterken en stimuleren van de samenwerking met partners en afdelingen
22
8.
Aansluiting zoeken bij internationale initiatieven welke gericht zijn op kwaliteitsborging en aansluiten bij de neergelegde visie en doelstellingen 9. Op maat aanbieden van kindvriendelijk en leerlinggericht onderwijs, waarbij aangesloten zou moeten worden bij de mogelijkheden en talenten van leerlingen 10. Opstellen van een manier om leerlingen voor te lichten op het gebied van beroepskeuze, doorleer- en doorstroommogelijkheden 11. Versterken van het imago speciaal onderwijs 12. Voorkomen van diploma-inflatie en versterken van de uitstroommogelijkheden binnen de maatschappij.
4.3 Leerdoelen en leerinhoud ‘Als ze op hun werk de gebruiksaanwijzing van het gereedschap niet kunnen lezen, dan stopt het werk.’ ‘Ze zijn assertief op het verkeerde moment en soms hebben ze blokkades.’ Opmerkingen van een werkgever over de taalvaardigheden van leerlingen.
De scholen geven aan dat er meer integratie van praktijk en theorie moet plaatsvinden. Niet alle vakken worden (volledig) aangeboden, terwijl er ook vakken worden aangeboden die tot ballast gerekend kunnen worden. Expressievakken zouden opgenomen moeten worden in het curriculum, zodat meer aandacht bestaat voor creatief denken. Inhoud zou op maat moeten worden aangeboden. Leerkrachten benoemen naast de behoefte aan betere praktijkmogelijkheden, creativiteit en het verhogen van de concentratie van leerlingen. Ouders en leerlingen geven aan dat er in een aantal gevallen geen duidelijke onderwijsdoelen zijn en dat er niet altijd sprake is van een divers samengesteld vakkenpakket. Soms zijn ouders niet zeker van het niveau dat aan de kinderen wordt aangeboden. Ze merken op dat alle leerlingen dezelfde lesstof krijgen in plaats van dat er differentiatie plaatsvindt. Er kunnen geen vakken gekozen worden. Ouders vinden dat het vakkenpakket te eenzijdig op vakkennis is gericht, terwijl sociale vaardigheden en bijvoorbeeld het om kunnen gaan met en kunnen uiten van emoties ook belangrijk zijn. Leerlingen geven aan dat ze naast de instrumentele vakken als taal en rekenen, vooral praktijkvakken belangrijk vinden. Deze overtuiging wordt door de leerkrachten en bedrijven gedeeld. Graag zouden de leerlingen ook lichamelijke opvoeding, andere talen en ICT in het curriculum opgenomen zien worden. Zowel leerkrachten en leerlingen geven aan dat taal en rekenen/wiskunde moeilijk zijn en meer aandacht zouden behoeven. De beheersing van het Nederlands en rekenen wordt vooral door de bedrijven en leerkrachten als een groot probleem gezien. Zij zijn matig tot niet tevreden over de beheersingsgraad van deze vakken. Engels wordt door de bedrijven als slecht beheerst gezien, maar zij vinden het belang van dit vak, in vergelijking met het belang van Nederlands en rekenen, minder belangrijk. Het beheersen van algemeen vormende competenties wordt door leerkrachten en bedrijven over het algemeen van groot belang geacht. De respons van bedrijven was op een aantal items niet voldoende om deze in percentages uit te drukken. Bedrijven hebben aangegeven over die items geen mening te hebben. Leerkrachten scoren hoog op het belang van alle competenties, voor bedrijven geldt dat een aantal items in het oog springt. Zelfreflectie, creatief denken, samenwerken, motivatie en georganiseerd werken worden door de bedrijven erg belangrijk
23
geacht, gevolgd door doorzettingsvermogen en assertiviteit. Minder, maar nog steeds belangrijk, worden ontwikkelingsdrang, oplossingsgerichte instelling, informatieverzameling en verwerken, kunnen onderzoeken en ICT vaardig zijn gevonden. Opvallend is dat zowel de bedrijven als de leerkrachten het beheersen van creatief denken van de leerlingen hoog beoordelen, maar het oplossingsgericht handelen als laag. Dit doet vermoeden dat creatief denken niet in verband gebracht wordt met oplossingsgericht handelen, maar anders wordt geïnterpreteerd. Opvallend bij de beoordeling van de beheersingsgraad is, dat leerlingen over het algemeen een bijzonder positief beeld van de beheersing hebben: alle items worden hoog gewaardeerd, het item zelfbewustzijn zelfs met 94%. Hun leerkrachten en bazen zijn echter een stuk minder tevreden. Deze discrepantie is opvallend en zegt iets over het zelfreflecterend vermogen van de leerlingen en de mate waarin ze hierin opgeleid zijn. Leerkrachten zijn het minst tevreden over de metacognitieve vaardigheden (kritisch kunnen denken, kunnen onderzoeken, kunnen plannen en probleemoplossend kunnen denken) door hun leerlingen. De bedrijven vinden doorzettingsvermogen, assertiviteit, respect voor zichzelf en anderen, informatie verzamelen en verwerken, kunnen onderzoeken en georganiseerd en netjes werken zwak. Leerkrachten en bedrijven beoordelen de beheersing van zelfreflectie, ontwikkelingsdrang en ICT vaardig zijn ongeveer gelijk (minder dan 10% verschil). Grotere verschillen (meer dan 30%) zijn te vinden bij doorzettingsvermogen, assertiviteit, oplossingsgerichte instelling, respect voor jezelf en anderen, samenwerken, kritisch kunnen denken, belangstelling hebben en motivatie. Verder is opvallend dat het beheersen van de metacognitieve vaardigheden (van informatie verzamelen tot netjes en georganiseerd werken) door leerkrachten lager wordt beoordeeld dan door de bedrijven, terwijl belangstelling hebben en motivatie door de bedrijven relatief positief worden beoordeeld (50%). Dit duidt erop dat leerlingen in het VSO moeite hebben met het ‘leren leren’ in de meer theoretisch en disciplinaire omgeving van de school, maar in de wereld van werk gemotiveerder zijn en meer belangstelling hebben dan als ze zich op school bevinden. Uit de interviews blijkt dat het beheersen van sociale vaardigheden door de bedrijven als uiterst belangrijk wordt geclassificeerd, evenals klantgerichtheid, discipline en concentratie. Ook instrumentele vaardigheden als taal en rekenen worden als belangrijk gezien. Voor al deze vaardigheden geldt dat ze versterkt zouden moeten worden. Veelal zit het met de vakkennis wel goed, hoewel ook daarvan gevonden wordt dat er kwaliteitsborging moet plaatsvinden. De meeste instellingen geven aan een combinatie van vakkennis en algemene competenties belangrijk te vinden. De partners merken op dat leerinhouden niet zijn vastgesteld en het curriculum aan de individuele scholen worden overgelaten. In een aantal gevallen worden daar gedateerde programma’s voor gebruikt. Niveaustandaards lijken te ontbreken. Naast praktijkleren ziet men graag ook een combinatie van vakinhouden en algemeen vormende competenties. Daarbij noemt men specifiek dat leerlingen moeten leren in zichzelf te geloven, netjes georganiseerd moeten leren werken en moeten leren zelf initiatief te nemen. Aanbevelingen 1. Ontwikkelen van een gedifferentieerd, relevant en samenhangend curriculum met creatieve vakken, ICT en bewegingsonderwijs en aandacht voor algemeen vormende competenties. In het curriculum moet rekening gehouden worden met leerlingen die zullen doorstromen naar de arbeidsmarkt en leerlingen die (begeleid) terug kunnen stromen naar het reguliere onderwijs. Aansluiting bij het curriculum van het toekomstige basisonderwijs is voor de laatste groep van belang 2. Inventariseren van bestaande programma’s
24
3. 4.
Leren van en aansluiten bij deze bestaande goede initiatieven Maken van keuzes in het huidige aanbod en schrappen van ballast (afhankelijk van de opleiding) 5. Aandacht besteden aan algemeen vormende competenties 6. Opzetten en uitvoeren van een onderzoek om na te gaan waarom leerkrachten/bedrijven en leerlingen zo’n andere beleving hebben van de beheersing van algemeen vormende competenties (met name zelfreflectie en zelfbewustzijn zouden bekeken moeten worden in dit kader, evenals de leeractiviteiten en leeromgeving: hoe krijgen de competenties in de praktijk vorm binnen het onderwijs?) 7. Stimuleren van het meer aandacht besteden aan metacognitieve vaardigheden (het leren leren) 8. Betrekken van het bedrijfsleven kan sterker betrokken worden bij het samenstellen van het leerprogramma, om beter aan te sluiten bij de gewenste competenties 9. Uitbreiden van praktijkmogelijkheden om het onderwijsprogramma minder theoretisch te maken 10. Creëren van meer uniformiteit en afstemming tussen de programma’s van aansluitend onderwijs en de arbeidsmarkt.
4.4 Leeractiviteiten ‘Een schoonmaakster, dat willen we!’ Antwoordden de leerlingen van een van de scholen op de vraag wat voor leeractiviteiten ze graag zouden willen. Er verder op ingaand bleek dat de leerlingen vonden dat ze veel te vaak de school als leeractiviteit moesten schoonmaken.
Scholen en partners geven aan graag praktischer invulling te geven aan het onderwijs, waarbij ook de omgeving van de school benut zou kunnen worden (bijvoorbeeld educatieve tochten etc.). Alternatieve nieuwe werkmethoden moeten daarbij niet geschuwd worden. Meer aandacht kunnen geven in de diepte en werken vanuit samenhang worden ook belangrijk gevonden. Stage en leerwerktrajecten zouden verder uitgebouwd en effectiever benut kunnen worden. Ook wordt het inzetten op ICT in het onderwijs genoemd, waarbij ouders aangeven dat de voorzieningen op school soms minder goed zijn dan thuis. Juist moderne ICT middelen bieden de mogelijkheid onderwijs op maat te bieden en op een meer activerende manier leerlingen te benaderen. Een partner geeft aan dat het onderwijs zinvol en minder saai moet worden. Wat betreft leeractiviteiten betekent dit, dat activiteiten meer activerend en uitdagender zouden moeten worden. Algemeen vormende competenties zouden bij zoveel mogelijk leeractiviteiten een plaats moeten krijgen. Ook is het belangrijk leerlingen voor te bereiden op zelfstandig functioneren. Burgerschap, zelfstandig kunnen wonen en zelfredzaamheid zouden een plek moeten krijgen in het onderwijsprogramma. Aanbevelingen 1. Stimuleren van het praktischer invullen van de leeractiviteiten 2. Aansluiten bij de onderwijsvernieuwingen die door het ministerie worden ingezet, waarbij activerende didactiek en meer activerende werkvormen aandacht krijgen (MinOV-BEIP en MinOV-Progress trainingen, invoering SWP) 3. Incorporeren van algemeen vormende competenties in de leeractiviteiten
25
4. Inzetten op meer gebruik van moderne media (ICT) 5. Aanbieden van modules gericht op zelfstandigheid en zelfredzaamheid 6. Uitbreiden van mogelijkheden voor stages en leerwerktrajecten.
4.5 De rol van de leerkracht 'In zijn groep blinkt mijn zoon uit, maar de juffrouw heeft geen tijd voor hem en ze weet niet wat ze met hem aan moet.' Opmerking van een ouder over de ondersteuning van haar zoon door een leerkracht.
Schoolleiders geven aan dat niet alle leerkrachten deskundig zijn. Ouders zeggen dat zij graag een persoonlijker contact met leerkrachten zouden willen onderhouden. Daarnaast maken zij zich zorgen over het feit dat leerkrachten niet voldoende differentiëren, dus elke leerling dezelfde lesstof voorschotelen. Dit wordt ondersteund door de schoolhoofden die aangeven dat vakken op andere manieren gegeven zouden kunnen worden en dat onderwijs meer op maat en praktischer verzorgd moet worden. Alle respondenten vinden dat leerkrachten voor speciaal onderwijs een daarop toegespitste opleiding zouden moeten krijgen. Deze opleiding voor speciaal onderwijs was er in het verleden wel, maar is opgeheven. Opvallend is dat leerkrachten de vragen over de gewenstheid van aandacht voor houdingen vooral beantwoorden vanuit disciplinair en orde oogpunt: 74%. De richting die de overheid in haar beleidsstukken aangeeft, gaat juist uit van versterking van algemeen vormende competenties als leren te leren, burgerschap, opbouwen van gezonden relaties etc. Uit de eenzijdige beantwoording van de vragen door leerkrachten kan geconcludeerd worden dat bijscholing op het gebied van het aanleren en stimuleren van algemeen vormende competenties noodzakelijk is. Aanbevelingen 1. Opzetten van een gedegen opleiding voor leerkrachten speciaal onderwijs komen 2. Aanbieden van deskundigheidsbevordering voor de huidige groep docenten in het speciaal onderwijs, enerzijds op grond van door hun gewenste bijscholing, anderzijds op grond van een tevoren bepaald kwalitatief hoogwaardig programma voor speciaal onderwijsleerkrachten 3. Inzetten op differentiëren, praktische werkvormen en diagnostisering 4. Ondersteunen van leerkrachten om hun eigen rol en kwaliteiten te versterken en van daaruit het pedagogische klimaat te versterken 5. Bevorderen van het aanleren van algemeen vormende competenties.
4.6 Bronnen en materialen ‘Het lesmateriaal komt van het MinOV maar ook van wie daar maar iets aan toe te voegen heeft.’ Opmerking van een schoolhoofd over het lesmateriaal.
Scholen geven aan dat als er gewerkt wordt met methodes, het vaak gaat om boeken uit het GLO. Hierdoor is het risico groot dat het niveau van de leerling niet uitstijgt boven dat niveau, terwijl op grond van de inclusief onderwijs gedachte leerlingen juist zoveel mogelijk terug zouden moeten stromen naar het reguliere onderwijs. Er zou eerder gedacht moeten worden aan stromingen, gericht op terugstroom naar regulier algemeen onderwijs of doorstroom naar
26
regulier vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt. De GLO methodes zijn niet geschreven op de doelgroep in het VSO en zullen dan ook minder aanspreken. Daarnaast moet voor de leerlingen die doorstromen naar het beroepenveld praktischer onderwijs aangeboden worden. Aanvullend op de GLO methodes wordt materiaal gebruikt dat via particuliere routes uit het buitenland, vaak Nederland, komt. Hiervan is bekend dat het vaak niet goed aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen. Leermateriaal zou praktischer gericht en moderner moeten zijn. Leerlingen geven aan dat ze informatie zouden willen hebben over vervolgmogelijkheden. Partners geven aan dat het onderwijs eerder afhankelijk is van de beschikbare middelen, dan dat het door het programma of de leerbehoeften bepaald wordt. Dit wordt door leerkrachten bevestigd: elk jaar is het moeilijk om de benodigde materialen te bemachtigen en vaak moet het programma op ontbrekende materialen aangepast worden. In sommige gevallen wordt leerlingen gevraagd materialen van huis meenemen. Het niet altijd beschikbaar hebben van de juiste materialen maakt het moeilijk te werken met handelingsplannen, omdat onderwijs niet op maat gemaakt kan worden, maar bepaald wordt door de beschikbare materialen en middelen. Verder wordt van de huidige beschikbare materialen gezegd dat deze vaak niet uitdagend zijn, waardoor het onderwijs saai is. Ouders geven aan dat moderne middelen als computers vaak ontbreken op school, terwijl leerlingen daar thuis soms wel de beschikking over hebben. Aanbevelingen 1. Identificeren van goede methoden en materialen voor het VSO. (De populatie leerlingen op het VSO is klein. Het ontwikkelen van speciale methoden voor deze doelgroep lijkt niet gemakkelijk haalbaar. De investering in tijd, menskracht en geld is te groot. Eerder zou gekeken moeten worden naar een moderne geschikte internationale methode, welke met de juiste aanpassingen in het VSO ingevoerd zou kunnen worden. Hierbij is het van belang om aan te sluiten bij de ontwikkelingen van het basisonderwijscurriculum enerzijds en de groep leerlingen die door zal stromen naar het beroepenveld) 2. Verwerken van beroepsoriëntatie in het lesmateriaal 3. Ontwikkelen of selecteren van uitdagend en aantrekkelijk lesmateriaal 4. Invoeren van moderne onderwijsmiddelen zoals ICT om onderwijs op maat te kunnen aanbieden 5. Opstellen van een lijst van les- en leermaterialen voor het VSO waaruit de scholen aan het begin van elk schooljaar middelen kunnen aanvragen om te voorkomen dat er belangrijke materialen ontbreken 6. Inventariseren van al aanwezige en goede materialen binnen het VSO waarvan men gebruik kan maken 7. Opzetten van een digitale databank voor scholen waaruit leerkrachten kunnen putten over leer- en gedragsproblemen en materiaal om kinderen op maat te bedienen.
4.7 Groeperingsvormen ‘Juf, die kinderen doen hier zo gehandicapt!’ Uitspraak van een leerling die door een leerkracht verteld werd. Het gaat om een leerling die niet op het VSO bleek thuis te horen. Een andere leerling haalde zulke goede cijfers dat ze eigenlijk terug kon naar het reguliere onderwijs. Bij het inkijken van het dossier zei het schoolhoofd: ‘Ik weet niet op welke school ze heeft gezeten…’
27
De onderwijsindicatoren zoals bijgehouden door de Afdeling Onderzoek en Planning zijn nog niet volledig voor het VSO. Het BSO heeft onlangs de gegevens van de scholen doorgegeven, zodat voor de volgende uitgave van de onderwijsindicatoren het VSO volledig meegenomen kan worden. De VSO scholen bieden onderwijs aan verschillende groepen leerlingen. Scholen voor ZMLK bedienen zeer moeilijk lerende kinderen, MLK-scholen onderwijzen moeilijk lerende kinderen, LOM-scholen bedienen kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, en drop-outs worden door veel scholen opgevangen (zie voor een volledig overzicht de ‘Routeplanner, gids voor na het VSO’ (BSO, 2009). Er zijn verschillende routes waarlangs kinderen in het VSO terecht komen. Scholen voor zeer specifieke groepen voor kinderen met beperkingen zijn niet opgenomen in dit onderzoek. Gemiddeld 45% van de leerlingen op de VSO, ETO en ENO scholen zouden volgens de schoolhoofden, met de juiste begeleiding, terug kunnen keren naar het reguliere onderwijs. De Kans, ETO en ENO vallen op door hoge percentages. Het lijkt erop dat jongens twee keer zo vaak verwezen worden, terwijl zij met de juiste begeleiding in het regulier onderwijs zouden kunnen blijven of er naar terug zouden kunnen keren. Los van de mogelijkheid tot terugkeer naar het reguliere onderwijs, geeft het grootste gedeelte van de leerlingen aan door te willen leren: van de ondervraagde leerlingen wil slechts een kwart gelijk gaan werken. 59% wil eerst nog doorleren, 16% wil ambieert een combinatie van werken en leren. In het VSO wordt er niet of nauwelijks gedifferentieerd, terwijl de doorstroomwensen en mogelijkheden van leerlingen zeer divers zijn. Aanbevelingen 1. In kaart brengen van de aantallen scholen, leerlingen en leerkrachten op de verschillende VSO-scholen 2. Opzetten en uitvoeren van een onderzoek naar de specifieke problemen van jongens om deze leerlingen in het reguliere onderwijs te houden of ernaar terug te leiden 3. Kiezen van een leerlingvolgsysteem, in overleg met zoveel mogelijk toekomstige gebruikers 4. Aantrekken van counselors die de jongeren begeleiden bij terugkeer naar het reguliere onderwijs of het voorkomen van drop-out 5. Differentiëren binnen de groepen tijdens het onderwijs.
4.8 Leeromgeving ‘Door de kleinschaligheid hebben we ontdekt dat de leerlingen meer aankunnen.’ Coördinatrice van De Kans.
Er worden relatief weinig opmerkingen gemaakt over de fysieke leeromgeving. Daarbij moet opgemerkt worden dat een aantal scholen waarvan bekend is dat de fysieke omgeving niet sterk is, niet in het onderzoek is meegenomen. De scholen merken op dat er te weinig ruimte is voor praktijk en praktijkvakken. Leerlingen geven aan dat stages te kort zijn. De partners benoemen een grotere behoefte aan leerwerkplaatsen. Creatieve ruimte wordt verspreid en niet duidelijk georganiseerd aangeboden.
28
Het is nu te vrijblijvend, waardoor scholen en leerlingen niet van dit aanbod gebruik kunnen maken. Scholen willen daarnaast graag naar buiten toe: het kunnen doen van educatieve tochten wordt regelmatig genoemd. Ouders zien graag dat het pedagogisch klimaat versterkt wordt, omdat zij zich daar zorgen over maken (bijvoorbeeld het omgaan met belonen en straffen). Ook leerlingen geven aan dat agressie een punt van zorg is. Aanbevelingen 1. Opstellen van een standaard voor de fysieke leeromgeving kan helpen om alle scholen schoon, veilig en compleet te maken 2. inventariseren, vernieuwen en uitbreiden van praktijkruimtes 3. Inventariseren van alternatieve programma’s en gecoördineerd aanbod zodat geen groepen leerlingen buiten de boot vallen 4. Stimuleren van het sterker benutten van de leefomgeving als leeromgeving.
4.9 Tijd ‘We willen meer tijd en studie-uren om een onderwerp uit te diepen, uit te voeren en te evalueren.’ Schoolleider.
De scholen geven aan dat meer tijd nodig is om theorie en praktijk in samenhang aan te bieden. Daarnaast is tijd nodig om bepaalde onderwerpen uit te leggen, uit te voeren en te evalueren. Sommige leerkrachten en de partners zijn van mening dat er meer ruimte moet zijn voor het gebruiken van praktische werkvormen. Leerlingen vinden dat ze meer doorleermogelijkheden moet hebben. Dit wijst op een tekort aan leertijd. VSO heeft een duur van drie jaar. Aanbevelingen 1. Verlengen van de effectieve schooltijd met het oog op terugkeer van zoveel mogelijk leerlingen naar het regulier onderwijs. De begeleiding voor deze leerlingen om het terugkeerproces te versterken zal meer tijd vergen dan de huidige schooltijden 2. Vaststellen van nieuwe lesurentabellen met meer ruimte voor alternatieve activiteiten en moderne leergebieden.
4.10 Toetsing ‘Niet elke VSO-leerling is een VSO-leerling.’ Uitspraak van een medewerker van een ondersteunend orgaan.
Sommige schoolleiders willen van het zittenblijven af. Ouders geven aan dat er meer evaluatiemomenten op school zouden moeten zijn. Daarnaast maken zij zich zorgen over het niet toetsen op niveau en het ontbreken van toetsing met het oog op verdere studiemogelijkheden. Leerlingen worden getest door BSO om ze te kunnen plaatsen binnen het VSO, maar er zijn ook andere wegen waarlangs leerlingen in het VSO kunnen komen. De partners zijn van mening dat deze toetsing en verwijzing verbeterd kan worden. Vroeger werd in klas 5 van het GLO getoetst, waardoor er vroeger kon worden ingegrepen. Een aantal partners pleit voor betere observatie van leerlingen.
29
Het beter gebruiken van toetsresultaten en observatie om leerlingen beter te kunnen ondersteunen en begeleiden lijkt een belangrijke stap naar kwaliteitsverbetering van het VSO. De uitkomsten van toetsing kunnen gebruikt worden om leerlingen op maat te begeleiden. Het aanbieden van een diploma of certificaat in samenwerking met reguliere scholen kan het doorstromen naar regulier vervolgonderwijs vergemakkelijken. Aanbevelingen 1. Herzien en aanpassen van selectie- en determinatieprocedures 2. Gebruiken van toetsresultaten bij het begeleiden van leerlingen 3. Inzetten op vroege signalering en ondersteuning 4. Verbeteren van selectie en determinering van de huidige populatie leerlingen op het VSO en leerlingen die in de toekomst doorverwezen worden 5. Stimuleren van het op maat toetsen, gebaseerd op het curriculum, maar ook gericht op het maken van programma’s op maat en de doorstroommogelijkheden van de leerlingen 6. Uitwerken van diploma- of certificeringsstructuur.
4.11 Begeleiding ‘Voor kinderen met een beperking is er niks in het binnenland.’ Uitspraak van een medewerker van een internationale organisatie.
Het zorgnetwerk wordt gevormd door het Pedologisch Instituut (PI), Bureau Speciaal Onderwijs (BSO), Inspectie, Diagnostisch Team (DT) en Afdeling Begeleiding. Omdat het DT en Afdeling Begeleiding zich vooralsnog voornamelijk bezighouden met het reguliere onderwijs, zijn deze twee laatste niet meegenomen in dit onderzoek. Scholen geven aan dat het speciaal onderwijs gericht moet zijn op terugkeer van leerlingen naar het reguliere onderwijs. Dit wordt onderschreven door de partners, waarbij zij opmerken dat het zorgnetwerk daar niet voldoende ondersteunend voor is en dat jonge leerlingen vaak niet de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Counselors zouden opgeleid en ingezet moeten worden ter ondersteuning van de leerlingen die terugkeren naar het reguliere onderwijs en doorstromen naar het vervolgonderwijs. Er is te weinig samenwerking en er zijn duidelijke afspraken nodig tussen de organisaties. Ouders zouden sterker bij de ondersteuning betrokken moeten worden. Een leerlingvolgsysteem als communicatiemiddel tussen betrokken instanties wordt aanbevolen. Voor het binnenland en de districten geldt dat de zorgstructuur volledig ontbreekt en dat daardoor leerlingen met extra zorgbehoefte helemaal niet naar school gaan, of voortijdig uitvallen. De omvang van dit probleem is onbekend en niet eerder in kaart gebracht. Om te voldoen aan het Verdrag van Salamanca, zou de situatie in het binnenland en de districten bekend moeten zijn en gewerkt moeten worden naar een systeem waardoor zoveel mogelijk zorgleerlingen in deze gebieden onderwijs kunnen (blijven) volgen. Partners noemen de behoefte aan extra begeleiding op de werkplekken. Er is nu te weinig individuele aandacht en minimale werkvoorbereiding. In het bedrijfsleven valt de individuele begeleiding abrupt weg. Het lijkt erop dat als er job coaches betrokken zijn bij de overgang naar de arbeidsmarkt, deze overstap beter verloopt. Er zou betere voorbereiding en afstemming met bedrijven moeten plaatsvinden.
30
Aanbevelingen 1. Samenbrengen van instanties behorende tot het zorgnetwerk met het oog op een zorgverlenend orgaan waardoor betere afstemming en dienstverlening kan plaatsvinden 2. Versterken van het zorgnetwerk 3. Invoeren van een leerlingvolgsysteem 4. Opzetten en uitvoeren van onderzoek naar de zorgbehoefte in het binnenland en de districten 5. Opstellen van een plan voor het bedienen van het binnenland door het zorgnetwerk 6. Opleiden en inzetten van counselors voor het begeleiden van terugkerende leerlingen en doorstromers naar vervolgopleidingen 7. Uitbreiden van het systeem van job coaches om de overgang van leerlingen naar het bedrijfsleven te versoepelen 8. Opleiden en ondersteunen van job coaches.
31
32
5. Algemene conclusie
5.1 Samenvattende conclusie 5.1.1 De huidige situatie Het huidige voortgezet speciaal onderwijs verzorgt onderwijs aan grote groepen leerlingen met zeer uiteenlopende leer- en hulpbehoeftes. Exacte gegevens zijn niet bekend en worden momenteel niet centraal bijgehouden. Deze zouden systematisch in kaart gebracht en bijgehouden kunnen worden als belangrijke indicatoren. Drop-outs worden in hoge mate binnen het VSO opgevangen, waardoor er teveel leerlingen in het VSO zitten die met de juiste begeleiding en ondersteuning succesvol kunnen zijn in het reguliere onderwijs. In het binnenland en de districten ontbreekt elke vorm van VSO. Aanvullend onderzoek naar de behoefte aan speciaal onderwijs of ondersteuning om leerlingen in deze gebieden in het reguliere onderwijs te behouden is gewenst. Omdat er geen curriculum voor het VSO bestaat en er nauwelijks gebruik gemaakt wordt van handelingsplannen en op maat gemaakte programma’s voor leerlingen, is de terugkeer van leerlingen naar het reguliere onderwijs minimaal en alleen in uitzonderlijke gevallen succesvol. Een standaard ontbreekt. Jongens lijken tweemaal zoveel kans te hebben om onnodig in het VSO te worden opgevangen. Het zou ook zo kunnen zijn dat de leerkwaliteiten van meisjes minder hoog worden ingeschat en daarom van hen minder snel gezegd wordt dat zij terug zouden kunnen stromen. Ook hier is aanvullend onderzoek wenselijk, daar deze groep behoed moet worden voor drop-out. Veel VSO-leerlingen hebben een gerichte opleidingswens, maar worden daar door het ontbreken van een curriculum niet in bediend. Het Surinaamse onderwijs voldoet hiermee niet aan het door de overheid ondertekende Verdrag van Salamanca, wat gericht is op inclusief onderwijs. Het bepalen van doorstroomprofielen en terugstroomprofielen is noodzakelijk, zowel voor de huidige populatie leerlingen in het VSO, als leerlingen die daar in de toekomst (onnodig) naar verwezen zullen worden. Standaard profielen en criteria zullen helpen om beter te kunnen bepalen welke leerlingen in het VSO terecht komen en hoe zij kunnen terugstromen naar regulier onderwijs, of doorstromen naar vervolgopleidingen of het beroepenveld. De huidige groep leerlingen in het VSO zal geholpen moeten worden haar wegen te vinden en teruggeleid moeten worden naar het reguliere onderwijs, vervolgopleidingen of het beroepsleven. Hiervoor moeten counselors opgeleid worden. In eerste instantie moet gedacht worden aan counselors per cluster, later wellicht per school. De huidige groep leerlingen in het VSO verdient de komende jaren nog aandacht, totdat de groep onterecht in het VSO verkerende leerlingen is terug- of doorgestroomd. De doorstroom naar de arbeidsmarkt is beter geregeld, zeker als de doorstroom wordt begeleid door job coaches. Waar job coaches ontbreken is er sprake van het abrupt eindigen van begeleiding, waardoor jongeren uit het arbeidsproces kunnen vallen. Het uitbreiden en versterken van het werk van job coaches om de jongeren in hun carrière te begeleiden, is verstandig.
33
Er wordt van leermethodes gebruik gemaakt die verouderd en van een te laag niveau zijn om succesvolle terugkeer naar het reguliere onderwijs mogelijk te maken. Aanvullende materialen worden door leerkrachten op eigen initiatief ingevoerd, wat niet in alle gevallen aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen. De leeromgeving is niet altijd uitdagend, schoon en veilig, hoewel geïsoleerde projecten erg hun best doen om het onderwijs meer activerend te maken. Het ontbreken van leer- en lesmaterialen bemoeilijkt het verzorgen van uitdagend onderwijs. Er wordt weinig getoetst en het vermoeden bestaat dat de mogelijkheden om op grond van toetsresultaten verdere ondersteuning te bieden niet voldoende benut worden. Hieraan zal ruim aandacht moeten worden geschonken. Er zijn meerdere ondersteunende instanties, welke te weinig met elkaar samenwerken. Het ontbreken van een goed leerlingvolgsysteem belemmert de communicatie tussen betrokken instanties en de scholen. Een leerlingvolgsysteem dat past binnen de mogelijkheden en de wensen van het Surinaamse onderwijsveld zou spoedig gekozen moeten worden. Ouderparticipatie is over het algemeen laag in het VSO en het betrekken van ouders bij het in dit rapport gepresenteerde onderzoek bleek niet gemakkelijk. Versterken van de ouderbetrokkenheid en participatie verdient aandacht.
5.1.2 Het toekomstige VSO Binnen het VSO ontbreekt dus een curriculum en zijn er geen op maat gemaakte programma’s. Gobind (2011) concludeert in zijn rapport over het speciaal onderwijs dat op 15 maart 2011 aan MinOV werd aangeboden, dat het speciaal onderwijs niet past binnen het 11-jarig basisonderwijs. Op grond van de wens onderwijs op maat aan te bieden, zoals vastgelegd in het Verdrag van Salamanca (1994), zou er juist wel aangesloten moeten worden bij het curriculum van het toekomstig basisonderwijs. Dat zou ook aansluiten bij de grote groep leerlingen die onterecht in het VSO zit, door wil leren, en met de juiste ondersteuning naar het regulier onderwijs terug zou kunnen stromen. Voor de groep leerlingen die niet terug kan stromen naar het reguliere onderwijs, zouden echter wel alternatieve stromingen bepaald moeten worden, met meer praktijk en met een sterker richting naar het opdoen van algemene vaardigheden. Mede op grond van de brede maatschappelijke discussie over de inrichting van de bovenbouw van het toekomstige basisonderwijs, moeten in het curriculum van het VSO zowel de doorstroom- als terugstroomprofielen bepaald worden. Aandacht moet besteed worden aan algemeen vormende competenties. De discrepantie tussen hoe leerkrachten/bedrijven en leerlingen tegen het beheersingsniveau aankijken, is te groot. Daarbij is het van belang om ook na te gaan hoe de competenties aangeboden worden en of de leeromgeving daar voldoende op is ingericht. Over het pedagogische klimaat en het klassenklimaat doet het rapport van Gobind (2011) een aantal interessante uitspraken die voor het versterken van de competenties van leerkrachten in het speciaal onderwijs van belang zijn. De door hem voorgestelde train-de-trainer benadering lijkt wat te eenzijdig, gezien de grote tekorten aan competenties onder de leerkrachten in het VSO en het ontbreken van een opleiding voor leerkracht speciaal onderwijs. Een formeel opleidingstraject voor toekomstige leerkrachten VSO moet vorm krijgen, wat verder gaat dan een training van docenten die op een dergelijke opleiding zouden moeten doceren. Allereerst moet bepaald worden in welke mate de opleiding algemeen op het speciaal onderwijs van toepassing zal zijn (inclusief lichamelijke en geestelijke beperkingen), of dat het vooral zal opleiden voor de scholen die leerlingen met leeren gedragsproblemen opvangen. Op grond van die keuze kan er een curriculum opgesteld worden, en moeten docenten opgeleid worden om de cursus te kunnen verzorgen. Tevens moet bepaald worden aan welke instroomvoorwaarden studenten die de opleiding willen gaan volgen, moeten voldoen. Daarnaast moet er ook gewerkt worden aan het opzetten van een inservice programma dat deels gebaseerd is op centraal vastgestelde kwaliteitscriteria voor
34
leerkrachten SO en deels op de behoeften van de leerkrachten zelf. Het in-service programma zou ondergebracht kunnen worden in het toekomstige Instituut voor Nascholing. Daarnaast is het van belang dat het kennis- en vaardighedenniveau en praktijkvaardigheden voor de leerlingen die naar het beroepenveld doorstromen, op peil wordt gebracht. Hierin lijken de scholen en de bedrijven wat betreft verwachtingspatronen van elkaar af te wijken. Het beroepenveld moet meer betrokken worden bij het opstellen van het programma.
5.1.3 De structuur van het toekomstige VSO Een gedifferentieerde aanpak verdient aanbeveling: een terugstroomvariant naar het regulier onderwijs, waarvoor het curriculum van het toekomstige basisonderwijs als uitgangspunt dient, en een beroepsopleidingvariant, die leerlingen klaarstoomt voor een succesvol vervolg in het beroepsonderwijs. Nu het curriculum van het toekomstig basisonderwijs wordt uitgewerkt, biedt zich een mooie kans aan om het VSO in deze ontwikkelingen mee te nemen en het VSO te versterken als ondersteunend aan het bevorderen van onderwijs op maat zoals dat in het Verdrag van Salamanca van 1994 is vastgelegd. Een dergelijke gedifferentieerde aanpak heeft consequenties voor de structuur van het VSO. Om tot een goed toekomstig model voor VSO te komen, moet in twee sporen worden gedacht: 1. de structuur voor toekomstige leerlingen van het VSO; 2. het door- en uit laten stromen voor huidige leerlingen in het VSO. Voor het eerste punt geldt dat er duidelijke en eenduidige instroomeisen moeten worden bepaald. Welke leerlingen kunnen met de juiste hulp in het regulier onderwijs blijven, welke moeten voor korte tijd in het VSO ondersteund worden om terug te stromen naar het regulier onderwijs, en welke leerlingen zullen via het VSO doorstromen naar vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt? Voor de eerste groep leerlingen geldt dat ze niet in het VSO terecht zullen komen, maar in het regulier onderwijs ondersteund zullen moeten worden door leerkrachten, counselors, of leerkrachten die verbonden zijn aan het VSO. Voor de tweede groep leerlingen geldt, dat zij voor korte tijd in het VSO zullen verblijven. Zij worden ondersteund op specifieke zorgbehoeften, en klaargestoomd voor terugkeer naar het regulier onderwijs. Daarbij moeten zij ondersteund worden door counselors. Voor de laatste groep leerlingen geldt dat zij niet zullen terugkeren naar het regulier onderwijs, maar zullen doorstromen naar vervolgonderwijs (beroepsonderwijs) of de arbeidsmarkt. Zij zullen bij die overstap begeleid worden door counselors als ze doorstromen naar vervolgonderwijs, of door job coaches als ze naar de arbeidsmarkt doorstromen. Behalve het vastleggen van de instroomeisen en het afspreken van de verantwoordelijkheden van doorverwijzende instanties, moeten profielen worden opgesteld die gericht zijn op terugkeer naar het regulier onderwijs, dan wel doorstroom naar vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt. Er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden met het regulier en vervolgonderwijs en de ontvangende bedrijven. Het begeleidingssysteem van counselors en job coaches moet goed uitgewerkt worden en deze belangrijke mensen moeten goed op hun functie worden voorbereid. Voor de huidige groep leerlingen geldt dat er per leerling bepaald zal moeten worden waar ze naartoe door zullen stromen en hoe succesvol dat onder de huidige omstandigheden zal zijn. Er zal een beperkte set doorstroomprofielen moeten worden opgesteld, waarop handelingsplannen geschreven kunnen worden, zodat leerlingen succesvol terug of door kunnen stromen. Momenteel bestaat de begeleidingsstructuur zoals die voor de nieuwe vorm van het VSO wordt voorgesteld niet, en zonder een dergelijke begeleidingsstructuur wordt het niet haalbaar geacht leerlingen terug te laten stromen in het regulier onderwijs. In het VSO rapport wordt ingezet op het opleiden van een aantal counselors om deze jongeren terug te leiden naar het regulier onderwijs. Alleen als daar gedurende het huidige schooljaar 2010-2011 stappen worden gezet,
35
lijkt dat haalbaar. Anders moet worden ingezet op doorstroom naar het vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt. Maar ook hier geldt dat er dan counselors en job coaches nodig zijn voor succesvolle doorstroming. Ook hier zullen afspraken gemaakt moeten worden met het regulier onderwijs, vervolgonderwijs en ontvangende bedrijven.
5.1.4 Het curriculum Om de verschillende groepen te bedienen zijn verschillende curricula nodig. Deze kunnen alle afgeleid worden van het toekomstige basisonderwijscurriculum zoals is neergelegd in het document ‘Op weg naar een basisonderwijscurriculum; Curriculumraamwerk en leerlijnen’ (MINOV-BEIP/SLO, 2011). Daarbij moet worden opgemerkt dat de uiteindelijke einddoelen voor de bovenbouw op grond van een brede maatschappelijke discussie in 2011 en een beleidsformulering door MinOV nog moeten worden vervolmaakt. Voor de toekomstige vorm van het VSO zijn twee soorten curricula nodig. 1. Een curriculum sterk gelijkend op het curriculum van het toekomstige basisonderwijs, met extra ondersteuningsruimte om leerlingen succesvol terug te kunnen leiden naar het regulier onderwijs 2. Een kerncurriculum bestaande uit Nederlandse taal, rekenen/wiskunde en algemeen vormende competenties, aangevuld met beroepsoriëntatie. Voor de beroepsoriëntatie geldt dat deze algemeen en breed van aard mag zijn, daar de meeste leerlingen willen doorstromen naar een vervolgopleiding en op deze specifieke beroepsopleidingen de beroepscompetenties zullen opdoen. De curricula zullen vooral als leidraad dienen bij het samenstellen van individuele trajecten op maat. De duur van het verblijf in het VSO zal van leerling tot leerling verschillen en wordt bepaald door de zorgbehoefte die in kaart wordt gebracht en het handelingsplan dat ontwikkeld en nagestreefd wordt.
5.1.5 Tot slot SLO adviseert om in het tweede en derde kwartaal van 2011 een Actieplan VSO op stellen om zo een concrete, praktische en haalbare verbetering binnen het VSO te bewerkstelligen. De aanbevelingen uit dit rapport bieden daar meer dan genoeg handvatten voor. SLO wil een dergelijk proces van harte ondersteunen, om zo te komen tot een krachtig plan voor sterk VSO in de toekomst. SLO adviseert om gecoördineerd en voor langere tijd samenwerking, ten minste voor de duur van het meerjarenplan, te zoeken met een aantal hoofdrolspelers binnen het speciaal onderwijs en projecten die momenteel van de grond komen. Te denken valt aan de MinOV-afdelingen Curriculumontwikkeling, Onderzoek & Planning en begeleiding, en de MinOV-instanties BSO, BNO, BLO, BVO, inspectie, pedologisch instituut, en instanties en organisaties als MOB, Progress, Stichting Projecten, Tana, SAO, KKF, De Drie Ankers, NarG, Unu Pikin etc. en voor de internationale link Unicef en Unesco. SLO adviseert een stuurgroep en een uitvoerende groep, met ondersteuning van SLO voor in elk geval de opstart in 2011.
36
5.2 Meerjarenplan SLO stelt een meerjarenplan voor, waarbinnen de aanbevelingen uitgevoerd zouden kunnen worden. Het herinrichten van het VSO en het herbepalen van de rol ervan, zijn te omvangrijk om in een korte periode gestalte te krijgen. Een meerjarenplan van vier jaar lijkt voldoende, waarin onder leiding van een stuurgroep en een uitvoerende groep de hoofdcomponenten visie, structuur, curriculum, leerkrachten uitgewerkt worden. Het meerjarenplan is op de volgende pagina afgebeeld. De stuurgroep heeft tot taak het werk van de uitvoerende groep te monitoren en te evalueren. Deze groep zou kunnen bestaan uit iemand van MinOV, CO, Narg, BSO, ADEK en FIBOS. De uitvoerende groep heeft tot taak het meerjarenplan uit te voeren. Deze groep is bij voorkeur samengesteld uit krachtige personen uit de verschillende uitvoerende organen, met ondersteuning van SLO. Deze groep zou kunnen bestaan uit iemand vanuit speciaal onderwijs, BSO, zorgnetwerk, het centrum voor nascholing en een aantal mensen uit CO.
37
5.3 Voorstel meerjarenplan VSO Component
2011
2012
2013
2014
Aansturing
Installeren stuurgroep en
Met de nieuwe visie/missie
Blijven deelnemen aan
Blijven deelnemen aan
uitvoerende groep
documenten en het curriculum het
internationale en regionale
internationale en regionale
plan voor imagoverbetering
initiatieven, met duidelijke
initiatieven, met duidelijke
Partners betrekken en informeren,
uitvoeren, zowel voor het werkveld
Surinaamse inbreng en leren van
Surinaamse inbreng en leren van
samenwerkingsovereenkomsten
als in bredere zin
andere initiatieven
andere initiatieven
(verantwoordelijkheid MinOV) (aansturing door stuurgroep)
vastleggen (uitvoering door uitvoerende groep
Deelnemen aan internationale en
Digitale databank aanvullen en
Digitale databank aanvullen en
en MinOV afdelingen en
Zorgnetwerk delen van de missie
regionale netwerken en het
updaten
updaten
partnerorganisaties)
formeel geven
Surinaamse plan presenteren Derde jaarlijkse congres Speciaal
(Centrum voor Nascholing)
Opstellen tijdpad en activiteitenplan
Doorstroom monitoren met
en plan voor imagoverbetering
bedrijfsleven (job coaches)
Onderwijs (PR moment) Vierde jaarlijkse congres Speciaal Onderwijs (PR moment)
Aansluiting zoeken bij internationale
Scholen van betrokkenen in gebruik
en regionale projecten en
leerlingvolgsysteem
programma’s (kwaliteitsborging) Invoeren leerlingvolgsysteem vanaf Doorstroommogelijkheden voor
oktober
VSO-leerlingen bepalen en afspraken maken met bedrijfsleven
Leerkrachten wijzen op digitale databank en scholen in gebruik
Identificeren van een
ervan
leerlingvolgsysteem Tweede jaarlijkse congres Speciaal Uitwerken plan digitale databank of aansluiten bij al bestaande initiatieven Discussie voeren over verlengen lestijd voor VSO Eerste congres speciaal onderwijs o.b.v. het plan van aanpak en het vaststellen van de visie, missie, doelstellingen (PR moment)
38
Onderwijs (PR moment)
Component
2011
Visie, missie, uitgangspunten
Workshops om uitgangspunten en
2012
2013 Herzien visie, missie en
intenties te bepalen, presenteren
uitgangspunten
2014
aan stakeholder Vaststellen visie, missie en uitgangspunten Scholing
Scholingsprogramma’s opzetten,
Eerste twee kwartalen: bijscholen in-
zowel voor in-service als pre-
service
service, in samenwerking met
Laatste twee kwartalen:
Hele jaar: cursussen
opleidingsinstituten en Centrum voor
coaching
lerarenopleidingen
Aanvullende scholing in-service
Evalueren in-service programma’s,
Bijscholing bestaande job coaches
update programma’s
en counselors
aparte opleiding zorg, start
Bijscholing bestaande job coaches
Opleiden nieuwe badge job coaches
cursussen 1 oktober
en counselors
en counselors
keuze bepalen welke docenten al
Selecteren en opleiden nieuwe
Opleiden nieuwe badge job coaches
aanwezig zijn en welke
badge job coaches en counselors
en counselors
Coaching (in-service)
Evalueren bachelor fase opleidingen, aanpassen programma.
Nascholing Bepalen brede of gespecialiseerde
Verder uitwerken pre-service
pre-service cursus
onderdelen in lerarenopleidingen,
Op grond van die keuze en de daaraan verbonden curriculum
competenties in het docententeam nog ontbreken en aangevuld moeten worden Contacten leggen met mogelijke partnerinstituten Versterken capaciteit counselors en job coaches voor begeleiding doorstromers
39
Component
2011
2012
2013
2014
Structuur (stromingen van
Herzien en bepalen mogelijke
Eerste twee kwartalen:
Evalueren overgangsperiode,
Evalueren resultaten, verdere
leerlingen) en zorg
stromingen (varianten), inclusief
Uitwerken stromingen
evalueren en herzien toetsing en
aanpassing stromingen
overgangsvarianten, toetsing
Leerlingen (her)determineren
determinatie
Opnemen van VSO in het jaarlijkse
Vanaf 1 oktober: stromingen
Vanaf 1 oktober: volledige invoering
rapport onderwijs-indicatoren
invoeren voor huidige populatie VSO
stromingen
Evalueren en versterken
en in goede banen leiden van Bepalen en vastleggen identificatie
instroom nieuwe lichting volgens
en determinatie zorgleerlingen
nieuwe stromingen
zorgstructuur Doorstroom monitoren, traject
Evalueren zorgnetwerk, aanpassen
counselors en job coaches verbeteren op grond van ervaringen
Evalueren uitvoering aanbevelingen Plan voor vroegtijdige signalering en
Installeren samenwerkend
inzetten hulp samenstellen
zorgnetwerk, monitoring
districten en binnenland
coaches scholen en inzetten vanaf Doorstroom monitoren, traject
Determineren van huidige populatie
Uitvoering aanbevelingen districten
counselors en job coaches
in het VSO en actieplan opstellen
en binnenland
verbeteren op grond van ervaringen
stromen naar regulier onderwijs of
Scholing uitwerken voor vroege
Tweede badge counselors en job
door te stromen naar
signalering en ondersteuning
coaches scholen en inzetten vanaf
om voor wie mogelijk terug te
vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt
oktober Counselors en job coaches
Uitwerken zorgbehoefte en
identificeren (eerste badge), scholen
Aanvullende scholing voor
zorgstructuur, onderzoek binnenland
en inzetten vanaf oktober
counselors en job coaches (Centrum
en districten, aanbevelingen
(onderbrengen in Centrum voor
voor Nascholing)
Nascholing) Versterken van samenwerking binnen zorgnetwerk, creëren 1-loket functie Plan counselors en job coaches vormgeven, gericht op soepele terugstroom of doorstroom Uitwerken plan versterken ouderparticipatie
40
Monitoren ouderparticipatie
Volgende badge counselors en job
Monitoren ouderparticipatie
oktober Monitoren ouderparticipatie
Component
2011
2012
2013
2014
Curriculumontwikkeling
Op basis van maatschappelijke
Vervolmaking curriculum VSO
Evaluatie eerste jaar curriculum,
Evalueren en aanpassen curriculum
discussie bovenbouw, en vaststellen
aanpassen curriculum.
visie, missie en uitgangspunten het
Afspraken met bedrijfsleven
curriculum VSO op grond van
consolideren
stromingen bepalen gericht op
Vanaf 1 oktober: volledige invoering curriculum
onderwijs op maat (terug- en
Invoer curriculum VSO vanaf
doorstroming naar de arbeidsmarkt)
1 oktober
Inventariseren bestaande programma’s, keuzes maken en schrappen van ballast op grond van de vastgestelde visie, missie en uitgangspunten In samenspraak met bedrijfsleven praktijkmogelijkheden bepalen en afspraken daarover maken Aandacht voor ondersteunende vakken (creatieve vakken, ICT en bewegingsonderwijs) en incorporeren beroepsoriëntatie Pedagogisch-didactisch handelen
Bepalen van aanpak kindvriendelijk en
Zie uitwerking bij scholing
Zie uitwerking bij scholing
Zie uitwerking bij scholing
basis van uitgewerkte aanpak regulier
Betrekken van inspectie en
Monitoring activiteiten
Monitoring activiteiten
onderwijs)
begeleiding/zorgnetwerk bij het Uitvoeren plan voor
Uitvoeren plan voor
beroepsoriëntatie en begeleiding
beroepsoriëntatie en begeleiding
leerlinggericht onderwijs voor VSO (op
verbeteren van het klimaat Uitwerken van mogelijkheden voor ICTtoepassingen in VSO
Monitoring activiteiten
Uitwerken mogelijkheden tot
Uitvoeren plan voor
gedifferentieerd en op maat werken
beroepsoriëntatie en begeleiding
binnen VSO, inclusief op maat toetsen Opzetten beroepsoriëntatie en begeleiding
41
Component
2011
2012
2013
2014
Onderzoek
Opzetten en uitvoeren van de
Aanbevelingen uitwerken van de
Invoer van verbeteringstrajecten
Aanpassen en evalueren van
volgende onderzoeken:
onderzoeken
trajecten. Monitoring, evaluatie en aanpassing
beleving beheersing algemeen vormende competenties
specifieke problemen van jongens op het gebied van uitval en verwijzing naar VSO
bepalen zorgbehoefte binnenland en districten en plan voor bediening van deze groepen
42
Invoer van verbeteringstrajecten
van deze trajecten
6. Samenvattende lijst van aanbevelingen
Aansturing/centraal niveau (uitvoerende groep, zie voorstel) 1. Nemen van de regie door MinOV 2. Vastleggen van een visie, missie en doelstellingen voor het speciaal onderwijs 3. Uitvoering geven aan het verdrag van Salamanca door gericht te werken aan terug- en doorstroomprofielen (tijdelijk verblijf in het speciaal onderwijs en terugstroom naar het regulier onderwijs voor wie dat mogelijk is, VSO voor wie dat nodig heeft) 4. Opnemen van het VSO in het jaarboek onderwijsindicatoren 5. Stimuleren van de samenwerking met partners en afdelingen 6. Aansluiten bij internationale initiatieven welke gericht zijn op kwaliteitsborging en aansluiten bij de neergelegde visie en doelstellingen 7. Versterken van het imago speciaal onderwijs 8. Voorkomen van diploma-inflatie en versterken van de uitstroommogelijkheden binnen de maatschappij 9. Invoering van moderne onderwijsmiddelen zoals ICT om onderwijs op maat te kunnen aanbieden 10. Opstellen van een lijst van les- en leermaterialen voor het VSO 11. Opzetten van een digitale databank voor scholen waaruit leerkrachten kunnen putten over leer- en gedragsproblemen en materiaal om kinderen op maat te bedienen 12. Invoeren van een leerlingvolgsysteem in overleg met zoveel mogelijk toekomstige gebruikers 13. Aantrekken van counselors die de jongeren begeleiden bij terugkeer naar het reguliere onderwijs of het voorkomen van drop-out 14. Opstellen van nieuwe lesurentabellen om meer ruimte te creëren voor alternatieve activiteiten en moderne leergebieden. 15. Verlengen van de effectieve schooltijd met het oog op terugkeer van zoveel mogelijk leerlingen naar het regulier onderwijs. (De begeleiding voor deze leerlingen om het terugkeerproces te versterken zal meer tijd vergen dan de huidige schooltijden) 16. Samenbrengen van de instanties behorende tot het zorgnetwerk tot een zorgverlenend orgaan waardoor betere afstemming en dienstverlening kan plaatsvinden 17. Versterken van het zorgnetwerk zodat het actief is op zowel regulier als speciaal onderwijs. Structuur en zorg 18. Herzien van selectie en determinatieprocedures en toetsen 19. Opstellen van selectiecriteria voor een betere determinatie van leerlingen die speciaal onderwijs nodig hebben 20. Vastleggen van richtlijnen voor het proces van instroming, doorstroming en uitstroming naar opleidingen en bedrijfsleven 21. Determineren van de huidige populatie en leerlingen die niet in het VSO thuishoren terugleiden naar het reguliere onderwijs of laten uitstromen naar adequaat vervolgonderwijs of banen in het bedrijfsleven 22. Richten van de determinatie op vroege signalering en ondersteuning. 23. Versterken van de samenwerking tussen zorgorganen en één loket functie creëren
43
24. Uitbreiden van het systeem van job coaches om de overgang van leerlingen naar het bedrijfsleven te versoepelen 25. Uitwerken certificeringsstructuur. Scholing 26. Opzetten van een gedegen opleiding voor leerkrachten speciaal onderwijs 27. Bevorderen van de deskundigheid van de huidige groep docenten in het speciaal onderwijs enerzijds op grond van door hun gewenste bijscholing, anderzijds op grond van een tevoren bepaald kwalitatief hoogwaardig programma voor speciaal onderwijs leerkrachten 28. Versterken van leerkrachten bij het kunnen differentiëren, kunnen gebruiken van praktische werkvormen en op grond van diagnostisering ondersteuning kunnen bieden of hulp kunnen inroepen van experts Leerkrachten moeten ondersteund worden om hun eigen rol en kwaliteiten te versterken en van daaruit het pedagogische klimaat te versterken. 29. Ondersteunen van scholen en leerkrachten bij het opstellen van een toetsprogramma 30. Opleiden en ondersteunen van counselors en job coaches. Curriculumontwikkeling 31. Ontwikkelen van een gedifferentieerd, relevant en samenhangend curriculum met creatieve vakken, ICT en bewegingsonderwijs en aandacht voor algemeen vormende competenties. In het curriculum moet rekening gehouden worden met leerlingen die zullen doorstromen naar de arbeidsmarkt en leerlingen die (begeleid) terug kunnen stromen naar het reguliere onderwijs. Aansluiting bij het curriculum van het toekomstige basisonderwijs is voor de laatste groep van belang. 32. Inventariseren van bestaande programma’s 33. Keuzes maken in het huidige aanbod en schrappen van ballast (afhankelijk van de opleiding) 34. Versterken van de aandacht voor algemeen vormende competenties 35. Leren van en aansluiten bij deze bestaande goede initiatieven 36. Versterken van de aandacht voor metacognitieve vaardigheden (het leren leren) 37. Betrekken van het bedrijfsleven bij het samenstellen van het leerprogramma, om beter aan te sluiten bij de gewenste competenties 38. Uitbreiden van praktijkmogelijkheden om het onderwijsprogramma minder theoretisch te maken 39. Aanbrengen van meer uniformiteit en afstemming tussen de programma’s van aansluitend onderwijs en de arbeidsmarkt 40. Inventariseren van al aanwezige en goede materialen binnen het VSO waarvan men gebruik kan maken 41. Identificeren van internationaal bestaande leermiddelen. (De populatie leerlingen op het VSO is klein. Het ontwikkelen van speciale methoden voor deze doelgroep lijkt niet gemakkelijk haalbaar. De investering in tijd, menskracht en geld is te groot. Eerder zou gekeken moeten worden naar een moderne geschikte internationale methode, welke met de juiste aanpassingen in het VSO ingevoerd zou kunnen worden. Hierbij is het van belang om aan te sluiten bij de ontwikkelingen van het basisonderwijscurriculum enerzijds en de groep leerlingen die door zal stromen naar het beroepenveld) 42. Incorporeren van beroepsoriëntatie te ondersteunen in het lesmateriaal 43. Aanbieden van modules gericht op zelfstandigheid en zelfredzaamheid.
44
Pedagogisch-didactisch handelen 44. Inzetten op kindvriendelijk en leerling gericht onderwijs, waarbij aangesloten zou moeten worden bij de mogelijkheden en talenten van leerlingen 45. Informeren van leerlingen op het gebied van beroepskeuze en doorleer- en doorstroommogelijkheden 46. Versterken van het praktischer invullen van de leeractiviteiten 47. Aansluiten bij de onderwijsvernieuwingen die door het ministerie worden ingezet, waarbij activerende didactiek en meer activerende werkvormen aandacht krijgen (MinOV-BEIP en MinOV-Progress trainingen, invoering SWP) 48. Incorporeren van algemeen vormende competenties in de leeractiviteiten 49. Inzetten op meer gebruik van moderne media (ICT) 50. Uitbreiden van mogelijkheden voor leerwerktrajecten 51. Differentiëren binnen de groepen tijdens het onderwijs 52. Versterken van het op maat te kunnen toetsen, gebaseerd op het curriculum, maar ook gericht op het maken van programma’s op maat en de doorstroommogelijkheden van de leerlingen. Onderzoek 53. Opzetten en uitvoeren van onderzoek over waarom leerkrachten/bedrijven en leerlingen zo’n andere beleving hebben van de beheersing van algemeen vormende competenties (met name zelfreflectie en zelfbewustzijn zouden bekeken moeten worden in dit kader, evenals de leeractiviteiten en leeromgeving: hoe krijgen de competenties in de praktijk vorm binnen het onderwijs?) 54. Opzetten en uitvoeren van onderzoek naar de specifieke problemen van jongens om deze leerlingen in het reguliere onderwijs te houden of ernaar terug te leiden 55. Opzetten en uitvoeren van onderzoek naar de zorgbehoefte in het binnenland en de districten 56. Opstellen van een plan voor het bedienen van het binnenland door het zorgnetwerk.
45
46
Referenties
Akker, J. van den (2003). Curriculum perspectives: An introduction. In J. van den Akker, W. Kuiper, & U. Hameyer (eds.), Curriculum landscapes and trends (pp. 1-10). Dordrecht: Kluwer Academic Publishers. BSO (2009). Routeplanner, Gids voor na het VSO. Paramaribo, Sectorfonds MinOV. Gobind, J. (2011). Een brug tussen Suriname en Nederland en een broodje speciaal. Rotterdam. Master thesis. Het speciaal onderwijs: onbekend en onbemind. (2011, 9 maart). De Ware Tijd, p. A9. MinOV (2002). Surinaams educatief plan. Paramaribo: MinOV. MinOV (2009). Sectorplan onderwijs 2010-2014. Paramaribo: MinOV, concept. MinOV (2010). Onderwijsstatistieken; indicatoren en trends 2008-2009. Paramaribo: MinOV. MINOV-BEIP/SLO (2011). Op weg naar een basisonderwijscurriculum. Curriculumraamwerk en leerlijnen. Paramaribo/Enschede: SLO. Unesco (1994). Salamanca statement. www.unesco.org/education/pdf/SALAMA_E.PDF
47
48
Bijlagen
49
50
Instrumenten, scholen, opbrengsten, bemensing Vragenlijsten en interviews Leerkrachten en schoolleiders
Totalen
Bemensing
6 wk/2pers
VSO
6 scholen Klas 1en 3
Paramaribo
Schoolleider 6 Leerkracht 12
1 groepsinterview 12 vragenlijsten
ETO/ENO Nijv. Ond.
2 scholen Klas 1 en 3
Paramaribo
Schoolleider 2 Leerkrachten 2
2 interviews 6 vragenlijsten
VSO
6 scholen Klas 1 en 3 Klas 1 en 3
Paramaribo
5 leerlingen 80 leerlingen 18 leerlingen
3 scholen Klas 1 en 3
Keuze uit scholen hierboven
1 groepsinterview 80 vragenlijsten 18 vragenlijsten 1 groepsinterview 1 groepsinterview
Leerlingen
ETO/ENO Ouders
51
VSO
Paramaribo
3 ouders
Instrumenten, NGO's, zorgnetwerk speciaal onderwijs, bedrijven, job coaches, opbrengsten, bemensing Instrumenten, NGO”s, zorgnetwerk speciaal onderwijs, bedrijven, job coaches, opbrengsten, bemensing Interview en vragenlijsten NGO's Stichting projecten/ Stichting Suset T.A.N.A Bedrijven Hout, bouw, tuin, metaal, Job coaches Zorgnetwerk MinOV Internationale unilaterale organisaties
52
3 stichtingen
Totalen
Bemensing
3 interviews
8 wk/1pers
2 pers
Kkf, Ramlal, Unu e Pikin,Tuincentrum 2 Rijweg, SAO De drie Ankers Pedologisch instituut Bureau Speciaal Inspectie Unicef Unesco
1 pers 5 pers
4 pers 2 pers 6 pers 1 pers 1 pers 1 pers
5 interviews 5 vragenlijsten 1 groepsinterview 4 vragenlijsten 2 groepsinterviews 1 interview 2 interviews
Vragenlijst scholen Basisgegevens: school vak geslacht datum
competenties
mate van belang gering
redelijk
tevredenheid groot
weet niet / n.v.t.
niet tevreden
matig tevreden
redelijk tevreden
zeer tevreden
1 in welke mate is het van belang dat leerlingen…. 1.1
in zichzelf geloven
1.2
bij problemen niet snel opgeven
1.3
voor zichzelf opkomen
1.4
steeds weer van hun eigen ervaringen leren
1.5
zelf initiatieven nemen
1.6
zelf verder problemen oplossen
1.7
creatief zijn
competenties
mate van belang gering
redelijk
bent u tevreden over de aandacht die hieraan bij u op school besteed wordt
tevredenheid groot
weet niet/ n.v.t.
niet tevreden
matig tevreden
redelijk tevreden
zeer tevreden
2 in welke mate is het van belang dat leerlingen… 2.3
2.4
respectvol met zichzelf en anderen omgaan met anderen samen kunnen werken
53
bent u tevreden over de aandacht die hieraan bij u op school besteed wordt
competenties
mate van belang gering
redelijk
tevredenheid groot
weet niet/ n.v.t.
niet tevreden
matig tevreden
redelijk tevreden
zeer tevreden
3 in welke mate is het van belang dat leerlingen… 3.1
trots zijn op hun eigen land
3.2
respect tonen voor democratische waarden zich bewust zijn van hun plaats in de wereld
3.3
3.4
respect hebben voor alle religies en culturen in ons land
3.6
milieubewust leven
3.8
betrouwbaar zijn
competenties
bent u tevreden over de aandacht die hieraan bij u op school besteed wordt
mate van belang gering
redelijk
tevredenheid groot
weet niet/ n.v.t.
niet tevreden
matig tevreden
redelijk tevreden
zeer tevreden
4 in welke mate is het van belang dat leerlingen… 4.1
onafhankelijk van anderen informatie kunnen analyseren en beoordelen
4.2 4.3
kritisch nadenken onderzoek doen
4.4 4.5
plannen probleemoplossend kunnen denken met de computer om kunnen gaan
4.6
54
bent u tevreden over de aandacht die hieraan bij u op school besteed wordt
competenties
mate van belang gering
redelijk
tevredenheid groot
in welke mate is het van belang dat leerlingen… 6.1
een algemene brede belangstelling hebben
6.2
gemotiveerd zijn om te studeren
6.5
netjes en georganiseerd werken
weet niet/ n.v.t.
niet tevreden
matig tevreden
redelijk tevreden
zeer tevreden
bent u tevreden over de aandacht die hieraan bij u op school besteed wordt
Tenslotte nog een drietal vragen: 1. Aan welke kennis kan de school meer aandacht besteden? 2. Aan welke vaardigheden kan de school meer aandacht besteden? 3. Aan welke gedragshoudingen kan de school meer aandacht besteden? Dit was de vragenlijst. Mocht u nog op- en aanmerkingen, suggesties, aanbevelingen en aanvullingen hebben gaarne de achterzijde van dit blad daarvoor gebruiken. Hartelijk dank voor uw medewerking.
55
Vragenlijst bestemd voor leerlingen van het Voortgezet Speciaal Onderwijs, Eenvoudig Technisch Onderwijs, Eenvoudig Nijverheids Onderwijs Introductie: in het kader van het 11-jarige basisonderwijs programma wordt er onderzoek verricht naar de competenties welke afgestudeerden van het 11-jarig basisonderwijs moeten bezitten om aan d samenleving deel te kunnen nemen en voorbereid door te stromen naar vervolg opleidingen of het beroepenveld. De uitkomsten van dit onderzoek zullen worden gebruikt om het curriculum raamwerk voor het 11-jarige basisonderwijs en de leerlijnen voor de leergebieden en vakken te ontwikkelen. In deze vragenlijst is gewerkt met stellingen. Er zijn antwoordmogelijkheden, kruis aan wat voor jou van toepassing is. School: Klas: Geslacht: Leeftijd: Wat ga je na deze opleiding doen?
56
Competenties
Aanwezigheid Onvoldoende
Aanvullende opmerkingen Voldoende
Weet niet / n.v.t.
Voldoende
Weet niet / n.v.t.
1.1. Zelfontplooiing a) 1.1 Ik geloof in mezelf b) 1.2 Bij problemen geef ik niet gauw op c)1.3 Ik kom voor mezelf op als het moet d) 1.4 Ik leer uit mijn eigen ervaringen e) 1.5 Ik ben in staat zelf initiatieven te nemen f)1.6 Ik ben bereid mij steeds bij te scholen g) 1.7 Ik ben in staat zelf mijn problemen op te lossen
Competenties
Aanwezigheid Onvoldoende
2.2 Sociale vaardigheden 2.1 Ik ben in staat een goed gesprek te voeren a) 2.2 Ik respecteer zowel mezelf als anderen 2.3 Ik ben in staat samen te werken 2.4 Ik ben in staat mijn geld nuttig te besteden
57
Aanvullende opmerkingen
Competenties
Aanwezigheid Onvoldoende
Aanvullende opmerkingen Voldoende
Weet niet / n.v.t.
Voldoende
Weet niet / n.v.t.
3.3 Burgerschap 3.1 Ik toon respect voor de democratische wijze waarop de volksvertegenwoordigers worden gekozen 3.2 Ik heb een sterk gevoel voor vaderlandsliefde 3.3 Ik ben mij bewust van mijn plaats in de wereld 3.4 Ik heb respect voor alle religies en culturen binnen de samenleving a) 3.5 Ik ben mij bewust van de waarde van een goed leefmilieu b) 3.6 Ik ben mij ervan bewust dat ik eerlijk en rechtvaardig moet leven
Competenties
Aanwezigheid Onvoldoende
1.4 Effectief leren 4.1 Ik ben in staat onafhankelijk van anderen informatie te analyseren en te beoordelen 4.2 Ik ben in staat te plannen 4.3 Ik ben in staat probleemoplossend te denken 4.4 Ik heb op school leren omgaan met een computer
58
Aanvullende opmerkingen
Competenties
Aanwezigheid Onvoldoende
Aanvullende opmerkingen Voldoende
Weet niet / n.v.t.
Voldoende
Weet niet / n.v.t.
2.5 Leergebieden en vakken Nederlands 5.1 Ik ben in staat mij schriftelijk te uiten 5.2 Ik ben in staat artikelen en maatschappelijke stukken begrijpend te lezen Engels 5.3 Ik ben in staat mij zowel schriftelijk als mondeling te uiten in het Engels Rekenen/wiskunde 5.4 Het onderwijs stelt mij in staat eenvoudige wiskundige vraagstukken op te lossen
Competenties
Aanwezigheid Onvoldoende
3.6 Houdingen t.o.v. werk / vervolgopleiding 6.1 Ik ben gemotiveerd te werken 6.2 Ik ben te allen tijde betrouwbaar 6.3 Ik ben gedisciplineerd 6.4 Ik ben mij ervan bewust dat ik mij in de toekomst als arbeider moet blijven bijscholen 6.5 Ik ben mij ervan bewust dat ik mij in de toekomst als arbeider klantvriendelijk moet zijn
59
Aanvullende opmerkingen
Ten slotte willen wij u nog een open vraag stellen: 1. Aan welke competenties of vaardigheden zou het nieuwe basisonderwijs nog aandacht kunnen besteden? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Hartelijk dank voor uw medewerking
60
Vragenlijst bestemd voor leerlingen VOJ School: Aantal leerlingen (jongen/meisje): Uit welke klas: Datum: Interviewer(s): 1. Jullie gaan straks de school verlaten. Wat gaan jullie doen?
2. Wat verwachten jullie van de vervolgopleiding/ het gaan werken?
3. Hoe heeft de school jullie daarop voorbereid?
4a. Aan welke vakken (onderdelen) had de school meer aandacht moeten besteden?
4b. Aan welke vaardigheden had de school meer aandacht moeten besteden?
5. Vind je dat er genoeg praktijklessen zijn ingebouwd in de verschillende vakken?
61
In het nieuwe programma van het 11- jarige basisonderwijs zijn dit de leergebieden. Kunnen jullie aangeven welke leergebieden prioriteit hebben en waarom. Talen Nederlands Engels Spaans Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Science/exacte vakken Biologie Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Economie 1
Omdat …..
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Omdat …..
Wereldoriëntatie Aardrijkskunde Geschiedenis Maatschappij leer Economie 2
Expressievakken (educatie Muzische vorming Tekenen Handvaardigheid Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Omdat ….. Omdat …..
Spel en beweging Lichamelijke opvoeding
Beroepsoriëntatie Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Omdat ….. Omdat …..
62
Competenties
Mate van belang Gering
1
Zelfontplooiing
1.1
Positief zelfbeeld/zelfbewustzijn
1.2 1.3
Doorzettingsvermogen Assertiviteit
1.4 1.5
Zelfreflectie Ontwikkelings- en exploratiedrang Oplossingsgerichte instelling Creatief denken
1.6 1.7
63
Redelijk
Tevredenheid (iha) Groot
Weet niet/n.v.t.
Niet tevreden
Matig tevreden
Aanvullende opmerkingen/voorbeeldsituaties Redelijk tevreden
Zeer tevreden
Competenties
Mate van belang Gering
2
Sociale vaardigheden
2.1
Communicatieve vaardigheden Respect voor jezelf en anderen Samenwerken
2.3 2.4
Competenties
64
Burgerschap
Tevredenheid (iha) Groot
Weet niet/ n.v.t.
Groot
Weet niet/ n.v.t.
Mate van belang Gering
3
Redelijk
Redelijk
Niet tevreden
Matig tevreden
Aanvullende opmerkingen/voorbeeldsituaties Redelijk tevreden
Zeer tevreden
Redelijk tevreden
Zeer tevreden
Tevredenheid (iha) Niet tevreden
Matig tevreden
Aanvullende opmerkingen/voorbeeldsituaties
Competenties
Mate van belang Gering
4
Effectief leren
4.1
Informatie verzamelen en verwerken Kritisch kunnen denken Kunnen onderzoeken
4.2 4.3 4.4 4.5
Kunnen plannen Probleemoplossend kunnen denken
4.6
ICT-vaardigheden
65
Redelijk
Tevredenheid (iha) Groot
Weet niet/ n.v.t.
Niet tevreden
Matig tevreden
Aanvullende opmerkingen/voorbeeldsituaties Redelijk tevreden
Zeer tevreden
Competenties
Mate van belang Gering
5
Leergebieden en vakken Nederlands
5.1 5.2
Spreken Schrijven
5.3 5.4
Correct taalgebruik Woordenschat vergroten Luisteren
5.5 5.6
Lezen Engels
5.8 5.9
Spreken Schrijven
5.10 5.11
Woordverwerving Luisteren
5.12
Lezen Rekenen/wiskunde
5.13 5.14
Getalbegrip Bewerkingen (optellen, delen etc.) Verhoudingen (procenten, breuken etc.) Meten
5.15
5.16 5.17
Meetkunde (inhoud, volume, etc.)
5.18
Verbanden (grafieken, tabellen etc.)
66
Redelijk
Tevredenheid (iha) Groot
Weet niet/ n.v.t.
Niet tevreden
Matig tevreden
Aanvullende opmerkingen/voorbeeldsituaties Redelijk tevreden
Zeer tevreden
Competenties
Mate van belang Gering
6
Houdingen ten opzichte van werk/ vervolgopleiding
6.1
Belangstelling
6.2
Motivatie
6.4
Discipline
6.5
Georganiseerd en netjes werken
6.7
Leerbereidheid
6.8
Klantvriendelijkheid (niet van toepassing voor MBO)
67
Redelijk
Tevredenheid (iha) Groot
Weet niet/ n.v.t.
Niet tevreden
Matig tevreden
Aanvullende opmerkingen Redelijk tevreden
Zeer tevreden
Interview NGO, Zorgnetwerk Speciaal Onderwijs. Organisatie: Functie respondent: Datum: Interviewer(s):
Dit interview is bestemd voor een onderzoek naar de herinrichting van het Curriculum op VOJ/VOS/VSO-niveau in het 11-jarige basisonderwijs. Centraal in het onderzoek staat de aansluiting op vervolgonderwijs en de doorstroming naar het beroepenveld. 1. Hebt u activiteiten ontwikkeld voor VSO-leerlingen betreft doorstroming naar vervolgopleiding /beroepenveld? Zo ja, welke?
2. Vindt u dat VSO-leerlingen goed voorbereid zijn op doorstroming naar vervolgonderwijs of beroepenveld?
3. Waar ligt voor u de nadruk op: sociale vaardigheden, houdingen of vakinhouden en waarom daarop?
4. In het kader van het onderzoek naar de inrichting van het Curriculum, wat zou u graag willen bespreken wanneer het gaat om verbeterde aansluiting /doorstroming?
5. Wat kan veranderd worden in de afstemming /samenwerking/communicatie tussen scholen en uw organisatie voor verbetering van aansluiting en doorstroming?
6. Werkt u samen met collega instellingen als het gaat om het Curriculum /de doorstroming en aansluiting voor VSO-leerlingen?
7. U krijgt een lijst met competenties voor leerlingen om in te vullen. Kunt u vertellen welke 3 competenties u als groep het belangrijkste vindt?
Dank u voor uw medewerking.
68
Interview Ontvangende instellingen (VOS/MBO) School: Functie leerkracht (schoolleider, leerkracht wiskunde, etc.): Datum: Interviewer(s):
1. U ontvangt leerlingen uit het VOJ/VSO. Hoe zijn de leerlingen in uw ogen voorbereid op het onderwijs dat u aanbiedt?
2. Waar ligt voor u de nadruk op: sociale vaardigheden, houdingen of vakinhouden? En waarom daarop?
3. Welke vaardigheden/kennis/houdingen beheersen de leerlingen en met welke hiaten wordt u geconfronteerd?
4. Heeft u contact met afleverende scholen over de voorbereiding voor uw onderwijs?
5. Wat zou u graag met de afleverende scholen willen bespreken als het over de aansluiting/doorstroom gaat? (Waar zou het VOJ nog aandacht aan moeten besteden?)
69
In het nieuwe programma van het 11-jarige basisonderwijs zijn dit de voorgestelde leergebieden. Kunt u hieronder aangeven welke leergebieden voor u prioriteit hebben en waarom. Dit vanuit het perspectief van uw school of bedrijf. Nederlands
Rekenen/wiskunde
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag (omcirkel uw keuze) Omdat …..
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Talen
Science/exacte vakken
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Omdat …..
Omdat …..
Sociale wereldoriëntatie
Cultuureducatie
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Omdat …..
Omdat …..
Spel en beweging
Beroepsoriëntatie
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag
Omdat …..
Omdat …..
70
Omdat …..
Data matrix bedrijven Vragen
SAO
Unu pikin
Tuincentrum
Job coaches
KKF
U ontvangt leerlingen uit het VSO. Hoe zijn zij voorbereid op werken in het bedrijfsleven?
Kunnen hun naam vaak niet schrijven. Hebben wel kennis van het vak.
Werken in sociale werkplaats. Werken goed en krijgen goede begeleiding op het werk.
In dienstverband missen zij discipline. Als vriend goed en ze zijn erg vrij
Bemiddeling tussen bedrijven. Lesprogramma wordt afgestemd op bedrijfsleven. Vanaf het eerste leerjaar VSO voorbereiding op vakbeheersing. Zij krijgen een test. Worden voorbereid op leerlijnen hygiëne, normen en waarden, discipline.
Werken bij enkele aangesloten bedrijven.
Welke vaardigheden/kennis/ houdingen beheersen zij en welke hiaten ziet u?
Vakkennis, hout, metaal, huishoudkunde. Hiaten lezen, schrijven rekenen.
Vakkennis. Hout, metaal.
Vakbeheersing en vakinhouden.
Vakinhouden sociale vaardigheden.
Goed in sociaal contact. Huishoudelijk reglement. Veiligheidsvoorschriften. Theorie vakken moeilijk. Alternatief leerplan. Weinig individuele aandacht. Geen voorbereiding bij de bedrijven. Rapport zonder cijfers. Vakinhouden en sociale vaardigheden.
Zijn weinig tot niet voorbereid om te werken in het bedrijfsleven.
Waar ligt voor u de nadruk op: sociale vaardigheden/houdingen of vakinhouden?
Vakkennis tuin. Komen op tijd. Zijn aardige mensen. Hiaten. Concentratieproblemen. Onberekenbaar. Assertief op verkeerde momenten. Lezen, schrijven, rekenen moeilijk. Vakinhouden en sociale vaardigheden.
71
Vakkennis en klantgerichtheid.
Vragen Heeft u contact met afleverende scholen over de voorbereiding op werken?
SAO Ja, wij hebben een afdeling werving en selectie. Deze staat in contact met de scholen.
Unu pikin Wij doen projecten op de scholen. Lezen, meubilair reparatie.
Tuincentrum Via de job coaches. Sinds kort. Het werk is hierdoor verbeterd.
Job coaches Ondersteuning leerkrachten met lesprogramma afgestemd op bedrijf. Leggen de nadruk bij de scholen op lezen, schrijven, rekenen en taal.
KKF Nee, wij hebben in het verleden wel moeite gedaan om met MINOV afspraken te maken, dit is nog niet gelukt.
Wat zou u met afleverende bedrijven willen bespreken als het om verbeterde aansluiting, doorstroming gaat?
Kwaliteitsbewaking van de vakkennis.
Stageverslagen, het werkproces van tevoren bespreken.
De discipline van de leerlingen/werknemers.
Meer contact met de bedrijven over hun voorwaarden en hun begeleiding op het werk.
Vakkennis en kwaliteit en discipline.
10. Interessante opmerkingen
Suriname kan lid worden van de CANTA en dan een NTA in het Caribisch gebied oprichten (bewaking kwaliteit vakkennis).
72
3 kennisniveaus handlanger, halfwas, volwas. In het bedrijf valt de individuele begeleiding abrupt weg.
Data matrix NGO ’s en multilaterale organisaties Vragen
1
2
1. Hebben jullie activiteiten georganiseerd met betrekking tot doorstroom naar vervolgopleiding/ beroepenveld?
Eigen projecten. Vrijetijdsaanbod. Alternatieve leerweg. Pakketten.
Vroeger testen afnemen. In het verleden programma’s gemaakt.
2. Vindt u dat VSO-leerlingen goed zijn voorbereid op doorstroming naar het beroepenveld/ vervolgonderwijs?
Nee, en wat er is, is niet geïnstitutionaliseerd.
Geen programma, dus veel creativiteit van de leerkracht nodig. Sommige scholen werken met gedateerde programma’s.
73
3 Job coaching, toetsing leerlingen, PR-activiteiten, craftbeurs, Boekje, gesprekken met ATM, begeleiding van leerkrachten en schoolleiders, schoolmaatschappelijk werk.
4
Samenwerking onderwijs en job coaching is niet optimaal. Meer alternatieve leerwerkplaatsen. Onthouding van praktische werkvormen binnen huidige programma. Zorgnetwerk niet voldoende ondersteunend voor het programma. Vraaggericht en niet aanbodgericht. Duidelijk programma. Overzichtelijke processen. Zittenblijvers op de reguliere basisschool.
In hoeverre zijn er in het basisonderwijs randvoorwaarden vastgelegd?
5 Jaarlijks verwijzingen naar ETO ENO.
Professionalisering door het MINOV wat betreft het programma. Duidelijke formulering van het te behalen niveau.
6 Education for all. ICT stimulering.
Voor Suriname een centraal punt voor beroepseducatie, een nationale commissie cultuur, onderwijs en wetenschap.
7 Ik geloof in jou. Inventarisatie dropouts. Second chance onderwijs. Situatie analyse voor rechten van het kind. De meest kwetsbare kinderen. Intern onderzoek op verdragen die getekend zijn met de Ministeries.
Vragen 3. Waar ligt voor u de nadruk, sociale vaardigheden , houdingen of vakinhouden?
4. Wat zou u graag willen bespreken wanneer het gaat om verbeterde aansluiting/doorstroming?
6. Er is behoefte aan meer of andere leerinhouden.
74
1 Combinatie sociale vaardigheden en vakinhouden. Alternatieve werkmethoden. Praktijk en theorie gecombineerd met talent. Samenwerking MinOV en NGO. Financiële afspraken wat betreft de samenwerking.
Expressievakken.
2 Didactische werkvormen. Houdingen. In zichzelf geloven.
3 Beide.
Versterking van de organisatie betreft externe vakdeskundigen. Afstemming met collega’s in het zorgnetwerk.
4
5 Beide.
6
7
Samenwerking collega’s in het zorgnetwerk van MINOV. Afspraken Job coaching en MINOV. Samenwerking NGO en overige overzichtelijk. Eerdere aanmelding van leerlingen bij VSO. Leerplicht. Deskundigheid /Opleiding leerkrachten. Officiële status BSO.
Meer testen en een vervolgsysteem voor het VSO. Welk aanbod heeft de Mij”pij voor VSOleerlingen? Leerlingvolgsysteem met overige partners. Een inventarisatie hoe de aansluiting nu is.
Deskundige commissie en de juiste personen die de koek in de gaten houden. Herinrichting van de UNESCO commissie en voordelen halen uit ons lidmaatschap.
Binnenland weinig doorstroming vervolgonderwijs. Geen VSO in het binnenland. Geen inclusief onderwijs. Keuze en besluiten op beleidsniveau. Officiële status Speciaal onderwijs.
Leerwerkplaatsen.
Het programma Vakkennis gecombineerd met sociale vaardigheden.
Combinatie van 3. Vakinhouden aansluiten op potentie van het kind. Meer zelfstandigheid van kinderen. Kritische vragen gesteld door het kind. Keuzemogelijkheden voor vervolgopleiding.
Vragen 7. Werkt u samen met collegainstellingen als het gaat om het curriculum/de doorstroming en de aansluiting? 8.Welke competentie uit de lijst vindt u het belangrijkste? 10. Interessante opmerkingen
75
1
2
3 ATM. Drie Ankers. Tana. Sao. Ministerie defensie.
In zichzelf geloven.
Netjes en georganiseerd werken. Zelf initiatieven nemen.
Er was in het verleden een GLO-toets in de e 5 klas, is afgeschaft. Waarom? Geen didactische begeleiding van leerkrachten.
Leerlingen moeten de school zinvol en minder saai vinden. Afschaffing SO-klasjes op de lagere reguliere scholen. Interne begeleiding.
4
5 Bureau speciaal onderwijs.
6
7 MinOV, de trekker. Ouders en verzorgers betrekken bij het proces. SLO, goede facilitator.
Onderwijs is curriculum gericht, niet kindgericht. Vakkenvullen bij de chinees door lyceumstudenten. Meer kinderen doorstroming door scherpere observatie. Regulier en SO.
Wat nodig is, is politieke wil. Handig wanneer de minister gevoelig is voor dit gebeuren. Bevoegdheden bij de juiste persoon op de juiste plaats. Deadlines houden, niet te bureaucratisch anders missen we de boot.
Het kind zit voor spek en bonen in de klas. Inteelt binnen de kleine gemeenschap. Kinderen gaan niet naar school.
Vergelijking van internationale curricula
Deze publicatie is onderdeel van de reeks Ontwikkeling basisonderwijs Suriname die in opdracht van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling met ondersteuning van SLO is ontwikkeld en die mede richting geeft aan het toekomstige basisonderwijs van de Republiek Suriname. De reeks bestaat uit de volgende vijf publicaties: 1. Op weg naar een curriculum voor het basisonderwijs Curriculumraamwerk en leerlijnen 2. Structuur en ruimte voor ontwikkeling Scenario’s voor de inrichting van de bovenbouw 3. De inrichting van de bovenbouw van het basisonderwijs Opvattingen van leerkrachten, leerlingen en ouders VOJ en VOS 4. Naar een curriculum voor voortgezet speciaal onderwijs Opvattingen van leerkrachten, leerlingen, ouders en stakeholders VSO 5. Vergelijking van internationale curricula Mogelijke implicaties voor het Surinaamse basisonderwijs
Piet Heinstraat 12 7511 JE Enschede Postbus 2041 7500 CA Enschede T 053 484 08 40 F 053 430 76 92 E
[email protected]
Foto omslag: humantouchphotography.nl
SLO
www.slo.nl
Vergelijking van internationale curricula_oms.indd 1
20-10-11 09:29